Overwegingen bij COM(2021)87 - Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2021)87 - Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa.
document COM(2021)87 NLEN
datum 19 november 2021
 
(1) Om een zo groot mogelijk effect van de financiering van de Unie te bereiken en zo doeltreffend mogelijk bij te dragen aan de beleidsdoelstellingen van de Unie is bij Verordening [XXXX] van het Europees Parlement en de Raad 10 (de “Horizon Europa-verordening”) het beleids- en rechtskader vastgesteld voor Europese partnerschappen met partners uit de particuliere en/of publieke sector. Europese partnerschappen zijn een essentieel onderdeel van de beleidsaanpak van Horizon Europa. Zij worden opgezet om de door Horizon Europa beoogde prioriteiten van de Unie te verwezenlijken en te zorgen voor een duidelijk effect voor de EU en haar burgers, dat doeltreffender kan worden bereikt door een partnerschap, door middel van een strategische visie die wordt gedeeld door de partners en waartoe zij zich hebben verbonden, dan door de Unie alleen.

(2) Met name Europese partnerschappen in het kader van de pijler “Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen” van Horizon Europa spelen een belangrijke rol bij de verwezenlijking van de strategische doelstellingen, zoals het versnellen van de overgang naar duurzameontwikkelingsdoelstellingen en een groen en digitaal Europa, en moeten bijdragen tot het herstel van de ongekende COVID-crisis. Met Europese partnerschappen worden complexe grensoverschrijdende uitdagingen aangepakt die een geïntegreerde aanpak vereisen. Zij maken het mogelijk de in de effectbeoordelingen bij deze verordening beschreven transformatie-, systemische en markttekortkomingen aan te pakken door een breed scala van actoren uit de waardeketens en ecosystemen samen te brengen om te werken aan een gemeenschappelijke visie en deze om te zetten in concrete routekaarten en een gecoördineerde uitvoering van activiteiten. Ook maken zij het mogelijk de inspanningen en middelen te concentreren op gemeenschappelijke prioriteiten om complexe uitdagingen op te lossen.

(3) Om de prioriteiten en effecten te verwezenlijken, moeten Europese partnerschappen worden ontwikkeld door middel van een brede betrokkenheid van relevante belanghebbenden in Europa, waaronder het bedrijfsleven, onderzoeksorganisaties, organen met een openbaredienstverleningstaak op lokaal, regionaal, nationaal of internationaal niveau, en maatschappelijke organisaties zoals stichtingen die onderzoek en innovatie ondersteunen en/of uitvoeren. Zij moeten ook een van de maatregelen zijn om de samenwerking tussen partners uit de particuliere en/of publieke sector op internationaal niveau te versterken, onder meer door onderzoeks- en innovatieprogramma’s en grensoverschrijdende investeringen in onderzoek en innovatie samen te voegen, hetgeen wederzijdse voordelen oplevert voor mensen en bedrijven en er tegelijkertijd voor zorgt dat de Unie haar belangen op strategische gebieden kan verdedigen.

(4) Uit de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 is gebleken dat in de loop van de tijd een aanzienlijk repertoire van partnerschapsinstrumenten en -initiatieven is ingevoerd, met zeven uitvoeringsvormen en bijna 120 partnerschapsinitiatieven in het kader van Horizon 2020. Naast de complexiteit die wordt veroorzaakt door de toename van instrumenten en initiatieven is geoordeeld dat hun vermogen om als geheel bij te dragen aan relevant beleid op het niveau van de Unie en op nationaal niveau niet volstaat, ondanks het feit dat zij verschillende positieve effecten opleveren bij de verwezenlijking van hun doelstellingen, bijvoorbeeld door langetermijnagenda’s vast te stellen, structuur te geven aan de samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie tussen anders verspreide actoren en aanvullende investeringen aan te trekken. In de effectbeoordeling van Horizon Europa wordt daarom gewezen op de noodzaak om het financieringslandschap van de Unie voor onderzoek en innovatie aan te pakken en te rationaliseren, met name met betrekking tot partnerschappen, en ervoor te zorgen dat partnerschappen meer effecten en resultaten verwezenlijken op het gebied van de prioriteiten van de Unie.

(5) Om deze kwesties aan te pakken en een hoger ambitieniveau voor Europese investeringen te bereiken, moet Horizon Europa een belangrijke vereenvoudiging en hervorming van het beleid van de Commissie voor onderzoeks- en innovatiepartnerschappen invoeren. Vanwege zijn systemisch karakter, dat erop gericht is bij te dragen aan “transformaties” op weg naar de duurzaamheidsdoelstellingen in de Unie, moet Horizon Europa doeltreffender gebruikmaken van deze partnerschappen en een meer strategische, coherente en effectgerichte benadering hanteren.

(6) In Verordening (EU) 2020/852 11 is het algemene kader vastgesteld om te bepalen of een economische activiteit met het oog op de definitie van duurzame beleggingen als ecologisch duurzaam kan worden aangemerkt. Het kader vormt een gemeenschappelijk referentiepunt voor beleggers, banken, de industrie en onderzoekers wanneer zij beleggen in projecten en economische activiteiten die een aanzienlijk positief effect hebben op klimaat en milieu en hieraan geen ernstige afbreuk doen. Dit is het referentiepunt voor groene investeringen in de Unie.

(7) In voorkomend geval moeten partnerschappen de technische screeningscriteria als bedoeld in artikel 3 en het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” als bedoeld in artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 beschouwen als een instrument waarmee zij de gereedheid van hun projecten en de toegang tot groene financiering kunnen verbeteren, hetgeen van cruciaal belang is voor de marktintroductie en de bredere toepassing van de innovatieve technologieën en oplossingen die zij zullen opleveren. Wetenschappelijk bewijs vormt de basis van de technische screeningscriteria. Onderzoek en innovatie, nagestreefd door de partnerschappen, moeten een belangrijke rol spelen om marktdeelnemers te helpen bij het bereiken, of zelfs overschrijden, van de bij de verordening vastgestelde normen en drempels, en om de technische screeningscriteria actueel en in overeenstemming te houden met de doelstellingen van de Europese Green Deal.

(8) Op basis van de Horizon Europa-verordening moeten de Europese partnerschappen in drie verschillende vormen kunnen worden opgezet, namelijk “medegefinancierd”, “medegeprogrammeerd” en “geïnstitutionaliseerd”. Het opzetten van geïnstitutionaliseerde partnerschappen moet gepaard gaan met nieuwe wetgeving van de Unie en de oprichting van specifieke uitvoeringsstructuren overeenkomstig artikel 185 of artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

(9) In de Horizon Europa-verordening zijn acht prioritaire gebieden vastgesteld waarvoor geïnstitutionaliseerde partnerschappen kunnen worden voorgesteld. Binnen deze prioritaire gebieden zijn verschillende initiatieven voor geïnstitutionaliseerde partnerschappen voorgesteld en negen daarvan vallen onder deze verordening.

(10) De onderzoeks- en innovatieactiviteiten van de Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten uit Horizon Europa worden gefinancierd. Om een maximaal effect te bereiken, moeten de Gemeenschappelijke Ondernemingen nauwe synergieën ontwikkelen met andere programma’s en financieringsinstrumenten van de Unie, met name met die welke de toepassing van innovatieve oplossingen, het onderwijs en de regionale ontwikkeling ondersteunen, om zo de economische en sociale cohesie te vergroten en onevenwichtigheden te verkleinen.

(11) De nieuwe beleidsaanpak voor Europese partnerschappen, en met name geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen, vraagt om een nieuwe manier van vaststelling van het rechtskader waarbinnen zij actief zullen zijn. Hoewel de oprichting van Gemeenschappelijke Ondernemingen op basis van artikel 187 VWEU voor de toepassing van Horizon 2020 doeltreffend is gebleken wat de uitvoering ervan betreft, moet er een stap verder worden gegaan. Daarom beoogt deze verordening de samenhang, efficiëntie, doeltreffendheid en effectgerichte uitvoering te vergroten door de bepalingen van Horizon Europa en de ervaring die is opgedaan bij de uitvoering in het kader van het programma Horizon 2020 op geharmoniseerde wijze in gemeenschappelijke bepalingen voor alle Gemeenschappelijke Ondernemingen te vertalen. Zij is erop gericht de samenwerking en synergieën tussen Europese partnerschappen te bevorderen en daarbij ten volle gebruik te maken van hun onderlinge verbindingen op organisatorisch niveau. Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten zoeken naar mogelijkheden om vertegenwoordigers van andere Europese partnerschappen bij de besprekingen tijdens het opstellen van hun werkprogramma’s te betrekken, gebieden identificeren waar complementaire of gezamenlijke activiteiten de uitdagingen doeltreffender en efficiënter zouden aanpakken, overlappingen vermijden, de timing van hun activiteiten op elkaar afstemmen en zorgen voor toegang tot resultaten en andere relevante middelen voor kennisuitwisseling.

(12) Na de vaststelling van onderlinge synergieën moeten de Gemeenschappelijke Ondernemingen bepalen welke delen van de begroting kunnen worden aangewend voor complementaire of gezamenlijke activiteiten van de Gemeenschappelijke Ondernemingen. Daarnaast heeft deze verordening tot doel de efficiëntie en harmonisatie van de regels te verbeteren door intensievere operationele samenwerking en door het verkennen van schaalvoordelen, waaronder de oprichting van een gemeenschappelijk backoffice, dat horizontale ondersteunende functies moet verlenen aan de Gemeenschappelijke Ondernemingen. Dankzij een gemeenschappelijk backoffice kunnen een groter effect en harmonisatie ten aanzien van gemeenschappelijke punten worden bereikt, terwijl er een zekere mate van flexibiliteit behouden blijft om aan de specifieke behoeften van elke afzonderlijke Gemeenschappelijke Onderneming te voldoen. De structuur moet worden opgezet aan de hand van overeenkomsten inzake het dienstverleningsniveau, die gezamenlijk door de Gemeenschappelijke Ondernemingen worden gesloten. Het gemeenschappelijk backoffice moet coördinerende en administratieve ondersteunende functies omvatten op gebieden waar het volgens onderzoek efficiënt en kosteneffectief is gebleken, en moet rekening houden met de naleving van de verantwoordingsverplichting van elke afzonderlijke ordonnateur. De juridische structuur moet zodanig worden opgezet dat zij het best tegemoetkomt aan de gemeenschappelijke behoeften van de Gemeenschappelijke Ondernemingen, ervoor zorgt dat deze nauw samenwerken en alle mogelijke synergieën verkent tussen de Europese partnerschappen en, bijgevolg, tussen de verschillende onderdelen van het programma Horizon Europa en tussen de andere programma’s die door de Gemeenschappelijke Ondernemingen worden beheerd.

