Bijlagen bij COM(2014)330 - Europese strategie voor energieveiligheid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2014)330 - Europese strategie voor energieveiligheid.
document COM(2014)330 NLEN
datum 28 mei 2014
bijlage 1); o Wat elektriciteit betreft, zijn drie lidstaten (Estland, Letland en Litouwen) afhankelijk van één externe beheerder voor de werking en de balancering van hun elektriciteitsnet. § De externe energierekening van de EU bedraagt meer dan 1 miljard euro per dag (in heel 2013 ongeveer 400 miljard euro) en bedraagt meer dan 20 % van de totale EU‑invoer. De EU importeert voor meer dan 300 miljard euro aan ruwe olie en olieproducten, waarvan meer dan één derde uit Rusland. § De energiezekerheid van de EU moet ook worden bekeken in de context van de groeiende vraag naar energie wereldwijd; naar verwachting zal die tot 2030 namelijk met 27 % toenemen, waarbij de energievoorziening en de handelsstromen belangrijke veranderingen zullen ondergaan.

De hierna beschreven strategie gaat uit van een aantal sterke punten van het huidige beleid en de ervaring die is opgedaan met de toepassing daarvan en met de mate waarin de Unie doeltreffend op voorgaande energievoorzieningscrises heeft gereageerd. Europa heeft namelijk aanzienlijke vooruitgang geboekt op weg naar de voltooiing van de interne energiemarkt met steeds meer onderlinge verbindingen. In vergelijking met al zijn partners presteert Europa als één van de beste regio's wereldwijd op het gebied van energie‑intensiteit en een beter uitgebalanceerde energiemix.

Niettemin worden energiezekerheidsproblemen al te vaak slechts nationaal aangepakt zonder volledig rekening te houden met de onderlinge afhankelijkheid van de lidstaten. De sleutel tot een verbeterde energiezekerheid is in de eerste plaats een collectieve aanpak via een goed werkende interne markt en meer samenwerking op regionaal en Europees niveau, allereerst bij de coördinatie van de uitbouw van het net en het openstellen van markten, en in de tweede plaats door meer samenhang te brengen in het externe optreden. Onder meer moet ervoor worden gezorgd dat kandidaat‑lidstaten en potentiële kandidaat‑lidstaten deze leidende beginselen volgen.

Tegenwoordig is de EU de enige grote economische speler die 50 % van zijn elektriciteit produceert zonder broeikasgasemissies[1]. Deze trend moet worden voortgezet. Op de lange termijn is de energiezekerheid van de Unie onlosmakelijk verbonden met en wordt deze in aanzienlijke mate bevorderd door de noodzaak de economie concurrerend en koolstofarm te maken, zodat het gebruik van ingevoerde fossiele brandstoffen kan worden verminderd. Deze Europese energiezekerheidsstrategie is derhalve een integraal onderdeel van de mededeling van de Commissie "Een beleidskader voor klimaat en energie in de periode 2020‑2030"[2], en ook volledig in overeenstemming met de doelstellingen in het kader van het concurrentie‑ en industriebeleid[3] van de Unie. Het is derhalve belangrijk dat, zoals door de Europese Raad is aangegeven, over dit kader spoedig besluiten worden genomen, en dat de lidstaten collectief in een hogere versnelling gaan om langetermijnplannen voor concurrerende, zekere en duurzame energie op te stellen en uit te voeren. De energiezekerheid aanpakken in een snel veranderende omgeving vereist flexibiliteit en aanpassingsvermogen. Deze strategie kan derhalve evolueren als gevolg van veranderende omstandigheden.

In de strategie wordt vastgesteld op welke gebieden op de korte, middellange en langere termijn besluiten moeten worden genomen of concrete acties moeten worden uitgevoerd als antwoord op problemen op het gebied van energiezekerheid. Zij is gebaseerd op acht belangrijke pijlers die samen een voor alle lidstaten gunstige, nauwere samenwerking bevorderen, met inachtneming van nationale energiekeuzes, gebaseerd op het solidariteitsprincipe:

1. onmiddellijke acties om de capaciteit van de EU te vergroten teneinde in de winter van 2014/2015 grote verstoringen het hoofd te kunnen bieden;

2. versterking van de nood‑/solidariteitsmechanismen, waaronder de coördinatie van risicobeoordelingen en noodplannen en bescherming van de strategische infrastructuur;

3. matiging van de energievraag;

4. het opzetten van een goed functionerende en volledig geïntegreerde interne energiemarkt;

5. verhoging van de energieproductie in de Europese Unie;

6. verdere ontwikkeling van energietechnologieën;

7. diversificatie van de externe energievoorziening en de daarmee verband houdende infrastructuur;

8. verbetering van de coördinatie van het nationale energiebeleid en nauwe coördinatie van het externe energiebeleid.

1. Onmiddellijke acties om de capaciteit van de EU te vergroten teneinde in de winter van 2014/2015 grote verstoringen het hoofd te kunnen bieden

Met het oog op de gebeurtenissen van dit moment in Oekraïne en het feit dat die de energievoorziening kunnen verstoren, moet op de korte termijn actie worden ondernomen ten gunste van de landen die afhankelijk zijn van één enkele gasleverancier.

