Overwegingen bij COM(2016)823 - Juridische en operationele kader van de Europese e-kaart voor diensten ingevoerd bij Verordening … [ESC Regulation]

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) garandeert dienstverrichters de vrijheid van vestiging in de lidstaten en het vrije verkeer van diensten tussen de lidstaten.

(2) Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad 17 stelt algemene bepalingen vast ter vergemakkelijking van de uitoefening van de vrijheid van vestiging van dienstverrichters en het vrije verkeer van diensten. Zij bepaalt onder meer dat de lidstaten moeten zorgen voor administratieve vereenvoudiging, bijvoorbeeld door elektronische procedures aan te bieden via een één-loketsysteem, door bestaande procedures en de vereisten betreffende gewaarmerkte documenten te vereenvoudigen en door optimaal gebruik te maken van een systeem van stilzwijgende goedkeuring. Ook voorziet de richtlijn in een kader dat het vrij verrichten van diensten op tijdelijke basis in een andere lidstaat bevordert.

(3) Richtlijn 2006/123/EG bepaalt dat de lidstaten moeten zorgen voor voortdurend bijgewerkte één-loketten waar dienstverrichters die diensten willen verrichten of zich willen vestigen alle relevante informatie kunnen vinden over de eisen waaraan moet worden voldaan en over de e-procedures die moeten worden doorlopen met betrekking tot alle formaliteiten, vergunningen en kennisgevingen. Toch is het voor dienstverrichters nog altijd een dure zaak om alle informatie in te winnen en is het moeilijk om vanop afstand te voldoen aan nationale procedures, met name voor sectorspecifieke eisen. Samenwerking tussen de instanties in verschillende lidstaten moet in principe plaatsvinden via het Informatiesysteem interne markt (IMI), een IT-platform dat is opgezet voor grensoverschrijdende uitwisseling van informatie en wederzijdse bijstand uit hoofde van de richtlijn. Ondanks het feit dat overheidsinstellingen soms twijfelen of de vestiging van een dienstverrichter in een andere lidstaat wel legaal is, worden de mogelijkheden voor samenwerking via het IMI momenteel niet optimaal benut. De formaliteiten voor vergunningen en kennisgevingen vereisen vaak papieren documenten, waarvan het indienen en het vertalen aanzienlijke kosten met zich meebrengen. Informatie over deze belemmeringen is ofwel niet online beschikbaar of schaars, onvolledig, versnipperd en moeilijk toe te passen op de bijzondere omstandigheden van dienstverrichters die hun activiteiten naar andere lidstaten willen uitbreiden, aangezien de nationale regelgeving vaak alleen op binnenlandse situaties is afgestemd. Dienstverrichters lopen vaak het risico dat ze meermaals dezelfde informatie en documenten moeten indienen.

(4) De dienstverrichters worden nog altijd geconfronteerd met eisen die het omslachtig en weinig aantrekkelijk maken om hun activiteiten uit te breiden naar de volledige eengemaakte markt, zoals meervoudige en uiteenlopende vergunningsregelingen bij verschillende instanties die, in het geval van een vestiging, de voorwaarden waaraan reeds eerder in andere lidstaten is voldaan niet wederzijds erkennen of, in het geval van het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten onevenredige of ongerechtvaardigde beperkingen opleggen. Als gevolg daarvan krijgen dienstverrichters te maken met verschillende en onevenredige nalevingskosten wanneer zij hun activiteiten naar andere lidstaten willen uitbreiden.

(5) Grensoverschrijdende handelsactiviteiten en grensoverschrijdende investeringen in bepaalde zakelijke diensten en in de bouwsector zijn zeldzaam in deze context die nog heel wat marge biedt voor een betere integratie van de dienstenmarkten, wat aanzienlijke negatieve gevolgen heeft voor de rest van de economie. Deze onderprestatie leidt ertoe dat de mogelijkheden voor meer groei en werkgelegenheid op de eengemaakte markt niet volledig worden benut.

(6) Deze richtlijn is erop gericht de vestiging en het vrije verkeer van diensten op de interne markt te vergemakkelijken middels de verdere ontwikkeling en uitvoering van de algemene beginselen van het recht van vestiging en het vrij verrichten van grensoverschrijdende diensten als vastgelegd in respectievelijk de artikelen 49 en 56 VWEU, alsmede in Richtlijn 2006/123/EG. Zij moet zijn gebaseerd op artikel 53, lid 1, VWEU inzake de vrijheid van vestiging en de toegang tot werkzaamheden anders dan in loondienst, alsmede op artikel 62 VWEU, dat deze bepaling van toepassing maakt op diensten.

