Toelichting bij COM(2022)351 - Ontwerpbegroting nr. 5: aanvullende maatregelen om de gevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne aan te pakken en overige aanpassingen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2022)351 - Ontwerpbegroting nr. 5: aanvullende maatregelen om de gevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne aan te pakken en overige ... |
---|---|
bron | COM(2022)351 |
datum | 05-10-2022 |
Het ontwerp van gewijzigde begroting (OGB) nr. 5 voor het jaar 2022 heeft tot doel de uitgaven- en ontvangstenzijde van de begroting te actualiseren voor de volgende doeleinden:
–Opname van de financiering van de nieuwe wet ter versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (EDIRPA) om de meest dringende en kritieke lacunes op het vlak van defensie aan te pakken door de samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van gemeenschappelijke aanbestedingen te bevorderen, voor een bedrag van 83 miljoen EUR uit de marge in rubriek 5.
–Versterking van de noodmaatregelen in het kader van het onderdeel “Voedselketen” van het programma voor de eengemaakte markt (SMP), om de lidstaten te vergoeden naar aanleiding van een reeks uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza en Afrikaanse varkenspest, voor een bedrag van 73,8 miljoen EUR.
–Versnelde uitvoering en versterking van het Uniemechanisme voor civiele bescherming teneinde bijstand in natura aan Oekraïne te blijven verstrekken. Daarnaast zullen helikopters en andere lichte vliegtuigen worden geleased om de paraatheid van de Unie op het gebied van brandbestrijding vanuit de lucht in 2023 te vergroten en de aanschaf van een permanente vloot brandbestrijdingsvliegtuigen te versnellen. Daartoe stelt de Commissie voor gebruik te maken van de volledige resterende marge in subrubriek 2b (130,8 miljoen EUR) en van een aantal ongebruikte kredieten van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) en het Europees Openbaar Ministerie (EOM) (in totaal 7,8 miljoen EUR).
–Versterking van de EU-bijdrage aan het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EMCDDA) om operationele problemen te voorkomen, voor een bedrag van 0,7 miljoen EUR uit de marge in rubriek 5.
–Verhoging van de administratieve uitgaven en pensioenen in rubriek 7 voor een bedrag van 163 miljoen EUR als gevolg van de hoge inflatie en de snel stijgende energieprijzen.
–Verlaging van het niveau van de betalingskredieten voor het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en EU4Health met respectievelijk 775 miljoen EUR en 129,2 miljoen EUR. Deze bedragen konden niet worden opgenomen in de herschikkingen die zijn voorgesteld in de “algemene overschrijving” (DEC 16/2022) die op 5 oktober aan het Parlement en de Raad is voorgelegd.
–Rekening houdend met de vertraging bij de goedkeuring van een nieuw mandaat voor het initiatief “ReFuelEU Luchtvaart” voor het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA), wordt voorgesteld het overeenkomstige bedrag uit de reserve terug te betalen naar het onderdeel vervoer van de Connecting Europe Facility, waaruit het is gecompenseerd.
–Actualisering van de ramingen voor de traditionele eigen middelen (TEM) en incalculering van het effect van wisselkoersverschillen.
In totaal komt het netto-effect van dit OGB op de uitgaven neer op een verhoging van de vastleggingskredieten met 447,5 miljoen EUR en een daling van de betalingskredieten met 741,1 miljoen EUR.
Het totale effect aan de ontvangstenzijde is een nettodaling van de bni-bijdragen met 3 779 miljoen EUR.
Inhoudsopgave
- 2. Wet ter versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (EDIRPA)
- 3. Levensmiddelen en diervoeders
- 4. Versterking van het reactievermogen van het UCPM ter bestrijding van bosbranden
- 5. Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EMCDDA)
- 6. Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA)
- EUR
- 7. Europees openbaar bestuur
- 8. Geringere behoeften aan betalingskredieten
- 9. Actualisering van de ontvangsten
- EUR
- 9,1 Traditionele eigen middelen
- 9.2 Wisselkoersverschillen op eigen middelen
- 11. Samenvatting per MFK-rubriek
2. Wet ter versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (EDIRPA)
Door de militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne is het bijzonder duidelijk geworden dat de Europese technologische en industriële defensiebasis (EDTIB) moet worden aangepast aan structurele veranderingen en dat de lidstaten nauwer moeten samenwerken op het gebied van overheidsopdrachten op defensiegebied. Om de meest dringende en kritieke lacunes op het gebied van defensie aan te pakken, heeft de Commissie voorgesteld een specifiek instrument voor de korte termijn in te stellen, de wet ter versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen, met een totaalbudget van 500 miljoen EUR voor de periode 2022-2024 8 . De financiële steun van de EU die via het nieuwe instrument beschikbaar moet worden gesteld, moet coöperatieve overheidsopdrachten op defensiegebied waarbij verschillende lidstaten betrokken zijn, stimuleren en ten goede komen aan de EDTIB, en er tegelijkertijd voor zorgen dat de strijdkrachten van de lidstaten in staat zijn op te treden, met voorzieningszekerheid en een grotere interoperabiliteit.
In overeenstemming met het financieel memorandum bij het voorstel van de Commissie wordt in dit OGB voorgesteld een specifiek begrotingsonderdeel voor beleidsuitgaven in te voeren en in de reserve 83 miljoen EUR van de resterende niet-toegewezen marge aan vastleggingskredieten onder het uitgavenplafond van rubriek 5 (Veiligheid en defensie) in 2022 toe te wijzen. In vergelijking met het financieel memorandum bij het voorstel van de Commissie wordt voorgesteld een bedrag van ongeveer 0,7 miljoen EUR op te nemen in 2023, om ruimte te laten voor een noodzakelijke versterking van het EMCDDA in 2022 uit de beschikbare marge onder rubriek 5. Rekening houdend met de tijd die nodig is om met de operaties te beginnen, zullen de betalingsbehoeften voor het kortetermijninstrument voor gemeenschappelijke aanbestedingen op defensiegebied zich in 2023 en daaropvolgende jaren voordoen. De desbetreffende wijzigingen van de begrotingstoelichting zijn opgenomen in de begrotingsbijlage.
EUR | |||
Begrotings-onderdeel | Naam | Vastleggings-kredieten | Betalings-kredieten |
Afdeling III – Commissie | |||
13 06 01 | Kortetermijninstrument voor gemeenschappelijke aanbestedingen op defensiegebied | p.m. | p.m. |
30 02 02 | Gesplitste kredieten (reserve voor begrotingsartikel 13 06 01) | 82 972 301 | p.m. |
Totaal | 82 972 301 | p.m. |
Het onderdeel “Voedselketen” van het programma voor de eengemaakte markt financiert structurele uitroeiingsmaatregelen en noodmaatregelen ter bestrijding van uitbraken van dierziekten en plantenplagen, waarvoor de subsidiabele kosten van de door de lidstaten genomen maatregelen worden medegefinancierd. Naar aanleiding van een reeks ernstige uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza en Afrikaanse varkenspest in de lidstaten moet de Commissie de lidstaten vergoeden voor de uitgaven die zij reeds in 2019 en 2020 hebben gedaan. De totale kosten bedragen bijna 190 miljoen EUR, waarvan ongeveer de helft reeds via voorfinanciering is betaald. Gezien de omvang van de behoeften, onder meer voor recente uitbraken, zijn de in de begroting 2022 voorziene middelen voor noodmaatregelen ten belope van 19 miljoen EUR ruimschoots ontoereikend.
Om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen jegens de lidstaten die voortvloeien uit reeds ondertekende subsidiebesluiten, wordt tegen deze achtergrond voorgesteld de in de begroting 2022 beschikbare middelen voor noodmaatregelen met 73,8 miljoen EUR te verhogen. In rubriek 1 (Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid) zijn twee bronnen voor herschikking geïdentificeerd voor een totaalbedrag van 3,8 miljoen EUR, dankzij hoger dan verwachte inkomsten uit vergoedingen voor het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) en besparingen voor de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA). Bijgevolg stelt de Commissie voor 70 miljoen EUR te financieren uit de niet-toegewezen marge onder het uitgavenmaximum van rubriek 1. De betalingskredieten die reeds in de begroting 2022 beschikbaar zijn, worden toereikend geacht.
EUR | |||
Begrotings-onderdeel | Naam | Vastleggings-kredieten | Betalings-kredieten |
Afdeling III – Commissie | |||
03 02 06 | Bijdragen aan een hoog niveau van gezondheid en welzijn voor mensen, dieren en planten | 73 797 689 | 0 |
03 10 01 01 | Europees Agentschap voor chemische stoffen – Wetgeving over chemische producten | - 2 500 000 | 0 |
03 10 01 02 | Europees Agentschap voor chemische stoffen – Activiteiten in verband met de biocidenwetgeving | - 1 000 000 | 0 |
03 10 04 | Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) | - 297 689 | 0 |
Totaal | 70 000 000 | 0 |
Het Uniemechanisme voor civiele bescherming (UCPM) financiert cruciale maatregelen op het gebied van civiele bescherming, waaronder de bestrijding van bosbranden. Bosbranden ontstonden in de zomer van 2022 eerder dan in voorgaande jaren en hadden een grotere intensiteit. Het risico op bosbranden is uitgebreid tot gebieden die nog niet eerder waren blootgesteld, waarbij brandweerlieden gewond raakten en eigendommen en natuurbeschermingsgebieden op grote schaal verloren zijn gegaan. Afhankelijk van de natuurlijke omgeving hebben bosbranden verschillende kenmerken en omvang gehad; naast grote vliegtuigen is voor een doeltreffende brandbestrijding flexibele uitrusting nodig, zoals lichte vliegtuigen, helikopters en middelen op de grond om op uiteenlopende omstandigheden te kunnen inspelen. De beperkte beschikbaarheid van deze gespecialiseerde capaciteiten blijft een belangrijke zwakte in de crisisrespons van de EU.
In haar toespraak over de Staat van de Europese Unie van dit jaar kondigde voorzitter Von der Leyen het voornemen aan om de capaciteit van de EU voor brandbestrijding vanuit de lucht te verdubbelen met nog eens tien amfibievliegtuigen en drie helikopters. De versterking van de luchtvloot zal in de eerste plaats worden gewaarborgd door middel van tijdelijke leasing om de beschikbaarheid van deze extra capaciteit voor de zomers van 2023 en 2024 te waarborgen. Tegelijkertijd zal de uitbouw van een permanente luchtvloot, waarvan de aanschaf van start is gegaan, worden versneld om de paraatheid voor toekomstige bosbranden te vergroten. Deze permanente vloot zal geleidelijk beschikbaar worden tussen 2024 en 2030.
Daarnaast moet de bijstand van het UCPM aan mensen die Oekraïne ontvluchten, gedurende de laatste maanden van dit jaar worden voortgezet. Gezien de omvang en de duur van de behoeften is de voor dit jaar beschikbaar gestelde verhoging ontoereikend.
