Bijlagen bij COM(2012)278 - Raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2013

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2012)278 - Raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2013.
document COM(2012)278 NLEN
datum 7 juni 2012
bijlage I). Voorts was de tendens de voorbije jaren dat een steeds kleiner gedeelte van de bestanden (van 47 % in 2003 naar 35 % in 2012) kan worden aangemerkt als bestanden die zich binnen de biologisch veilige grenzen bevinden. Het is niet duidelijk in hoeverre een en ander de gegevens kan beïnvloeden (is het bijv. zo dat de bestanden die het hoogste risico lopen, niet langer worden beoordeeld?).

Waar de toestand van de bestanden evenwel is beoordeeld, lijkt zich een verbetering af te tekenen, zij het langzaam: het aandeel overbeviste[2] bestanden in de Atlantische Oceaan en de aangrenzende wateren is gedaald van 32 van de 34 bestanden in 2004 naar 18 van de 38 bestanden in 2011, d.i. van 94 % naar 47 % (zie bijlage I voor nadere gegevens). Het MSY-niveau halen is een realistische en haalbare doelstelling. De nieuwe bestanden die niet langer als “overbevist” worden beoordeeld, zijn onder meer de Iberisch-Atlantische zeeduivel, blauwe wijting, tong in de Keltische Zee, schelvis in de wateren ten westen van Schotland, Noordzeeharing, Noordzeeschol en haring in de Botnische Golf. Voor 2012 waren verschillende TAC-verhogingen mogelijk, wat voor de vissers een extra inkomen van meer dan 135 miljoen euro zal creëren. Het op MSY gebaseerde visserijbeleid begint nu al resultaat op te leveren: meer vis voor de consument en potentieel meer banen en een hoger inkomen voor wie actief is in de sectoren van de visvangst en de visverwerking.

De huidige kennis van de toestand van de visbestanden is samengevat in bijlage I; hieronder volgt een beknopte beschrijving per gebied[3].

Pelagische bestanden van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan: alle belangrijke pelagische bestanden, met uitzondering van makreel, worden nu bevist op of onder het MSY-niveau en voor 2012 zijn overeenkomstige TAC’s vastgesteld. De Unie heeft tal van pogingen ondernomen om met IJsland en de Faeröer tot een akkoord te komen inzake hun deelname, samen met Noorwegen en de EU, aan het duurzame beheer van makreel. Het totaal van de door de EU, Noorwegen, de Faeröer en IJsland in 2012 vastgestelde TAC’s voor makreel lag 36 % boven het wetenschappelijke advies (de Russische vangsten niet meegerekend). De bevissingscoëfficiënt voor makreel ligt duidelijk boven de grenzen van de duurzaamheid en de volgende jaren zal het bestand krimpen als er met IJsland en de Faeröer geen overeenkomst voor het duurzame beheer van dit bestand kan worden bereikt. Doordat er nog geen overeenkomst kon worden bereikt en het bestand niet langer goed wordt beheerd, is het bestand zijn certificering van de “Marine Stewardship Council” als duurzaam beheerd bestand kwijt geraakt.

In de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat worden schol, schelvis, haring, langoustines en tong (alleen in het Skagerrak en het Kattegat) bevist volgens visserijsterftecoëfficiënten die op het MSY-niveau liggen. Wat de overige bestanden betreft, is hun toestand niet bekend of worden zij overbevist. De TAC’s werden voor 2012 vastgesteld op een niveau dat 5 % hoger ligt dan het wetenschappelijke advies, terwijl dat verschil in 2011 11 %, in 2010 17 % en in 2009 37 % bedroeg.

Vele bestanden in de wateren ten westen van Schotland, de Ierse Zee en de Keltische Zee zijn klein en de beoordelingen daarvan zijn onzeker. De ICES heeft voor een aantal bestanden problemen gemeld met het registreren van vangsten en andere gegevens, waaronder die over teruggooi. Vijf bestanden zijn zo uitgeput dat de vangst volgens het wetenschappelijke advies tot het laagst mogelijke niveau moet worden beperkt. Van de 18 bestanden waarvoor MSY-beoordelingen konden worden opgesteld, was een derde overbevist en werden er 12 op of onder het MSY-streefdoel bevist. Bij de haring in de Keltische Zee en de schelvis in de wateren ten westen van Schotland waren onlangs bemoedigende verbeteringen te zien, maar de reeds hoge teruggooi van kabeljauw, schelvis en wijting zal nog toenemen als verder met kleinmazige netten intensief op langoustines wordt gevist en niet in grotere mate gebruik wordt gemaakt van selectief vistuig dat de kleine vissen laat ontsnappen. De regels inzake de vangstsamenstelling die werden ingevoerd om dit bestand te beschermen toen het zich op een laag niveau bevond, zijn nu geschorst[4]. De lidstaten hebben zich ertoe verbonden selectiever vistuig in te voeren om de teruggooi te verminderen.

Voor de bestanden in de Golf van Biskaje en de Iberisch-Atlantische Zeeën zijn er slechts enkele beoordelingen voorhanden. De toestand van de zuidelijke heek is erop vooruitgegaan door een goede aanwas van jonge exemplaren, maar in 2011 waren de vangsten opnieuw veel groter dan het quotum, waardoor de langetermijnduurzaamheid van dit bestand wordt bedreigd en de marktprijzen laag zijn. Om deze uitdaging aan te kunnen werken de Commissie en Spanje aan een actieplan voor de aanpassing van het nationale systeem voor de registratie van de vangsten en de visserijinspanningen. In de zomer van 2012 zullen audits worden afgerond van de vangst- en visserijinspanningsregistratiesystemen van andere lidstaten rond de Atlantische Oceaan. Voor langoustines in de Cantabrische Zee geldt nog steeds het advies de visserij stop te zetten.

In de Oostzee worden vijf van de zeven bekende bestanden nog steeds overbevist. Alleen kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee en haring in de Botnische Zee worden bevist op het niveau van de maximale duurzame opbrengst.

In de Middellandse Zee wordt 80 % van de onderzochte bestanden overbevist en bevinden sommige bestanden zich op een laag niveau (bijlage Ib). Hoewel er bij de beoordelingen nog steeds geen sprake is van een geografisch evenwicht of een goede spreiding in de tijd, is het aantal en de kwaliteit ervan voortdurend toegenomen en hebben die beoordelingen nu betrekking op meer dan 100 bestanden van in totaal 27 soorten. Toch is slechts 63 % van de beoordeelde bestanden aangemerkt als zijnde bestanden die aan de MSY-normen voldoen. Van 37 % van de bestanden blijft de status onbekend. Aangezien pas onlangs met deze beoordelingen is begonnen en niet alle bestanden elk jaar worden beoordeeld, kunnen deze gegevens niet worden gebruikt om te zien hoe de toestand van de bestanden zich in de tijd ontwikkelt.

In de Zwarte Zee is de situatie niet wezenlijk veranderd. Sprot is in goede doen dankzij de recente sterke aanwas van jonge exemplaren. Deze soort wordt op duurzame wijze bevist, maar tarbot wordt nog steeds erg overbevist.

3. Economische analyse

Naar verwachting zal de economische prestatie in vele onderdelen van de Europese visserijsector zwak zijn, vooral wat de demersale soorten betreft. Daarvoor zijn twee redenen.

Ten eerste zorgt de aanhoudend zwakke toestand van vele visbestanden ervoor dat de vangsten kleiner zijn en dat de kosten van het vissen – en met name de brandstofkosten – hoger waren dan normaal. Toch waren in 2012 al TAC-verhogingen mogelijk voor een waarde van minstens 135 miljoen euro, wat erop wijst dat de negatieve economische en sociale kortetermijneffecten van de overschakeling naar MSY wel eens kleiner zouden kunnen zijn dan gevreesd. De verwachte positieve langetermijneffecten van MSY doen zich eerder voor dan gedacht. Dit neemt niet weg dat de sector momenteel een nog steeds vrij geringe financiële veerkracht heeft.

Ten tweede hebben de brandstofkosten opnieuw bijna de recordwaarden van juli 2008 bereikt, terwijl de visprijzen op de belangrijkste consumentenmarkten licht gedaald zijn. Deze druk kan enigszins worden verlicht door over te schakelen naar een meer brandstofefficiënte aandrijving en door wijzigingen in het visserijgedrag en het vistuig. Ook verbeteringen in de afzetstrategieën zouden de stabiliteit van de sector kunnen schragen. Toch is het de geleidelijke beëindiging van de overbevissing die de grootste bijdrage kan leveren aan de economische efficiëntie en stabiliteit ten aanzien van de hogere kosten en de lagere productprijzen.

Uit de recentst beschikbare cijfers over de werkgelegenheid (voor 2009) blijkt dat het totale aantal vissers dat actief is in de vissersvloot van de EU (uitgezonderd Griekenland, waarvan de cijfers niet zijn meegedeeld), 134 700 bedraagt – een daling met ongeveer 8 % ten opzichte van 2005. De werkgelegenheid in de sector blijft dus dalen. Een verbetering van de onderliggende toestand van de visbestanden is van essentieel belang om die neerwaartse tendens te stoppen.

4. Aanwijzingen voor het beleid

4.1.        Ontwikkelingen op het gebied van het wetenschappelijke advies voor bestanden waarvoor geen volledige gegevens beschikbaar zijn

In 2011 kon een gekwantificeerd wetenschappelijk advies over de overbevissing ten opzichte van Fmsy[5] (met uitzondering van de diepzeesoorten) worden gegeven voor 38 van de 92 bestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, d.i. voor 41 % van de bestanden; deze adviezen hadden wel betrekking op het leeuwendeel van de grotere en commercieel belangrijke bestanden. In totaal sloegen deze adviezen op 2 miljoen ton van de in totaal 2,5 miljoen ton aan desbetreffende vangstmogelijkheden (d.i. 80 % van de vangsttonnage). In de Middellandse Zee en de Zwarte Zee kon voor 65 van de 103 bestanden die in 2011 werden onderzocht, advies over overbevissing worden gegeven (63%).

Voor de Atlantische Oceaan, de Noordzee en de Oostzee was het aantal bestanden waarvoor advies met betrekking tot MSY kon worden gegeven, gestegen van 34 in 2005 naar 39 in 2010; in 2012 kon advies worden verstrekt voor 38 bestanden. Er is een licht afnemende tendens in het aandeel bestanden waarvoor een gekwantificeerde analyse en prognose voorhanden zijn. Het aandeel bestanden waarvoor geen wetenschappelijk advies beschikbaar is, was gestegen van 45 % in 2003 naar 52 % in 2006 en daalde vervolgens opnieuw naar 36 % in 2012.

Er zijn tal van redenen voor het ontbreken van advies: ontbrekende of onbetrouwbare vangstgegevens, onvolledige onderzoeken of slechte bemonstering, onderliggende onzekerheden over de biologie van de bestanden en gebrek aan personeel voor het wetenschappelijk adviesproces. Het aanleveren van wetenschappelijke visserijgegevens overeenkomstig het kader voor gegevensverzameling van de EU[6] valt onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten en in een aantal gevallen wordt die verantwoordelijkheid niet volledig nagekomen, ondanks de beschikbare EU-financiering. In 2011 hebben de Commissie en de Raad de lidstaten dringend verzocht de beschikbaarheid van gegevens voor de in tabel 1 vermelde bestanden te verbeteren. De resultaten hiervan zullen tot uiting komen in het eerstvolgende advies van de ICES, dat in juni 2012 moet worden verstrekt.

Tabel 1 – Bestanden die vallen onder de gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de Commissie inzake de verbetering van de beschikbaarheid van gegevens met betrekking tot de Europese wateren van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Oostzee

Bestanden || Gebieden

Zeeduivel || [Noordzee en] wateren ten westen van Schotland

Zeeduivel || Keltische Zee

Zeeduivel || Golf van Biskaje

Schelvis || Keltische Zee

Horsmakreel || Noordzee

Schartong || Keltische Zee

Schartong || Golf van Biskaje

Schol || Ierse Zee

Schol || Keltische Zee (gebied VIIfg)

Schol || Oostzee

Witte koolvis || Wateren ten westen van Schotland

Witte koolvis || Keltische Zee

Roggen || Wateren ten westen van Schotland

Sprot || Kanaal

Sprot || Noordzee

Wijting || Keltische Zee

Nadat in 2012 aanvullende wetenschappelijke studies zullen zijn verricht, zullen de wetenschappelijke adviezen naar verwachting zoniet de meeste, dan toch een groter aantal bestanden bestrijken. In 2011 waren er nog meer dan 44 bestanden waarvoor de wetenschappelijke beoordelingen niet konden worden afgerond, maar dit aantal zal in 2012 wellicht dalen tot een tien- tot twaalftal. Hiertoe zullen beoordelingsmethoden en raadplegingsprocedures moeten worden toegepast die nog onontgonnen terrein zijn in de Europese adviesverlening, maar elders reeds goed zijn ingeburgerd en uitgetest. Dankzij deze methoden en procedures zal rekening kunnen worden gehouden met gevalspecifieke overwegingen, wat een van de aanbevelingen was van de openbare raadplegingen van 2011.

De Commissie kijkt ernaar uit om van deze nieuwe adviezen gebruik te kunnen maken om daarop haar voorstellen te baseren voor de vangstmogelijkheden voor deze bestanden in 2013 en, indien van toepassing, voor 2014. Dit neemt evenwel niet weg dat, als er geen wetenschappelijk advies beschikbaar is en de onzekerheid dus groter is, het dienstig blijft de vangstmogelijkheden met grotere omzichtigheid vast te stellen overeenkomstig het voorzorgsbeginsel[7].

Intussen moeten de lidstaten voldoende middelen inzetten om dringend de gegevens te verstrekken die nodig zijn om de toestand van de bestanden te beoordelen. De Commissie zal de ontwikkeling blijven bevorderen van gezamenlijke normen en programma’s voor het monitoren en beoordelen van bestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee, waaronder die welke met niet-EU-landen worden gedeeld. Er zullen werkgroepen van deskundigen worden georganiseerd die zich zullen focussen op die bestanden en gebieden waarvoor tot dusver minder wetenschappelijke gegevens voorhanden zijn.

4.2.        Visserijinspanning

Het beheer van de visserijinspanning (de beperking van de tijd die vissersvaartuigen op zee doorbrengen) moet er, naast de TAC's, voor zorgen dat minder wordt teruggegooid en er minder illegale vangsten zijn. Het beheer van de visserijinspanning is een instandhoudingsmaatregel waarvan gebruik wordt gemaakt in tal van langetermijnbeheersplannen, bijv. voor kabeljauw in de Noordzee en de Oostzee, voor schol en tong in de Noordzee, voor tong in het westelijke deel van het Kanaal, voor zuidelijke heek en voor de langoustinebestanden (bijlage II).

Bijlage II laat een algemene, zij het onregelmatige, afnemende tendens zien bij de visserijinspanning tussen 2003 of 2004 en 2010.

De afname van de totale visserijinspanning is het grootst voor de Oostzee, de Noordzee, het Kattegat, de Ierse Zee en de wateren ten westen van Schotland en iets minder groot voor het westelijke deel van het Kanaal. Tot 2009 vielen in het Iberisch-Atlantische gebied enkel kleine verminderingen van de visserijinspanning te constateren. De totale visserijinspanning is in het centrale deel van de Oostzee evenwel licht toegenomen en van 2010 tot 2011 is ook de visserijinspanning van de boomkorvisserij in het westelijke deel van de het Kanaal toegenomen.

Kortom, de maatregelen om de visserijinspanning in dit gebied te verminderen hebben nog geen vrucht afgeworpen.

In 2012 zal de Commissie de tot dusver in de EU toegepaste regelingen voor het beheer van de visserijinspanning herzien. Hiertoe zal onder meer een openbare vergadering worden gehouden op 5 juli 2012, waar tal van door de wetenschap, de lidstaten, de belanghebbenden en de industrie naar voren gebrachte onderwerpen zullen worden behandeld met als doel een sterke impuls te geven voor de vereenvoudiging van het beheer van de bestanden in het kader van het hervormde gemeenschappelijk visserijbeleid.

5. Beheer aan de hand van meerjarenplannen

De Commissie is gestart met de voorbereidingen om de huidige plannen, die op één enkel bestand zijn gebaseerd, te vervangen door beheersplannen voor meerdere bestanden. Het eerste voorstel dat zal worden ingediend, zal een meersoortenplan voor de Oostzee zijn, waarin ook rekening wordt gehouden met biologische interacties zoals predatie en competitie. Momenteel wordt ook gewerkt aan een plan voor de gemengde visserij in de Noordzee, waarin de technische interacties worden meegenomen, d.i. de wijze waarop verschillende vloten en verschillend vistuig verschillende mengsels van vissoorten vangen.

Zodra de wetenschap is geconsolideerd, zullen plannen voor de gemengde visserij volgen voor de Keltische Zee, de Ierse Zee en de wateren ten westen van Schotland. Voorts is het gepland dat voorstellen worden uitgewerkt om de huidige plannen voor tong in de Golf van Biskaje, zuidelijke heek en langoustines te wijzigen, maar dit zal afhangen van de beschikbaarheid van gegevens over de betrokken visserijtakken.

Tussen 2009 en 2011 heeft de Commissie voorstellen voor plannen voor ansjovis in de Golf van Biskaje, zalm in de Oostzee en westelijke horsmakreel goedgekeurd, die nu in het Parlement en de Raad worden besproken.

In het Middellandse Zeegebied zullen verdere inspanningen worden geleverd om het wetenschappelijke advies over een toenemend aantal soorten en bestanden te consolideren met het oog op de opstelling van internationale langetermijnplannen voor de visserij. Krachtens de verordening betreffende de Middellandse Zee[8] moeten de EU-lidstaten op nationaal niveau meerjarenplannen opstellen. Ondanks grote vertragingen is onlangs vooruitgang geboekt bij het nakomen van die verplichting, wat van dichtbij wordt gemonitord en ondersteund. Om dit proces nog te versnellen is de Commissie reeds gestart met precontentieuze procedures tegen tal van lidstaten en in 2012 zal zij die acties nog opdrijven. Voorts is in de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee follow-up gepland voor de gedeelde bestanden.

Verwacht wordt dat deze acties de besluitvorming voor de opstelling van de internationale meerjarenplannen zullen verbeteren.

6. Werkmethode voor het voorstellen van tac’s

De onderstaande beginselen moeten worden toegepast.

Als er langetermijnplannen gelden in het kader waarvan TAC’s of inspanningsbeperkingen zijn vastgesteld, moeten die worden gevolgd. Voorts zal de Commissie TAC’s of inspanningsbeperkingen voorstellen die coherent zijn met haar voorstellen voor langetermijnbeheersplannen.

Als met derde landen overeenstemming is bereikt over TAC's of andere maatregelen, moeten die TAC’s of andere maatregelen worden toegepast.

Als wetenschappelijk advies is verstrekt dat is gebaseerd op volledige gegevens en op een kwantitatieve analyse en prognoses die passen in het “MSY-kader” van de ICES, moeten de TAC’s volgens dat advies worden vastgesteld. Als dergelijk advies voorhanden is, moet het rechtstreeks worden gebruikt om quota- of visserijinspanningsniveaus vast te stellen; dit neemt evenwel niet weg dat een geleidelijke toepassing van dit kader tegen 2015 kan worden aanvaard als dit met het advies verenigbaar is.

Als indicatief wetenschappelijk advies wordt verstrekt op basis van een kwalitatieve analyse van de beschikbare informatie (zelfs als die onvolledig is of het oordeel van een deskundige omvat), moet dit advies worden gebruikt als basis voor de besluiten inzake de TAC’s.

Als er helemaal geen wetenschappelijk advies is, moet het voorzorgsbeginsel worden gevolgd.