(7) Teneinde de toegang tot en de uitoefening van dienstenactiviteiten te vergemakkelijken, bouwt deze richtlijn voort op Richtlijn 2006/123/EG, hoewel zij geenszins de voorschriften van deze richtlijn wijzigt. Het toepassingsgebied van deze richtlijn is nog beperkter dan het toepassingsgebied van de dienstenrichtlijn. De richtlijn is specifiek gericht op de zakelijke dienstensector en de bouwsector, waar vele belemmeringen voor grensoverschrijdende activiteiten nog steeds overeind blijven. Bovendien staan de grensoverschrijdende handel en investeringen in de bouwsector en de zakelijke dienstensector op een laag peil en werden beide sectoren in de afgelopen tien jaar door zwakke productiviteitsgroei gekenmerkt.

(8) Alle aangelegenheden, activiteiten en gebieden die niet tot het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/123/EG behoren, moeten worden uitgesloten van het toepassingsgebied van deze richtlijn. Deze richtlijn heeft met name geen betrekking op aangelegenheden, activiteiten en gebieden in verband met belastingen, sociale zekerheid en arbeidsrecht, met inbegrip van de wettelijke of contractuele bepalingen betreffende arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, waaronder gezondheid en veiligheid op het werk en de betrekkingen tussen werkgevers en werknemers. Evenmin is deze richtlijn van invloed op de socialezekerheidswetgeving van de lidstaten. Deze richtlijn geldt onverminderd de bepalingen van het mededingingsrecht en de regels inzake het toepasselijke recht en de rechterlijke bevoegdheid in de zin van het internationaal privaatrecht.

(9) Omwille van de coherentie moeten eventuele conflicten tussen deze richtlijn en andere rechtshandelingen van de Unie met betrekking tot specifieke aspecten van de toegang tot of de uitoefening van dienstenactiviteiten in specifieke sectoren worden beslecht overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2006/123/EG voor conflicten tussen die richtlijn en dergelijke rechtshandelingen en de toepassing van die andere rechtshandelingen. De bepalingen van deze richtlijn kunnen niet worden ingeroepen ter rechtvaardiging van stelsels voor voorafgaande vergunning, voorafgaande kennisgeving of vestigingseisen die verboden zijn op grond van andere rechtshandelingen van de Unie inzake specifieke aspecten van de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in een specifieke sector, zoals Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad 18 . Daarenboven doet deze richtlijn op geen enkele wijze afbreuk aan de verplichtingen voor dienstverrichters in overeenstemming met Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad 19 en Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad 20 .

(10) Deze richtlijn verduidelijkt de voorwaarden waaronder betrokken dienstverrichters kunnen profiteren van de Europese e-kaart voor diensten die is ingevoerd bij Verordening ...[ESC Regulation]..., welke onderscheiden rol de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst moeten hebben en welke acties van de lidstaat van herkomst door een lidstaat van ontvangst moeten worden aanvaard. De Europese e-kaart voor diensten is een vrijwillig instrument voor de dienstverrichter.

(11) Deze richtlijn bevat ook een kader voor de geldigheid en redenen voor schorsing of herroeping van een Europese e-kaart voor diensten in de hele Europese Unie. Wanneer een dienstverrichter niet langer op rechtmatige wijze over de grenzen heen diensten kan blijven verrichten waarvoor hij oorspronkelijk een dienstenkaart heeft aangevraagd, moet diezelfde dienstenkaart dienovereenkomstig worden geschorst of herroepen.

(12) Het belangrijkste doel van de Europese e-kaart voor diensten bestaat erin een uniforme en vereenvoudigde procedure vast te stellen voor dienstverrichters die hun dienstverrichting binnen de interne markt over de grenzen heen willen uitbreiden. De dienstenkaart is een elektronisch certificaat waarin wordt aangegeven dat de dienstverrichter op rechtmatige wijze is gevestigd in een lidstaat (de lidstaat van herkomst). De lidstaten van ontvangst waarnaar een dienstverrichter wil uitbreiden mogen verder hun stelsels van voorafgaande vergunning of kennisgeving die onder nationaal recht zijn vastgesteld ter controle van de toegang tot of de uitoefening van dienstenactiviteiten niet aan de houders van een dienstenkaart opleggen, daar deze controle reeds is uitgevoerd voor de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten.

