Overwegingen bij COM(2022)57 - Programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit voor de periode 2023-2027

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Er is sprake van een toenemende vraag onder overheidsactoren in de Unie naar beveiligde en betrouwbare satellietcommunicatiediensten, met name omdat deze de enige haalbare optie zijn in situaties waarin communicatiesystemen op de grond afwezig, onderbroken of onbetrouwbaar zijn. Betaalbare en kosteneffectieve toegang tot satellietcommunicatie is ook onontbeerlijk in afgelegen gebieden, op volle zee en in het luchtruim. Zo kan door een gebrek aan breedbandcommunicatie slechts beperkt gebruik worden gemaakt van nieuwe sensoren en platforms om de 71 % van onze planeet die uit oceaan bestaat te observeren, maar kan er met satellietcommunicatie voor worden gezorgd dat wereldwijde en ononderbroken toegang op lange termijn beschikbaar is.

(2) In de conclusies van de Europese Raad van 19 en 20 december 2013 werd met instemming kennis genomen van de voorbereidingen voor de volgende generatie van satellietcommunicatie voor de overheid door middel van nauwe samenwerking tussen de lidstaten, de Commissie en het Europees Ruimteagentschap (ESA). Satellietcommunicatie voor de overheid werd ook aangeduid als een van de elementen van de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie van juni 2016. Met satellietcommunicatie voor de overheid moet worden bijgedragen aan het antwoord van de EU op hybride dreigingen en steun worden verleend aan de maritieme veiligheidsstrategie van de EU en het Uniebeleid inzake het noordpoolgebied.

(3) Het Politiek en Veiligheidscomité van de Raad heeft op 22 maart 2017 zijn goedkeuring gehecht aan civiel-militaire gebruikersbehoeften op hoog niveau voor satellietcommunicatie voor de overheid 18 , die door de EDEO zijn opgesteld met betrekking tot de vereisten voor militaire gebruikers als vastgesteld in de in 2014 goedgekeurde gemeenschappelijke personeelsdoelstelling van het Europees Defensieagentschap en de civiele gebruikersbehoeften als verzameld door de Commissie, die zijn samengevoegd om de civiel-militaire gebruikersbehoeften op hoog niveau inzake satellietcommunicatie voor de overheid te produceren.

(4) De EU heeft op 28 april 2021 het onderdeel inzake GOVSATCOM van Verordening (EU) 2021/696 vastgesteld om de beschikbaarheid op lange termijn van betrouwbare, beveiligde en kosteneffectieve satellietcommunicatiediensten voor GOVSATCOM-gebruikers te waarborgen. In Verordening (EU) 2021/696 is bepaald dat in de eerste fase van het GOVSATCOM-onderdeel, die ongeveer tot 2025 zal duren, de bestaande capaciteit zal worden gebruikt. In dat verband moet de Commissie GOVSATCOM-capaciteiten aankopen bij lidstaten met nationale systemen en ruimtecapaciteiten en bij commerciële satellietcommunicatie- of dienstaanbieders, daarbij rekening houdend met de essentiële beveiligingsbelangen van de Unie. In deze eerste fase moeten GOVSATCOM-diensten stap voor stap worden aangeboden. Ook wordt ervan uitgegaan dat, indien in de loop van de eerste fase uit een gedetailleerde analyse van de toekomstige vraag en het toekomstige aanbod blijkt dat deze aanpak niet volstaat om de veranderende vraag te dekken, het nodig zal zijn om een besluit te nemen om tot een tweede fase over te gaan en aanvullende, op maat gemaakte ruimtevaartinfrastructuur of -capaciteiten te ontwikkelen door middel van samenwerking met de particuliere sector, bijvoorbeeld satellietexploitanten in de Unie.

(5) Het is nu duidelijk dat met de huidige satellietcommunicatieactiva van de Unie niet kan worden voldaan aan de nieuwe behoeften van de overheidsgebruikers, die evolueren naar veiligere oplossingen, minder latentietijd en een wereldwijde dekking. De recente technische vooruitgang heeft de opkomst van communicatieconstellaties met een niet-geostationaire omloopbaan (NGSO) mogelijk gemaakt, evenals het geleidelijk aanbieden van snelle connectiviteitsdiensten met minder latentietijd. Nu bestaat echter de unieke kans om tegemoet te komen aan de veranderende behoeften van de overheidsgebruikers door aanvullende infrastructuur te ontwikkelen en uit te rollen, aangezien de registraties voor de frequenties die nodig zijn om de vereiste diensten te verlenen nu in de Europese Unie beschikbaar zijn. Als deze registraties niet worden gebruikt, raken zij in onbruik en worden zij aan andere spelers toegewezen. Aangezien frequenties steeds schaarser worden, krijgt de EU deze kans misschien niet nog een keer.

(6) In de conclusies van de Europese Raad van 21-22 maart 2019 is benadrukt dat de Unie verder moet gaan in de ontwikkeling van een concurrerende, veilige, inclusieve en ethisch verantwoorde digitale economie met connectiviteit van wereldklasse.

(7) Met het actieplan van de Commissie van 22 februari 2021 voor synergieën tussen de civiele, defensie- en ruimtevaartindustrieën wordt beoogd “iedereen in Europa toegang geven tot snelle connectiviteit en een veerkrachtig connectiviteitssysteem [te] bieden dat Europa in staat stelt verbonden te blijven, ongeacht wat er gebeurt” 19 .

