Overwegingen bij COM(2017)257 - Voorwaarden en procedure op grond waarvan de Commissie van ondernemingen en ondernemersverenigingen informatie mag vragen over de interne markt en aanverwante gebieden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is de totstandbrenging van een interne markt een van de belangrijkste doelstellingen die de Unie in samenwerking met de lidstaten moet verwezenlijken. Uit hoofde van artikel 26, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) stelt de Unie de maatregelen vast die ertoe bestemd zijn om de interne markt tot stand te brengen en de werking ervan te verzekeren. Krachtens artikel 26, lid 2, VWEU omvat de interne markt een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd. De interne markt heeft voor Europese ondernemingen nieuwe mogelijkheden en schaalvoordelen gegenereerd, heeft banen gecreëerd, heeft consumenten een grotere keuze tegen lagere prijzen geboden en heeft het Europese burgers mogelijk gemaakt in de Unie te wonen, studeren en werken. Ondanks alle geboekte vooruitgang doen zich in de totstandbrenging en werking van de interne markt nog steeds aanzienlijke problemen voor en kunnen Europese burgers en ondernemingen niet van alle voordelen van de interne markt profiteren. In sommige gevallen vergroot suboptimale informatie die de maatregelen van de Commissie betreffende de toepassing van het Unierecht op het gebied van de interne markt beïnvloedt, het risico van problemen bij de handel op de interne markt als gevolg van ongecoördineerde nationale handhavingsactiviteiten of een heterogene ontwikkeling van nationale regelgevende oplossingen van dergelijke problemen.

(2) Bij artikel 337 VWEU wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om de gegevens te verzamelen die zij voor de vervulling van haar taken nodig heeft, binnen de grenzen en onder de voorwaarden die door de Raad met gewone meerderheid mogen worden vastgesteld. In zaak C-490/10, Europees Parlement/Raad, heeft het Hof van Justitie verduidelijkt dat indien het verzamelen van informatie rechtstreeks bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van een bepaald beleid van de Europese Unie, de handeling waarin de voorwaarden voor het verzamelen worden vastgelegd, op de rechtsgrondslag moet zijn gebaseerd die dat beleid betreft. Deze verordening voorziet niet alleen in een kader waarin de Commissie informatie van ondernemingen en ondernemersverenigingen kan verzamelen, maar ook in maatregelen om de nakoming van de informatieverzoeken te waarborgen. Hoewel volledig rekening wordt gehouden met het feit dat de Commissie haar bevoegdheid om informatie te verzamelen rechtstreeks aan het Verdrag ontleent, moet deze verordening derhalve niet slechts op artikel 337 VWEU worden gebaseerd, maar ook op de bepalingen van artikel 43, lid 2, de artikelen 91, 100 en 192, artikel 194, lid 2, VWEU alsmede op artikel 114 VWEU, dat voorziet in de vaststelling van de noodzakelijke maatregelen voor de totstandbrenging en de werking van de interne markt, onder meer indien de verschillen tussen nationale voorschriften de fundamentele vrijheden belemmeren of indien het ontstaan van problemen bij de totstandbrenging en de werking van de interne markt moet worden voorkomen.

(3) Om dergelijke problemen te ontdekken en indien nodig op doelmatige en doeltreffende wijze aan te pakken, is tijdige toegang tot uitgebreide, correcte en betrouwbare kwantitatieve en kwalitatieve marktinformatie noodzakelijk. Dit geldt met name wanneer de Commissie als hoedster van de Verdragen optreedt ingevolge artikel 17, lid 1, VEU, waarin de Commissie de taken zijn toevertrouwd op de toepassing van zowel de Verdragen als de maatregelen die de instellingen krachtens deze Verdragen vaststellen, en op de toepassing van het recht van de Unie toe te zien. Het Hof van Justitie heeft al meermaals in het kader van inbreukprocedures uit hoofde van artikel 258 VWEU vastgesteld, dat het de verantwoordelijkheid van de Commissie is het Hof van Justitie van alle relevante feitelijke informatie te voorzien om te bewijzen dat inbreuk is gemaakt. In bepaalde gevallen kan deze informatie ook marktinformatie omvatten die het Hof van Justitie nodig heeft om te kunnen vaststellen of het recht van de Unie is geschonden.

(4) De Commissie beschikt niet over eigen algemene onderzoeksbevoegdheden om het recht van de Unie op het gebied van de interne markt te kunnen handhaven. De bestaande onderzoeksbevoegdheden betreffende de mededingingsregels, zoals voorgeschreven bij Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad 26 , Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad 27 en Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad 28 , zijn door de rechtsgrondslag ervan tot vast omschreven gebieden beperkt en staan de verzameling en het gebruik van ingewonnen informatie voor andere doeleinden op het gebied van het internemarktbeleid niet toe.

(5) Zoals door het Hof van Justitie erkend, is de Commissie bij de handhaving van het recht van de Unie, hoewel zij zich op aanwijzingen mag baseren, grotendeels aangewezen op de informatie die door klagers, door publiek- en privaatrechtelijke instanties en door de betrokken lidstaten wordt verstrekt. Krachtens artikel 4, lid 3, VEU hebben de lidstaten de plicht, zoals het Hof van Justitie herhaaldelijk in herinnering heeft gebracht, de taken van de Commissie te vergemakkelijken, waaronder met name haar rol als hoedster van de Verdragen. Lidstaten hebben echter niet altijd toegang tot de relevante marktinformatie die de Commissie nodig heeft om haar taken te vervullen, of zij worden door hun nationale regels voor de inzameling van informatie beperkt in het vrijgeven van de verzamelde informatie.

(6) Voor de aanvulling van de van de lidstaten ontvangen informatie is de Commissie aangewezen op de vrijwillige medewerking van belanghebbende partijen, met name klagers. In bepaalde ingewikkelde zaken met een grensoverschrijdende dimensie moet de Commissie echter de via deze kanalen ontvangen informatie kunnen aanvullen om een grondige analyse te kunnen uitvoeren en om bijvoorbeeld te waarborgen dat die informatie volledig correct is of dat informatie van verschillende lidstaten in een vergelijkbare vorm beschikbaar is. Voor haar handhavingsmaatregelen kan de Commissie daarnaast niet altijd op officiële statistieken rekenen, aangezien de productie daarvan vertraagd is en deze wellicht voor de behandeling van specifieke gevallen niet altijd voldoende gedetailleerd of uitgesplitst zijn.

(7) Hoewel het huidige regelgevingskader betreffende de middelen van de Commissie om voor de aanpak van problemen bij de totstandbrenging en de werking van de interne markt informatie te verkrijgen voor het merendeel van de zaken doelmatig functioneert, ontstaan in specifieke situaties moeilijkheden wanneer binnen een beperkte termijn gedetailleerde, vergelijkbare, actuele en vaak vertrouwelijke specifieke marktgegevens nodig zijn. Een grondige economische analyse is immers met name aangewezen om te beoordelen of zich in ingewikkelde zaken met een grensoverschrijdende dimensie bij de totstandbrenging en werking van de interne markt problemen voordoen, vooral wanneer die zaken snel veranderende markten, nieuwe economische activiteiten of nieuwe bedrijfsmodellen die de bestaande economische aannamen op de proef stellen, betreffen. Bij gebrek aan voldoende en vergelijkbare informatie kan het echter moeilijk blijken een dergelijke beoordeling af te ronden. In die specifieke situaties bemoeilijkt dit de taak van de Commissie om de toepassing van het recht van de Unie te waarborgen nog meer.

(8) Wanneer alleen van marktdeelnemers tijdig gedetailleerde, vergelijkbare, actuele en vaak vertrouwelijke marktgegevens kunnen worden verkregen, lijkt het derhalve passend de Commissie in laatste instantie de bevoegdheid te verlenen om binnen de grenzen en onder de voorwaarden die in deze verordening zijn vastgelegd, ondernemingen en ondernemersverenigingen te vragen haar rechtstreeks tijdig van uitgebreide, correcte en betrouwbare kwantitatieve en kwalitatieve marktinformatie te voorzien, indien andere informatiebronnen niet beschikbaar, onvoldoende of ongeschikt zijn gebleken. Hiertoe moet de Commissie eerst een besluit vaststellen waarin wordt verklaard waarom andere middelen om de benodigde informatie te verkrijgen niet doeltreffend zijn gebleken. Er is overeengekomen dat het begrip 'onderneming' dezelfde betekenis heeft als op andere gebieden van het EU-recht, met name het mededingingsrecht.

(9) Om te waarborgen dat de lidstaten bij de werking van deze verordening zullen worden betrokken, overeenkomstig het in artikel 4, lid 3, VEU vastgelegde beginsel van loyale samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten, is het passend te bepalen dat de betrokken lidstaat of lidstaten onverwijld in kennis worden gesteld van elk besluit van de Commissie waarin zij haar voornemen te kennen geeft om de bevoegdheid tot het aan ondernemingen en ondernemersverenigingen vragen van informatie uit hoofde van deze verordening uit te oefenen.

(10) De verlening van die bevoegdheid is niet bedoeld om de Commissie nieuwe handhavingsbevoegdheden te geven, zoals met name de bevoegdheden om inbreuken op het recht van de Unie in de interne markt tegen afzonderlijke marktdeelnemers te vervolgen. Het doel is eerder om de Commissie van aanvullende onderzoeksmogelijkheden te voorzien, indien dit strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van de haar door het VWEU toevertrouwde taak om de toepassing van het recht van de Unie op het gebied van de totstandbrenging en de goede werking van de interne markt te waarborgen. Met het oog op de totstandbrenging van een volledig werkende interne markt moet worden verduidelijkt dat die bevoegdheid zich ook uitstrekt tot die economische sectoren in de interne markt waarvoor in het VWEU een gemeenschappelijk beleid is voorzien: landbouw en visserij (uitgezonderd de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee), vervoer, milieu en energie.

(11) Dit onderzoeksinstrument zal slechts doeltreffend zijn als de gevraagde informatie verband houdt met de toepassing van relevant recht van de Unie. Deze kan bijvoorbeeld bestaan uit feitelijke marktgegevens, waaronder kostenstructuur, prijsbeleid, kenmerken van producten of diensten of geografische verspreiding van klanten en leveranciers. Zij kan ook bestaan uit een op feiten gebaseerde analyse van de werking van de interne markt door ondernemingen of ondernemersverenigingen, zoals op het gebied van waargenomen belemmeringen door regelgeving en van toegang of van kosten van grensoverschrijdende activiteiten. Om de kosten van de beantwoording van informatieverzoeken tot een minimum te beperken, mogen dergelijke verzoeken slechts informatie betreffen waarover de desbetreffende onderneming of ondernemersvereniging naar alle waarschijnlijkheid beschikt.

(12) Bij het uitbrengen van een informatieverzoek aan ondernemingen en ondernemersverenigingen moet de Commissie de adressaten van het verzoek zorgvuldig selecteren, zodat een verzoek slechts wordt gericht aan ondernemingen en ondernemersverenigingen die in staat zijn voldoende relevante informatie te verstrekken, met name grotere ondernemingen in betrokken lidstaten. Een dergelijk informatieverzoek is bedoeld om een verondersteld, d.w.z. op de beschikbare informatie gebaseerd, ernstig probleem met de toepassing van het recht van de Unie op het gebied van de interne markt, landbouw en visserij (uitgezonderd de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee), vervoer, milieu en energie op te lossen. Het is niet bedoeld om ondernemingen voor onderliggend gedrag te vervolgen, mocht daar sprake van zijn. Dienovereenkomstig zijn de sancties waarin het instrument voorziet, uitsluitend voor twee gevallen bedoeld. Zij hebben slechts betrekking op gevallen waarin een informatieverzoek opzettelijk of uit grove onachtzaamheid onbeantwoord is gebleven, en op gevallen waarin opzettelijk of uit grove onachtzaamheid een onjuist, onvolledig of misleidend antwoord is gegeven. Indien relevant kan de ingewonnen informatie ook worden gebruikt om inzicht te geven in situaties waarin ondernemingen het moeilijk vinden de wetgeving na te leven, met het oog op de verbetering van de juiste toepassing van de internemarktregels. Om onevenredige administratieve lasten voor micro-ondernemingen te vermijden, die hoe dan ook waarschijnlijk niet in de positie zijn om voldoende relevante informatie te verstrekken, moet worden verhinderd dat de Commissie informatieverzoeken aan deze categorie ondernemingen uitbrengt. Bij het uitbrengen van informatieverzoeken aan kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) moet de Commissie het evenredigheidsbeginsel in acht nemen. Hoewel het onwaarschijnlijk is dat kmo's op grotere schaal opereren en derhalve marktresultaten significant kunnen beïnvloeden, kan bij kmo's ingewonnen informatie waardevol blijken te zijn om de Commissie over problemen bij de totstandbrenging en de werking van de interne markt te informeren. Voor kmo's gemakkelijk beschikbare informatie kan wellicht een anekdotisch karakter hebben, maar kan de Commissie er toch op attenderen dat kmo's mogelijk met problemen op de eengemaakte markt te kampen hebben. Normaal gesproken maken kmo's geen aanzienlijke extra kosten bij het verzamelen van gegevens in antwoord op dit instrument en dat zou ook niet mogen. Gezien hun verhoudingsgewijs zwakkere onderhandelingspositie in de waardeketen zijn kmo's wellicht eerder geneigd informatie te verstrekken wanneer de procedure daarvoor de vertrouwelijkheid en anonimiteit naar behoren waarborgt. Kmo's zouden in het bijzonder kunnen profiteren van de oplossing van een probleem in de totstandbrenging en de werking van de eengemaakte markt, aangezien het vaak de kleine innovatieve bedrijven zijn die bij hun pogingen hun activiteit op de eengemaakte markt te starten en uit te breiden met de grootste obstakels worden geconfronteerd. Om wille van de verenigbaarheid met andere beleidsterreinen en de rechtszekerheid moeten de definities van micro-onderneming, kleine onderneming en middelgrote onderneming van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad 29 van toepassing zijn.

(13) Met het oog op de consistente toepassing van het recht van de Unie op het gebied van de interne markt alsmede op dat van landbouw, visserij (uitgezonderd de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee), vervoer, milieu en energie moeten mechanismen worden vastgesteld voor het delen van informatie tussen de Commissie en de lidstaten over de informatieverzoeken en in voorkomend geval over de antwoorden op dergelijke verzoeken, onverminderd de geheimhoudingsplicht.

(14) Het onderzoeksinstrument waarin deze verordening voorziet, is bijzonder nuttig voor de Commissie om de toepassing van het recht van de Unie op het gebied van de interne markt te waarborgen. Het is ook nuttig voor latere handhavingsmaatregelen van de desbetreffende lidstaten waarvoor de relevante informatie die middels deze bevoegdheid is verzameld en door de Commissie aan de desbetreffende lidstaten is bekendgemaakt, nodig is. Wanneer zich problemen bij de toepassing van bestaande regels voordoen, waaronder situaties waarin ondernemingen door gebrek aan juridische duidelijkheid niet in staat zijn de wetgeving na te leven, kan dit onderzoeksinstrument bovendien nuttig zijn nadat het gebruik van andere instrumenten en relevante informatiebronnen ontoereikend is gebleken, om bij te dragen tot het ontwerp of de opzet van regelgevende oplossingen. Het is tevens aangewezen om het gebruik van dergelijke informatie voor andere doeleinden niet toe te staan, met name niet voor de toepassing van de mededingingsregels van het VWEU, onverminderd het hergebruik van openbaar gemaakte informatie.

(15) De Commissie moet de nakoming van de aan ondernemingen of ondernemersverenigingen gerichte informatieverzoeken, waar passend, door middel van bij besluit opgelegde evenredige geldboeten en dwangsommen kunnen afdwingen. Bij het bepalen van de bedragen van de geldboeten en dwangsommen moet de Commissie terdege rekening houden met het beginsel van evenredigheid (waaronder de aspecten van redelijkheid), met name met betrekking tot kleine of middelgrote ondernemingen. De rechten van de partijen aan wie wordt gevraagd informatie te verstrekken, moeten worden gevrijwaard door hen, voorafgaand aan een besluit waarbij geldboeten of dwangsommen worden opgelegd, in de gelegenheid te stellen hun standpunten uiteen te zetten.

(16) Met inachtneming van het beginsel van evenredigheid (waaronder de aspecten van redelijkheid) moet de Commissie de mogelijkheid hebben de dwangsommen te verminderen of volledig kwijt te schelden, indien de adressaten van de verzoeken de verzochte informatie verstrekken, zij het na het verstrijken van de termijn. Omwille van de rechtszekerheid moeten tevens verjaringstermijnen worden bepaald voor het opleggen en afdwingen van geldboeten en dwangsommen.

(17) Het Hof van Justitie moet overeenkomstig artikel 261 VWEU volledige rechtsmacht hebben ten aanzien van besluiten waarbij de Commissie uit hoofde van deze verordening geldboeten of dwangsommen oplegt, wat inhoudt dat het Hof de door de Commissie opgelegde geldboete of dwangsom kan intrekken, verlagen of verhogen.

(18) Het is in het belang van de transparantie en de rechtszekerheid dienstig openbare informatie te verstrekken over de besluiten van de Commissie. Bij het bekendmaken en behandelen van dergelijke informatie moet de Commissie, overeenkomstig artikel 339 VWEU, de regels inzake de geheimhoudingsplicht, waaronder de bescherming van alle vertrouwelijke informatie, naleven.

(19) De bekendmaking van informatie over een bedrijfsactiviteit van een onderneming kan deze onderneming ernstige schade berokkenen. De Commissie moet derhalve terdege rekening houden met het rechtmatige belang van de ondernemingen, met name bij het beschermen van hun bedrijfsgevoelige informatie. Om te garanderen dat bedrijfsgevoelige en anderszins vertrouwelijke informatie die aan de Commissie wordt verstrekt, in overeenstemming met artikel 339 VWEU wordt behandeld, moet elke onderneming of ondernemersvereniging die informatie verstrekt, duidelijk aangeven welke informatie zij als vertrouwelijk beschouwt en waarom deze informatie vertrouwelijk is. Het mag voor de Commissie niet mogelijk zijn om door deze respondenten verstrekte vertrouwelijke informatie aan de bij het verzoek betrokken lidstaat bekend te maken, tenzij zij vooraf hun toestemming heeft gekregen om deze informatie met dat doel bekend te maken. Van de betrokken respondent moet worden verlangd dat hij de Commissie een afzonderlijke, niet-vertrouwelijke versie van die informatie verstrekt die aan de betrokken lidstaat kan worden bekendgemaakt. In gevallen waarin als vertrouwelijk aangemerkte informatie niet onder de geheimhoudingsplicht lijkt te vallen, moet een mechanisme bestaan aan de hand waarvan de Commissie kan besluiten in hoeverre die informatie mag worden vrijgegeven. In het besluit om een bewering dat een deel van de informatie vertrouwelijk is, te verwerpen, moet een termijn worden vermeld na afloop waarvan deze informatie mag worden vrijgegeven, zodat de respondent een beroep kan doen op de ter beschikking staande rechterlijke bescherming, inclusief voorlopige maatregelen. De rechten van de respondenten moeten worden gevrijwaard door hen, voorafgaand aan een besluit waarbij het verzoek om vertrouwelijke behandeling wordt verworpen, in de gelegenheid te stellen hun standpunten uiteen te zetten.

(20) Gezien het uitzonderlijke karakter van het onderzoeksinstrument waarin deze verordening voorziet, en met het oog op het toezicht op de evenredigheid van het gebruik ervan, stelt de Commissie om de twee jaar een verslag op over de toepassing van deze verordening en dient zij dat bij het Europees Parlement en de Raad in.

(21) In deze verordening worden de grondrechten geëerbiedigd en de beginselen in acht genomen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn neergelegd. Met deze verordening wordt met name gestreefd naar volledige eerbiediging van het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op bescherming van persoonsgegevens, het recht op behoorlijk bestuur, met name het recht van inzage in dossiers, met inachtneming van het zakengeheim, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, rechten van de verdediging en het legaliteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel inzake straffen.

(22) Wanneer in het kader van de maatregelen uit hoofde van deze verordening persoonsgegevens moeten worden verwerkt, moeten deze maatregelen worden uitgevoerd overeenkomstig het recht van de Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens, met name Richtlijn 95/46/EG 30 . Wat de verwerking van persoonsgegevens door de Commissie in het kader van deze verordening betreft, leeft zij de bepalingen van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad 31 na.

(23) Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het vergemakkelijken van de toegang van de Commissie tot marktinformatie die zij voor de uitvoering van haar taken nodig heeft om de goede werking van de interne markt te verwezenlijken, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en gevolgen daarvan, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het VWEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(24) Deze verordening mag geen afbreuk doen aan de onderzoeksbevoegdheden van de lidstaten. Deze verordening heeft niet tot doel om onderzoeksbevoegdheden die uit hoofde van andere rechtsinstrumenten van de Unie al aan de Commissie of aan organen of instanties van de Unie zijn verleend, te wijzigen, te beperken of in te trekken. Deze verordening mag met name geen afbreuk doen aan de onderzoeksbevoegdheden van de Commissie in verband met de toepassing van de mededingingsregels die voor de werking van de interne markt noodzakelijk zijn.

(25) De Europese toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd in overeenstemming met artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad en heeft op [...] een advies uitgebracht.