Overwegingen bij COM(2013)71 - Uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van belasting op financiële transacties

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) In 2011 heeft de Commissie nota genomen van een breed gevoerd debat over extra belastingheffing van de financiële sector. Aan dit debat ten grondslag lag de wens om de financiële sector een billijke en belangrijke bijdrage te laten leveren aan de kosten van de crisis en in de toekomst op billijke wijze in de belastingheffing te betrekken in vergelijking met andere sectoren, al te risicovolle activiteiten van financiële instellingen te ontmoedigen, regelgevingsmaatregelen die ertoe strekken nieuwe crisissen te vermijden, te complementeren en extra inkomsten te genereren voor algemene begrotingen of specifieke beleidsdoeleinden.

(2) Bij Besluit 2013/52/EU heeft de Raad België, Duitsland, Estland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Portugal, Slovenië en Slowakije (hierna de 'deelnemende lidstaten' genoemd) machtiging verleend om een nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van belasting op financiële transacties (FTT).

(3) Teneinde verstoringen wegens eenzijdige maatregelen van de deelnemende lidstaten te voorkomen - rekening houdende met het zeer mobiele karakter van het merendeel van de betrokken financiële transacties - en zo de goede werking van de interne markt te verbeteren, is het zaak de basiskenmerken van een FTT in de deelnemende lidstaten te harmoniseren op het niveau van de Unie. Prikkels voor fiscale arbitrage tussen de deelnemende lidstaten en allocatieverstoringen tussen de financiële markten in die staten alsook eventuele dubbele heffing of niet-heffing moeten op die manier worden vermeden.

(4) Teneinde de werking van de interne markt te verbeteren en met name verstoringen tussen de deelnemende lidstaten te voorkomen, moet de FTT van toepassing zijn op een uitgebreide reeks financiële instellingen en transacties, op de handel in een breed scala aan financiële instrumenten, inclusief gestructureerde producten, zowel op georganiseerde als over-the-counter-markten, en op de sluiting van alle derivatencontracten alsook op materiële wijzigingen van de verrichtingen in kwestie.

(5) In principe hangt elke overeengekomen overdracht van een of meer financiële instrumenten samen met een bepaalde transactie, die op haar beurt aan de FTT moet worden onderworpen vanwege die overeengekomen overdracht. Aangezien een ruil van financiële instrumenten aanleiding geeft tot twee dergelijke overdrachten, moet elke dergelijke ruil worden geacht aanleiding te geven tot twee transacties, teneinde het ontgaan van de belasting te voorkomen. Met retrocessie- en omgekeerde retrocessieovereenkomsten en overeenkomsten inzake verstrekte en opgenomen effectenleningen wordt een financieel instrument ter beschikking gesteld van een bepaalde persoon gedurende een bepaalde tijd. Alle dergelijke overeenkomsten en materiële wijzigingen daarvan moeten daarom worden geacht aanleiding te geven tot slechts één transactie.

(6) Teneinde geen afbreuk te doen aan de efficiënte en transparante werking van de financiële markten of aan het beheer van de overheidsschuld, dienen bepaalde entiteiten van het toepassingsgebied van de FTT te worden uitgesloten voor zover zij taken uitoefenen die niet als een handelsactiviteit op zich worden aangemerkt maar veeleer de handel vergemakkelijken of het beheer van de overheidsschuld beschermen. Entiteiten die specifiek zijn uitgesloten vanwege de centrale rol die zij vervullen bij de werking van de financiële markten of het beheer van de overheidsschuld, moeten wel worden onderworpen aan de regels die garanderen dat de belasting naar behoren wordt betaald aan de belasting­autoriteiten en dat controle op de betaling wordt verricht.

(7) De heffing van de FTT mag geen negatief effect sorteren op de herfinancierings­mogelijkheden van financiële instellingen en staten noch op het monetaire beleid in het algemeen. Transacties met de Europese Centrale Bank, de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit, het Europese Stabiliteitsmechanisme, de Europese Unie wanneer zij optreedt als beheerder van haar middelen, van betalingsbalansleningen en vergelijkbare activiteiten, en de centrale banken van de lidstaten mogen daarom niet worden onderworpen aan de FTT.

(8) Met uitzondering van de sluiting of de materiële wijziging van derivatencontracten moeten de handel op primaire markten en transacties die van belang zijn voor burgers en ondernemingen, zoals het sluiten van verzekeringscontracten, hypotheekleningen, consumentenkrediet of betalingsdiensten, uitgesloten worden van het toepassingsgebied van de FTT, teneinde het bijeenbrengen van kapitaal door ondernemingen en regeringen niet in gevaar te brengen en de huishoudens niet te treffen.

(9) De bepalingen van Richtlijn 2008/7/EG van de Raad van 12 februari 2008 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal[26] blijven onverkort van toepassing. Artikel 5, lid 1, onder e), en artikel 5, lid 2, van die richtlijn zijn relevant voor het onder deze richtlijn vallende gebied en verbieden, behoudens artikel 6, lid 1, onder a), van diezelfde richtlijn, iedere vorm van belasting ter zake van de in die bepalingen genoemde transacties. Transacties ter zake waarvan Richtlijn 2008/7/EG de heffing van belastingen verbiedt of kan verbieden, mogen daarom niet aan de FTT worden onderworpen. Los van de mate waarin Richtlijn 2008/7/EG de belasting op de uitgifte van aandelen en rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging verbiedt, moeten de uitgiften door al deze instellingen om redenen van fiscale neutraliteit op dezelfde wijze worden behandeld. De aflossing van aldus uitgegeven aandelen en rechten van deelneming is evenwel geen transactie op de primaire markt en moet bijgevolg belastbaar zijn.