De Commissie stelt daarom voor deze acties te financieren door een verhoging en frontloading van de begrotingsbehoeften in het onderhavige OGB 5/2022 (138,6 miljoen EUR) en in de nota van wijzigingen 1/2023 bij de ontwerpbegroting 2023 (41,4 miljoen EUR), beide ingediend bij het Parlement en de Raad op 5 oktober 2022. Het totale bedrag van 180 miljoen EUR voor de periode 2022-2023 bestaat uit 10 miljoen EUR voor UCPM-activiteiten en hubs (in verband met bijstand aan Oekraïne), 55 miljoen EUR voor paraatheid bij de bosbrandseizoenen 2023-2024, met name de huur van helikopters en lichte vliegtuigen, 90 miljoen EUR voor de aankoop van helikopters en 25 miljoen EUR voor de aankoop van zware vliegtuigen. De aankoop van helikopters en vliegtuigen was reeds opgenomen in de initiële programmering, maar er wordt voorgesteld de ontwikkeling van de permanente rescEU-vloot te versnellen, waarvoor het bedrag van 115 miljoen EUR zal worden gecompenseerd door een overeenkomstige verlaging in 2026 en 2027.
De verhoging van de vastleggingskredieten voor 2022 heeft betrekking op de volgende onderdelen:
·10 miljoen EUR voor bijstand in natura van de lidstaten naar Oekraïne en voor medische evacuaties;
·28 miljoen EUR voor de versterking van de paraatheid van de EU in het bosbrandseizoen 2023, met name door te beginnen met het leasen van lichte vliegtuigen en helikopters. Hiermee wordt ook het capaciteitstekort weggewerkt totdat de permanente rescEU-luchtvloot operationeel is (zie punt hieronder);
·100,6 miljoen EUR voor een versnelde ontwikkeling van een permanente rescEU-vloot via de aankoop door de lidstaten van zware vliegtuigen en helikopters voor het UCPM. Volgens de huidige planning zal de luchtvloot tussen 2026 en 2030 geleidelijk inzetbaar worden. Met een vervroegde terbeschikkingstelling van dit bedrag kan de aankoop worden versneld, zodat de eerste helikopters al in 2024/2025 inzetbaar kunnen worden en de zware vliegtuigen sneller kunnen worden besteld en geleverd. Het bedrag van 100,6 miljoen EUR zal dan worden gecompenseerd door een overeenkomstige verlaging in 2026 en 2027.
In de begroting 2022 zijn onder subrubriek 2b twee bronnen voor herschikking van vastleggingskredieten geïdentificeerd, waarvan 6,2 miljoen EUR afkomstig is van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA). Dit is het gevolg van een lager dan aanvankelijk geraamd aantal aanvragen voor weesgeneesmiddelen, hogere inkomsten uit vergoedingen voor andere aanvragen en een naar een iets later tijdstip uitgestelde uitvoering van het uitgebreide mandaat. Nog eens 1,5 miljoen EUR heeft betrekking op het Europees Openbaar Ministerie (EOM) en is het gevolg van lagere vertaalkosten als gevolg van de gemaakte vorderingen in onderzoeksdossiers en lagere onderzoekskosten. Voor het resterende bedrag van 130,8 miljoen EUR stelt de Commissie voor de volledige niet-toegewezen marge onder het uitgavenmaximum van subrubriek 2b (Veerkracht en waarden) te gebruiken. Voor het UCPM worden in 2022 geen extra betalingskredieten gevraagd, terwijl de betalingskredieten in verband met het EMA en het EOM zijn opgenomen in de “algemene overschrijving” (DEC 16/2022).
EUR | |||
Begrotings-onderdeel | Naam | Vastleggings-kredieten | Betalings-kredieten |
Afdeling III – Commissie | |||
06 05 01 | Uniemechanisme voor civiele bescherming (rescEU) | 138 569 459 | 0 |
06 10 03 01 | Bijdrage van de Unie aan het Europees Geneesmiddelenbureau | - 4 754 000 | 0 |
06 10 03 02 | Speciale bijdrage voor weesgeneesmiddelen | - 1 476 000 | 0 |
07 10 08 | Europees Openbaar Ministerie (EOM) | - 1 525 000 | 0 |
Totaal | 130 814 459 | 0 |
De Commissie stelt voor de EU-bijdrage aan het EMCDDA te verhogen met een bedrag van 0,7 miljoen EUR uit de resterende niet-toegewezen marge onder het uitgavenplafond van rubriek 5 (Veiligheid en defensie). Deze verhoging is noodzakelijk om te voorkomen dat essentiële activiteiten verder worden teruggeschroefd om het hoofd te bieden aan de gestegen salariskosten. Met gevraagde verhoging van de begroting kan het agentschap ook belangrijke ICT-investeringen in cyberbeveiliging doen.
De Commissie heeft in het kader van de “globale overschrijving” (DEC 16/2022) een overeenkomstige verhoging van de betalingskredieten voorgesteld.
EUR | |||
Begrotings-onderdeel | Naam | Vastleggings-kredieten | Betalings-kredieten |
Afdeling III – Commissie | |||
12 10 03 | Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EMCDDA) | 700 000 | 0 |
Totaal | 700 000 | 0 |
Het voorstel ReFuelEU Luchtvaart 9 streeft een gelijk speelveld voor duurzaam luchtvervoer na, wat extra taken met zich meebrengt voor het EASA, met name om de bevoegde nationale autoriteiten gegevens te verstrekken over het tanken van luchtvaartbrandstof op luchthavens in de Unie. In afwachting dat het wetgevingsvoorstel wordt goedgekeurd, bevat de begroting 2022 hiervoor een specifiek bedrag op de reserve van 1,8 miljoen EUR. Gezien de vastgestelde vertraging in het wetgevingsproces wordt voorgesteld het overeenkomstige bedrag terug te storten naar begrotingsartikel 02 03 01 van CEF – Vervoer, waarvan het initieel werd gecompenseerd.
Begrotings-onderdeel | Naam | Vastleggings-kredieten | Betalings-kredieten |
02 03 01 | Connecting Europe Facility (CEF) – Vervoer | 1 800 000 | 1 800 000 |
30 02 02 | Gesplitste kredieten (reserve voor begrotingsartikel 02 10 01) | -1 800 000 | -1 800 000 |
Totaal | 0 | 0 |
De hoge inflatie en de snel stijgende energieprijzen hebben een grote impact op de administratieve uitgaven van de instellingen, alsook op de pensioenen en de Europese scholen. De Commissie heeft geprobeerd haar administratieve uitgaven onder controle te houden door een stabiel personeelsbeleid te voeren, hetgeen echter een steeds grotere uitdaging vormt, en door de niet-salarisgerelateerde uitgaven, zoals voor vergaderingen en dienstreizen, zo veel mogelijk te verlagen.
Evenzo hebben de andere instellingen alles in het werk gesteld om in extra behoeften te voorzien door bestaande middelen te herschikken en niet-verplichte investeringen uit te stellen. Niettemin moeten de administratieve uitgaven van de instellingen worden verhoogd, met uitzondering van de Raad, de Europese Rekenkamer en de Europese Ombudsman, waarvoor geen verhoging nodig is.
Deze verhoging is met name noodzakelijk om rekening te houden met de verwachte salarisaanpassing voor 2022. Overeenkomstig de artikelen 64 en 65 van het Statuut wordt de bezoldiging van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie jaarlijks geactualiseerd in het licht van een verslag van de Commissie, dat is gebaseerd op statistische gegevens die door Eurostat in overleg met de nationale bureaus voor de statistiek van de lidstaten zijn opgesteld en die de situatie in de lidstaten op 1 juli weergeven. De berekening van de actualisering is gebaseerd op het beginsel van parallellisme tussen de ontwikkeling van de reële bezoldigingen (zonder verrekening van de inflatie) van de ambtenaren van de Unie en de nationale ambtenaren van de lidstaten. Zij weerspiegelt het gecombineerde effect van twee belangrijke variabelen:
¾De jaarlijkse ontwikkeling van de reële salarissen van ambtenaren in de centrale overheden van een steekproef van tien lidstaten die meer dan 75 % van het bbp van de Unie vertegenwoordigen.
¾De jaarlijkse inflatie in Brussel en Luxemburg, berekend door weging van de nationale consumptieprijsinflatie zoals gemeten aan de hand van het Belgische geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen (GICP) en het Luxemburgse indexcijfer van de consumptieprijzen (CPI) volgens de verdeling van het personeel van de Unie dat in die lidstaten werkzaam is.
In de begroting voor 2022 bedroeg het geraamde percentage salarisaanpassingen dat met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2022 zou moet worden toegepast, 2,5 % (effect van zes maanden). Dit percentage werd in november 2021 door de diensten van de Commissie berekend op basis van de geraamde ontwikkeling van de koopkracht en de kosten van levensonderhoud voor de referentieperiode (1 juli 2021 – 30 juni 2022), volgens de in het Statuut voorgeschreven methode.
Overeenkomstig bijlage XI bij het Statuut zal het Eurostat-verslag over de huidige werkzaamheden op 31 oktober worden uitgebracht en zal het de aanpassing van de nominale nettobezoldigingen van de EU-ambtenaren in Brussel en Luxemburg met ingang van juli 2022 beschrijven om een parallelle ontwikkeling van de koopkracht met de nationale ambtenaren in de lidstaten te handhaven. Aangezien het verslag van de Commissie 10 aan de Raad en het Europees Parlement pas in november zal worden aangenomen, is het passend de situatie nu reeds te evalueren, en zonder op dat eindverslag vooruit te lopen, is de kans op een hogere salarisaanpassing dan die welke is gebruikt voor de opstelling van de begroting 2022, zeer aanzienlijk. Met name de gepubliceerde officiële inflatiemaatstaf in België en Luxemburg voor de betrokken periode is aanzienlijk hoger dan oorspronkelijk geraamd (8,6 %). Tegelijkertijd zal de koopkracht in de tien lidstaten die deel uitmaken van de steekproef naar schatting met -3,9 % afnemen. Volgens de recentste economische prognoses zal het bbp van de EU in 2022 bovendien het niveau van vóór de crisis van 2019 bereiken, waardoor de opheffing van de verdaging van de actualisering van 2020 van de koopkracht van 2,5 % overeenkomstig artikel 11 van bijlage XI bij het Statuut in werking zal treden. Bovendien heeft de tussentijdse actualisering van de salarissen en pensioenen van 2,4 % tot extra uitgaven geleid voor de eerste zes maanden van 2022, die niet in de begroting 2022 waren opgenomen.
De gevolgen van de herziene aannames voor het begrotingsjaar 2023 zullen tot uiting komen in nota van wijzigingen nr. 1/2023 bij de ontwerpbegroting voor 2023.
Aangezien de timing van het verslag in bijlage XI bij het Statuut duidelijk is vastgesteld op eind oktober, zou het te laat zijn om formeel een ontwerp van gewijzigde begroting voor te stellen nadat het percentage definitief is vastgesteld. Overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer en nauwkeurige budgettering is een voorstel om de begrotingskredieten voor salarissen en pensioenen te verhogen echter gerechtvaardigd.
Naast de bovenstaande elementen leiden de sterk stijgende energieprijzen tot eind 2022 tot onverwachte extra uitgaven, hetgeen voor de meeste instellingen een verhoging van de begrotingsmiddelen vereist om aan alle daarmee verband houdende contractuele verplichtingen te kunnen voldoen. Met name voor de EDEO is de aanzienlijke blootstelling van de EDEO aan wisselkoersschommelingen een extra last. De uitvoering van de begroting van de EDEO wordt bijgevolg in aanzienlijke mate beïnvloed door de afnemende waarde van de euro, wat leidt tot extra onvoorziene behoeften.
In totaal wordt voorgesteld de niet-gesplitste uitgaven van rubriek 7 (Europees openbaar bestuur) voor 2022 te verhogen met 163 miljoen EUR, waarvan 11,7 miljoen EUR voor de Commissie, 78,2 miljoen EUR voor de pensioenen van het personeel en de leden van alle instellingen, 8,9 miljoen EUR voor de Europese scholen en 64,3 miljoen EUR voor alle andere deelnemende instellingen.
Het algehele effect op de uitgaven is als volgt:
Bedragen in EUR | |||
Begroting 2022 (incl. GB 1 tot en met 3/2022 – OGB 4/2022) | Ontwerp van gewijzigde begroting 5/2022 | Begroting 2022 (incl. GB 1 tot en met 3/2022 en OGB 4 en 5/2022) | |
Pensioenen en Europese scholen | 2 332 178 613 | 87 067 538 | 2 419 246 151 |
Pensioenen | 2 124 614 000 | 78 214 000 | 2 202 828 000 |
Europese scholen | 207 564 613 | 8 853 538 | 216 418 151 |
Administratieve uitgaven van de instellingen | 8 287 945 712 | 75 971 088 | 8 363 916 800 |
Commissie | 3 868 129 450 | 11 700 000 | 3 879 829 450 |
Andere instellingen | 4 419 816 262 | 64 271 088 | 4 484 087 350 |
Europees Parlement | 2 112 164 198 | 48 747 088 | 2 160 911 286 |
Europese Raad en Raad | 611 473 556 | 0 | 611 473 556 |
Hof van Justitie van de Europese Unie | 464 774 000 | 3 080 000 | 467 854 000 |
Rekenkamer | 162 141 175 | 0 | 162 141 175 |
Europees Economisch en Sociaal Comité | 150 871 643 | 1 580 000 | 152 451 643 |
Comité van de Regio's | 108 376 858 | 1 600 000 | 109 976 858 |
Europese Ombudsman | 12 097 411 | 0 | 12 097 411 |
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming | 20 202 000 | 64 000 | 20 266 000 |
Europese Dienst voor extern optreden | 777 715 420 | 9 200 000 | 786 915 420 |
Totaal | 10 620 124 325 | 163 038 626 | 10 783 162 951 |
De gedetailleerde impact per afdeling is als volgt:
Afdeling I – Europees Parlement
Bedragen in EUR | |||
Begrotings-onderdeel | Naam | Vastleggings-kredieten | Betalings-kredieten |
1 0 2 | Overbruggingstoelagen | 28 464 | 28 464 |
1 0 0 0 | Bezoldigingen | 1 907 856 | 1 907 856 |
1 0 3 1 | Invaliditeitspensioenen (KVL) | 4 560 | 4 560 |
1 0 3 2 | Overlevingspensioenen (KVL) | 46 656 | 46 656 |
1 2 0 0 | Salaris en vergoedingen | 17 015 352 | 17 015 352 |
1 2 0 2 | Betaalde overuren | 2 400 | 2 400 |
1 2 2 0 | Vergoedingen bij ontheffing van het ambt en verlof om redenen van dienstbelang | 65 280 | 65 280 |
1 4 0 0 | Andere personeelsleden — Secretariaat-generaal en fracties | 1 639 056 | 1 639 056 |
1 4 0 1 | Andere personeelsleden — Beveiliging | 959 832 | 959 832 |
1 4 0 2 | Andere personeelsleden — Chauffeurs in het secretariaat-generaal | 182 400 | 182 400 |
1 4 0 4 | Stages, gedetacheerde nationale deskundigen, uitwisseling van ambtenaren en studiebezoeken | 240 288 | 240 288 |
1 4 0 5 | Uitgaven voor tolkendiensten externe vertolking | 1 153 080 | 1 153 080 |
2 0 2 4 | Energieverbruik | 20 320 000 | 20 320 000 |
4 2 2 | Assistentie aan de leden | 5 181 864 | 5 181 864 |
Totaal | 48 747 088 | 48 747 088 |
Afdeling III — Europese Commissie
Bedragen in EUR | |||
Begrotings-onderdeel | Naam | Vastleggings-kredieten | Betalings-kredieten |
20 01 02 01 | Salarissen en vergoedingen – Centrale diensten en vertegenwoordigingen | 11 700 000 | 11 700 000 |
21 01 01 | Pensioenen en toelagen | 76 700 000 | 76 700 000 |
21 01 02 01 | Pensioenen van voormalige leden van het Europees Parlement | 1 000 000 | 1 000 000 |
21 01 02 04 | Pensioenen van voormalige leden van het Hof van Justitie van de Europese Unie | 514 000 | 514 000 |
21 02 01 01 | Bureau van de secretaris-generaal van de Europese scholen (Brussel) | 362 059 | 362 059 |
21 02 01 02 | Brussel I | 1 249 985 | 1 249 985 |
21 02 01 03 | Brussel II | 2 024 297 | 2 024 297 |
21 02 01 04 | Brussel III | 1 029 839 | 1 029 839 |
21 02 01 05 | Brussel IV | 1 216 555 | 1 216 555 |
21 02 01 06 | Luxemburg I | 882 627 | 882 627 |
21 02 01 07 | Luxemburg II | 707 389 | 707 389 |
21 02 01 08 | Mol | 259 313 | 259 313 |
21 02 01 09 | Frankfurt | 329 414 | 329 414 |
21 02 01 10 | Karlsruhe | 97 376 | 97 376 |
21 02 01 11 | München | 4 759 | 4 759 |
21 02 01 12 | Alicante | 47 647 | 47 647 |
21 02 01 13 | Varese | 550 897 | 550 897 |
21 02 01 14 | Bergen | 91 381 | 91 381 |
