Overwegingen bij COM(2022)526 - Europees Jaar van de Vaardigheden 2023

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2022)526 - Europees Jaar van de Vaardigheden 2023.
document COM(2022)526 NLEN
datum 10 mei 2023
 
(1) Een geschoolde beroepsbevolking is essentieel om te zorgen voor groene en digitale transities die vanuit een sociaal oogpunt gezien eerlijk en rechtvaardig verlopen, en om het duurzame concurrentievermogen en de veerkracht van de Unie te versterken bij ongunstige externe schokken zoals de COVID-19-pandemie of de gevolgen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Door meer en betere vaardigheden krijgen mensen nieuwe kansen en kunnen zij ten volle deelnemen aan de arbeidsmarkt, de samenleving en de democratie, de mogelijkheden van de groene en digitale transitie optimaal benutten en hun rechten uitoefenen.

(2) In de hele Unie melden bedrijven dat ze moeite hebben om werknemers te vinden met de nodige vaardigheden. In 2021 werden 28 beroepen aangemerkt als beroepen met tekorten, waaronder de gezondheidszorg, de horeca, de bouw en de dienstensector, naast tekorten aan IT- en veiligheidsspecialisten, met name cyberbeveiligingsexperts, en werknemers met een achtergrond op het gebied van wetenschap, technologie, techniek en wiskunde 22 . De grootste belemmering voor een succesvolle digitale en groene transitie is in toenemende mate het gebrek aan werknemers met de juiste vaardigheden. In veel lidstaten zal de vergrijzing in het komende decennium naar verwachting versnellen naarmate de “babyboom”-cohorten met pensioen gaan, waardoor het des te noodzakelijker wordt het volledige potentieel van alle volwassenen in de werkende leeftijd te benutten door voortdurend te investeren in hun vaardigheden en door meer mensen, met name vrouwen en jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen en geen werk hebben (NEET’s), aan het werk te krijgen.

(3) De beschikbaarheid van geschoold personeel of ervaren leidinggevenden blijft ook het belangrijkste probleem voor een kwart van de 25 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen van de Unie 23 , die de ruggengraat vormen van de economie van de Unie, samen 99 % van alle bedrijven vertegenwoordigen en werk bieden aan 83 miljoen mensen. In de mededeling van de Commissie “Een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa” 24 wordt de essentiële rol van kmo’s voor het concurrentievermogen en de welvaart van Europa erkend.

(4) Het gebrek aan vaardigheden bij volwassenen in de werkende leeftijd blijft een belangrijke uitdaging voor de Unie en wijst op een aanzienlijk onbenut potentieel van bij -en omscholing om de toenemende tekorten aan arbeidskrachten te helpen opvangen in sectoren zoals de verwerkende industrie en de dienstensector, en met name in economische activiteiten die verband houden met de horeca en de productie van computer- en elektronische apparatuur, en de gezondheidssector 25 . De deelname aan volwassenenonderwijs in de Unie is de afgelopen tien jaar echter gestagneerd en 21 lidstaten hebben de EU-doelstelling voor 2020 niet gehaald. Vele volwassenen – bijvoorbeeld volwassenen met een atypische vorm van werk, werknemers van kleine en middelgrote ondernemingen, werklozen, inactieven en laaggeschoolden – kunnen al te vaak geen gebruik maken van de mogelijkheden om vaardigheden te ontwikkelen. Het vergroten van de mogelijkheden voor bij -en omscholing voor deze groepen en alle volwassenen in de werkende leeftijd draagt ook bij tot het bereiken van de EU-werkgelegenheidsdoelstelling van 78 %, met in 2021 een arbeidsparticipatie in de EU van 73,1 % 26 .

