Toelichting bij COM(2022)164 - Standpunt in de Associatieraad EU-Jordanië over de vaststelling van de partnerschapsprioriteiten EU-Jordanië

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het namens de Unie in te nemen standpunt in de Associatieraad EU-Jordanië over de geplande vaststelling van de partnerschapsprioriteiten EU-Jordanië voor de periode 2021-2027.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1. De Europees-mediterrane overeenkomst

De Europees-mediterrane overeenkomst werd op 24 november 1997 te Brussel ondertekend en is op 1 mei 2002 in werking getreden (hierna “de associatieovereenkomst” genoemd). Zij vormt de rechtsgrondslag voor de bilaterale betrekkingen tussen de EU en Jordanië.

1.

De associatieovereenkomst heeft ten doel:


- een passend kader tot stand te brengen voor de politieke dialoog, waardoor nauwe politieke betrekkingen tussen de partijen tot stand kunnen komen;

- de voorwaarden vast te leggen voor de geleidelijke liberalisering van het goederen-, diensten- en kapitaalverkeer;

- de ontwikkeling van evenwichtige economische en sociale betrekkingen tussen de partijen te bevorderen door middel van dialoog en samenwerking;

- de levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden te verbeteren en de productiviteit en de financiële stabiliteit te versterken;

- regionale samenwerking ter consolidatie van vreedzame co-existentie en de economische en politieke stabiliteit aan te moedigen;

- de samenwerking te bevorderen op andere gebieden van wederzijds belang.

2.2. De Associatieraad EU-Jordanië

De Associatieraad EU-Jordanië werd opgericht in het kader van de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds (artikel 89). Deze overeenkomst werd op 24 november 1997 gesloten en is op 1 mei 2002 in werking getreden1.

De Associatieraad is bevoegd om besluiten vast te stellen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de associatieovereenkomst, in de in die overeenkomst genoemde gevallen. De besluiten zijn bindend voor de partijen. Volgens het reglement van orde wordt de Associatieraad bij toerbeurt voor een periode van twaalf maanden voorgezeten door de EU en Jordanië. De Associatieraad komt periodiek, eens per jaar, op ministerieel niveau bijeen.

2.3. De beoogde handeling van de Associatieraad EU-Jordanië

Tijdens zijn XIVe zitting zal de Associatieraad EU-Jordanië een besluit vaststellen over de partnerschapsprioriteiten EU-Jordanië voor de periode 2021-2027 (hierna “de beoogde handeling” genoemd).

De beoogde handeling zal de grondslag vormen voor het partnerschap tussen de EU en Jordanië in de periode 2021-2027.

Met het herziene Europese nabuurschapsbeleid2 , dat in november 2015 is vastgesteld, is een kader gecreëerd voor de bilaterale betrekkingen met partners. Die moeten in een politiek document worden omschreven in de vorm van partnerschapsprioriteiten, die als belangrijk referentiepunt zullen dienen voor een beperkte reeks specifieke prioriteiten die met de partnerlanden voor de komende jaren worden overeengekomen. De EU en Jordanië hebben een sterk partnerschap. Jordanië is een belangrijke partner van de EU en de EU waardeert de belangrijke matigende rol die Jordanië in de regio speelt ten zeerste. Om de solide en veelzijdige betrekkingen tussen beide partners verder te versterken, zijn partnerschapsprioriteiten vastgesteld ter ondersteuning van de uitvoering van de associatieovereenkomst tussen de EU en Jordanië.

De partnerschapsprioriteiten belichamen gedeelde belangen en spitsen zich toe op gebieden waarop samenwerking tussen de EU en Jordanië wederzijdse voordelen oplevert. De belangrijkste politieke prioriteiten voor de betrekkingen tussen de EU en Jordanië voor de periode 2021-2027 zijn: i) het versterken van de samenwerking op het gebied van regionale stabiliteit en veiligheid, met inbegrip van terrorismebestrijding, ii) de bevordering van economisch herstel en stabiliteit, een groene, digitale, inclusieve en op kennis gebaseerde groei, de kwaliteit van het onderwijs en het scheppen van fatsoenlijke banen, onder meer voor jongeren, en iii) de versterking van goed bestuur, de rechtsstaat, democratische hervormingen en mensenrechten, met inbegrip van sociale en arbeidsrechten. In deze context verbinden de EU en Jordanië zich ertoe hun samenwerking op te voeren met betrekking tot horizontale kwesties als stabilisering, veiligheid, de rechtsstaat, mensenrechten, gendergelijkheid en het versterken van de positie van vrouwen, de dialoog met het maatschappelijk middenveld, migratie en mobiliteit, en het aanpakken van gewelddadig extremisme. Verdere uitvoering van de verschillende onderdelen van het mobiliteitspartnerschap vormt een horizontale prioriteit.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het namens de Unie in te nemen standpunt moet erin bestaan de aan dit voorstel gehechte ontwerppartnerschapsprioriteiten EU-Jordanië goed te keuren.