Totaal | 98 767 538 | 98 767 538 |
Afdeling V – Europese Rekenkamer
Bedragen in EUR | |||
Begrotings-onderdeel | Naam | Vastleggings-kredieten | Betalings- kredieten |
1 2 0 0 | Salarissen en vergoedingen | 1 300 000 | 1 300 000 |
1 4 0 0 | Andere personeelsleden | 250 000 | 250 000 |
1 4 0 6 | Externe dienstverlening op taalkundig gebied (conferentietolken) | 280 000 | 280 000 |
2 0 2 4 | Energieverbruik | 1 250 000 | 1 250 000 |
Totaal | 3 080 000 | 3 080 000 |
Afdeling VI – Europees Economisch en Sociaal Comité
Bedragen in EUR | |||
Begrotings-onderdeel | Naam | Vastleggings-kredieten | Betalings-kredieten |
1 2 0 0 | Salaris en toelagen | 1 080 000 | 1 080 000 |
2 0 2 4 | Energieverbruik | 500 000 | 500 000 |
Totaal | 1 580 000 | 1 580 000 |
Afdeling VII — Het Europees Comité van de Regio's
Bedragen in EUR | |||
Begrotings-onderdeel | Naam | Vastleggings-kredieten | Betalings-kredieten |
1 2 0 0 | Salaris en toelagen | 1 200 000 | 1 200 000 |
2 0 2 4 | Energieverbruik | 400 000 | 400 000 |
Totaal | 1 600 000 | 1 600 000 |
Afdeling IX — Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming
Bedragen in EUR | |||
Begrotings-onderdeel | Naam | Vastleggings-kredieten | Betalings-kredieten |
1 0 0 0 | Salaris en toelagen | 9 000 | 9 000 |
1 1 1 0 | Arbeidscontractanten | 51 000 | 51 000 |
1 1 1 1 | Kosten van stages en uitwisseling van personeelsleden | 4 000 | 4 000 |
Totaal | 64 000 | 64 000 |
Afdeling X – Europese Dienst voor extern optreden
Bedragen in EUR | |||
Begrotings-onderdeel | Naam | Vastleggings-kredieten | Betalings-kredieten |
3 0 0 0 | Salaris en andere rechten voor statutaire personeelsleden | 6 300 000 | 6 300 000 |
3 0 0 3 | Gebouwen en daarmee samenhangende kosten | 2 900 000 | 2 900 000 |
Totaal | 9 200 000 | 9 200 000 |
De “algemene overschrijving” is een jaarlijkse procedure die op Commissieniveau wordt georganiseerd: alle directoraten-generaal en diensten worden verzocht begin september hun respectieve uitvoering van de lopende begroting tot het einde van het betrokken jaar te evalueren. Doel ervan is ervoor te zorgen dat de begroting wat betreft betalingskredieten aan het eind van het jaar zo veel mogelijk wordt uitgevoerd door extra behoeften in evenwicht te brengen met de verwachte onderbesteding. Daartoe wordt jaarlijks begin oktober een ad-hocverzoek om overschrijving (overeenkomstig artikel 31 van het Financieel Reglement 11 ) ingediend bij het Parlement en de Raad.
De “globale overschrijving” liet een onderbesteding van een aantal programma’s ten belope van bijna 2,9 miljard EUR zien, hetgeen deels werd gecompenseerd door verzoeken om verhogingen ten belope van ongeveer 2 miljard EUR. Het resterende saldo van 0,9 miljard EUR kan in 2022 niet worden geabsorbeerd en zal moeten worden verlaagd om een uitgavenoverschot aan het einde van het jaar te voorkomen. Bijgevolg stelt de Commissie een verlaging voor van het niveau van de betalingskredieten voor het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en EU4Health met respectievelijk 775 miljoen EUR en 129,2 miljoen EUR.
Wat het Elfpo betreft, heeft de Commissie een analyse gemaakt van de tot dusver ontvangen uitgavendeclaraties en van de meest recente ramingen van de lidstaten die eind augustus 2022 zijn ingediend. De verwachte onderbesteding is toe te schrijven aan twee factoren. Ten eerste hebben sommige begunstigden hun projecten uitgesteld of zelfs opgegeven vanwege de hogere kosten als gevolg van de hoge inflatie. Ten tweede blijkt uit de beschikbare gegevens dat in sommige lidstaten de uitvoering van projecten van NextGenerationEU is versneld, terwijl de uitvoering van door het Elfpo ondersteunde projecten is vertraagd.
Wat EU4Health betreft, is de onderbesteding te wijten aan het EUFAB-project, een netwerk van altijd beschikbare faciliteiten voor de productie van vaccins en geneesmiddelen met een begroting van 160 miljoen euro, gefinancierd door het EU4Health-programma. Het doel is ervoor te zorgen dat in de tijdspanne tussen noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid voldoende en flexibele productiecapaciteit operationeel blijft, zodat in de eerste fase van een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid voldoende productiecapaciteit beschikbaar is, voordat de industrie de productie heeft opgeschaald. Vanwege de grote omvang en complexiteit van het project heeft de aanbestedingsprocedure echter langer geduurd dan aanvankelijk verwacht, waardoor de ondertekening van de contracten pas tegen het einde van 2022 zal plaatsvinden. Daarom zullen de overeenkomstige betalingen in de volgende jaren verschuldigd zijn. Het verzoek om betalingskredieten in de ontwerpbegroting 2023 omvat reeds de noodzakelijke aanpassing.
