Overwegingen bij COM(2021)759 - Digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) In haar mededeling van 2 december 2020 over de digitalisering van justitie in de EU 29 heeft de Commissie gewezen op de noodzaak om het wetgevingskader inzake de grensoverschrijdende procedures van de Unie in burgerlijke, handels- en strafzaken te moderniseren, in overeenstemming met het beginsel “standaard digitaal”, met inachtneming van de nodige waarborgen om sociale uitsluiting te vermijden.

(2) Het vergemakkelijken van de toegang tot de rechter voor natuurlijke personen en rechtspersonen en van de justitiële samenwerking tussen de lidstaten behoort tot de hoofddoelstellingen van de EU-ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, zoals verankerd in het derde deel, titel V, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(3) Teneinde de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter te verbeteren, moeten de rechtshandelingen van de Unie die voorzien in communicatie tussen bevoegde autoriteiten, met inbegrip van agentschappen en organen van de Unie, en tussen bevoegde autoriteiten en natuurlijke personen en rechtspersonen, worden aangevuld met voorwaarden voor de verrichting van die communicatie met digitale middelen.

(4) Met deze verordening wordt beoogd gerechtelijke procedures doeltreffender te maken en te bespoedigen en de toegang tot de rechter te vergemakkelijken door de bestaande communicatiekanalen te digitaliseren, hetgeen tijds- en kostenbesparingen, een vermindering van de administratieve lasten en verbeterde veerkracht in geval van overmacht moet opleveren voor alle autoriteiten die betrokken zijn bij grensoverschrijdende justitiële samenwerking. Het gebruik van digitale communicatiekanalen tussen bevoegde autoriteiten moet leiden tot minder vertragingen bij de behandeling van zaken, wat ten goede moet komen aan natuurlijke personen en rechtspersonen. Dit is ook van groot belang voor grensoverschrijdende strafprocedures in het kader van de misdaadbestrijding door de Unie. In dit verband is de hoge mate van beveiliging die digitale communicatiekanalen kunnen bieden een stap voorwaarts, ook voor het waarborgen van de rechten van de betrokkenen en de bescherming van hun privacy en persoonsgegevens.

(5) Het is belangrijk dat er passende kanalen worden ontwikkeld om ervoor te zorgen dat rechtsstelsels efficiënt digitaal kunnen samenwerken. Daartoe moet op Unieniveau een IT-instrument tot stand worden gebracht dat snelle, directe, interoperabele, betrouwbare en veilige grensoverschrijdende elektronische uitwisseling van zaakgerelateerde gegevens tussen bevoegde autoriteiten mogelijk maakt.

(6) Voor de digitale uitwisseling van zaakgerelateerde gegevens bestaan instrumenten die geen vervanging van de bestaande, in de lidstaten reeds gebruikte IT-systemen nodig maken en geen dure aanpassingen vergen. Het e‑Codex-systeem (e‑Justice Communication via Online Data EXchange) is het belangrijkste instrument van dit type dat tot dusver is ontwikkeld.

(7) Het opzetten van digitale kanalen voor grensoverschrijdende communicatie moet rechtstreeks bijdragen tot een betere toegang tot de rechter door natuurlijke personen en rechtspersonen in staat te stellen de bescherming van hun rechten te eisen en vorderingen in te stellen, procedures in te leiden en zaakgerelateerde gegevens in digitale vorm uit te wisselen met gerechtelijke of andere bevoegde autoriteiten in het kader van procedures die binnen het toepassingsgebied van het Unierecht inzake burgerlijke en handelszaken vallen.

(8) Deze verordening moet betrekking hebben op de digitalisering van de schriftelijke communicatie in zaken met grensoverschrijdende effecten die binnen het toepassingsgebied van de rechtshandelingen van de Unie inzake burgerlijke, handels- en strafzaken vallen. Die handelingen moeten worden vermeld in bijlagen bij deze verordening. De schriftelijke communicatie tussen bevoegde autoriteiten en agentschappen en organen van de Unie, zoals Eurojust, voor zover de in bijlage II vermelde rechtshandelingen daarin voorzien, moet eveneens onder deze verordening vallen. Tegelijkertijd moet de vraag of een zaak wordt geacht grensoverschrijdende effecten te hebben, worden beoordeeld op grond van de in bijlage I en bijlage II bij deze verordening vermelde rechtshandelingen. Wanneer in de in bijlage I en bijlage II genoemde instrumenten uitdrukkelijk wordt bepaald dat een communicatieprocedure tussen bevoegde autoriteiten moet worden beheerst door het interne recht, moet deze verordening niet van toepassing zijn.

(9) Deze verordening is niet van toepassing op de betekening of kennisgeving van stukken uit hoofde van Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad 30 en Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad 31 , noch op de bewijsverkrijging uit hoofde van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad 32 en Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad 33 , die eigen regels inzake de digitalisering van de justitiële samenwerking bevatten.

(10) Om te zorgen voor veilige, snelle, interoperabele, vertrouwelijke en betrouwbare communicatie tussen de lidstaten in het kader van grensoverschrijdende gerechtelijke procedures in burgerlijke, handels- en strafzaken, moet passende moderne communicatietechnologie worden gebruikt, mits wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden met betrekking tot de integriteit en betrouwbaarheid van het ontvangen document en de identificatie van de deelnemers aan de communicatie. Daarom moet een veilig en betrouwbaar gedecentraliseerd IT-systeem worden gebruikt. Dientengevolge is het noodzakelijk om een dergelijk IT-systeem voor gegevensuitwisseling in grensoverschrijdende gerechtelijke procedures op te zetten. Het gedecentraliseerde karakter van dat IT-systeem zal veilige, exclusieve gegevensuitwisseling tussen twee lidstaten mogelijk maken, zonder dat een van de instellingen van de Unie inhoudelijk bij die uitwisseling is betrokken.

(11) Het gedecentraliseerde IT-systeem moet bestaan uit de back-endsystemen van de lidstaten en de agentschappen en organen van de Unie en interoperabele toegangspunten die die systemen met elkaar verbinden. De toegangspunten van het gedecentraliseerde IT-systeem moeten worden gebaseerd op e-Codex.

(12) Voor de toepassing van deze verordening moeten de lidstaten door de Commissie ontwikkelde software (referentie-implementatiesoftware) kunnen gebruiken in plaats van een nationaal IT-systeem. De Commissie moet verantwoordelijk zijn voor het creëren, onderhouden en ontwikkelen van deze referentie-implementatiesoftware overeenkomstig de beginselen van gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen. De Commissie moet de referentie-implementatiesoftware ontwerpen, ontwikkelen en onderhouden conform de voorschriften en beginselen inzake gegevensbescherming van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 34 en Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 35 , met name de beginselen van gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen en een hoog niveau van cyberbeveiliging. De referentie-implementatiesoftware moet ook passende technische maatregelen omvatten en de nodige organisatorische maatregelen mogelijk maken om een niveau van veiligheid en interoperabiliteit te waarborgen dat geschikt is voor de uitwisseling van informatie in het kader van grensoverschrijdende gerechtelijke procedures.

(13) Om verzoekers snelle, veilige en efficiënte bijstand te bieden, moet de schriftelijke communicatie tussen bevoegde autoriteiten, zoals de rechtbanken en centrale autoriteiten die zijn opgericht bij Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad 36 en Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad 37 , in beginsel plaatsvinden via het gedecentraliseerde IT-systeem. In uitzonderlijke gevallen mogen andere communicatiemiddelen worden gebruikt indien die passender worden geacht om de nodige flexibiliteit te bieden. Het gedecentraliseerde IT-systeem moet evenwel altijd worden beschouwd als het meest geschikte middel voor de uitwisseling tussen bevoegde autoriteiten van formulieren die zijn ingesteld bij de in bijlage I en bijlage II bij deze verordening vermelde rechtshandelingen.

(14) Verzending via het gedecentraliseerde IT-systeem kan onmogelijk zijn als gevolg van verstoring van het systeem of wanneer digitale verzending gezien de aard van de informatie onuitvoerbaar is, zoals de verzending van bewijzen in fysieke of materiële vorm. Indien het gedecentraliseerde IT-systeem niet wordt gebruikt, moet de communicatie geschieden met de meest geschikte alternatieve middelen. Dergelijke alternatieve middelen moeten onder meer inhouden dat de verzending zo snel mogelijk en op een veilige manier geschiedt met andere veilige elektronische middelen of per postdienst.

(15) Om flexibiliteit te bieden ten aanzien van de justitiële samenwerking in bepaalde grensoverschrijdende gerechtelijke procedures, kunnen andere communicatiemiddelen passender zijn. Dat kan bijvoorbeeld gelden voor de rechtstreekse communicatie tussen rechtbanken uit hoofde van Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad en Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad 38 , alsook voor de rechtstreekse communicatie tussen bevoegde autoriteiten uit hoofde van rechtshandelingen van de Unie in strafzaken. In dergelijke gevallen kunnen minder formele communicatiemiddelen, zoals e-mail, worden gebruikt.

(16) In verband met de onderdelen van het gedecentraliseerde IT-systeem die onder de verantwoordelijkheid van de Unie vallen, moet de entiteit die de onderdelen van het systeem beheert, over voldoende middelen beschikken om de goede werking ervan te verzekeren.

(17) Teneinde de toegang van natuurlijke personen en rechtspersonen tot de bevoegde autoriteiten te vergemakkelijken, moet bij deze verordening een toegangspunt op Unieniveau (Europees elektronisch toegangspunt) worden ingesteld als onderdeel van het gedecentraliseerde IT-systeem dat natuurlijke personen en rechtspersonen in staat moet stellen om vorderingen in te stellen, verzoeken in te dienen, voor de procedure relevante informatie te verzenden en te ontvangen en te communiceren met de bevoegde autoriteiten, in de zaken die onder deze verordening vallen. Het Europees elektronisch toegangspunt moet worden gehost op het Europees e-justitieportaal, dat fungeert als centraal loket voor justitiële informatie en diensten in de Unie.

(18) De lidstaten moeten verantwoordelijk zijn voor het opzetten, onderhouden en ontwikkelen van nationale elektronische portalen (nationale IT-portalen) met het oog op de elektronische communicatie tussen natuurlijke personen en rechtspersonen en de respectieve autoriteiten die bevoegd zijn in de procedures die onder de in bijlage I vermelde rechtshandelingen vallen.

(19) Voor de communicatie van natuurlijke personen en rechtspersonen met bevoegde autoriteiten in grensoverschrijdende zaken moeten elektronische communicatiemiddelen worden gebruikt als alternatief voor de bestaande communicatiemiddelen. Niettemin moet de keuze tussen elektronische communicatie zoals bepaald bij deze verordening en andere communicatiemiddelen worden overgelaten aan de betrokkenen, om te voorkomen dat de toegang tot de rechter via digitale middelen bijdraagt tot een verdere verbreding van de digitale kloof. Dit is met name van belang om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van kansarme groepen en kwetsbare mensen, zoals kinderen of ouderen, die niet over de nodige technische middelen of digitale vaardigheden beschikken om zich toegang tot digitale diensten te verschaffen.

(20) Om elektronische grensoverschrijdende communicatie en verzending van stukken via het gedecentraliseerde IT-systeem, het Europees elektronisch toegangspunt en de nationale IT-portalen, in voorkomend geval, te bevorderen, mag aan dergelijke stukken geen rechtsgevolgen worden ontzegd en mogen dergelijke stukken niet ontoelaatbaar worden geacht in de procedure louter omdat zij een elektronisch formaat hebben. Dat beginsel moet evenwel de beoordeling van de rechtsgevolgen van dergelijke stukken of de toelaatbaarheid ervan als mogelijk bewijsmiddel overeenkomstig het interne recht onverlet laten. Ook mag het geen afbreuk doen aan het interne recht inzake de omzetting van stukken.

(21) Om mondelinge zittingen in burgerlijke, handels- en strafzaken met grensoverschrijdende effecten te vergemakkelijken, moet deze verordening voorzien in het facultatieve gebruik van videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand voor de deelname van de partijen aan dergelijke zittingen. De procedure voor het aanvragen en houden van zittingen door middel van videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand moet worden beheerst door het recht van de lidstaat waar de videoconferentie plaatsvindt. Het houden van een terechtzitting door middel van een videoconferentie- of een andere technologie voor communicatie op afstand mag niet worden afgewezen op de enkele grond dat er geen nationale regels inzake het gebruik van technologie voor communicatie op afstand bestaan. In dergelijke gevallen moeten de meest passende regels uit hoofde van het interne recht, zoals de regels inzake bewijsverkrijging, op overeenkomstige wijze van toepassing zijn.

(22) Deze verordening moet niet van toepassing zijn op het gebruik van videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand in burgerlijke, handels- en strafprocedures indien de in bijlage I en bijlage II vermelde rechtshandelingen daar al in voorzien.

(23) Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad 39 voorziet in een gemeenschappelijk regelgevingskader van de Unie voor de erkenning van elektronische identificatiemiddelen en elektronische vertrouwensdiensten (elektronische handtekeningen, elektronische zegels, elektronische tijdstempels, diensten voor elektronisch aangetekende bezorging en authenticatie van websites) waarvan grensoverschrijdend wordt erkend dat zij dezelfde juridische status hebben als hun fysieke tegenhangers. Daarom moet deze verordening ten behoeve van de digitale communicatie van toepassing zijn op de eIDAS-vertrouwensdiensten.

(24) Om de betaling van vergoedingen te vergemakkelijken in zaken met grensoverschrijdende effecten die vallen binnen het toepassingsgebied van de rechtshandelingen van de Unie in burgerlijke en strafzaken, moet het mogelijk zijn vergoedingen elektronisch te betalen in een onlineomgeving door middel van overal in de Unie alom beschikbare betalingsmethoden, zoals creditcards, betaalpassen, elektronische portemonnees en bankoverschrijvingen.

(25) Om de doelstellingen van deze verordening volledig te verwezenlijken en de bestaande rechtshandelingen van de Unie in burgerlijke, handels- en strafzaken af te stemmen op deze verordening, moeten de volgende rechtshandelingen worden gewijzigd: Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad 40 , Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad 41 , Verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad 42 , Verordening (EU) 2015/848 en Verordening (EU) 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad 43 . Die wijzigingen zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat de communicatie in overeenstemming is met de regels en beginselen van deze verordening. De wijzigingen van richtlijnen en kaderbesluiten in burgerlijke, handels- en strafzaken worden vastgesteld bij Richtlijn …/… van het Europees Parlement en de Raad [wijzigingsrichtlijn] 44 .

(26) Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 45 moet de Commissie deze verordening evalueren op basis van overeenkomstig specifieke monitoringvoorschriften verzamelde informatie voor elk van de in bijlage I en bijlage II bij deze verordening vermelde rechtshandelingen, om de daadwerkelijke effecten van deze verordening en de behoefte aan verdere maatregelen na te gaan.

(27) De door de Commissie als back-endsysteem ontwikkelde referentie-implementatiesoftware moet de voor monitoringdoeleinden benodigde gegevens programmagewijs verzamelen, en die gegevens moeten aan de Commissie worden toegezonden. Wanneer de lidstaten ervoor kiezen om in plaats van de door de Commissie ontwikkelde referentie-implementatiesoftware een nationaal IT-systeem te gebruiken, kan dat systeem worden uitgerust om die gegevens programmagewijs te verzamelen; in dat geval moeten die gegevens aan de Commissie worden toegezonden.

(28) Indien de gegevens niet automatisch kunnen worden verzameld, en om de administratieve lasten van de gegevensverzameling te verlichten, moet elke lidstaat ten minste één rechtbank of bevoegde autoriteit aanwijzen met het oog op de vaststelling van een steekproef voor de monitoring. De aldus aangewezen rechtbank of bevoegde autoriteit moet worden belast met het verzamelen en aan de Commissie overleggen van gegevens over de eigen procedures, aan de hand waarvan een schatting moet worden gemaakt van de hoeveelheid gegevens die voor een bepaalde lidstaat nodig is voor de evaluatie van deze verordening. De aangewezen rechtbank of bevoegde autoriteit moet representatief zijn voor het toepassingsgebied van de verordening voor zover die betrekking heeft op instrumenten van de Unie in burgerlijke, handels- en strafzaken. Op gebieden waar andere autoriteiten dan rechtbanken of openbaar aanklagers worden beschouwd als bevoegde autoriteiten in de zin van deze verordening, zoals notarissen, moet de aangewezen steekproef voor de monitoring ook representatief zijn voor hun uitvoering van de verordening.

(29) De toepassing van deze verordening laat de procedurele rechten zoals neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie 46 en het Unierecht, zoals de richtlijnen inzake procedurele rechten 47 , onverlet, in het bijzonder het recht op vertolking, het recht op toegang tot een advocaat, het recht op toegang tot de processtukken, het recht op rechtsbijstand en het recht om bij de terechtzitting aanwezig te zijn.

(30) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn (EU) 2016/680 48 van het Europees Parlement en de Raad zijn van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van het gedecentraliseerde IT-systeem. Om te preciseren wie verantwoordelijk is voor de verwerking van de via het gedecentraliseerde IT-systeem verzonden of ontvangen persoonsgegevens, moet de verwerkingsverantwoordelijke worden vermeld in de verordening. In dit verband moet elke verzendende en ontvangende entiteit worden geacht het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens afzonderlijk te hebben vastgesteld.

(31) Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening wat betreft de invoering van het gedecentraliseerde IT-systeem, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 49 .

(32) Aangezien de geharmoniseerde digitalisering van de grensoverschrijdende justitiële samenwerking door de lidstaten alleen onvoldoende kan worden verwezenlijkt, bijvoorbeeld omdat zij de interoperabiliteit van de IT-systemen van de lidstaten en van de agentschappen en organen van de Unie niet kunnen garanderen, en die harmonisering beter kan worden verwezenlijkt met een gecoördineerd optreden op Unieniveau, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(33) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(34) [Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.]

OF

Overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft Ierland [bij brief van ...] te kennen gegeven dat het aan de vaststelling en toepassing van deze verordening wenst deel te nemen.

(35) De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad geraadpleegd en heeft op [...] een advies uitgebracht,