Bijlagen bij COM(2010)241 - Raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2011

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2010)241 - Raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2011.
document COM(2010)241 NLEN
datum 17 mei 2010
bijlage Ia).

• Het aantal visbestanden waarvan bekend is dat zij niet worden overbevist, is toegenomen van 2 in 2005 tot 11 in 2010.

• Voor 20 bestanden werd geadviseerd met de visserij te stoppen; nu is dit aantal gedaald tot 14.

• Het aantal bestanden “buiten biologisch veilige grenzen” (waarvoor evenwel niet werd geadviseerd met de visserij te stoppen) is gedaald van 30 in 2003 tot 22 in 2010.

• De totaal toegestane vangsten (TAC’s) worden nog altijd vastgesteld op niveaus die veel hoger liggen dan wat de wetenschappers aanraden, maar het verschil is afgenomen van ongeveer 47% tot 34% in 2010.

Daartegenover staat dat er meer bestanden zijn (42 ten opzichte van een gemiddelde van 35) waarvoor de wetenschappers geen advies hebben verstrekt omdat zij zich zorgen over de kwaliteit van de gegevens maakten of om andere redenen. Hierbij gaat het onder meer om schartong, kabeljauw en tong in de Keltische Zee en om tong in het westelijk deel van het Kanaal. Bij de evaluatie van de langoustinebestanden daarentegen is vooruitgang geboekt.

Ondanks de tekenen van verbetering is dit nog maar een pril begin. Het is helemaal niet zeker dat de bestanden zich zullen kunnen herstellen en er moet onverminderd worden doorgegaan met de inspanningen om de overbevissing te beëindigen.

Migrerende pelagische bestanden

In het kader van de regeling voor 2010 voor makreel mag bijna 40% meer worden gevangen dan de duurzame vangst die zou zijn vastgesteld als het langetermijnplan waarover de EU, Noorwegen en de Faeröer in 2009 overeenstemming bereikten, was toegepast. De EU, Noorwegen, de Faeröer, Rusland en IJsland zijn niet tot een akkoord gekomen over de bevissing van dit bestand in 2010. Dit bestand bevindt zich nu nog wel op een hoog niveau, maar het risico bestaat dat het snel wordt leeggevist als bij het beheer niet opnieuw orde op zaken wordt gesteld.

Bij de bestanden blauwe wijting en noordzeeharing is de aanwas klein, maar de TAC’s zijn dienovereenkomstig aangepast.

Noordzee, Skagerrak en Kattegat

Hier zijn meer vorderingen gemaakt dan in andere gebieden. Het aantal bestanden buiten biologisch veilige grenzen is afgenomen van 8 tot 6, en nu zijn er 5 bestanden waarvan bekend is dat zij niet worden overbevist, ten opzichte van slechts 2 vorig jaar. De TAC’s zijn voor 2010 vastgesteld op een niveau dat 17% hoger ligt dan het wetenschappelijke advies, terwijl dat verschil in 2009 37% bedroeg. Daartegenover staat dat het aantal bestanden waarvoor de wetenschappers geen advies hebben verstrekt, is toegenomen van 10 tot 11.

Wateren ten westen van Schotland, de Ierse Zee en de Keltische Zee

Zoals in 2008 zijn vele bestanden leeggevist en er zijn wijdverspreide problemen met de registratie van de vangsten en van andere gegevens zodat de toestand voor 29 van de 48 bestanden niet kon worden geëvalueerd. Van de 18 bestanden waarvoor de maximale duurzame opbrengst kon worden geëvalueerd, werden er 13 overbevist. Voor tien bestanden is geadviseerd de visserij te sluiten. Toch zijn er tekenen van verbetering: er is bijvoorbeeld een toename van de haring in de Keltische Zee. De TAC’s zijn vastgesteld op een niveau dat 49% hoger ligt dan het wetenschappelijke advies.

Golf van Biskaje en de Iberisch-Atlantische Zeeën

Voor de 17 bestanden in dit gebied zijn maar weinig evaluaties beschikbaar. Alleen van het tongbestand in de Golf van Biskaje is bekend dat het zich binnen de biologisch veilige grenzen bevindt. Van vier bestanden is geweten dat zij worden overbevist en van twee bestanden (zuidelijke heek en ansjovis) is bekend dat zij zich buiten de biologisch veilige grenzen bevinden. De TAC’s zijn vastgesteld op een niveau dat gemiddeld 55% hoger ligt dan het wetenschappelijke advies. Voor drie bestanden is geadviseerd de visserij te sluiten.

