Overwegingen bij COM(2022)142 - Totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De Europese Green Deal25 is de Europese strategie voor duurzame groei die de Unie moet omvormen tot een eerlijke en welvarende samenleving, met een moderne, concurrerende, klimaatneutrale en circulaire economie. Hierin wordt het ambitieuze doel gesteld om ervoor te zorgen dat Europa tegen 2050 het eerste klimaatneutrale continent is. In de Europese Green Deal worden de voordelen van investeringen in de concurrerende duurzaamheid van de Unie door de totstandbrenging van een eerlijker, groener en digitaler Europa erkend. Producten moeten een centrale rol spelen in deze groene transitie. In de Europese Green Deal wordt de urgente noodzaak om over te schakelen naar een circulaire economie benadrukt en wordt onderstreept dat daarbij nog grote vooruitgang moet worden geboekt, waarmee wordt bevestigd dat de huidige productieprocessen en consumptiepatronen nog te lineair zijn en te zeer leunen op de aanvoer van nieuw materiaal dat gewonnen, verhandeld en tot producten verwerkt wordt en als afval of emissies eindigt. Bovendien wordt energie-efficiëntie hierin genoemd als prioriteit voor het koolstofvrij maken van de energiesector en voor het behalen van de klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2050.

(2) Om de overgang naar een circulaire economie te versnellen, heeft de Commissie in haar actieplan voor een circulaire economie voor een schoner en concurrerender Europa26 een toekomstgerichte agenda opgesteld, met als doel het regelgevingskader geschikt te maken voor een duurzame toekomst. Zoals uiteengezet in dit plan, is er op dit moment geen alomvattende reeks vereisten om ervoor te zorgen dat alle producten die in de Unie in de handel worden gebracht steeds duurzamer worden en de circulariteitstest doorstaan. Voornamelijk in het productontwerp wordt duurzaamheid in de gehele levenscyclus nog niet bevorderd. Bijgevolg worden producten vaak vervangen, waarbij veel energie en middelen worden ingezet om nieuwe producten te produceren en te distribueren en oude te verwijderen. Het is voor marktdeelnemers en burgers nog te moeilijk om met betrekking tot producten duurzame keuzes te maken, aangezien relevante informatie hierover en betaalbare opties om dat te doen ontbreken. Hierdoor worden kansen gemist voor duurzaamheid en activiteiten waarbij de waarde blijft behouden, is er beperkte vraag naar secundaire materialen en wordt de invoering van circulaire bedrijfsmodellen belemmerd.

(3) De Europese industriestrategie27 bevat de overkoepelende ambitie van de Unie om een dubbele transitie naar klimaatneutraliteit en digitaal leiderschap te stimuleren. Net als in de Europese Green Deal wordt in deze strategie ook verwezen naar de leidende rol die de Europese industrie hierin moet spelen door haar koolstof- en haar materiële voetafdruk te verkleinen en circulariteit in te bouwen in de hele economie. Bovendien wordt hierin benadrukt dat wij moeten afstappen van traditionele modellen en dat wij de manier waarop wij producten ontwerpen, maken, gebruiken en weggooien radicaal moeten veranderen. In de actualisering van de industriestrategie uit 202128 worden de belangrijkste boodschappen uit de strategie van 2020 versterkt en ligt de nadruk op lessen uit de COVID-19-crisis, met inbegrip van de noodzaak om onze veerkracht te vergroten.

(4) Bij gebrek aan wetgeving van de Unie zijn er al verschillende nationale initiatieven ontstaan om de milieuduurzaamheid van producten te verbeteren, van informatievereisten over de duur van de compatibiliteit van software met elektronische apparaten tot verslagleggingsverplichtingen over de verwerking van niet-verkochte, duurzame goederen. Dit is een indicatie dat verdere nationale inspanningen om de doelstellingen van deze verordening te behalen er waarschijnlijk toe leiden dat de interne markt nog meer versnippert. Om de werking van de interne markt te waarborgen en tegelijkertijd een hoog milieubeschermingsniveau te garanderen, is daarom een regelgevingskader nodig om geleidelijk vereisten inzake ecologisch ontwerp voor producten in te voeren. Met deze verordening wordt een dergelijk kader geschapen, door de aanpak voor ecologisch ontwerp die oorspronkelijk uit Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad29 komt, van toepassing te maken op een zo breed mogelijk gamma aan producten.

(5) Met deze verordening wordt ertoe bijgedragen producten geschikt te maken voor een klimaatneutrale, hulpbronnenefficiënte en circulaire economie, de hoeveelheid afval te verminderen en ervoor te zorgen dat de prestaties van koplopers op het gebied van duurzaamheid geleidelijk de norm worden. In de verordening moeten nieuwe vereisten inzake ecologisch ontwerp worden vastgesteld voor de verbetering van de duurzaamheid, herbruikbaarheid, verbeterbaarheid en repareerbaarheid van producten, het verbeteren van de mogelijkheden voor opknappen en onderhoud, het aanpakken van de aanwezigheid van gevaarlijke chemische stoffen in producten, het verhogen van hun energie- en hulpbronnenefficiëntie, het verkleinen van de verwachte hoeveelheid geproduceerde afvalstoffen en het verhogen van het gehalte aan gerecycled materiaal in producten, zonder afbreuk te doen aan de prestaties en veiligheid daarvan, waarbij herproductie en hoogwaardige recycling mogelijk worden gemaakt en de koolstof- en ecologische voetafdrukken worden verminderd.

(6) In zijn resolutie van 25 november 2020 “Naar een duurzamer eengemaakte markt voor het bedrijfsleven en consumenten”30 toonde het Europees Parlement zich voorstander van het bevorderen van duurzame producten die gemakkelijker te repareren, te hergebruiken en te recyclen zijn. In zijn verslag over het nieuwe actieplan voor de circulaire economie dat op 16 februari 2021 is vastgesteld31 heeft het Europees Parlement de agenda die de Commissie in het actieplan voor de circulaire economie heeft ingediend verder ondersteund. Het Europees Parlement was van mening dat de overgang naar een circulaire economie oplossingen kan bieden voor het aanpakken van de huidige milieu-uitdagingen en de economische crisis die is veroorzaakt door de COVID-19-pandemie. In zijn conclusies “Naar een circulair en groen herstel” van 11 december 202032 was de Raad ook ingenomen met de intentie van de Commissie om wetgevingsvoorstellen in te dienen als onderdeel van een alomvattend en geïntegreerd kader voor duurzaam productbeleid dat klimaatneutraliteit, energie- en hulpbronnenefficiëntie alsook een niet-toxische circulaire economie bevordert, de volksgezondheid en biodiversiteit beschermt en ervoor zorgt dat consumenten en overheidsinkopers sterker staan en zich beschermd weten.

(7) Met deze verordening moet worden bijgedragen aan het behalen van de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie. In overeenstemming met de doelstellingen uit de Overeenkomst van Parijs, die de Unie in 2016 heeft geratificeerd33, is in Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad, de “Europese klimaatwet”34, een bindende klimaatdoelstelling op Unieniveau voor de nettoreductie van broeikasgasemissies van ten minste 55 % in 2030 vastgesteld en wordt de doelstelling om in de hele economie in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken in wetgeving vastgelegd. In 2021 heeft de Commissie het “Fit for 55”-pakket35 vastgesteld om het Uniebeleid inzake klimaat en energie geschikt te maken voor het verwezenlijken van die doelstellingen. Hiervoor moeten de inspanningen op het gebied van energie-efficiëntie, in overeenstemming met het beginsel voorrang voor energie-efficiëntie dat is vastgelegd in Richtlijn (EU) 2018/2002 van het Europees Parlement en de Raad36, aanzienlijk worden opgevoerd om ongeveer 36 % in termen van eindenergieverbruik te behalen in 203037. De productvereisten die in deze verordening worden vastgesteld, moeten een belangrijke rol spelen bij het behalen van dit doel door de energievoetafdruk van producten aanzienlijk te laten dalen. Met deze vereisten voor energie-efficiëntie moeten consumenten ook minder kwetsbaar worden voor stijgingen van de energieprijzen. Zoals is erkend in de Overeenkomst van Parijs zal de verbetering van de duurzaamheid van consumptie en productie ook een grote rol spelen bij de aanpak van klimaatverandering.

(8) Met deze verordening moet ook worden bijgedragen aan het behalen van de bredere milieudoelstellingen van de Unie. Met het achtste milieuactieprogramma38 wordt de doelstelling van de Unie om binnen de grenzen van onze planeet te blijven opgenomen in een rechtskader en worden faciliterende voorwaarden vastgesteld voor de verwezenlijking van prioritaire doelstellingen, met inbegrip van de overgang naar een niet-toxische circulaire economie. Volgens de Europese Green Deal moet de Unie bovendien de vervuiling van lucht, water, bodem en consumentenproducten beter monitoren, rapporteren, voorkomen en verhelpen. Dit betekent dat chemische stoffen, materialen en producten zo veilig en duurzaam mogelijk moeten zijn door het ontwerp en tijdens hun levenscyclus, wat leidt tot niet-toxische materiaalcycli39. Bovendien wordt zowel in de Europese Green Deal als in het actieplan voor de circulaire economie erkend dat de kritische massa van de interne markt de Unie in staat stelt mondiale normen met betrekking tot de duurzaamheid van producten en productontwerp te beïnvloeden. Deze verordening moet daarom een belangrijke rol spelen bij het behalen van verschillende streefdoelen uit de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling uit de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties40, zowel binnen als buiten de Unie.

(9) Richtlijn 2009/125/EG bevat een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten. Dankzij die richtlijn en Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad41 is de vraag naar primaire energie voor producten in de EU aanzienlijk afgenomen en naar verwachting zal er steeds meer worden bespaard. Onder de uitvoeringsmaatregelen die op grond van Richtlijn 2009/125/EG zijn vastgesteld, zijn ook vereisten over circulariteitsaspecten, zoals duurzaamheid, repareerbaarheid en recyclebaarheid. Tegelijkertijd is de reikwijdte van instrumenten zoals de EU-milieukeur, die is ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad42, of de criteria voor groene overheidsopdrachten van de EU43 groter, maar deze hebben minder impact omdat ze vrijwillig zijn.

(10) Met Richtlijn 2009/125/EG zijn de energie-efficiëntie en enkele circulariteitsaspecten van energiegerelateerde producten over het algemeen met succes gestimuleerd, en met de hierin gehanteerde benadering kan geleidelijk de duurzaamheid van alle producten worden aangepakt. Om de verbintenissen uit de Green Deal te behalen, moet deze benadering worden uitgebreid naar andere productgroepen, waarbij de belangrijkste aspecten systematisch worden aangepakt om de milieuduurzaamheid van producten met bindende vereisten te verbeteren. Door ervoor te zorgen dat uitsluitend producten die aan deze vereisten voldoen in de Unie in de handel worden gebracht, moet met deze verordening niet alleen het vrije verkeer van die producten worden verbeterd door nationale verschillen te voorkomen, maar moeten ook de negatieve milieueffecten gedurende de levenscyclus van producten waarvoor dergelijke vereisten gelden, worden verlaagd.