Voor de komende winter zal de Commissie samenwerken met de lidstaten, regulators, transmissiesysteembeheerders en marktdeelnemers om de paraatheid van de Unie in verband met mogelijke verstoringen te verbeteren. Bijzondere aandacht zal worden geschonken aan kwetsbare gebieden, aan het verbeteren van de opslagcapaciteit (bv. het volledig gebruikmaken van de Letse opslagcapaciteit in de Baltische regio), aan de ontwikkeling van bidirectionele gasstromen (naar aanleiding van het succesvolle voorbeeld van het Slowaaks/Oekraïense memorandum van overeenstemming), aan de ontwikkeling van plannen inzake voorzieningszekerheid op regionaal niveau en aan het beter benutten van het potentieel van vloeibaar aardgas (Liquefied Natural Gas - LNG).

Kernacties De Commissie en de lidstaten moeten: · de samenwerking binnen de Groep coördinatie gas[4] intensiveren, en met name de aardgasstromen en de gasopslag verder in kaart brengen en op EU‑ en/of regionaal niveau nationale risicobeoordelingen en noodplannen coördineren; · actualisering van de risicobeoordelingen en de preventieve actieplannen en noodplannen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 994/2010; · stresstests inzake energiezekerheid starten met het oog op het risico dat de energievoorziening de komende winter kan worden verstoord, en zo nodig back‑upsystemen ontwikkelen, zoals grotere gasvoorraden aanleggen, noodinfrastructuur en bidirectionele gasstromen ontwikkelen en de vraag naar energie verminderen of op de zeer korte termijn op alternatieve brandstoffen overstappen; · verder samenwerken met gasleveranciers en transmissiesysteembeheerders om voor mogelijke bronnen voor aanvullende leveringen op de korte termijn te zorgen, met name LNG.

2. Versterking van de nood‑/solidariteitsmechanismen, waaronder de coördinatie van risicobeoordelingen en noodplannen en bescherming van de strategische infrastructuur

De allergrootste prioriteit van de EU is om ervoor te zorgen zo goed mogelijk voorbereid te zijn en een goede planning te hebben, om zo eventuele plotselinge verstoringen van de energievoorziening het hoofd te kunnen bieden, en om verder te zorgen voor de bescherming van de strategische infrastructuur en de collectieve ondersteuning van de meest kwetsbare lidstaten.

2.1. Olievoorraden

De lidstaten zijn verplicht minimumvoorraden ruwe aardolie en aardolieproducten op te bouwen en in stand te houden, waardoor het risico op verstoring van de energievoorziening wordt verkleind[5]. De huidige voorraden zijn goed voor ongeveer 120 dagen verbruik, hetgeen duidelijk meer is dan het vereiste minimum van 90 dagen. Bovendien is de verplichting van de EU om voorraden aan te houden geheel in lijn met de in het kader van het Internationale Energieagentschap (IEA) vastgestelde verplichting om aardolievoorraden aan te houden. Deze instrumenten zijn relevant en efficiënt gebleken. De zekerheid dat waarschijnlijk geen fysieke tekorten zullen voorkomen, is van fundamenteel belang om in het geval van een crisis marktprijsfluctuaties tegen te gaan. De EU moet de internationale samenwerking en de transparantie ten aanzien van olievoorraden en oliemarkten derhalve bevorderen, en daarbij met name ook de grote nieuwe verbruikers als China en India betrekken.

2.2. Voorkomen en verkleinen van het risico op verstoring van de gasvoorziening

Sinds de gasvoorzieningscrises van 2006 en 2009 heeft de EU haar coördinatiecapaciteiten versterkt om mogelijke verstoringen[6] van de gasvoorziening te voorkomen en te verkleinen. Investeringen in back‑upinfrastructuur zijn nu verplicht: de lidstaten moeten uiterlijk op 3 december 2014 in staat zijn zelfs aan de piekvraag te kunnen voldoen in het geval van een verstoring van het grootste afzonderlijke onderdeel van de infrastructuur. Bovendien moeten op alle grensoverschrijdende interconnecties tussen de lidstaten bidirectionele gasstromen mogelijk zijn.

De EU is ook beter voorbereid op verstoring van de gasvoorziening. Er zijn Europese regels om de voorziening van beschermde afnemers onder zware omstandigheden zeker te stellen (bv. afnemers die gas gebruiken voor verwarming), onder meer bij verstoring van de infrastructuur onder normale winteromstandigheden, en de lidstaten moeten preventieve actieplannen en noodplannen opstellen. De Groep coördinatie gas, waarbij de lidstaten, de regulators en de belanghebbenden zijn betrokken, blijkt een doeltreffend EU‑breed platform te zijn om informatie tussen deskundigen uit te wisselen en om acties te coördineren. Deze regels bieden een Europees kader dat vertrouwen schept en voor solidariteit zorgt, aangezien het garandeert dat de lidstaten hun nationale verantwoordelijkheden nakomen en collectief de voorzieningszekerheid verbeteren.