De TAC's voor zuidelijke heek zijn overschreden en recentelijk zijn zowel de visserijinspanning als de visserijsterfte toegenomen. De uitvoering van het beheersplan blijkt onvoldoende te zijn geweest om de vangsten onder controle te houden of de visserijsterfte te verminderen.

Diepzeesoorten

Voor de meeste bestanden is geadviseerd de visserij hetzij te verminderen, hetzij uitbreiding daarvan niet toe te staan behalve wanneer geweten is dat het om duurzame visserij gaat. Sommige bestanden, zoals de Atlantische slijmkop, zouden helemaal niet mogen worden bevist. Voor andere bestanden zoals lom, leng en zeebrasem kan de visserij in de toekomst, afhankelijk van het beviste gebied, op een niveau worden gebracht dat op lange termijn duurzaam is. Nieuw tweejaarlijks wetenschappelijk advies met betrekking tot de jaren 2011 en 2012 wordt in de zomer 2010 verwacht.

Oostzee

Twee bestanden worden bevist op of onder het Fmsy-niveau. De overige 5 bestanden worden overbevist. De voor 2010 vastgestelde TAC’s liggen gemiddeld 16% hoger dan het wetenschappelijke advies, tegenover 22% in 2009. Het aantal bestanden waarvoor de wetenschappers geen advies hebben verstrekt, is afgenomen van 3 tot 2.

Middellandse Zee

Hoewel in de laatste tien jaar regelmatig wetenschappelijke evaluaties van demersale en kleine pelagische bestanden zijn gemaakt, onder meer door het WTECV en het wetenschappelijke adviescomité van de Algemene Visserijraad voor de Middellandse Zee, heeft het WTECV pas in 2009 een overzicht van de bestanden in de Middellandse Zee verstrekt aan de hand van biologische referentiepunten (bijlage Ib).

Voor slechts 16 van de 102 in aanmerking komende soorten (kraakbeenvissen, tonijn en tonijnachtigen niet inbegrepen) zijn evaluaties beschikbaar. Voor deze 16 soorten konden 42 biologische bestanden worden geïdentificeerd en geëvalueerd. Voor nog eens 18 bestanden was alleen een identificatie mogelijk, maar zijn noch de toestand van het bestand, noch de visserijdruk bekend.

Van de 42 bestanden waarvoor een raming kon worden gemaakt met betrekking tot de biologisch veilige grenzen, bevond 40% zich binnen die biologisch veilige grenzen en 60% daarbuiten. Van de 46 bestanden waarbij overbevissing ten opzichte van het MSY-niveau kon worden geconstateerd, was 54% overbevist en 46% niet.

VASTSTELLING VAN DE VANGSTMOGELIJKHEDEN

Vaststelling van de TAC's

De overbevissing en het leegvissen van bestanden zijn voor een deel te wijten aan het feit dat te grote vangsten en visserijinspanningen worden toegestaan. De door de Raad op basis van een voorstel van de Commissie vastgestelde TAC’s (die geen beperking inhouden op teruggegooide vangsten) lagen ongeveer 48% hoger dan de duurzame vangst (tabel 4, bijlage Ia). Gelukkig is dit cijfer voor 2010 gedaald tot 34%, maar er is meer vooruitgang nodig om tot een verantwoordelijke visserij te komen. Het is de bedoeling dat de meer op MSY-beleid gerichte aanpak (deel 2) deze verandering in de praktijk aanmoedigt en bevordert.

Vaak weken de voorstellen van de Commissie af van het wetenschappelijke advies omdat een TAC met niet meer dan een vastgesteld percentage mag worden gewijzigd. Naast de bekende handhavingsproblemen hebben ook de te hoog vastgestelde quota ertoe bijgedragen dat de mariene hulpbronnen op een laag peil zijn gebleven.

Visserijinspanning

Voor tal van langetermijnplannen (voor kabeljauw in de Noordzee en de Oostzee, voor schol en tong in de Noordzee, voor tong in het westelijke deel van het Kanaal, voor zuidelijke heek en voor de langoustinebestanden) moet de visserijinspanning worden aangepast. Sinds de invoering van die plannen is de visserijinspanning in de meeste gebieden verminderd, maar niet in de zones VIIIc en IXa voor wat zuidelijke heek en langoustines betreft[4] (bijlage II).

Met betrekking tot de plannen voor de Noordzee voor kabeljauw en platvis[5] moet de overschakeling van zeedagen per vaartuigtype naar kilowattdagen per inspanningsgroep in 2010 worden voltooid. Het kan nodig zijn de berekening van de oorspronkelijke uitgangswaarden voor de visserijinspanning iets te verfijnen. Bepaalde soorten gereglementeerd vistuig en bepaalde zones vallen, wat hun visserijinspanning betreft, onder beide plannen. De toepassing van de regels voor de aanpassing van de visserijinspanning die in de plannen zijn vastgesteld, op vistuig dat onder beide plannen valt, heeft tot dusver geen grote problemen opgeleverd. Het plan voor platvis wordt in 2010 herzien en de herziening van het plan voor kabeljauw is gepland voor 2011. De visserijinspanningen voor 2011 zullen worden toegewezen volgens de nu geldende plannen.

Voor de bestanden waarvoor plannen gelden die op basis van wetenschappelijk advies een aanpassing van de visserijinspanning opleggen, zal de Commissie, als er geen specifiek advies van het WTECV voorhanden is, een voorstel indienen op basis van gegevens die het nauwst bij het plan aansluiten.

De Commissie zal de belanghebbenden en de lidstaten afzonderlijk raadplegen over het beheer van de visserijinspanning in de Keltische Zee.

De voorbije jaren is de inspanning in de Oostzee meer naar het westen verlegd en in 2008 kon een daling met 14% ten opzichte van 2002 worden geconstateerd. Er heeft zich een verschuiving voorgedaan naar ongereglementeerd vistuig waarmee vooral op pelagische soorten wordt gevist. De visserijinspanning voor 2011 zal worden toegewezen volgens het nu geldende plan voor kabeljauw. Een evaluatie van het kabeljauwplan voor de Oostzee[6] is gepland voor eind 2010.

De besluiten betreffende de visserijinspanning voor diepzeesoorten in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan zullen worden gebaseerd op de aanbeveling ter zake van het NEAFC voor 2009. In deze aanbeveling, die betrekking heeft op de jaren 2010, 2011 en 2012, staat dat de inspanning niet groter mag zijn dan 65% van de hoogste inspanning die de voorbije jaren is benut voor de diepzeevisserij op de betrokken soorten.

BEHEER AAN DE HAND VAN LANGETERMIJNPLANNEN

Langetermijnplannen blijven centraal staan in het beleid van de Commissie; zowel de EU-verordeningen betreffende de langetermijnplannen als de plannen in het kader van internationale overeenkomsten moeten worden uitgevoerd. Die plannen hebben bewezen efficiënter te zijn wat het beheer van de bestanden betreft en hebben de besluitvorming verbeterd.

In 2009 zijn geen nieuwe plannen in werking getreden. Voor 2010 zijn de verwachtingen als volgt:

- de plannen voor ansjovis en westelijke horsmakreel worden waarschijnlijk vastgesteld;

- de Commissie zal wellicht ook haar plannen voor heek ten westen van Schotland en haring in de Keltische Zee voorleggen;

- in 2010 wordt doorgegaan met de herziening van de plannen voor noordelijke heek, zuidelijke heek, langoustines en tong uit de Golf van Biskaje;

- het meerjarenplan voor kabeljauw in de Oostzee wordt geëvalueerd.

Voorts is het de bedoeling in 2010 het aantal bestanden onder langetermijnbeheer uit te breiden met, onder meer, zalm en pelagische bestanden in de Oostzee en enkele visserijtakken in de Middellandse Zee. Wanneer de Raad en de Commissie in afwachting van dergelijke plannen specifieke voornemens inzake oogstvoorschriften kenbaar hebben gemaakt, zullen die in de voorstellen van de Commissie worden gevolgd.

WIJZIGINGEN IN DE WERKMETHODE VOOR BESTANDEN WAARVOOR NOG GEEN LANGETERMIJNPLANNEN GELDEN

Aan de tot dusver toegepaste werkmethode moeten enkele wijzigingen worden aangebracht om naar Fmsy te kunnen toewerken (bijlage III). Voor bestanden die overbevist zijn, maar zich binnen de biologisch veilige grenzen bevinden, zullen de voorgestelde wijzigingen in de TAC’s van die aard zijn dat een visserijsterfte op MSY-niveau tegen 2015 zal worden bereikt. Het maximumpercentage waarmee de TAC’s mogen worden gewijzigd zal worden verhoogd van 15% tot 25% om het bereiken van de MSY-doelstelling niet te hinderen.

Voor bestanden die overbevist zijn en zich ook buiten de biologisch veilige grenzen bevinden, zal de bestaande regel worden gewijzigd om tegen 2015 naar de MSY-doelstelling toe te werken. De daling van de visserijsterfte met minstens 30% wordt waar nodig gehandhaafd.

In 2009 is verzocht om wetenschappelijk advies voor de vaststelling van TAC’s voor bestanden waarvoor geen vangstniveaus beschikbaar waren. Tot dusver is er geen volledig antwoord gekomen en het in bijlage IV opgenomen verzoek wordt herhaald en wordt zowel tot de ICES als tot het WTECV gericht (in punt 1 is een kleine verduidelijking toegevoegd). Voorts zal met de lidstaten, de regionale adviesraden (RAR’s), de ICES en het WTECV een ad-hocprocedure worden besproken voor de vaststelling van TAC’s voor bestanden waarvoor geen advies voorhanden is (“categorie 11”).

De lidstaten moeten de gegevens gekruist controleren en de gegevensverstrekking verbeteren. Dankzij het kader voor gegevensverzameling (KGV)[7] zullen sommige problemen met betrekking tot de gegevens verminderen doordat de lijst van soorten waarover gegevens moeten worden verzameld, onder meer via onderzoeken op zee, wordt uitgebreid. De huidige hervorming van de controleregeling van het GVB, in het kader waarvan het volgsysteem voor vaartuigen (VMS-systeem) wordt verbeterd en het elektronische logboek sneller en op grotere schaal wordt ingevoerd, moet helpen deze tekortkomingen aan te pakken.

Bij het bepalen van de vangstmogelijkheden zal worden uitgegaan van de toestand van de visbestanden, die niet alleen worden aangetast door de vangsten die worden aangeland, maar ook door de vangsten die worden teruggegooid. De Commissie hecht veel belang aan de vermindering van de teruggooi, aangezien een succesvolle vermindering van de teruggooi, die is aangetoond en gedocumenteerd, kan resulteren in hogere TAC’s. In dit verband zal de Commissie de resultaten van de initiatieven tot vermindering van de teruggooi in 2010 onderzoeken.

TIJDSCHEMA VOOR DE VOORSTELLEN

Het beoogde tijdschema voor de werkzaamheden ziet eruit als volgt:

Verordening inzake vangstmogelijkheden | Advies beschikbaar | Indiening van het voorstel van de Commissie | Mogelijke goedkeuring van het voorstel door de Raad |

Zwarte Zee | november | oktober (+) | december |

Oostzee | mei | begin september | oktober |

de diepzee | juli | eind september | november |

Atlantische Oceaan, Noordzee en andere gebieden | juli (*) | eind oktober | december |

(+) afgerond in november

(*) afgerond in oktober

Het is de bedoeling deze mededeling met de lidstaten te bespreken op de vergadering van de Raad van juni 2010.

DIALOOG MET DE BELANGHEBBENDEN

De Commissie hecht veel belang aan de inbreng van de belanghebbenden met betrekking tot de vangstmogelijkheden Tijdens het overleg van vorig jaar hebben de belanghebbenden aangegeven dat met de volgende belangrijke punten rekening moet worden gehouden in de mededeling over de vangstmogelijkheden:

i) er moet een sociaal-economische analyse worden gemaakt,

ii) bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden moet rekening worden gehouden met andere verordeningen en richtlijnen van de EU, en

iii) bij de beschrijving van de toestand van elk bestand moet een regionale aanpak worden gevolgd.

Met deze opmerkingen werd voor zover mogelijk rekening gehouden. Sociale en economische factoren kunnen evenwel slechts worden aangepakt wanneer langetermijnplannen worden opgesteld, en niet in het kader van het jaarlijks advies.

De RAR’s werden geraadpleegd toen beheersmaatregelen werden opgesteld voor specifieke bestanden, zoals de bescherming van langoustines op de Porcupine Bank. De regionale adviesraad voor de noordwestelijke wateren (NWWRAC) suggereerde een seizoensgebonden sluiting, die de steun kreeg van het WTECV en vervolgens ook van de Commissie.

De RAR’s hebben ook de aandacht gevestigd op de gebrekkige gegevens over talrijke bestanden. Alleen wie goede informatie over de visserij en de visbestanden bezit, kan geloofwaardige adviezen verstrekken. De belanghebbenden worden ertoe aangespoord erop toe te zien dat de bestaande systemen voor vangstrapportage en gegevensverzameling volledig worden toegepast. In dit verband worden de belanghebbenden verzocht aan beoordelingen van de kwaliteit van de gegevens deel te nemen.

Correcte gegevens zijn van essentieel belang voor een goed functionerend visserijbeheer. Op basis van solide informatie zullen de belanghebbenden de Commissie ook beter kunnen adviseren over duurzame visserijmethoden.

CONCLUSIE

De Commissie verzoekt de lidstaten, de RAR’s en het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur zich uit te spreken over de hierboven uiteengezette aanpak die de Commissie voor 2011 zal volgen om zich te kwijten van haar taak een op duurzaamheid gericht beheer te voeren in overeenstemming met de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

De adviezen van de belanghebbenden zijn voor de Commissie evenwel slechts bruikbaar als zij zijn opgesteld in het kader van een op duurzame visserij gerichte benadering die op feitenmateriaal is gebaseerd; de adviezen van de belanghebbenden moeten met andere woorden met gegevens worden onderbouwd.

De Commissie verzoekt de bijdragen naar aanleiding van deze mededeling uiterlijk op 1 juni 2010 af te ronden opdat de resultaten van de betrokken raadplegingen tijdig kunnen worden benut. De politieke discussie met de lidstaten is gepland voor de Visserijraad van 28-29 juni.

BIJLAGE Ia – Bestanden in het noordoosten van de Atlantische Oceaan en de aangrenzende wateren

Tabel 1. Wetenschappelijke adviezen over de toestand van de bestanden | Aantal visbestanden |

2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | Gemiddelde |

Buiten biologisch veilige grenzen | 30 | 29 | 26 | 26 | 26 | 28 | 27 | 22 | 27 |

Binnen biologisch veilige grenzen | 12 | 10 | 14 | 11 | 12 | 13 | 12 | 15 | 12 |

Wegens gebrekkige gegevens is de toestand van het bestand onbekend | 48 | 53 | 53 | 57 | 58 | 55 | 57 | 60 | 55 |

Aantal visbestanden |

Tabel 2. Wetenschappelijke adviezen over mogelijke overbevissing | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | Gemiddelde |

De bevissingscoëfficiënt voor het bestand is bekend en kan worden vergeleken met de coëfficiënt die de maximale duurzame opbrengst oplevert | 34 | 23 | 32 | 33 | 35 | 39 | 33 |

Het bestand wordt overbevist | 32 | 21 | 30 | 29 | 30 | 28 | 28 |

Het bestand wordt bevist op het niveau van de coëfficiënt die de maximale duurzame opbrengst oplevert | 2 | 2 | 2 | 4 | 5 | 11 | 4 |

Aantal visbestanden |

Tabel 3. Wetenschappelijke adviezen die op een “noodsituatie” duiden | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | Gemiddelde |

De wetenschappers adviseren te stoppen met de visserij | 24 | 13 | 12 | 14 | 20 | 18 | 17 | 14 | 17 |

Tabel 4. Verschil tussen de TAC's en de duurzame vangsten | Aantal visbestanden |

2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | Gemiddelde |

Mate waarin de TAC’s de duurzame vangsten overschrijden[8] (%) | 46% | 49% | 59% | 47% | 45% | 51% | 48% | 34% | 47% |

Tabel 5. Samenvatting van de wetenschappelijke adviezen over de vangstmogelijkheden | Aantal visbestanden |

2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | Gemiddelde |

Bestanden waarvoor prognoses van de bestandsgrootte en de visserijsterfte mogelijk zijn | 40 | 34 | 40 | 31 | 29 | 30 | 34 | 36 | 34 |

Bestanden waarvoor een wetenschappelijk advies over de vangstmogelijkheden beschikbaar is | 59 | 52 | 54 | 65 | 61 | 62 | 63 | 60 | 60 |

Bestanden waarvoor geen wetenschappelijk advies beschikbaar is | 31 | 40 | 39 | 29 | 35 | 34 | 33 | 42 | 35 |

