Overwegingen bij COM(2016)279 - Wijziging van de lijst derde landen waarvan de onderdanen een visum nodig hebben en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (Turkije)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Bij Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad 18 is de lijst vastgesteld van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum, alsmede de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld. De lijst van derde landen in de bijlagen I en II moet met de criteria van de verordening consistent zijn en blijven. Derde landen, waarvan de situatie in verband met deze criteria is gewijzigd, moeten in voorkomend geval van de ene naar de andere bijlage worden overgebracht.

(2) De criteria die — op basis van een beoordeling per geval — in aanmerking zouden moeten worden genomen bij de vaststelling van de derde landen waarvan de onderdanen aan de visumplicht zijn onderworpen of van die waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, zijn vastgesteld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 539/2001. Het gaat onder meer om 'illegale immigratie, openbare orde en veiligheid, economische voordelen, in het bijzonder op het gebied van toerisme en buitenlandse handel, en de externe betrekkingen van de Europese Unie met de betrokken derde landen, waarbij in het bijzonder gekeken wordt naar mensenrechten en fundamentele vrijheden alsmede naar de implicaties voor de regionale samenhang en de wederkerigheid'.

(3) Na de topontmoetingen tussen de EU en Turkije op 29 november 2015 en 18 maart 2016 werd overeengekomen het op 16 december 2013 door de Commissie aan de Turkse regering voorgelegde stappenplan voor visumliberalisering ten aanzien van alle deelnemende lidstaten versneld uit te voeren om de visumplicht voor Turkse burgers uiterlijk eind juni 2016 te kunnen afschaffen.

(4) Visumliberalisering voor Turkije is een belangrijk element van de Verklaring van de EU en Turkije van 18 maart 2016. In de Verklaring wordt gesteld dat de visumplicht voor Turkse burgers uiterlijk eind juni 2016 moet worden afgeschaft. Aangezien dit voorstel voor visumliberalisering begin mei wordt ingediend, beschikken de nationale parlementen over de periode van acht weken waarin artikel 4 van Protocol nr. 1 bij de Verdragen betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie voorziet, vóór de vaststelling van het voorstel eind juni.

(5) [Turkije heeft aan de benchmarks van het stappenplan voor visumliberalisering voldaan. Op basis van die beoordeling en rekening houdend met alle criteria van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 539/2001, is het passend Turkse onderdanen vrij te stellen van visumplicht wanneer zij reizen naar het grondgebied van de lidstaten.]

(6) Turkije dient derhalve van bijlage I naar bijlage II van Verordening (EG) nr. 539/2001 te worden overgebracht.

(7) De visumvrijstelling geldt alleen als de benchmarks van het stappenplan voor visumliberalisering en de Verklaring van de Europese Unie en Turkije van 18 maart 2016 blijvend worden nageleefd. De Commissie zal actief toezien op de naleving van de voorschriften en de Verklaring. De visumvrijstelling kan door de EU worden opgeschort overeenkomstig het opschortingsmechanisme van artikel 1 bis van Verordening (EG) nr. 539/2001, als gewijzigd bij Verordening xxx, mits aan de daarin vastgestelde voorwaarden is voldaan.

(8) Deze visumvrijstelling geldt enkel voor houders van biometrische paspoorten die zijn afgegeven in overeenstemming met de normen van Verordening (EG) nr. 2252/2004 19 . De vrijstelling geldt uitzonderlijk ook voor houders van biometrische paspoorten met de vingerafdrukken van de houder die zijn afgegeven in overeenstemming met de normen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) mits zij zijn afgegeven tussen 1 juni 2016 en 31 december 2016. Deze uitzondering verloopt op 31 december 2017.

(9) Deze verordening houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad 20 . Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die dan ook niet bindend is voor, noch van toepassing is op het Verenigd Koninkrijk.

(10) Deze verordening houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad 21 . Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die dan ook niet bindend is voor, noch van toepassing is op Ierland.

(11) Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die betrekking hebben op het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad 22 .

(12) Wat Zwitserland betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die betrekking hebben op het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad 23 .

(13) Wat Liechtenstein betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die betrekking hebben op het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad 24 .