De ervaring met gasleveringszekerheid heeft tot dusverre geleerd dat er synergieën zijn te behalen door verdere grensoverschrijdende samenwerking, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van risicobeoordelingen (stresstests) en voorzieningszekerheidsplannen op regionaal en EU‑niveau, door de ontwikkeling van een regelgevend kader voor gasopslagplaatsen waarin hun strategische belang voor de voorzieningszekerheid wordt erkend, of door een nauwkeuriger EU‑brede definitie van het begrip "beschermde afnemers". Dit zal deel uitmaken van de volledige herziening van de bestaande bepalingen en van de tenuitvoerlegging van de verordening veiligstelling gaslevering die de Commissie vóór eind 2014 zal afronden.

Bovendien kunnen op internationaal niveau nieuwe leveringszekerheidinstrumenten worden overwogen met belangrijke strategische partners. Bundeling van een klein deel van de bestaande veiligheidsvoorraden in een virtuele gemeenschappelijke capaciteitsreserve - bijvoorbeeld in het kader van de IEA - kan een snelle reactie mogelijk maken in het geval van een beperkte verstoring[7].

2.3. Bescherming van kritieke infrastructuur

De EU is begonnen met de ontwikkeling van een beleid om de fysieke bescherming van kritieke infrastructuur (tegen dreigingen en risico's) ter hand te nemen; de energie-infrastructuur maakt daarvan deel uit[8]. Er moet meer aandacht worden geschonken aan IT-veiligheid. Bovendien moet een breder debat worden gevoerd over de bescherming van strategische energie-infrastructuur zoals gas- en elektriciteitstransmissiesystemen die een voor alle consumenten cruciale dienst bieden. Dit debat moet gaan over de zeggenschap over strategische infrastructuur door entiteiten van buiten de EU, met name staatsbedrijven, nationale banken of soevereine fondsen van belangrijke energie leverende landen, die veeleer de EU-energiemarkt willen binnendringen of de diversificatie willen hinderen dan dat zij het EU-net en de infrastructuur willen ontwikkelen. Naleving van de bestaande EU-wetgeving moet worden gegarandeerd wanneer kopers van buiten de EU strategische infrastructuur verwerven. De voordelen van een overkoepelend energiesysteem met grote afzonderlijke onderdelen waarin de gecentraliseerde en de gedecentraliseerde energieproductie naar behoren worden gebalanceerd, en dat zowel economisch efficiënt als storingsbestendig is, moeten worden beoordeeld.

De bestaande bepalingen inzake ontbundeling van gastransmissieactiviteiten voorzien reeds in een mechanisme om ervoor te zorgen dat transmissiesysteembeheerders waarover entiteiten van buiten de EU zeggenschap hebben aan dezelfde verplichtingen voldoen als die waarover EU-entiteiten zeggenschap hebben. De recente ervaring met sommige beheerders van buiten de EU die proberen de naleving van de EU-wetgeving op EU-grondgebied te ontwijken, doet concluderen dat wellicht stringentere toepassing nodig is en dat de toepasselijke regels op EU‑ en lidstaatniveau moeten worden aangescherpt. In dit verband moet de naleving van de internemarktregels van de EU, met name die ten aanzien van overheidsopdrachten, ook worden gegarandeerd.

2.4. Solidariteitsmechanismen onder lidstaten

Solidariteit is een belangrijk beginsel binnen de EU, op grond waarvan praktische steun moet worden verstrekt aan lidstaten die het kwetsbaarst zijn voor ernstige verstoringen van de energievoorziening. Derhalve moeten behoorlijke noodplannen op basis van stresstests van de energiesystemen worden opgezet en regelmatig worden herzien en moeten regelmatig discussiebijeenkomsten met de autoriteiten en het bedrijfsleven van elk land worden georganiseerd, teneinde binnen de EU minimumniveaus van alternatieve brandstofleveringen te garanderen om de noodvoorraden aan te vullen. In verband met de recente gebeurtenissen moet de aandacht nu in de eerste plaats uitgaan naar de lidstaten aan de oostgrens van de EU; eventueel kunnen kandidaat‑lidstaten en potentiële kandidaat‑lidstaten met deze mechanismen worden geassocieerd.

Kernacties De Commissie zal: de bestaande mechanismen herzien om de leveringszekerheid te garanderen en zal voorstellen ze waar nodig te versterken, samen met maatregelen voor de bescherming van strategische energie-infrastructuur en de juiste balans tussen de gecentraliseerde en de gedecentraliseerde onderdelen daarvan. de lidstaten en het bedrijfsleven nieuwe coördinatiemechanismen voor noodsituaties voorleggen, alsmede plannen om in tijden van nood energie te leveren aan landen, op basis van risicobeoordelingen (stresstests inzake energievoorzieningszekerheid). De aandacht moet nu vooral uitgaan naar alle lidstaten aan de oostgrens van de EU.

3. Matiging van de energievraag

De matiging van de energievraag is een van de doeltreffendste instrumenten om de energieafhankelijkheid van de EU van het buitenland en de blootstelling aan scherpe prijsschommelingen te beperken. De huidige situatie verleent urgentie aan de eerder overeengekomen streefwaarde voor verbetering van de energie-efficiëntie in de EU met 20%, die in 2020 zal resulteren in 371 Mtoe aan besparingen op primaire energie ten opzichte van de prognoses. Deze besparingen kunnen worden gehaald als de maatregelen van de betrokken wetgeving onverwijld streng worden toegepast. Met name geldt dit voor de "energie-efficiëntierichtlijn" en de "richtlijn energieprestatie van gebouwen".

