Bijlagen bij COM(2010)365 - Groenboek naar adequate, houdbare en zekere Europese pensioenstelsels SEC(2010)830

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

BIJLAGE

1. Glossarium:

Aanvullende pensioenregeling – verplicht of vrijwillig pensioenstelsel dat doorgaans een pensioeninkomen uit het wettelijk verplichte pensioenstelsel aanvult.

Afhankelijkheidsratio van ouderen – verhouding tussen 65-plussers en de beroepsbevolking (doorgaans gedefinieerd als personen van 15 tot en met 64) in procenten.

Automatisch correctiemechanisme – betekent doorgaans een correctie van de hoogte van uitkeringen, rechten en/of premies aan veranderende omstandigheden, zoals economische omstandigheden, opbrengsten uit de financiële markt en veronderstellingen over de levensduur.

Automatische deelname – betreft doorgaans werknemers die automatisch deelnemen aan de pensioenregeling, met de mogelijkheid om hier op verzoek van af te zien.

Bedrijfsregeling – een pensioenregeling waarbij de toegang afhankelijk is van een betrekking of een beroepsmatige relatie tussen de deelnemer en de entiteit die de regeling heeft opgezet (de sponsor van de regeling). Bedrijfsregelingen kunnen worden opgezet door werkgevers of groepen werkgevers (bijv. brancheorganisaties) of vakbonden of beroepsverenigingen, samen of afzonderlijk, of door zelfstandigen. De regeling kan rechtstreeks worden bestuurd door de sponsor of door een onafhankelijke entiteit (een pensioenfonds of een financiële instelling die als pensioenverstrekker fungeert). In het laatstgenoemde geval kan de sponsor nog verantwoordelijk zijn voor de supervisie op de uitvoering van de regeling.

Bestuur (van pensioenfonds) – het exploiteren van en leiding geven aan een pensioenfonds. Het bestuursorgaan is verantwoordelijk voor het beheer maar mag een beroep doen op andere specialisten, zoals actuarissen, bewaarnemers, consultants, vermogensbeheerders en adviseurs die specifieke operationele taken verrichten of de directie van het fonds of het bestuurorgaan adviseren.

Effectieve pensioenleeftijd – leeftijd waarop een individu daadwerkelijk met pensioen gaat. Deze stemt niet noodzakelijkerwijs overeen met de uittredingsleeftijd of de normale pensioenleeftijd. (Zie ook: Uittredingsleeftijd en Normale pensioenleeftijd).

Hybride pensioenregeling – een pensioenregeling met elementen van een toegezegde-premieregeling en een toegezegde-pensioenregeling of, meer algemeen, waarin het risico wordt gedeeld door de aanbieder van de regeling en de rechthebbenden.

Individuele pensioenregeling – regeling waarvan de toegang niet afhankelijk is van een arbeidsverhouding. Deze regelingen zijn ingesteld en worden rechtstreeks beheerd door een pensioenfonds of een financiële instelling die handelt als pensioenverstrekker zonder betrokkenheid van werkgevers. Individuen zijn onafhankelijk bij het kopen en kiezen van de materiële aspecten van de regeling. Het is echter mogelijk dat werkgevers een bijdrage leveren aan individuele regelingen. Sommige regelingen hebben een beperkt lidmaatschap

Informatievoorzieningsvoorschriften – de voorschriften betreffende de frequentie, procedure, aard en omvang van de informatie die moet worden verstrekt aan deelnemers van pensioenregelingen en/of de toezichthoudende autoriteit.

Institutionele belegger – doorgaans een belegger uit de categorie van pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen, beleggingsfondsen en – in sommige gevallen – banken.

Kapitaalgedekte regeling – een pensioenregeling waarbij de toegezegde pensioenen worden gegarandeerd door een fonds van activa die zijn gereserveerd en belegd om te kunnen voldoen aan de betalingsverplichtingen van de regeling op het moment dat deze ontstaan. Kapitaalgedekte regelingen kunnen collectief of individueel zijn. (Zie ook: omslagstelsel).

Levenscyclusstrategie – beleggingsstrategie die in beschikbare-premiesystemen wordt gebruikt om het beleggingsrisico en de volatiliteit te verlagen door het beleggingsrisico van de deelnemers van de regeling geleidelijk en automatisch te verlagen naarmate zij de pensioenleeftijd naderen. (Zie ook: toegezegde-premieregeling).

Lijfrente – een financieel contract, verkocht door bijvoorbeeld een levensverzekeringsmaatschappij, dat een vast of variabel inkomen (per maand, kwartaal, half jaar of jaar) garandeert gedurende het leven van een persoon (de lijfrentetrekker) of gedurende een bepaalde periode. Het verschilt van een levensverzekeringspolis die de rechthebbende een inkomen garandeert na de dood van de verzekerde. Een lijfrente kan worden betaald in termijnen of in één vast bedrag. De uitkering kan meteen beginnen, ofwel op een vooraf bepaald moment in de toekomst, ofwel vanaf een specifieke leeftijd. Een lijfrente is één manier om een regelmatig pensioeninkomen te garanderen voor individuen die hebben gespaard in een beschikbare-premiesysteem. (Zie ook: toegezegde-premieregeling).

Minimumrendementsgarantie – minimumniveau van pensioenuitkering die in een toegezegde-premieregeling wordt uitbetaald, ongeacht de beleggingsresultaten.

Normale pensioenleeftijd – leeftijd waarop een deelnemer van de pensioenregeling in aanmerking komt om de volledige pensioenuitkeringen te ontvangen.

Omslagstelsel – pensioenstelsel waarbij met de lopende premies de lopende pensioenuitgaven worden gefinancierd (Zie ook: kapitaalgedekt stelsel).

Opbouwfase – periode waarin premies worden betaald en belegd in een toegezegde-premieregeling. (Zie ook: toegezegde-premieregeling).

Opbouwpercentage – percentage waarmee de toekomstige pensioenuitkeringen worden opgebouwd. Het wordt toegepast in toegezegde-pensioenregelingen en gebaseerd op de formule die aan de regeling is verbonden. Het opbouwpercentage kan bijvoorbeeld 1,5% van de pensioengrondslag bedragen voor elk pensioenjaar (zie ook: beschikbare-uitkeringssysteem).

Operationeel risico – het risico op verliezen door inadequate of falende interne procedures, personeel of systemen of door externe gebeurtenissen.

Overdraagbaarheid – het recht om opgebouwde voordelen of opgebouwd kapitaal over te dragen van een pensioenregeling naar een andere, bijvoorbeeld naar de pensioenregeling van de nieuwe werkgever.

Pensioengarantiestelsel – een regeling om compensatie te betalen aan deelnemers of rechthebbenden van pensioenregelingen bij insolventie van het pensioenfonds en/of de sponsorende werkgever. Voorbeelden van een pensioengarantiestelsel zijn de Pensions-Sicherungs-Verein Versicherungsverein auf Gegenseitigkeit (PSVaG) in Duitsland en het pension protection fund (pensioenbeschermingsfonds) in het Verenigd Koninkrijk.

Pensioenhypotheek – dit begrip dekt zowel het proces als de producten die huiseigenaars in staat stellen om aanzienlijke forfaitaire bedragen of een regelmatig inkomen te verwerven door een deel van de waarde van hun huis te verzilveren terwijl ze erin kunnen blijven wonen.

Pensioenregeling op basis van boekreserve – een boekhoudmethode die door sommige sponsorende werkgevers wordt gebruikt om toegezegde pensioenen te financieren. Bedragen worden opgevoerd op de balans van de sponsor van de regeling als reserves of voorzieningen voor pensioenuitkeringen. Sommige activa kunnen worden bijgehouden in afzonderlijke rekeningen om uitkeringen te financieren, maar het zijn juridisch of contractueel geen activa van een pensioenregeling. (Zie ook: toegezegde-pensioenregeling).

Pensioenzuil – de verschillende soorten pensioenregelingen worden doorgaans ingedeeld in twee, drie, vier of meer zuilen in het pensioenstelsel. Er bestaat echter geen algemeen aanvaarde classificatie. Veel pensioenstelsels maken een onderscheid tussen wettelijke, bedrijfs- en individuele pensioenregelingen of tussen verplichte en vrijwillige pensioenregelingen. Deelname aan bedrijfs- en individuele pensioenregelingen, doorgaans particuliere pensioenovereenkomsten, kan verplicht of vrijwillig zijn.

Regeling op basis van het eindsalaris – een regeling met een vaste uitkering waarbij de pensioenuitkering is gebaseerd op het salaris van het laatste jaar of de laatste jaren vóór de pensionering. (Zie ook: toegezegde-pensioenregeling).

Regeling op basis van gemiddeld salaris – een regeling met een vaste uitkering waarbij de toekomstige pensioenuitkering voor een specifiek jaar afhankelijk is van de hoogte van de inkomsten van de deelnemer voor het desbetreffende jaar. (Zie ook: toegezegde-pensioenregeling).

Regeling op basis van kassaldo – een regeling waarbij de werkgever deelnemers een pensioenbedrag toezegt, uit te betalen op de normale pensioenleeftijd, waarmee zij een lijfrente kunnen kopen. (Zie ook: normale pensioenleeftijd; lijfrente).

Solvabiliteit – het vermogen van de activa van een geschillenregeling om de verplichtingen van de regeling na te komen. De verplichtingen van de regeling omvat alle toekomstige uitbetalingen van pensioenen en moeten daarom tot ver in de toekomst worden verdisconteerd, waarbij veronderstellingen over de levensduur van groot belang zijn. De waarde van de activa van de regeling is afhankelijk van het gebruikte type standaarden voor jaarrekeningen Indien het solvabiliteit van een regeling naar verwachting niet voldoende is, moet worden beslist of de bijdragen moeten worden verhoogd dan wel de rechten worden verlaagd, voor zover de voorschriften van de regeling dit toestaan.

Sponsorconvenant – het vermogen van de sponsor om de volatiliteit van het pensioenfonds te compenseren door zo nodig extra activa te verschaffen. Het convenant komt in dit verband sterk overeen met het begrip "kredietwaardigheid" bij geldleningen. Eenvoudig gezegd: indien een pensioenfonds een tekort heeft, stemt het in veel opzichten overeen met een obligatiehouder in termen van de financiële markt. Het fonds is afhankelijk van het vermogen van de onderneming om extra bijdragen te betalen in de toekomst indien het rendement van de beleggingen niet voldoende is om het tekort aan te vullen.

Technische voorzieningen – het bedrag aan verplichtingen dat overeenkomt met de financiële verplichtingen van een pensioenfonds die voortvloeien uit zijn portefeuille met bestaande pensioencontracten. Zie ook artikel 15 van Richtlijn 2003/41/EG.

Toegezegde-pensioenregeling – pensioenregeling waarbij de opgebouwde aanspraken afhankelijk zijn van de inkomsten en de carrière (de toekomstige inkomsten uit pensioen zijn vooraf bepaald en toegezegd aan de deelnemer). Gewoonlijk draagt de sponsor van de regeling het beleggingsrisico en vaak ook het langlevenrisico: indien de verwachtingen over het rendement en de levensverwachting niet uitkomen, moet de sponsor zijn premies verhogen om het toegezegde pensioen te kunnen betalen. Het betreft doorgaans bedrijfspensioenen. (Zie ook: toegezegde-premieregeling).

Toegezegde-premieregeling – pensioenregeling waarbij de hoogte van de bijdrage, en niet de uiteindelijke uitkering, vooraf is bepaald: er wordt geen toezegging over het uiteindelijke pensioen gedaan. Regelingen met een vaste bijdrage kunnen publieke, bedrijfs- en persoonlijke pensioenen zijn: afhankelijk van de regeling kunnen de premies worden betaald door de deelnemer, de werkgever of de staat. De hoogte van het pensioen is afhankelijk van het resultaat van de gekozen beleggingsstrategie en van de hoogte van de premies. De individuele deelnemer draagt dus het beleggingsrisico en beslist vaak zelf hoe hij dit risico wil verminderen. (Zie ook: toegezegde-pensioenregeling).

Toetsingsvermogen (wettelijk verplicht) – heeft betrekking op de toegevoegde activa van een pensioenfonds naast de technische voorzieningen die als buffer dienen. In de regelgeving wordt doorgaans bepaald dat deze activa vrij moeten zijn van alle voorzienbare verplichtingen en dienen als veiligheidskapitaal om verschillen tussen de verwachte en de daadwerkelijke uitgaven en winsten op te vangen. Wordt ook toetsingsvermogen genoemd. (Zie ook: technische voorzieningen).

Uitbetalingsfase of afbouwfase – periode waarin de activa die in de opbouwfase zijn opgebouwd, worden uitbetaald aan de deelnemer van een kapitaalgedekte regeling. Een voorbeeld van een uitbetalingsfase is een periode waarin een regelmatig pensioeninkomen wordt ontvangen door middel van de aanschaf van een lijfrente. (Zie ook: lijfrente).

Uittredingsleeftijd – leeftijd waarop een individu daadwerkelijk de arbeidsmarkt verlaat. Omdat niet alle gegevens beschikbaar zijn, wordt de uittredingsleeftijd vaak gebruikt als indicatie voor de effectieve pensioenleeftijd. Deze twee kunnen verschillen omdat sommige mensen de arbeidsmarkt verlaten voordat zij daadwerkelijk met pensioen gaan, terwijl anderen na hun pensionering blijven werken. (Zie ook: effectieve pensioenleeftijd).

Vervangingspercentage – doorgaans een indicator voor de hoogte van het pensioeninkomen na de pensionering als percentage van het individuele inkomen op het moment van de pensionering of van het gemiddelde inkomen. Het vervangingspercentage geeft aan in welke mate een pensioenstelsel de gemiddelde werknemer in staat stelt om zijn vroegere levensstandaard te handhaven wanneer hij met pensioen gaat.

Voorwaardelijke indexatie – betreft beschikbare uitkeringssystemen waarbij de uitbetaling van geïndexeerde uitkeringen (doorgaans geherwaardeerd naar inflatie of lonen) afhankelijk is van de financiële rendementen van de regeling. (Zie ook: toegezegde-pensioenregeling).

Wettelijk verplichte pensioenregeling – een socialezekerheids- of soortgelijk wettelijk programma dat wordt beheerd door de overheid (namelijk centrale, federale of plaatselijke overheid, of een andere instantie uit de openbare sector, zoals een socialezekerheidsinstelling). De openbare pensioenen zijn traditiegetrouw op het omslagstelsel gebaseerd.

2. STATISTICAL ANNEX

Figure 1: Demographic structure of the population in 2008 and 2060

Figure 2: Old-age dependency ratios under different average exit age scenarios

Figure 3: Change in public pension expenditure as a share of GDP over 2007-60 (in percentage points)

Figure 4: Benefit ratios in EU Member States in 2007 and 2060

Figure 5: Change in theoretical replacement rates for an average wage earner retiring at 65 after 40 years career between 2006 and 2046 in percentage points

Figure 6: Standard pension eligibility age and average labour market exit age in EU-27

Figure 7: Overall, female and older workers employment rates in EU-27, 2000-2008, in percent

Figure 8: Pension benefit impact of shorter and longer working lives

Figure 9: Pension benefit impact of career breaks due to unemployment

Figure 10: Increasing significance of funded pensions

Figure 1: Demographic structure of the population in 2008 and 2060

2008[pic]

2060

[pic]

Source: Commission services, graph published in the 2010 Interim Joint Report on pensions of the Economic Policy Committee and Social Protection Committee, noted by the 7-8 June 2010 EPSCO and ECOFIN Councils, p. 9, available at: http://europa.eu/epc/publications/index_en.htm .

Note: the red (dark) bar indicates the most numerous cohort.

Figure 2: Old-age dependency ratios under different average exit age scenarios

In 2010, when it is assumed that people leave the labour market on average at age 60, the dependency ratio, i.e. the number of people of working age relative to the number of people above age 60, amounts to 5 to 2. If by 2040 people were to remain until 67 the corresponding ratio would stay constant and the increase by 2060 would far less dramatic than at lower exit ages. There would be no increase if the exit age would increase another 3 years between 2040 and 2060.

[pic]Source: Eurostat, Population Projections, 2008 data.

Figure 3: Change in public pension expenditure as a share of GDP over 2007-60 (in percentage points)

[pic]

Source: Ageing report 2009, available at:

http://ec.europa.eu/economy_finance/publications/publication13782_en.pdf, data as updated at the Ageing Working Group in 2010.

Note: Hungary reformed its pension system in 2009. Following the reform, its impact was assessed through a peer review by the AWG, and endorsed by the EPC at their 22 February 2010 meeting. According to the revised pension projections, public pension expenditure is projected to decrease from 10.9% of GDP in 2007 to 10.5% of GDP in 2060, i.e. by 0.4 p.p. of GDP, compared with the projection in the 2009 Ageing Report, where an increase of 3 p.p. of GDP between 2007 and 2060 was projected.

Figure 4: Benefit ratios in EU Member States in 2007 and 2060

[pic]

Source: Ageing report 2009, available at:

http://ec.europa.eu/economy_finance/publications/publication13782_en.pdf.

Note: The 'Benefit ratio' is the average benefit of public pension and public and private pensions, respectively, as a share of the economy-wide average wage (gross wages and salaries in relation to employees), as calculated by the Commission. Public pensions used to calculate the Benefit Ratio includes old-age and early pensions and other pensions. Private pensions are not included for all Member States. Hence, the comparability of the figures is limited. The value of indicators might change as some Member States consider reforms of their pension systems (e.g. Ireland).

Figure 5: Change in theoretical replacement rates for an average wage earner retiring at 65 after 40 years career between 2006 and 2046 in percentage points

[pic]

Source: INDICATORS' SUBGROUP OF THE SOCIAL PROTECTION COMMITTEE (ISG) 2009 report on Theoretical Replacement Rates, " UPDATES OF CURRENT AND PROSPECTIVE THEORETICAL PENSION REPLACEMENT RATES 2006-2046", p.17, available at:

http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=752&langId=en&moreDocuments=yes.

Note: Replacement rates are defined as the level of pension income during the first year of retirement as a percentage of individual earnings immediately before retirement. For countries with a projected drop in replacement rates it should be noted that the decrease can usually be counterbalanced by working longer.

It should be noted that EE, like other countries with a more positive evolutions in replacement rates (RO, BG and CY), start off from rather low initial levels of the rates.

Figure 6: Standard pension eligibility age and average labour market exit age in EU-27

There has been a more or less pronounced increase in the average exit age from the labour force of nearly all Member States between 2001 and 2008, with an EU27 average exit age of 61.4 years in 2008. For those countries with increasing pensionable ages until 2020 and beyond, the average exit age is expected to continue to increase. It appears that most countries are gradually moving to a universal pensionable age of at least 65, but countries such as DK, DE and UK have already legislated further increases in order to respond to continued advances in longevity.

Member State | Average exit age from the labour force in 2001 | Average exit age from the labour force in 2008 | Statutory retirement age for M/W in 2009 | Statutory retirement age for M/W in 2020 | Further increases in the statutory retirement age for M/W after 2020 |

Belgium | 56.8 | 61.6* | 65/65 | 65/65 |

Bulgaria | 58.4 | 61.5 | 63/60 | 63/60 |

Czech Republic | 58.9 | 60.6 | 62/60y8m | 63y8m/63y4m | 65/65 |

Denmark | 61.6 | 61.3 | 65/65 | 65/65 | 67+/67+*** |

Germany | 60.6 | 61.7 | 65/65 | 65y9m/65y9m | 67/67 |

Estonia | 61.1 | 62.1 | 63/61 | 63/63 |

Ireland | 63.2 | 64.1** | 65/65 | 65/65 (66/66) | (68/68) |

Greece | 61.3° | 61.4 | 65/60 | 65/60 | 65/65 |

Spain | 60.3 | 62.6 | 65/65 | 65/65 |

France | 58.1 | 59.3 | 60-65 | 60/60 |

Italy | 59.8 | 60.8 | 65/60 | 65/60**** | *** |

Cyprus | 62.3 | 63.5* | 65/65 | 65/65 |

Latvia | 62.4 | 62.7 | 62/62 | 62/62 |

Lithuania | 58.9 | 59.9** | 62y6m/60 | 64/63 | 65/65 |

Luxembourg | 56.8 | : | 65/65 | 65/65 |

Hungary | 57.6 | : | 62/62 | 64/64 | 65/65 |

Malta | 57.6 | 59.8 | 61/60 | 63/63 | 65/65 |

Netherlands | 60.9 | 63.2 | 65/65 | 65/65 (66/66) | (67/67) |

Austria | 59.2 | 60.9* | 65/60 | 65/60 | 65/65 |

Poland | 56.6 | 59.3* | 65/60 | 65/60 |

Portugal | 61.9 | 62.6* | 65/65 | 65/65 |

Romania | 59.8 | 55.5 | 63y8m/58y8m | 65/60 (65/61y11m) | (65/65) |

Slovenia | 56.6° | 59.8** | 63/61 | 63/61 (65/65) |

Slovakia | 57.5 | 58.7* | 62/59 | 62/62 |

Finland | 61.4 | 61.6* | 65/65, 63-68 | 65/65, 63-68 |

Sweden | 62.1 | 63.8 | 61-67 | 61-67 |

United Kingdom | 62.0 | 63.1 | 65/60 | 65/65 | 68/68 |

EU 27 average | 59.9 | 61.4 |

Source: Eurostat, MISSOC, Ageing Report, 2010 Interim Joint Report on pensions of the Economic Policy Committee and Social Protection Committee, noted by the 7-8 June 2010 EPSCO and ECOFIN Councils, available at: http://europa.eu/epc/publications/index_en.htm .

Note: ° - 2002, * - 2007, ** - 2006, in brackets – proposed, not yet legislated, *** retirement age evolves in line with life expectancy gains over time, introducing flexibility in the retirement provision. **** For Italy 65/65 for civil servants, starting from 2018.

Sweden: guarantee pension is available from the age of 65.

Romania: the National House of Pensions and other Social Insurance Rights.

Figure 7: Overall, female and older workers employment rates in EU-27, 2000-2008, in percent

[pic]

Source: Eurostat, LFS annual data, graph published in the 2010 Interim Joint Report on pensions of the Economic Policy Committee and Social Protection Committee, noted by the 7-8 June 2010 EPSCO and ECOFIN Councils, p.10, available at: http://europa.eu/epc/publications/index_en.htm .

Figure 8: Pension benefit impact of shorter and longer working lives

[pic]

Source: INDICATORS' SUBGROUP OF THE SOCIAL PROTECTION COMMITTEE (ISG) 2009 report on Theoretical Replacement Rates (TRR), " UPDATES OF CURRENT AND PROSPECTIVE THEORETICAL PENSION REPLACEMENT RATES 2006-2046", p.22, available at:

http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=752&langId=en&moreDocuments=yes.

