Toelichting bij COM(2021)776 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 549/2013 en intrekking van elf wetgevingsbesluiten op het gebied van nationale rekeningen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Verordening (EU) nr. 549/2013 1 , waarin het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR 2010) wordt ingesteld, bevat een conceptuele basis (bijlage A) en een programma voor de indiening van bij Eurostat in te dienen gegevens (bijlage B). Sinds de invoering van het ESR 2010 in 2014 is er sprake van een ontwikkeling in een belangrijke statistische classificatie waarop deze is gebaseerd (een nieuwe classificatie van individueel verbruik per doel, of COICOP 2 ) en in de behoeften van gebruikers aan gegevens uit de nationale rekeningen.

De Commissie is daarom van mening dat Verordening (EU) nr. 549/2013 moet worden gewijzigd om verwijzingen naar de COICOP-classificatie te actualiseren en het indieningsprogramma aan te passen aan de nieuwe behoeften van de gebruikers.

Bovendien is de Commissie van mening dat het opportuun is elf rechtshandelingen met betrekking tot het vorige Europees systeem van rekeningen (ESR 1995) in te trekken 3 , aangezien deze handelingen niet langer relevant zijn.

Verenigbaarheid met huidige bepalingen op het beleidsterrein

Het voorstel is volledig in overeenstemming met de bestaande statistische bepalingen in de wetgeving van de Unie.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De gegevens van de nationale rekeningen die in het kader van Verordening (EU) nr. 549/2013 worden opgesteld en ingediend, worden op grote schaal gebruikt voor beleidsdoeleinden van de Unie en de voorgestelde herzieningen zullen de beschikbaarheid van gegevens voor gebruikers verbeteren.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor de Europese statistiek is artikel 338 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Het Europees Parlement en de Raad nemen volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen aan om te zorgen dat er statistieken worden geproduceerd wanneer dit nodig is voor de vervulling van de taken van de Unie. In artikel 338 VWEU worden de eisen vastgesteld voor de productie van Europese statistieken die noodzakelijk zijn voor de verrichting van de activiteiten van de Unie, die moeten voldoen aan bepaalde normen van onpartijdigheid, betrouwbaarheid, objectiviteit, wetenschappelijke onafhankelijkheid, kosteneffectiviteit en statistische geheimhouding, zonder de marktdeelnemers buitensporig te belasten.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.

Met het voorstel voor deze verordening wordt beoogd de relevantie van het ESR 2010 voor de conceptuele basis en voor het indieningsprogramma ervan te behouden. Als lidstaten dit onafhankelijk van elkaar zouden doen, zijn zij onvoldoende in staat de doelstellingen van de voorgestelde maatregel — vergelijkbaarheid, betrouwbaarheid en volledigheid — te bereiken. Op EU-niveau kan efficiënter worden opgetreden op basis van een rechtshandeling van de EU.

De Unie kan derhalve maatregelen op dit gebied vaststellen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag vervatte subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Aan de noodzaak om de koppeling aan een belangrijke classificatie bij te werken en te voorzien in de gebruikersbehoeften in het indieningsprogramma, kan worden voldaan door een beperkte wijziging van Verordening (EU) nr. 549/2013.

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel beperkt de voorgestelde verordening zich tot het minimum dat nodig is om haar doel te verwezenlijken en gaat zij niet verder.

Keuze van het instrument

Gezien de doelstellingen en de inhoud van het voorstel en het feit dat het een voorstel tot wijziging van een bestaande verordening betreft, is een verordening het meest geschikte instrument.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Het op normen van de Commissie gebaseerde systeem van Eurostat voor de evaluatie van bestaande wetgeving (waaronder die van het Europees statistisch programma) 4 , is gevolgd en nam binnen het gehele proces een centrale plaats in. Daarnaast worden elk jaar gebruikersenquêtes uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in de gebruikers, hun behoeften en de mate waarin zij tevreden zijn over de dienstverlening door Eurostat. De resultaten van de evaluatie worden door Eurostat gebruikt om het proces van de productie van statistische informatie en de statistische output te verbeteren. Zij worden gebruikt als input voor verschillende strategische plannen, zoals het werkprogramma en het beheerplan.

Op 29 juni 2018 is een verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van het ESR 2010 (COM(2018) 506 final) aangenomen. Daarnaast hebben er verscheidene vergaderingen van deskundigen met de lidstaten en de belangrijkste belanghebbenden plaatsgevonden. De belangrijkste belanghebbenden van het ESR 2010 zijn de diensten van de Commissie, de lidstaten, en de EU en internationale organisaties zoals de ECB en de OESO, die nauw betrokken zijn geweest bij de ontwikkelingen en de discussies. De beroepsbeoefenaars zijn het erover eens dat kleine wijzigingen in de ESR 2010-verordening noodzakelijk zijn. Dit werd duidelijk nadat Eurostat begin 2018 een prioriteitsenquête had gehouden en dit werd bevestigd in de conclusies van verschillende opeenvolgende deskundigengroepen op het gebied van nationale rekeningen, met name die van de directeuren macro-economische statistieken en de speciale taskforce voor domeinoverschrijdende consistentie van het ESR 2010.