Aanzienlijke energiebesparingen kunnen alleen worden gehaald als duidelijk wordt aangegeven wat de prioritaire sectoren zijn en als gemakkelijk toegankelijk investeringskapitaal wordt gemobiliseerd. De vraag naar energie in de sector gebouwen, die verantwoordelijk is voor ongeveer 40 % van het energieverbruik in de EU en een derde van het aardgasverbruik[9], zou met wel 75 % kunnen dalen als de renovatie van gebouwen wordt versneld. Verbeteringen op het gebied van stadsverwarming en -koeling kunnen ook een belangrijke bijdrage leveren. Het gasverbruik van de industrie bedraagt ongeveer 25 % van het totale verbruik in de EU; er bestaat een aanzienlijk potentieel voor winst op het gebied van energie-efficiëntie door gebruik te maken van een versterkte emissiehandel, zoals de Commissie heeft voorgesteld als onderdeel van het klimaat- en energiekader voor 2030[10].

Om nog meer investeringen uit de particuliere sector, die een sleutelrol moet gaan spelen, te genereren, hebben de Europese structuur- en investeringsfondsen[11] ten minste 27 miljard euro apart gezet, speciaal voor investeringen in de koolstofarme economie, en dus ook in energie-efficiëntie. Nadere analyse van de huidige programmering van deze fondsen door de lidstaten laat zien dat het feitelijke bedrag van deze investeringen tot meer dan 36 miljard euro zal oplopen. De financiële instrumenten die zijn opgezet met een bijdrage uit de Europese structuur- en investeringsfondsen[12] kunnen zorgen voor meer particuliere kapitaalsinvesteringen, terwijl de bedrijven die energiediensten leveren (ESCO's) met behulp van hun nieuwe bedrijfsmodellen in het hele energiesysteem besparingen kunnen bereiken.

Kernacties De lidstaten worden opgeroepen om: de maatregelen om de energie-efficiëntiedoelstellingen voor 2020 te halen, te versnellen, en daarbij in het bijzonder aandacht te schenken aan verwarming en isolatie, meer bepaald in de bouw en de industrie, en dan met name door: o ambitieuze tenuitvoerlegging van de energie-efficiëntierichtlijn en de richtlijn energieprestatie van gebouwen; o versterkte steun via regelgeving en openbare financiën om de snelheid waarmee gebouwen worden gerenoveerd en stadsverwarming wordt verbeterd of aangelegd, te vergroten. o het bevorderen van energiediensten en vraagrespons met nieuwe technologieën waarvoor financiële steun van de EU, met name van de Europese structuur- en investeringsfondsen, de nationale financieringsregelingen kan aanvullen; o versnelde uitvoering van de actieplannen voor duurzame energie die zijn ingediend door gemeenten die deelnemen aan het burgemeestersconvenant, o het bevorderen van energie-efficiëntie in de industrie via een versterkt emissiehandelssysteem. De Commissie zal: de energie-efficiëntierichtlijn deze zomer herzien om de voortgang ten aanzien van de energie-efficiëntiedoelstelling van 2020 te beoordelen en aan te geven hoe energie-efficiëntie kan bijdragen tot het beleidskader energie- en klimaat voor 2030; prioritaire sectoren identificeren (op het gebied van huisvesting, transport en industrie) waarin op de middellange tot de lange termijn energie-efficiëntiewinst kan worden gehaald, ook in de lidstaten die het kwetsbaarst zijn voor voorzieningsverstoringen; vaststellen wat de resterende barrières zijn voor de toepassing van energie-efficiëntie en de ontwikkeling van een echte dienstenmarkt op het gebied van energie-efficiëntie, en voorstellen doen om die door andere dan wetgevingsmaatregelen aan te pakken. de richtlijn energie-etikettering en de ecodesignrichtlijn op basis van de opgedane ervaring herzien om tot een sterkere daling van het energieverbruik en van andere milieueffecten van producten te komen.

4. Het opzetten van een goed functionerende en volledig geïntegreerde interne energiemarkt

De Europese interne markt voor energie is de manier bij uitstek om de energiezekerheid kosteneffectief tot stand te brengen. Overheidsinterventies die van invloed zijn op dit marktkader, zoals nationale besluiten over hernieuwbare energie of over efficiëntiedoelstellingen, besluiten over de ondersteuning van de investering in (of de ontmanteling van) kerncentrales, of besluiten om belangrijke infrastructuurprojecten te ondersteunen (zoals NordStream, SouthStream, TAP of een Baltische LNG-terminal) moeten op Europees en/of regionaal niveau worden besproken om te voorkomen dat de besluiten in de ene lidstaat de leveringszekerheid in een andere lidstaat ondermijnen. Op het niveau van de EU bestaan verschillende instrumenten om dergelijke projecten gecoördineerd uit te voeren en daarbij het acquis na te leven (interne-marktwetgeving, TEN-E-richtsnoeren en staatssteunregels). Een echte Europese energiezekerheidsstrategie vereist een strategische discussie vooraf over de handhavingsinstrumenten op zowel EU‑ als nationaal niveau.