BIJLAGE Ib – Bestanden in de Middellandse Zee

Tabel 1 – Wetenschappelijke adviezen over de toestand van de bestanden in de Middellandse Zee | Aan-tal | % |

Buiten biologisch veilige grenzen | 17 | 28,3 |

Binnen biologisch veilige grenzen | 25 | 41,7 |

Wegens gebrekkige gegevens is de toestand van het bestand onbekend | 18 | 30,0 |

Totaal van de bestanden (16 soorten) | 60 | 100 |

Volgens de genoemde criteria ingedeelde soorten | 16 | 15,7 |

Andere soorten die wegens zeer gebrekkige gegevens buiten beschouwing zijn gelaten | 86 | 84,3 |

In aanmerking genomen soorten | 102 | 100 |

Tabel 2 – Wetenschappelijke adviezen over de overbevissing van de bestanden in de Middellandse Zee | Aan-tal | % |

Het bestand wordt overbevist | 25 | 54,3 |

Het bestand wordt bevist op MSY-niveau | 21 | 45,7 |

De bevissingscoëfficiënt is bekend en kan worden vergeleken met de coëfficiënt die de maximale duurzame opbrengst oplevert | 46 | 76,7 |

De bevissingscoëfficiënt is niet bekend en kan niet worden vergeleken met de coëfficiënt die de maximale duurzame opbrengst oplevert | 14 | 23,3 |

Totaal van de bestanden (16 soorten) | 60 | 100 |

Volgens de genoemde criteria ingedeelde soorten | 16 | 15,7 |

Andere soorten die wegens gebrekkige gegevens buiten beschouwing zijn gelaten | 86 | 84,3 |

In aanmerking genomen soorten | 102 | 100 |

BIJLAGE II – In het kader van meerjarenplannen gereguleerde visserijinspanningen volgens de verslagen van de lidstaten aan het WTECV

[pic]

Figuur 1. Gereguleerde visserijinspanning in het westen van de Oostzee (ICES-deelsectoren 22 tot en met 24).

[pic]

Figuur 2. Gereguleerde visserijinspanning in het midden van de Oostzee (ICES-deelsectoren 25 tot en met 28)[9].

[pic]

Figuur 3. Gereguleerde visserijinspanning in het Kattegat (IIIaS).

[pic]

Figuur 4. Gereguleerde visserijinspanning in de Noordzee, het Skagerrak en het oostelijk deel van het Kanaal (IV, IIIa en VIId).

[pic]

Figuur 5. Gereguleerde visserijinspanning in de Ierse Zee (VIIaN).

[pic]

Figuur 6. Gereguleerde visserijinspanning in de wateren ten westen van Schotland (VI).

[pic]

Figuur 7. Gereguleerde visserijinspanning in het westelijk deel van het Kanaal (VIIe).

[pic]

Figuur 8. Gereguleerde visserijinspanning in de Ibersich-Atlantische Wateren (VIIIc IXa).

BIJLAGE III - Regels voor de vaststelling van de TAC's

De TAC-besluiten moeten worden genomen op basis van wetenschappelijke adviezen die het WTECV met inachtneming van biologische, sociale en economische vooruitzichten verstrekt.

Verschillende regels dienen te worden toegepast naargelang van de omvang van het risico dat voor elk bestand bestaat. Bestanden lopen een groot risico wanneer zij kleiner worden dan het “voorzorgsniveau” (Bpa) - dit is de biomassa waarbij de toekomstige productiviteit van het betrokken bestand dreigt af te nemen - of wanneer de visserijsterfte hoger is dan het “voorzorgsniveau” (Fpa). De visserijsterftecoëfficiënt (F) is gelijk aan de jaarvangst, gedeeld door de gemiddelde omvang van het bestand over het jaar.

Als een bestand kleiner is dan Bpa of wordt bevist op basis van een hogere coëfficiënt dan Fpa, bevindt dat bestand zich “buiten biologisch veilige grenzen” en omgekeerd.

Als een TAC op meer dan één soort betrekking heeft, is de regel van toepassing die geldt voor de soort die het grootste risico loopt.

In de onderstaande tabel zijn de wijzigingen ten opzichte van de voordien gehanteerde regels, vetgedrukt.

Categorie | Wetenschappelijk advies | Met het oog op de vaststelling van de TAC te ondernemen actie |

1 | Het bestand wordt geëxploiteerd op het niveau van de coëfficiënt die de maximale duurzame opbrengst oplevert. | Streef ernaar de TAC vast te stellen op de vangst die naar verwachting correspondeert met de visserijsterfte die op lange termijn de hoogste opbrengst zal opleveren, maar wijzig de TAC niet met meer dan 25%. |

2 | Het bestand wordt overgeëxploiteerd vergeleken met de maximale duurzame opbrengst, maar bevindt zich binnen biologisch veilige grenzen. | Streef ernaar de TAC vast te stellen op (a) de vangst die naar verwachting op lange termijn tot de hoogste opbrengst zal leiden[10], dan wel, als dat een hogere waarde is, (b) de vangst waarbij de visserijsterftecoëfficiënt daalt met één vierde van het verschil tussen de huidige visserijsterfte en de coëfficiënt die op lange termijn de hoogste opbrengst zou opleveren, maar wijzig de TAC niet met meer dan 25%. |

3 | Het bestand bevindt zich buiten biologisch veilige grenzen. | Streef ernaar de TAC vast te stellen op (a) de vangst die naar verwachting op lange termijn tot de hoogste opbrengst zal leiden, dan wel, als dat een hogere waarde is (b) de vangst waarbij de visserijsterftecoëfficiënt daalt met: (i) 30% (ii) of, als dat een hogere waarde is, één vierde van het verschil tussen de huidige visserijsterfte en de coëfficiënt die op lange termijn de hoogste opbrengst zou opleveren, maar verlaag de TAC niet met meer dan 30% zolang de visserijsterfte daardoor niet toeneemt. |

4 | Voor het bestand geldt een plan op lange termijn en wetenschappers adviseren over de vangst die aan dat plan beantwoordt. | De TAC moet worden vastgesteld overeenkomstig het betrokken plan. Deze categorie heeft voorrang boven de andere categorieën. |

5 | Het betreft een bestand met een korte levensduur en een prognose voor één jaar kan niet worden verstrekt. | Er wordt een voorlopige TAC vastgesteld en deze zal worden gewijzigd als in de loop van het jaar nieuwe informatie beschikbaar komt. |

6* | De toestand van het bestand is niet nauwkeurig bekend en het WTECV adviseert over een passend vangstniveau. | Streef ernaar de TAC vast te stellen overeenkomstig het advies van het WTECV, maar wijzig de TAC niet met meer dan 15%. |

7* | De toestand van het bestand is niet nauwkeurig bekend en het WTECV adviseert de visserijinspanning te verminderen. | De TAC moet worden verlaagd met max. 15% en het WTECV dient te worden verzocht te adviseren over het passende niveau voor de visserijinspanning. |

8* | De toestand van het bestand is niet nauwkeurig bekend en in het advies van het WTECV staat dat het bestand aan het toenemen is. | De TAC moet worden verhoogd met max. 15%. Geen toename van de visserijinspanning§. |

9* | De toestand van het bestand is niet nauwkeurig bekend en in het advies van het WTECV staat dat het bestand aan het afnemen is. | De TAC moet worden verlaagd met max. 15%. Verminder de visserijinspanning§. |

10 | Het WTECV adviseert de vangst vast te stellen op nul of tot het laagst mogelijke niveau te verlagen of geeft een ander soortgelijk advies. | De TAC moet met ten minste 25% worden verlaagd. Er moeten herstelmaatregelen ten uitvoer worden gelegd, met inbegrip van inspanningsverminderingen en de invoering van selectiever vistuig. |

11 | Er is geen advies van het WTECV of de toestand van het bestand is niet nauwkeurig bekend en het WTECV spreekt zich er niet over uit of het bestand toeneemt dan wel afneemt. | De TAC’s moeten worden aangepast in de richting van recente werkelijke vangstniveaus, maar mogen niet met meer dan 15% per jaar worden gewijzigd, of de lidstaten moeten een uitvoeringsplan uitwerken dat tot doel heeft spoedig een advies te verstrekken. Geen toename van de visserijinspanning§. |

* Deze regel kan nog worden gewijzigd. De Commissie heeft het WTECV verzocht advies uit te brengen over eventuele nieuwe opties zoals uiteengezet in bijlage IV. Voor de vaststelling van de definitieve regel dient het resultaat van dat advies te worden afgewacht.

§ Indien van toepassing.

BIJLAGE IV - Verzoek aan de ICES met betrekking tot de categorieën 6 t/m 9

Met betrekking tot deze bestanden (exclusief soorten met een van nature korte levensduur) waarvoor geen advies kan worden verstekt op basis van een vangstraming overeenkomstig de voorzorgslimieten, werd de ICES verzocht:

I) advies uit te brengen over een TAC die overeenstemt met de hieronder opgenomen regel;

II) te evalueren welke gevolgen de toepassing van de onderstaande regel heeft uit het oogpunt van de voorzorgsbenadering en de compatibiliteit met de maximale duurzame opbrengst;

III) zo nodig advies uit te brengen over een alternatieve regel en de overeenkomstige TAC's, met het oog op een betere compatibiliteit met de voorzorgsbenadering, met de maximale duurzame opbrengst of met een grotere stabiliteit van de TAC's. Dit advies kan op ad-hocbasis worden gegeven.

Regel:

1. Wanneer wordt geconstateerd dat een bestand wordt overbevist ten opzichte van de visserijsterfte die de hoogste opbrengst zal opleveren (of tot een laag niveau is leeggevist in vergelijking met de niveaus in het verleden), dient de TAC te worden verlaagd tot het niveau dat nodig is om de waarde Fmsy te bereiken, met dien verstande dat de verlaging niet meer bedraagt dan 15%.

2. Wanneer wordt geconstateerd dat een bestand wordt onderbevist ten opzichte van de visserijsterfte die de maximale duurzame opbrengst zal opleveren, dient de TAC te worden verhoogd tot het niveau dat nodig is om de waarde Fmsy te bereiken, met dien verstande dat de verhoging niet meer bedraagt dan 15%.

3. De leden 1 en 2 hebben voorrang op de volgende leden.

4. Wanneer de gegevens over de bestandsomvang niet wijzen op een verandering in de omvang, niet beschikbaar zijn of de veranderingen in de omvang niet adequaat weergeven, wordt de TAC niet gewijzigd.

5. Wanneer de ICES van mening is dat representatieve gegevens over de bestandsomvang beschikbaar zijn, geldt de onderstaande regel:

a. Indien de gemiddelde geraamde omvang gedurende de laatste twee jaar ten minste 20% groter is dan de gemiddelde geraamde omvang in de voorafgaande drie jaar, wordt de TAC met 15% verhoogd.

b. Indien de gemiddelde geraamde omvang gedurende de laatste twee jaar ten minste 20% lager is dan de gemiddelde geraamde omvang in de voorafgaande drie jaar, wordt de TAC met 15% verlaagd.

Indien niet-restrictieve TAC’s van toepassing waren en een verlaging overeenkomstig punt 1 of punt 5, onder b), vereist is, brengt de ICES advies uit over de adequate verlaging van de TAC die nodig is om de beoogde afname van de vangsten te bereiken. De ICES neemt in elk geval een besluit over een adequate Fmsy-waarde.

[pic][pic][pic][pic][pic][pic]

[1] Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

[2] Verduurzaming van de EU-visserij op basis van de maximale duurzame opbrengst. Mededeling van de Commissie aan de Raad en aan het Europees Parlement. COM(2006) 360 definitief.

[3] Fmsy, de coëfficiënt die de maximale duurzame opbrengst van de visserij oplevert, is de intensiteit van de visserijactiviteit waarbij op lange termijn de hoogste opbrengst van een bestand wordt gehaald, zonder dat op korte termijn de productiecapaciteit van dat bestand wordt uitgeput.

[4] Verordening (EG) nr. 2166/2005 van de Raad van 20 december 2005. PB L 345 van 28.12.2005, blz. 5.

[5] Verordening (EG) nr. 676/2007 van de Raad van 11 juni 2007. PB L 157 van 19.6.2007, blz.1.

[6] Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007. PB L 248 van 22.9.2007, blz. 1.

[7] Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad van 25 februari 2008. PB L 60 van 5.3.2008, blz. 1.

[8] Onder “duurzame vangsten” worden de vangsten verstaan die de ICES en het WTECV adviseren op basis van de voorzorgsaanpak.

[9] De cijfers geven ook visserijinspanningen weer in gebieden waarvoor afwijkingen gelden (zie Verordening 1268/2009).

[10] Gemeten aan de hand van de visserijsterfte die correspondeert met een marginale opbrengst ten belope van 10 % van de marginale opbrengst bij een visserijsterfte die bijna gelijk is aan nul (F0.1).