Overwegingen bij COM(2021)801 - Garanderen van een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De uitstoot van broeikasgassen moet dringend worden verminderd, met name om de stijging van de zeespiegel en de kans op extreme weersomstandigheden, die nu al elke regio in de wereld treffen, te doen afnemen 48 en om de economische en sociale kosten in verband met de gevolgen van de opwarming van de aarde te beperken 49 . De Unie en haar lidstaten zijn partij bij de Overeenkomst van Parijs die in december 2015 is vastgesteld in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) (“de Overeenkomst van Parijs”) 50 , die de partijen ertoe verbindt de stijging van de gemiddelde temperatuur wereldwijd te beperken tot ruim onder de 2 °C boven het pre-industriële niveau en zich te blijven inspannen om de temperatuurstijging te beperken tot 1,5 °C boven het pre-industriële niveau.

(2) Klimaatverandering en aantasting van het milieu vormen ernstige bedreigingen die dringend om maatregelen vragen, zoals onlangs opnieuw is bevestigd in het zesde evaluatieverslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) over de natuurkundige basis. Menselijk leed en economische verliezen ten gevolge van steeds frequentere klimaatgerelateerde extreme gebeurtenissen, zoals overstromingen, hittegolven, droogte en bosbranden, komen steeds vaker voor. In de EU bedragen deze verliezen gemiddeld al 12 miljard EUR per jaar 51 . Deze verliezen kunnen oplopen tot nog eens 175 miljard EUR (1,38 % van het bbp van de EU) per jaar als de opwarming van de aarde 3 °C boven het pre-industriële niveau uitstijgt, tegenover 65 miljard EUR voor 2 °C, en 36 miljard EUR per jaar voor 1,5 °C. Dit zou bepaalde groepen onevenredig hard treffen, met name mensen die zich al in een kwetsbare situatie bevinden en regio’s die al met problemen te kampen hebben.

(3) In de Europese Green Deal 52 wordt de strategie uiteengezet die de EU moet volgen om het eerste klimaatneutrale continent te worden en de EU om te vormen tot een duurzame, rechtvaardiger en welvarender samenleving die de planetaire grenzen respecteert. De noodzaak van een rechtvaardige transitie is een integrerend onderdeel van de Green Deal, waarin wordt onderstreept dat geen mens aan zijn lot mag worden overgelaten en geen plaats mag worden vergeten. De Europese klimaatwet 53 bevat een bindende doelstelling voor de gehele EU, namelijk klimaatneutraliteit tegen 2050, en een bindende tussentijdse doelstelling, namelijk een nationale nettovermindering van de broeikasgasemissies met ten minste 55 % tegen 2030 ten opzichte van de niveaus van 1990. Het achtste milieuactieprogramma tot 2030 54 heeft ten doel het natuurlijke kapitaal van de EU te beschermen, in stand te houden en te verbeteren en de gezondheid en het welzijn van de burgers te beschermen tegen milieugerelateerde risico’s en effecten.

(4) De transitie naar een klimaatneutrale economie en samenleving vergt alomvattende beleidsmaatregelen en aanzienlijke investeringen op tal van gebieden, zoals klimaatactie, energie, milieu, industrie, onderzoek en innovatie 55 . Om de bindende doelstelling van de EU voor 2030 te halen, heeft de Commissie op 14 juli 2021 het “Fit for 55”-pakket 56 voorgesteld. Dit pakket omvat voorstellen voor het actualiseren van relevante wetgeving, waaronder het EU-emissiehandelssysteem (ETS) 57 , de richtlijnen inzake energiebelasting, energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, de verordening inzake CO2-emissienormen voor auto’s en bestelwagens, de verordening inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw, de richtlijn inzake infrastructuur voor alternatieve brandstoffen, en de verordening inzake de verdeling van de inspanningen ten aanzien van sectoren buiten het huidige ETS, namelijk de vervoers- en de bouwsector. Het bevat ook nieuwe wetgevingsvoorstellen, met name ter ondersteuning van het gebruik van schonere brandstoffen in de luchtvaart en het zeevervoer, alsmede voor de invoering van een mechanisme voor koolstofgrenscorrectie en de oprichting van een sociaal klimaatfonds, wat rechtstreeks verband houdt met de voorgestelde invoering van een emissiehandelssysteem voor brandstoffen die in gebouwen en in het wegvervoer worden gebruikt. Het “Fit for 55”-pakket zal, in combinatie met maatregelen op EU-niveau om de nodige openbare en particuliere investeringen te ondersteunen en te stimuleren, de groei van nieuwe markten helpen ondersteunen en versnellen, bijvoorbeeld voor schone brandstoffen en emissiearme voertuigen, waardoor de kosten van de duurzame transitie voor zowel bedrijven als burgers zullen dalen.

(5) De lidstaten hebben zich er in de strategische agenda voor de periode 2019‑2024 van de Europese Raad toe verbonden te zorgen voor een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit, die inclusief is en niemand aan zijn lot overlaat. Op internationaal niveau hebben de lidstaten de VN-doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling onderschreven en de Overeenkomst van Parijs geratificeerd, waarin wordt verwezen naar de vereisten van een rechtvaardige transitie van de beroepsbevolking en de bevordering van fatsoenlijk werk en banen van goede kwaliteit. De IAO-richtsnoeren bieden een internationaal vastgesteld beleidskader voor een rechtvaardige transitie naar ecologisch duurzame economieën en samenlevingen voor iedereen 58 . Voorts hebben 54 ondertekenaars (landen en sociale partners) de tijdens COP‑24 in Katowice aangenomen Verklaring van Silezië van 2018 over solidariteit en rechtvaardige transitie onderschreven, waaronder de Europese Commissie namens de Europese Unie 59 en 21 afzonderlijke EU-lidstaten. De Europese Unie en tien afzonderlijke lidstaten hebben de tijdens COP‑26 in Glasgow vastgestelde Verklaring over de ondersteuning van de voorwaarden voor een rechtvaardige transitie op internationaal niveau van 2021 ondertekend, waarin zij zich ertoe verbinden informatie over een rechtvaardige transitie op te nemen in de tweejaarlijkse transparantieverslagen in het kader van de verslaglegging over ons beleid en onze maatregelen om onze nationaal vastgestelde bijdragen te verwezenlijken.

(6) Billijkheid en solidariteit zijn bepalende beginselen van het EU-beleid voor een groene transitie en een vereiste voor een breed en duurzaam draagvlak van het publiek. De Europese Green Deal benadrukt dat de transitie rechtvaardig en inclusief moet zijn, dat mensen op de eerste plaats moeten komen en dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan het ondersteunen van de regio’s, industrieën, werknemers, huishoudens en consumenten die met de grootste uitdagingen te maken zullen krijgen. Bovendien wordt in de mededeling over een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities 60 onderstreept dat de uitvoering van de Europese Green Deal Europa de instrumenten zal geven om te streven naar meer als het gaat om opwaartse convergentie, sociale rechtvaardigheid en gedeelde welvaart.

(7) Het actieplan voor een Europese pijler van sociale rechten 61 benadrukt dat eenheid, coördinatie en solidariteit nodig zijn om stappen vooruit te zetten naar een groener en digitaler decennium waarin Europeanen zich kunnen ontplooien. In het actieplan worden drie EU-kerndoelen voor 2030 voorgesteld, namelijk dat in 2030 ten minste 78 % van de bevolking tussen 20 en 64 jaar een baan moet hebben 62 ; dat ten minste 60 % van alle volwassenen elk jaar een opleiding moet volgen 63 ; dat het aantal mensen dat het risico loopt van sociale uitsluiting of in armoede te vervallen, vóór 2030 met ten minste 15 miljoen moet zijn afgenomen 64 . Deze kerndoelen voor 2030 zijn door de EU-leiders verwelkomd in de Verklaring van Porto van mei 2021 65 en door de Europese Raad van juni 2021.

(8) Met het juiste flankerende beleid 66 zou de groene transitie in totaal ongeveer 1 miljoen extra kwaliteitsvolle banen 67 in de EU kunnen opleveren tegen 2030 en 2 miljoen tegen 2050 68 , in sectoren zoals de bouw, ICT of hernieuwbare energie, terwijl tegelijkertijd de aanhoudende afname van het aantal banen met een middelhoog opleidingsniveau als gevolg van automatisering en digitalisering kan worden afgezwakt. In een pessimistisch scenario zouden de effecten van de groene transitie naar klimaatneutraliteit in combinatie met een ontoereikende beleidsmix echter kunnen leiden tot een daling van het bbp van wel 0,39 % in de Unie en een banenverlies van wel 0,26 % 69 .