(11) Om een doeltreffend en toekomstbestendig kader te scheppen, is het noodzakelijk om vereisten inzake ecologisch ontwerp vast te stellen voor alle fysieke goederen die in de handel worden gebracht of in gebruik worden genomen, inclusief onderdelen en tussenproducten. Dit moet de Commissie in staat stellen een zo breed mogelijk gamma aan producten in aanmerking te nemen bij het prioriteren van de vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp en zo de doeltreffendheid ervan te optimaliseren. Waar nodig moeten bij het vaststellen van de vereisten inzake ecologisch ontwerp specifieke vrijstellingen worden bepaald, bijvoorbeeld voor producten met een bijzonder doel dat niet kan worden verwezenlijkt als aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp wordt voldaan. Bovendien moeten er in het kader vrijstellingen worden vastgesteld voor producten waarvoor al duidelijk is dat de vereisten inzake ecologisch ontwerp niet geschikt zijn of waarvoor dergelijke vereisten in andere kaders zijn vastgesteld. Dit moet het geval zijn voor levensmiddelen en diervoeders zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad44, geneesmiddelen voor menselijk gebruik zoals gedefinieerd in Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad45, diergeneesmiddelen zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad46, levende planten, dieren en micro-organismen, producten van menselijke oorsprong, en producten van planten en dieren die rechtstreeks verband houdend met toekomstige vermeerdering ervan.

(12) Volgens het voorstel voor een richtlijn EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking)47 moeten de lidstaten minimumeisen voor de energieprestatie vaststellen voor tot de bouwschil behorende onderdelen van een gebouw en systeemeisen in verband met de algehele energieprestatie, het adequaat installeren, dimensioneren, afstellen en controleren van de technische bouwsystemen die in nieuwe of bestaande gebouwen worden geïnstalleerd. In overeenstemming met de doelstellingen van deze verordening kunnen deze minimumeisen voor de energieprestatie in bepaalde omstandigheden de installatie beperken van energiegerelateerde producten die aan deze verordening en de gedelegeerde handelingen voldoen, mits dergelijke vereisten geen onrechtvaardige marktbelemmering vormen.

(13) Om de milieuduurzaamheid van producten te verbeteren en het vrije verkeer van producten binnen de interne markt te waarborgen, moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan aanvullen met vereisten inzake ecologisch ontwerp. Die vereisten inzake ecologisch ontwerp moeten in principe gelden voor specifieke productgroepen, zoals wasmachines of wasmachines en wasdroogcombinaties. Om vereisten inzake ecologisch ontwerp zo doeltreffend mogelijk te maken en de milieuduurzaamheid van producten efficiënt te verbeteren, moet het ook mogelijk zijn een of meerdere horizontale vereisten inzake ecologisch ontwerp voor een breder gamma aan productgroepen, zoals elektronische apparatuur of textiel, vast te stellen. Er moeten horizontale vereisten inzake ecologisch ontwerp worden vastgesteld wanneer de milieuduurzaamheid van productgroepen dankzij hun technische overeenkomsten op basis van dezelfde vereisten kan worden verbeterd.

(14) Om ervoor te zorgen dat de Commissie vereisten kan vaststellen die geschikt zijn voor de desbetreffende productgroepen, moeten de vereisten inzake ecologisch ontwerp ook prestatie- en informatievereisten omvatten. Die vereisten moeten worden gebruikt voor het verbeteren van de productaspecten die relevant zijn voor milieuduurzaamheid, zoals energie-efficiëntie, duurzaamheid, repareerbaarheid, en de koolstof- en ecologische voetafdrukken. Vereisten inzake ecologisch ontwerp moeten transparant, objectief en evenredig zijn, en overeenstemmen met de internationale handelsregels.

(15) Om de werking van de interne markt te waarborgen mogen lidstaten wanneer de Commissie voor een bepaalde productgroep een gedelegeerde handeling met vereisten inzake ecologisch ontwerp heeft vastgesteld geen nationale prestatievereisten meer vaststellen op basis van productparameters die onder dergelijke in die gedelegeerde handeling vastgestelde prestatievereisten vallen, en mogen zij geen nationale informatievereisten meer vaststellen op basis van productparameters die onder dergelijke in die gedelegeerde handeling vastgestelde informatievereisten vallen. Om de werking van de interne markt te waarborgen, moet de Commissie de mogelijkheid krijgen vast te stellen dat voor een bepaalde productparameter geen vereisten inzake ecologisch ontwerp in de vorm van prestatievereisten of informatievereisten nodig zijn.

(16) Bij het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp moet de Commissie rekening houden met de aard en het doel van de desbetreffende producten en de kenmerken van de relevante markten. Defensiematerieel moet bijvoorbeeld onder specifieke en soms zware omstandigheden kunnen worden ingezet, en hiermee moet rekening worden gehouden bij het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp. Bepaalde informatie over defensiematerieel mag niet openbaar worden gemaakt en moet worden beschermd. Daarom moet bij de vereisten inzake ecologisch ontwerp voor militair of gevoelig materiaal rekening worden gehouden met de beveiligingsbehoeften en de kenmerken van de defensiemarkt, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad48. Op vergelijkbare wijze is de ruimtevaartindustrie van strategisch belang voor Europa en voor zijn technologische onafhankelijkheid. Aangezien ruimtevaarttechnologie onder extreme omstandigheden wordt gebruikt, moeten voor vereisten inzake ecologisch ontwerp van ruimtevaartproducten duurzaamheidsoverwegingen worden afgewogen tegen veerkracht en de verwachte prestaties. Bovendien moet de Commissie voor medische hulpmiddelen zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) 2017/745 betreffende medische hulpmiddelen49 en medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Verordening (EU) 2017/746 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek50 rekening houden met de noodzaak om de gezondheid en veiligheid van patiënten en gebruikers niet negatief te beïnvloeden.

(17) Om dubbel werk en regeldruk te voorkomen, moet worden gewaarborgd dat deze verordening overeenstemt met de vereisten die zijn vastgesteld in of op grond van andere wetgeving van de Unie, en met name chemicaliën-, product- en afvalwetgeving51. Indien er op grond van andere wetgeving van de Unie bevoegdheden voor het vaststellen van vereisten met dezelfde of vergelijkbare gevolgen als de vereisten op grond van deze verordening bestaan, vormt dit echter geen beperking van de bevoegdheden uit hoofde van deze verordening, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

(18) Voor gedelegeerde handelingen met vereisten inzake ecologisch ontwerp moet, net als op grond van Richtlijn 2009/125/EG het geval was, een specifieke effectbeoordeling worden uitgevoerd en worden overlegd met belanghebbenden, en deze moeten in overeenstemming met de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie worden opgesteld en een beoordeling van de internationale dimensie en de impact op derde landen omvatten. Hierbij moet de Commissie rekening houden met alle aspecten van de levenscyclus van het product en haar effectbeoordeling baseren op het best beschikbare bewijs. Bij de voorbereiding van vereisten inzake ecologisch ontwerp moet de Commissie een wetenschappelijke aanpak hanteren en ook relevante technische informatie in aanmerking nemen, in het bijzonder de informatie uit Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad52, Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad53, technische screeningscriteria die zijn vastgesteld in overeenstemming met Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad54 en de criteria voor groene overheidsopdrachten55.

(19) Om rekening te houden met de diversiteit van producten, moet de Commissie methoden selecteren voor het beoordelen van de vaststelling van de vereisten inzake ecologisch ontwerp en deze indien nodig verder ontwikkelen op basis van de aard van het product, de relevantste aspecten ervan en de impact ervan gedurende de levensduur. Hierbij moet de Commissie haar ervaring bij het beoordelen van de vaststelling van vereisten op grond van Richtlijn 2009/125/EG en de aanhoudende inspanningen om op wetenschap gebaseerde beoordelingsinstrumenten te ontwikkelen en verbeteren in aanmerking nemen, zoals de actualisering van de methode voor ecologisch ontwerp van energiegerelateerde producten en de milieuvoetafdrukmethode voor producten van Aanbeveling (EU) 2021/2279 van de Commissie56, onder andere met betrekking tot de tijdelijke opslag van koolstof en de ontwikkeling van normen door internationale en Europese normalisatieorganisaties, onder andere over de materiaalefficiëntie van energiegerelateerde producten. De Commissie moet de circulariteitsaspecten (zoals duurzaamheid, repareerbaarheid, inclusief een scoresysteem voor herstelbaarheid, en de vaststelling van chemische stoffen die hergebruik en recycling in de weg staan) op basis van deze instrumenten en indien nodig met gebruik van gerichte studies verder versterken bij de beoordeling van producten en de voorbereiding van vereisten inzake ecologisch ontwerp, en waar nodig nieuwe methoden of instrumenten ontwikkelen. Er kunnen ook nieuwe werkwijzen nodig zijn voor de voorbereiding van verplichte criteria van overheidsopdrachten en voor het verbieden van de vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen.

(20) Prestatievereisten moeten betrekking hebben op een geselecteerde productparameter die relevant is voor het productaspect waarvoor is vastgesteld dat de milieuduurzaamheid kan worden verbeterd. Voorbeelden van dergelijke vereisten zijn minimale of maximale prestatieniveaus in verband met de productparameter, niet-kwantitatieve vereisten voor het verbeteren van de prestaties in verband met de productparameter of vereisten in verband met de functionele werking van een product om te waarborgen dat de geselecteerde prestatievereisten geen negatieve invloed hebben op het vermogen van het product om de functie waarvoor het is ontworpen en in de handel is gebracht uit te voeren. Deze minimum- of maximumniveaus kunnen bijvoorbeeld de vorm aannemen van een beperking van het energieverbruik tijdens de gebruiksfase of van de hoeveelheid van een bepaald materiaal dat in het product wordt verwerkt, een vereiste minimale hoeveelheid gerecyclede inhoud, of een beperking van een specifieke milieueffectcategorie of van een aggregatie van alle relevante milieueffecten. Een voorbeeld van een niet-kwantitatieve vereiste is het verbod op een specifieke technische oplossing die nadelig is voor de repareerbaarheid van het product. Prestatievereisten worden gebruikt om te garanderen dat de slechtst presterende producten indien nodig van de markt worden gehaald om bij te dragen aan de doelstellingen uit de verordening op het gebied van milieuduurzaamheid.

(21) Om de consistentie te waarborgen, moeten prestatievereisten een aanvulling vormen op de uitvoering van de afvalwetgeving van de Unie. Waar in Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad57 vereisten voor het in de handel brengen van verpakking als eindproduct zijn vastgelegd, kan deze verordening die richtlijn aanvullen met op producten gebaseerde vereisten gericht op de verpakking van specifieke producten als deze in de handel worden gebracht. Indien nodig moeten dergelijke aanvullende vereisten voornamelijk bijdragen aan het beperken van de hoeveelheid verpakking die wordt gebruikt, wat vervolgens weer bijdraagt aan het voorkomen van afvalproductie in de Unie.