De in dit OGB gevraagde verlaging van de betalingskredieten wordt hieronder toegelicht.
EUR | |||
Begrotings-onderdeel | Naam | Vastleggings-kredieten | Betalings-kredieten |
Afdeling III – Commissie | |||
06 06 01 | EU4Health-programma | 0 | -129 184 830 |
08 03 01 02 | Interventietypes voor plattelandsontwikkeling – Programma’s voor 2014-2022 | 0 | -775 000 000 |
Totaal | 0 | -904 184 830 |
In de OGB 5/2022 wordt voorgesteld om in de begroting 2022 zowel een actualisering van de ramingen van de traditionele eigen middelen (TEM) als het geraamde effect van wisselkoersverschillen op te nemen. In totaal worden de extra ontvangsten geraamd op 3,0 miljard EUR, waardoor de bni-bijdragen van de lidstaten dienovereenkomstig zullen dalen. Onderstaande tabel geeft een uitsplitsing van de geactualiseerde ontvangstenramingen voor 2022, waarbij de nadere gegevens te vinden zijn in de volgende twee afdelingen.
Onderdeel ontvangsten | Naam | Begroting 2022 (incl. OGB 4) | Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 5/2022 | Nieuw bedrag |
1 2 0 | Douanerechten en overige rechten | 20 479 800 000 | 3 285 000 000 | 23 764 800 000 |
2 4 0 | Aanpassing in verband met wisselkoersverschillen op eigen middelen | p.m. | -247 000 000 | -247 000 000 |
Totaal | 20 479 800 000 | 3 038 000 000 | 23 517 800 000 |
In OGB 4/2022 zijn de herziene ramingen voor 2022 voor de ontvangstenzijde van de begroting opgenomen, zoals is overeenkomen tijdens de 185e RCEM-vergadering op 23 mei 2022. Op basis van een inning van douanerechten bij invoer in de periode januari-augustus die hoger zijn uitgevallen dan verwacht en de inning van bedragen die met name verband houden met de onderwaarderingszaken (met inbegrip van de inning van de desbetreffende Britse betaling in juni 2022), is het echter passend de ramingen voor de traditionele eigen middelen (TEM) te actualiseren voor een totaalbedrag van 3 285 miljoen EUR.
De begroting is opgesteld in euro, terwijl de bijdragen van de lidstaten in nationale valuta worden vastgesteld. De jaarlijkse bijdragen van de lidstaten worden betaald in 12 maandelijkse tranches (“twaalfden”). Elke tranche die in een andere valuta dan de euro wordt betaald, wordt in de boekhouding geregistreerd aan de hand van de maandelijkse wisselkoersen van de maand waarin de betaling wordt verricht.
Voor lidstaten buiten de eurozone wordt de begroting in nationale valuta omgerekend aan de hand van de wisselkoers van de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat 12 . Voor 2022 wordt derhalve de wisselkoers van 31 december 2021 gebruikt om de begroting om te rekenen van de euro naar andere valuta’s dan de euro. Verschillen tussen de wisselkoersen die worden gebruikt voor de berekening van de maandelijkse “twaalfden” in nationale valuta en de boekhoudkundige koersen die van toepassing zijn in de maand waarin de twaalfden wordt betaald, leiden onvermijdelijk tot verschillen tussen de in de begroting opgenomen eigen middelen in euro en de daadwerkelijk geïnde bedragen.
Maandelijkse wisselkoersschommelingen kunnen elkaar in de loop van een begrotingsjaar compenseren. De wisselkoersontwikkeling in 2022 is tot dusver echter over het geheel genomen negatief. Van januari tot september is voor de eigen middelen in totaal een bedrag van min 150 miljoen EUR aan wisselkoersverschillen geregistreerd. Voor de rest van het jaar wordt een extra bedrag van min 97 miljoen EUR geraamd. Om het risico van een begrotingstekort tegen het einde van 2022 te verminderen, wordt daarom voorgesteld een bedrag van min 247 miljoen EUR in de begroting op te nemen om wisselkoersverschillen tot het einde van het jaar te compenseren.
Financiering
In totaal wordt in het kader van de begroting 2022 verzocht om een verhoging van de vastleggingskredieten met 447,5 miljoen EUR en een verlaging van de betalingskredieten met 741,1 miljoen EUR.
Het gecombineerde effect van de verlaging van de betalingskredieten en de verhoging van de traditionele eigen middelen is een vermindering van de bni-bijdragen ten belope van 3 779,1 miljoen EUR.
Begroting 2022 (incl. GB 1 tot en met 3/2022 – OGB 4/2022) | Ontwerp van gewijzigde begroting 5/2022 | Begroting 2022 (incl. GB 1 tot en met 3/2022 en OGB 4 en 5/2022) | ||||||
VK | BK | VK | BK | VK | BK | |||
1. | Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid | 21 775 079 340 | 21 473 535 651 | 70 000 000 | 21 845 079 340 | 21 473 535 651 | ||
waarvan onder flexibiliteitsinstrument | ||||||||
Maximum | 21 878 000 000 | 21 878 000 000 | ||||||
Marge | 102 920 660 | -70 000 000 | 32 920 660 | |||||
2. | Cohesie, veerkracht en waarden | 67 644 377 865 | 62 052 771 658 | 130 814 459 | -129 184 830 | 67 775 192 324 | 61 923 586 828 | |
waarvan onder flexibiliteitsinstrument | ||||||||
Maximum | 67 806 000 000 | 67 806 000 000 | ||||||
Marge | 161 622 135 | -130 814 459 | 30 807 676 | |||||
2a. | Economische, sociale en territoriale samenhang | 61 314 192 324 | 56 350 922 710 | 61 314 192 324 | 56 350 922 710 | |||
waarvan onder flexibiliteitsinstrument | ||||||||
Maximum | 61 345 000 000 | 61 345 000 000 | ||||||
Marge | 30 807 676 | 30 807 676 | ||||||
2b. | Veerkracht en waarden | 6 330 185 541 | 5 701 848 948 | 130 814 459 | -129 184 830 | 6 461 000 000 | 5 572 664 118 | |
waarvan onder flexibiliteitsinstrument | ||||||||
Maximum | 6 461 000 000 | 6 461 000 000 | ||||||
Marge | 130 814 459 | -130 814 459 | 0 | |||||
3. | Natuurlijke hulpbronnen en milieu | 56 681 112 059 | 56 601 766 838 | -775 000 000 | 56 681 112 059 | 55 826 766 838 | ||
waarvan onder flexibiliteitsinstrument | ||||||||
Maximum | 56 965 000 000 | 56 965 000 000 | ||||||
Marge | 283 887 941 | 283 887 941 | ||||||
waarvan: Marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen | 40 368 859 305 | 40 393 039 132 | 40 368 859 305 | 40 393 039 132 | ||||
ELGF-submaximum | 41 257 000 000 | 41 257 000 000 | ||||||
Afrondingsverschil uitgesloten voor de berekening van de submarge | 800 000 | 800 000 | ||||||
Netto-overdracht tussen ELGF en Elfpo | -618 000 000 | -618 000 000 | ||||||
Nettosaldo dat voor uitgaven uit het ELGF beschikbaar is (submaximum gecorrigeerd door overdrachten tussen het ELGF en het Elfpo) | 40 639 000 000 | 40 639 000 000 | ||||||
ELGF-submarge | 270 140 695 | 270 140 695 | ||||||
4. | Migratie en grensbeheer | 3 360 000 000 | 3 254 270 962 | 3 360 000 000 | 3 254 270 962 | |||
waarvan onder flexibiliteitsinstrument | ||||||||
Maximum | 3 360 000 000 | 3 360 000 000 | ||||||
Marge | 0 | 0 | ||||||
5. | Veiligheid en defensie | 1 812 327 699 | 1 237 861 185 | 83 672 301 | 1 896 000 000 | 1 237 861 185 | ||
waarvan onder flexibiliteitsinstrument | ||||||||
Maximum | 1 896 000 000 | 1 896 000 000 | ||||||
Marge | 83 672 301 | -83 672 301 | 0 | |||||
6. | Nabuurschap en internationaal beleid | 17 170 442 918 | 12 916 051 937 | 17 170 442 918 | 12 916 051 937 | |||
waarvan onder flexibiliteitsinstrument | 368 442 918 | 368 442 918 | ||||||
Maximum | 16 802 000 000 | 16 802 000 000 | ||||||
Marge | 0 | 0 | ||||||
7. | Europees openbaar bestuur | 10 620 124 324 | 10 620 224 324 | 163 038 626 | 163 038 626 | 10 783 162 950 | 10 783 262 950 | |
waarvan onder flexibiliteitsinstrument | ||||||||
Maximum | 11 058 000 000 | 11 058 000 000 | ||||||
Marge | 437 875 676 | -163 038 626 | 274 837 050 | |||||
waarvan: Administratieve uitgaven van de instellingen | 8 287 945 711 | 8 288 045 711 | 75 971 088 | 75 971 088 | 8 363 916 799 | 8 364 016 799 | ||
Submaximum | 8 528 000 000 | 8 528 000 000 | ||||||
Submarge | 240 054 289 | -75 971 088 | 164 083 201 | |||||
Kredieten voor rubrieken | 179 063 464 205 | 168 156 482 555 | 447 525 386 | -741 146 204 | 179 510 989 591 | 167 415 336 351 | ||
Maximum | 179 765 000 000 | 170 558 000 000 | 179 765 000 000 | 170 558 000 000 | ||||
waarvan onder flexibiliteitsinstrument | 368 442 918 | 467 248 692 | 368 442 918 | 467 248 692 | ||||
Marge | 1 069 978 713 | 2 868 766 137 | -447 525 386 | 741 146 204 | 622 453 327 | 3 609 912 341 | ||
Thematische speciale instrumenten | 2 799 170 382 | 2 622 838 000 | 2 799 170 382 | 2 622 838 000 | ||||
Totaal kredieten | 181 862 634 587 | 170 779 320 555 | 447 525 386 | -741 146 204 | 182 310 159 973 | 170 038 174 351 |
(1) Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020).
(2) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(3) PB L 45 van 24.2.2022.
(4) PB L 142 van 20.5.2022.
(5) PB L 230 van 5.9.2022.
(6) PB L XX van xx.x.2022.
(7) COM(2022) 350 van 1.7.2022.
(8) COM(2022) 349 van 19.7.2022.
(9) COM(2021) 561 van 14.7.2021.
(10) Artikel 65, lid 1, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie verplicht de Commissie gegevens te verstrekken over de budgettaire gevolgen van de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren van de Unie in het licht van de actualisering 2022 van de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de EU en de toegepaste aanpassingscoëfficiënten.
(11) PB L 193 van 30.7.2018.
(12) Artikel 10 bis, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad van 26 mei 2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien