Overwegingen bij COM(2022)109 - Wijziging verordeningen 1303/2013 en 223/2014 wat betreft maatregelen uit hoofde van het cohesiebeleid ten behoeve van vluchtelingen in Europa (CARE)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De recente militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne en het aanhoudend gewapend conflict hebben de veiligheidssituatie in Europa fundamenteel veranderd. Als gevolg van de agressie worden de Europese Unie en vooral de oostelijke regio’s geconfronteerd met een aanzienlijke toestroom van personen: een extra probleem op een ogenblik dat de economieën van de lidstaten zich nog steeds herstellen van de gevolgen van de COVID-19-pandemie.

(2) De lidstaten kunnen al een grote verscheidenheid van investeringen in het kader van hun cohesiebeleidsprogramma’s financieren om migratieproblemen aan te pakken in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (“EFRO”) en het Europees Sociaal Fonds (“ESF”), onder meer in het kader van de aanvullende middelen die beschikbaar zijn gesteld als herstelbijstand voor cohesie en de regio’s van Europa (“React-EU”) om bijstand te verlenen ter bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en de sociale gevolgen daarvan en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie. De maatregelen kunnen betrekking hebben op investeringen in sociale inclusie, gezondheid, onderwijs, werkgelegenheid, huisvesting en kinderopvang, onder meer door investeringen in infrastructuur, herstel van achtergestelde stedelijke gebieden, maatregelen om het ruimtelijke en educatieve isolement van migranten, startende bedrijven en anderen te verminderen. De lidstaten kunnen resterende middelen binnen hun programma’s herbestemmen om dergelijke problemen aan te pakken. Daarnaast kan het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) ook worden gebruikt om voedsel en fundamentele materiële bijstand te verstrekken, ook aan personen die getroffen worden door de militaire agressie van Rusland, met inbegrip van onderdanen van derde landen.

(3) Hoewel de extra middelen die in het kader van React-EU beschikbaar worden gesteld, al van een aantal flexibele uitvoeringsmogelijkheden kunnen gebruikmaken, moet het gebruik van middelen van het EFRO, het ESF en het FEAD uit het meerjarig financieel kader 2014-2020 flexibeler worden gemaakt. Gezien het feit dat de migratieproblemen als gevolg van de Russische militaire agressie tegen Oekraïne urgent moet worden aangepakt, moeten de uitgaven voor concrete acties om die problemen aan te pakken beschikbaar zijn vanaf de begindatum van die agressie. Voorts moet de flexibiliteit in de wijze waarop het EFRO en het ESF voor dergelijke concrete acties kunnen worden gebruikt, worden vergroot, zodat de beschikbare middelen in het kader van de programma’s snel kunnen worden gebruikt, mits de concrete actie in overeenstemming is met het – waar nodig gewijzigde – operationele programma. Deze flexibiliteit moet een aanvulling vormen op de mogelijkheden voor de aanvullende financiering van concrete acties waarin reeds is voorzien. Ook moet worden voorzien in een vereenvoudigde rapportage over deelnemers aan die concrete acties.

(4) Om ervoor te zorgen dat getroffen personen onverwijld in aanmerking kunnen komen voor bijstand in het kader van het FEAD, is het ook passend de lidstaten toe te staan bepaalde elementen van de door dit fonds ondersteunde operationele programma’s te wijzigen zonder dat daarvoor een besluit van de Commissie vereist is.

(5) De steun in het kader van het cohesiebeleid moet met name complementair zijn met maatregelen die worden gefinancierd uit het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) om het effect van de beschikbare financiering zo groot mogelijk te maken.

(6) Opgemerkt zij dat de lidstaten op ongekende wijze zijn getroffen door de gevolgen van de COVID‐19-pandemie. De algehele impact van de pandemie heeft de begrotingen van de lidstaten sterk onder druk gezet als gevolg van de plotse en aanzienlijke stijging van de noodzakelijke overheidsinvesteringen in hun gezondheidszorg en andere economische sectoren. Ook dreigde de pandemie de steun aan de meest behoeftigen te verstoren. Dit heeft geleid tot een buitengewone situatie waarvoor specifieke maatregelen nodig waren.

(7) Om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de crisis zijn Verordening (EU) nr. 1301/20133 en Verordening (EU) nr. 1303/20134 van het Europees Parlement en de Raad gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/460 van het Europees Parlement en de Raad5 met het oog op meer flexibiliteit bij de uitvoering van de programma’s die worden ondersteund door het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds (de “fondsen”) en door het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij. Aangezien de ernstige negatieve gevolgen voor de economieën en samenlevingen van de Unie echter nog zijn toegenomen, zijn beide verordeningen opnieuw gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/558 van het Europees Parlement en de Raad6. Om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de crisis voor de meest behoeftigen, is ook Verordening (EU) nr. 223/2014 van het Europees Parlement en de Raad7 gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/559 van het Europees Parlement en de Raad8 tot invoering van specifieke maatregelen voor het FEAD voor de aanpak van de COVID-19-uitbraak. Die wijzigingen hebben gezorgd voor uitzonderlijke extra flexibiliteit om de lidstaten in staat te stellen zich op de noodzakelijke respons op de ongekende crisis te concentreren door de mogelijkheid te vergroten om niet-benutte steun uit de fondsen te mobiliseren en door de procedurele vereisten met betrekking tot de uitvoering van programma’s te vereenvoudigen met het oog op een snelle respons op de crisis van de volksgezondheid. Bij een latere wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bij Verordening (EU) 2020/2221 van het Europees Parlement en de Raad9 zijn aanzienlijke extra middelen beschikbaar gesteld als herstelbijstand voor cohesie en de regio’s van Europa (“React-EU”) om bijstand te verlenen ter bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en de sociale gevolgen daarvan en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie. Als onderdeel van hetzelfde pakket is ook Verordening (EU) nr. 223/2014 gewijzigd bij Verordening (EU) 2021/177 van het Europees Parlement en de Raad10, zodat de lidstaten deze extra middelen kunnen aanspreken ten behoeve van de meest behoeftigen in het kader van de uitvoering van het FEAD.

(8) Hoewel de flexibiliteit en de extra middelen voor de periode 2014-2020 de lidstaten hebben geholpen bij hun crisisrespons en herstelinspanningen, bleven de opkomst van nieuwe varianten van het coronavirus, met name de Omicron-variant, en de wijdverbreide aanscherping van beperkingen in het laatste kwartaal van 2021 ernstige negatieve gevolgen hebben voor de economieën en samenlevingen van de lidstaten en een normale uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma’s en de door het FEAD ondersteunde programma’s belemmeren. De recente militaire agressie door Rusland en de daaruit voortvloeiende migratiestromen hebben deze effecten verergerd en dreigen het herstel van de economie verder te ondermijnen. In overeenstemming met de in Verordening (EU) 2020/558 vermelde mogelijkheid moet daarom worden voorzien in een uitzonderlijke verlenging van een van de eerder ingevoerde maatregelen, namelijk de optie om een medefinancieringspercentage van 100 % voor het boekjaar 2020-2021 toe te passen op het volgende boekjaar.

(9) Om de druk op de overheidsbegrotingen als gevolg van de crisissituatie te verlichten, de uitvoering van de programma’s te versnellen en de nodige investeringen voor het herstel van de regio’s mogelijk te maken, moeten de lidstaten daarom bij wijze van uitzondering de mogelijkheid krijgen om ook voor het boekjaar 2021-2022 een medefinancieringspercentage van 100 % toe te passen bij een door het EFRO, het ESF, het Cohesiefonds of het FEAD ondersteund programma.

(10) Om te voldoen aan de betalingsbovengrenzen van het meerjarig financieel kader voor 2022 en 2023, moet voor die jaren een bovengrens worden vastgesteld voor betalingen die voortvloeien uit de toepassing van het medefinancieringspercentage van 100 % in het kader van het EFRO, het Cohesiefonds of het ESF. Betalingen die als gevolg van de toepassing van deze bovengrenzen niet kunnen worden verricht, moeten door de Commissie zo spoedig mogelijk worden betaald – mits financiering beschikbaar is – hetzij bij de goedkeuring van de rekeningen, hetzij via latere betalingen. Dergelijke uitgestelde betalingen mogen niet van invloed zijn op de goedkeuring van de rekeningen, noch andere gevolgen hebben.

(11) Aangezien de toepassing van de medefinanciering van 100 % geen wezenlijke gevolgen zal hebben voor de inhoud van de operationele programma’s zelf, is het passend de snelle uitvoering ervan mogelijk te maken zonder dat een besluit van de Commissie tot goedkeuring van de wijziging van de financiële tabellen van het operationele programma door de lidstaten nodig is. Toch moet de lidstaat de herziene financiële tabellen meedelen vóór de indiening van de aanvraag voor de laatste betaling voor het boekjaar. Mogelijke belangrijke wijzigingen, onder meer van de waarden van indicatoren, kunnen worden aangebracht als onderdeel van een latere programmawijziging na het einde van het boekjaar.

(12) Aangezien de doelstellingen van deze verordening – namelijk het invoeren van flexibiliteitsmaatregelen bij het verlenen van steun uit de fondsen – niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt en vanwege de omvang en de gevolgen van het voorgestelde optreden dus beter door de Unie kunnen worden gerealiseerd, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(13) Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) nr. 223/2014 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14) Aangezien de lidstaten in staat moeten worden gesteld hun programma’s tijdig te wijzigen om in aanmerking te komen voor de toepassing van het medefinancieringspercentage van 100 % voor het boekjaar 2021-2022, is het passend dat deze verordening in werking treedt op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(15) Aangezien de migratieproblemen als gevolg van de recente militaire agressie van Rusland, evenals de voortdurende crisis van de volksgezondheid vanwege de COVID-19-pandemie dringend moeten worden aangepakt, wordt het noodzakelijk geacht gebruik te maken van de uitzondering op de periode van acht weken als bedoeld in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.