De partnerschapsprioriteiten EU-Jordanië belichamen de gedeelde doelstellingen van het Europees nabuurschapsbeleid, die erin bestaan te komen tot een gemeenschappelijke ruimte van vrede, welvaart en stabiliteit. Zij omvatten de belangrijkste aspecten daarvan, namelijk differentiatie en gedeelde verantwoordelijkheid, maar zijn ook flexibel, zodat zij kunnen worden aangepast aan veranderende omstandigheden, naar gelang de EU en Jordanië overeenkomen. Bovendien sluiten zij aan bij het streven naar een democratisch, stabieler, groener en welvarender Zuidelijk Nabuurschap als strategische prioriteit voor de EU, zoals geformuleerd in de conclusies van de Europese Raad van 10-11 december 20203.

De partnerschapsprioriteiten belichamen ook de doelstellingen van de nieuwe, ambitieuze en innovatieve agenda voor het Middellandse Zeegebied, zoals uiteengezet in de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van 9 februari 2021 over het Zuidelijk Nabuurschap4 en in de daaropvolgende conclusies van de Raad over een hernieuwd partnerschap met het Zuidelijk Nabuurschap van 16 april 20215, die erop gericht zijn de samenwerking nieuw leven in te blazen en het onbenutte potentieel van de betrekkingen te ontsluiten. De agenda ondersteunt de efficiënte en tijdige uitvoering van onderling overeengekomen vlaggenschipinitiatieven van het economisch en investeringsplan voor de landen van het Zuidelijk Nabuurschap6, die het partnerschap van de EU met Jordanië zullen versterken en onze gemeenschappelijke goederen in het Middellandse Zeegebied zullen helpen beschermen.

De nieuwe agenda voor het Middellandse Zeegebied biedt kansen voor nieuwe partnerschappen inzake strategische prioriteiten van groene en digitale transities die zullen bijdragen tot duurzaamheid, welvaart en veerkracht. Daarbij zullen de EU en Jordanië voortbouwen op het partnerschap met Jordanië en de verdere uitvoering van de hervormingsagenda van Jordanië. De EU en Jordanië zullen constructief blijven samenwerken als covoorzitters van de Unie voor het Middellandse Zeegebied teneinde een sterk partnerschap in het hele Middellandse Zeegebied te bevorderen.

De EU en Jordanië hebben bevestigd dat zij gemeenschappelijke doelen nastreven en gemeenschappelijke belangen hebben bij het vredesproces en het herstel van de stabiliteit en vrede in Syrië. Dit zou uiteindelijk de vrijwillige, veilige en waardige terugkeer van vluchtelingen mogelijk moeten maken. Ondertussen is het belangrijk het niveau van de bijstand en de toegang tot bescherming, onderwijs, bestaansmiddelen en diensten voor Syrische vluchtelingen in Jordanië op peil te houden.

Overeenkomstig de nieuwe agenda voor het Middellandse Zeegebied zal het partnerschap tussen de EU en Jordanië gebaseerd blijven op gemeenschappelijke waarden en dialoog, en zal het vorderingen maken met een gezamenlijke sociaal-economische en politieke agenda, onder meer wat betreft hervormingen en de uitvoering daarvan op gebieden als goed bestuur, de rechtsstaat, mensenrechten, sociale cohesie en gelijke kansen voor iedereen, non-discriminatie, milieu- en klimaatbescherming, macro-economische stabiliteit en het ondernemingsklimaat. Het zal gericht zijn op een groen, digitaal, veerkrachtig en rechtvaardig herstel na COVID-19, in overeenstemming met de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, de Overeenkomst van Parijs en de Europese Green Deal.

Het stimuleren van een duurzaam sociaal-economisch langetermijnherstel en het scheppen van werkgelegenheid in de zuidelijke partnerlanden is een belangrijke gedeelde prioriteit en de innovatieve hoeksteen van de nieuwe agenda voor het Middellandse Zeegebied. Het aan de gezamenlijke mededeling gehechte gezamenlijke werkdocument over een economisch en investeringsplan voor het Zuidelijk Nabuurschap, waarin Jordanië een prominente plaats inneemt, getuigt van een vastberaden inspanning om invulling te geven aan dit partnerschap en de nadruk te leggen op belangrijke projecten ter versterking van het partnerschap van de EU met Jordanië. De uitvoering van de vlaggenschipinitiatieven van het economisch en investeringsplan van de nieuwe agenda voor het Middellandse Zeegebied zal bijdragen tot de verwezenlijking van de partnerschapsprioriteiten en een belangrijk onderdeel vormen van de samenwerking van de EU met Jordanië.

Het partnerschap en de prioritaire samenwerkingsgebieden zullen geschraagd blijven worden door regelmatige politieke bijeenkomsten op hoog niveau, dialogen op het gebied van economie, werkgelegenheid en sociale zaken, handel, justitie, mensenrechten, democratische processen, klimaat en milieu, het mobiliteitspartnerschap tussen de EU en Jordanië, de overeenkomst tussen de EU en Jordanië inzake wetenschap en technologie en de bestaande samenwerking op andere gebieden, de inzet van de EU en Jordanië om de dialoog en de samenwerking op het gebied van veiligheid te versterken, onder meer wat betreft de bestrijding van gewelddadig extremisme en terrorisme en cyberbeveiliging en de lopende bilaterale samenwerking ter ondersteuning van Jordanië.

In de partnerschapsprioriteiten wordt onder meer aandacht besteed aan het bevorderen van de mensenrechten en goed bestuur, de externe dimensie van het migratiebeleid van de EU, de grotere nadruk op internationale samenwerking voor de bestrijding van terrorisme en gewelddadig extremisme, en de potentiële impact van handel op eerlijke groei en fatsoenlijk werk.

Voor het opstellen van de partnerschapsprioriteiten EU-Jordanië is nauw overlegd met de relevante diensten van de Commissie en met de vertegenwoordigers van de EU-lidstaten in de werkgroep van de Raad inzake de Maghreb en de Mashrek, en hebben besprekingen plaatsgevonden met de Jordaanse tegenhangers. Via de EU-delegatie in Jordanië vond overleg plaats met een breed scala aan belanghebbenden uit het maatschappelijk middenveld, onder meer die welke zich bezighouden met kwesties op sociaal en economisch gebied en op het gebied van mensenrechten en democratisering, alsook met het bedrijfsleven.

4. Rechtsgrondslag

4.1. Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1. Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt7.

4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval

De Associatieraad EU-Jordanië is een orgaan dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, die op 24 november 1997 is gesloten en op 1 mei 2002 in is werking getreden.

De door de Associatieraad EU-Jordanië vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De geplande handeling kan een beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-regelgeving, te weten haar ontwikkelingssamenwerkingsbeleid ten aanzien van Jordanië. De reden hiervoor is dat de partnerschapsprioriteiten EU-Jordanië de grondslag zullen vormen voor de toekomstige betrekkingen tussen de EU en Jordanië, onder meer wat betreft de programmering van hulp in het kader van de ontwikkelingssamenwerking op grond van het nieuwe instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) in de periode 2021-2027. De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de associatieovereenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2. Materiële rechtsgrondslag

4.2.1. Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de samenwerking met een derde land in het kader van een associatieovereenkomst en het Europees Nabuurschapsbeleid. De beoogde maatregelen hebben in het algemeen betrekking op alle gebieden die onder de associatieovereenkomst vallen en zijn gericht op de verdere uitvoering en verdieping van de associatie tussen de partijen. Het gebied waarbinnen het voorgestelde besluit valt, moet dan ook worden vastgesteld in het licht van de associatieovereenkomst in haar geheel. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 217, VWEU.

4.3. Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 217, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van de Associatieraad EU-Jordanië de eerdere partnerschapsprioriteiten EU-Jordanië, die zijn vastgesteld bij Besluit N 1/2016 van de Associatieraad EU-Jordanië van 19 december 2016, zal vervangen, is het passend deze handeling na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.