Figure 9: Pension benefit impact of career breaks due to unemployment

Accumulated difference in net theoretical replacement rates for an average earner entering the labour market at 25 and retiring at the statutory retirement age with a 1, 2 or 3 year career break due to unemployment compared with no break*

[pic]

Source: SOCIAL PROTECTION COMMITTEE/INDICATORS' SUBGROUP OF THE SOCIAL PROTECTION COMMITTEE (ISG). Graph published in the 2010 Interim Joint Report on pensions of the Economic Policy Committee and Social Protection Committee, noted by the 7-8 June 2010 EPSCO and ECOFIN Councils, p.50, available at: http://europa.eu/epc/publications/index_en.htm

*The unemployment break is assumed to take place in the years just prior to old age retirement which is assumed here to be the statutory retirement age for men

Note: the values for MT and PT are equal to 0 and should not be interpreted as missing. The values are validated by Member States. Conditions of crediting unemployment breaks might have a positive impact on the replacement rate of a hypothetical worker in the base-case scenario, for whom values in the Figure are provided.

Figure 10: Increasing significance of funded pensions

This figure shows that for most of those countries represented, funded pensions will provide for a larger share of retirement income in 2046 than in 2006 as a result of pension reforms (measured by gross theoretical replacement rates).

Share of occupational and statutory funded pensions in total gross theoretical replacement rates in 2006 and 2046 in selected Member States

[pic]

Source: INDICATORS' SUBGROUP OF THE SOCIAL PROTECTION COMMITTEE (ISG) 2009 report on Theoretical Replacement Rates, " UPDATES OF CURRENT AND PROSPECTIVE THEORETICAL PENSION REPLACEMENT RATES 2006-2046", Annex – country fiches, available at:

http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=752&langId=en&moreDocuments=yes.

Note: Data available only for a number of Member States

[1] In het Europees Parlement wordt onder de auspiciën van de Bijzondere Commissie financiële, economische en sociale crisis ook een beleidsdiscussie gevoerd over de lessen die uit de crisis kunnen worden getrokken.

[2] Verslag te vinden op http://europa.eu/epc/publications/index_en.htm , zie conclusies van de Raad http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/ecofin/114988.pdf .

[3] Met inbegrip van zeer mobiele werknemers zoals onderzoekers, zie conclusie van de Raad van 2 maart 2010: http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_Data/docs/pressdata/en/intm/113121.pdf.

[4] De Commissie brengt in 2010 een verslag over burgerschap uit, over de hele levenscyclus van EU-burgers, waarin aandacht wordt besteed aan i) belemmeringen van de daadwerkelijke uitoefening van burgerrechten, waaronder de rechten van vrij verkeer, en ii) de beoogde oplossingen om deze belemmeringen weg te nemen, samen met een draaiboek voor de goedkeuring ervan.

[5] Mededeling van de Commissie van 29 april 2009 over de vergrijzing "Opvangen van de gevolgen van de vergrijzing in de EU (Verslag 2009 over de vergrijzing)" en werkdocument van de diensten van de Commissie Demography Report 2008: Meeting Social Needs in an Ageing Society " (SEC(2008)2911).

[6] Europese Commissie en Comité voor economische politiek (2009), Verslag over de vergrijzing: "2009 Ageing Report: Economic and budgetary projections for the EU-27 Member States (2008-2060). European Economy, No 2.

[7] Ibidem.

[8] "Kwaliteit en houdbaarheid van de pensioenen: Gezamenlijk verslag inzake doelstellingen en werkmethoden op pensioengebied" [10672/01 ECOFIN 198 SOC 272]

[9] Het tussentijds gezamenlijk verslag over pensioenen van het Comité voor economische politiek en het Comité voor Sociale Bescherming omvat een meer gedetailleerde beoordeling, zie voetnoot 2.

[10] Hoofdstuk 4.2 blz. 26 van SPC-verslag "Privately managed funded pension provision and their contribution to adequate and sustainable pensions" (2008)http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=752&langId=en

[11] Een mogelijkheid is de uitwisseling van ervaringen met methoden zoals "communicerende vaten", waarbij het bedrag van het belastingvoordeel voor vrijwillig individueel sparen omgekeerd evenredig is met het bedrag van de wettelijke en de bedrijfspensioenen waarover een individu reeds beschikt. Zie "Proposal for a pension model with a compensating layer" door G.J.B. Dietvorst, EC Tax Review 2007 nr. 3, blz. 142-145.

[12] Zie voetnoot 6.

[13] OESO, "Pensions and the crisis – How should retirement income systems respond to financial and economic pressures" 2009.

[14] OESO "Pension Markets in Focus", oktober 2009, nummer 6.

[15] Hoofdstukken 3.3 – 3.5 van het tussentijds gezamenlijk verslag over pensioenen, zie voetnoot 2.

[16] Volgens de conclusies van het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie van 23 maart 2005, 7619/1/05, REV 1, moet worden gewerkt "aan het waarborgen van de houdbaarheid van de openbare financiën op de lange termijn, het bevorderen van de groei en het voorkomen van buitensporige lasten voor de toekomstige generaties."

[17] Met betrekking tot het SGP heeft de Commissie voorgesteld om ook rekening te houden met impliciete verantwoordelijkheden, met name in verband met vergrijzing, en andere factoren in verband met toekomstige risico's (COM(2010)367/2).

[18] Hoofdstuk 3.2.1. van het tussentijds gezamenlijk verslag over pensioenen, zie voetnoot 2.

[19] Conclusies van het voorzitterschap van 15-16 maart 2002, EUROPEAN COUNCIL SN 100/1/02 REV 1.

[20] Noodzakelijk zijn een betere omzetting en toepassing van de richtlijn gelijke behandeling in arbeid en beroep (2000/78/EG) en het besef dat oudere werknemers een meerwaarde hebben. Bij het zoeken naar werk wordt leeftijd het vaakst als nadeel ervaren, ziehttp://ec.europa.eu/public_opinion/archives/ebs/ebs_317_en.pdf.

[21] Hoofdstuk 2.1. van het tussentijds gezamenlijk verslag over pensioenen, zie voetnoot 2.

[22] Zie Werkdocument van de Commissie (SEC(2010)830).

[23] Zie voetnoot 22 voor meer informatie over het huidige EU-kader voor pensioenen.

[24] Verslag van de Commissie over enkele kernaspecten van richtlijn 2003/41/EG betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV-richtlijn) van 30.4.2009, COM(2009) 203 definitief, zie http://ec.europa.eu/internal_market/pensions/docs/legislation/iorp_report_en.pdf.

[25] IAS 19 Employee Benefits is van toepassing op de sponsorende ondernemingen.

[26] IAS-verordening 1606/2002.

[27] Het verslag-Monti stelt ook als optie voor om een 28e regeling voor rechten inzake aanvullend pensioen voor. Zie "Een nieuwe strategie voor de eengemaakte markt ten dienste van de Europese economie en samenleving, Rapport ter attentie van de Voorzitter van de Europese Commissie José Manuel Barroso" door Mario Monti, 9 mei 2010, blz. 58.

[28] Een van de mogelijkheden is de oprichting van een grensoverschrijdend EU-pensioenfonds voor de zeer mobiele werknemers (zoals onderzoekers). Zie "Feasibility Study of a Pan-European pension fund for EU researchers", door Hewitt Associates, in opdracht van de Europese Commissie (DG RTD), mei 2010.

[29] Commissie/België, zaak C-522/04.

[30] Onder zoek van Europese Federatie voor Pensioenvoorziening (EFRP) naar toegezegde-premiepensioenen 2010.

[31] OECD Pension Markets in Focus, oktober 2009.

[32] De huidige veiligheidsmechanismen berusten op een realistische waardering van technische voorzieningen, eigen middelen, sponsorconvenanten, pensioengarantiefondsen of een combinatie hiervan (bron: CEIOPS SSC-verslag).

[33] 2008/94/EG

[34] SEC(2008) 475 van 11.4.2008.

[35] PB 2009/S 230-329482.