4.1. De interne markt voor elektriciteit en gas beter laten werken

In het derde interne‑energiemarktpakket is het kader bepaald waarin de Europese interne energiemarkt zich moet ontwikkelen. De staatshoofden en regeringsleiders zijn overeengekomen dat de interne energiemarkt in 2014 tot stand moet zijn gebracht. Er zijn positieve ontwikkelingen, maar er moet nog veel worden gedaan.

Er zijn positieve stappen gezet op het gebied van regionale marktintegratie. Concurrerende en liquide markten bieden een doeltreffende bescherming tegen politiek of commercieel machtsmisbruik door individuele leveranciers. Goed ontwikkelde handelsmechanismen en liquide spotmarkten kunnen effectieve kortetermijnoplossingen bieden in het geval van verstoringen, zoals reeds het geval is voor olie en steenkool. Voor gas en elektriciteit kan dezelfde zekerheid worden bereikt, mits er pijpleidingcapaciteit of elektriciteitsnetten beschikbaar zijn om het gas of de elektriciteit te vervoeren.

De regionale aanpak was, zowel qua grensoverschrijdende handel als qua voorzieningszekerheid (waaronder zo nodig capaciteitsmechanismen[13]), doorslaggevend voor de integratie van de Europese energiemarkt, en zal dat ook blijven. De Noordse landen (Finland, Zweden, Denemarken en Noorwegen) hebben in de elektriciteitssector het voorbeeld gegeven door hun markten reeds in een vroeg stadium te integreren in NordPool. Ook in het kader van het "Pentalateraal energieforum" in Noordwest Europa (Frankrijk, Duitsland, België, Nederland, Luxemburg en Oostenrijk) zijn fundamentele integratieprojecten gestart in de sectoren elektriciteit en gas. Transmissiesysteembeheerders en regulators hebben ook beslissende stappen gezet op weg naar de koppeling van elektriciteitsmarkten in verschillende gebieden[14]. Voor gas is in 2013 een samenwerking met een vergelijkbaar effect tot stand gebracht, namelijk het PRISMA-platform, waarbij de interconnectiecapaciteit voor de netwerken van 28 transmissiesysteembeheerders (TSB's), die verantwoordelijk zijn voor het transport van 70 % van het Europese gas, op een transparante en uniforme manier wordt geveild.

Niettemin loopt de ontwikkeling van concurrerende en goed geïntegreerde markten in de Baltische landen en in Zuidoost Europa achter, waardoor die regio's het daarmee samenhangende voordeel van voorzieningszekerheid ook missen. In die regio's moet door middel van een gerichte aanpak snel kritieke infrastructuur worden uitgebouwd (zie punt 4.2), en moeten regionale gashubs worden opgezet.

De juiste tenuitvoerlegging van de netcodes in de gassector zal de energiezekerheid aanzienlijk verbeteren, aangezien daardoor de open en niet-discriminerende toegang tot transmissiesystemen wordt verbeterd, zodat gas vrij en flexibel naar iedere bestemming in de EU kan stromen.

Bovendien moeten de antitrustregels en de regels inzake concentratiecontrole stringent worden gehandhaafd, aangezien die regels ervoor zorgen dat de voorzieningszekerheid in de EU niet in het gedrang komt door concurrentieverstorend gedrag of door concurrentieverstorende consolidatie van de verticale integratie van energiebedrijven.

4.2. Versnelling van de bouw van belangrijke interconnectoren

Een werkelijk geïntegreerde en concurrerende interne energiemarkt behoeft niet alleen een gemeenschappelijk regelgevend kader, maar ook een sterke ontwikkeling van de infrastructuur voor energietransport, met name in grensoverschrijdende interconnecties tussen lidstaten. De Commissie schat dat hiervoor tot 2020 ongeveer 200 miljard euro nodig is, maar dat de markt momenteel slechts ruwweg de helft hiervan kan leveren.

De verordening tot opstelling van richtsnoeren voor trans-Europese netwerken in de energiesector en de Connecting Europe Facility hebben tot doel te bepalen welke cruciale projecten Europa nodig heeft in 12 prioritaire corridors en gebieden en om deze tijdig uit te voeren. De eerste lijst met projecten van gemeenschappelijk belang (PGB) van de Unie is in 2013 vastgesteld. De primaire doelstelling van de EU-infrastructuur is om nu te zorgen voor de tijdige uitvoering van de PGB's. Samen met de gestroomlijnde vergunningsprocedures zal de 5,8 miljard euro van de Connecting Europe Facility ertoe bijdragen dat dit wordt bereikt. De Connecting Europe Facility vertegenwoordigt slechts ongeveer 3 % van de 200 miljard euro aan investeringen die tot 2020 nodig zijn, maar dit bedrag kan als hefboom dienen voor andere middelen door gebruik te maken van financiële instrumenten. Om ervoor te zorgen dat de Connecting Europe Faciliteit iets tot stand kan brengen, moeten die middelen vooral worden gericht op een paar cruciale projecten en moeten zij ook worden gecombineerd met de inspanningen van de regulators om een deel van de infrastructuur te financieren via nettarieven en via lidstaten die in voorkomend geval gebruikmaken van de Europese structuur- en investeringsfondsen. Zowel bij de vergunningverlening als de uitvoering van projecten moet naar behoren rekening worden gehouden met de bestaande EU-milieuwetgeving en -richtsnoeren[15], om de duurzaamheid voor het milieu te waarborgen en de steun en acceptatie door het publiek zeker te stellen.

Voor de korte en de middellange termijn worden 27 gasprojecten en 6 elektriciteitsprojecten van cruciaal belang geacht voor de energiezekerheid van de EU (zie indicatieve lijst in bijlage 2), omdat verwacht wordt dat de uitvoering ervan de diversificatie van de voorzieningsmogelijkheden in en de solidariteit met de meest kwetsbare delen van Europa versterkt. Ongeveer de helft van deze projecten is in principe in 2017 afgerond, terwijl de resterende projecten in de periode tot 2020 wordt opgeleverd. Het overgrote deel van deze cruciale projecten bevindt zich in Oost-Europa en in Zuidwest-Europa. De kosten van deze projecten worden geraamd op ongeveer 17 miljard euro. Op een paar LNG-terminals en opslagprojecten na zijn de cruciale PGB's vrijwel allemaal grootschalig en per definitie ingewikkeld. Er bestaat dan ook een risico op vertragingen. Daarom is er meer nodig dan uitsluitend vroege steun uit de Connecting Europe Facility om de uitvoering te versnellen. De Commissie is derhalve van plan haar steun voor de cruciale projecten te verruimen, de projectontwikkelaars bijeen te brengen voor de bespreking van de technische mogelijkheden om de uitvoering van de projecten te versnellen, de nationale regulerende instanties om overeenstemming te bereiken over de grensoverschrijdende kostenallocatie en de financiering, en de betrokken ministeries om met het oog op zowel de eerste als de latere aanbestedingen te zorgen voor sterke politieke steun.

In maart 2014 heeft de Europese Raad in zijn conclusies opgeroepen tot: "een snelle uitvoering van alle maatregelen ter verwezenlijking van de doelstelling dat van elke lidstaat ten minste 10 % van de geïnstalleerde productiecapaciteit voor elektriciteit geïnterconnecteerd is". Op dit moment ligt het gemiddelde interconnectieniveau op 8 %. Gezien het belang van interconnectoren voor de versterking van de voorzieningszekerheid en de noodzaak om grensoverschrijdende handel te vergemakkelijken, stelt de Europese Commissie voor om het huidige interconnectieniveau van 10 % tegen 2030 te verhogen tot 15 %, rekening houdend met de kostenaspecten en het potentieel van de handel in de betrokken regio's.

4.3. De Europese oliemarkt

Rusland is één van de belangrijkste leveranciers van ruwe olie aan de EU; op dit moment wordt die olie in de EU geraffineerd, en sommige raffinaderijen worden speciaal geschikt gemaakt voor deze soorten ruwe olie. Hoewel er sprake is van voldoende raffinagecapaciteit om aan de volledige vraag naar aardolieproducten te voldoen, is de EU een netto-exporteur van benzine en een netto-importeur van diesel, vooral uit Rusland en de VS. De onderlinge afhankelijkheid van de EU, de VS en Rusland op het gebied van olie, de beschikbaarheid van olievoorraden en de mogelijkheid om olie over de hele wereld te verhandelen en te vervoeren, houdt in dat de EU, wat de bevoorrading met olie betreft, niet onmiddellijk wordt bedreigd. Er zijn echter problemen die nauwgezet moeten worden gevolgd en waarvoor een strategischer coördinatie van het EU-oliebeleid nodig is:

- de afhankelijkheid van de EU-raffinage-industrie van Russische ruwe olie;

- de grotere concentratie van de Russische olie-industrie, en de toegenomen mate waarin de EU-raffinagecapaciteit eigendom is van Russische bedrijven;

- de geraffineerde producten die voor vervoer worden gebruikt.

Concurrerend blijven is voor de EU-raffinagesector een grote uitdaging, zoals blijkt uit de verminderde raffinagecapaciteit en de buitenlandse investeringen, met name door Russische bedrijven, die de afhankelijkheid van Russische ruwe olie vergroten. Het is belangrijk om in Europa concurrerende raffinagecapaciteit te handhaven, om een te grote afhankelijkheid van ingevoerde geraffineerde aardolieproducten te voorkomen en om de voorraden ruwe olie voldoende flexibel te kunnen verwerken[16].

Op de lange termijn moet de afhankelijkheid van olie van de EU, met name voor vervoer, worden verminderd. De Commissie heeft een reeks maatregelen vastgesteld om de broeikasgasemissies en het verbruik van brandstoffen voor vervoer te verminderen; een alternatieve brandstoffenstrategie maakt daarvan deel uit[17],[18].

Kernacties De lidstaten worden opgeroepen om: de regionale samenwerking tussen de lidstaten te versterken wanneer interconnectoren, balanceringsregelingen, capaciteitsmechanismen en marktintegratie een bijdrage leveren aan de energiezekerheid; de interne-energiemarktwetgeving vóór eind 2014 om te zetten, met name ten aanzien van ontbundelingsregels, bidirectionele stromen en toegang tot opslagfaciliteiten; de discussies over de energiebelastingrichtlijn te intensiveren om de belastingstimulansen voor diesel te verlagen, en de balans tussen raffinagecapaciteit en het verbruik van olieproducten in de EU te herstellen; tevens moet een gunstige belasting voor alternatieve brandstoffen, met name voor hernieuwbare brandstoffen, worden overwogen; de inspanningen te intensiveren om de recent goedgekeurde richtlijn betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen ten uitvoer te leggen. Transmissiesysteembeheerders moeten: de uitvoering van de netcodes voor gas en elektriciteit versnellen. De Commissie zal: de inbreukprocedures op het gebied van de internemarktwetgeving waar nodig versnellen; met de lidstaten samenwerken om de snelle uitvoering te verzekeren van alle projecten van gemeenschappelijk belang (PGB's), alsmede van andere maatregelen om in alle lidstaten de interconnectiedoelstelling van ten minste 10 % van hun geïnstalleerde elektriciteitsproductiecapaciteit tegen 2020 en 15 % tegen 2030 te halen; alle beschikbare steun uit de communautaire fondsen, waaronder de Connecting Europe Facility, de Europese structuur- en investeringsfondsen en de Europese Investeringsbank (EIB) bundelen om de bouw van de belangrijkste interconnectoren en de daarmee samenhangende nationale en regionale infrastructuur te versnellen; in samenwerking met de lidstaten en hun nationale regulerende instanties overwegen welke maatregelen kunnen worden genomen om versneld tot de juiste grensoverschrijdende kostentoewijzing[19] te komen voor de in bijlage 2 geïdentificeerde cruciale projecten en welke maatregelen kunnen worden genomen om de voltooiing daarvan in de volgende drie jaar te bevorderen; met de industrie en de lidstaten afspraken maken over het diversifiëren van de aanvoer van ruwe olie om de afhankelijkheid van Rusland te verminderen; een actieve handelsagenda nastreven die de toegang tot olie-exportmarkten waarborgt en handelsverstorende praktijken beperkt door sterke handelsvoorschriften op energiegebied te bevorderen, en in voorkomend geval toezien op adequate naleving van de handelsvoorschriften. nagaan welke de EU-brede strategische activa in de oliewaardeketen aanwezig zijn en welke gecoördineerde actie kan worden ondernomen om ervoor te zorgen dat de consolidatie van de raffinagecapaciteit van de EU plaatsvindt op een manier die de energiediversificatie van de EU verbetert; samenwerken met de IEA om toe te zien op de oliewaardeketen en ervoor te zorgen dat de transparantie van de gegevens over stromen, investeringen en eigendom wordt bevorderd.

5. Verhoging van de energieproductie in de Europese Unie

De Unie kan haar afhankelijkheid van specifieke leveranciers en brandstoffen reduceren door de eigen energiebronnen ten volle te benutten.

5.1. Verhoging van de energieproductie in de Europese Unie

De laatste twee decennia is de eigen energieproductie in de Europese Unie gestaag achteruitgelopen[20], ondanks de toename van de productie van hernieuwbare energie. Het is echter onmogelijk deze trend op de middellange termijn te vertragen door het gebruik van hernieuwbare energie, kernenergie en de duurzame productie van concurrerende fossiele brandstoffen, wanneer voor deze opties wordt gekozen.

Hernieuwbare energie

De door het toegenomen gebruik van hernieuwbare energie uitgespaarde kosten bedragen ten minste 30 miljard euro per jaar. In 2012 heeft de energie uit hernieuwbare bronnen naar schatting voor 14,1 % bijgedragen aan het uiteindelijke energieverbruik van de EU; in principe wordt de doelstelling van 20 % in 2020 gehaald. Voor de periode na 2020 heeft de Commissie voorgesteld het aandeel hernieuwbare energie op te voeren tot ten minste 27 % in 2030.

Er is een aanzienlijk kosteneffectief potentieel voor hernieuwbare energie en hernieuwbare verwarming om het aardgasverbruik tegen het eind van dit decennium in een aantal sectoren verder te reduceren. Met name een omschakeling naar eigen hernieuwbare verwarmingsbronnen kan aanzienlijke hoeveelheden ingevoerde brandstoffen vervangen. De lidstaten zullen volgens hun eigen hernieuwbare-energieplannen tussen 2012 en 2020 reeds 29 miljoen ton olie‑equivalent (Mtoe) extra aan hernieuwbare verwarming en 39 Mtoe extra aan hernieuwbare elektriciteit toevoegen. Deze plannen zouden versneld kunnen worden uitgevoerd door gebruik te maken van nationale middelen en middelen uit de Europese structuur- en investeringsfondsen, in samenwerking met de EIB en steun van de internationale financiële instellingen. Net als voor infrastructuur moet het merendeel van de investeringen op dit gebied door de particuliere sector worden gedaan.

Hernieuwbare energie is een "no-regrets"-optie, maar er was enige bezorgdheid over de kosten en het effect op het functioneren van de interne markt. Door kostenvermindering van de technologie worden vele hernieuwbare-energiebronnen steeds concurrerender en zijn zij marktrijp geworden (b.v. windenergie op land). Voor grootschalige integratie ervan zijn slimmere energienetten en nieuwe oplossingen voor energieopslag nodig. Ook kan het nodig zijn om capaciteitsmechanismen op regionaal niveau te overwegen[21]. De nieuwe richtsnoeren inzake staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014-2020 zullen ook bevorderen dat de nationale doelstellingen voor 2020 op het gebied van hernieuwbare energie kosteneffectiever kunnen worden bereikt.