(13) De bij deze richtlijn vastgestelde procedure beoogt de toepassing van algemene regels en beginselen van Richtlijn 2006/123/EG in het kader van grensoverschrijdende vestiging en tijdelijke verrichting van bepaalde diensten.

(14) Bepaalde eisen en bijbehorende vergunningen en kennisgevingen beheerst door Richtlijn 2006/123/EG mogen niet het voorwerp vormen van controles in het kader van de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten vanwege hun complexiteit of de betrokkenheid van actoren uit derde landen, waar de uniforme procedurele werkstroom van de Europese e-kaart voor diensten niet op is voorzien. Dit betreft selectieprocedures voor de verlening van in aantal beperkte vergunningen en controles van plaatsspecifieke omstandigheden, of het nu gaat om de plaats van werkelijke verrichting van diensten of de plaats waar de dienstverrichter zijn werkzaamheden vaststelt. Een Europese e-kaart voor diensten is evenmin geschikt voor selectieprocedures voor de uitvoering van overheidsopdrachten, prijsvragen of concessies.

(15) In dezelfde geest zouden controles voor dienstverrichters die reeds het voorwerp zijn van andere horizontale EU-wetgeving uitgesloten moeten blijven. Dit is het geval bij eisen en controles in verband met de erkenning van beroepskwalificaties uit hoofde van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad 21 , zelfs indien deze in de sectorale wetgeving worden vermeld.

(16) Voorts zouden de eisen tot vrijgave van bepaalde bedrijfsinformatie op grond van Richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad 22 en Richtlijn 89/666/EEG 23 voor dienstverrichters die vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid zijn, en de eisen of controles die zijn opgelegd door nationale voorschriften inzake de registratie van filialen van ondernemingen die in een andere lidstaat zijn geregistreerd onder het vennootschapsrecht, niet mogen vallen onder een procedure in het kader van de Europese e-kaart voor diensten, die is bedoeld om sectorspecifieke aangelegenheden in het kader van Richtlijn 2006/123/EG te regelen.

(17) Een Europese e-kaart voor diensten biedt verscheidene voordelen. Zij biedt een bewijs van rechtmatige vestiging in de lidstaat van herkomst. Zolang een Europese e-kaart voor diensten geldig blijft, moet zij in de gehele EU worden beschouwd als een geldig bewijsmiddel van rechtmatige vestiging in de lidstaat van herkomst voor de diensten waarop die dienstenkaart van toepassing is. Dit bewijs moet ook worden aanvaard in een binnenlandse context, op alle niveaus en in alle administratieve afdelingen van het openbaar bestuur. Een geldige Europese e-kaart voor diensten bevat informatie die in verschillende contexten is vereist, zoals controles tijdens of na de verrichting van diensten, de gunning van een overheidsopdracht, een prijsvraag of een concessie, de oprichting van dochterondernemingen of filialen op grond van het vennootschapsrecht en de registratie van de dienstverrichter voor verplichte sociale verzekeringen. Aangezien deze informatie reeds beschikbaar is op een geldige Europese e-kaart voor diensten, moeten de instanties van de lidstaten houders van de dienstenkaart niet om deze informatie verzoeken voor die andere doeleinden.

(18) Bovendien mogen de lidstaten houders van een Europese e-kaart voor diensten geen stelsels van aan de dienstverrichting gerelateerde vergunning of kennisgeving opleggen vóór de verstrekking van een dienst. De lidstaten mogen de controles die al zijn uitgevoerd in het kader van de afgifte van de Europese e-kaart voor diensten niet geheel of gedeeltelijk herhalen nadat de verrichting van diensten in de lidstaat van ontvangst is opgestart. Stelsels voor vergunning of kennisgeving zoals die welke voortvloeien uit belastingen, sociale zekerheid en arbeidsrecht zullen van toepassing blijven aangezien dergelijke kwesties niet tot het toepassingsgebied van deze richtlijn behoren. Door middel van ex-post verificaties, inspecties en onderzoeken moeten de bevoegde instanties toezicht kunnen blijven uitoefenen op de dienstverrichting, zoals in de huidige stand van de EU-wetgeving. Indien bij dergelijke controles ernstige overtredingen van de eisen die van toepassing zijn in een lidstaat van ontvangst worden vastgesteld, kan dit leiden tot de schorsing of doorhaling van de Europese e-kaart voor diensten.