(8) De Unie moet voorzien in veerkrachtige, wereldwijde, gegarandeerde en flexibele oplossingen voor satellietcommunicatie waarmee aan de veranderende behoeften van overheden wordt voldaan en die gebaseerd zijn op de technologische en industrie van de EU, om de veerkracht van de activiteiten van de lidstaten en de instellingen van de Unie te vergroten door middel van gegarandeerde en ononderbroken toegang tot satellietcommunicatie.

(9) Satellietcommunicatie kan de algehele veerkracht van communicatienetwerken vergroten. Een communicatiesysteem in de ruimte is de enige haalbare optie in situaties waarin communicatiesystemen op de grond afwezig, onderbroken of onbetrouwbaar zijn. Een dergelijk systeem kan bijvoorbeeld een digitaal communicatiemiddel zijn in gebieden waarin terrestrische netwerken ontbreken, onder andere boven oceanen en gedurende vluchten, alsook boven afgelegen gebieden of op plekken waar lokale netwerken zijn vernietigd als gevolg van natuurrampen of in crisissituaties onbetrouwbaar zijn. 

(10) Daarom moet een nieuw programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit (hierna “het programma” genoemd) worden vastgesteld om te voorzien in de communicatie-infrastructuur op basis van satellieten van de Unie, die moet worden gebaseerd op het GOVSATCOM-onderdeel van het ruimtevaartprogramma van de Unie en ook gebruik moet maken van aanvullende nationale en Europese capaciteiten die bestaan op het moment dat de actie wordt uitgevoerd, en de Europese infrastructuur voor kwantumcommunicatie (EuroQCI) verder moet ontwikkelen.

(11) Met het programma moet de verlening van overheidsdiensten worden gewaarborgd en moet de verlening van commerciële diensten via een specifieke overheids- en commerciële infrastructuur mogelijk worden gemaakt. Het programma moet daarom bestaan uit ontwikkelings- en validatie-acties voor de bouw van de aanvankelijke ruimte- en grondinfrastructuur en voor de lancering van de aanvankelijke ruimte-infrastructuur. Het programma moet ook uitrolactiviteiten omvatten die erop gericht zijn zowel de ruimte- als grondinfrastructuur die nodig is voor de verlening van overheidsdiensten te voltooien. Het verlenen van overheidsdiensten, het bedienen, onderhouden en voortdurend verbeteren van de infrastructuur zodra deze is uitgerold, en het ontwikkelen van de toekomstige overheidsdiensten moet deel uitmaken van de exploitatieactiviteiten. De exploitatieactiviteiten moeten zo spoedig mogelijk, naar planning tegen 2024, van start gaan met de verlening van een eerste reeks diensten om zo snel mogelijk aan de veranderende behoeften van de overheidsgebruikers te voldoen.

(12) Sinds juni 2019 hebben de lidstaten de verklaring betreffende de Europese infrastructuur voor kwantumcommunicatie (EuroQCI) ondertekend, waarin zij overeenkomen met ondersteuning van het ESA samen te werken met de Commissie aan de ontwikkeling van een infrastructuur voor kwantumcommunicatie die de hele EU bestrijkt. Volgens die verklaring wordt met EuroQCI beoogd te voorzien in een gecertificeerde beveiligde “end-to-end”-infrastructuur voor kwantumcommunicatie, waarmee informatie en gegevens ultraveilig kunnen worden verstuurd en opgeslagen en waarmee kritieke publieke communicatie-activa in de hele Unie met elkaar kunnen worden verbonden. Te dien einde moet een onderling verbonden ruimte- en terrestrische infrastructuur worden opgebouwd om cryptografische sleutels op basis van kwantuminformatietheorie te kunnen genereren en te verdelen. Met het programma wordt bijgedragen tot het verwezenlijken van de doelstellingen van de EuroQCI-verklaring door een EuroQCI-ruimte-infrastructuur te ontwikkelen die in de ruimte- en grondinfrastructuur van het programma wordt geïntegreerd. De EuroQCI-ruimte-infrastructuur moet in het programma in twee hoofdfasen worden ontwikkeld: een voorbereidende validatiefase en een fase van volledige inzet, waarin het volledig in het programma moet worden geïntegreerd, met inbegrip van passende oplossingen voor connectiviteit tussen satellieten en gegevensdoorgave tussen satellieten en de grond. Met het programma moet EuroQCI in de overheidsinfrastructuur daarvan worden geïntegreerd, aangezien dat zal zorgen voor toekomstbestendige cryptografische systemen waarmee communicatie ongekend veilig wordt doordat toekomstige kwantumcomputingaanvallen kunnen worden afgeslagen.

(13) Om alle beschikbare satellietcommunicatiemiddelen te optimaliseren, in onvoorspelbare situaties zoals natuurrampen toegang te garanderen, en voor operationele efficiëntie en korte afhandelingstijden te zorgen, is een grondsegment nodig. Dit grondsegment moet worden ontworpen op basis van operationele vereisten en beveiligingsvoorschriften.

(14) Om de capaciteit van de satellietcommunicatie van de Unie te vergroten, moet de infrastructuur die ten behoeve van het GOVSATCOM-onderdeel van het ruimtevaartprogramma van de Unie is ontwikkeld in de infrastructuur van het programma worden geïntegreerd. Met name de GOVSATCOM-hubs en andere activa van het grondsegment moeten deel uitmaken van de grondinfrastructuur van het programma.

(15) Met de door het programma mogelijk gemaakte diensten moeten strategische gebieden zoals het Noordpoolgebied en Afrika worden verbonden, en moet worden bijgedragen tot de geopolitieke veerkracht door connectiviteit te bieden overeenkomstig de beleidsdoelstellingen in deze regio’s en de “Global Gateway”-strategie 20 .

(16) De voor de toepassing van het programma gebouwde satellieten moeten worden uitgerust met nuttige ladingen die het mogelijk maken de capaciteit en de diensten van de onderdelen van ruimtevaartprogramma van de Unie uit te breiden en daarmee de ontwikkeling van aanvullende missies mogelijk te maken, onder de in Verordening (EU) 2021/696 gestelde voorwaarden. Hiermee kunnen alternatieve positionerings-, navigatie- en tijdsmetingsdiensten worden aangeboden waarmee die van Galileo worden aangevuld, kunnen Egnos- en SBAS-berichten met minder latentietijd worden verzonden, kan worden voorzien in sensoren in de ruimte voor ruimtebewaking, en kan de verbetering van de huidige vermogens van Copernicus worden ondersteund, met name wat betreft nood- en civielebeveiligingsdiensten.

(17) Voor de veiligheid van de Unie en haar lidstaten en de beveiliging en integriteit van de overheidsdiensten is het van essentieel belang dat de ruimteactiva van het programma worden gelanceerd vanaf het grondgebied van de lidstaten. Bovendien kunnen microdraagraketten aanvullende flexibiliteit bieden om ruimteactiva snel in te kunnen zetten.

(18) Het is belangrijk dat de Unie eigenaar is van alle materiële en immateriële activa die verband houden met overheidsinfrastructuur en waarborgt dat het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met inbegrip van artikel 17 daarvan, wordt nageleefd. Ondanks dat de Unie eigenaar van die activa is, moet de Unie de mogelijkheid hebben — overeenkomstig deze verordening en waar dat passend wordt geacht op basis van een beoordeling per geval — deze activa ter beschikking van derden te stellen of er afstand van te doen.

(19) Met het programma moeten diensten worden verleend die erop zijn gericht aan de behoeften van de overheidsgebruikers te voldoen. In de civiel-militaire gebruikersbehoeften op hoog niveau voor satellietcommunicatie voor de overheid 21 , die in maart 2017 door het Beveiligingscomité van de Raad zijn goedgekeurd, worden drie pijlers voor usecases van overheidsdiensten vastgesteld: bewaking, crisisbeheer, en aansluiting en bescherming van belangrijke infrastructuur.

(20) De operationele vereisten voor de overheidsdiensten moeten worden gebaseerd op de usecase-analyse. Op basis van die operationele vereisten moet, in combinatie met beveiligingsvereisten en de veranderende vraag naar overheidsdiensten, het pakket van overheidsdiensten worden ontwikkeld. In het dienstenpakket moet als referentie voor de overheidsdiensten dienen. In het pakket van overheidsdiensten moet rekening worden gehouden met het pakket van GOVSATCOM-diensten dat in het kader van Verordening (EU) 2021/696 is vastgesteld. Om de best mogelijke afstemming tussen de vraag en de verstrekte diensten te handhaven, moet het pakket voor overheidsdiensten regelmatig worden geactualiseerd.

(21) Satellietcommunicatie is een eindig hulpmiddel dat wordt beperkt door de capaciteit, de frequentie en de geografische dekking van de satellieten. Om kosteneffectief te zijn en te profiteren van schaalvoordelen, moet met het programma de vraag naar en het aanbod van overheidsdiensten optimaal op elkaar worden afgestemd. Aangezien zowel de vraag als het potentiële aanbod in de loop van de tijd veranderen, moet de Commissie de behoeften monitoren om het pakket overheidsdiensten aan te passen als dat nodig blijkt.

(22) Ook moet in het kader van het programma de verlening van commerciële diensten door de particuliere sector mogelijk worden gemaakt. Dergelijke commerciële diensten kunnen met name bijdragen tot de beschikbaarheid van snelle breedbandverbindingen en naadloze connectiviteit in heel Europa, het wegwerken van dode communicatiezones en het vergroten van de samenhang tussen de gebieden van de lidstaten, met inbegrip van perifere, afgelegen, geïsoleerde en plattelandsgebieden, en het bieden van connectiviteit in geografische gebieden van strategisch belang.

(23) De lidstaten, de Raad, de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de agentschappen en organen van de Unie moeten deelnemer aan het programma kunnen worden voor zover zij ervoor kiezen gebruikers van overheidsdiensten te machtigen of te voorzien in capaciteiten, locaties of faciliteiten. Aangezien het aan de lidstaten is om te beslissen om nationale gebruikers van overheidsdiensten al dan niet te machtigen, mogen lidstaten niet worden verplicht om deelnemer aan het programma te worden of om infrastructuur van het programma te huisvesten.

(24) Elke deelnemer aan het programma moet een bevoegde autoriteit voor beveiligde connectiviteit aanwijzen om te controleren of gebruikers en andere nationale entiteiten die een rol spelen in het programma voldoen aan de toepasselijke voorschriften en beveiligingsprocedures die zijn vastgelegd in de beveiligingsvereisten.

(25) In deze verordening worden de financiële middelen vastgesteld die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 18 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen 22 .

(26) De doelstellingen van het programma zijn in overeenstemming met die van andere Unieprogramma’s, met name Horizon Europa als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad 23 , het programma Digitaal Europa als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad 24 , het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — “Global Europe” als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad 25 , de Connecting Europe Facility als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/1153 van het Europees Parlement en de Raad 26 , en bovenal het ruimtevaartprogramma van de Unie als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad 27 en vullen deze aan.

(27) Een specifiek deel van de cluster 4-onderdelen van het Horizon Europa-programma zal worden bestemd voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten met betrekking tot de ontwikkeling en validatie van het beveiligde connectiviteitssysteem, met inbegrip van technologieën die mogelijk door de nieuwe ruimtevaartindustrie worden ontwikkeld. Een specifiek deel van de middelen voor “Europa in de wereld” van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) zal worden bestemd voor activiteiten met betrekking tot het functioneren van het systeem en de wereldwijde verlening van diensten waarmee een reeks diensten aan internationale partners kan worden aangeboden. Een specifiek deel van het GOVSATCOM-onderdeel van het ruimtevaartprogramma van de Unie zal worden bestemd voor de activiteiten in verband met de ontwikkeling van de GOVSATCOM-hub, die deel zal uitmaken van de grondinfrastructuur van het beveiligde connectiviteitssysteem. De financiering uit deze programma’s moet overeenkomstig de voorschriften van die programma’s worden besteed. Aangezien die voorschriften aanzienlijk kunnen afwijken van de voorschriften in deze verordening moet, indien wordt besloten acties zowel met de uit hoofde van Horizon Europa, het NDICI als het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit toegewezen middelen te financieren, rekening worden gehouden met de noodzaak de beoogde beleidsdoelstellingen op doeltreffende wijze te verwezenlijken.

(28) Vanwege de inherente gevolgen van het programma voor de veiligheid van de Unie en haar lidstaten, heeft het doelstellingen en beginselen gemeen met het Europees Defensiefonds als opgericht bij Verordening (EU) 2021/697 van het Europees Parlement en de Raad 28 . Een deel van de financiering uit dat programma moet daarom worden verstrekt voor de financiering van de activiteiten in het kader van dit programma, met name van acties met betrekking tot de uitrol van de infrastructuur ervan.

(29) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad 29 (het “Financieel Reglement”) is van toepassing op het programma. In het Financieel Reglement zijn de regels voor de uitvoering van de Uniebegroting vastgesteld, waaronder de regels voor subsidies, prijzen, aanbestedingen, indirect beheer, financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties, financiële bijstand en de vergoeding van externe deskundigen.

(30) Krachtens artikel 191, lid 3, van het Financieel Reglement mogen dezelfde kosten onder geen beding twee keer uit de Uniebegroting worden gefinancierd.

(31) De Commissie moet bij het uitoefenen van sommige taken met een niet-regelgevend karakter, naargelang de behoeften en voor zover nodig, een beroep kunnen doen op technische ondersteuning door bepaalde externe partijen. Andere entiteiten die betrokken zijn bij het publieke bestuur van het programma, moeten ook van dezelfde technische bijstand gebruik kunnen maken bij het uitoefenen van de hun in het kader van deze verordening toevertrouwde taken.

(32) De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) hebben vastgesteld, zijn op deze verordening van toepassing. Deze regels zijn neergelegd in het Financieel Reglement en betreffen met name de procedure voor het opstellen en uitvoeren van de begroting door middel van subsidies, aanbestedingen, prijzen en indirecte uitvoering, en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van financiële actoren. De op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde regels omvatten ook een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting.

(33) De in het kader van het programma gesloten aanbestedingsovereenkomsten voor uit het programma gefinancierde activiteiten moeten voldoen aan de regels van de Unie. In dit verband moet het ook de verantwoordelijkheid van de Unie zijn om te bepalen welke doelstellingen er met betrekking tot overheidsopdrachten moeten worden nagestreefd.

(34) In artikel 154 van het Financieel Reglement is bepaald dat de Commissie, op basis van de resultaten van een voorafgaande beoordeling, moet kunnen vertrouwen op de systemen en procedures van de personen of entiteiten waaraan de besteding van de middelen van de Unie is toevertrouwd. Indien nodig moeten in de bijbehorende bijdrageovereenkomst specifieke aanpassingen aan die systemen en procedures (“toezichtmaatregelen”), alsook regelingen voor de bestaande contracten, worden vastgesteld.

(35) Om de doelstellingen van het programma te verwezenlijken, is het belangrijk om in voorkomend geval een beroep te kunnen doen op capaciteiten die worden aangeboden door publieke en particuliere entiteiten in de Unie die actief zijn op het gebied van de ruimtevaart, alsook om op internationaal niveau te kunnen samenwerken met derde landen of internationale organisaties. Daarom moet worden voorzien in de mogelijkheid om alle relevante instrumenten en beheermethoden uit het VWEU en het Financieel Reglement, alsook gezamenlijke aanbestedingsprocedures, aan te wenden.

(36) Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 30 en Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 31 , (Euratom, EG) nr. 2185/96 32 en (EU) 2017/1939 33 van de Raad moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, onder meer maatregelen met betrekking tot preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, waaronder fraude, met betrekking tot terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen en, waar passend, met betrekking tot het opleggen van administratieve sancties. Met name heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid administratieve onderzoeken uit te voeren, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd over te gaan tot onderzoek en vervolging van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad als bepaald in Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad 34 . Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement volledig meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking op grond van Verordening (EU) 2017/1939, het EOM, alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van financiële middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.

(37) Om de bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen, moeten derde landen worden verplicht de bevoegde ordonnateur, het OLAF en de Rekenkamer de nodige rechten en toegang te verlenen zodat zij hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen.

(38) Een publiek-privaat partnerschap is de meest geschikte regeling om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van het programma kunnen worden nagestreefd. Hiermee kan worden voortgebouwd op de technologische en infrastructurele basis van de bestaande satellietcommunicatie in de EU, kunnen robuuste en innovatieve overheidsdiensten worden verleend, en kan de private partner tegelijkertijd in staat worden gesteld om door middel van aanvullende eigen investeringen de infrastructuur van het programma aan te vullen met extra vermogens voor het aanbieden van commerciële diensten. Met een dergelijke regeling worden bovendien de uitrol- en functioneringskosten geoptimaliseerd door de ontwikkelings- en uitrolkosten die de overheids- en commerciële infrastructuren gemeen hebben te delen, en worden de operationele kosten geoptimaliseerd doordat het mogelijk wordt de capaciteiten grotendeels gezamenlijk te benutten. Met name de innovatie door de nieuwe ruimtevaartindustrie wordt hiermee gestimuleerd, aangezien de risico’s van onderzoek en ontwikkeling door de publieke en private partners kunnen worden gedeeld.

(39) Het uitvoeringsmodel kan de vorm aannemen van een concessieovereenkomst of een andere contractuele regeling. Ongeacht het uitvoeringsmodel moeten verschillende kernbeginselen worden toegepast. In de overeenkomst moeten de taken duidelijk worden verdeeld tussen de publieke en private partners. Daarom moet worden voorkomen dat de private partner enige mate van overcompensatie voor het verlenen van overheidsdiensten ontvangt, moet de verlening van de door de particuliere sector te verlenen commerciële diensten mogelijk worden gemaakt, en moet worden gezorgd voor een passende prioritering van de behoeften van de gebruikers van de overheidsdiensten. De Commissie moet in staat zijn dergelijke diensten te beoordelen en goed te keuren om te waarborgen dat de essentiële belangen van de Unie en de doelstellingen van het programma worden beschermd en dat passende waarborgen worden ingebouwd om mogelijke verstoringen van de mededinging als gevolg van de verlening van commerciële diensten te voorkomen; dergelijke waarborgen kunnen een scheiding van de boekhouding van overheids- en commerciële diensten omvatten, alsook de open, eerlijke en niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur die nodig is voor het verlenen van de commerciële diensten. Met het publiek-private partnerschap moet de deelname van start-ups en kmo’s in de hele waardeketen van de concessie en in alle lidstaten worden bevorderd, waarmee de ontwikkeling van innovatieve en disruptieve technologieën wordt gestimuleerd.

(40) Voor een goed openbaar bestuur van het programma is het nodig dat de verantwoordelijkheden en taken duidelijk tussen de verschillende betrokkenen worden verdeeld om onnodige overlapping te voorkomen en kostenoverschrijdingen en vertragingen te verminderen. Alle bestuursactoren moeten, binnen hun bevoegdheidsgebied en conform hun taken, de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma ondersteunen.

(41) De lidstaten zijn reeds lange tijd actief op het gebied van de ruimtevaart. Zij beschikken over systemen, infrastructuur, nationale agentschappen en organen die verband houden met de ruimtevaart. Zij kunnen bijgevolg een grote bijdrage aan het programma leveren, met name aan de uitvoering ervan. Zij zouden kunnen samenwerken met de Unie voor het promoten van de diensten en toepassingen van het programma en kunnen zorgen voor samenhang tussen de relevante nationale initiatieven en het programma. De Commissie zou de middelen waarover de lidstaten beschikken kunnen mobiliseren, gebruik kunnen maken van hun medewerking en, onder wederzijds overeengekomen voorwaarden, taken van niet-regelgevende aard bij de uitvoering van het programma aan de lidstaten kunnen toevertrouwen. Daarnaast moeten de betrokken lidstaten alle nodige maatregelen treffen om de op hun grondgebied ingerichte grondinfrastructuur te beschermen. Voorts moeten de lidstaten en de Commissie met elkaar en met de bevoegde internationale organen en regelgevende instanties samenwerken om ervoor te zorgen dat de frequenties die nodig zijn voor het programma beschikbaar zijn en adequaat worden beschermd, zodat op de aangeboden diensten gebaseerde toepassingen volledig kunnen worden ontwikkeld en toegepast, onder naleving van Besluit nr. 243/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad 35 .

(42) Overeenkomstig artikel 17 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is het de taak van de Commissie, die het algemeen belang van de Unie bevordert, om het programma uit te voeren, er de algehele verantwoordelijkheid voor te dragen en het gebruik ervan te bevorderen. Om de middelen en competenties van de verschillende belanghebbenden te optimaliseren, moet de Commissie in gerechtvaardigde omstandigheden bepaalde taken kunnen toewijzen aan andere instanties. De Commissie draagt de algehele verantwoordelijkheid voor het programma, en zij moet dan ook de voornaamste technische en operationele vereisten vaststellen die nodig zijn om in te spelen op de evolutie van systemen en diensten. Daarvoor moet zij de deskundigen van de lidstaten, gebruikers en andere belanghebbenden raadplegen. Ten slotte belet de uitoefening van bevoegdheden door de Unie overeenkomstig artikel 4, lid 3, VWEU de lidstaten niet hun bevoegdheden uit te oefenen. Voor een goed gebruik van de middelen van de Unie is het echter passend dat de Commissie voor zover mogelijk de samenhang van in het kader van het programma uitgevoerde activiteiten met die van de lidstaten waarborgt.

(43) Het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma (hierna “het Agentschap” genoemd) heeft als missie om bij te dragen aan het programma, met name wat betreft beveiligingshomologatie. Bepaalde taken die daarmee verband houden moeten daarom worden toevertrouwd aan het Agentschap. In het bijzonder met betrekking tot beveiliging en gezien de ervaring van het Agentschap op dit gebied, moet het Agentschap worden belast met de beveiligingshomologatie van de overheidsdiensten en -infrastructuur. Voorts moet het Agentschap de taken uitvoeren waarmee de Commissie het Agentschap belast. Wanneer taken aan het Agentschap worden toevertrouwd, moet voor voldoende personele, administratieve en financiële middelen worden gezorgd.

(44) Het Agentschap is, door de deskundigheid die het de laatste jaren heeft opgebouwd op het gebied van het beheer en de bediening van en de dienstverlening met betrekking tot de Galileo- en Egnos-onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie, het meest geschikte orgaan om alle taken met betrekking tot het bedienen van de overheidsinfrastructuur en het verlenen van de overheidsdiensten uit te voeren. Daarom moet de bediening van de overheidsinfrastructuur en de verlening van overheidsdiensten aan het Agentschap worden toevertrouwd.

(45) Om de bediening van de overheidsinfrastructuur te waarborgen en de verlening van de overheidsdiensten te faciliteren, moet het Agentschap door middel van bijdrageovereenkomsten andere entiteiten specifieke activiteiten binnen hun bevoegdheidsgebieden kunnen toevertrouwen, onder de voorwaarden van indirect beheer die van toepassing zijn op de Commissie.

(46) Het ESA is een internationale organisatie met uitgebreide deskundigheid op het gebied van ruimtevaart, met inbegrip van satellietcommunicatie, en is daarom een belangrijke partner bij de uitvoering van de verschillende aspecten van het ruimtevaartbeleid van de Unie. Wat dat betreft moet het ESA technische deskundigheid aan de Commissie kunnen verstrekken, onder meer voor de voorbereiding van de technische aspecten van het programma. Daarom kunnen de ontwikkelings- en validatieactiviteiten van het programma aan het ESA worden toevertrouwd, en kan het ESA ondersteuning bieden bij de evaluatie van de in het kader van de uitvoering van het programma gesloten overeenkomsten.

(47) Gezien het belang van met de ruimtevaart verband houdende activiteiten voor de economie van de Unie en de levens van burgers van de Unie, moet het bereiken en handhaven van een hoog beveiligingsniveau een topprioriteit zijn voor het programma, met name om de belangen van de Unie en van de lidstaten te beschermen, onder meer in verband met gerubriceerde en gevoelige niet-gerubriceerde informatie.

(48) Overeenkomstig artikel 17 VEU is de Commissie verantwoordelijk voor het beheer van programma’s die, overeenkomstig de in het Financieel Reglement vastgestelde voorschriften, in indirect beheer aan derden kunnen worden gesubdelegeerd. De Commissie moet er in dat verband voor zorgen dat de door derden voor de uitvoering van het programma in indirect beheer uitgevoerde taken de beveiliging van het programma niet ondermijnen, met name wat betreft de controle van gerubriceerde informatie. Daarom moet worden verduidelijkt dat wanneer de Commissie de uitvoering van taken in het kader van het programma aan het ESA toevertrouwt, de bijbehorende bijdrageovereenkomsten moeten waarborgen dat de gerubriceerde informatie die door het ESA wordt gegenereerd, moet worden beschouwd als gerubriceerde EU-informatie (EUCI) in de zin van Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie 36 en Besluit 2013/488/EU van de Raad 37 die onder het gezag van de Commissie is gegenereerd.

(49) Zonder afbreuk te doen aan de prerogatieven van de lidstaten op het gebied van nationale veiligheid moeten de Commissie en de hoge vertegenwoordiger elk binnen hun bevoegdheidsgebied de beveiliging van het programma waarborgen overeenkomstig deze verordening en in voorkomend geval Besluit (GBVB) 2021/698 van de Raad 38 .

(50) Gezien de specifieke expertise waarover de EDEO beschikt en zijn regelmatige contacten met instanties van derde landen en met internationale organisaties, moet de EDEO de Commissie kunnen bijstaan bij het verrichten van bepaalde taken in verband met de beveiliging van het programma op het vlak van de externe betrekkingen, overeenkomstig Besluit 2010/427/EU van de Raad 39 .

(51) Onverminderd de exclusieve verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de nationale veiligheid, als bepaald in artikel 4, lid 2, VEU, en het recht van de lidstaten om hun wezenlijke veiligheidsbelangen te verdedigen overeenkomstig artikel 346 VWEU, moet een specifieke beveiligingsgovernance tot stand worden gebracht om te waarborgen dat het programma vlot kan worden uitgevoerd. Die governance moet worden gebaseerd op drie belangrijke beginselen. Ten eerste is het absoluut noodzakelijk dat zo veel mogelijke rekening wordt gehouden met de uitgebreide, unieke ervaring van de lidstaten op het gebied van beveiligingsaangelegenheden. Ten tweede moeten, ter voorkoming van belangenconflicten en eventuele tekortkomingen in de toepassing van beveiligingsregels, de operationele functies worden gescheiden van de beveiligingshomologatiefuncties. Ten derde is de entiteit die verantwoordelijk is voor het beheer van alle of een deel van de infrastructuur van het programma ook het best in staat om de beveiliging van de haar toegewezen taken te beheren. De beveiliging van het programma zou voortbouwen op de ervaring die de afgelopen jaren is opgedaan bij de implementatie van het ruimtevaartprogramma van de Unie. Voor een goede beveiligingsgovernance moeten ook de rollen op passende wijze worden verdeeld onder de verschillende spelers. Als verantwoordelijke voor het programma moet de Commissie, onverminderd de prerogatieven van de lidstaten op het gebied van nationale veiligheid, bepalen welke algemene beveiligingsvoorschriften van toepassing zijn op het programma.

(52) De cyberbeveiliging van de infrastructuur van het programma, zowel op de grond als in de ruimte, is essentieel om de continuïteit van de dienstverlening en het functioneren van het systeem te waarborgen. Er moet bij de vaststelling van de veiligheidsvereisten derhalve terdege rekening worden gehouden met de noodzaak om het systeem en de diensten daarvan tegen cyberaanvallen te beschermen, onder meer door gebruik te maken van nieuwe technologieën.

(53) In voorkomend geval moet de Commissie na de risico- en dreigingsanalyse een structuur voor beveiligingsmonitoring vaststellen. Die structuur voor beveiligingsmonitoring moet een entiteit zijn die voldoet aan de in het kader van Besluit (GBVB) 2021/698 ontwikkelde instructies.

(54) De in het kader van het programma verleende overheidsdiensten worden door de overheidsactoren van de Unie gebruikt bij missies die van essentieel belang zijn voor de beveiliging en de veiligheid. Dergelijke diensten en infrastructuur moeten daarom worden onderworpen aan beveiligingshomologatie.

(55) Het is absoluut noodzakelijk dat de beveiligingshomologatieactiviteiten worden uitgevoerd op basis van collectieve verantwoordelijkheid voor de beveiliging van de Unie en haar lidstaten, door naar een consensus toe te werken en alle belanghebbenden te betrekken bij de beveiligingskwestie, en dat er een procedure voor permanente risicomonitoring wordt ingevoerd. Ook moeten technische beveiligingshomologatieactiviteiten worden uitgevoerd door vakmensen die voldoende bekwaamheid bezitten op het vlak van de homologatie van complexe systemen en over een veiligheidsmachtiging van een passend niveau beschikken.

(56) Een belangrijke doelstelling van het programma is het waarborgen van de veiligheid van de Unie en de lidstaten, en het versterken van de veerkracht in cruciale technologieën en waardeketens. In specifieke gevallen vereist deze doelstelling dat de nodige subsidiabiliteits- en deelnamevoorwaarden worden vastgesteld om de bescherming van de integriteit, beveiliging en veerkracht van de operationele systemen van de Unie te waarborgen. Dat mag niet ten koste gaan van de noodzaak van concurrentievermogen en kosteneffectiviteit.

(57) Gezien het belang dat de overheidsgrondinfrastructuur binnen het programma heeft en het effect van die infrastructuur op de beveiliging van het programma, moet de Commissie de locatie van dergelijke infrastructuur bepalen. De stationering van de overheidsgrondinfrastructuur van het programma moet volgens een open en transparant proces blijven verlopen, waar passend met een rol voor het Agentschap op basis van zijn bevoegdheidsgebied.

(58) De overheidsdiensten van het programma worden door actoren van de Unie en de lidstaten gebruikt in missies en operaties die cruciaal zijn voor de beveiliging en veiligheid. Om de essentiële veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten te beschermen, moeten daarom maatregelen worden getroffen om voor de nodige mate van onafhankelijkheid van derden (derde landen en entiteiten uit derde landen) te zorgen, die betrekking hebben op alle onderdelen van het programma. Dit omvat ruimte- en grondtechnologieën op het niveau van onderdelen, subsystemen en systemen, vervaardigingsindustrieën, eigenaren en beheerders van ruimtesystemen, en de fysieke locatie van onderdelen van grondsystemen.

(59) Om het concurrentievermogen van de Europese ruimtevaartindustrie in de toekomst te waarborgen, moet met het programma worden bijgedragen tot de ontwikkeling van geavanceerde vaardigheden op ruimtevaartgerelateerde gebieden en moeten onderwijs- en opleidingsactiviteiten worden ondersteund, waarbij aandacht moet worden besteed aan gelijke kansen, gendergelijkheid en de versterking van de positie van vrouwen, zodat het volledige potentieel van de burgers van de Unie op dit gebied wordt gerealiseerd.

(60) Gezien de wereldwijde dekking van het programma heeft het een sterke internationale dimensie. Ook internationale partners, hun overheden en hun burgers zullen gebruikmaken van het dienstenpakket van het programma, hetgeen bijkomende voordelen oplevert voor de internationale samenwerking van de Unie en de lidstaten met deze partners. Voor kwesties die verband houden met het programma, kan de Commissie, namens de Unie en binnen haar bevoegdheidsgebied, de activiteiten op het internationale toneel coördineren. De Commissie zou de belangen van de Unie en haar lidstaten met betrekking tot het programma op internationale fora kunnen behartigen, onder meer wat betreft frequenties, zonder daarbij afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de lidstaten op dat gebied.

(61) Leden van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), toetredende landen, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten, alsmede de landen van het Europees nabuurschapsbeleid en andere derde landen, mogen enkel aan het programma deelnemen op basis van een overeenkomstig artikel 218 VWEU te sluiten overeenkomst.

(62) Krachtens Besluit 2013/755/EU van de Raad 40 komen in landen of gebieden overzee gevestigde personen en entiteiten in aanmerking voor financiering met inachtneming van de voorschriften en doelstellingen van het programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het betreffende land of gebied overzee banden heeft.

(63) Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot het vaststellen van de locatie van de centra die tot de overheidsgrondinfrastructuur behoren, de operationele vereisten voor overheidsdiensten, het dienstenpakket voor overheidsdiensten en de vaststelling van aanvullende vereisten voor de deelname van derde landen en internationale organisaties aan het programma. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 41 .

(64) De overheidsdiensten moeten in beginsel gratis worden verleend aan de gebruikers van de overheidsdiensten. Indien de Commissie na analyse tot de conclusie komt dat er sprake is van een gebrek aan capaciteit, moet zij de mogelijkheid hebben in het kader van die gedetailleerde voorschriften voor dienstverlening een prijsbeleid te ontwikkelen om verstoring van de markt te voorkomen. De Commissie moet uitvoeringsbevoegdheden krijgen om een dergelijk prijsbeleid vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.

(65) Teneinde uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de locatie van het grondsegment van de overheidsinfrastructuur. Voor de selectie van zulke locaties moet de Commissie de mogelijkheid hebben om rekening te houden met de operationele vereisten en de beveiligingsvoorschriften, alsook met de bestaande infrastructuur. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.

(66) Ten behoeve van goed openbaar bestuur, gezien de synergieën tussen dit programma en het ruimtevaartprogramma van de Unie, en met name om toepasselijke synergieën met het GOVSATCOM-onderdeel te waarborgen, moet het bij Verordening (EU) 2021/696 ingestelde programmacomité in zijn GOVSATCOM-configuratie ook als het comité voor de toepassing van dit programma dienen. Voor kwesties met betrekking tot de beveiliging van het programma moet het programmacomité in een specifieke beveiligingsconfiguratie vergaderen.

(67) Aangezien voor goed openbaar bestuur een uniform beheer van het programma, snellere besluitvorming en gelijke toegang tot informatie nodig is, kunnen vertegenwoordigers van de entiteiten waaraan met het programma verband houdende taken zijn toevertrouwd als waarnemer deelnemen aan de werkzaamheden van het op grond van Verordening (EU) nr. 182/2011 ingestelde programmacomité. Om dezelfde redenen kunnen vertegenwoordigers van derde landen en internationale organisaties die met de Unie een internationale overeenkomst betreffende het programma hebben gesloten, deelnemen aan de werkzaamheden van het programmacomité op voorwaarde dat de beveiligingsvoorschriften dat niet beletten en overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst. Vertegenwoordigers van entiteiten waaraan met het programma verband houdende taken zijn toevertrouwd, derde landen of internationale organisaties mogen geen stemrecht hebben in het programmacomité. De voorwaarden voor deelname van waarnemers en ad-hocdeelnemers moeten worden vastgelegd in het reglement van het programmacomité.

(68) Op grond van de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 42 moet dit programma worden geëvalueerd op basis van overeenkomstig specifieke monitoringvoorschriften verzamelde informatie, waarbij administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, en overregulering moeten worden vermeden. Die voorschriften moeten, waar passend, meetbare indicatoren omvatten als maatstaf om de effecten van het programma te evalueren. Bij de evaluatie van dit programma moet rekening worden gehouden met de bevindingen van de in het kader van Verordening (EU) 2021/696 uitgevoerde evaluatie van het ruimtevaartprogramma van de Unie met betrekking tot het GOVSATCOM-onderdeel.

(69) Om ervoor te zorgen dat de indicatoren voor de verslaglegging over de voortgang van het programma, alsook het monitoring- en evaluatiekader van het programma, passend blijven, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen met betrekking tot die indicatoren vast te stellen tot wijziging van de bijlage bij deze verordening, alsook om deze verordening aan te vullen met bepalingen inzake de vaststelling van een monitoring- en evaluatiekader, waarbij onder meer rekening kan worden gehouden met de acceptatie door eindgebruikers en de gevolgen voor de interne markt. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden zorgt voor passende raadpleging, onder meer op deskundigenniveau, in overeenstemming met de beginselen die in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 zijn vastgelegd. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(70) Teneinde eenvormige voorwaarden voor de toepassing van de beveiligingsvoorschriften van het programma te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011. De lidstaten moeten maximale controle kunnen uitoefenen op de beveiligingsvoorschriften van het programma. Bij de vaststelling van uitvoeringshandelingen met betrekking tot de beveiliging van het programma moet de Commissie worden bijgestaan door het programmacomité dat in een speciale beveiligingsconfiguratie bijeenkomt. Gezien de gevoelige aard van beveiligingskwesties moet de voorzitter van het programmacomité ernaar streven oplossingen te vinden die in het comité de ruimst mogelijke steun genieten. De Commissie mag geen uitvoeringshandelingen vaststellen tot bepaling van de algemene beveiligingsvoorschriften van het programma indien het programmacomité geen advies heeft uitgebracht.

(71) Aangezien de doelstelling van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en gevolgen van de acties die de financiële en technische mogelijkheden van de afzonderlijke lidstaten te boven gaan, beter op Unieniveau kan worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen treffen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.