(9) De effecten van de groene transitie op het bedrijfsleven en de werkgelegenheid zullen per sector, beroep, regio en land verschillen, wat veranderingen in de werkgelegenheid binnen sectoren en industriële ecosystemen met zich meebrengt, alsook grote arbeidsverschuiving in die sectoren en industriële ecosystemen 70 . Herstructurering en aanpassing in de betrokken ondernemingen, sectoren en ecosystemen vragen om de ontwikkeling van nieuwe bedrijfsmodellen en grote arbeidsverschuivingen in sectoren en regio’s. Zo wordt banenverlies verwacht bij sommige mijnbouwactiviteiten of bij de energieproductie op basis van fossiele brandstoffen, alsook in delen van de automobielsector. Omgekeerd worden nieuwe banen verwacht bij activiteiten voor circulair waardebehoud, duurzaam vervoer en energieproductie. Daarom moeten de lidstaten in samenwerking met de sociale partners en/of lokale en regionale overheden en belanghebbenden een gedetailleerde aanpak volgen, met bijzondere aandacht voor de betrokken regio’s en ecosystemen.

(10) Door hoogwaardige arbeidskansen voor iedereen te creëren en tegelijkertijd maatregelen te nemen om energie- en vervoersarmoede te verminderen en te voorkomen, kan de groene transitie bijdragen tot het verhogen van het inkomen en het verminderen van ongelijkheden en armoede in het algemeen 71 . Zo kan zij helpen bestaande sociaaleconomische ongelijkheden en sociale uitsluiting aan te pakken, gezondheid en welzijn te verbeteren en gelijkheid te bevorderen. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar bepaalde bevolkingsgroepen, met name die in reeds kwetsbare situaties. Dit omvat met name huishoudens met een laag of laag middeninkomen, die een groot deel van hun inkomen besteden aan essentiële diensten zoals energie, vervoer en huisvesting, alsook micro-, kleine en middelgrote ondernemingen. Uit modelleringsresultaten blijkt dat de vraag of milieubelastingen progressief of regressief zijn, grotendeels zal afhangen van het ontwerp van de instrumenten, zoals bijvoorbeeld de mate waarin inkomstenbelastingverlagingen of andere opties voor het recycleren van inkomsten gericht zijn op lagere inkomens 72 .

(11) Activiteiten voor circulair waardebehoud (waaronder bedrijfsmodellen voor reparatie, hergebruik, herproductie en servitization) kunnen betaalbare en duurzame toegang tot goederen en diensten bevorderen. Zij creëren ook banen en kansen op verschillende vaardigheidsniveaus, onder meer voor vrouwen, mensen met een handicap en groepen in een kwetsbare situatie, waarbij ondernemingen in de sociale economie actief zijn op deze gebieden. Door nieuwe aankopen te vermijden, verminderen zij de koolstofemissies aanzienlijk, terwijl de gecreëerde banen zich dicht bij de producten bevinden die behouden, opgeknapt of gedeeld moeten worden.

(12) Volgens de meest recente EU-SILC-gegevens voor 2019/2020 73 werd ongeveer 8 % van de EU-bevolking door energiearmoede getroffen, dat zijn meer dan 35 miljoen mensen die hun woning niet voldoende konden verwarmen, met aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten en tussen inkomensgroepen 74 . Volgens schattingen van de waarnemingspost voor energiearmoede verkeren in totaal meer dan 50 miljoen huishoudens in de Europese Unie in energiearmoede. Energiearmoede, die het gevolg is van een combinatie van een laag inkomen, een hoog aandeel van het beschikbare inkomen dat aan energie wordt besteed en gebrekkige energie-efficiëntie, is al enige tijd een grote uitdaging voor de Unie. Deze vorm van armoede treft niet alleen huishoudens met een laag inkomen, maar ook huishoudens met een lager middeninkomen in tal van lidstaten 75 . Huishoudens met bovengemiddelde energiebehoeften, waaronder gezinnen met kinderen, personen met een handicap en ouderen, zijn ook kwetsbaarder voor energiearmoede 76 en de gevolgen daarvan. Vrouwen, en met name alleenstaande moeders en oudere vrouwen 77 , worden ook bijzonder getroffen door energiearmoede. Naast energiearmoede wordt het begrip vervoersarmoede steeds meer erkend wanneer bepaalde bevolkingsgroepen niet in staat zijn een sociaal en materieel noodzakelijk niveau van vervoersdiensten te bereiken. Zonder de juiste flankerende maatregelen om energie- en vervoersarmoede te verminderen en te voorkomen, dreigen deze te worden verergerd, met name als gevolg van de internalisering van de emissiekosten bij prijsvorming of de kosten van aanpassing aan alternatieven met hogere efficiëntie en lagere emissies.

(13) De beginselen van sociale rechtvaardigheid en solidariteit zijn stevig verankerd in het ontwerp van relevante klimaat-, energie- en milieukaders op het niveau van de Unie 78 , onder meer via het beginsel “de vervuiler betaalt” en de verdeling van de inspanningen tussen de lidstaten, en in een zekere herverdeling van ETS-rechten met het oog op solidariteit, groei en interconnecties binnen de Unie en het gebruik ervan voor het moderniseringsfonds, dat bijdraagt tot de aanzienlijke investeringsbehoeften van de minder welvarende lidstaten om hun energiesystemen te moderniseren. Bovendien biedt het kader van de EU-wetgeving inzake energiebeleid de lidstaten instrumenten om energiearme en kwetsbare huishoudelijke afnemers te beschermen en tegelijkertijd marktverstoringen te voorkomen 79 . Hoewel deze instrumenten de groene transitie helpen vergemakkelijken, zijn zij bedoeld om de nodige bescherming meer in het algemeen te waarborgen, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de recente mededeling “De stijgende energieprijzen aanpakken: een toolbox met initiatieven en steunmaatregelen” 80 . Daarnaast zou de oprichting van een Sociaal Klimaatfonds van 72,2 miljard EUR voor de periode 2025‑2032 ten goede komen aan kwetsbare huishoudens, vervoersgebruikers en micro-ondernemingen die worden getroffen door de invoering van emissiehandel voor brandstoffen die worden gebruikt in het wegvervoer en gebouwen 81 . Het fonds bevordert de aanpak van de sociale effecten ter ondersteuning van kwetsbare huishoudens, kwetsbare micro-ondernemingen en kwetsbare vervoersgebruikers — waar nodig aangevuld met tijdelijke directe inkomenssteun voor kwetsbare huishoudens, waaronder kwetsbare vervoersgebruikers — door maatregelen en investeringen om hun afhankelijkheid van fossiele brandstoffen terug te dringen door middel van energie-efficiëntere gebouwen, het koolstofvrij maken van verwarming en koeling van gebouwen, onder meer door de integratie van hernieuwbare energie, en hun betere toegang te verlenen tot emissievrije en emissiearme mobiliteit en emissievrij en emissiearm vervoer.

(14) De lidstaten beschikken over een reeks instrumenten om hun acties voor een rechtvaardige transitie uiteen te zetten en te coördineren. In de nationale energie- en klimaatplannen moet het aantal huishoudens in energiearmoede worden beoordeeld en moeten de maatregelen worden uiteengezet die nodig zijn om de sociale en territoriale gevolgen van de energietransitie aan te pakken 82 . In de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie moet worden aangegeven welke gebieden tot 2027 in aanmerking komen voor steun uit het Fonds voor een rechtvaardige transitie 83 . De door NextGenerationEU gefinancierde nationale herstel- en veerkrachtplannen bevatten hervormingen en investeringen ter bevordering van de groene transitie, inclusieve groei, sociale en territoriale cohesie, veerkracht en vooruitzichten voor de volgende generatie, met een tijdshorizon tot 2026 84 .

(15) Voortbouwend op de beginselen en het beleid van de Europese Green Deal en met name de Europese pijler van sociale rechten is er ruimte om het ontwerp van beleid op een alomvattende en transversale manier te verbeteren en de samenhang van de uitgaven op EU- en nationaal niveau te waarborgen. In haar beoordeling van de definitieve nationale energie- en klimaatplannen 85 erkende de Commissie weliswaar dat deze een aantal indicatoren en beleidsmaatregelen inzake energiearmoede bevatten, maar concludeerde zij dat zij niet altijd voorzien in een duidelijke prioritering van de financieringsbehoeften voor een rechtvaardige transitie, voor om- en bijscholing of voor het ondersteunen van aanpassingen op de arbeidsmarkt. De territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie moeten gericht zijn op geselecteerde gebieden en zullen daarom naar verwachting niet leiden tot het uitstippelen van een algemene strategie en een algemeen beleid voor een rechtvaardige transitie op nationaal niveau. Hoewel de door de plannen ondersteunde en medegefinancierde hervormingen en investeringen bedoeld zijn om een blijvend effect te sorteren, zijn zowel territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie als herstel- en veerkrachtplannen beperkt in de tijd. Sommige acties voor een rechtvaardige transitie worden ook uitgevoerd in het kader van andere programma’s en initiatieven, met name de fondsen in het kader van het cohesiebeleid. De sociale klimaatplannen zullen een belangrijke rol spelen bij de ondersteuning van de zwaarst getroffen en kwetsbaarste groepen in het kader van de invoering van emissiehandel voor brandstoffen die worden gebruikt in het wegvervoer en voor gebouwen.

(16) Een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit in de Unie tegen 2050 zal ervoor zorgen dat niemand aan zijn lot wordt overgelaten, met name werknemers en huishoudens die het zwaarst door de groene transitie worden getroffen, en met name die welke zich reeds in een kwetsbare situatie bevinden. Daartoe moeten de lidstaten, zoals uiteengezet in deze aanbeveling, alomvattende beleidspakketten 86 invoeren, horizontale elementen versterken die een rechtvaardige groene transitie bevorderen en optimaal gebruikmaken van overheids- en particuliere financiering. In de beleidspakketten moet rekening worden gehouden met de mensen en huishoudens die het zwaarst worden getroffen door de groene transitie, met name door banenverlies, maar ook door veranderende arbeidsomstandigheden en/of nieuwe taakvereisten voor de baan, alsook degenen die negatieve gevolgen ondervinden voor het beschikbare inkomen, de uitgaven en de toegang tot essentiële diensten. Als zwaarst getroffen groepen moet in de beleidspakketten met name — maar niet uitsluitend — rekening worden gehouden met mensen en huishoudens in een kwetsbare situatie, met name mensen die het verst van de arbeidsmarkt af staan, bijvoorbeeld vanwege hun vaardigheden, territoriale arbeidsmarktomstandigheden of andere kenmerken, zoals geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. Bovendien kunnen mensen en huishoudens in een kwetsbare situatie ook in armoede en/of energiearmoede leven of dreigen te vervallen, of te kampen hebben met belemmeringen voor mobiliteit of te hoge huisvestingskosten. De beleidspakketten moeten worden aangepast aan de lokale omstandigheden, rekening houdend met de behoeften van de meest kwetsbare en afgelegen delen van de EU, met inbegrip van de ultraperifere gebieden.

(17) Actieve ondersteuning van hoogwaardige werkgelegenheid moet gericht zijn op het helpen van werknemers, werkzoekenden, mensen die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen (NEET’s) en zelfstandigen die het zwaarst worden getroffen door de groene transitie. Met name ondervertegenwoordigde personen zoals vrouwen of mensen met een relatief laag vermogen om zich aan veranderingen op de arbeidsmarkt aan te passen, hebben steun nodig om hun inzetbaarheid te verbeteren en werk te vinden, in overeenstemming met de aanbeveling van de Commissie voor doeltreffende actieve ondersteuning van de werkgelegenheid na de COVID‑19-crisis (EASE) 87 . Voortbouwend op eerdere beleidsrichtsnoeren 88 moeten de beleidspakketten derhalve op maat gesneden maatregelen omvatten ter ondersteuning van aanwervings- en transitiestimulansen, steun voor ondernemerschap en maatregelen voor het scheppen van hoogwaardige banen, met name voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en in de meest getroffen gebieden. Zij moeten ook de effectieve uitvoering en handhaving van de bestaande regels inzake arbeidsomstandigheden bevorderen en steun verlenen aan maatschappelijk verantwoorde herstructureringen in overeenstemming met de bestaande regels en normen. De sociale partners spelen een cruciale rol bij het door middel van dialoog helpen aanpakken van de werkgelegenheids- en sociale gevolgen van de uitdagingen van de groene transitie.

(18) Toegang tot hoogwaardig en inclusief onderwijs, opleiding en een leven lang leren voor iedereen is essentieel om ervoor te zorgen dat de beroepsbevolking over de vaardigheden beschikt die nodig zijn om de groene transitie tot een goed einde te brengen. Aspecten van een rechtvaardige transitie moeten derhalve worden geïntegreerd in de ontwikkeling en uitvoering van nationale strategieën voor vaardigheden, in overeenstemming met de Europese vaardighedenagenda en de nieuwe geactualiseerde industriestrategie van de EU 89 . Ook in het kader van het pact voor vaardigheden zullen partnerschappen op het gebied van vaardigheden als een belangrijke hefboom fungeren. Dankzij actuele informatie over de arbeidsmarkt en vaardigheden en prognoses, ook op regionaal, sectoraal en beroepsniveau, kunnen relevante beroepsspecifieke en transversale vaardigheidsbehoeften worden vastgesteld en voorspeld, ook als basis voor de aanpassing van curricula aan de vaardigheidsbehoeften voor de groene transitie. Beroepsonderwijs en -opleiding moeten jongeren en volwassenen, met name vrouwen, uitrusten met de vaardigheden die nodig zijn om de groene transitie te beheersen 90 . Leerlingplaatsen en betaalde stages, met inbegrip van sterke opleidingscomponenten, met name voor jongeren, dragen bij tot de overgang naar de arbeidsmarkt, met name tot activiteiten die bijdragen tot klimaat- en milieudoelstellingen, en sectoren met specifieke tekorten aan vaardigheden. Het vergroten van de deelname van volwassenen aan een leven lang leren moet worden bevorderd om tegemoet te komen aan de bij- en omscholingsbehoeften, onder meer door individuen in staat te stellen een op hun behoeften afgestemde opleiding te volgen en door middel van korte, kwalitatief hoogwaardige cursussen over vaardigheden voor de groene transitie, voortbouwend op de Europese benadering van microcredentials, wat het ook gemakkelijker zal maken om de resultaten van dergelijke cursussen te waarderen en te erkennen.

(19) De samenstelling van de belasting- en uitkeringsstelsels en de socialebeschermingsstelsels moet worden herzien in het licht van de specifieke behoeften die voortvloeien uit de groene transitie, waarbij ook rekening moet worden gehouden met het beginsel “de vervuiler betaalt” en met de noodzaak dat met flankerend beleid geen subsidies voor het verbruik van fossiele brandstoffen worden ingevoerd, consumenten niet afhankelijk worden gemaakt van een specifieke technologie en stimulansen voor renovatie van gebouwen, vervanging van warmte-energiesystemen en algemene energie-efficiëntiemaatregelen niet verminderen. Een combinatie van verschillende beleidsmaatregelen kan de meest kwetsbare huishoudens en werknemers die het zwaarst worden getroffen door de groene transitie, ondersteunen. Afhankelijk van de nationale en individuele situatie kan dit bijvoorbeeld leiden tot een verschuiving van de belastingdruk van arbeid naar klimaat- en milieudoelstellingen, overeenkomstig het voorstel voor herziening van de energiebelastingrichtlijn 91 , een herziening van werkloosheidsregelingen en/of tijdelijke en gerichte directe inkomenssteun, indien nodig. Stelsels voor sociale bescherming en sociale inclusie kunnen worden beoordeeld en, waar van toepassing, aangepast in het licht van de groene transitie, in het bijzonder om inkomenszekerheid te bieden, met name tijdens de overgang tussen verschillende banen, en om behoorlijke sociale, gezondheids- en zorgdiensten te bieden via adequate sociale infrastructuur, met name in de meest getroffen gebieden (zoals plattelands- en afgelegen gebieden) om sociale uitsluiting te voorkomen en gezondheidsrisico’s aan te pakken. Om op inclusieve wijze fysieke en financiële veerkracht op te bouwen tegen de onomkeerbare gevolgen van klimaatverandering, moeten risicobewustzijn, risicovermindering en risico-overdracht worden bevorderd, met name door de beschikbaarheid van verzekeringsoplossingen te vergroten en door te investeren in beheer van en aanpassing aan het risico in verband met rampen om de fysieke gevolgen van klimaatverandering te beperken en zo verliezen alsook de klimaatbeschermingskloof te verminderen, rekening houdend met micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, alsook in plattelands- en afgelegen gebieden. Risicobeheer in verband met rampen, met inbegrip van systemen voor civiele bescherming op nationaal en EU-niveau, moet worden versterkt om klimaatgerelateerde schokken beter te voorkomen, voor te bereiden en op te vangen.

(20) Iedereen heeft recht op toegang tot essentiële diensten van goede kwaliteit, waaronder energie, vervoer, sanitaire voorzieningen, financiële diensten en digitale communicatie, en steun voor gelijke toegang tot dergelijke diensten moet beschikbaar worden gesteld aan personen die daar behoefte aan hebben 92 . Ook moeten mensen die dit nodig hebben, toegang krijgen tot sociale huisvesting of bijstand op het gebied van huisvesting van goede kwaliteit 93 . Daarnaast kunnen huishoudens met een laag of gemiddeld inkomen, kwetsbare afnemers, met inbegrip van eindgebruikers, mensen die te maken hebben met energiearmoede of het risico daarop lopen, en mensen die in sociale woningen wonen, profiteren van de toepassing van het beginsel “energie-efficiëntie eerst”. Naast de bescherming en versterking van de positie van energieconsumenten zijn specifieke maatregelen nodig om de onderliggende oorzaken van energiearmoede te voorkomen en aan te pakken, met name door investeringen te bevorderen die gericht zijn op verbeteringen van de energie-efficiëntie, meer bepaald in de socialehuisvestingssector, in overeenstemming met het voorstel voor de herschikking van de energie-efficiëntierichtlijn 94 , dat op 14 juli 2021 is vastgesteld, en het voorstel voor de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen 95 van 14 december 2021, dat ook de belangrijkste niet-economische belemmeringen voor renovatie aanpakt, zoals gescheiden prikkels, waaronder kaders voor eigenaars en huurders, en mede-eigendomsstructuren. In dit verband moet bijzondere aandacht worden besteed aan specifieke groepen die meer risico lopen te worden geconfronteerd met energiearmoede, zoals vrouwen, personen met een handicap, ouderen, kinderen en personen die tot een raciale of etnische minderheid behoren. Reeds bestaande en nieuwe mobiliteitsproblemen kunnen worden aangepakt door middel van ondersteunende maatregelen en de ontwikkeling van de nodige infrastructuur, zoals openbaar vervoer. De betaalbaarheid, toegankelijkheid en veiligheid van duurzame mobiliteit en verschillende vervoerswijzen, waaronder particulier en openbaar vervoer, zijn van essentieel belang om iedereen te laten profiteren en deel uit te laten maken van de groene transitie. Stedelijke mobiliteit speelt in dit verband een belangrijke rol, zoals ook blijkt uit het op 14 december 2021 vastgestelde EU-kader voor stedelijke mobiliteit 96 .

(21) Een economiebrede benadering van de rechtvaardige transitie moet beleidsactie ondersteunen, gebaseerd op de coördinatie van de beleidsvorming en versterkte operationele capaciteiten op alle niveaus en op alle relevante beleidsterreinen, waarbij ook een actieve rol wordt toegekend aan regionale en lokale autoriteiten, de betrokkenheid van de sociale partners op alle niveaus en in alle stadia, alsook een doeltreffende participatie van het maatschappelijk middenveld en belanghebbenden die effect heeft. Een dergelijke coördinatie en betrokkenheid zou ervoor kunnen zorgen dat de beginselen van billijkheid en solidariteit van de Europese Green Deal van bij het begin worden geïntegreerd in het ontwerp en de uitvoering van en het toezicht op het beleid, zodat de basis wordt gelegd voor brede en langetermijnsteun voor inclusief beleid ter bevordering van de groene transitie.

(22) Een stevige onderbouwing is van cruciaal belang voor een degelijk sociaal en arbeidsmarktbeleid dat zorgt voor een rechtvaardige en inclusieve transitie. Daartoe vergemakkelijken de geleidelijke harmonisatie en consistentie van definities, concepten, classificaties en methoden — met name op basis van Aanbeveling (EU) 2020/1563 van de Commissie over energiearmoede 97 — de uitvoering van beoordelingen en de vergelijkbaarheid ervan. Verdere acties op het gebied van onderzoek en innovatie kunnen bijdragen tot de kennisbasis die kan worden meegenomen in het beleid en het publieke debat. Uitwisselingen met het publiek in al zijn diversiteit en met belangrijke belanghebbenden, bijvoorbeeld over de resultaten van evaluaties, prognoses en monitoringactiviteiten, kunnen op hun beurt bijdragen tot beleidsvorming en eigen inbreng.

(23) Er zijn passende gedetailleerde en kwalitatief hoogwaardige gegevens en indicatoren nodig, met name om de werkgelegenheids-, sociale en verdelingseffecten van het klimaatbeleid te beoordelen. Dergelijke gegevens en indicatoren zijn momenteel niet volledig beschikbaar. Hoewel er bijvoorbeeld enige vooruitgang is geboekt bij het meten van energiearmoede, zouden er indicatoren voor de beoordeling van vervoersarmoede kunnen worden ontwikkeld. Monitoring en evaluatie kunnen worden versterkt door middel van een aantal acties, waarbij de nadruk ligt op indicatoren, scoreborden alsook kleinschalige proefprojecten en beleidsexperimenten. Acties kunnen voortbouwen op of putten uit bestaande scoreborden, zoals het sociaal scorebord en het dashboard van de Europese Green Deal, die relevante informatie bevatten over specifieke aspecten van een eerlijk transitiebeleid.

(24) Tot slot is het optimaal en efficiënt gebruik van overheids- en particuliere financiering en de mobilisering van alle beschikbare middelen en de effectieve inzet ervan van bijzonder belang in het licht van de aanzienlijke investeringsbehoeften die voortvloeien uit de groene transitie. Op het niveau van de Unie worden relevante acties uit de EU-begroting en NextGenerationEU ondersteund. Zij zullen worden uitgevoerd in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, het mechanisme voor een rechtvaardige transitie (JTM), waaronder het Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF), het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Cohesiefonds, de herstelbijstand voor cohesie en de regio’s van Europa (React-EU), Erasmus+ en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), het LIFE-programma, het programma Horizon Europa, het moderniseringsfonds 98 , het Sociaal Klimaatfonds en de fondsen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Daarnaast ondersteunt de Commissie de lidstaten via het instrument voor technische ondersteuning door op maat gemaakte technische expertise te verstrekken voor het ontwerpen en uitvoeren van hervormingen, onder meer die welke een rechtvaardige transitie naar koolstofneutraliteit bevorderen.

(25) Het Europees Semester is het kader voor de coördinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid van de EU, ook met betrekking tot economisch en sociaal relevante aspecten van de groene en de digitale transitie. Het zal deze rol blijven spelen in de herstelfase en bij het bevorderen van de beide transities, opgebouwd rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid en in overeenstemming met de duurzameontwikkelingsdoelstellingen. In het kader van het Europees Semester zal de Commissie de sociaaleconomische resultaten en effecten nauwlettend volgen en waar nodig gerichte landspecifieke aanbevelingen voorstellen om ervoor te zorgen dat niemand aan zijn lot wordt overgelaten. Complementariteit met de maatregelen die in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gesteund, zal een prioriteit zijn. De monitoring van deze aanbeveling zal daarom plaatsvinden in het kader van het Europees Semester, op basis van adequate beoordelingen, beleidseffectbeoordelingen en de stand van uitvoering van de richtsnoeren in deze aanbeveling.

(26) Bovendien moeten de lidstaten, als onderdeel van het ontwerp en de definitieve actualisering van hun nationale energie- en klimaatplannen in respectievelijk 2023 en 2024, overeenkomstig artikel 14 van de governanceverordening 99 , gebruikmaken van deze aanbeveling om te overwegen beoordelingen van de werkgelegenheids-, sociale en verdelingseffecten en aspecten van een rechtvaardige transitie te integreren in de vijf dimensies van de energie-unie en de beleidsmaatregelen voor het aanpakken van deze effecten verder uit te breiden, met bijzondere aandacht voor energiearmoede.

(27) Voorts kan het toezicht op de uitvoering van deze aanbeveling voortbouwen op bestaand bewijsmateriaal in het kader van de bestaande multilaterale toezichtsprocessen, met name in het kader van het Europees Semester. De Raad of de Commissie kan het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming verzoeken om, overeenkomstig respectievelijk artikel 150 en artikel 160 VWEU, binnen hun respectieve bevoegdheidsgebieden de uitvoering van deze aanbeveling te onderzoeken op basis van adequate rapportage door de Commissie en andere instrumenten voor multilateraal toezicht. Tegen deze achtergrond werkt de Commissie ook aan het verbeteren van de beschikbaarheid van gegevens, het actualiseren, ontwikkelen en gebruiken van kaders en methodologische richtsnoeren, onder meer voor het meten van energie- en vervoersarmoede en ongelijkheden op milieugebied, en aan het evalueren van de doeltreffendheid en het feitelijke effect van beleidsmaatregelen.