(19) Bij Richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 24 is een wettelijk kader vastgesteld voor de Europese beroepskaart, bedoeld om beroepsbeoefenaren het recht te geven in een andere (ontvangende) lidstaat hetzelfde beroep uit te oefenen waarvoor zij voorheen gevestigd waren in een lidstaat (van herkomst), hetzij tijdelijk, hetzij door middel van een nevenvestiging. De Europese e-kaart voor diensten, die bedoeld is voor een grote verscheidenheid van diensten en die geen betrekking heeft op kwesties die verband houden met beroepskwalificaties, mag dus niet van toepassing zijn op de diensten waarvoor een specifieke Europese beroepskaart is ingevoerd, behalve indien sectorale eisen en de controle ervan die geen verband houden met de erkenning van beroepskwalificaties van kracht blijven voor wat betreft de nevenvestiging van een bepaalde beroepsgroep.

(20) Om maatregelen en beslissingen te concentreren binnen een lidstaat en samenwerking te faciliteren tussen de verschillende bevoegde instanties in de lidstaten van herkomst en ontvangst moet een coördinerende instantie in de lidstaat van herkomst en in de lidstaat van ontvangst finaal verantwoordelijk zijn voor de behandeling van aangelegenheden die betrekking hebben op de Europese e-kaart voor diensten en zodoende de bijdragen van de verschillende bevoegde nationale instanties coördineren en fungeren als contactpunt met hun tegenhangers in andere lidstaten. De aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten moet worden voorgelegd aan de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst.

(21) Er worden twee soorten Europese e-kaarten voor diensten aan dienstverrichters aangeboden. Enerzijds is er een eenvoudigere procedure voor tijdelijke grensoverschrijdende verrichting van diensten in andere lidstaten, waarbij in wezen hun eerdere vestiging in de lidstaat van herkomst wordt gecontroleerd en een lidstaat van ontvangst slechts bezwaar kan maken tegen de tijdelijke grensoverschrijdende verrichting van diensten wegens dwingende redenen van openbaar belang. Anderzijds is er een meer complexe procedure die de lidstaat van ontvangst een kader biedt om economische activiteiten die voor onbepaalde tijd door middel van filialen, agentschappen of bureaus op hun grondgebied zijn gevestigd te controleren teneinde middels een vereenvoudigde werkstroom de correcte en snelle uitvoering van wederzijdse erkenning te waarborgen.

(22) De Europese e-kaart voor diensten is beschikbaar voor dienstverrichters die zich reeds eerder in een lidstaat hebben gevestigd. Hoewel dochterondernemingen van bedrijven uit derde landen een dienstenkaart moeten kunnen aanvragen, mag dit niet het geval zijn voor filialen, agentschappen of bureaus van dergelijke ondernemingen, overeenkomstig artikel 48 van het VWEU, dat de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van diensten voorbehoudt aan ondernemingen en vennootschappen die in overeenstemming met de wetgeving van een lidstaat zijn opgericht en hun statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging binnen de Unie hebben.

(23) De Europese e-kaart voor diensten voor nevenvestiging moet dienstverrichting in de lidstaat van ontvangst mogelijk maken via filialen, agentschappen of bureaus die op zijn grondgebied zijn gevestigd. Voor de doeleinden van de Europese e-kaart voor diensten mag nevenvestiging geen dienstverrichting in de lidstaat van ontvangst via dochterondernemingen van vennootschappen die zijn gevestigd in de lidstaat van herkomst inhouden. Het feit dat een dochteronderneming een afzonderlijke rechtspersoon is, vereist complexere controles dan in het geval van dienstverrichting via een filiaal, agentschap of bureau zonder eigen rechtspersoonlijkheid. De procedure van de Europese e-kaart voor diensten is niet geschikt voor het uitvoeren van deze complexe controles.

(24) De coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst moet na ontvangst van een aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten deze vervolledigen en de inhoud ervan valideren om de rechtmatige vestiging van de dienstverrichter in zijn lidstaat van herkomst aan te tonen en de omstandigheden beschrijven op een wijze die de instanties van de lidstaat van ontvangst helpt om hun eigen controles uit te voeren. Terwijl niet-handelen van de aanvrager moet leiden tot een stopzetting van de procedure, moet niet-handelen van de instanties van de lidstaat van herkomst aanleiding geven tot juridisch beroep.

(25) Om te zorgen voor een eenvormige uitvoering van deze richtlijn met betrekking tot de technische aspecten van de behandeling en verwerking van aanvragen voor Europese e-kaarten voor diensten, moet aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 25 . Deze uitvoeringsvoorschriften moeten de automatische annulering van een aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten vaststellen wanneer de desbetreffende procedure voor langere tijd geschorst is als gevolg van het niet-handelen van de aanvrager.

(26) De coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst moet duidelijkheid verschaffen over de eisen die van toepassing zijn op de inkomende dienstverrichter, aangezien deze reeds in een andere lidstaat is gevestigd. De coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst moet waarborgen dat de dienstverrichter weet welke eisen gelden voor de uitvoering van diensten in de lidstaat van ontvangst, waaronder de eisen die van toepassing zijn zodra de Europese e-kaart voor diensten is uitgereikt. Voor vestiging, d.w.z. het verrichten van diensten via filialen, agentschappen of bureaus, dient de vaststelling van toepasselijke eisen door de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst een ander doel: er wordt een opsomming gegeven van de eisen waarvan de inkomende dienstverrichter moet bewijzen dat hij eraan voldoet voordat de dienstenkaart kan worden afgegeven.

(27) Indien een lidstaat van ontvangst een uitgebreide en bijgewerkte gegevensbank in het één-loket heeft ingesteld, volstaat het dat de coördinerende instantie van die lidstaat verwijst naar de desbetreffende webpagina waar de informatie kan worden opgevraagd in het kader van de procedure van de Europese e-kaart voor diensten.

(28) Een Europese e-kaart voor diensten mag niet leiden tot wijziging van de huidige regelgeving uit hoofde van Richtlijn 2006/123/EG en andere betrokken EU-wetgeving die de onderliggende voorwaarden vaststelt waaraan een dienstverrichter moet voldoen bij het verrichten van diensten in een lidstaat van ontvangst. De lidstaten van ontvangst moeten daarom de mogelijkheid hebben om, in overeenstemming met de geldende EU-wetgeving, de naleving van hun eigen eisen door inkomende dienstverrichters in beschouwing te nemen vooraleer deze toestemming krijgen om aan te vangen met de verrichting van diensten op hun grondgebied. De procedure voor de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten moet dan ook in een passende controlerende rol voor de lidstaat van ontvangst voorzien, zowel voor tijdelijke grensoverschrijdende dienstverrichting als voor vestiging.

(29) Met betrekking tot het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten moeten de lidstaten van ontvangst, gezien artikel 16 van Richtlijn 2006/123/EG eisen toelaat voor de meeste diensten waarop deze richtlijn betrekking heeft, beroep kunnen aantekenen tegen de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten door de lidstaat van herkomst in die gevallen waarbij de omstandigheden van de aanvrager aanleiding geven tot werkelijke en voldoende ernstige bedreigingen van de openbare belangen in verband met de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu, op een wijze die niet voldoende en adequaat kan worden aangepakt door middel van eisen en controles die van toepassing zijn wanneer de dienstverrichting van start gaat. Dit zou het geval zijn wanneer een stelsel van voorafgaande vergunning of voorafgaande kennisgeving voor de tijdelijke verrichting van de diensten in kwestie van kracht is, verhoudingsgewijs gerechtvaardigd is uit hoofde van één van die vier dwingende redenen van algemeen belang die zijn beschermd overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2006/123/EG, en de voorwaarden waaraan de aanvrager in zijn lidstaat van herkomst heeft voldaan niet als gelijkwaardig kunnen worden beschouwd aan die welke in de lidstaat van ontvangst gelden voor de toekenning van die voorafgaande vergunning. De mogelijkheden en voorrechten van lidstaten van ontvangst in het kader van artikel 16 van Richtlijn 2006/123/EG zijn van toepassing in het kader van de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten.

(30) Het IMI moet de Commissie in staat stellen kennis te nemen van bezwaren van de lidstaten van ontvangst vóór de afgifte van Europese e-kaarten voor diensten voor het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten in het kader van de stelsels van voorafgaande vergunning of voorafgaande kennisgeving die ook vooraf hadden moeten worden aangemeld overeenkomstig Richtlijn ………[forthcoming Notification Directive]…….. Deze informatie over de daadwerkelijke toepassing van de aangemelde vergunningstelsels kan door de Commissie worden gebruikt om de aanzet te geven tot een handhavend optreden of om een onderzoek te starten. Zij laat de rechten van aanvragers om een klacht in te dienen bij de diensten van de Commissie betreffende een mogelijke inbreuk op het EU-recht door middel van het betrokken bezwaar onverlet.

(31) Met betrekking tot vestiging moeten lidstaten van ontvangst aanvragers hun eigen eisen kunnen opleggen, voor zover deze niet-discriminerend zijn, gerechtvaardigd zijn uit hoofde van dwingende redenen van algemeen belang en evenredig zijn in overeenstemming met Richtlijn 2006/123/EG en andere relevante EU-wetgeving. Sectorspecifieke EU-wetgeving betreffende bepaalde onder deze richtlijn vallende diensten, zoals diensten van reisbureaus in de zin van Richtlijn (EU) 2015/2302 van het Europees Parlement en de Raad 26 , en diensten van installatie van met energie verband houdende onderdelen van gebouwen in de zin van Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad 27 , moeten in aanmerking worden genomen voor zover de controles geen betrekking hebben op de erkenning van beroepskwalificaties in het kader van Richtlijn 2005/36/EG.

(32) Gelijkwaardigheid van eisen van de lidstaat van ontvangst en die van de lidstaat van herkomst waar de aanvrager reeds aan heeft voldaan moet een integraal onderdeel vormen van deze beoordeling. Teneinde de beoordeling van de gelijkwaardigheid van de eisen in de lidstaten van herkomst en van ontvangst te faciliteren, moet de aanvrager, indien de instantie van de lidstaat van ontvangst zijn voornemen kenbaar maakt om een dienstenkaart voor vestiging te weigeren, een nieuwe mogelijkheid hebben om aan te tonen dat hij voldoet aan de voorwaarden in verband met de voorafgaande vergunning of de voorafgaande kennisgeving waarop de instanties van de lidstaten van ontvangst hun voornemen tot weigering van de dienstenkaart baseren, onder meer door verwijzing naar de eisen waaraan de aanvrager is onderworpen in de lidstaat van herkomst en waarvan zij menen dat zij gelijkwaardig zijn.

(33) De lidstaten van ontvangst moeten kunnen vragen om verduidelijking of aanvullende informatie van de lidstaat van herkomst vóór de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten. Dit is vooral relevant om te beoordelen of er een gerechtvaardigde en evenredige noodzaak bestaat om bezwaar aan te tekenen tegen de tijdelijke verrichting van diensten door de aanvrager op zijn grondgebied of om in geval van vestiging na te gaan welke regelgevingsaspecten al in voldoende mate aan bod zijn gekomen doordat de aanvrager heeft moeten voldoen aan de eisen van de lidstaat van herkomst. Mettertijd zullen de lidstaten naar verwachting beter inzicht krijgen in hun respectieve regelgevingskaders in de sectoren waarop de dienstenkaart van toepassing is, wat moet leiden tot meer wederzijds vertrouwen en zodoende een vlottere evaluatie ten behoeve van de aanvragers moet mogelijk maken.

(34) Met het oog op de vaststelling van de procedure voor dit soort informatieverzoeken moet overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag de Commissie de bevoegdheid worden verleend om handelingen vast te stellen tot vaststelling van de bijzonderheden van de procedurele werkstroom en de gevolgen daarvan voor de toepasselijke termijnen voor besluiten die in het kader van de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten moeten worden gemaakt. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(35) De lidstaat van ontvangst mag niet langer controleren of de aanvrager van een Europese e-kaart voor diensten rechtmatig in een andere lidstaat is gevestigd. Evenmin mag hij afbreuk doen aan de waarheidsgetrouwheid en de deugdelijkheid van in een aanvraag opgenomen gegevens en documenten nadat deze door de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst zijn gevalideerd. Omgekeerd moet de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst de beslissing omtrent de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten voor tijdelijke grensoverschrijdende dienstverrichting niet laten afhangen van een beoordeling van de naleving door de dienstverrichter van eisen van de lidstaat van ontvangst, maar moet zij louter op basis van haar beoordeling besluiten of de aanvrager op het moment dat het besluit tot afgifte wordt gemaakt rechtmatig op haar grondgebied is gevestigd voor de verrichting van de betrokken dienst.

(36) Relevante maatregelen en besluiten van de coördinerende instanties die zowel in de lidstaat van ontvangst als in de lidstaat van herkomst betrokken zijn bij de procedure voor de afgifte van de Europese e-kaart voor diensten, moeten vatbaar zijn voor rechtsmiddelen overeenkomstig de nationale wetgeving. Hieronder vallen passende rechtsmiddelen in geval van niet-handelen van de coördinerende instantie in de lidstaat van oorsprong overeenkomstig de procedure voor de afgifte van de dienstenkaart.

(37) Vóór afgifte van de Europese e-kaart voor diensten moet een lidstaat van ontvangst legitieme beleidsbelangen kunnen inroepen. Niettemin moet, in het belang van een vereenvoudigde en snelle procedure, het beginsel van stilzwijgende goedkeuring worden nageleefd bij de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten. Dat is het algemene beginsel dat is ingevoerd bij Richtlijn 2006/123/EG. Een signalering van naderende stilzwijgende goedkeuring en de verlenging van de toepasselijke termijnen met twee extra weken moet ervoor zorgen dat de lidstaat van ontvangst beschikt over de nodige tijd en middelen om aanvragen voor een Europese e-kaart voor diensten in overweging te nemen. Een gebrek aan informatie van de lidstaat van ontvangst over toepasselijke eisen moet ook geen beletsel vormen voor de automatische afgifte van een Europese e-kaart voor diensten.

(38) Dienstverrichters mogen niet verplicht worden informatie en documenten te verstrekken die reeds in het bezit zijn van andere instanties in de lidstaat van herkomst, ongeacht de administratieve niveaus of afdelingen. Dit mag evenmin het geval zijn wanneer de koppeling van nationale registers (bv. centrale, handels- en vennootschapsregisters overeenkomstig Richtlijn 2009/101/EG of de insolventieregisters krachtens Verordening (EU) nr. 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad 28 ) voorziet in de mogelijkheid voor de administratie van de lidstaat van herkomst om informatie en documenten op te halen uit andere lidstaten. In alle gevallen waarin persoonsgegevens worden verwerkt overeenkomstig deze richtlijn, moeten de voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad 29 [, Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 30 ] en de nationale wetgeving in acht worden genomen.

(39) Een dienstverrichter moet een aanvraag kunnen indienen voor een Europese e-kaart voor diensten in de lidstaat van herkomst en deze aanvraag door de lidstaat van ontvangst laten beoordelen betreffende de voorwaarden die van toepassing zijn op het verrichten van diensten via een filiaal op het grondgebied van die lidstaat van ontvangst vóór de aanvrager zijn verzoek om registratie van het toekomstige filiaal in dezelfde lidstaat van ontvangst moet indienen. Zodoende zal de aanvrager zeker zijn welke sectorspecifieke voorwaarden van toepassing zijn en kunnen beoordelen of de aanvraag daaraan voldoet volgens de verwachtingen van de lidstaat van ontvangst vooraleer hij tijd en middelen spendeert aan het verzoek tot registratie van een filiaal in die lidstaat van ontvangst op grond van handelsrechtelijke voorschriften. Tegelijkertijd moet de aanvrager voldoen aan de nationale handelsrechtelijke voorschriften voor de registratie van filialen om via een dergelijk filiaal diensten te verrichten in overeenstemming met het Unierecht.

(40) Een Europese e-kaart voor diensten moet de verrichting van diensten op het gehele grondgebied van de lidstaat van ontvangst mogelijk maken. Zodra een dienstverrichter zich in een lidstaat heeft gevestigd in de vorm van een filiaal, agentschap of bureau, moet hij in principe geen andere dienstenkaart aanvragen om binnen diezelfde lidstaat via een extra filiaal, agentschap of bureau de diensten te verrichten waarop de bestaande dienstenkaart betrekking heeft. Zoals uitdrukkelijk bepaald in Richtlijn 2006/123/EG, kunnen vergunningen voor elk afzonderlijk filiaal, agentschap of bureau evenwel gerechtvaardigd worden door dwingende redenen van algemeen belang. In dat geval moeten dienstverrichters nog steeds de keuze hebben om hun activiteiten op de binnenlandse markt uit te breiden door het verkrijgen van deze vergunningen uit hoofde van de nationale wetgeving of om aanvullende Europese e-kaarten voor diensten aan te vragen voor elk extra filiaal, agentschap of bureau, al naar gelang het geval.

(41) Deze richtlijn mag geen invloed hebben op de verdeling van regionale of lokale bevoegdheden binnen een lidstaat, met inbegrip van regionaal en lokaal zelfbestuur. Desondanks kan administratieve samenwerking tussen verschillende nationale instanties binnen strikte termijnen noodzakelijk zijn om te voldoen aan de verplichtingen van de richtlijn. Om de lidstaten te helpen bij het nakomen van hun verplichtingen en rekening houdend met de veelal gedecentraliseerde structuur van de lidstaten kan het IMI ook worden gebruikt als een instrument voor de doelmatige uitwisseling van informatie en wederzijdse bijstand tussen de bevoegde instanties binnen een bepaalde lidstaat, onverminderd andere maatregelen die door de lidstaten worden genomen.

(42) Een Europese e-kaart voor diensten moet voor een onbepaalde periode geldig zijn, onverminderd, met betrekking tot het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten, de gevolgen van incidentele afwijkingen in overeenstemming met Richtlijn 2006/123/EG.

(43) Een Europese e-kaart voor diensten moet echter worden opgeschort door de coördinerende instantie van afgifte indien de dienstverrichter tijdelijk een verbod is opgelegd om de betrokken diensten te verlenen. De schorsing moet van kracht zijn zolang het verbod van kracht is. Ook gevallen van frauduleuze, onnauwkeurige of valse informatie of documenten die worden gebruikt in het kader van de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten moeten van invloed zijn op de geldigheid van de kaart.

(44) Administratieve samenwerking tussen instanties van de lidstaat van herkomst en van de lidstaat van ontvangst moeten zorgen voor naleving van de geldigheidsvoorwaarden van een eerder afgegeven Europese e-kaart voor diensten. Om er verder voor te zorgen dat geen enkele Europese e-kaart voor diensten een onjuist beeld geeft van de situatie van de kaarthouder moeten de kaarthouder en de bevoegde instanties verplicht worden om de coördinerende instantie van afgifte kennis te geven van wijzigingen in de situatie van de kaarthouder die gevolgen kunnen hebben voor de geldigheid van de kaart.

(45) In ieder geval moet de bevoegde coördinerende instantie, alvorens het besluit tot herroeping of schorsing van de dienstenkaart te nemen, de kaarthouder raadplegen, waarbij elk besluit naar behoren moet worden gemotiveerd en vatbaar moet zijn voor beroep, overeenkomstig het toepasselijke nationale recht van de lidstaat van afgifte. Voorlopige maatregelen die een hangende procedure tot schorsing of herroeping van een Europese e-kaart voor diensten signaleren, moeten worden toegestaan, naar analogie met signaleringen op grond van Richtlijn 2006/123/EG.

(46) Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze richtlijn met betrekking tot de technische aspecten van de verwerking van schorsingen, herroepingen of doorhalingen van Europese e-kaarten voor diensten, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.

(47) De toepassing van deze richtlijn moet worden gevolgd en geëvalueerd om te bepalen welke effecten ze heeft op de kosten van de grensoverschrijdende uitbreiding van activiteiten, met name voor dienstverrichters, op de perceptie van de consument met betrekking tot dergelijke dienstverrichters, met name die met een Europese e-kaart voor diensten, en op de concurrentie, de prijzen en de kwaliteit van diensten. De effecten van de bepalingen van deze richtlijn moeten regelmatig worden geëvalueerd, met name om na te gaan of het opportuun zou zijn om een Europese e-kaart voor diensten in te voeren voor andere dienstactiviteiten. Deze controle zal plaatsvinden in samenwerking met de lidstaten, de sociale partners en andere relevante belanghebbenden.

(48) Omdat vanwege de grote verschillen tussen de lidstaten in de aanpak van de controle van bepaalde diensten en de complexiteit daarvan kunnen de doelstellingen van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en deze derhalve, met het oog op een betere administratieve coördinatie en harmonisatie in de Unie, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(49) Deze richtlijn neemt de grondrechten in acht en gaat uit van de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd. Middels de vaststelling van het juridische en operationele kader voor de Europese e-kaart voor diensten en de coördinatie van sommige eisen met betrekking tot de vrijheid van vestiging en de dienstverrichting voor bepaalde diensten, is deze richtlijn met name gericht op de bevordering van het recht van vestiging en het recht diensten te verrichten in iedere lidstaat, het voorkomen van elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit en het waarborgen van onpartijdige, billijke en redelijk snelle procedures, overeenkomstig de artikelen 15, 21 en 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met volledige inachtneming van de bescherming van persoonsgegevens, waaronder overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad 31 , Richtlijn 95/46/EG [Verordening (EU) 2016/679], en met de nodige aandacht voor het risico van misbruik van recht, als bedoeld in respectievelijk de artikelen 8 en 54 van het Handvest.