(5) Het eerste beginsel van de Europese pijler van sociale rechten 27 bepaalt dat iedereen recht heeft op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren om de vaardigheden te verwerven en te onderhouden die nodig zijn om ten volle aan het maatschappelijk leven te kunnen deelnemen en overgangen op de arbeidsmarkt met succes te kunnen opvangen. Beginsel 4 heeft betrekking op actieve steun voor werkgelegenheid, waarbij iedereen recht heeft op tijdige en op maat gesneden hulp bij het verbeteren van hun vooruitzichten om een baan te vinden of zich als zelfstandige te vestigen, waaronder het recht op ondersteuning voor opleiding en herscholing. Beginsel 5 inzake veilige en flexibele werkgelegenheid benadrukt dat werknemers – ongeacht de aard en de duur van hun arbeidsrelatie – recht hebben op een billijke en gelijke behandeling wat betreft arbeidsvoorwaarden, toegang tot sociale bescherming en opleiding. In artikel 14, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het “Handvest”) 28 is bepaald dat iedereen recht heeft op onderwijs en op toegang tot beroepsopleiding en bijscholing. 

(6) In beginsel 3 van de Europese pijler van sociale rechten wordt benadrukt dat iedereen, ongeacht geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, recht heeft op gelijke behandeling en gelijke kansen, ook op het gebied van werkgelegenheid en onderwijs. Het Europees Jaar van de Vaardigheden moet worden uitgevoerd op een manier die niemand uitsluit en die gelijkheid voor iedereen actief bevordert. In het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten 29 wordt erop gewezen dat door een grotere participatie van groepen die momenteel ondervertegenwoordigd zijn op de arbeidsmarkt, een meer inclusieve groei van de werkgelegenheid kan worden bereikt.

(7) De in juli 2020 aangenomen Europese vaardighedenagenda 30 roept op om een revolutie van vaardigheden tot stand te brengen om het herstel van onze economie te waarborgen, het mondiale concurrentievermogen van Europa te versterken en de groene en digitale transities om te zetten in kansen voor iedereen. Ze is bedoeld om collectieve acties op het gebied van vaardigheden te bevorderen, ervoor te zorgen dat de inhoud van opleidingen wordt afgestemd op de veranderende behoeften van de arbeidsmarkt en de opleidingsmogelijkheden beter af te stemmen op de aspiraties van mensen om het gebruik ervan door de hele bevolking in de werkende leeftijd te stimuleren. Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 11 februari 2021 31 de doelstellingen en acties van de Europese vaardighedenagenda verwelkomd.

(8) De Europese Raad heeft zich op 25 juni 2021 - in overeenstemming met de Verklaring van Porto 32 - ingenomen betoond met de EU-kerndoelen van het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten, en daarmee steun toegezegd aan het streven ervoor te zorgen dat uiterlijk in 2030 ten minste 78 % van alle volwassenen een baan heeft en dat jaarlijks ten minste 60 % van alle volwassenen een opleiding volgt.

(9) Op 14 september 2022 heeft voorzitter Von der Leyen in haar toespraak over de Staat van de Unie 33 aangekondigd dat de Europese Commissie zal voorstellen 2023 uit te roepen tot Europees Jaar van de Vaardigheden. De voorzitter wees op het probleem van tekorten aan arbeidskrachten in bepaalde sectoren en onderstreepte het belang van investeringen in beroepsonderwijs en bijscholing. Zij onderstreepte ook dat het aantrekken van de juiste vaardigheden naar Europa een deel van de oplossing moet zijn, ondersteund door het versnellen en vergemakkelijken van de erkenning van kwalificaties, ook die van onderdanen van derde landen. Door het uitroepen van het Europees Jaar van de Vaardigheden wil de Commissie de dynamiek vergroten en de uitvoering bevorderen van de vele acties die zij al heeft ondernomen om de om- en bijscholing in de Unie te versterken teneinde tekorten op de arbeidsmarkt aan te pakken en de duurzame groei van de sociale markteconomie van de EU te ondersteunen.

Op 15 september 2021 kondigde voorzitter Von der Leyen in haar toespraak over de Staat van de Unie aan dat er een gestructureerde dialoog op topniveau zou komen om de verbintenissen inzake digitale vaardigheden en onderwijs te versterken. De lidstaten hebben voor dit proces nationale coördinatoren aangesteld. In het kader van het Europees Jaar van de Vaardigheden 2023 wordt voortgebouwd op het proces van de gestructureerde dialoog en worden de doelstellingen van dit besluit nagestreefd.

Het Jaar van de Vaardigheden volgt op het Europees Jaar van de Jeugd 2022, dat tot doel had jongeren, ook kansarme jongeren, mondiger te maken, in het zonnetje te zetten, te ondersteunen en te betrekken bij het leven na de COVID-19-pandemie met het oog op een positief langetermijneffect voor jongeren. In het Europees Jaar van de Jeugd werd het belang van vaardigheden voor goede werkgelegenheid voor jongeren reeds benadrukt.

(10) Aangezien bedrijven en andere belanghebbenden zelf het beste weten welke vaardigheden in hun industriële ecosystemen nodig zijn, moet het versterken van hun collectieve acties voor het ontwikkelen van vaardigheden deel uitmaken van de oplossing. Het pact voor vaardigheden verenigt bedrijven, sociale partners, aanbieders van onderwijs en opleidingen, openbare diensten voor arbeidsvoorziening en andere belangrijke belanghebbenden bij vaardigheden, zowel in de particuliere als in de openbare sector. Tot dusver hebben meer dan 700 organisaties zich aangesloten en zijn twaalf grootschalige partnerschappen in strategische sectoren opgezet, met toezeggingen om zes miljoen opleidingsmogelijkheden te bevorderen. De regionale dimensie is ook belangrijk, onder meer in grensregio’s, waar het vinden van werknemers met de juiste vaardigheden gerichte maatregelen vereist om effectieve grensoverschrijdende arbeidsmarkten te ondersteunen. Ook kansarme en afgelegen regio’s, waaronder de ultraperifere gebieden, staan voor bijzondere uitdagingen omdat de toegang tot de arbeidsmarkt en de mogelijkheden voor bij -en omscholing beperkt zijn.

(11) De aanbevelingen van de Raad inzake individuele leerrekeningen 34 en microcredentials voor een leven lang leren en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt 35 stellen mensen in staat hun vaardigheden op een flexibelere en gerichtere manier te actualiseren of aan te vullen, ook om in te spelen op nieuwe behoeften aan vaardigheden op de arbeidsmarkt. De resolutie van de Raad van december 2021 betreffende een vernieuwde Europese agenda voor volwasseneneducatie 2021-2030 36 bevordert bij -en omscholing om zo de mismatch tussen vaardigheden en tekorten aan arbeidskrachten te kunnen verminderen. Begeleiding op het gebied van vaardigheden en mogelijkheden om vaardigheden zelf te beoordelen behoren tot de maatregelen die mensen ondersteunen bij hun bij -en omscholing.

(12) Het versterkte actieve arbeidsmarktbeleid dat wordt bepleit in de aanbeveling van de Commissie 37 over doeltreffende actieve steun voor werkgelegenheid na de COVID-19-crisis (EASE) beoogt de overgang naar nieuw werk te ondersteunen in het kader van het herstel van de COVID-19-crisis en de betere afstemming van vaardigheden op de arbeidsmarkt, ondersteund door diensten voor arbeidsvoorziening met voldoende administratieve capaciteit.

(13) De aanbeveling van de Raad inzake beroepsonderwijs en -opleiding 38 ondersteunt de modernisering van de beroepsonderwijs en -opleidingsstelsels om jongeren en volwassenen toe te rusten met de kennis, vaardigheden en competenties die zij in tijden van demografische verandering en gedurende alle economische cycli nodig hebben om zich op de evoluerende arbeidsmarkt en in de samenleving te ontplooien om het herstel en de rechtvaardige transities naar de groene en digitale economie in goede banen te leiden. Ze bevordert beroepsonderwijs en -opleiding als motor voor innovatie en groei, waarmee soepel kan worden ingespeeld op veranderingen op de arbeidsmarkt en vaardigheden kunnen worden aangeleerd voor beroepen waarnaar veel vraag is.

(14) Zoals uiteengezet in de Europese Green Deal 39 voor klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050, zullen vaardigheden voor de groene transitie en de bij -en omscholing van de beroepsbevolking nodig zijn om de overgang naar een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie mogelijk te maken. In de mededeling van de Commissie “Fit for 55” 40 wordt erkend dat de groene transitie alleen kan slagen als de Unie over de nodige geschoolde arbeidskrachten beschikt om concurrerend te blijven en wordt verwezen naar de vlaggenschipinitiatieven van de vaardighedenagenda om mensen toe te rusten met de vereiste vaardigheden voor de groene en digitale transities.

(15) In het beleidsprogramma voor het digitale decennium 2030 41 wordt herhaald dat ervoor moet worden gezorgd dat tegen 2030 ten minste 80 % van de EU-bevolking over digitale basisvaardigheden beschikt, en wordt als doel gesteld dat tegen 2030 twintig miljoen ICT-specialisten op de arbeidsmarkt werkzaam moeten zijn, met het oog op genderconvergentie, mede door het creëren van een samenwerkingskader tussen de lidstaten en de Commissie. In het digitale decennium 42 wordt gewezen op het gebrek aan capaciteit van gespecialiseerde onderwijs- en opleidingsprogramma’s om extra ICT-deskundigen op te leiden. In het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027 43 wordt benadrukt dat technologische middelen moeten worden ingezet om de toegankelijkheid tot en de flexibiliteit van leermogelijkheden – met inbegrip van bij -en omscholing – te verbeteren.

(16) In de mededeling van de Commissie over de actualisering van de nieuwe industriële strategie 44 wordt opgeroepen tot doortastende maatregelen om een leven lang leren voor iedereen mogelijk te maken en ervoor te zorgen dat onderwijs en opleiding gelijke tred houden met en bijdragen tot de digitale en groene transities. Ze onderstreept dat een geschoolde beroepsbevolking van cruciaal belang is voor succesvolle transities, voor de ondersteuning van het concurrentievermogen van de Europese industrie, voor de digitale en groene transities en voor het scheppen van kwaliteitsbanen. Voorts erkent ze het belang van sterke partnerschappen tussen de EU, de lidstaten, de sociale partners en andere betrokken belanghebbenden, en van samenwerking tussen en binnen industriële ecosystemen. De sociale economie kan een doorslaggevende rol spelen omdat zij een belangrijke drijvende kracht is achter digitale en groene transities die vanuit sociaal oogpunt rechtvaardig en inclusief zijn, en een belangrijke motor voor sociale innovatie, onder meer op het gebied van om- en bijscholing.

(17) Het aantrekken van geschoolde onderdanen van derde landen kan bijdragen tot het aanpakken van de tekorten aan vaardigheden en arbeidskrachten in de Unie. In oktober 2021 is de herziene richtlijn inzake de Europese blauwe kaart 45 in werking getreden, een belangrijk resultaat voor het aantrekken van hooggekwalificeerd talent op de arbeidsmarkt. Het nieuwe migratie- en asielpact 46 legt ook sterk de nadruk op arbeidsmigratie en op de integratie van onderdanen van derde landen. De Commissie heeft daarom in april 2022 een vaardigheden- en talentenpakket 47 aangenomen om het rechtskader en het optreden van de Unie op dit gebied te versterken. De voorstellen tot herschikking van de richtlijn langdurig ingezetenen en de richtlijn gecombineerde vergunning zullen het mogelijk maken de procedures voor de toelating van werknemers van alle vaardigheidsniveaus tot de Unie te vereenvoudigen. De Commissie zal ook verdergaan met het opzetten van een EU-talentenpool om de arbeidsbemiddeling met niet-EU-onderdanen te vergemakkelijken. De Commissie werkt ook aan de lancering van op maat gemaakte talentpartnerschappen met specifieke belangrijke partnerlanden om de internationale arbeidsmobiliteit en de ontwikkeling van talent te stimuleren op een wederzijds voordelige en circulaire wijze. Bovendien blijft de Unie de grootste bijdrage leveren aan de wereldwijde financiering van onderwijs, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar lerarenopleiding, onderwijs voor meisjes en beroepsonderwijs en -opleiding. Deze werkzaamheden in het kader van de Global Gateway-strategie 48 vormen een aanvulling op de doelstellingen van dit voorstel.

(18) Het vertrouwen in en de transparantie van kwalificaties, ongeacht of deze in Europa of daarbuiten zijn verworven, zijn essentieel om de erkenning ervan te vergemakkelijken. EU-transparantie-instrumenten (Europees kwalificatiekader, Europass, ESCO, EU-instrument voor het opstellen van een vaardigheidsprofiel voor onderdanen van derde landen, Europese digitale credentials voor leerprestaties) zijn een uitgangspunt voor het vergroten van de transparantie en de vergelijkbaarheid van kwalificaties. Voor een goed functionerende arbeidsmarkt moeten vaardigheden worden begrepen en gewaardeerd, ongeacht of zij in een formele, niet-formele of informele setting zijn verworven. Het identificeren en documenteren van vaardigheden, evenals begeleiding om vaardigheden zichtbaar te maken, zijn in dit verband cruciale stappen.

(19) De totale publieke en private investeringen in bij -en omscholing zijn onvoldoende. De meeste beroepsopleidingen in de Unie worden door werkgevers gesponsord. Veel bedrijven – en vooral kmo’s – voorzien echter niet in opleidingen – of de financiering ervan – voor hun werknemers en ook personen met atypisch werk hebben minder vaak of helemaal geen toegang tot door werkgevers gesponsorde opleidingen. Dergelijke ongelijkheden ondermijnen het welzijn en de gezondheid van mensen, tasten het economisch concurrentievermogen aan, resulteren in gemiste kansen en obstakels voor innovatie en kunnen ertoe leiden dat mensen er niet in slagen de overgang naar duurzamere economische activiteiten te maken. Er is een kader nodig dat de financiële investeringen van werkgevers in vaardigheden ontsluit en stimuleert en dat de economische waarde van bij -en omscholing zichtbaar maakt.

(20) In het verleden heeft de Unie de overheidsinvesteringen in basisonderwijs en -opleiding aanzienlijk zien toenemen. Tot dusver is dit echter niet gepaard gegaan met een overeenkomstige toename van de investeringen ter ondersteuning van de voortdurende ontwikkeling van vaardigheden gedurende het hele beroepsleven 49 . In de conclusies van de Raad van 8 juni 2020 50 wordt de lidstaten verzocht “mogelijke modellen te bestuderen voor openbare en particuliere financiering van een leven lang leren en de ontwikkeling van vaardigheden op individueel niveau” en wordt de Commissie verzocht de lidstaten hierbij te ondersteunen.

(21) Er is aanzienlijke EU-financiering beschikbaar voor om- en bijscholing, bijvoorbeeld via het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF) 51 , het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF), het InvestEU-programma, het programma Digitaal Europa, Erasmus+, Horizon Europa, het programma voor milieu- en klimaatactie (LIFE), het Moderniseringsfonds, het nabuurschaps-, ontwikkelings- en internationale samenwerkingsinstrument (NDICI). Het ESF+ is nog altijd het belangrijkste financieringsinstrument van de EU voor investering in meer en betere vaardigheden van de beroepsbevolking, met name door ondersteuning van instellingen en diensten bij het beoordelen van en anticiperen op de behoeften en uitdagingen op het gebied van vaardigheden en door ondersteuning van mogelijkheden voor om- en bijscholing van werknemers die door de openbare en de particuliere sector worden aangeboden. De hervormingen en investeringen in de nationale herstel- en veerkrachtplannen van de lidstaten hebben een prominente vaardighedendimensie, vaak gekoppeld aan een actief arbeidsmarktbeleid, met name ondersteuning van de werkgelegenheid voor jongeren. In de tot dusver door de Commissie en de Raad goedgekeurde nationale herstel- en herstelplannen is ongeveer 20 % van de sociale uitgaven bestemd voor “werkgelegenheid en vaardigheden” 52 . REACT-EU was het eerste instrument van NextGenerationEU waarmee betalingen voor het herstel van lidstaten werden verricht. Het hielp banen te scheppen en te investeren in vaardigheden in de regio’s die daar het meest behoefte aan hadden. Werknemers die hun baan verliezen als gevolg van grootschalige herstructureringen kunnen ook via het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontheemde werknemers (EFG) steun krijgen om een nieuwe baan te vinden, bijvoorbeeld via bijscholing en opleiding en loopbaanbegeleiding en -advies op maat.

(22) In Verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie 53 wordt erkend dat bij- en omscholing van werknemers en werkzoekenden een instrument is dat nodig is om een eerlijke en inclusieve groene transitie te waarborgen en de negatieve gevolgen ervan te beperken. In de aanbeveling van de Raad inzake het garanderen van een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit 54 worden specifieke richtsnoeren gegeven om de lidstaten te helpen bij het opstellen en uitvoeren van beleidspakketten inzake relevante werkgelegenheids- en sociale aspecten, waaronder beleid voor bij- en omscholing. Voorts worden in de aanbeveling van de Raad betreffende leren voor de groene transitie en duurzame ontwikkeling 55 beleid en programma’s bevorderd die ervoor moeten zorgen dat lerenden van alle leeftijden de kennis en vaardigheden verwerven om te profiteren van een veranderende arbeidsmarkt, duurzaam te leven en zich in te zetten voor een duurzame toekomst.

(23) Het InvestEU-programma ondersteunt in het kader van het onderdeel sociale investeringen en vaardigheden de vraag naar en het aanbod van vaardigheden, verbetert de vaardigheden van de eindbegunstigden of het gebruik van vaardigheden en stimuleert markten voor investeringen in vaardigheden. InvestEU ondersteunt ook algemene investeringen in onderwijs, opleiding en aanverwante diensten. Daarnaast ondersteunt de regeling voor een rechtvaardige transitie in het kader van InvestEU investeringen, waaronder investeringen ter ondersteuning van bij- en omscholing van werknemers, in regio’s met een goedgekeurd plan voor een rechtvaardige transitie in het kader van Verordening (EU) 2021/1056 of projecten die deze regio’s ten goede komen, op voorwaarde dat zij essentieel zijn voor de transitie van deze gebieden.

(24) Expertise op maat via het instrument voor technische ondersteuning van de Commissie kan de lidstaten helpen hervormingen door te voeren die verband houden met nationale of regionale strategieën inzake vaardigheden, waarbij tijdelijke EU-financiering wordt omgezet in duurzame verbeteringen van de beschikbare mogelijkheden voor om- en bijscholing. Ook wederzijds leren, gefaciliteerd door de Commissie, kan het proces ondersteunen.

(25) De EU-strategie inzake de rechten van personen met een handicap 2021-2030 56 is erop gericht hun volledige deelname aan de samenleving te waarborgen, op voet van gelijkheid met anderen in de Unie en daarbuiten. In het kader van de strategie verbindt de Europese Commissie zich ertoe ervoor te zorgen dat personen met een handicap kunnen deelnemen aan opleidingen en nieuwe vaardigheden kunnen leren, als fundamentele voorwaarde voor werkgelegenheid en onafhankelijkheid.

(26) Op Unie-niveau zou de noodzakelijke financiële toewijzing voor de uitvoering van dit besluit worden vastgesteld binnen de begroting van de bijdragende programma’s overeenkomstig de meerjarig financieel kaders 2014-2020 en 2021-2027. Onverminderd de bevoegdheden van de begrotingsautoriteit moet ernaar worden gestreefd om voor de uitvoering van dit besluit ten minste 9,3 miljoen EUR ter beschikking te stellen voor operationele uitgaven.

(27) Aangezien de doelstellingen van dit besluit niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en wegens de omvang en de gevolgen van het voorgestelde optreden beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(28) Met het oog op een snelle uitvoering van het Europees Jaar van de Vaardigheden moet dit besluit met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.