Toelichting bij COM(2022)381 - Intrekken Verordening 1108/70 mbt de boekhouding van uitgaven voor de wegen, vervoer per spoor, de binnenwateren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL


Dit voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1108/70 en Verordening (EG) nr. 851/2006 wordt ingediend in het kader van het REFIT-programma 1 van de Commissie en haar streven naar betere regelgeving. Doel is een geschikt en kwalitatief hoogstaand regelgevingskader te garanderen, zoals bedoeld in het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over beter wetgeven 2 . In het kader daarvan stelt de Commissie voor deze achterhaalde rechtshandelingen in te trekken.

De Commissie heeft haar voornemen om Verordening (EEG) nr. 1108/70 in te trekken aangekondigd in haar werkprogramma 2020 3 . Op grond van artikel 91 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (voormalig artikelen 71 VEG en 75 VEEG) moeten op grond van Verordening (EEG) nr. 1108/70 gegevens over de uitgaven voor spoor-, wegen- en binnenvaartinfrastructuur worden verzameld en moeten statistieken worden verzameld over het gebruik van die infrastructuur. De belangrijkste doelstelling van de verordening was informatie verzamelen over de uitgaven voor vervoersinfrastructuur en het gebruik daarvan (“de baten”) in de lidstaten met het oog op de ontwikkeling van een systeem van infrastructuurheffingen in het kader van het gemeenschappelijk vervoersbeleid.

Gezien de moeilijkheden die de lidstaten hebben ondervonden bij het verstrekken van de gevraagde gegevens, is Verordening (EEG) nr. 1108/70 gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1384/79 4 van de Raad. Bij deze verordening zijn vereenvoudigingen en correcties ingevoerd om de gegevensvereisten te verlichten. Na de toetreding van nieuwe lidstaten is Verordening (EEG) nr. 1108/70 5 nog viermaal gewijzigd.

Bovendien bevat Verordening (EEG) nr. 2598/70 6 , als gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2116/78 7 van de Commissie, Verordening (EG) nr. 906/2004 van de Commissie en Verordening (EG) nr. 851/2006 8 van de Commissie, definities van een aantal posten die moeten worden opgenomen in de verschillende rubrieken van de rekeningen die zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 1108/70.

Overeenkomstig artikel 9, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1108/70 dient de Commissie de Raad ieder jaar een samenvattend verslag voor te leggen met de belangrijkste uitkomsten van de boekhouding van de uitgaven voor en het gebruik van vervoersinfrastructuur. Tot op heden heeft de Commissie 15 verslagen ingediend. Het 15e verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de uitgaven voor en het gebruik van de infrastructuur voor het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren in de periode 1987 t.e.m. 1989 is gepubliceerd in 1994 9 . Ondanks herhaalde herinneringen hebben verscheidene lidstaten niet alle gegevens voor de onderzochte jaren verstrekt of hebben zij de gegevens niet verstrekt in de door de verordening voorgeschreven vorm. Hierdoor kon de regelmatigheid van de rapportage niet worden gewaarborgd en konden geen EU-aggregaten worden berekend.

De Commissie heeft sinds 1998 geen nieuwe verslagen opgesteld, voornamelijk omdat zij nauwelijks gegevens van de lidstaten ontving en de ingediende gegevens meestal onvolledig waren. Sinds 2005 hebben slechts vier lidstaten aan de Commissie gegevens over investeringen in infrastructuur verstrekt op grond van Verordening (EEG) nr. 1108/70.

Bovendien zijn de in de verordening gebruikte definities en indelingen achterhaald. De opvallendste voorbeelden zijn de punten A.1 en A.2 van bijlage II bij de verordening, waarin alle Europese spoorwegexploitanten zijn opgesomd waarvoor de lidstaten de infrastructuuruitgaven moeten verzamelen. Dit houdt geen rekening met de openstelling van de spoorwegmarkt die met de verschillende spoorwegpakketten tot stand is gekomen, noch met de veranderingen op het gebied van governance. Met name de scheiding tussen infrastructuurbeheerders en spoorwegondernemingen heeft een impact gehad op een aantal in de bijlage genoemde ondernemingen. Het is evenmin wenselijk om in een wetgevingshandeling namen van spoorwegondernemingen te vermelden, aangezien die in de loop van de tijd kunnen veranderen als gevolg van reorganisaties, waardoor de bijlage snel achterhaald is.

Bovendien zijn talrijke concepten en classificaties achterhaald (bv. de indeling van reizigerstreinen in “exprestreinen” en “andere categorieën”; de indeling van goederentreinen in “versnelde treinen” en “gewone treinen”; het begrip “totale bruto ton-km”, terwijl doorgaans gewoon “tonkm” wordt gebruikt) en niet correct gedefinieerd. Andere zijn onverenigbaar met de huidige classificaties. In de verordening wordt bijvoorbeeld gevraagd naar indicatoren voor de categorie “bestelauto's met een maximaal toegestaan totaalgewicht van minder dan 3 ton”, terwijl in de huidige wetgeving — Verordeningen (EG) nr. 1071/2009 10 en (EG) nr. 1072/2009 11 — sprake is van lichte bedrijfsvoertuigen met een maximaal toegestaan totaalgewicht tussen 2,5 en 3,5 ton.

2. Resultaten van de raadpleging van belanghebbenden en interne beoordeling

2.1. Raadpleging

In 2017 heeft de Commissie een gerichte raadpleging van de nationale bureaus voor de statistiek georganiseerd over de moeilijkheden die de lidstaten ondervinden bij de naleving van Verordening (EEG) nr. 1108/70. De belangrijkste conclusie van de raadpleging was dat gegevens over de uitgaven voor vervoersinfrastructuur algemeen beschikbaar zijn bij de ministeries, maar niet met het door de wetgeving vereiste detailniveau. Verkeersstatistieken over het gebruik (de baten) van vervoersinfrastructuur waren minder beschikbaar. Die informatie wordt doorgaans verzameld door de nationale bureaus voor de statistiek, overeenkomstig verschillende sectorale statistische verordeningen (Verordening (EU) nr. 70/2012 12 betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg, Verordening (EU) 2018/974 13 betreffende de statistiek van het goederenvervoer over de binnenwateren en Verordening (EU) 2018/643 14 betreffende de statistieken van het spoorvervoer). De in Verordening (EEG) nr. 1108/70 vereiste uitsplitsingen zijn echter meestal niet beschikbaar.

Op basis van de informatie uit de 15 opgestelde verslagen en de raadpleging van de nationale bureaus voor de statistiek heeft de bevoegde dienst van de Commissie Verordening (EEG) nr. 1108/70 beoordeeld op haar doeltreffendheid en efficiëntie, samenhang, relevantie en meerwaarde van de EU.

Doeltreffendheid en doelmatigheid: Gelet op de lage rapportageniveaus en de technische moeilijkheden bij het verzamelen van de gegevens vormt de verzameling van de gegevens op grond van de verordening veeleer een zware belasting voor de lidstaten dan een doeltreffende en efficiënte exercitie.

Samenhang: Verordening (EEG) nr. 1108/70 overlapt gedeeltelijk met andere, recentere regels voor gegevensverzameling die momenteel van kracht zijn. Wat de gegevens over infrastructuuruitgaven betreft, is de meest in het oog springende overlapping die met de TEN-T-verordening (Verordening (EU) nr. 1315/2013) 15 , in het kader waarvan uitvoerige technische en financiële informatie over het kernnetwerk en het uitgebreide TEN-T-netwerk wordt verzameld. In het monitoringverslag van de spoorwegmarkt, opgesteld op basis van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1100 16 van de Commissie, wordt ook informatie verzameld over de Europese spoorwegen, onder meer over de uitgaven voor onderhoud, vernieuwing, modernisering en nieuwe spoorinfrastructuur. Wat gegevens over het infrastructuurgebruik betreft, verzamelt Eurostat verschillende statistieken over het goederenvervoer over de weg, per spoor en over de binnenwateren, die gedeeltelijk overlappen met de verkeersindicatoren van Verordening (EEG) nr. 1108/70. Het International Transport Forum (ITF/OESO) verzamelt onder zijn leden sinds 1995 regelmatig informatie over vervoersinfrastructuur en onderhoud, en publiceert gegevens over de uitgaven voor wegen (waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen gewone wegen en autosnelwegen), spoorwegen, binnenwateren, zeehavens en luchthavens. Verordening (EEG) nr. 1108/70 is derhalve in tegenspraak en onverenigbaar met deze recentere rechtshandelingen die de lidstaten verplichten om te rapporteren over investeringen in vervoersinfrastructuur.

Relevantie: Verordening (EEG) nr. 1108/70 werd opgesteld in een tijd waarin de drie vormen van vervoer over land de grootste rol speelden in het vervoersbeleid van de negen lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap. Het vervoer over land blijft de belangrijkste vervoerswijze binnen Europa, maar door de globalisering en de toegenomen toegankelijkheid en connectiviteit van de luchtvaart wordt extra aandacht besteed aan de uitgaven voor infrastructuur voor zeehavens en luchtvaart, die niet onder de verordening vallen.

Meerwaarde van de EU: Eén enkele gegevensbron op Europees niveau voor de uitgaven voor vervoersinfrastructuur zou een duidelijke meerwaarde bieden tegenover het verzamelen van die informatie van elke lidstaat afzonderlijk. Op dit moment bestaat die Europese bron niet. Vanwege de geringe nauwkeurigheid en de technische moeilijkheden bij het verzamelen van de gegevens rapporteren slechts vier lidstaten deze informatie. De ontvangen informatie wordt ook niet gebruikt voor beleidsinitiatieven of technische analyses.

Er kan worden geconcludeerd dat Verordening (EEG) nr. 1108/70 achterhaald is en dat de gegevens die op grond van de verordening zouden zijn verzameld, tegenwoordig hetzij uit andere bronnen beschikbaar zijn, hetzij niet langer nodig zijn in de vorm en specificaties die op grond van de verordening vereist zijn. Verordening (EEG) nr. 1108/70 moet derhalve worden ingetrokken. Hierdoor zullen inconsistenties in de rechtsorde van de EU worden weggewerkt en wordt de EU-wetgeving vereenvoudigd door de schrapping van een achterhaalde rechtshandeling.

Verordening (EG) nr. 851/2006 van de Commissie betreffende de vaststelling van de inhoud van de verschillende posten van de boekhoudkundige schema's bedoeld in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1108/70 van de Raad moet eveneens worden ingetrokken.

2.2. Effecten van de intrekking

Uit de analyse van de informatie uit de 15 opgestelde verslagen en van de gegevens die sinds 2015 door slechts vier lidstaten zijn verstrekt, blijkt dat de intrekking van de verordening een verwaarloosbare impact zou hebben.

Voor de vier lidstaten die momenteel gegevens rapporteren, zal de administratieve last afnemen.

3. Juridische elementen van het voorstel

Het voorstel behelst de intrekking van Verordening (EEG) nr. 1108/70 en van Verordening (EG) nr. 851/2006 van de Commissie.