Overwegingen bij COM(2016)821 - Handhaving van de Dienstenrichtlijn en vaststelling van een kennisgevingsprocedure voor vergunningstelsels en vereisten met betrekking tot diensten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) In het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt een garantie verstrekt aan dienstverrichters omtrent de vrijheid van vestiging in andere lidstaten en het vrij verrichten van diensten tussen lidstaten.

(2) In Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad 15 is de inhoud van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten gespecificeerd ten aanzien van bepaalde diensten. Daarin wordt onder meer bepaald dat vergunningstelsels en bepaalde soorten vereisten omtrent diensten niet-discriminatoir moeten zijn wat betreft nationaliteit of verblijfplaats, gerechtvaardigd moeten zijn om dwingende redenen van algemeen belang en evenredig dienen te zijn.

(3) Richtlijn 2006/123/EG voorziet in een verplichting voor de lidstaten om hun wetgeving inzake vergunningstelsels en bepaalde vereisten met betrekking tot diensten, te beoordelen en aan te passen, teneinde de wetgeving in overeenstemming te brengen met de in die richtlijn vastgelegde regels. Bovendien voorziet Richtlijn 2006/123/EG, met het oog op het bevorderen van de controle van de toekomstige naleving door lidstaten, in een meldingsplicht voor de lidstaten van nieuwe wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die bepaalde nieuwe vereisten formuleren die vallen binnen het toepassingsgebied van die richtlijn, of van substantiële wijzigingen van dergelijke vereisten.

(4) De Commissie heeft een toenemend aantal kennisgevingen van lidstaten ontvangen betreffende nieuw-ingevoerde vereisten, krachtens Richtlijn 2006/123/EG. Echter, niet al deze nationale vereisten zijn niet-discriminatoir met betrekking tot nationaliteit of verblijfplaats, gerechtvaardigd en evenredig, hetgeen resulteert in een aanzienlijk aantal door de Commissie opgestarte structurele dialogen ten opzichte van lidstaten. Dit laat zien dat de bestaande kennisgevingsprocedure niet afdoende is om discriminatie op grond van nationaliteit of verblijfplaats te voorkomen en ongerechtvaardigde of onevenredige vereisten te vermijden. Dit is nadelig voor burgers en ondernemingen actief in de interne dienstenmarkt. Bovendien lijkt het erop dat sommige nieuwe of gewijzigde vereisten met betrekking tot diensten die vallen binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/123/EG in het geheel niet zijn aangekondigd.

(5) Om deze redenen heeft de Commissie in haar strategie voor een eengemaakte markt 16 een voorstel aangekondigd om de naleving van Richtlijn 2006/123/EG te verbeteren, door het hervormen van de op grond van deze richtlijn bepaalde kennisgevingsprocedure.

(6) De doeltreffende handhaving van regels betreffende de interne dienstenmarkt geformuleerd in Richtlijn 2006/123/EG moet worden vergroot door verbetering van de bestaande kennisgevingsprocedure, ingesteld door die richtlijn, met betrekking tot nationale vergunningstelsels en bepaalde vereisten inzake de toegang tot en de uitoefening van niet in loondienst verrichte werkzaamheden. Het moet eenvoudiger worden om te voorkomen dat nationale bepalingen worden vastgesteld die vereisten en vergunningstelsels instellen die in strijd zouden zijn met Richtlijn 2006/123/EG. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Commissie uit hoofde van de Verdragen en de verplichting van lidstaten om de bepalingen van het Unierecht na te leven.

(7) De in deze richtlijn opgestelde kennisgevingsverplichting moet van toepassing zijn op regelgevingsmaatregelen van lidstaten, zoals algemene wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen of elke andere bindende algemene regel, met inbegrip van regels die zijn vastgesteld door beroepsorganisaties voor het collectief reguleren van de toegang tot of de uitoefening van dienstenactiviteiten. Aan de andere kant moet de kennisgevingsverplichting echter niet van toepassing zijn op door nationale autoriteiten genomen individuele besluiten.