Raadplegingen van belanghebbenden

Overwegende dat de voorgestelde wijziging van Verordening (EU) nr. 549/2013 geen belangrijke gevolgen met zich mee zal brengen voor de samenleving of de economie (zie toelichting hieronder), heeft de Commissie (Eurostat) het Comité voor het Europees statistisch systeem geraadpleegd, aangezien de nationale bureaus voor de statistiek (NSI’s) verantwoordelijk zijn voor het coördineren van alle activiteiten met betrekking tot Europese statistieken op nationaal niveau.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De kwesties die aan het voorstel ten grondslag liggen, zijn besproken tijdens vergaderingen van de directeuren macro-economische statistieken (DMES) en de subgroepen daarvan, in de periode 2020‑21 en twee rondes van schriftelijke raadplegingen. Er is input ontvangen van de belangrijkste belanghebbenden in de diensten van de Europese Commissie en daarbuiten (bijvoorbeeld de Europese Centrale Bank). Voorts vond in juni 2021 een discussie plaats met het subcomité Statistiek van het Economisch en Financieel Comité.

Het Comité voor het Europees statistisch systeem (ESS-comité) heeft op 29 oktober 2021 advies uitgebracht.

Effectbeoordeling

Er is geen effectbeoordeling verricht, aangezien het voorstel geen ingrijpende economische, sociale of ecologische gevolgen heeft en geen extra lasten voor het bedrijfsleven en voor het publiek oplevert.


Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel voldoet aan de vereenvoudigingsdoelstellingen van het Refit-programma, deels doordat de indieningsdatum voor bni-gegevens voor de vaststelling van de eigen middelen wordt gelijkgetrokken met die van gegevens voor andere doeleinden in verband met nationale rekeningen, en deels doordat de omschakeling op het ESR 2010 voor de vaststelling van de eigen middelen voorkomt dat lidstaten twee verschillende rekeningen moeten bijhouden, namelijk een eerste op basis van het ESR 2010 en een tweede op basis van het ESR 95.

Aangezien het voorstel alleen gevolgen heeft voor de opstellers van de nationale rekeningen in de lidstaten, zijn er geen gevolgen voor ondernemingen.

Grondrechten

Niet van toepassing.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er zijn geen aanvullende begrotingsmiddelen nodig.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Aangezien de voorgestelde wijzigingen zijn gebaseerd op de bestaande vrijwillige toezending van gegevens en de toezending op basis van gentlemen's agreements, zal de uitvoering beperkt zijn tot de opname van de nieuwe bepalingen in de wetgeving en in overeenstemming met de wettelijke voorschriften worden gecontroleerd.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

1.

Geen


Artikelsgewijze toelichting

Het voorstel betreft een wijziging van Verordening (EU) nr. 549/2013 op twee punten:


2.

i) wijzigingen van bijlage A (de conceptuele basis van het ESR 2010)


De nationale rekeningen zijn gebaseerd op internationaal erkende statistische classificaties, die de vergelijkbaarheid van gegevens tussen landen waarborgen. Deze classificaties worden periodiek bijgewerkt om de relevantie ervan voor gebruikers te verbeteren. De classificatie van individueel verbruik per doel (COICOP) is in 2018 bijgewerkt en de verwijzingen in bijlage A bij COICOP moeten worden gewijzigd om de bijgewerkte indeling weer te geven.

De gelegenheid wordt ook aangegrepen om bijlage A bij te werken om kleine inconsistenties in de tekst die tijdens de uitvoering ervan in de lidstaten zijn geconstateerd, te corrigeren.


3.

ii) wijzigingen in bijlage B (het indieningsprogramma van het ESR 2010)


Gezien het belang van gegevens uit de nationale rekeningen voor beleidsdoeleinden en de bredere gebruikersbehoeften in de Europese Unie, moet rekening worden gehouden met de ontwikkeling van de behoeften van deze gebruikers. Het voorstel sluit aan bij deze evoluerende gebruikersbehoeften, en met name:

·Uitbreiding van de beschikbaarheid van statistieken over de overheidsfinanciën, met name wat betreft de interactie met de instellingen en organen van de EU en de structuur van de overheidsschuld.

·Voorzien in een geactualiseerde rechtsgrondslag voor de indiening van niet-financiële kwartaalrekeningen voor de overheid met een termijn van t + 3 maanden. De gegevens worden door de lidstaten op vrijwillige basis verstrekt.

·Verbetering van de tijdigheid van de indiening van bepaalde tabellen, bijvoorbeeld de indiening van jaarrekeningen met een termijn van t + 4 maanden en de indiening van COFOG-gegevens met een termijn van t + 11 maanden. Dit laatste zal naar verwachting het gebruik ervan in beleidsprocessen vergemakkelijken.

·Het versterken van de consistentie tussen de tabellen, met name door wijziging van de termijnen voor de indiening van gegevens van niet-financiële sectorrekeningen op kwartaalbasis.

·Voorzien in een rechtsgrondslag voor de vrijwillige indiening van statistieken die in het verleden op basis van een gentlemen's agreement door de lidstaten zijn ingediend, bijvoorbeeld flashramingen van het bbp en de werkgelegenheid met een termijn van t + 30 en t + 45 dagen.


Het voorstel voorziet ook in een verbetering van de beschikbaarheid van metagegevens die de gegevens van de nationale rekeningen vergezellen, en in de verbetering van de consistentie van de gegevens tussen de tabellen, met name voor kwartaalgegevens.

Daarnaast wordt in het voorstel gebruik gemaakt van de gelegenheid om 11 rechtshandelingen in te trekken die betrekking hebben op het voormalige Europees systeem van rekeningen (ESR 1995) en die niet langer relevant zijn sinds het ESR 2010 zijn beslag heeft gekregen.