(10) De verschuldigdheid van de belasting en de maatstaf van heffing moeten worden geharmoniseerd om verstoringen in de interne markt te voorkomen.

(11) Het tijdstip van verschuldigdheid mag niet onnodig worden uitgesteld en dient samen te vallen met het tijdstip waarop de financiële transactie plaatsvindt.

(12) Om in het geval van andere financiële transacties dan die met betrekking tot derivaten­contracten de maatstaf van heffing zo gemakkelijk mogelijk te kunnen bepalen teneinde de kosten voor bedrijven en belastingdiensten te beperken, moet normaal worden verwezen naar de in de context van de transactie verleende tegenprestatie. Indien geen tegenprestatie is verleend of de verleende tegenprestatie lager is dan de marktprijs, moet naar de marktprijs worden verwezen als een reële weerspiegeling van de waarde van de transactie. Wanneer derivatencontracten worden gekocht/verkocht, overgedragen, geruild, gesloten of wanneer deze verrichtingen materieel worden gewijzigd, dient - eveneens omwille van het berekeningsgemak - het in het contract vermelde notionele bedrag te worden gebruikt.

(13) Met het oog op een gelijke behandeling moet één belastingtarief gelden binnen elke transactiecategorie, zijnde de handel in andere financiële instrumenten dan derivaten alsook materiële wijzigingen van de verrichtingen in kwestie enerzijds en de aankoop/verkoop, overdracht, ruil en sluiting van derivatencontracten alsook materiële wijzigingen daarvan anderzijds.

(14) Om de belasting op de financiële sector zelf te richten in plaats van op de burgers en omdat financiële instellingen het merendeel van de transacties op de financiële markten verrichten, moet de belasting van toepassing zijn op die instellingen, ongeacht of zij in eigen naam, in naam van derden, voor eigen rekening of voor rekening van derden handelen.

(15) Vanwege het zeer mobiele karakter van financiële transacties en om potentiële belasting­ontwijking te helpen tegengaan, moet de FTT worden geheven op basis van het woonplaatsbeginsel. Om het risico dat transacties worden verschoven, nog verder te beperken, moet dit beginsel – terwijl wordt vastgehouden aan de plaats van vestiging als enig aanknopingspunt omwille van het uitvoeringsgemak - worden aangevuld met elementen van het plaats-van-uitgiftebeginsel. Bij transacties in bepaalde financiële instrumenten moeten de betrokken personen daardoor worden geacht gevestigd te zijn in de deelnemende lidstaat waar het instrument is uitgegeven.

(16) De minimumbelastingtarieven moeten worden vastgesteld op een niveau dat hoog genoeg is om de harmonisatiedoelstelling van een gemeenschappelijke FTT te kunnen verwezenlijken. Tegelijkertijd moeten deze tarieven laag genoeg zijn om de risico's van verschuiving zoveel mogelijk te beperken.

(17) Er moet worden vermeden dat iedere zijde van een afzonderlijke transactie meer dan eens wordt belast. Wanneer een financiële instelling in naam of voor rekening van een andere financiële instelling handelt, moet daarom alleen die andere financiële instelling de belasting betalen.

(18) Om te garanderen dat de FTT correct en tijdig wordt geheven, moeten de deelnemende lidstaten de verplichting hebben de nodige maatregelen daartoe te nemen.

(19) Om belastingfraude en –ontduiking te voorkomen, moeten de deelnemende lidstaten de verplichting hebben passende maatregelen daartoe te nemen.

(20) Om ontwijking en misbruik van belasting via kunstmatige constructies te voorkomen, moet worden voorzien in een algemene antimisbruikregel. Tevens moet worden voorzien in een bijzondere regel op basis van dezelfde principes om de specifieke problemen in verband met certificaten van aandelen en soortgelijke effecten aan te pakken.

(21) Teneinde nadere voorschriften te kunnen vaststellen op bepaalde technische gebieden, wat betreft registratie-, administratie-, rapportage- en andere verplichtingen die moeten garanderen dat de aan de belastingautoriteiten verschuldigde FTT daadwerkelijk aan de belastingautoriteiten wordt betaald, en deze voorschriften in voorkomend geval tijdig te kunnen aanpassen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de hiervoor vereiste maatregelen. Het is bijzonder belangrijk dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze worden toegezonden aan de Raad.

(22) Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze richtlijn wat betreft de inning van de belasting in de deelnemende lidstaten, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[27].

(23) Aangezien de marktdeelnemers enige tijd zullen nodig hebben om zich aan de nieuwe regels aan te passen, moet worden voorzien in een passende termijn tussen de vaststelling van de voor de naleving van deze richtlijn noodzakelijke nationale regels en de toepassing van die regels.

(24) Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de harmonisatie op het niveau van de Unie van de essentiële kenmerken van een FTT bij de deelnemende lidstaten, niet voldoende door deze lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve ten behoeve van de verbetering van de goede werking van de eengemaakte markt beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.