(13) Uit de effectbeoordelingen van elke bij deze verordening opgerichte Gemeenschappelijke Onderneming is gebleken dat de uitvoering van partnerschappen overeenkomstig de Horizon Europa-verordening alleen gerechtvaardigd is wanneer andere delen van het programma Horizon Europa, met inbegrip van andere vormen van Europese partnerschappen, de doelstellingen niet zouden verwezenlijken of niet de vereiste verwachte effecten zouden sorteren, waarbij deze uitvoering gerechtvaardigd moet zijn door een langetermijnperspectief en een hoge mate van integratie.

(14) Met Horizon Europa wordt een meer strategische, coherente en effectgerichte benadering van Europese partnerschappen ingevoerd, die voortbouwt op de lessen die zijn getrokken uit de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020. In overeenstemming met de nieuwe ambitie is deze verordening gericht op een doeltreffender gebruik van geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen, met name door de nadruk te leggen op duidelijke doelstellingen, resultaten en effecten die tegen 2030 kunnen worden bereikt, en door te zorgen voor een duidelijke bijdrage aan de desbetreffende beleidsprioriteiten en beleidsmaatregelen van de Unie. Nauwe samenwerking en synergieën met andere relevante initiatieven op Unie-, nationaal en regionaal niveau, met name met andere Europese partnerschappen, zijn van cruciaal belang om een groter effect te sorteren en ervoor te zorgen dat de resultaten worden benut. Bij de beoordeling van het algemene effect moeten bredere investeringen in aanmerking worden genomen, die verder gaan dan de bijdragen van partners en van de Gemeenschappelijke Ondernemingen die de verwezenlijking van hun doelstellingen nastreven.

(15) Deze verordening is gebaseerd op de beginselen en criteria van de Horizon Europa-verordening, waaronder openheid en transparantie, een sterk hefboomeffect en de verbintenis van alle betrokken partijen op lange termijn. Een van de doelstellingen van deze verordening is ervoor te zorgen dat de initiatieven openstaan voor een breed scala van entiteiten, waaronder nieuwkomers. De partnerschappen moeten openstaan voor elke entiteit die bereid en in staat is om het gemeenschappelijke doel na te streven, brede en actieve deelname van belanghebbenden aan hun activiteiten, lidmaatschap en bestuur bevorderen, en ervoor zorgen dat de resultaten ten goede komen aan alle Europeanen, met name door een brede verspreiding van de resultaten en activiteiten voorafgaand aan de uitrol in de hele Unie.

(16) In het kader van acties met betrekking tot de strategische activa, belangen, autonomie of veiligheid van de Unie moeten de maatregelen van [artikel 16] van de Horizon Europa-verordening van toepassing zijn op de werkprogramma’s van Gemeenschappelijke Ondernemingen.

(17) Volgens [Bijlage III] bij de Horizon Europa-verordening moeten de financiële bijdragen en/of bijdragen in natura van andere partners dan de Unie ten minste gelijk zijn aan 50 % en kunnen zij oplopen tot 75 % van de geaggregeerde budgettaire vastleggingen van het partnerschap. Bijgevolg moet in deze verordening de vereiste bijdrage van de leden van Gemeenschappelijke Ondernemingen worden vastgesteld op hetzelfde niveau als de bijdrage van de Unie of hoger. De Unie moet haar bijdrage kunnen verlagen indien andere leden dan de Unie hun verplichtingen niet nakomen.

(18) In overeenstemming met de ambities van de Horizon Europa-verordening is een van de voorwaarden voor het opzetten van geïnstitutionaliseerde partnerschappen het waarborgen van de bijdragen van de partners gedurende de hele looptijd van de initiatieven. In dit verband zal een aanzienlijk deel van de bijdragen van particuliere partners moeten worden geleverd in de vorm van bijdragen in natura aan de operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming. Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten om maatregelen kunnen verzoeken om deze bijdragen te vergemakkelijken via hun werkprogramma’s, met name door een verlaging van de financieringspercentages. Deze maatregelen moeten gebaseerd zijn op de specifieke behoeften van een Gemeenschappelijke Onderneming en de onderliggende activiteiten. In gemotiveerde gevallen moet het mogelijk zijn aanvullende voorwaarden in te voeren waarvoor de deelname vereist is van een lid van de Gemeenschappelijke Onderneming of haar samenstellende of verbonden entiteiten, met het oog op activiteiten waar de industriële partners van de Gemeenschappelijke Onderneming een sleutelrol kunnen spelen, zoals grootschalige demonstraties en vlaggenschipprojecten, en meer bij te dragen via lagere financieringspercentages. De uitvoerend directeur moet toezicht houden op het participatieniveau van de leden om de raad van bestuur in staat te stellen passende maatregelen te nemen en te zorgen voor een evenwicht tussen de betrokkenheid van partners en openheid. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de kapitaaluitgaven voor bijvoorbeeld grootschalige demonstratiemodellen of vlaggenschipprojecten worden beschouwd als subsidiabele kosten overeenkomstig het toepasselijke rechtskader.

(19) In overeenstemming met het beginsel van een eerlijke verdeling van de bijdragen over de leden van Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten de financiële bijdragen aan de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Ondernemingen gelijk worden verdeeld tussen de Unie en de andere leden dan de Unie. Afwijkingen van dat beginsel mogen alleen in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen worden overwogen, bijvoorbeeld wanneer de omvang of de lidmaatschapsstructuur van een ander lid van de Gemeenschappelijke Onderneming dan de Unie ertoe zou leiden dat de bijdragen per samenstellende of verbonden entiteit, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), dusdanig hoog zijn dat de stimulans om een samenstellende of verbonden entiteit van het lid van de Gemeenschappelijke Onderneming te worden of te blijven ernstig in gevaar zou worden gebracht. In dergelijke gevallen moet het minimumpercentage van de jaarlijkse financiële bijdrage aan de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming van andere leden dan de Unie 20 % van de totale jaarlijkse administratieve kosten bedragen en moeten de bijdragen van kmo’s aanzienlijk lager zijn dan die van grotere samenstellende of verbonden entiteiten. Zodra een kritische massa van lidmaatschap is bereikt die een bijdrage van meer dan 20 % van de totale jaarlijkse administratieve kosten mogelijk maakt, moeten de jaarlijkse bijdragen per samenstellende of verbonden entiteit worden gehandhaafd of verhoogd om het aandeel van de andere leden dan de Unie in de totale bijdrage aan de jaarlijkse administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming geleidelijk te verhogen. De andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming dan de Unie moeten ernaar streven het aantal samenstellende of verbonden entiteiten te verhogen om de bijdrage aan de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming tijdens haar levensduur te verhogen tot 50 %.

(20) Op grond van de Horizon Europa-verordening moeten de partners blijk geven van hun betrokkenheid op de lange termijn, met inbegrip van een minimumaandeel van publieke en/of particuliere investeringen. Bijgevolg moet de Unie bij deze verordening de stichtende leden die zijn gevestigd in lidstaten, in met het programma Horizon Europa geassocieerde landen of internationale organisaties vaststellen. Waar nodig moet het echter mogelijk zijn de ledenbasis van Gemeenschappelijke Ondernemingen na hun oprichting uit te breiden met geassocieerde leden die volgens open en transparante procedures worden geselecteerd, waarbij met name rekening wordt gehouden met nieuwe technologische ontwikkelingen of de aansluiting van verdere landen bij het programma Horizon Europa. Ook juridische entiteiten die de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Ondernemingen op hun specifieke onderzoeksgebieden willen ondersteunen zonder lid te worden, moeten de mogelijkheid krijgen om bijdragende partners van deze Gemeenschappelijke Ondernemingen te worden.

(21) De oprichting van een Gemeenschappelijke Onderneming zorgt voor een voordelig publiek-privaat partnerschap voor alle betrokken leden, onder meer door het bevorderen van zekerheid over belangrijke begrotingstoewijzingen voor de betrokken sectoren gedurende een periode van zeven jaar. Stichtende of geassocieerde leden, of een van hun samenstellende of verbonden entiteiten, kunnen invloed verkrijgen, hetzij rechtstreeks, hetzij via vertegenwoordigers uit de sector, in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming. De raad van bestuur is het besluitvormingsorgaan van de Gemeenschappelijke Onderneming dat beslist over de strategische koers op de lange termijn en over de jaarlijkse prioriteiten van het partnerschap. Stichtende leden en geassocieerde leden en, indien van toepassing, vertegenwoordigers van hun samenstellende entiteiten, moeten derhalve kunnen bijdragen aan de agenda en de prioriteitenstelling van de Gemeenschappelijke Onderneming door middel van goedkeuring en mogelijke wijziging van de strategische agenda voor onderzoek en innovatie, alsmede door de vaststelling van het jaarlijkse werkprogramma, met inbegrip van de inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen, het toepasselijke financieringspercentage per onderwerp van de oproep en de daarmee verband houdende regels voor indienings-, evaluatie-, selectie-, gunnings- en beroepsprocedures.

(22) Het is passend dat de andere leden dan de Unie zich verbinden tot de uitvoering van deze verordening door middel van een verbintenisbrief. Deze verbintenisbrieven moeten gedurende de gehele looptijd van het initiatief rechtsgeldig zijn en door de Gemeenschappelijke Onderneming en de Commissie nauwlettend worden gemonitord. Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten een juridische en organisatorische omgeving creëren, die de leden in staat stelt aan hun verbintenissen te voldoen en tegelijkertijd zorgt voor voortdurende openheid van het initiatief en transparantie tijdens de uitvoering ervan, met name voor het stellen van prioriteiten en voor deelname aan oproepen tot het indienen van voorstellen.

(23) Verdere vereenvoudiging is een hoeksteen van het kaderprogramma Horizon Europa. In dat verband moet er een vereenvoudigd verslagleggingsmechanisme zijn voor partners, die niet langer verslag hoeven uit te brengen over niet-subsidiabele kosten. Bijdragen in natura aan operationele activiteiten moeten uitsluitend in geval van subsidiabele kosten worden verantwoord. Op deze wijze kunnen de bijdragen in natura aan operationele activiteiten via de IT-instrumenten van Horizon Europa automatisch worden berekend, worden de administratieve lasten voor de partners verlaagd en wordt het verslagleggingsmechanisme voor bijdragen doeltreffender. Bijdragen in natura aan operationele activiteiten moeten nauwlettend worden gemonitord door de Gemeenschappelijke Ondernemingen, en de uitvoerend directeur van de raad van bestuur moet regelmatig verslagen opstellen om vast te stellen of de vorderingen bij het bereiken van de doelstellingen van de bijdragen in natura bevredigend zijn. De raad van bestuur moet zowel de geleverde inspanningen als de resultaten van de aan de operationele activiteiten bijdragende leden beoordelen, alsook andere factoren, zoals de mate van deelname van kmo’s en de aantrekkelijkheid van het initiatief voor nieuwkomers. Indien nodig moet de raad passende corrigerende maatregelen nemen, waarbij rekening wordt gehouden met de beginselen van openheid en transparantie.

(24) De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten voor andere leden dan de Unie een systematische kans en stimulans zijn om hun onderzoeks- en innovatieactiviteiten te combineren met die van de Gemeenschappelijke Onderneming. Aanvullende activiteiten mogen geen financiële steun van de Gemeenschappelijke Onderneming ontvangen. Zij kunnen echter worden geboekt als bijdragen in natura van de leden wanneer zij bijdragen aan de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming en rechtstreeks verband houden met haar activiteiten. Dat verband kan worden gelegd door het gebruik van de resultaten van acties onder contract die door de Gemeenschappelijke Onderneming of haar eerdere initiatieven zijn gefinancierd, of door het aantonen van een aanzienlijke toegevoegde waarde voor de Unie. In deze verordening moeten specifiekere bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot de reikwijdte van de aanvullende activiteiten voor elke Gemeenschappelijke Onderneming, voor zover dat nodig is om het gewenste effect en richtingseffect te bereiken. Daarnaast moet door de raden van bestuur van Gemeenschappelijke Ondernemingen worden besloten of voor de waardering van de bijdragen vereenvoudigingsmethoden zoals vaste bedragen of eenheidskosten nodig zijn om tot vereenvoudiging, kosteneffectiviteit en een passend niveau van bescherming van vertrouwelijke commerciële gegevens te komen.

(25) De governance van Gemeenschappelijke Ondernemingen moet ervoor zorgen dat hun besluitvormingsprocessen geschikt zijn om gelijke tred te houden met de snel veranderende sociaal-economische en technologische omgeving en de mondiale uitdagingen. Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten profiteren van de deskundigheid, het advies en de ondersteuning van alle betrokken belanghebbenden, om hun taken doeltreffend uit te voeren en te zorgen voor synergieën op Unie- en nationaal niveau. Daarom moeten Gemeenschappelijke Ondernemingen de bevoegdheid hebben adviesorganen op te richten die hen deskundig advies verstrekken en alle andere adviserende taken uitvoeren die nodig zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming. Bij de oprichting van de adviesorganen moeten de Gemeenschappelijke Ondernemingen zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van deskundigen binnen het kader van de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming, ook met betrekking tot genderevenwicht. Het advies van deze organen moet zowel wetenschappelijke standpunten inbrengen als standpunten van nationale en regionale autoriteiten en andere belanghebbenden van Gemeenschappelijke Ondernemingen.

(26) Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten een adviesorgaan met een wetenschappelijke adviesfunctie kunnen oprichten. Dat orgaan of zijn leden moet in staat zijn onafhankelijk wetenschappelijk advies te geven aan de respectieve Gemeenschappelijke Onderneming. Het wetenschappelijk advies moet met name betrekking hebben op jaarlijkse werkprogramma’s, aanvullende activiteiten en indien nodig op elk ander aspect van de taken van de Gemeenschappelijke Ondernemingen.

(27) Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten ervoor zorgen dat de lidstaten voldoende op de hoogte zijn van hun activiteiten, tijdig informatie kunnen verstrekken over activiteiten die in de lidstaten worden ondernomen en de mogelijkheid hebben om bij te dragen aan de voorbereidings- en besluitvormingsprocessen. Een dergelijke dialoog met de lidstaten is met name van belang in het kader van synergieën en de noodzaak om de inspanningen en activiteiten op nationaal, regionaal, Unie- en Europees niveau op elkaar af te stemmen om meer effect te sorteren. Gemeenschappelijke Ondernemingen zonder directe of indirecte deelname van lidstaten als partners moeten een groep van vertegenwoordigers van de staten instellen om de activiteiten van de Gemeenschappelijke Ondernemingen af te stemmen op het beleid en de maatregelen die op nationaal en regionaal niveau worden genomen.

(28) Om ervoor te zorgen dat Gemeenschappelijke Ondernemingen op de hoogte zijn van de standpunten en visies van de belanghebbenden uit de gehele waardeketen op de betrokken gebieden, moeten Gemeenschappelijke Ondernemingen hun respectieve adviesgroepen van belanghebbenden kunnen oprichten, die worden geraadpleegd over horizontale kwesties of specifieke vraagstukken, naargelang van de behoeften van elke Gemeenschappelijke Onderneming. Dergelijke groepen moeten openstaan voor alle publieke en particuliere belanghebbenden, met inbegrip van georganiseerde belangengroepen en internationale belangengroepen uit lidstaten, geassocieerde landen en andere landen die actief zijn op het gebied van de Gemeenschappelijke Onderneming.

(29) De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten op een open en transparante manier te werk gaan, alle relevante informatie tijdig aan hun bevoegde organen verstrekken en hun activiteiten, met inbegrip van voorlichtings- en verspreidingsactiviteiten, bij het grote publiek promoten.

(30) De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten worden uitgevoerd met behulp van een structuur en regels die hun efficiëntie vergroten en voor vereenvoudiging zorgen. Daartoe moeten de Gemeenschappelijke Ondernemingen overeenkomstig artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad financiële regels vaststellen die specifiek zijn toegesneden op hun behoeften 12 .

(31) De uitvoering van de Gemeenschappelijke Ondernemingen moet gebaseerd zijn op de criteria voor geïnstitutionaliseerde partnerschappen in de Horizon Europa-verordening. Zij moet worden ondersteund door het gebruik van elektronische middelen die door de Commissie worden beheerd. Informatie over door de Gemeenschappelijke Ondernemingen gefinancierde acties onder contract, met inbegrip van resultaten, is essentieel voor de ontwikkeling, uitvoering, monitoring en evaluatie van het beleid of de programma’s van de Unie. Daarom moeten Gemeenschappelijke Ondernemingen ervoor zorgen dat instellingen, organen, instanties en agentschappen van de Unie toegang hebben tot alle informatie met betrekking tot de acties onder contract die zij financieren, waaronder informatie over de resultaten die zijn behaald door de begunstigden die deelnemen aan acties onder contract. Dergelijke toegangsrechten moeten beperkt blijven tot niet-commercieel en niet-competitief gebruik en moeten voldoen aan de toepasselijke vertrouwelijkheidsregels. Het personeel van de instellingen, organen, instanties of agentschappen van de Unie moet toegang krijgen tot deze informatie, met inachtneming van passende normen op het gebied van IT‑beveiliging en informatiebeveiliging en met inachtneming van de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid.

(32) Deelname aan acties onder contract die door de Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa worden gefinancierd, moet voldoen aan de regels van de Horizon Europa-verordening. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten erop toezien dat die regels consequent worden toegepast, op basis van de door de Commissie vastgestelde relevante maatregelen. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten gebruikmaken van de door de Commissie opgestelde modelsubsidieovereenkomst voor ondernemingen. Met betrekking tot de periode om bezwaar te maken tegen de overdracht van eigendom van resultaten als bedoeld in [artikel 36, lid 4,] van de Horizon Europa-verordening moet rekening worden gehouden met de duur van innovatiecycli op de gebieden die onder de respectieve Gemeenschappelijke Ondernemingen vallen.

(33) Een van de belangrijkste doelstellingen van Gemeenschappelijke Ondernemingen is het bevorderen van de economische capaciteiten van de Unie en met name haar wetenschappelijke en technologische soevereiniteit. Bovendien blijkt uit het herstel na de pandemie dat het noodzakelijk is om te investeren in sleuteltechnologieën zoals 5G, AI, cloud, cyberbeveiliging en groene technologie en de valorisatie van deze technologieën in de Unie. De door alle deelnemers gegenereerde resultaten zullen in dit verband een belangrijke rol spelen en alle deelnemers zullen baat hebben bij de financiering van de Unie via de in het project gegenereerde resultaten en de toegangsrechten daartoe, zelfs die deelnemers die geen financiering van de Unie hebben ontvangen. Om de belangen van de Unie te beschermen, moet het recht van Gemeenschappelijke Ondernemingen om bezwaar te maken tegen de overdracht van de eigendom van resultaten of tegen de verlening van een exclusieve licentie voor resultaten derhalve ook gelden voor deelnemers die geen financiering van de Unie hebben ontvangen. Bij de uitoefening van dit recht van bezwaar moet de Gemeenschappelijke Onderneming een billijk evenwicht vinden tussen de belangen van de Unie en de bescherming van de grondrechten ten aanzien van de resultaten van de deelnemers zonder financiering, overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, waarbij rekening moet worden gehouden met het feit dat deze deelnemers geen financiering van de Unie hebben ontvangen voor de actie waaruit de resultaten zijn gegenereerd.

(34) De financiële bijdrage van de Unie moet worden beheerd overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en de regels voor indirect beheer zoals vastgesteld bij Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

(35) Ten behoeve van vereenvoudiging moeten de administratieve lasten voor alle betrokken partijen worden verminderd. Dubbele audits en onevenredige hoeveelheden documentatie en verslaglegging moeten worden vermeden. Audits bij ontvangers van middelen van de Unie uit hoofde van deze verordening moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de Horizon Europa-verordening en andere relevante financieringsprogramma’s van de Unie.

(36) De financiële belangen van de Unie en van de andere leden van de Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten worden beschermd door middel van evenredige maatregelen in alle fasen van de uitgavencyclus, waaronder de preventie, de opsporing en het onderzoek van onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen en, in voorkomend geval, administratieve en financiële sancties overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. Gezien de specifieke aard van de acties die door sommige Gemeenschappelijke Ondernemingen worden uitgevoerd en die over meerdere jaren moeten worden afgebouwd, moet het mogelijk zijn meerjarige vastleggingen in de begroting van de Commissie en de betrokken Gemeenschappelijke Onderneming te splitsen in jaarlijkse tranches. In dit verband kunnen de in artikel 3, lid 1, punten b), d) en h), bedoelde vastleggingen in de begroting van de Gemeenschappelijke Ondernemingen in jaarlijkse tranches worden verdeeld. Tot en met 31 december 2024 mag het cumulatieve bedrag van deze vastleggingen in de begroting niet hoger zijn dan 50 % van de maximale bijdrage van de Unie, als vastgesteld in artikel 10 en artikel 145. Vanaf 1 januari 2025 wordt ten minste 20 % van de cumulatieve begroting voor de resterende jaren niet gedekt door jaarlijkse tranches.

(37) Met het oog op de specifieke aard en de huidige status van de Gemeenschappelijke Ondernemingen moet er voor hen een afzonderlijke kwijting blijven bestaan. De controle van de rekeningen en van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen moet door de Rekenkamer worden uitgevoerd.

(38) Overeenkomstig [artikel 8, lid 2, punt c),] van de Horizon Europa-verordening moeten Gemeenschappelijke Ondernemingen een duidelijke levenscyclusbenadering hanteren. Om de financiële belangen van de Unie op passende wijze te beschermen, moeten de Gemeenschappelijke Ondernemingen worden opgericht voor een periode die eindigt op 31 december 2031, zodat zij hun verantwoordelijkheden met betrekking tot de uitvoering van subsidies kunnen uitoefenen totdat de laatste acties onder contract zijn voltooid.

(39) In het kader van de prioriteit van de Europese Commissie van “Een Europese Green Deal” 13 , die wordt ondersteund door de herziene strategie van de Unie voor de bio-economie 14 , de EU-biodiversiteitsstrategie 15 , de mededeling “Een schone planeet voor iedereen” 16 , het actieplan voor de circulaire economie 17 en de nieuwe mededeling “van boer tot bord” 18 , moet de Europese biogebaseerde sector, met inbegrip van kmo’s, regio’s en primaire producenten, klimaatneutraal, meer circulair en duurzamer worden en tegelijkertijd op mondiaal niveau concurrerend blijven. Een sterk, hulpbronnenefficiënt en concurrerend biogebaseerd innovatie-ecosysteem kan de afhankelijkheid van niet-hernieuwbare fossiele grondstoffen en minerale hulpbronnen verminderen en de vervanging ervan versnellen. Het kan leiden tot de ontwikkeling van hernieuwbare biogebaseerde producten, materialen, processen en nutriënten uit afval en biomassa door middel van duurzaamheid en circulaire innovatie. Een dergelijk ecosysteem kan ook waarde creëren uit lokale grondstoffen — waaronder afval, residuen en nevenstromen — om in de hele Unie banen, economische groei en ontwikkeling tot stand te brengen, niet alleen in stedelijke gebieden, maar ook in plattelands- en kustgebieden waar biomassa wordt geproduceerd en waarbij het vaak perifere regio’s betreft die zelden profiteren van industriële ontwikkeling.

(40) De Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën, die is opgericht in het kader van Horizon 2020, was toegespitst op een duurzaam gebruik van hulpbronnen, met name hulpbronnenintensieve sectoren met een grote impact, zoals de landbouw, de textielproductie en de bouw, en is met name ook gericht op lokale exploitanten, producten en fabrieken. De in oktober 2017 gepubliceerde tussentijdse evaluatie omvatte een solide reeks van 34 aanbevelingen die zijn opgenomen in het ontwerp van de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” die bij deze verordening wordt opgericht. De Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” is geen rechtstreekse voortzetting van de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën, maar is eerder een programma dat voortbouwt op de verwezenlijkingen van zijn voorganger en de tekortkomingen ervan aanpakt. Overeenkomstig de aanbevelingen moet de Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” een breder scala van belanghebbenden bij het initiatief betrekken, waaronder de primaire sector (landbouw, aquacultuur, visserij en bosbouw), alsook leveranciers van afval, residuen en nevenstromen, regionale autoriteiten en investeerders, teneinde markttekortkomingen en niet-duurzame biogebaseerde processen te voorkomen. Om haar doelstellingen te verwezenlijken, mag zij alleen projecten financieren waarbij de beginselen van circulariteit, duurzaamheid en de grenzen van onze planeet worden geëerbiedigd.

(41) De Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa” moet uitrolgroepen oprichten die als adviesorgaan dienen en die actief moeten deelnemen aan de strategische discussies die de agenda voor het partnerschap bepalen. Het is van cruciaal belang dat deze adviesorganen worden opgenomen in de governancestructuur om te zorgen voor een bredere participatie en hogere particuliere investeringen in de circulaire biogebaseerde sector. De uitrolgroepen moeten met name steun verlenen aan de strategische vergaderingen van de raad van bestuur waar industriële leiders en vertegenwoordigers van belanghebbenden, evenals hooggeplaatste vertegenwoordigers van de Commissie samenkomen met de vaste raad van bestuur om de strategische richting van het partnerschap te bespreken en te bepalen.

(42) De Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” moet in de eerste plaats tot doel hebben bij te dragen tot het verkleinen van de ecologische voetafdruk van de luchtvaart door de ontwikkeling van klimaatneutrale luchtvaarttechnologieën te versnellen, zodat deze zo snel mogelijk kunnen worden ingezet, waardoor een aanzienlijke bijdrage wordt geleverd aan de ambitieuze doelstellingen inzake de vermindering van milieueffecten van de Europese Green Deal, namelijk een emissiereductie van 55 % tegen 2030 ten opzichte van het niveau van 1990, en klimaatneutraliteit tegen 2050. Deze doelstelling kan alleen worden bereikt door de onderzoeks- en innovatieprocessen in de luchtvaart te versnellen en te optimaliseren en door het wereldwijde concurrentievermogen van de luchtvaartindustrie van de Unie te verbeteren. De Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” moet er ook voor zorgen dat schonere luchtvaart veilig, betrouwbaar en efficiënt blijft voor het vervoer van passagiers en goederen door de lucht.

(43) De Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” bouwt voort op de ervaring die is opgedaan met de Gemeenschappelijke Ondernemingen Clean Sky en Clean Sky 2. Het nieuwe partnerschap moet ambitieuzer zijn en gericht zijn op de ontwikkeling van baanbrekende demonstratiemodellen. In overeenstemming met de bevindingen van de tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky 2 moet een nieuw initiatief ervoor zorgen dat elk demonstratiemodel over een “verdienmodel”-basis beschikt, zodat de ontwikkelde technologieën werkelijk dienen voor een “zo vroeg mogelijke toepassing”, wat een kernprioriteit is. Daarom moet het nieuwe initiatief gericht zijn op het vergroten van de zichtbaarheid van de afzonderlijke exploitatiedoelstellingen en op het versterken van de monitoring-, beheers- en verslagleggingscapaciteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming waaruit de complexiteit blijkt van de onderzoeks- en innovatie-inspanningen die het partnerschap nodig heeft om zijn doelstellingen te bereiken.

(44) De Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” moet gebaseerd zijn op een gevarieerd ledenbestand en een breed spectrum van belanghebbenden en ideeën bijeenbrengen. Voor de bepaling van de meest veelbelovende benaderingen en de entiteiten die deze kunnen nastreven, heeft de Commissie een oproep tot het indienen van ideeën en aanwijzen van potentiële leden gedaan 19 . De raad van bestuur moet geassocieerde leden kunnen selecteren op basis van de resultaten van die oproep, zodat de groep leden snel kan worden uitgebreid.

(45) Om het effect van de onderzoeks- en innovatieactiviteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” en de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” op doeltreffende emissiereducties en de digitalisering van de luchtvaartsector zo groot mogelijk te maken en te versnellen, moeten zij tijdens de werkzaamheden van het partnerschap streven naar nauwe samenwerking met het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA), waarbij moet worden gezorgd voor een vroegtijdige uitwisseling van kennis over nieuw ontwikkelde technologieën. Dat zal van cruciaal belang zijn om integratie op de markt te versnellen door het certificeringsproces van de daaruit voortvloeiende producten en diensten te faciliteren, zoals vereist op grond van Verordening (EU) 2018/1189 20 .

(46) Om de synergieën tussen programma’s op Unie-, nationaal en regionaal niveau te maximaliseren, moeten de leden van de groep van vertegenwoordigers van de staten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” de mogelijkheden onderzoeken om op nationaal niveau financiële steun te verlenen aan excellente voorstellen die wegens overinschrijving niet voor financiering door de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” zijn geselecteerd.

(47) Europa staat voor de uitdaging om een leidende rol te spelen bij het internaliseren van de maatschappelijke kosten van broeikasgasemissies in het bedrijfsmodel van het luchtvervoer en tegelijkertijd een gelijk speelveld voor Europese producten op de wereldmarkt te waarborgen. Daarom moet de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart” de Europese vertegenwoordigers ondersteunen bij inspanningen op het gebied van internationale normalisatie en internationale wetgeving.

(48) De belangstelling voor waterstof is de afgelopen vijf jaar drastisch toegenomen en alle lidstaten hebben de Conferentie van de Partijen bij de Overeenkomst van Parijs ondertekend en geratificeerd (COP21). Eind 2019 heeft de Commissie de Europese Green Deal gepresenteerd, die tot doel heeft de Unie om te vormen tot een eerlijke en welvarende samenleving met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten. Prioritaire gebieden zijn onder meer schone waterstof, brandstofcellen, andere alternatieve brandstoffen en energieopslag. Waterstof is prominent aanwezig in de mededelingen van juli 2020 inzake “een waterstofstrategie voor een klimaatneutraal Europa en een EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem”, alsook voor de invoering van de Europese alliantie voor schone waterstof, die alle belanghebbenden samenbrengt om de technologische behoeften, investeringsmogelijkheden en regelgevingsbelemmeringen voor de opbouw van een schoon waterstofecosysteem in de Unie in kaart te brengen.