(22) Chemische veiligheid is een erkend onderdeel van de duurzaamheid van producten. Deze is gebaseerd op de intrinsieke gevaren van chemische stoffen voor de gezondheid of het milieu in combinatie met specifieke of algemene blootstelling en wordt behandeld in de wetgeving inzake chemische stoffen, zoals Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad58, Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad59, Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad60, Verordening (EU) 2017/745 van het Europees Parlement en de Raad 61 en Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad62. Deze verordening mag het niet mogelijk maken om stoffen te beperken op basis van chemische veiligheid, zoals dit in andere wetgeving van de Unie wordt gedaan. Op dezelfde wijze mag deze verordening het niet mogelijk maken om stoffen te beperken om redenen in verband met voedselveiligheid. Het is op grond van het recht van de Unie inzake chemische stoffen en voeding echter niet toegestaan om duurzaamheidseffecten die niets te maken hebben met chemische of voedselveiligheid aan te pakken door middel van de beperking van bepaalde stoffen. Om deze beperking weg te nemen, moet het in de verordening onder bepaalde omstandigheden, voornamelijk om andere redenen dan chemische of voedselveiligheid, zijn toegestaan om beperkingen op te leggen aan stoffen die aanwezig zijn in producten of worden gebruikt tijdens het productieproces en die een negatieve invloed hebben op de duurzaamheid van producten. Deze verordening mag bovendien niet leiden tot de duplicatie of vervanging van beperkingen van stoffen uit Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad63, die als doel heeft de volksgezondheid en het milieu te beschermen, met inbegrip van de milieuhygiënisch verantwoorde nuttige toepassing en verwijdering van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.

(23) Om de milieuduurzaamheid van producten te verbeteren, moeten informatievereisten betrekking hebben op een geselecteerde productparameter die relevant is voor het productaspect, zoals de milieuvoetafdruk of de duurzaamheid van het product. Hierin kan van fabrikanten worden gevraagd informatie over de prestaties van het product in verband met een geselecteerde productparameter of andere informatie die van invloed kan zijn op de wijze waarop andere partijen het product behandelen openbaar te maken om de prestaties in verband met een dergelijke parameter te verbeteren. Dergelijke informatievereisten kunnen in voorkomend geval worden vastgesteld ter aanvulling of in plaats van prestatievereisten over dezelfde productparameter. Indien een gedelegeerde handeling informatievereisten bevat, moet worden vermeld hoe de vereiste informatie openbaar wordt gemaakt, zoals de opname op een gratis toegankelijke website, in een productpaspoort of op een productetiket. Informatievereisten zijn nodig om de gedragsverandering te bewerkstelligen die noodzakelijk is om te garanderen dat de doelstellingen uit de verordening op het gebied van milieuduurzaamheid worden behaald. Doordat informatievereisten kopers en overheden een solide basis bieden om producten op basis van hun milieuduurzaamheid te vergelijken, zullen zij consumenten en overheden naar verwachting aanzetten tot duurzamere keuzes.

(24) Indien gedelegeerde handelingen informatievereisten bevatten, kunnen hierin ook prestatieklassen in verband met een of meerdere relevante productparameters worden bepaald om producten op basis van die parameter eenvoudiger te kunnen vergelijken. Met prestatieklassen moet onderscheid tussen producten kunnen worden gemaakt op basis van hun relatieve duurzaamheid, en deze kunnen zowel door consumenten als door overheden worden gebruikt. Deze zijn dus bedoeld om de markt in de richting van duurzamere producten te sturen.

(25) Informatie over de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen in producten is essentieel voor het identificeren en bevorderen van duurzame producten. De chemische samenstelling van producten is grotendeels bepalend voor hun functies en effecten en voor de mogelijkheid om deze te hergebruiken en nuttig toe te passen als zij afval worden. Volgens de strategie voor duurzame chemische stoffen64 moet de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen in producten tot een minimum worden beperkt en moet er worden gezorgd voor de beschikbaarheid van informatie over de inhoud aan chemische stoffen en veilig gebruik door informatievereisten in te voeren en de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen tijdens de levenscyclus van materialen en producten te volgen. Op grond van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad65 en andere bestaande wetgeving inzake chemische stoffen zoals Verordening (EG) nr. 1223/2009 wordt communicatie over gevaren voor de gezondheid of het milieu van bepaalde zorgwekkende stoffen als zodanig of in een mengsel al gewaarborgd. Gebruikers van stoffen en mengsels moeten ook in kennis worden gesteld van relevante informatie over duurzaamheid die niet hoofdzakelijk te maken heeft met gevaren voor de gezondheid of het milieu. Bovendien moeten gebruikers van producten die geen stoffen of mengsels zijn en mensen die het afval van dergelijke producten beheren ook informatie over duurzaamheid ontvangen, waaronder informatie die hoofdzakelijk te maken heeft met de gevaren van chemische stoffen voor de gezondheid of het milieu. Daarom moet deze verordening het mogelijk maken vereisten vast te stellen in verband met het traceren en communiceren van informatie over duurzaamheid, waaronder de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen in producten gedurende hun levenscyclus, onder meer voor de decontaminatie en de nuttige toepassing ervan als zij afval worden. Een dergelijk kader moet erop gericht zijn geleidelijk alle zorgwekkende stoffen in alle producten te bestrijken die worden genoemd in werkplannen waarin de productgroepen staan die de Commissie wil aanpakken.

(26) Het beschikbaar stellen van een productpaspoort moet een van de informatievereisten uit deze verordening zijn. Het productpaspoort is een belangrijk instrument om informatie beschikbaar te stellen aan actoren in de hele waardeketen en de beschikbaarheid van een productpaspoort moet de traceerbaarheid van een product in de gehele waardeketen aanzienlijk verbeteren. Het productpaspoort moet onder andere consumenten helpen geïnformeerde keuzes te maken door de toegang tot voor hen relevante productinformatie te verbeteren, marktdeelnemers en andere actoren in de waardeketen zoals reparateurs of recyclingcentra toegang verlenen tot relevante informatie en bevoegde nationale autoriteiten in staat stellen om hun taken uit te voeren. Niet-digitale manieren om informatie over te dragen, zoals in producthandleidingen of op etiketten, worden daarom niet vervangen door het productpaspoort maar hiermee aangevuld. Bovendien moet het productpaspoort kunnen worden gebruikt voor informatie over andere duurzaamheidsaspecten die op grond van andere wetgeving van de Unie van toepassing zijn op de desbetreffende productgroep.

(27) Om rekening te houden met de aard en de markt van het product, moet de informatie die wordt opgenomen in het productpaspoort per geval nauwkeurig worden bestudeerd bij het opstellen van productspecifieke regels. Teneinde de toegang tot de daaruit volgende informatie te analyseren en tegelijkertijd de intellectuele-eigendomsrechten te beschermen, moet het productpaspoort zodanig worden ontworpen en uitgevoerd dat gedifferentieerde toegang tot de informatie in het productpaspoort mogelijk is afhankelijk van het soort informatie en het type belanghebbende. Om te voorkomen dat bedrijven en het publiek kosten maken die niet in verhouding staan tot de voordelen, moet het productpaspoort bovendien horen bij een specifiek item, een specifieke partij of een specifiek product, afhankelijk van bijvoorbeeld de complexiteit van de waardeketen en de omvang, de aard of de effecten van de desbetreffende producten.

(28) Om te zorgen voor interoperabiliteit moet worden gespecificeerd welke soorten gegevensdragers zijn toegestaan. Om dezelfde reden moeten de gegevensdrager en de unieke productidentificatiecode in overeenstemming met internationaal erkende normen worden bekendgemaakt. De bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen moet aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan wijzigen door normen te vervangen of toe te voegen volgens welke de gegevensdrager en de unieke identificatiecodes gezien de technische of wetenschappelijke vooruitgang openbaar kunnen worden gemaakt. Hiermee moet worden gewaarborgd dat de informatie uit het productpaspoort door alle marktdeelnemers kan worden geregistreerd en overgedragen en dat de unieke identificatiecode compatibel is met externe onderdelen zoals scanapparatuur.

(29) Om onnodige vertraging bij het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp die geen betrekking hebben op het productpaspoort te voorkomen of om te garanderen dat productpaspoorten doeltreffend kunnen worden ingevoerd, moet de Commissie de mogelijkheid hebben om productgroepen vrij te stellen van de vereisten voor productpaspoorten indien er geen technische specificaties beschikbaar zijn over de essentiële vereisten voor het technisch ontwerp en de werking van het productpaspoort. Op dezelfde wijze moet de Commissie, om onnodige administratieve lasten voor marktdeelnemers te voorkomen, de mogelijkheid hebben productgroepen vrij te stellen van de vereisten voor productpaspoorten indien andere wetgeving van de Unie al een systeem omvat voor de digitale verstrekking van productinformatie waarmee actoren in de waardeketen toegang tot relevante productinformatie hebben en bevoegde nationale autoriteiten de productconformiteit gemakkelijker kunnen verifiëren. Deze vrijstellingen moeten periodiek worden herzien met inachtneming van de groeiende beschikbaarheid van technische specificaties.

(30) De unieke identificatie van producten is essentieel om de traceerbaarheid in de hele toeleveringsketen mogelijk te maken. Daarom moet het productpaspoort worden gekoppeld aan een unieke productidentificatiecode. Bovendien moet het waar nodig mogelijk zijn om de bij dat product betrokken actoren en productiefaciliteiten te traceren met het paspoort. Om de interoperabiliteit te waarborgen, moeten de unieke identificatiecodes voor marktdeelnemers en voor faciliteiten die zorgen voor traceerbaarheid in overeenstemming met internationaal erkende normen worden bekendgemaakt. De bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen moet aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan wijzigen door normen te vervangen of toe te voegen volgens welke unieke identificatiecodes voor marktdeelnemers en voor faciliteiten gezien de technische of wetenschappelijke vooruitgang openbaar kunnen worden gemaakt.

(31) De toegang tot digitale informatie over het product en de levenscyclus ervan, of in voorkomend geval het paspoort ervan, moet eenvoudig kunnen worden verkregen door het scannen van een gegevensdrager, zoals een watermerk of een Quick Response-code (QR-code). Waar mogelijk moet de gegevensdrager zich op het product zelf bevinden, zodat de informatie gedurende zijn gehele levenscyclus toegankelijk blijft. Er kunnen echter uitzonderingen worden gemaakt afhankelijk van de aard, de omvang of het gebruik van de desbetreffende producten.

(32) Om te waarborgen dat het productpaspoort flexibel en marktgestuurd is en zich net zo ontwikkelt als bedrijfsmodellen, markten en innovaties, moet het worden gebaseerd op een gedecentraliseerd datasysteem dat wordt opgezet en onderhouden door marktdeelnemers. Voor handhaving en toezicht kan het echter nodig zijn dat bevoegde nationale autoriteiten en de Commissie direct toegang hebben tot een register van alle gegevensdragers en unieke identificatiecodes die zijn gekoppeld aan producten die in de handel zijn gebracht of in gebruik zijn genomen.

(33) Om het productpaspoort doeltreffend uit te rollen, moeten het technisch ontwerp, de gegevensvereisten en de werking van het productpaspoort aan een reeks essentiële technische vereisten voldoen. Op basis van deze vereisten moet het productpaspoort in verschillende sectoren consistent worden gebruikt. Om te garanderen dat die essentiële vereisten doeltreffend worden uitgevoerd, moeten er technische specificaties worden vastgesteld in de vorm van geharmoniseerde normen waarnaar in het Publicatieblad wordt verwezen of, als alternatief, een door de Commissie vastgestelde gemeenschappelijke specificatie. Met het technisch ontwerp moet worden gewaarborgd dat de gegevens veilig en in overeenstemming met de privacyregels in het productpaspoort staan. Het digitale productpaspoort wordt in een open dialoog met internationale partners ontwikkeld, zodat in de technische specificaties rekening kan worden gehouden met hun standpunten, zij kunnen helpen om handelsbelemmeringen voor groenere producten weg te nemen en lagere kosten voor duurzame investeringen, marketing en naleving kunnen worden bewerkstelligd. De technische specificaties en de vereisten inzake traceerbaarheid in de hele waardeketen moeten om doeltreffend te worden uitgevoerd zoveel mogelijk worden ontwikkeld op basis van consensus en de betrokkenheid, steun en effectieve samenwerking van diverse actoren, waaronder normalisatie-instellingen, industriebonden, consumentenorganisaties, deskundigen, ngo’s en internationale partners, zoals ontwikkelingseconomieën.

(34) Om de handhaving van vereisten inzake ecologisch ontwerp te verbeteren, is het nodig dat bevoegde nationale autoriteiten en de Commissie direct toegang hebben tot een registratie van alle gegevensdragers en unieke identificatiecodes die zijn gekoppeld aan producten die in de handel zijn gebracht of in gebruik zijn genomen. Hiervoor moet de Commissie een productpaspoortregister opzetten en onderhouden waarin dergelijke gegevens worden opgeslagen. Wanneer dit nodig is om de handhaving verder te vergemakkelijken, moet de Commissie aangegeven welke andere informatie uit het productpaspoort eventueel in het register moet worden opgeslagen.

(35) Indien op grond van deze verordening persoonsgegevens worden verwerkt, moeten de toepasselijke voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens in acht worden genomen. De verwerking van persoonsgegevens door de bevoegde nationale autoriteiten binnen de lidstaten moet conform Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad66 verlopen. De verwerking van persoonsgegevens door de Commissie moet overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad67 verlopen.

(36) Om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, is doeltreffende handhaving met betrekking tot in eigen land geproduceerde of ingevoerde producten die in de Unie in de handel zijn gebracht essentieel. Indien de Commissie een register heeft opgezet, moeten douaneautoriteiten daar derhalve rechtstreeks toegang toe hebben via de EU-éénloketomgeving voor de douane die is ingesteld bij Verordening (EU) …/…. De douane moet ervoor zorgen dat het kenmerk van een productpaspoort wordt vermeld in de douaneaangifte en dat dit kenmerk overeenkomt met een unieke productidentificatiecode die in het register is opgeslagen. Zo kan de douane verifiëren dat er een productpaspoort bestaat voor ingevoerde producten.

(37) Indien bepaalde informatie uit het productpaspoort niet alleen is opgeslagen op gegevensdragers en unieke identificatiecodes maar ook is opgeslagen in het register, moet de Commissie waar nodig bepalen dat douaneautoriteiten controleren of deze informatie overeenkomt met de douaneaangiften, zodat producten beter voldoen aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp en met inachtneming van de noodzaak om onevenredige lasten voor de douaneautoriteiten te voorkomen.

(38) Met de informatie uit het productpaspoort kunnen douaneautoriteiten het risicobeheer verbeteren en vergemakkelijken en zorgen voor beter gerichte grenscontroles. Derhalve moeten douaneautoriteiten de in het productpaspoort en het bijbehorende register opgenomen informatie kunnen inwinnen en gebruiken voor het uitvoeren van hun taken in overeenstemming met de Uniewetgeving, onder andere voor risicobeheer overeenkomstig Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad68.

(39) Om consumenten aan te zetten tot duurzamere keuzes moeten etiketten, indien dit is bepaald in de gedelegeerde handelingen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld, informatie bevatten waarmee producten doeltreffend kunnen worden vergeleken, zoals prestatieklassen. Vooral voor consumenten kunnen fysieke etiketten een extra informatiebron zijn op de plaats van verkoop. Consumenten kunnen hier snel op kijken om onderscheid tussen producten te maken op basis van hun prestaties in verband met een of meerdere productparameters. Bovendien moet via deze etiketten waar nodig toegang tot extra informatie kunnen worden verkregen, door middel van specifieke kenmerken als webadressen, dynamische QR-codes, koppelingen naar online etiketten of andere consumentgerichte middelen. De Commissie moet de effectiefste manier om dergelijke etiketten weer te geven, ook voor onlineverkoop op afstand, vermelden in de desbetreffende gedelegeerde handeling, met inachtneming van de gevolgen voor klanten en marktdeelnemers en de kenmerken van de desbetreffende producten. De Commissie kan ook vereisen dat het etiket op de verpakking van het product wordt afgedrukt.

(40) Verordening (EU) 2017/1369 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering is samen met deze verordening van toepassing op energiegerelateerde producten. Dit betekent dat energie-etiketten het belangrijkste instrument zijn voor het verstrekken van relevante informatie voor energiegerelateerde producten aan consumenten en dat de prestatieklassen die in deze verordening zijn vastgesteld waar nodig als aanvullende informatie moeten worden opgenomen op het etiket zoals vermeld in artikel 16 van Verordening (EU) 2017/1369. Indien relevante informatie over de prestaties van een product met betrekking tot een productparameter niet als aanvullende informatie kan worden opgenomen op het energie-etiket dat op grond van Verordening (EU) 2017/1369 is vastgesteld voor het energiegerelateerde product, moet de Commissie beoordelen of er een etiket overeenkomstig deze verordening moet worden opgesteld, met inachtneming van de noodzaak om consumenten te informeren over de relevantste parameters voor het product en van de nadelen wat betreft het risico op verwarring bij het publiek en de buitensporige administratieve last voor marktdeelnemers.

(41) Consumenten moeten worden beschermd tegen misleidende informatie die hun keuzes voor duurzamere producten in de weg zouden kunnen staan. Daarom moet het worden verboden producten in de handel te brengen met een etiket dat de etiketten uit deze verordening nabootst.

(42) Om de doelstellingen uit de Europese Green Deal zo efficiënt mogelijk te behalen en de producten met de meeste impact als eerst aan te pakken, moet de Commissie de producten die op grond van deze verordening moeten worden gereguleerd en de hiervoor geldende vereisten prioriteren. Op basis van het proces dat is gevolgd voor de prioritering op grond van Richtlijn 2009/125/EG moet de Commissie een werkplan opstellen dat ten minste drie jaar bestrijkt en een lijst productgroepen bevat waarvoor zij gedelegeerde handelingen wil vaststellen, evenals de productaspecten waarvoor zij horizontaal toepasselijke gedelegeerde handelingen wil vaststellen. De Commissie moet haar prioritering baseren op een reeks criteria die voornamelijk betrekking hebben op de mogelijke bijdrage van de gedelegeerde handelingen aan de klimaat-, milieu- en energiedoelstellingen van de Unie en hun potentieel om de geselecteerde productaspecten te verbeteren zonder onevenredige kosten voor het publiek en marktdeelnemers. Gezien hun belang voor het behalen van de energiedoelstellingen van de Unie moeten de werkplannen voldoende acties in verband met energiegerelateerde producten bevatten. Lidstaten en belanghebbenden moeten bovendien worden geraadpleegd in het forum inzake ecologisch ontwerp. Vanwege de complementariteit tussen deze verordening en Verordening (EU) 2017/1369 voor energiegerelateerde producten moeten de tijdschema’s voor het werkplan op grond van deze verordening en het tijdschema van artikel 15 van Verordening (EU) 2017/1369 op elkaar worden afgestemd.

(43) In deze verordening moeten wat betreft bouwproducten uitsluitend vereisten voor eindproducten worden vastgesteld indien de verplichtingen van [de herziene bouwproductenverordening] en de uitvoering ervan waarschijnlijk niet toereikend zijn om de doelstellingen op het gebied van milieuduurzaamheid uit deze verordening te behalen. Bij het opstellen van werkplannen moet de Commissie er bovendien rekening mee houden dat [de herziene bouwproductenverordening] in navolging van de huidige praktijk voor energiegerelateerde producten die ook bouwproducten zijn voorrang moet verlenen aan duurzaamheidseisen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld. Dit zou bijvoorbeeld het geval moeten zijn voor verwarmingstoestellen, boilers, warmtepompen, toestellen voor water- en ruimteverwarming, ventilatoren, koel- en ventilatiesystemen en fotovoltaïsche producten (met uitzondering van fotovoltaïsche panelen). Indien nodig kan voor deze producten voornamelijk wat betreft veiligheidsaspecten complementair worden opgetreden uit hoofde van [de herziene bouwproductenverordening], waarbij ook rekening wordt gehouden met andere Uniewetgeving inzake producten zoals gastoestellen, laagspanning en machines.

(44) Teneinde zelfregulering te stimuleren als geldig alternatief voor een regelgevingsaanpak, moet de industrie in deze verordening, in navolging van Richtlijn 2009/125/EG, de mogelijkheid worden geboden zelfreguleringsmaatregelen in te dienen. De Commissie moet de door de industrie voorgestelde zelfreguleringsmaatregelen, samen met de door de ondertekenaars verstrekte informatie en bewijsmaterialen, onder meer beoordelen in het licht van de internationale handelsverplichtingen van de Unie en de noodzaak om coherentie met het Unierecht te waarborgen. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor het vaststellen en actualiseren van een handeling met daarin de zelfreguleringsmaatregelen die als geldige alternatieven voor een gedelegeerde handeling tot vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp worden beschouwd. Het is ook passend dat de Commissie, bijvoorbeeld met het oog op relevante technologische of marktontwikkelingen binnen de betrokken productgroep, om een herziene versie van de zelfreguleringsmaatregelen kan verzoeken wanneer zij dit nodig acht. Zodra een zelfreguleringsmaatregel is opgenomen in een uitvoeringshandeling, hebben marktdeelnemers een gewettigd vertrouwen dat de Commissie geen gedelegeerde handeling tot vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor deze specifieke productgroep zal vaststellen. Het is echter niet uitgesloten dat de Commissie voor de productaspecten die in die zelfreguleringsmaatregel niet aan de orde komen horizontale vereisten inzake ecologisch ontwerp vaststelt die ook gelden voor producten die onder een erkende zelfreguleringsmaatregel vallen. Indien de Commissie van mening is dat een zelfreguleringsmaatregel niet langer aan de criteria uit deze verordening voldoet, verwijdert zij deze uit de uitvoeringshandeling die de erkende zelfreguleringsmaatregelen bevat. Dientengevolge kunnen er vervolgens in overeenstemming met deze verordening vereisten inzake ecologisch ontwerp worden vastgesteld voor de productgroepen die eerder aan bod kwamen in de zelfreguleringsmaatregel.

(45) Micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) zouden enorm kunnen profiteren van een stijgende vraag naar duurzame producten, maar zouden ook te maken kunnen krijgen met kosten en problemen met bepaalde vereisten. De lidstaten en de Commissie moeten binnen het gebied waarvoor zij verantwoordelijk zijn relevante informatie verstrekken, zorgen voor gerichte en gespecialiseerde opleiding en, onder andere op financieel gebied, specifieke hulp en ondersteuning bieden aan micro-, kleine en middelgrote ondernemingen die producten maken waarvoor vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn vastgesteld. Die verrichtingen hebben bijvoorbeeld betrekking op de berekening van de milieuvoetafdruk van producten en de technische uitvoering van het productpaspoort. De lidstaten moeten hun verrichtingen uitvoeren in overeenstemming met de geldende staatssteunregels.

(46) De vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen, zoals textiel en schoeisel, door marktdeelnemers is een wijdverspreid milieuprobleem in de hele Unie aan het worden, voornamelijk door toedoen van de snelle groei van de onlineverkoop. Dit brengt het verlies van waardevolle economische hulpbronnen met zich mee, daar de goederen worden geproduceerd en vervoerd en vervolgens worden vernietigd zonder voor het beoogde doel te zijn gebruikt. Het is derhalve voor de milieubescherming noodzakelijk dat in deze verordening een kader wordt vastgesteld om de vernietiging van niet-verkochte producten die overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad69 hoofdzakelijk zijn bestemd voor consumenten te voorkomen, met inbegrip van producten die door een consument zijn teruggezonden op grond van zijn herroepingsrecht overeenkomstig Richtlijn (EU) 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad70. Met dit kader wordt het milieueffect van die producten verkleind, doordat minder afvalstoffen worden geproduceerd en overproductie wordt ontmoedigd. Gezien het feit dat verschillende lidstaten nationale wetgeving over de vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen hebben ingevoerd, waardoor de marktverstoringen zijn opgetreden, zijn hierover bovendien geharmoniseerde regels nodig, zodat dezelfde regels en stimuleringsmaatregelen gelden voor distributeurs, detailhandelaren en andere marktdeelnemers in alle lidstaten.

(47) Om de vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen te ontmoedigen en meer gegevens over deze praktijk te genereren, moet in deze verordening een transparantieverplichting worden ingevoerd voor marktdeelnemers die consumptiegoederen in de Unie bezitten, op basis waarvan zij informatie over het aantal niet-verkochte consumptiegoederen dat per jaar wordt verwijderd openbaar moeten maken. De marktdeelnemer moet het producttype of de productcategorie, de redenen voor verwijdering van de goederen en de levering ervan voor latere afvalverwerkingsverrichtingen vermelden. Hoewel marktdeelnemers zelf mogen bepalen hoe zij die informatie openbaar maken op een wijze die bij hun onderneming past, wordt het als beste praktijk beschouwd om de gevraagde informatie indien passend op te nemen in een publiekelijk beschikbare niet-financiële verklaring die is opgesteld in overeenstemming met artikel 19 bis van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad71.

(48) Indien de vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen wijdverspreid is, moet om dit te voorkomen de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan aanvullen door de vernietiging van dergelijke producten te verbieden. Gezien het brede gamma aan producten dat mogelijk vernietigd kan worden zonder ooit te worden verkocht of gebruikt, is het noodzakelijk om deze bevoegdheid in deze verordening vast te stellen. Het verbod dat in de gedelegeerde handelingen is vastgesteld, moet echter gelden voor specifieke productgroepen die worden bepaald op basis van een beoordeling van de Commissie over de mate waarin de vernietiging van dergelijke producten in de praktijk plaatsvindt, met inachtneming van de informatie die marktdeelnemers eventueel openbaar hebben gemaakt. Om te waarborgen dat deze verplichting evenredig is, moet de Commissie specifieke vrijstellingen overwegen voor gevallen waarin het vernietigen van niet-verkochte consumptiegoederen toegestaan kan zijn, bijvoorbeeld met het oog op de volksgezondheid en de veiligheid. Voor het monitoren van de doeltreffendheid van dit verbod en het ontmoedigen van omzeiling, moeten marktdeelnemers openbaar maken hoeveel niet-verkochte consumptiegoederen zij op grond van geldende vrijstellingen vernietigen en wat de redenen hiervoor zijn. Om onnodige administratieve lasten voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen te voorkomen, moeten zij worden vrijgesteld van de verplichting om hun verwijderde niet-verkochte producten openbaar te maken en van het verbod om in gedelegeerde handelingen vastgestelde specifieke productgroepen te verwijderen. Als er echter redelijk bewijs is dat micro-, kleine en middelgrote ondernemingen worden gebruikt om deze verplichtingen te omzeilen, moet de Commissie in die gedelegeerde handelingen voor bepaalde productgroepen kunnen vereisten dat deze verplichtingen ook voor deze ondernemingen gelden.

(49) Marktdeelnemers moeten verantwoordelijk zijn voor de overeenstemming van producten met de vereisten inzake ecologisch ontwerp in het kader van deze verordening in verband met hun respectieve rol in het toeleveringsketen, teneinde het vrije verkeer van die producten op de interne markt te waarborgen en deze duurzamer te maken. Marktdeelnemers die een rol vervullen in de toeleverings- en distributieketen moeten passende maatregelen treffen om te waarborgen dat zij uitsluitend producten in de handel brengen die overeenstemmen met deze verordening en de uit hoofde daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen.

(50) De fabrikant, die op de hoogte is van de details van het ontwerp- en productieproces, is het best in staat om de conformiteitsbeoordelingsprocedure uit te voeren. De verplichting voor de conformiteitsbeoordeling moet daarom uitsluitend op de fabrikant blijven rusten.

(51) Om de werking van de interne markt te waarborgen, moet worden gegarandeerd dat producten uit derde landen die de Uniemarkt binnenkomen aan deze verordening en de uit hoofde daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen voldoen, ongeacht of deze worden ingevoerd als producten, onderdelen of tussenproducten. Er moet in het bijzonder worden verzekerd dat fabrikanten de juiste conformiteitsbeoordelingsprocedures hebben uitgevoerd voor deze producten. Derhalve moet worden bepaald dat importeurs ervoor moeten zorgen dat de producten die zij in de handel brengen aan die vereisten voldoen en dat de CE-markering en de door de fabrikanten opgestelde documenten ter inspectie beschikbaar zijn voor de bevoegde nationale autoriteiten. Verder moet worden bepaald dat importeurs er indien nodig voor moeten zorgen dat er een productpaspoort beschikbaar is voor die producten.

(52) Wanneer importeurs een product in de handel brengen, moeten zij hierop hun naam, geregistreerde handelsnaam of het geregistreerde handelsmerk en hun postadres vermelden, alsook in voorkomend geval een manier waarop op elektronische wijze contact met de importeur kan worden opgenomen. Er moet worden voorzien in uitzonderingen hierop wanneer dit door de omvang van het product niet mogelijk is. Een dergelijk geval is bijvoorbeeld wanneer de importeur de verpakking zou moeten openen om de naam en het adres op het product te vermelden of indien het product te klein is om deze informatie aan te brengen.

(53) Aangezien de distributeur een product op de markt aanbiedt nadat de fabrikant of importeur het in de handel heeft gebracht, moet hij de nodige zorgvuldigheid betrachten in verband met de geldende vereisten inzake ecologisch ontwerp. De distributeur moet er eveneens voor zorgen dat de wijze waarop hij met het product omgaat geen negatieve invloed heeft op de conformiteit ervan met de vereisten uit deze verordening of de op grond hiervan vastgestelde gedelegeerde handelingen.

(54) Omdat distributeurs en importeurs dicht bij de markt staan en belangrijk zijn voor het waarborgen van de productconformiteit, moeten zij worden betrokken bij de markttoezichttaken van de bevoegde nationale autoriteiten en moeten zij bereid zijn actief medewerking te verlenen door die autoriteiten alle nodige informatie over het desbetreffende product te verstrekken.

(55) Aangezien de handelaar een product voor verkoop, huur of huurkoop aanbiedt aan of uitstalt voor klanten of installateurs, moet hij garanderen dat zijn klanten effectieve toegang hebben tot de op grond van deze verordening vereiste informatie, ook in geval van onlineverkoop op afstand. In deze verordening moeten handelaars worden verplicht te waarborgen dat het productpaspoort toegankelijk is voor hun klanten en dat de etiketten duidelijk zijn getoond, in overeenstemming met de geldende vereisten. De handelaar moet elke keer dat het product te huur wordt aangeboden aan deze verplichting voldoen.

(56) Om de keuze voor duurzamere producten te vergemakkelijken, moeten vereiste etiketten duidelijk zichtbaar en herkenbaar worden getoond. Deze moeten herkenbaar zijn als het etiket dat bij het desbetreffende product hoort, zonder dat de klant de merknaam en het modelnummer op het etiket hoeft te lezen. Etiketten moeten de aandacht trekken van klanten die de getoonde producten uitzoeken. Om te waarborgen dat het etiket toegankelijk is voor klanten die een aankoop overwegen, moeten zowel de handelaar als de verantwoordelijke marktdeelnemer het etiket tonen als zij reclame voor het product maken, ook in geval van (online)verkoop op afstand.

(57) Elke importeur of distributeur die een product dat onder een uit hoofde van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handeling valt onder zijn eigen naam of handelsmerk in de handel brengt of een dergelijk product zodanig wijzigt dat de overeenstemming met deze verordening of met de relevante gedelegeerde handeling in het gedrang kan komen, moet als fabrikant worden beschouwd en moet de verplichtingen van de fabrikant overnemen.

(58) Elektronische marktplaatsen zijn cruciaal voor de toeleveringsketen, daar zij marktdeelnemers in staat stellen veel klanten te bereiken. Gezien hun belangrijke rol bij het bemiddelen in de verkoop van producten tussen marktdeelnemers en klanten, zouden elektronische marktplaatsen verantwoordelijkheid moeten nemen voor het aanpakken van de verkoop van producten die niet aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp voldoen en zouden zij moeten samenwerken met de markttoezichtautoriteiten. In Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad72 zijn het algemene kader voor elektronische handel en bepaalde verplichtingen voor onlineplatformen vastgesteld. In Verordening […/…] betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG73 worden de verantwoordelijkheid en de verantwoordingsplicht van online-aanbieders van tussenhandelsdiensten met betrekking tot illegale inhoud gereguleerd, met inbegrip van producten die niet aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp voldoen. Voortbouwend op dit algemene kader moeten er specifieke vereisten voor het aanpakken van de onlineverkoop van non-conforme producten worden ingevoerd.

(59) Het is essentieel dat elektronische marktplaatsen nauw samenwerken met de markttoezichtautoriteiten. Artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad74 bevat de verplichting voor aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij om samen te werken met markttoezichtautoriteiten in verband met producten die onder die verordening vallen, met inbegrip van producten waarvoor vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn vastgesteld. Om de samenwerking verder te verbeteren en zo illegale inhoud in verband met non-conforme producten aan te pakken, moet deze verordening concrete verplichtingen bevatten om deze samenwerking in de praktijk te brengen met betrekking tot elektronische marktplaatsen. Markttoezichtautoriteiten verbeteren bijvoorbeeld voortdurend de technologische hulpmiddelen die zij voor onlinemarkttoezicht gebruiken om non-conforme producten die online worden verkocht te identificeren. Om deze hulpmiddelen te kunnen gebruiken, moeten elektronische marktplaatsen toegang verlenen tot hun interfaces. Bovendien kan het voor markttoezichtautoriteiten nodig zijn om gegevens van de elektronische marktplaatsen te scrapen.

(60) Op grond van artikel 14, lid 4, Verordening (EU) 2019/1020 hebben markttoezichtautoriteiten de bevoegdheid om, wanneer er geen andere doeltreffende middelen voorhanden zijn om een ernstig risico weg te nemen, de verwijdering van inhoud in verband met non-conforme producten van een online-interface te gelasten of de expliciete vermelding te vereisen van een waarschuwing voor eindgebruikers wanneer zij zich toegang verschaffen tot een online-interface. De bevoegdheden die in artikel 14, lid 4, van Verordening (EU) 2019/1020 aan markttoezichtautoriteiten zijn toevertrouwd, zijn ook van toepassing op deze verordening. Voor doeltreffend markttoezicht in het kader van deze verordening en om te voorkomen dat er non-conforme producten aanwezig zijn op de markt van de Unie, moet deze bevoegdheid echter in alle noodzakelijke en evenredige gevallen gelden, ook voor producten die een minder ernstig risico inhouden. Deze bevoegdheid moet worden uitgeoefend in overeenstemming met [artikel 8] van de [wet inzake digitale diensten].

(61) Indien de traceerbaarheid van een product in de gehele toeleveringsketen wordt gewaarborgd, vergemakkelijkt dit de taak van de markttoezichtautoriteiten om marktdeelnemers te traceren die non-conforme producten in de handel hebben gebracht of op de markt hebben aangeboden. Marktdeelnemers moeten daarom worden verplicht de informatie over hun transacties gedurende een bepaalde periode te bewaren.

(62) Om de controle van de conformiteit van in de handel gebrachte producten te versnellen en te vergemakkelijken, moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan aanvullen door verantwoordelijke marktdeelnemers te verplichten waar nodig specifieke delen van de technische documentatie digitaal beschikbaar stellen aan zowel de bevoegde autoriteiten als aan de Commissie. Dit zou bevoegde nationale autoriteiten in staat moeten stellen om zonder verzoek toegang tot deze informatie te verkrijgen, terwijl zij de bescherming van handelsgeheimen blijven garanderen. Enkele mogelijke manieren om deze informatie digitaal beschikbaar te stellen, zijn in principe een productpaspoort of de opname in het conformiteitsgedeelte van de productendatabank waarnaar wordt verwezen in Verordening (EU) 2017/1369 of op een website van de marktdeelnemer. Een dergelijke verplichting niet afdoen aan het recht van de bevoegde nationale autoriteiten om op verzoek toegang te krijgen tot andere delen van de technische documentatie.

(63) Om de marktpenetratie van relevante producten beter te kunnen inschatten, om betere informatie te verlenen aan onderzoeken die worden gebruikt voor het opstellen of actualiseren van vereisten inzake ecologisch ontwerp en werkplannen, en om het marktaandeel van specifieke productgroepen vast te stellen en zo de formulering of herziening van vereisten inzake ecologisch ontwerp te versnellen, moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan aanvullen door de verzameling van adequate en betrouwbare gegevens over de verkoop van producten verplicht te stellen en toe te staan dat dergelijke gegevens door of namens de Commissie rechtstreeks worden verzameld van fabrikanten of detailhandelaren. Bij het vaststellen van regels inzake monitoring en verslaglegging, moet de Commissie rekening houden met de noodzaak om de beschikbare gegevens over marktpenetratie te maximaliseren en om de administratieve lasten voor marktdeelnemers tot een minimum te beperken.

(64) Voor het verbeteren van de toekomstige vereisten inzake ecologisch ontwerp en het vertrouwen van eindgebruikers bij het vaststellen en corrigeren van de energie in de gebruiksfase en andere prestatieparameters onder testomstandigheden en tijdens de echte werking, moet de Commissie toegang hebben tot het daadwerkelijke energieverbruik van producten in gebruik en indien van toepassing tot andere prestatieparameters. Daarvoor moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan aanvullen door voor individuele producten en wegvoertuigen te verplichten om hun energieverbruik tijdens het gebruik en andere relevante prestatieparameter te bepalen en deze aan de eindgebruiker te tonen. Voor met het internet verbonden producten moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan aanvullen door marktdeelnemers te verplichten dergelijke gegevens tijdens de gebruiksfase op afstand te verzamelen en hierover verslag aan de Commissie uit te brengen, daar dit essentieel is om te bepalen hoe de producten presteren en het publiek te informeren. Voor producten waarvan de prestaties tijdens de gebruiksfase ook aanzienlijk afhankelijk zijn van klimatologische of geografische omstandigheden, moet bovendien klimatologische of geografische informatie worden verzameld, geanonimiseerd en gemeld.

(65) Voor het waarborgen van de doeltreffende en geharmoniseerde toepassing van vereisten inzake ecologisch ontwerp die op grond van deze verordening zijn vastgesteld, onder meer over aspecten zoals energieverbruik of -efficiëntie, duurzaamheid en betrouwbaarheid, en gerecyclede inhoud, moet de naleving van die vereisten worden gemeten met gebruik van betrouwbare, accurate en reproduceerbare methoden waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende, geavanceerde methoden. Gedelegeerde handelingen tot vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor producten moeten in principe de specificaties voor tests, metingen of berekeningen bevatten die nodig zijn om de naleving vast te stellen of te controleren. Bovendien moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan aanvullen door het gebruik van online-instrumenten waarbij toepasselijke berekeningsvoorschriften in aanmerking zijn genomen verplicht te stellen om de geharmoniseerde toepassing ervan te waarborgen.

(66) Om te garanderen dat de vereisten inzake ecologisch ontwerp hun beoogde effect hebben, moeten in deze verordening alomvattende en overkoepelende bepalingen uiteengezet worden die van toepassing zijn op alle producten die onder vereisten inzake ecologisch ontwerp vallen, waarbij het omzeilen van dergelijke vereisten wordt verboden. Derhalve moet elke praktijk die leidt tot een ongerechtvaardigde verandering van de prestatie van het product tijdens conformiteitsproeven of kort nadat het product in gebruik is genomen, wat resulteert in een verklaarde prestatie die niet overeenkomt met de daadwerkelijke prestatie van het product in de gebruiksfase, worden verboden.

(67) Indien van toepassing kan in gedelegeerde handelingen tot vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor producten worden verwezen naar het gebruik van normen om de naleving vast te stellen of te controleren. Om te waarborgen dat er geen belemmeringen voor de handel op de interne markt zijn, moeten dergelijke normen op Unieniveau worden geharmoniseerd. Zodra een verwijzing naar een dergelijke norm is vastgesteld in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad75 en is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, moeten producten die in overeenstemming zijn met dergelijke normen, waarvoor op grond van deze verordening vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn vastgesteld, worden geacht overeen te stemmen met die vereisten voor zover deze onder de desbetreffende geharmoniseerde normen vallen. Op dezelfde wijze moeten test-, meet- en berekeningsmethoden die in overeenstemming zijn met geharmoniseerde normen, worden geacht in overeenstemming te zijn met de test-, meet- en berekeningsvoorschriften die zijn vastgesteld in de relevante gedelegeerde handelingen met vereisten inzake ecologisch ontwerp, voor zover die onder de desbetreffende geharmoniseerde normen vallen.

(68) Indien er geen geharmoniseerde normen zijn, moeten gemeenschappelijke specificaties als terugvaloplossing worden gebruikt om de fabrikant te helpen voldoen aan zijn verplichting de vereisten inzake ecologisch ontwerp na te leven, bijvoorbeeld als het normalisatieproces stilligt omdat belanghebbenden niet tot een consensus komen of er onnodige vertragingen optreden bij het opstellen van de geharmoniseerde norm. Dergelijke vertragingen kunnen bijvoorbeeld optreden als de vereiste kwaliteit niet wordt gerealiseerd. Bovendien moet deze oplossing kunnen worden ingezet indien de Commissie de referenties van de betrokken geharmoniseerde normen heeft beperkt of ingetrokken in overeenstemming met artikel 11, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1025/2012. Indien de gemeenschappelijke specificaties worden nageleefd, geldt er eveneens een vermoeden van conformiteit.

(69) Om marktdeelnemers in staat te stellen aan te tonen dat op de markt aangeboden producten voldoen aan de op grond van deze verordening vastgestelde vereisten inzake ecologisch ontwerp en de bevoegde autoriteiten in staat te stellen dit te controleren, moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan aanvullen door conformiteitsbeoordelingsprocedures vast te stellen die passen bij en evenredig zijn met de aard van het desbetreffende product en de gereguleerde productparameters. Om coherentie met andere Uniewetgeving te waarborgen, moeten de conformiteitsbeoordelingsprocedures worden gekozen uit de module voor interne productiecontrole uit deze verordening en de modules uit Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad76, uiteenlopend van de minst tot de meest stringente procedure. Om er verder voor te zorgen dat de toepasselijke module past bij en evenredig is met de aard van het desbetreffende product en de gereguleerde productparameters, moet de Commissie de gekozen module indien nodig aanpassen aan die aard.

(70) Fabrikanten moeten een EU-conformiteitsverklaring opstellen om informatie over de overeenstemming van producten met deze verordening te verschaffen. Fabrikanten kunnen ook op grond van andere Uniewetgeving verplicht zijn een EU-conformiteitsverklaring op te stellen. Om effectieve toegang tot informatie voor markttoezichtdoeleinden te waarborgen, moet voor alle Uniehandelingen één enkele EU-conformiteitsverklaring worden opgesteld. Ter vermindering van de administratieve lasten voor marktdeelnemers zou die EU-conformiteitsverklaring moeten kunnen bestaan uit een dossier van relevante afzonderlijke conformiteitsverklaringen.

(71) Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad77 bevat regels voor de accreditatie van conformiteitsbeoordelingsinstanties, een kader voor het markttoezicht op producten en voor de controle van producten uit derde landen, en algemene beginselen van de CE-markering. Die verordening moet van toepassing zijn op de producten waarop deze verordening betrekking heeft, opdat producten die onder het vrije verkeer van goederen binnen de Unie vallen, voldoen aan vereisten die een hoog niveau van bescherming waarborgen van maatschappelijke belangen zoals volksgezondheid, veiligheid en het milieu. Indien er voor een product vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn vastgesteld, moet de CE-markering aangegeven dat het desbetreffende product conform deze verordening en de op grond daarvan vastgestelde vereisten inzake ecologisch ontwerp is, voor zover deze betrekking hebben op het product. In Verordening (EG) nr. 765/2008 zijn algemene beginselen voor het gebruik van de CE-markering en de relatie daarvan tot andere markeringen vastgesteld. Gezien het feit dat op basis van deze verordening vereisten inzake ecologisch ontwerp worden vastgesteld voor een breed gamma aan producten, moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan aanvullen door alternatieve of specifiekere regels over de conformiteitsverklaring of conformiteitsmarkering in verband met vereisten inzake ecologisch ontwerp uiteen te zetten en zo coherentie met vereisten uit Uniewetgeving die van toepassing is op de desbetreffende producten te waarborgen, verwarring met andere markeringen of verklaringen te voorkomen en de administratieve last voor marktdeelnemers tot een minimum te beperken.

(72) In sommige conformiteitsbeoordelingsmodules uit Besluit nr. 768/2008/EG spelen conformiteitsbeoordelingsinstanties een rol. De lidstaten moeten deze instanties aanmelden bij de Commissie om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening.

(73) Om bij de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling een samenhangend kwaliteitsniveau te kunnen waarborgen, moeten vereisten worden vastgesteld voor de aanmeldende autoriteiten die betrokken zijn bij de beoordeling en aanmelding van en bij het toezicht op aangemelde instanties. Er moet in het bijzonder worden verzekerd dat de aanmeldende autoriteit objectief en onpartijdig is ten aanzien van haar activiteiten. Bovendien moeten aanmeldende autoriteiten verplicht zijn de informatie die zij verkrijgen vertrouwelijk te behandelen, en toch in staat zijn om informatie over aangemelde instanties uit te wisselen met nationale autoriteiten, de aanmeldende autoriteiten van andere lidstaten en de Commissie om te zorgen voor consistentie in de conformiteitsbeoordeling. Om de bekwaamheid en onafhankelijkheid van aanvragende instanties effectief vast te stellen en te monitoren, moeten aanmeldende autoriteiten alleen de precieze juridische entiteit die om aanmelding verzoekt als basis nemen en de kwalificaties van moeder- of zusterondernemingen buiten beschouwing laten. Om dezelfde reden moeten zij aanvragende instanties ten aanzien van alle relevante vereisten en conformiteitsbeoordelingstaken beoordelen, op basis van geharmoniseerde normen voor de vereisten en taken die onder die normen vallen.

(74) Gezien hun centrale rol bij het waarborgen van de betrouwbaarheid van conformiteitsbeoordelingen in verband met vereisten inzake ecologisch ontwerp, is het essentieel dat aanmeldende autoriteiten over voldoende bekwame personeelsleden en toereikende financiering beschikken om hun taken naar behoren uit te voeren. Indien tijdens de uitvoering van deze verordening blijkt dat aanmeldende autoriteiten aangemelde instanties niet doeltreffend controleren en monitoren vanwege een gebrek aan bekwaam personeel, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor het vastleggen van een minimumaantal voltijdequivalenten waarover aanmeldende autoriteiten moeten beschikken, indien nodig gekoppeld aan specifieke conformiteitsbeoordelingstaken.

(75) Het is van belang dat alle aangemelde instanties hun werk op hetzelfde niveau en onder voorwaarde van gelijkwaardige mededinging en autonomie uitoefenen. Daarom moeten er vereisten worden vastgesteld voor conformiteitsbeoordelingsinstanties die de status van aangemelde instantie willen verkrijgen om conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit te voeren. Die vereisten moeten van toepassing blijven om de bekwaamheid van de aangemelde instantie te behouden. Om haar autonomie te behouden, zijn de aangemelde instantie en het personeel dat zij in dienst heeft verplicht onafhankelijk te blijven van marktdeelnemers in de waardeketen van de producten waarvoor zij is aangemeld en van andere ondernemingen, met inbegrip van ondernemersorganisaties en moeder- en dochterondernemingen.

(76) Indien een conformiteitsbeoordelingsinstantie aantoont dat zij voldoet aan de in geharmoniseerde normen vastgelegde criteria, moet zij worden geacht te voldoen aan de overeenkomstige vereisten van deze verordening.

(77) Conformiteitsbeoordelingsinstanties besteden veelal een deel van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit of maken gebruik van een dochteronderneming. Om te waarborgen dat producten die in de Unie in de handel worden gebracht, voldoen aan vereisten inzake ecologisch ontwerp, moeten onderaannemers en dochterondernemingen bij de uitvoering van conformiteitsbeoordelingstaken op grond van deze verordening aan dezelfde vereisten voldoen als aangemelde instanties.

(78) Om aanmeldende autoriteiten in staat te stellen de bekwaamheid en onafhankelijkheid van aanvragende instanties effectief vast te stellen en te monitoren, moeten die instanties autonoom zijn en blijven. Daarom moeten bepaalde activiteiten en besluitvormingsprocessen, zowel met betrekking tot de conformiteitsbeoordeling van producten als andere interne activiteiten van de aangemelde instantie, uitsluitend door de aangemelde instantie zelf worden uitgevoerd.

(79) Om het proces van het vaststellen en monitoren van de bekwaamheid en onafhankelijkheid van aanvragende instanties te vergemakkelijken, moeten aanvragende instanties een kwalificatiematrix opstellen en deze regelmatig bijwerken. In deze matrix worden het personeel en hun kwalificaties gekoppeld aan specifieke conformiteitsbeoordelingstaken, waardoor de aanmeldende autoriteit de toereikendheid van het personeel en de aanhoudende autonomie van de aangemelde instantie doeltreffender kan beoordelen.

(80) Omdat de diensten van aangemelde instanties in een lidstaat betrekking kunnen hebben op producten die op de gehele markt van de Unie worden aangeboden, moeten de andere lidstaten en de Commissie in staat worden gesteld bezwaar te maken tegen een aangemelde instantie. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om corrigerende maatregelen te nemen indien een aangemelde instantie niet of niet meer aan de vereisten van deze verordening voldoet.

(81) Voor het vergemakkelijken en versnellen van de conformiteitsbeoordelingsprocedure en om de gelijke behandeling van marktdeelnemers te waarborgen, is het cruciaal dat de aangemelde instanties de conformiteitsbeoordelingsprocedures consistent toepassen zonder onnodige lasten voor marktdeelnemers te creëren.

(82) Voordat het definitieve besluit over het verstrekken van een conformiteitsverklaring voor een product wordt genomen, moet de marktdeelnemer die dat product in de handel wil brengen slechts eenmalig de kans krijgen de relevante documentatie aan te vullen. Deze beperking is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat aangemelde instanties fabrikanten niet kunnen helpen bij het doorvoeren van veranderingen tot conformiteit is bereikt, omdat dit zou betekenen dat de geleverde dienst op een adviesdienst lijkt en in de praktijk het openbare belang van de taken van aangemelde instanties zou kunnen vervagen. Waar nodig moeten aangemelde instanties in staat zijn certificaten of goedkeuringsbesluiten te beperken, op te schorten of in te trekken.

(83) Om gevallen van non-conformiteit van aangemelde instanties, fabrikanten of producten eenvoudiger vast te stellen en op te lossen, moeten aangemelde instanties relevante informatie waarover zij beschikken proactief doorsturen naar aanmeldende autoriteiten of markttoezichtautoriteiten.

(84) Het is essentieel dat aangemelde instanties en markttoezichtautoriteiten, waaronder die van andere lidstaten, informatie efficiënt uitwisselen. Daarom moeten aanmeldende autoriteiten en aangemelde instanties ervoor zorgen dat er wordt gereageerd op verzoeken om informatie van markttoezichtautoriteiten.

(85) De Commissie moet passende coördinatie en samenwerking tussen aangemelde instanties mogelijk maken. Voor de geharmoniseerde toepassing van vereisten inzake ecologisch ontwerp, moeten aangemelde instanties mogelijke verschillen bespreken en coördineren. Zij hanteren daarbij documenten die zijn geproduceerd door de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde groep voor administratieve samenwerking van markttoezichtautoriteiten als algemene richtsnoeren.

(86) Om consumenten te stimuleren duurzamere keuzes te maken, voornamelijk wanneer duurzamere producten niet betaalbaar genoeg zijn, moet worden voorzien in regelingen zoals ecozegels en milieubelastingen. Indien lidstaten ervoor kiezen gebruik te maken van stimulansen voor het belonen van producten met de beste prestaties waarvoor in de gedelegeerde handelingen op grond van deze verordening prestatieklassen zijn vastgesteld, moeten zij dit doen door die stimulansen te richten op de hoogste twee prestatieklassen, tenzij in de desbetreffende gedelegeerde handeling anders is bepaald. Lidstaten mogen echter niet verbieden een product in de handel te brengen op basis van zijn prestatieklasse. Om dezelfde reden moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij deze verordening kan aanvullen door verder te specificeren op welke productparameters of daaraan gerelateerde prestatieniveaus de stimulansen van lidstaten betrekking hebben indien er in de toepasselijke gedelegeerde handeling geen prestatieklasse is bepaald of indien er prestatieklassen in verband met meerdere productparameters zijn vastgesteld. De invoering van stimulansen van lidstaten mag geen afbreuk doen aan de toepassing van de staatssteunregels van de Unie.

(87) Overheidsopdrachten zijn goed voor 14 % van het bbp van de Unie. Om bij te dragen aan de doelstelling voor het verwezenlijken van klimaatneutraliteit, het verbeteren van de energie- en hulpbronnenefficiëntie en de overgang naar een circulaire economie die de volksgezondheid en biodiversiteit beschermt, moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij waar nodig aanbestedende diensten en entiteiten zoals gedefinieerd in Richtlijn 2014/24/EU78 en Richtlijn 2014/25/EU79 van het Europees Parlement en de Raad kan verplichten hun aanbesteding af te stemmen op specifieke criteria voor groene overheidsopdrachten of doelstellingen, die moeten worden vastgelegd in de gedelegeerde handelingen die op grond van deze verordening worden vastgesteld. De criteria of doelstellingen die in gedelegeerde handelingen voor specifieke productgroepen zijn vastgesteld, moeten niet alleen worden nageleefd indien deze producten rechtstreeks worden aangeschaft in overheidsopdrachten voor leveringen, maar ook in overheidsopdrachten voor werken en diensten indien deze producten worden gebruikt voor activiteiten die het onderwerp van die contracten vormen. In tegenstelling tot met een vrijwillige benadering, wordt er met verplichte criteria of doelstellingen gezorgd voor een optimaal hefboomeffect van overheidsuitgaven om de vraag naar beter presterende producten te stimuleren. De criteria moeten transparant, objectief en niet-discriminerend zijn.

(88) De doeltreffende handhaving van vereisten inzake ecologisch ontwerp is essentieel om gelijkwaardige mededinging op de Uniemarkt te garanderen en om ervoor te zorgen dat de verwachte voordelen en bijdrage aan het behalen van de klimaat-, energie- en circulariteitsdoelstellingen van de Unie worden verwezenlijkt. Daarom moet Verordening (EU) 2019/1020, waarin een horizontaal kader is vastgesteld voor markttoezicht en controle van producten die de markt van de Unie binnenkomen, van toepassing zijn op producten waarvoor uit hoofde van deze verordening vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn vastgesteld, voor zover deze verordening geen specifieke bepalingen met hetzelfde doel, dezelfde aard of hetzelfde effect bevat. Om de problematische mate van non-conformiteit van producten die onder op grond van Richtlijn 2009/125/EG vastgestelde uitvoeringsmaatregelen vallen te verlagen, beter te voorkomen dat toekomstige vereisten inzake ecologisch ontwerp niet worden nageleefd, en rekening te houden met de bredere reikwijdte en de verhoogde ambitie van deze verordening in vergelijking met Richtlijn 2009/125/EG, moet deze verordening bovendien specifieke aanvullende regels bevatten ter aanvulling van het kader dat is gecreëerd in Verordening (EU) 2019/1020. Deze specifieke aanvullende regels moeten gericht zijn op de verdere planning, coördinatie en ondersteuning van de inspanningen van lidstaten en moeten de Commissie aanvullende instrumenten bieden om te waarborgen dat markttoezichtautoriteiten voldoende actie ondernemen om te voorkomen dat vereisten inzake ecologisch ontwerp niet worden nageleefd.

(89) Naast markttoezichtautoriteiten spelen ook douaneautoriteiten een belangrijke rol bij de handhaving van deze verordening met betrekking tot ingevoerde goederen en hiervoor kunnen zij zich baseren op Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad80.

(90) Om te waarborgen dat er op passende schaal controles in verband met vereisten inzake ecologisch ontwerp worden uitgevoerd, stellen de lidstaten een specifiek actieplan op met de producten of vereisten die in deze verordening als prioriteiten voor markttoezicht zijn geïdentificeerd en de geplande activiteiten om de non-conformiteit van relevante producten of met relevante vereisten inzake ecologisch ontwerp te beperken. Dit actieplan moet indien van toepassing deel uitmaken van de nationale strategieën voor markttoezicht van de lidstaten die zijn vastgesteld op grond van artikel 13 van Verordening (EU) 2019/1020.

(91) Prioriteiten voor markttoezicht op grond van deze verordening moeten worden geïdentificeerd op basis van objectieve criteria, zoals de waargenomen mate van niet-naleving of de milieueffecten van niet-naleving. De geplande activiteiten voor het aanpakken van die prioriteiten moeten op hun beurt evenredig zijn met de feiten die de aanleiding voor de prioritering vormen. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om te bepalen welke producten en vereisten lidstaten als prioriteiten voor markttoezicht moeten beschouwen in hun actieplannen voor het identificeren van prioriteiten voor markttoezicht op grond van deze verordening en de geplande activiteiten voor het beperken van de niet-naleving.

(92) Indien er ondanks de verbeterde planning, coördinatie en ondersteuning uit deze verordening een problematische mate van niet-naleving van de vereisten inzake ecologisch ontwerp wordt waargenomen, moet de Commissie kunnen optreden om te waarborgen dat markttoezichtautoriteiten op passende schaal controles uitvoeren. Om de doeltreffende handhaving van vereisten inzake ecologisch ontwerp zeker te stellen, moet derhalve de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen aan de Commissie worden verleend, zodat zij voor specifieke producten of vereisten een minimumaantal uit te voeren controles kan vastleggen. Deze bevoegdheid vormt een aanvulling op de bevoegdheidsdelegatie van artikel 11, lid 4, van Verordening (EU) 2019/1020.

(93) De Commissie moet op basis van gegevens uit het informatie- en communicatiesysteem voor markttoezicht een verslag opstellen met informatie over de aard van en het aantal controles dat gedurende de twee voorgaande kalenderjaren is uitgevoerd, over de geconstateerde mate van niet-naleving en over de aard en zwaarte van de boetes die voor deze kalenderjaren zijn opgelegd met betrekking tot vereisten inzake ecologisch ontwerp. In de verslagen moeten de activiteiten van de lidstaten worden vergeleken met de geplande activiteiten en indicatieve benchmarks voor markttoezichtautoriteiten.

(94) Om de coördinatie van markttoezichtautoriteiten nog verder te verbeteren, moet de groep voor administratieve samenwerking (ADCO) die is opgezet op grond van Verordening (EU) 2019/1020 voor het vaststellen van de producten of vereisten die op grond van deze verordening als prioriteiten voor markttoezicht worden geïdentificeerd en de geplande activiteiten om de niet-naleving te beperken, regelmatig bijeenkomen en gemeenschappelijke prioriteiten voor markttoezicht waarmee rekening moet worden gehouden in de actieplannen van de lidstaten, prioriteiten voor steun van de Unie en vereisten inzake ecologisch ontwerp die verschillend worden geïnterpreteerd met marktverstoring tot gevolg, identificeren.

(95) Voor het ondersteunen van de inspanningen van lidstaten om ervoor te zorgen dat er voldoende actie wordt ondernomen om niet-naleving van vereisten inzake ecologisch ontwerp te voorkomen, moet de Commissie waar nodig gebruikmaken van de steunmaatregelen uit Verordening (EU) 2019/1020. De Commissie moet projecten betreffende gemeenschappelijk markttoezicht en testprojecten op gebieden van algemeen belang, gemeenschappelijke investeringen in capaciteit voor markttoezicht en gemeenschappelijke opleidingen voor het personeel van markttoezichtautoriteiten, aanmeldende autoriteiten en aangemelde instanties organiseren en waar nodig financieren. Bovendien moet de Commissie indien nodig richtsnoeren opstellen voor de wijze waarop vereisten inzake ecologisch ontwerp moeten worden toegepast en gehandhaafd om de geharmoniseerde toepassing ervan te waarborgen.

(96) Producten mogen uitsluitend in de handel worden gebracht als zij geen risico inhouden. Om producten beter af te stemmen op de specifieke aard van vereisten inzake ecologisch ontwerp en te waarborgen dat markttoezichtactiviteiten zijn gericht op de niet-naleving van die vereisten, moet een product dat een risico inhoudt voor de toepassing van deze verordening worden gedefinieerd als een product dat negatieve gevolgen kan hebben voor het milieu of andere maatschappelijke belangen die door de desbetreffende vereisten worden beschermd, door niet-naleving van een vereiste inzake ecologisch ontwerp of omdat een verantwoordelijke marktdeelnemer niet aan een vereiste inzake ecologisch ontwerp voldoet. Deze specifiekere definitie moet worden gehanteerd bij de toepassing van de artikelen 19 en 20 van Verordening (EU) 2019/1020.

(97) Er moet een procedure bestaan om belanghebbenden te informeren over voorgenomen maatregelen tegen producten die een risico inhouden. Deze procedure moet ook markttoezichtautoriteiten in de lidstaten in staat stellen samen met de betrokken marktdeelnemers eerder tegen dergelijke producten op te treden. Daarom moet de vrijwaringsclausule die op dit moment is opgenomen in Richtlijn 2009/125/EG worden bijgewerkt en afgestemd op de vrijwaringsprocedures uit andere harmonisatiewetgeving van de Unie en uit Besluit nr. 768/2008. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om te bepalen of nationale maatregelen met betrekking tot non-conforme producten al dan niet gerechtvaardigd zijn.

(98) De markttoezichtautoriteiten moeten het recht hebben te vereisten dat marktdeelnemers corrigerende maatregelen treffen op basis van bevindingen dat een product niet voldoet aan vereisten inzake ecologisch ontwerp of dat de marktdeelnemer de regels voor het in de handel brengen of op de markt aanbieden van producten of andere regels die voor hem gelden, heeft overtreden.

(99) Bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen uit hoofde van artikel 290 VWEU, is het van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden, onder meer op deskundigenniveau, tot passende raadpleging overgaat in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven81. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(100) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor: a) het bepalen van de uitvoeringsregelingen voor de verbinding van het register waarnaar wordt verwezen in artikel 12 en het EU-douane-éénloketsysteem voor de uitwisseling van certificaten; b) het instellen van gemeenschappelijke vereisten voor de opmaak van etiketten; c) het vaststellen van een lijst van zelfreguleringsmaatregelen die zijn vastgesteld als geldige alternatieven voor een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling; d) het bepalen van het formaat voor de bekendmaking van niet-verkochte consumptiegoederen die zijn verwijderd; e) het vastleggen, wijzigen of intrekken van gemeenschappelijke specificaties voor vereisten inzake ecologisch ontwerp, de essentiële vereisten voor productpaspoorten of voor test-, meet- of berekeningsmethoden; f) het vastleggen van een minimumaantal voltijdequivalenten dat als toereikend wordt beschouwd voor een passend toezicht op aangemelde instanties; g) het vereisen dat een lidstaat corrigerende maatregelen treft, en zo nodig de aanmelding intrekken, voor non-conforme aangemelde instanties; h) het opstellen van een lijst van de producten of vereisten die de lidstaten ten minste als prioriteiten voor markttoezicht moeten beschouwen, en i) het besluiten op grond van de vrijwaringsprocedure van de Unie of een nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad82.

(101) Om het vertrouwen in in de handel gebrachte producten te verbeteren, met name wat betreft het voldoen aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp ervan, moet het publiek zeker weten dat er sancties worden opgelegd aan marktdeelnemers die non-conforme producten in de handel brengen. De lidstaten moeten in hun nationaal recht daarom in doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties voorzien ter bestraffing van de niet-naleving van deze verordening.

(102) De Commissie moet een evaluatie van deze verordening uitvoeren. Overeenkomstig punt 22 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven, moet die evaluatie worden uitgevoerd op basis van de vijf criteria doelmatigheid, doeltreffendheid, relevantie, samenhang en meerwaarde van de EU, en vormt die evaluatie de basis voor effectbeoordelingen van opties voor verdere acties. De Commissie moet een verslag over de uitvoering van deze verordening en de gevolgen ervan voor de milieuduurzaamheid van producten en de werking van de interne markt indienen bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. Indien nodig moet bij het verslag een voorstel voor de wijziging van relevante bepalingen van deze verordening worden gevoegd.

(103) Vereisten inzake ecologisch ontwerp moeten op een zo breed mogelijk gamma aan producten van toepassing zijn, en niet uitsluitend op energiegerelateerde producten, en de definitie ervan moet zo worden verbreed dat deze betrekking heeft op alle aspecten van circulariteit. Bovendien moet deze verordening worden afgestemd op het nieuwe wetgevingskader uit Verordening (EG) nr. 765/2008/EG en Besluit nr. 768/2008/EG en moeten de bepalingen in verband met markttoezicht worden verbeterd. Richtlijn 2009/125/EG moet daarom worden vervangen. Om vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening rechtszekerheid voor alle marktdeelnemers te waarborgen en gelijke concurrentievoorwaarden voor bedrijven die op de interne markt actief zijn te garanderen, moeten de bepalingen over transparantieverplichtingen in verband met het verwijderen van niet-verkochte consumptiegoederen, omzeiling en markttoezicht uniform van toepassing zijn op alle marktdeelnemers in de Unie. Richtlijn 2009/125/EG moet daarom worden vervangen door een verordening.

(104) Om rechtszekerheid en continuïteit te garanderen voor producten die in de handel zijn gebracht of in gebruik zijn genomen in overeenstemming met uitvoeringsmaatregelen die op grond van Richtlijn 2009/125/EG zijn vastgesteld, in de versie die op de datum van toepassing van deze verordening van toepassing is, blijven die maatregelen na die datum van kracht totdat deze bij een uit hoofde van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handeling worden ingetrokken. Om dezelfde redenen moet een aantal bepalingen uit Richtlijn 2009/125/EG van kracht blijven bij de toepassing van deze uitvoeringsmaatregelen. Dit geldt voornamelijk voor bepalingen uit Richtlijn 2009/125/EG waarbij middelen voor het vervoer van personen of goederen worden uitgesloten van het toepassingsgebied, definities worden vastgesteld die relevant zijn voor uitvoeringsmaatregelen, verantwoordelijkheden van marktdeelnemers in verband met in de handel gebrachte producten worden vastgesteld, de bijzonderheden van de relevante conformiteitsbeoordelingsprocedures en de EG-conformiteitsverklaring worden gespecificeerd, een vermoeden van overeenstemming voor producten met de EU-milieukeur wordt vastgesteld en de nodige handelingen in verband met geharmoniseerde standaarden mogelijk worden gemaakt. Gelet op het belang van het waarborgen van het vrije verkeer van goederen, het uitbannen van praktijken die de prestaties van producten op illegale wijze veranderen om een gunstiger resultaat te verkrijgen en het garanderen van de goede handhaving van vereisten inzake ecologisch ontwerp, moeten relevante bepalingen uit deze verordening van toepassing zijn op energiegerelateerde producten die op grond van uitvoeringshandelingen uit hoofde van Richtlijn 2009/125/EG in de handel worden gebracht.

(105) Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk de verbetering van de milieuduurzaamheid van producten en de waarborging van het vrije verkeer van producten waarvoor vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn vastgesteld op de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar, vanwege de omvang en de gevolgen ervan, uitsluitend op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen vaststellen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals bedoeld in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is voor de verwezenlijking van deze doelstelling.