(8) De verplichting voor lidstaten om de in artikel 4 van deze richtlijn bedoelde ontwerpmaatregelen betreffende vergunningstelsels of vereisten, ten minste drie maanden voordat zij worden vastgesteld, ter kennisgeving aan te melden, is bedoeld om ervoor te zorgen dat de nog vast te stellen maatregelen in overeenstemming zijn met Richtlijn 2006/123/EG. Om de kennisgevingsprocedure doeltreffend te maken, dient de raadpleging met betrekking tot de ter kennisgeving aangemelde maatregelen plaats te vinden geruime tijd voordat zij worden vastgesteld. Dit is de aangewezen manier om een goede en transparante samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten te bevorderen en voor de verdere ontwikkeling van de uitwisseling tussen de Commissie en nationale autoriteiten betreffende nieuwe of gewijzigde vergunningstelsels en bepaalde vereisten die vallen onder Richtlijn 2006/123/EG, overeenkomstig artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Om ervoor te zorgen dat de procedure doeltreffend is, dient een schending van de kennisgevingsplicht of de plicht van het vaststellen van een ter kennisgeving aangemelde maatregel af te zien, ook tijdens de periode na ontvangst van een waarschuwing, te worden beschouwd als een zeer ernstige procedurele fout ten aanzien van de gevolgen ervan voor personen.

(9) In het kader van de transparante samenwerking, dient de kennisgevende lidstaat de Commissie, de andere lidstaten en belanghebbenden tijdig in kennis te stellen van substantiële wijzigingen die worden aangebracht aan een ontwerpmaatregel die is onderworpen aan een krachtens deze richtlijn lopende kennisgevingsprocedure. Wijzigingen bij loutere verschrijvingen aard hoeven niet te worden gemeld.

(10) De door de kennisgevende lidstaat te verstrekken informatie moet voldoende zijn om de naleving van Richtlijn 2006/123/EG te kunnen beoordelen en dan met name, de evenredigheid van het aangekondigde vergunningstelsel of de aangekondigde vereiste. Dientengevolge, overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU), dient deze informatie de nagestreefde doelstelling van algemeen belang te verhelderen, uiteen te zetten waarom het aangekondigde vergunningstelsel of de aangekondigde vereiste noodzakelijk en gerechtvaardigd is voor het bereiken van deze doelstelling en uit te leggen waarom de wijze waarop dit gebeurt evenredig is; de informatie moet dus een uitleg bevatten over waarom de maatregel passend is, waarom hij niet verder gaat dan nodig is en waarom er geen alternatieve en minder beperkende middelen voorhanden zouden zijn. De redenen die door de betrokken lidstaat worden aangevoerd als rechtvaardiging moeten worden gestaafd met afdoende bewijs, en met een analyse van de evenredigheid van de aangekondigde maatregel.

(11) Om te zorgen voor een doeltreffende informatie-uitwisseling tussen de lidstaten en de Commissie, dient het Informatiesysteem interne markt, opgesteld uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad 17 , ook krachtens deze richtlijn te worden gebruikt.

(12) De in Richtlijn 2006/123/EG geformuleerde kennisgevingsverplichting vereist van de lidstaten dat zij de Commissie en de andere lidstaten informeren omtrent vereisten die vallen onder artikel 15, lid 2, artikel 16, lid 1, derde alinea, en artikel 16, lid 3, eerste zin, van Richtlijn 2006/123/EG. Uit de toepassing van die richtlijn is gebleken dat vergunningstelsels of vereisten in verband met vergunningstelsels, beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen, waarborgen of soortgelijke voorzieningen, evenals multidisciplinaire beperkingen, veel voorkomen en een belangrijke belemmering kunnen vormen voor de eengemaakte dienstenmarkt. Zij dienen bijgevolg eveneens te vallen onder een kennisgevingsverplichting om te bevorderen dat de ontwerpen van wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van lidstaten in overeenstemming zijn met Richtlijn 2006/123/EG. De in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2006/123/EG genoemde vereisten vallen onder de kennisgevingsverplichting voor zover zij vallen onder artikel 16, lid 3.

(13) Deze richtlijn voorziet in een raadplegingstermijn van drie maanden om de ter kennisgeving aangemelde ontwerpmaatregelen te kunnen beoordelen en een doeltreffende dialoog te kunnen voeren met de kennisgevende lidstaat. Om de raadpleging in de praktijk te laten slagen en ervoor te zorgen dat de lidstaten, de Commissie en belanghebbenden effectief opmerkingen kunnen maken, dienen lidstaten de ontwerpmaatregelen ten minste drie maanden voordat zij worden vastgesteld, ter kennisgeving aan te melden. Kennisgevende lidstaten moeten overeenkomstig het Unierecht rekening houden met de opmerkingen die zijn gemaakt betreffende de ter kennisgeving aangemelde ontwerpmaatregel.

(14) Indien de Commissie na afloop van de raadpleging nog steeds twijfels heeft over de verenigbaarheid van de ter kennisgeving aangemelde ontwerpmaatregel met Richtlijn 2006/123/EG kan zij een waarschuwing geven aan de lidstaat en deze de gelegenheid geven de ontwerpmaatregel in overeenstemming te brengen met het EU-recht. Deze waarschuwing moet een toelichting bevatten van de juridische problemen die de Commissie heeft vastgesteld. De ontvangst van een dergelijke waarschuwing heeft tot gevolg dat de kennisgevende lidstaat de ter kennisgeving aangemelde maatregel niet mag vaststellen gedurende een periode van drie maanden.

(15) Het niet naleven van de verplichting om ontwerpmaatregelen ten minste drie maanden voordat zij worden vastgesteld ter kennisgeving aan te melden en/of het niet afzien van het vaststellen van een ter kennisgeving aangemelde maatregel gedurende deze periode en, in voorkomende gevallen, gedurende de drie maanden volgend op de ontvangst van een waarschuwing, moet worden beschouwd als een ernstige procedurele fout ten aanzien van de gevolgen ervan voor personen.

(16) Om de efficiëntie, doeltreffendheid en samenhang van de kennisgevingsprocedure te waarborgen, dient de Commissie de bevoegdheid te hebben besluiten vast te stellen die van de betrokken lidstaat vereisen dat deze afziet van de vaststelling van ter kennisgeving aangemelde maatregelen of, indien zij reeds zijn vastgesteld, deze in te trekken, daar waar zij in strijd zijn met Richtlijn 2006/123/EG.

(17) Belanghebbende derde partijen moeten toegang krijgen tot de door lidstaten ingezonden kennisgevingen, zodat zij op de hoogte zijn van geplande vergunningstelsels of bepaalde vereisten met betrekking tot diensten op markten waarop zij daadwerkelijk of mogelijk actief zijn en zij in staat gesteld worden om daaromtrent opmerkingen te maken.

(18) Deze richtlijn is niet van invloed op de verplichting van lidstaten om vereisten betreffende de diensten van de informatiemaatschappij krachtens Richtlijn (EU) 2015/1535 ter kennisgeving aan te melden. Om dubbele kennisgeving te vermijden, moeten kennisgevingen gedaan krachtens die richtlijn en overeenkomstig de toepasselijke verplichtingen vastgelegd in deze richtlijn, tevens worden beschouwd als beantwoordend aan de kennisgevingsplicht op grond van deze richtlijn.

(19) Om dezelfde reden, moet een kennisgeving die geschied is op grond van deze richtlijn geacht worden te voldoen aan de rapportageverplichting van lidstaten krachtens artikel 59, lid 5, van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad 18 .

(20) Als gevolg van de instelling van de in deze richtlijn bepaalde kennisgevingsprocedure, dienen de bepalingen van Richtlijn 2006/123/EG betreffende kennisgevingsprocedures te worden geschrapt. Verordening (EU) 1024/2012 dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(21) Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het instellen van een kennisgevingsprocedure voor een verbeterde handhaving van Richtlijn 2006/123/EG ter bevordering van de vrijheid van vestiging van dienstverrichters en het vrij verrichten van diensten op de eengemaakte markt, niet voldoende kan worden gerealiseerd door maatregelen van afzonderlijke lidstaten en die gelet op de omvang en de gevolgen ervan beter verwezenlijkt kan worden op EU-niveau, kan de Unie in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel als vervat in artikel 5 VEU, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om de doelstelling te verwezenlijken,