Voor soorten waarvoor nog geen TAC’s en quota gelden, mogen TAC’s worden voorgesteld in het licht van wetenschappelijk advies dat wijst op een aanhoudende stijging van de aanvoer. Soorten die hiervoor in aanmerking kunnen komen, zijn onder meer de zeebaars en de mul. Volgens de verklaring in de notulen van de vergaderingen van de Raad van december 2010 en december 2011 zullen richtsnoeren worden opgesteld voor nieuwe en zich ontwikkelende visserijtakken. Bij die richtsnoeren zullen de beginselen en de beste praktijken en internationale normen voor verantwoorde visserij worden gevolgd. Voor deze bestanden zullen verdeelsleutels moeten worden vastgesteld op basis van de gegevens over de vangsten in het verleden (de “track records”); voorwaarde hierbij is evenwel dat die gegevens afkomstig zijn van visserijactiviteiten die volledig strookten met de toepasselijke (bijv. technische) instandhoudingsmaatregelen.

Het is noodzakelijk de gebieden waarvoor TAC’s worden vastgesteld, zo optimaal mogelijk te laten aansluiten op de identiteit van de bestanden opdat de vangstmogelijkheden beantwoorden aan de instandhoudings- en beheersstatus van de verschillende bestanden. Het beheer van de langoustines via functionele eenheden en het beheer van de twee scholbestanden in het Kanaal verdienen in dit verband de nodige aandacht en de Commissie zal de lidstaten aanmoedigen om de in deze gevallen vereiste aanpassingen van de TAC’s te ondersteunen. De Commissie behoudt zich het recht voor om dergelijke regelingen in haar voorstellen op te nemen en kijkt belangstellend uit naar specifieke feedback van de lidstaten en de belanghebbenden over deze kwestie. Om de grondslag te leggen van een specifiek beheer per bestand voor tongschar, schar, bot en witje in de Noordzee, zal worden voorgesteld de aanvoer van deze soorten apart te rapporteren.

7. Diepzeesoorten in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan

De status van vele diepzeebestanden is zorgwekkend. De bestanden van Atlantische slijmkop, sommige soorten diepzeehaaien, zeebrasem in de Golf van Biskaje en grenadiersvis zijn uitgeput. Voor de meeste bestanden wordt geadviseerd de visserij hetzij te verminderen, hetzij uitbreiding daarvan niet toe te staan behalve wanneer vaststaat dat het om duurzame visserij gaat. Voor sneller groeiende soorten zoals lom, leng, blauwe leng, zeebrasem en zwarte haarstaartvis kan het mogelijk blijken te zijn referentiepunten te identificeren die het beheer van de bestanden op duurzame langetermijnbasis mogelijk maken, maar voor het ogenblik zijn die nog niet voorhanden.

De TAC's voor diepzeesoorten worden om de twee jaar vastgesteld; de meest recente betreffen 2011 en 2012. De Commissie zal op basis van de beschreven werkmethode een apart voorstel indienen voor vangstmogelijkheden voor diepzeesoorten voor de periode 2013-2014.

8. Door de lidstaten vastgestelde TAC’s

Sinds 2011 zijn de TAC’s voor zes bestanden “gedelegeerd” aan de enige lidstaten die elk van die bestanden bevissen (artikel 6 van Verordening (EU) nr. 57/2011 van de Raad en van Verordening (EU) nr. 43/2012 van de Raad). Dit is – onder voorbehoud van waarborgen inzake goed beheer – gebeurd in die gevallen waar slechts één lidstaat belang bij die visserij heeft. De rapportering door de betrokken lidstaten op grond van artikel 6 is verbeterd, ook al zijn de verslagen van ongelijke kwaliteit. In sommige gevallen ontbreken nog steeds gegevens die kunnen dienen als basis voor advies over adequate maatregelen voor het beheer van de bestanden; voor deze bestanden is extra omzichtigheid geboden. De Commissie is van plan voor te stellen deze TAC’s verder te delegeren. Met de betrokken lidstaten zal worden gezorgd voor een specifieke follow-up voor de bestanden waarvoor verdere inspanningen vereist zijn.

9. Tijdschema voor de voorstellen

Het voorlopige tijdschema voor de werkzaamheden ziet eruit als volgt:

Verordening inzake vangstmogelijk-heden || Advies beschik-baar || Indiening van het voorstel van de Commissie || Mogelijke goedkeuring van het voorstel door de Raad

Diepzeesoorten 2013-2014 || juni || midden september || oktober

EU-bestanden in de Atlantische Oceaan en de Noordzee (geen internationale onderhandelingen of overeenkomsten) || juni || september || november

Internationale en gezamenlijke bestanden in de Atlantische Oceaan, de Noordzee, de Antarctische wateren en andere gebieden || oktober -december || november || december

Oostzee || mei || begin september || oktober

Zwarte Zee || oktober || november || december

10. Conclusie

De Commissie verzoekt de lidstaten, de regionale adviesraden en het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur hun mening kenbaar te maken over de in deze mededeling uiteengezette benadering.

BIJLAGE Ia – Het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de aangrenzende wateren

Tabel 1. Wetenschappelijke adviezen over de toestand van de bestanden || Aantal visbestanden

|| 2003 || 2004 || 2005 || 2006 || 2007 || 2008 || 2009 || 2010 || 2011 || 2012 || Ge­mid­del­de

Buiten biologisch veilige grenzen || 30 || 29 || 26 || 26 || 26 || 28 || 27 || 22 || 19 || 14 || 25

Binnen biologisch veilige grenzen || 12 || 10 || 14 || 11 || 12 || 13 || 12 || 15 || 15 || 18 || 13

Percentage bestanden binnen biologisch veilige grenzen || 29% || 26% || 35% || 30% || 32% || 32% || 31% || 41% || 44% || 56% || 35%

Wegens gebrekkige gegevens is de toestand van het bestand onbekend || 48 || 53 || 53 || 57 || 58 || 55 || 57 || 60 || 61 || 60 || 56

Percentage bestanden waarvan de status bekend is || 47% || 42% || 43% || 39% || 40% || 43% || 41% || 38% || 36% || 35% || 40%

Tabel 2. Wetenschappelijke adviezen over overbevissing || Aantal visbestanden

|| 2003 || 2004 || 2005 || 2006 || 2007 || 2008 || 2009 || 2010 || 2011 || 2012 || Gemid­del­de

De bevissingscoëfficiënt voor het bestand is bekend en kan worden vergeleken met de coëfficiënt die de maximale duurzame opbrengst oplevert || || || 34 || 23 || 32 || 33 || 35 || 39 || 35 || 38 || 34

Het bestand wordt overbevist || || || 32 || 21 || 30 || 29 || 30 || 28 || 22 || 18 || 26

Het bestand wordt bevist op het niveau van de coëfficiënt die de maximale duurzame opbrengst oplevert || || || 2 || 2 || 2 || 4 || 5 || 11 || 13 || 20 || 7

Percentage bestanden die overbevist zijn || || || 94% || 91% || 94% || 88% || 86% || 72% || 63% || 47% || 79%

Tabel 3. Wetenschappelijke adviezen die op een “noodsituatie” duiden || Aantal visbestanden

|| 2003 || 2004 || 2005 || 2006 || 2007 || 2008 || 2009 || 2010 || 2011 || 2012 || Ge­mid­del­­de

De wetenschappers adviseren te stoppen met de visserij || 24 || 13 || 12 || 14 || 20 || 18 || 17 || 14 || 11 || 8 || 15

Tabel 4. Verschil tussen de TAC's en de duurzame vangsten || Aantal visbestanden

|| 2003 || 2004 || 2005 || 2006 || 2007 || 2008 || 2009 || 2010 || 2011 || 2012 || Gemid­delde

Mate waarin de TAC’s de duurzame vangsten overschrijden (%) || 46% || 49% || 59% || 47% || 45% || 51% || 48% || 34% || 23% || 11% || 41%

Tabel 5. Samenvatting van de wetenschappe­lijke adviezen over de vangstmoge­lijkheden || Aantal visbestanden

|| 2003 || 2004 || 2005 || 2006 || 2007 || 2008 || 2009 || 2010 || 2011 || 2012 || Gemid­delde

Bestanden waarvoor prognoses van de bestandsgrootte en de visserijsterfte mogelijk zijn || 40 || 34 || 40 || 31 || 29 || 30 || 34 || 36 || 36 || 40 || 35

Bestanden waarvoor wetenschappelijk advies over de vangstmogelijkheden beschikbaar is || 59 || 52 || 54 || 65 || 61 || 62 || 63 || 55 || 55 || 47 || 57

Bestanden waarvoor geen wetenschappelijk advies beschikbaar is || 31 || 40 || 39 || 29 || 35 || 34 || 33 || 42 || 40 || 44 || 37

|| || || || || || || || || || ||

(*) Als één advies op twee TAC’s betrekking heeft, || || || || || || || ||

wordt het niet tweemaal geteld. || || || || || || || || || ||

 BIJLAGE Ib – De Middellandse Zee en de Zwarte Zee || || ||

Wetenschappelijke adviezen over overbevissing van de demersale en de kleine pelagische bestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee || Aantal || % ||

|| || ||

Bestanden die zijn ingedeeld volgens de criteria (vastgesteld referentiepunt) || 65 || 63,0 ||

Andere bestanden die niet zijn opgenomen wegens gebrekkige gegevens (nog geen referentiepunt vastgesteld) || 38 || 37,0 ||

In aanmerking genomen bestanden (van in totaal 27 soorten) || 103 || 100 ||

Ingedeelde bestanden: || || ||

het bestand wordt overbevist (boven Fmsy of equivalente waarde) || 52 || 80,0 ||

het bestand wordt op of onder het Fmsy-niveau of equivalente waarde bevist || 13 || 20,0 ||

Totaal aantal bestanden || 65 || 100 ||

|| || ||

BIJLAGE II – In het kader van meerjarenplannen gereguleerde visserijinspanningen volgens de verslagen van de lidstaten aan het WTECV

(gegevens verstrekt door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek)

Grafiek 1: Gereguleerde visserijinspanning in het westelijke deel van de Oostzee

Grafiek 2: Gereguleerde visserijinspanning in het centrale deel van de Oostzee

Grafiek 3: Gereguleerde visserijinspanning in het Kattegat

Grafiek 4: Gereguleerde visserijinspanning in de Noordzee, het Skagerrak en het oostelijke deel van het Kanaal

Grafiek 5: Gereguleerde visserijinspanning in de Ierse Zee

Grafiek 6: Gereguleerde visserijinspanning in de wateren ten westen van Schotland

Grafiek 7: Gereguleerde visserijinspanning in het westelijke deel van het Kanaal

Grafiek 8: Gereguleerde visserijinspanning in de Iberisch-Atlantische wateren Noot: Het verschil in trend ten opzichte van vorig jaar is vooral toe te schrijven aan de betere gegevens uit Portugal. Spanje heeft geen gegevens over 2010 verstrekt; daarom zijn slechts de gegevens tot en met 2009 in kaart gebracht.

[1]               Verduurzaming van de EU-visserij op basis van de maximale duurzame opbrengst. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement. COM(2006) 360 definitief.

[2]               “Overbevist” betekent dat de in de meest recente raming aangegeven visserijsterftecoëfficiënt hoger is dan de visserijsterftecoëfficiënt die op lange termijn de maximale duurzame opbrengst zal opleveren.

[3]               Voor een tabel met de Europese quota en de desbetreffende “verkeerslichten”, zie:

http://ec.europa.eu/fisheries/documentation/publications/poster_tac2012_en.pdf.

Een volledige analyse van de toestand van de visbestanden kan worden gevonden op www.ices.dk en https://stecf.jrc.ec.europa.eu

[4]               Verordening (EU) nr. 161/2012 van de Commissie van 23 februari 2012 houdende vaststelling van spoedmaatregelen voor de bescherming van de schelvisbestanden in de wateren ten westen van Schotland. PB L 52 van 24.2.2012, blz. 6-7.

[5]               De bevissingsgraad waarbij over de lange termijn gemiddeld de hoogste vangsten worden gehaald.

[6]               Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad van 25 februari 2008 betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid. PB L 60 van 5.3.2008, blz. 1-12.

[7]               Mededeling van de Commissie over het voorzorgsbeginsel. COM(2000) 1 definitief.

[8]               Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad.