Toelichting bij COM(2022)582 - Sluiting van het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In 2001 heeft de Wereldhandelsorganisatie (WTO) het startschot gegeven voor de Doha-ronde van handelsbesprekingen (ook wel de Ontwikkelingsagenda van Doha of “DDA” genoemd); de besprekingen bestreken een breed scala aan onderwerpen, waaronder visserijsubsidies, landbouw, industriële goederen, diensten, subsidies voor de industrie en ontwikkeling. Met de WTO-onderhandelingen over visserijsubsidies moest uitvoering worden gegeven aan duurzameontwikkelingsdoelstelling 14, subdoelstelling 6, van de Verenigde Naties.

Deze subdoelstelling is erop gericht bepaalde vormen van visserijsubsidies die bijdragen tot overcapaciteit en overbevissing te verbieden, subsidies die bijdragen tot illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij af te schaffen en geen nieuwe vergelijkbare subsidies in te voeren, in het besef dat een passende en doeltreffende speciale en gedifferentieerde behandeling van ontwikkelingslanden en minst ontwikkelde landen integraal deel zou moeten uitmaken van de WTO-onderhandelingen over visserijsubsidies.

Tijdens de 12e Ministeriële Conferentie van de WTO, die van 12 tot en met 17 juni 2022 in Genève is gehouden, is er een consensus bereikt over de Overeenkomst inzake visserijsubsidies (“de overeenkomst”). Op die ministeriële conferentie is het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie aangenomen 1 , waarbij de Overeenkomst inzake visserijsubsidies, als opgenomen in de bijlage bij dat protocol, in de Overeenkomst van Marrakesh wordt ingevoegd na de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen.

Met de overeenkomst wordt een cruciale stap gezet om ervoor te zorgen dat visserijsubsidies in het teken van duurzaamheid staan en dat schade aan de oceanen en visbestanden die onontbeerlijk zijn voor de bestaansmiddelen van de kustgemeenschappen overal ter wereld, wordt voorkomen. Op niet eerder geziene wijze hebben alle WTO-leden zich voorstander verklaard van aanzienlijke beperkingen inzake de subsidieverlening aan niet-duurzame visserij, waarbij met name moet worden gedacht aan:

·het verbod op subsidies voor illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij;

·het verbod op subsidies voor visserij in gebieden buiten de jurisdictie van een kuststaat en buiten de verantwoordelijkheid van een bevoegde regionale organisatie voor visserijbeheer (ROVB/RAVB), ter bescherming van de meest kwetsbare gebieden waarvoor geen gecoördineerde regeling voor visserijbeheer is ingevoerd;

·het verbod op subsidies voor het vissen op overbeviste bestanden, afhankelijk van de naleving van duurzaamheidsnormen waarmee deze bestanden weer op een gezond niveau moeten worden gebracht;

·regels betreffende subsidies ten gunste van vaartuigen die niet onder de vlag van het subsidieverlenende Lid varen, en

·uitvoerige bepalingen inzake transparantie en kennisgeving om toezicht te houden op de uitvoering van de overeenkomst.

De WTO-leden hebben ook toegezegd de onderhandelingen op basis van de openstaande kwesties in de documenten WT/MIN(21)/W/5 en WT/MIN(22)/W/20 voort te zetten teneinde aan de 13e Ministeriële Conferentie van de WTO aanbevelingen te doen met betrekking tot aanvullende bepalingen waarmee een algemene overeenkomst inzake visserijsubsidies tot stand zou kunnen worden gebracht, onder meer door middel van nadere regels voor bepaalde vormen van visserijsubsidies die tot overcapaciteit en overbevissing bijdragen, in het besef dat een passende en doeltreffende speciale en gedifferentieerde behandeling van de Leden die ontwikkelingslanden zijn en de Leden die tot de minst ontwikkelde landen behoren, integraal deel van deze onderhandelingen zou moeten uitmaken.

De Overeenkomst inzake visserijsubsidies zal voor de WTO-leden die de overeenkomst hebben aanvaard, in werking treden na aanvaarding door twee derde van de WTO-leden. Dit voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad beoogt de formele sluiting van de overeenkomst overeenkomstig artikel 218, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), zodat de Unie de WTO kennis kan geven van de aanvaarding daarvan.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De onderhandelingen werden overeenkomstig artikel 218, lid 3, VWEU gevoerd in nauw overleg met het Comité handelspolitiek. De formele afronding van de onderhandelingen door de Raad is een van de stappen die uit hoofde van artikel 218, lid 6, VWEU nodig zijn om rechtsgevolgen te geven aan het onderhandelingsresultaat.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De overeenkomst is volledig in overeenstemming met het beleid van de Unie, met name met de gemeenschappelijke handelspolitiek, het gemeenschappelijk visserijbeleid, de staatssteunregels en het beleid inzake fatsoenlijk werk.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De overeenkomst moet door de Unie worden gesloten bij een besluit van de Raad op basis van artikel 218, lid 6, VWEU, na goedkeuring van het Europees Parlement.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Overeenkomstig artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing op gebieden die onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen.

Evenredigheid

Het voorstel tot sluiting van de overeenkomst gaat niet verder dan nodig is voor het bereiken van de doelstelling om namens de Europese Unie bijkomende verbintenissen uit hoofde van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie aan te gaan.

Keuze van het instrument

Dit voorstel voor een besluit van de Raad wordt ingediend overeenkomstig artikel 218, lid 6, VWEU, uit hoofde waarvan de Raad een besluit vaststelt waarbij machtiging wordt verleend tot sluiting van de overeenkomst. Dit is het enige rechtsinstrument dat ter beschikking staat om de doelstelling van dit voorstel te verwezenlijken.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

Niet van toepassing.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Niet van toepassing.

Effectbeoordeling

Niet van toepassing.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

De overeenkomst valt niet onder de Refit-procedures.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen negatieve gevolgen voor de bescherming van de grondrechten in de Unie.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De overeenkomst zal naar verwachting geen financiële gevolgen hebben voor de begroting van de EU.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Niet van toepassing.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

De aanvaarding van het protocol door de Unie zou het mogelijk maken de overeenkomst op te nemen in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst.