Toelichting bij COM(2022)189 - Wijziging van Verordening 2018/1806 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen in het bezit moeten zijn van een visum (Koeweit, Qatar)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. CONTEXT VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In het kader van het verstevigen van de algehele betrekkingen tussen de EU en de Golfregio, moet de EU deze regio strategischer benaderen door een krachtiger en breder multisectoraal partnerschap te ontwikkelen. Visumvrijstelling speelt een sleutelrol bij het bevorderen van het partnerschap tussen de beide regio’s omdat daardoor persoonlijke contacten worden vergemakkelijkt en de reeds veelvuldige politieke, economische, onderzoeksgerelateerde, onderwijskundige, culturele en maatschappelijke uitwisselingen kracht wordt bijgezet. De EU zal dan ook blijven overleggen met de Golfstaten die belangstelling hebben voor visumvrijreizen naar de EU, teneinde in de toekomst volledige regionale samenhang tot stand te brengen op basis van de criteria en procedure van Verordening (EU) 2018/18061. Gezien de procedurele stappen die tot dusver zijn genomen en een eerste beoordeling, zijn de thans voorgestelde vrijstellingen van de visumverplichting voor de onderdanen van Koeweit en Qatar een stap op weg naar grotere regionale samenhang in de Golfregio, nadat eerder, in 2014, aan de Verenigde Arabische Emiraten visumvrijstelling werd verleend, wat de contacten met dit land heeft vergemakkelijkt.

Zowel Koeweit als Qatar is bij de aanpak van recente crises een belangrijke partner voor de EU gebleken. Zo is recentelijk met name samengewerkt bij de repatriëring van EU-burgers en vaccinatie-inspanningen in het kader van de COVID-19-pandemie. Andere voorbeelden van samenwerking betreffen de evacuatie van EU-burgers via Doha na de machtsovername door de Taliban in Afghanistan, de financiële ondersteuning en goede diensten die Koeweit heeft verleend om humanitaire bijstand tijdens de oorlog in Syrië te vergemakkelijken, en de inspanningen om recente hybride bedreigingen van Europa tegen te gaan. Koeweit en Qatar zijn bovendien belangrijke economische partners van de Unie, met name op het gebied van energie en in het licht van de doelen die de EU zich heeft gesteld om haar energievoorziening te diversifiëren2.

De derde landen waarvan de onderdanen van de visumplicht zijn vrijgesteld, moeten worden vastgesteld op basis van een toetsing per geval aan de hand van een aantal criteria die zijn vastgelegd in artikel 1 van Verordening (EU) 2018/1806. Voornoemde criteria houden onder meer verband met “illegale immigratie, openbare orde en veiligheid, economische voordelen, in het bijzonder op het gebied van toerisme en buitenlandse handel, en de externe betrekkingen van de Unie met de betrokken derde landen, waarbij in het bijzonder wordt gekeken naar mensenrechten en fundamentele vrijheden alsmede naar de implicaties voor de regionale samenhang en de wederkerigheid”.

Koeweit en Qatar vormen een gering risico uit het oogpunt van irreguliere migratie, werken steeds nauwer met de EU samen op het gebied van veiligheid en geven biometrisch paspoorten af – een vereiste voor visumvrij reizen naar de EU. Koeweit en Qatar zijn belangrijke economische en handelspartners van de EU en essentiële partners voor Europa in de situatie na COVID-19, alsook tegen de achtergrond van de Russische agressie tegen Oekraïne en de consequenties daarvan op het gebied van de energievoorziening en de wereldwijde mobilisatie ter ondersteuning van het VN-Handvest. Een visumvrijstelling voor onderdanen van Koeweit en Qatar die naar de EU reizen, zou de economie van de EU, en met name de toeristische sector, ten goede komen. Hoewel er nog uitdagingen zijn op het gebied van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, hebben Koeweit en Qatar maatschappelijke transformatieprocessen ondergaan wat betreft vrouwenrechten, arbeidsrechten, vrijheid van godsdienst en interreligieuze dialoog. Het vooruitzicht op visumvrij reizen zal de gunstige ontwikkelingen met betrekking tot vooruitgang en hervormingen op deze gebieden in Koeweit en Qatar naar verwachting versterken.

Wat betreft de regionale samenhang, zouden soortgelijke positieve hervormingen kunnen worden bevorderd door in de komende maanden te blijven samenwerken met de andere nog visumplichtige Golfstaten, opdat de EU ten slotte voor alle GCC-landen tot visumvrijstelling kan komen. In dat kader zal de Commissie binnenkort technische besprekingen met deze partners starten over het vervullen van de criteria voor visumvrijstelling overeenkomstig de visumverordening. Voorts zal de vaststelling van gunstiger regels voor de afgifte van meervoudige inreisvisa met een lange geldigheidsduur (tot vijf jaar) met deze partners worden nagestreefd in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking, overeenkomstig artikel 24, lid 2, van Verordening 810/2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode, als gewijzigd bij Verordening 2019/1155. Het voorstel betreffende digitalisering van de procedure voor de afgifte van Schengenvisa houdt in dat de procedure grotendeels papier- en contactloos zal verlopen, hetgeen reizigers zowel tijd als kosten bespaart.

De Commissie stelt voor Verordening (EG) 2018/1806 te wijzigen om de onderdanen van Koeweit en Qatar vrij te stellen van de verplichting in het bezit te zijn van een visum bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten voor een verblijf van maximaal 90 dagen binnen een periode van 180 dagen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Verordening (EU) 2018/1806 bevat de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld. Verordening (EU) 2018/1806 wordt toegepast door alle lidstaten, met uitzondering van Ierland, alsook door IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland. De verordening maakt deel uit van het gemeenschappelijk visumbeleid van de EU voor kort verblijf tot 90 dagen binnen een periode van 180 dagen.

Koeweit en Qatar staan momenteel in bijlage I bij Verordening (EU) 2018/1806, d.w.z. op de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum. Alle reizigers moeten aan de buitengrenzen aan een grondige controle worden onderworpen aan de hand van de relevante databanken3.

De lijsten van derde landen in de bijlagen I en II moeten consistent zijn en blijven met de in artikel 1 van Verordening (EU) 2018/18064 vastgelegde criteria, die onder meer verband houden met “illegale immigratie, openbare orde en veiligheid, economische voordelen, in het bijzonder op het gebied van toerisme en buitenlandse handel, en de externe betrekkingen van de Unie met de betrokken derde landen, waarbij in het bijzonder wordt gekeken naar mensenrechten en fundamentele vrijheden alsmede naar de implicaties voor de regionale samenhang en de wederkerigheid”.

Wanneer de voorgestelde vrijstelling van de visumplicht eenmaal van toepassing is, kunnen de wederkerigheids- en opschortingsmechanismen van Verordening (EU) 2018/1806 worden toegepast ingeval er geen sprake is van volledige wederkerigheid op visumgebied, er misbruik wordt gemaakt van de visumvrije regeling of er misbruik wordt gemaakt van de vrijstelling van de visumplicht5. Wil de vrijstelling doeltreffend zijn, dan moet tussen elk van de twee landen en de EU een visumvrijstellingsovereenkomst worden gesloten met waarborgen in verband met de criteria van Verordening (EU) 2018/1806 op grond waarvan de visumvrijstelling gerechtvaardigd is.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De voorgestelde vrijstelling van de visumplicht voor Koeweit en Qatar is consistent met de inspanningen van de EU om een krachtiger, strategischer en breder en multisectoraal partnerschap met de Golfregio na te streven. Daartoe zal een gemeenschappelijke mededeling over een strategisch partnerschap met de Golf worden vastgesteld.

Het inreis-uitreissysteem van de EU (EES), dat normaal gezien in september 2022 in werking zal treden, zal ertoe bijdragen dat onderdanen van derde landen op rechtmatige wijze gebruikmaken van de visumvrijstelling. Bovendien maakt het Europees reisinformatie- en -autorisatiesysteem (Etias), dat volgens plan in mei 2023 in werking zal treden, het mogelijk om niet-visumplichtige onderdanen van derde landen te screenen voordat zij op reis gaan, wat de veiligheid van het Schengengebied doeltreffend helpt handhaven en versterken.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor het voorstel is artikel 77, lid 2, punt a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De voorgestelde verordening houdt een ontwikkeling van het Schengenacquis in.

Subsidiariteit, evenredigheid en keuze van het instrument

De noodzakelijke wijziging van Verordening (EU) 2018/1806 vereist een verordening. De lidstaten kunnen de beleidsdoelstelling niet verwezenlijken door elk afzonderlijk op te treden. Er zijn geen andere (niet-wetgevende) opties beschikbaar om de beleidsdoelstelling te verwezenlijken.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

In het kader van de Groep visa is met de lidstaten besproken of de EU-lijsten van landen waarvan de onderdanen respectievelijk wel en niet visumplichtig zijn, zouden kunnen worden herzien, waarbij ook de methode en reikwijdte van een dergelijke herziening aan de orde kwamen. De vereisten inzake de EU-visumvrijstelling zijn met de betrokken landen besproken en beide landen hebben meermaals verklaard belang te hechten aan een regeling voor visumvrij reizen naar de EU.

Grondrechten

Dit voorstel heeft geen negatieve gevolgen voor de bescherming van de grondrechten in de Europese Unie.

4. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De voorgestelde verordening zal rechtstreeks toepasselijk zijn vanaf de datum van zijn inwerkingtreding. De vrijstelling van de visumplicht wordt van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van een tussen de Europese Unie en respectievelijk Koeweit en Qatar te sluiten overeenkomst betreffende visumvrijstelling. De Commissie zal na de inwerkingtreding van de visumvrijstellingsovereenkomsten nauwlettend blijven controleren of nog aan de vereisten van artikel 1 van Verordening (EU) 2018/1806 wordt voldaan.

Artikelsgewijze toelichting

Voorgesteld wordt om Verordening (EU) 2018/1806 te wijzigen door Koeweit en Qatar te verplaatsen van bijlage I (lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum) naar bijlage II (lijst van derde landen waarvan de onderdanen zijn vrijgesteld van de verplichting om bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit te zijn van een visum voor een verblijf van maximaal 90 dagen binnen een periode van 180 dagen).