(49) Specifieke onderzoeks- en innovatieactiviteiten in verband met waterstoftoepassingen worden sinds 2008 ondersteund, voornamelijk via de Gemeenschappelijke Ondernemingen brandstofcellen en waterstof (Gemeenschappelijke Onderneming FCH en Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2) in het kader van KP7 en Horizon 2020, alsook via traditionele samenwerkingsprojecten die alle stadia/gebieden van de waterstofwaardeketen bestrijken. De Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” moet de wetenschappelijke capaciteit van de Unie versterken en integreren voor het versnellen van de ontwikkeling en verbetering van geavanceerde toepassingen van schone waterstof die klaar zijn voor de markt, op het gebied van energie, vervoer, bouw en industrieel eindgebruik. Dit is alleen mogelijk in combinatie met de versterking van het concurrentievermogen van de waardeketen voor schone waterstof van de Unie, met name van kmo’s.

(50) Om de wetenschappelijke doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” te verwezenlijken, moeten alle sectoren die betrokken zijn bij de waterstofeconomie de mogelijkheid hebben om mee te werken aan de voorbereiding en uitvoering van haar strategische agenda voor onderzoek en innovatie. Ook de overheidssector moet hierbij worden betrokken, met name de regionale en nationale autoriteiten, die verantwoordelijk zijn voor het opstellen van klimaatbeleid en -maatregelen in verband met marktmechanismen, om de kloof te dichten tussen de ontwikkeling van marktklare technologie en grootschalige invoering.

(51) Aangezien waterstof kan worden ingezet als brandstof, energiedrager en energieopslag, is het van essentieel belang dat het partnerschap voor schone waterstof een gestructureerde samenwerking tot stand brengt met veel andere Horizon Europa-partnerschappen, met name voor het eindgebruik. In het bijzonder moet het partnerschap voor schone waterstof samenwerken met de partnerschappen voor nulemissievervoer over de weg en over water, de Europese spoorwegen, schone luchtvaart, processen voor de planeet en schoon staal. Daartoe moet een structuur worden opgezet die verslag uitbrengt aan de raad van bestuur om de samenwerking en synergieën op het gebied van waterstof tussen deze partnerschappen te waarborgen. Het initiatief voor schone waterstof zou het enige partnerschap zijn dat gericht is op technologieën voor waterstofproductie. De samenwerking met partnerschappen in het kader van eindgebruik moet met name gericht zijn op het demonstreren van de technologie en het gezamenlijk definiëren van specificaties.

(52) De spoorwegen dragen bij tot de interne Europese vervoersruimte (Single European Transport Area — SETA) en vormen een fundamenteel onderdeel van het beleid van de Unie voor duurzame ontwikkeling op de lange termijn. In termen van economische omvang bedraagt de directe bruto toegevoegde waarde van de Europese spoorwegsector 69 miljard EUR en de indirecte waarde 80 miljard EUR. Eén miljoen driehonderdduizend werknemers waren op directe wijze werkzaam in de spoorwegsector en meer dan een miljoen op indirecte wijze 21 .

(53) De Europese Green Deal heeft tot doel de Unie om te vormen tot een eerlijke en welvarende samenleving, met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie waar tegen 2050 geen netto-uitstoot van broeikasgassen is en waar de economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. Prioritaire gebieden zijn onder meer het versnellen van de verschuiving naar duurzame en slimme mobiliteit.

(54) In de mededeling van de Commissie over “Een nieuwe industriestrategie voor Europa” 22 (maart 2020) wordt benadrukt dat duurzame en slimme mobiliteitssectoren, zoals de spoorwegindustrie, zowel de verantwoordelijkheid als het potentieel hebben om de digitale en groene transitie te stimuleren, het industriële concurrentievermogen van Europa te ondersteunen en de connectiviteit te verbeteren. Daarom moet het totale vervoer over de weg, per spoor, door de lucht en over water bijdragen tot een vermindering van de vervoersemissies met 90 % tegen 2050. In de eerste plaats zou een aanzienlijk deel van de 75 % van het binnenlands vervoer dat nu over de weg plaatsvindt voortaan via het spoor en de binnenwateren moeten gebeuren.

(55) De Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail is in 2014 opgericht om de onderzoeks-, ontwikkelings- en valideringsactiviteiten van het Shift2Rail-initiatief te beheren door publieke en particuliere financiering van haar leden te combineren en gebruik te maken van interne en externe technische middelen. Dankzij het initiatief zijn er nieuwe vormen van samenwerking tot stand gekomen, met inachtneming van de regels inzake mededinging, tussen belanghebbenden uit de volledige spoorwaardeketen van binnen en buiten de traditionele spoorwegsector, en werd de ervaring en deskundigheid van het Spoorwegbureau van de Europese Unie op het gebied van interoperabiliteit en veiligheid ingebracht.

(56) De Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” moet tot doel hebben een geïntegreerd Europees spoorwegnet met hoge capaciteit tot stand te brengen door belemmeringen voor interoperabiliteit weg te nemen en oplossingen te bieden voor volledige integratie, met inbegrip van verkeersbeheer, voertuigen, infrastructuur en diensten. Hiertoe moet het grote potentieel voor digitalisering en automatisering worden benut teneinde de kosten van het spoorvervoer te verlagen, de capaciteit te verhogen en de flexibiliteit en betrouwbaarheid ervan te vergroten, en is een solide referentiële functionele systeemarchitectuur vereist die door de sector, in coördinatie met het Spoorwegbureau van de Europese Unie, wordt gedeeld.

(57) De Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” moet in haar masterplan haar prioritaire onderzoeks- en innovatieactiviteiten en algemene systeemarchitectuur en geharmoniseerde operationele aanpak omschrijven, met inbegrip van grootschalige demonstratieactiviteiten, die de penetratie van geïntegreerde, interoperabele en gestandaardiseerde technologische innovaties voor de ondersteuning van de Europese spoorwegruimte, moeten versnellen.

(58) Het spoor is een complex systeem met zeer nauwe interactie tussen infrastructuurbeheerders, spoorwegondernemingen (treinexploitanten) en hun respectieve uitrusting (infrastructuur en rollend materieel). Het is onmogelijk innovatie tot stand te brengen zonder gemeenschappelijke specificaties en een gemeenschappelijke strategie voor het spoorwegsysteem. Daarom moet de pijler “Systeem” van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” de sector in staat stellen zich te richten op één operationeel concept en één systeemarchitectuur, die ook de vaststelling van de diensten, de functionele blokken en de interfaces die de basis vormen voor de exploitatie van het spoorwegsysteem, omvatten. Hiermee moet het algemene kader worden geboden dat ervoor zorgt dat onderzoek gericht is op de gezamenlijk overeengekomen en gedeelde behoeften van de klant en op operationele behoeften. Het governancemodel en het besluitvormingsproces van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” moeten de leidende rol van de Commissie in de vereniging en integratie van het Europese spoorwegsysteem weerspiegelen, met name wat betreft het snel en doeltreffend aanleveren van het operationele concept en de systeemarchitectuur, waarbij de particuliere partners advies en technische ondersteuning zullen bieden.

(59) Om ervoor te zorgen dat de onderzoeksresultaten van lage technologische paraatheid (TRL) doeltreffend worden gebruikt op hogere TRL’s, en met name door de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen”, moet het programmabureau van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” deze activiteiten uitvoeren.

(60) Met het oog op een snelle transitie en uitbreiding van het lidmaatschap moet de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen” waar nodig geassocieerde leden kunnen selecteren op basis van de resultaten van een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling van de Commissie.

(61) In het kader van de prioriteiten van de Commissie voor de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, met name SDG 3, en de mededeling “Naar een brede strategie met Afrika” 23 , verbindt de Unie zich ertoe bij te dragen tot het waarborgen van een gezond leven en het bevorderen van welzijn voor iedereen, een nog sterker partnerschap tussen onze twee continenten tot stand te brengen en de ontwikkeling van onderzoeks- en innovatiecapaciteit binnen Afrika te ondersteunen. De Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” moet het gebrek aan passende diagnostiek, behandelingen, vaccins en andere gezondheidstechnologieën aanpakken om infectieziekten zoals hiv, malaria en tuberculose tegen te gaan, en om andere armoedegerelateerde en verwaarloosde infectieziekten die in Afrika, met name in Afrika ten zuiden van de Sahara, te voorkomen. De COVID‑19-pandemie heeft aangetoond dat infectieziekten zich door de toegenomen connectiviteit van de verschillende regio’s in de wereld via de wereldhandel en het toerisme snel over de hele wereld kunnen verspreiden. De ontwikkeling van gezondheidstechnologieën is daarom van cruciaal belang om de verspreiding van infectieziekten te beperken, en te bestrijden zodra zij zich hebben verspreid, om de gezondheid van de burgers in de betrokken landen en in de Unie te beschermen. Om tot een sterker mondiaal leiderschap op het gebied van gezondheid te komen dan voor het huidige EDCTP2-initiatief het geval is, moet het toepassingsgebied van het partnerschap worden uitgebreid om te kunnen reageren op nieuwe bedreigingen van infectieziekten, de toenemende problemen van antimicrobiële resistentie en comorbiditeiten van niet-overdraagbare ziekten.

(62) De aanpak van infectieziekten in Afrika ten zuiden van de Sahara met moderne technologische hulpmiddelen vereist de betrokkenheid van een groot aantal actoren alsook langetermijnverbintenissen. De Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” moet zorgen voor productieve en duurzame noord-zuid- en zuid-zuid-netwerken en -samenwerking, door betrekkingen op te bouwen met meerdere particuliere en publieke organisaties om de project- en institutionele samenwerking te versterken. Het programma moet ook bijdragen tot de oprichting van nieuwe noord-zuid- en zuid-zuid-samenwerkingen om meerlandenstudies te verrichten op meerdere locaties in Afrika ten zuiden van de Sahara. Daarnaast moet een periodieke internationale conferentie, het EDCTP-forum, een platform bieden voor wetenschappers en relevante netwerken uit Europa, Afrika en elders om bevindingen en ideeën uit te wisselen en samenwerkingsverbanden tot stand te brengen.

(63) De Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” moet voortbouwen op de ervaring die is opgedaan tijdens de programma’s EDCTP en EDCTP2 en moet resultaten behalen door gebruik te maken van investeringen van de Unie, de lidstaten, geassocieerde landen en Afrikaanse landen, die niet door afzonderlijke landen of door het kaderprogramma voor onderzoek van de Unie alleen hadden kunnen worden verwezenlijkt. De EDCTP-associatie, die de aan het programma deelnemende staten vertegenwoordigt, moet financieel en met aanvullende activiteiten bijdragen aan het EDCTP3-programma en de uitvoering ervan. Zij moet zorgen voor een betekenisvolle deelname en betrokkenheid van de landen ten zuiden van de Sahara in het besluitvormingsproces, wat van essentieel belang is om de ziektelast in landen ten zuiden van de Sahara aan te pakken. Het initiatief moet ook andere internationale onderzoekfinanciers omvatten, zoals filantropische instellingen, de farmaceutische industrie en andere derde landen, die als bijdragende partners op een ad-hocbasis moeten bijdragen aan het partnerschap. Om de impact van het programma te vergroten, moet de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” voor specifieke oproepen bovendien juridische entiteiten kunnen aanwijzen die aan acties onder contract kunnen deelnemen. In het werkprogramma moet kunnen worden voorzien dat dergelijke juridische entiteiten niet in aanmerking komen voor financiering door de Gemeenschappelijke Onderneming.

(64) Het is van essentieel belang dat de onderzoeksactiviteiten die door de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” worden gefinancierd of anderszins onder haar werkprogramma vallen, volledig in overeenstemming zijn met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de aanvullende protocollen, de ethische beginselen zoals opgenomen in de Verklaring van Helsinki van de World Medical Association van 2008, de normen voor goede klinische praktijken van de Internationale Conferentie voor harmonisatie van technische eisen voor de registratie van geneesmiddelen voor menselijk gebruik, de toepasselijke wetgeving van de Unie en de lokale ethische eisen van de landen waar de onderzoeksactiviteiten moeten plaatsvinden. Daarnaast moet de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” vereisen dat de innovaties en interventies die worden ontwikkeld op basis van de resultaten van de door het programma ondersteunde acties onder contract, betaalbaar en toegankelijk zijn voor kwetsbare bevolkingsgroepen.

(65) Wil de Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” een kans op slagen hebben en de deelname aan het partnerschap stimuleren, dan moet de financiering van de Gemeenschappelijke Onderneming worden beperkt tot juridische entiteiten die in aanmerking komen voor financiering in het kader van het programma Horizon Europa en die gevestigd zijn in de samenstellende staten van de associatie voor klinische proeven tussen Europese en ontwikkelingslanden (EDCTP). Entiteiten die gevestigd zijn in andere lidstaten van de Unie, geassocieerde landen en landen ten zuiden van de Sahara moeten echter aan de oproepen kunnen deelnemen zonder financiering te ontvangen. Ook moet het mogelijk zijn, mits daarin is voorzien in het werkprogramma, dat entiteiten die gevestigd zijn in andere landen dan landen die lid zijn van de EDCTP3-associatie in aanmerking komen voor financiering in geval van oproepen met specifieke onderwerpen of in geval van een oproep in verband met een noodsituatie voor de volksgezondheid. De Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3” moet alle passende maatregelen nemen, met inbegrip van contractuele maatregelen, om de financiële belangen van de Unie te beschermen. Er moet worden gestreefd naar het sluiten van overeenkomsten op het gebied van wetenschap en technologie met derde landen. Wanneer entiteiten die in een derde land zijn gevestigd zonder een dergelijke overeenkomst met financiering deelnemen aan een actie onder contract, moeten vóór de sluiting ervan alternatieve maatregelen ter bescherming van de belangen van de Unie worden toegepast door de Gemeenschappelijke Onderneming EDCTP3: de financiële coördinator van de actie moet gevestigd zijn in een lidstaat of geassocieerd land en het bedrag van de voorfinanciering en de aansprakelijkheidsbepalingen van de subsidieovereenkomst moeten worden aangepast om op passende wijze rekening te houden met de financiële risico’s.

(66) In het kader van de prioriteiten van de Europese Commissie “Een economie die werkt voor de mensen” en “Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk” moet de Europese industrie, met inbegrip van kmo’s, groener, meer circulair en digitaler worden en tegelijkertijd wereldwijd concurrerend blijven. De Commissie heeft gewezen op de rol van medische hulpmiddelen en digitale technologieën voor het aanpakken van nieuwe uitdagingen en op het gebruik van e-gezondheidsdiensten voor het verstrekken van hoogwaardige gezondheidszorg, evenals op de noodzaak om te zorgen voor de levering van betaalbare geneesmiddelen die aan de behoeften van de Unie voldoen, en tegelijkertijd een innovatieve en wereldwijd toonaangevende Europese farmaceutische industrie te ondersteunen. De Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” heeft tot doel bij te dragen aan de versterking van het concurrentievermogen van de Europese gezondheidsindustrie, een hoeksteen van de kenniseconomie van de Unie, om de economische activiteit bij de ontwikkeling van gezondheidstechnologieën, en met name geïntegreerde gezondheidsoplossingen, te verhogen en is derhalve een instrument om de technologische soevereiniteit te vergroten en de digitale transformatie van onze samenlevingen te bevorderen. Dergelijke beleidsprioriteiten kunnen worden verwezenlijkt door de belangrijkste actoren samen te brengen: de academische wereld, bedrijven van verschillende omvang en eindgebruikers van gezondheidsinnovaties, onder de paraplu van een publiek-privaat partnerschap voor onderzoek en innovatie op het gebied van gezondheid. De Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” moet bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het “Europees kankerbestrijdingsplan” 24 en het Europees actieplan tegen antimicrobiële resistentie “Eén gezondheid” 25 . De Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” moet worden afgestemd op de nieuwe industriestrategie voor Europa 26 , de farmaceutische strategie voor Europa 27 en de kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa 28 .

(67) De Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” bouwt voort op de ervaring die is opgedaan door de Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief innovatieve geneesmiddelen 2 (Gemeenschappelijke Onderneming IMI2), met inbegrip van het werk dat in het kader van dit initiatief is verricht ter bestrijding van de COVID‑19-pandemie. In overeenstemming met de aanbevelingen van de tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming IMI2 29 moet een vervolginitiatief “de actieve betrokkenheid van andere industriesectoren bij de farmaceutische industrie mogelijk maken om gebruik te maken van hun deskundigheid bij de ontwikkeling van nieuwe interventies in de gezondheidszorg”. Daarom moeten de industriesectoren de sectoren biofarmaceutica, biotechnologie en medische technologie omvatten, met inbegrip van bedrijven die actief zijn op digitaal gebied. Het toepassingsgebied van het initiatief moet betrekking hebben op preventie, diagnose, behandeling en ziektebeheer en moet worden vastgesteld met inachtneming van de zware last voor patiënten en/of de samenleving als gevolg van de ernst van de ziekte en/of het aantal getroffen personen, alsook met de grote economische gevolgen van de ziekte voor patiënten en gezondheidszorgstelsels. De gefinancierde acties moeten inspelen op de volksgezondheidsbehoeften van de Unie en de ontwikkeling ondersteunen van toekomstige gezondheidsinnovaties die veilig, mensgericht, doeltreffend, kosteneffectief en betaalbaar zijn voor patiënten en gezondheidszorgstelsels.

(68) Om nieuwe wetenschappelijke ideeën en succesvolle onderzoeks- en innovatieactiviteiten zo goed mogelijk te kunnen voortbrengen, moeten de belangrijkste actoren in de Gemeenschappelijke Onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg” onderzoekers zijn uit verschillende soorten — zowel publieke als particuliere — entiteiten. Tegelijkertijd moeten de eindgebruikers, zoals burgers van de Unie, gezondheidswerkers en zorgaanbieders, input leveren voor de strategische opzet en activiteiten van het initiatief en ervoor zorgen dat het in hun behoeften voorziet. Bovendien moeten nationale regelgevende instanties en die van de Unie, instanties voor de evaluatie van gezondheidstechnologie en betalers van gezondheidszorg in een vroeg stadium input leveren voor de activiteiten van het partnerschap, waarbij moet worden gewaarborgd dat er geen sprake is van belangenconflicten, zodat de kans groter wordt dat de resultaten van gefinancierde acties voldoen aan de vereisten voor de toepassing ervan en aldus de verwachte effecten bereiken. Al deze input moet helpen om de onderzoeksinspanningen beter af te stemmen op gebieden waar de behoeften nog niet zijn vervuld.

(69) De huidige uitdagingen en bedreigingen voor de gezondheid zijn wereldwijd. Daarom moet het initiatief openstaan voor deelname van internationale academische, industriële en regelgevende actoren, om te kunnen profiteren van een ruimere toegang tot gegevens en deskundigheid, om te kunnen reageren op nieuwe gezondheidsbedreigingen en om de nodige maatschappelijke effecten te bereiken, met name betere gezondheidsresultaten voor de burgers van de Unie. Tegelijkertijd moeten de meeste activiteiten van het partnerschap worden uitgevoerd in de lidstaten van de Unie en in de met Horizon Europa geassocieerde landen.

(70) De doelstellingen van het partnerschap moeten gericht zijn op het preconcurrentiële gebied, zodat er een veilige ruimte ontstaat voor een efficiënte samenwerking tussen bedrijven die actief zijn op het gebied van verschillende gezondheidstechnologieën. Om rekening te houden met het integrerende karakter van het initiatief, de muren tussen de sectoren van de gezondheidsindustrie te helpen slechten en de samenwerkingen tussen de industrie en de academische wereld te versterken, moet het merendeel van de door het initiatief gefinancierde projecten sectoroverschrijdend zijn.

(71) De term “digitale sleuteltechnologieën” verwijst naar elektronische componenten en systemen die alle belangrijke economische sectoren ondersteunen. De Commissie heeft gewezen op de noodzaak om deze technologieën in Europa te beheersen, met name in het kader van de verwezenlijking van Europese beleidsprioriteiten zoals de autonomie van digitale technologie 30 . Omdat deze sector zo belangrijk is en de belanghebbenden in de EU voor grote uitdagingen staan, zijn dringend maatregelen nodig om de zwakke schakels in de Europese innovatie- en waardeketens te versterken. Daarom moet op het niveau van de Unie een mechanisme worden opgezet om de steunverlening van de lidstaten, de Unie en de particuliere sector voor onderzoek en innovatie in elektronische componenten te combineren en gerichter te maken.

(72) In de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” moeten duidelijk omschreven onderwerpen worden behandeld die Europese industrieën in staat stellen de meest innovatieve technologieën te ontwerpen, te fabriceren en in elektronische componenten en systemen te gebruiken. Gestructureerde en gecoördineerde financiële steun op Europees niveau is noodzakelijk om in een uiterst concurrerende internationale context de technologische koppositie van onderzoeksteams en Europese industrieën te behouden en de kloof te dichten op het gebied van technologieën die van cruciaal belang zijn voor een digitale transformatie in Europa die de kernwaarden van de Unie weerspiegelt, zoals privacy en vertrouwen, beveiliging en veiligheid. Samenwerking tussen de belanghebbenden van het ecosysteem die alle segmenten van de waardeketens vertegenwoordigen, is van essentieel belang voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën en de snelle marktintroductie van innovatie. Openheid en flexibiliteit voor de integratie van relevante belanghebbenden, ook in bepaalde kmo’s, in opkomende of aangrenzende technologiegebieden, of in beide, zijn eveneens van vitaal belang.

(73) De Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” moet de financiële en technische middelen combineren die essentieel zijn om het toenemende tempo van innovatie op dit gebied te beheersen, belangrijke overloopeffecten voor de samenleving te genereren en het nemen van risico’s te delen door strategieën en investeringen af te stemmen op een gemeenschappelijk Europees belang. Leden van de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” moeten derhalve zijn: de Unie, de lidstaten en de met Horizon Europa geassocieerde landen op basis van vrijwilligheid, alsmede als particuliere leden verenigingen die optreden als vertegenwoordigers van de ondernemingen door welke zij zijn opgericht [en andere organisaties die in Europa actief zijn op het gebied van elektronische componenten en systemen]. De deelname van de lidstaten zal daarnaast een coherente afstemming op nationale programma’s en strategieën vergemakkelijken, waardoor overlappingen en versnippering van inspanningen worden beperkt en tegelijkertijd synergieën tussen belanghebbenden en activiteiten worden gewaarborgd.

(74) Overeenkomstig [artikel 8, lid 1, punt c),] van de Horizon Europa-verordening moeten de deelnemende staten de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” belasten met de uitvoering van hun bijdrage aan hun nationale deelnemers aan acties onder contract. De begunstigden moeten één subsidieovereenkomst met de Gemeenschappelijke Onderneming ondertekenen volgens de regels van Horizon Europa, met inbegrip van het respectieve kader voor intellectuele-eigendomsrechten, afhankelijk van het programma van de Unie dat de betrokken subsidieactiviteit ondersteunt. De Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” moet de kostendeclaraties verwerken en de betalingen aan de begunstigden uitvoeren.

(75) Bij de uitvoering van de bijdragen van de deelnemende staten aan hun nationale deelnemers aan acties onder contract moet de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” er rekening mee houden dat de deelnemende staten zich aan strikte nationale begrotingsregels moeten houden. In dat verband moeten de deelnemende staten en de Gemeenschappelijke Onderneming juridisch bindende overeenkomsten sluiten waarin de deelnemende staten zich ertoe verbinden gedurende de looptijd van het initiatief het volledige bedrag van hun bijdrage aan acties onder contract te betalen. Dergelijke overeenkomsten moeten worden gesloten in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure en de programmering van de Gemeenschappelijke Onderneming. De raad van bestuur moet het jaarlijkse werkprogramma vaststellen en daarbij terdege rekening houden met deze overeenkomsten. De ordonnateur dient pas daarna, en in overeenstemming met de financiële regels van de Gemeenschappelijke Onderneming, de budgettaire en juridische verbintenissen voor die acties onder contract aan te gaan.

(76) Als voortzetting van de in de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel vastgestelde praktijk is een afwijking van [artikel 30] van de Horizon Europa-verordening noodzakelijk om verschillende vergoedingspercentages mogelijk te maken, afhankelijk van het soort deelnemer, namelijk kmo’s en juridische entiteiten zonder winstoogmerk, en het soort actie, die steeds op alle begunstigden uit alle deelnemende staten kunnen worden toegepast. Dat moet zorgen voor een juist evenwicht tussen de deelname van belanghebbenden aan de door de Gemeenschappelijke Onderneming “Digitale sleuteltechnologieën” gefinancierde acties en voor een grotere betrokkenheid van kmo’s, zoals aanbevolen in de tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming Ecsel.

(77) Het rechtskader voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim van de Unie 31 heeft tot doel het Europese systeem voor luchtverkeersbeheer (air traffic management — ATM) te hervormen door middel van institutionele, operationele, technologische en regelgevende acties met als doel de prestaties op het gebied van capaciteit, veiligheid, efficiëntie en milieueffecten te verbeteren.

(78) Het onderzoeks- en ontwikkelingsproject voor het luchtverkeersbeheer van het gemeenschappelijke Europees luchtruim (het “Sesar-project”) 32 heeft tot doel het luchtverkeersbeheer te moderniseren en technologische en operationele innovatie ter ondersteuning van het gemeenschappelijk Europees luchtruim te bundelen. Het is de bedoeling tegen 2035 technologische oplossingen te bieden voor een goed presterend luchtverkeersbeheer, zodat de luchtvervoerssector niet-overbelast, zelfs veiliger en milieuvriendelijker kan functioneren. Het Sesar-project omvat drie onderling samenhangende, continue en evoluerende samenwerkingsprocessen voor het definiëren, ontwikkelen en invoeren van innovatieve technologische systemen en operationele procedures die ten grondslag liggen aan het digitale Europese luchtruim zoals gedefinieerd in het Europees ATM-masterplan 33 .

(79) Het “Europees ATM-masterplan” is het planningsinstrument voor de modernisering van het luchtverkeersbeheer in heel Europa, waarbij onderzoeks- en innovatieactiviteiten op het gebied van luchtverkeersbeheer worden gekoppeld aan uitrolscenario’s om de prestatiedoeleinden van het gemeenschappelijk Europees luchtruim te verwezenlijken.

(80) De Gemeenschappelijke Onderneming Sesar werd voor het eerst opgericht in 2007 34 met als doel de definitie- en ontwikkelingsfasen van het Sesar-project te beheren, door de door haar leden beschikbaar gestelde publieke en private middelen te bundelen en gebruik te maken van interne en externe technische middelen, en om, indien nodig, het Europees ATM-masterplan uit te voeren en te actualiseren. Er werd een nieuwe en efficiënte vorm van samenwerking tot stand gebracht tussen belanghebbenden in een sector waar vooruitgang alleen mogelijk is als alle belanghebbenden op gesynchroniseerde wijze nieuwe oplossingen uitvoeren. Gezien de succesvolle invoering van de Sesar-merknaam moet de nieuwe Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” deze blijven gebruiken.

(81) De Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” moet voortbouwen op de ervaring van de Gemeenschappelijke Onderneming Sesar en haar coördinerende rol voor ATM-onderzoek in de Unie voortzetten. De belangrijkste doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” zijn de onderzoeks- en innovatiecapaciteit in Europa te versterken en verder te integreren, de digitalisering van de sector te helpen versnellen en deze veerkrachtiger en schaalbaarder te maken voor schommelingen van het verkeer. De Gemeenschappelijke Onderneming moet door middel van innovatie het concurrentievermogen van bemande en onbemande luchtvervoersdiensten en ATM-diensten versterken om het economisch herstel en de groei te ondersteunen. Zij moet de marktintroductie van innovatieve oplossingen ontwikkelen en versnellen om het gemeenschappelijk Europees luchtruim op te zetten als het meest efficiënte en milieuvriendelijke luchtruim ter wereld.

(82) De nieuwe Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” moet technische input kunnen ontwikkelen en valideren en de Commissie bijstaan bij regelgevingsactiviteiten op het gebied van luchtverkeersbeheer, zoals het opstellen van alle technische documentatie voor de gemeenschappelijke projecten die zijn vastgesteld in het kader van de verordening betreffende het gemeenschappelijk Europees luchtruim 35 , het uitvoeren van technische studies of het ondersteunen van normalisatieactiviteiten. Zij moet ook zorgen voor het beheer van het bij Besluit 2009/320/EG van de Raad bekrachtigde Europees ATM-masterplan, met inbegrip van de monitoring, verslaglegging en actualisering ervan. Daarnaast moet de Commissie over stemmen beschikken in verhouding tot de bijdrage van de Unie aan de begroting, en ten minste 25 % van de stemmen hebben. Deze opzet zorgt ervoor dat de Commissie een sterk vermogen behoudt om vanuit beleidsoogpunt de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Onderneming met betrekking tot deze taken te sturen door middel van de versterkte toezichtmechanismen die voor dergelijke organen zijn ingesteld.

(83) Deelname aan de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” moet openstaan voor een zo breed mogelijk scala en zo breed mogelijke vertegenwoordiging van belanghebbenden uit alle lidstaten en met Horizon Europa geassocieerde landen, met inbegrip van kmo’s, door middel van verschillende vormen van deelname. De deelname moet met name een goed evenwicht verzekeren tussen fabrikanten van apparatuur voor zowel bemande als onbemande luchtvaart, luchtruimgebruikers, verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchthavens, militaire en beroepsorganisaties, en kansen bieden aan kmo’s, de academische wereld en onderzoeksorganisaties. Met het oog op de identificatie van de meest veelbelovende benaderingen en entiteiten die deze kansen kunnen nastreven, heeft de Commissie een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voor potentiële leden gedaan. De raad van bestuur moet geassocieerde leden kunnen selecteren op basis van de resultaten van die oproep, zodat de groep leden snel kan worden uitgebreid.

(84) De routeheffingen worden volledig gedragen door luchtruimgebruikers, die indirect bijdragen aan de onderzoeks- en ontwikkelingsinspanningen die worden gefinancierd door belangrijke ATM-belanghebbenden zoals verleners van luchtvaartnavigatiediensten of de industrie die de luchtvaartuigen die door de luchtruimgebruikers worden gebruikt, bouwt en uitrust. Luchtruimgebruikers moeten daarom een passende vertegenwoordiging krijgen in de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”.

(85) Om ervoor te zorgen dat de resultaten van verkennend ATM-onderzoek (lage technologische paraatheid) effectief worden gebruikt op hogere niveaus van technologische paraatheid, en met name door de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim”, moet het programmabureau van de Gemeenschappelijke Onderneming dit soort activiteiten beheren.

(86) Het agentschap Eurocontrol beschikt over een passende infrastructuur en over de nodige administratieve, IT-, communicatie- en logistieke ondersteunende diensten. De Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” moet gebruikmaken van deze infrastructuur en diensten van Eurocontrol. In dit verband zijn er weinig potentiële synergieën die kunnen worden bereikt door het samenvoegen van administratieve middelen met andere Gemeenschappelijke Ondernemingen via een gemeenschappelijk backoffice. Daarom moet de Gemeenschappelijke Onderneming “Derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim” afzien van de bij deze verordening ingestelde gemeenschappelijke backoffice-functies.

(87) Om een brede basis voor belanghebbenden te creëren teneinde de doelstellingen van het partnerschap voor slimme netwerken en diensten te verwezenlijken, is de 5G‑infrastructuurvereniging 36 opgericht, voortbouwend op de 5G‑infrastructuurvereniging. Hoewel de nieuwe branchevereniging gedurende de eerste jaren na haar oprichting naar verwachting slechts een beperkt aantal samenstellende en verbonden entiteiten zal hebben, heeft zij tot doel nieuwe leden uit de achterban van belanghebbenden die actief zijn in de waardeketen van slimme netwerken en diensten te werven. Gezien haar verwachte bescheiden omvang en de impact op haar kleine en middelgrote ondernemingen, is het niet houdbaar dat de vereniging gedurende haar bestaan bijdraagt aan 50 % van de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten”, met name in de eerste jaren na haar oprichting. Daarnaast hebben de door de COVID‑19-pandemie veroorzaakte crisis en de gevolgen ervan voor de economie voor uitdagingen gezorgd voor de Europese economische actoren, onder meer op het gebied van ICT. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de particuliere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming hun verbintenissen kunnen nakomen, terwijl de voorwaarden aantrekkelijk blijven en nieuwe partners ertoe aanzetten zich bij de vereniging aan te sluiten. Het minimumpercentage van de jaarlijkse financiële bijdrage aan de administratieve kosten van andere leden dan de Unie moet daarom 20 % van de totale jaarlijkse administratieve kosten bedragen. Het moet met name mogelijk zijn dat de samenstellende entiteiten van kleine en middelgrote ondernemingen minder bijdragen dan grotere ondernemingen. De andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming dan de Unie moeten ernaar streven het aantal samenstellende of verbonden entiteiten te verhogen om hun bijdrage van 50 % aan de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming gedurende haar levensduur maximaal te benutten.

(88) In het kader van de prioriteiten van de Europese Commissie voor 2019‑2024 “Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk”, “Een economie die werkt voor de mensen” en de beleidsdoelstellingen die zijn uiteengezet in het kader van haar mededelingen over “De digitale toekomst van Europa vormgeven”, moet Europa kritieke digitale infrastructuren ontwikkelen op basis van 5G‑netwerken en zijn technologische capaciteiten opbouwen in de richting van 6G met als tijdshorizon 2030. In dit verband heeft de Commissie gewezen op het strategische belang van een Europees partnerschap voor slimme netwerken en diensten voor de levering van veilige, op connectiviteit gebaseerde diensten aan consumenten en bedrijven. Deze prioriteiten kunnen worden verwezenlijkt door de belangrijkste spelers, namelijk het bedrijfsleven, de academische wereld en de overheid, samen te brengen in het kader van een Europees partnerschap dat voortbouwt op de resultaten van het 5G‑PPP-initiatief, dat met succes 5G‑technologie en -normen heeft ontwikkeld.

(89) De Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” is ontworpen om beleidskwesties op het gebied van digitale infrastructuur aan te pakken en de technologische reikwijdte van onderzoek en innovatie voor 6G‑netwerken uit te breiden. Zij moet, met nauwe betrokkenheid van de lidstaten, beter inspelen op de beleids- en sociale behoeften van de Unie op het gebied van energie-efficiëntie van netwerken, cyberbeveiliging, technologische soevereiniteit, privacy en ethiek, en zal het toepassingsgebied van onderzoek en innovatie uitbreiden van netwerken naar cloudgebaseerde dienstverlening, en naar componenten en apparatuur die diensten voor burgers en voor een breed scala aan economische sectoren, zoals de gezondheidszorg, het vervoer, de productie en de media, mogelijk maken.

(90) De doelstellingen van het overheidsbeleid met betrekking tot slimme netwerken en diensten kunnen niet uitsluitend door de industrie en de Commissie worden verwezenlijkt. De benadering ervan vanuit een holistisch en gecoördineerd perspectief vereist met name de strategische betrokkenheid van de lidstaten als onderdeel van de governancestructuur. Daarom moet de raad van bestuur zoveel mogelijk rekening houden met de adviezen van de groep van vertegenwoordigers van de staten, met name wat betreft strategische richtsnoeren voor werkprogramma’s en financieringsbesluiten.

(91) Geavanceerde 5G‑infrastructuren zullen de basis vormen voor de ontwikkeling van ecosystemen voor de digitale en groene transitie en, in de volgende fase, voor het standpunt van Europa met betrekking tot de toepassing van 6G‑technologie. Het programma Connecting Europe Facility (CEF) 2 Digital, het programma Digitaal Europa en InvestEU bieden kansen voor de ontwikkeling van 5G- en vervolgens 6G‑gebaseerde digitale ecosystemen. Rekening houdend met het brede scala van publieke en particuliere belanghebbenden die bij dergelijke uitrolprojecten betrokken zijn, is het van essentieel belang dat de opstelling van een strategische agenda, de bijdrage aan de programmering en de informatie en betrokkenheid van belanghebbenden in verband met dergelijke programma’s, worden gecoördineerd. Als strategische basis voor deze taken moet de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” de ontwikkeling coördineren van strategische implementatieagenda’s voor de relevante toepassingsgebieden, zoals 5G-systemen langs wegen en langs de spoorwegen. Die agenda’s moeten onder meer stappenplannen voor de uitrol, de belangrijkste opties voor samenwerkingsmodellen en andere strategische kwesties bevatten.

(92) In [artikel 16, lid 3] van de Horizon Europa-verordening is bepaald dat de Commissie of het financieringsorgaan in voorkomend geval een veiligheidscontrole moet uitvoeren voor voorstellen die veiligheidsproblemen met zich meebrengen.

(93) Overeenkomstig de conclusies van de Raad van 3 december 2019 en de aanbeveling van 26 maart 2019 inzake cyberbeveiliging van 5G-netwerken voor gecoördineerde actie op het niveau van de Unie, heeft de samenwerkingsgroep van de lidstaten inzake netwerk- en informatiebeveiliging de EU‑toolbox van risicobeperkende maatregelen met betrekking tot cyberbeveiliging van 5G‑netwerken van januari 2020 (de “toolbox”) bekendgemaakt. Deze toolbox omvat een reeks strategische en technische maatregelen en ondersteunende acties om de belangrijkste cyberbeveiligingsrisico’s van 5G‑netwerken te beperken, die in het gecoördineerde risicobeoordelingsverslag van de Unie zijn geïdentificeerd, en om richtsnoeren te bieden voor de selectie van maatregelen die prioriteit moeten krijgen in risicobeperkingsplannen op nationaal niveau en op het niveau van de Unie. In de mededeling van de Commissie van 29 januari 2020 over de uitvoering van de EU‑toolbox 37 worden alle maatregelen en richtsnoeren in de toolbox onderschreven en wordt gewezen op de noodzaak van beperkingen, met inbegrip van de nodige uitsluitingen, ten aanzien van leveranciers die op basis van de in de gecoördineerde EU‑risicobeoordeling gespecificeerde factoren worden geacht een hoog risico te vormen, alsmede maatregelen om afhankelijkheid van deze leveranciers te voorkomen. Ook wordt een reeks specifieke acties voor de Commissie vastgesteld, met name om ervoor te zorgen dat alleen aan EU‑financieringsprogramma’s op relevante technologiegebieden kan worden deelgenomen als aan de beveiligingseisen is voldaan, door voluit gebruik te maken van en verdere uitvoering te geven aan beveiligingsvoorwaarden. Daarom moeten bij de uitvoering van deze verordening passende bepalingen worden ingevoerd waarin de beveiligingsmaatregelen tot uiting komen via acties die worden gefinancierd door de Gemeenschappelijke Onderneming “Slimme netwerken en diensten” en, op basis van haar aanbevelingen, door andere financieringsorganen die andere programma’s van de Unie op het gebied van slimme netwerken en diensten uitvoeren.

(94) De Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon 2020 werden opgericht voor een periode tot en met 31 december 2024. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten de respectieve onderzoeksprogramma’s blijven ondersteunen door de resterende acties die zijn ondernomen of voortgezet uit hoofde van de Verordeningen (EU) nr. 560/2014, (EU) nr. 558/2014, (EU) nr. 559/2014, (EU) nr. 557/2014, (EU) nr. 561/2014, (EU) nr. 642/2014 en Verordening (EG) nr. 219/2007 uit te voeren overeenkomstig die verordeningen, tot aan het moment van hun ontbinding. Omwille van de rechtszekerheid en de duidelijkheid moeten die verordeningen derhalve worden ingetrokken.

(95) De Unie mag alleen optreden wanneer het aantoonbaar is dat optreden op het niveau van de Unie doeltreffender is dan optreden op nationaal, regionaal of lokaal niveau. De initiatieven zijn gericht op gebieden waar er een aantoonbare meerwaarde is door het optreden op het niveau van de Unie vanwege de omvang, snelheid en reikwijdte van de inspanningen die de Unie nodig heeft om haar langetermijndoelstellingen van het Verdrag te verwezenlijken en haar strategische beleidsprioriteiten en -verbintenissen na te komen. Daarnaast moeten de voorgestelde initiatieven worden gezien als een aanvulling op en een versterking van nationale en subnationale activiteiten op hetzelfde gebied.

(96) Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, en vanwege het voorkomen van duplicering, het behouden van de kritische massa en het waarborgen van een optimale benutting van de overheidsfinanciering, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.