Koolwaterstoffen en schone steenkool

De exploitatie van conventionele olie‑ en gasbronnen in Europa, zowel in traditionele productiegebieden (bv. de Noordzee) als in nieuw ontdekte gebieden (bv. het oostelijke Middellandse Zeegebied en de Zwarte Zee) moet worden ontwikkeld onder strikte naleving van de energie- en milieuwetgeving, waaronder de nieuwe richtlijn offshore-veiligheid[22]. Olie en gas produceren uit niet‑conventionele bronnen in Europa, en dan met name schaliegas, zou een gedeeltelijke compensatie kunnen vormen voor de achteruitlopende productie van conventioneel gas[23], mits de problemen in verband met de publieke acceptatie en de milieueffecten adequaat worden aangepakt[24]. Op dit moment worden de eerste exploratieactiviteiten in sommige lidstaten reeds uitgevoerd. Een preciezer overzicht van de niet‑conventionele reserves (economisch rendabele bronnen) is noodzakelijk om productie op commerciële schaal mogelijk te maken.

De laatste twee decennia zijn zowel de eigen productie als het verbruik van steenkool in de EU gedaald. Het aandeel steenkool en bruinkool in de elektriciteitsopwekking is in verschillende lidstaten echter nog steeds aanzienlijk, en is in de hele EU goed voor ongeveer 27 % van de productie. De EU importeert momenteel weliswaar ongeveer 40 % van haar vaste brandstoffen, maar die worden aangeschaft op een goed functionerende en gediversifieerde wereldwijde markt die de Unie van een veilige basisinvoer voorziet. De CO2-emissies van steenkool en bruinkool zijn van dien aard dat die brandstoffen in de EU alleen een toekomst hebben wanneer gebruik wordt gemaakt van koolstofafvang en ‑opslag (Carbon Capture and Storage - CCS). CCS biedt potentieel ook de mogelijkheid om gas- en olievoorraden te winnen die anders niet zouden worden aangeboord. Rekening houdend met het feit dat CCS tot op heden slechts in beperkte mate wordt toegepast, moeten meer inspanningen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling worden gedaan om ten volle van deze technologie te kunnen profiteren.

Kernacties De lidstaten worden opgeroepen om: de uitrol van hernieuwbare energiebronnen voort te zetten om de doelstelling voor 2020 te bereiken via een marktgerichte aanpak; de Europeanisering van steunsystemen voor hernieuwbare energie te initiëren door verbeterde coördinatie van nationale steunregelingen; de omschakeling in de verwarmingssector naar hernieuwbare verwarmingstechnologieën te versnellen; voor stabiele nationale regelgevende kaders voor hernieuwbare energie te zorgen en administratieve barrières te slechten; de toegang tot financiering voor hernieuwbare-energieprojecten op alle niveaus te vergemakkelijken (zowel op grote schaal als op kleine schaal) via een gezamenlijk initiatief door de Europese Investeringsbank en de nationale investeringsbanken, zo nodig met gebruikmaking van de steun uit de Europese structuur- en investeringsfondsen; wanneer daarvoor is gekozen, koolwaterstoffen en schone steenkool te exploiteren, rekening houdend met de prioriteiten op het gebied van het koolstofarm maken van de economie; de nationale administratieve procedures voor koolwaterstofprojecten te stroomlijnen, onder meer door strategische effectbeoordelingen uit te voeren en één loket op te zetten voor vergunningsprocedures, in overeenstemming met de leidraad van de Commissie inzake stroomlijning van de milieueffectbeoordelingsprocedures voor energie-infrastructuur en projecten van gemeenschappelijk belang, alsmede de leidraad inzake milieu-effectbeoordelingen voor grootschalige grensoverschrijdende projecten[25]; het potentieel van niet-conventionele koolwaterstoffen te beoordelen, daarbij volledig rekening houdend met Aanbeveling 2014/70/EU teneinde ervoor te zorgen dat de hoogste milieunormen worden toegepast; demonstratieprojecten op het gebied van koolstofafvang en ‑opslag te ondersteunen, met name wanneer deze worden medegefinancierd door het NER 300‑programma en het Europees energieprogramma voor herstel, zoals het ROAD-project. De Commissie zal: een Europees wetenschaps- en technologienetwerk inzake de winning van niet-conventionele koolwaterstoffen starten; een informatie-uitwisseling organiseren tussen de lidstaten, de betrokken industrie en niet-gouvernementele organisaties op het gebied van milieubescherming om referentiedocumenten betreffende de beste beschikbare technieken (BBT's) voor de exploratie en productie van koolwaterstoffen op te stellen; zorgen voor de volledige tenuitvoerlegging en herziening van de CCS-richtlijn en een besluit nemen over de tweede ronde van gunningen in het kader van het NER 300‑programma;  in multilaterale en bilaterale onderhandelingen de ontwikkeling van technologieën voor en de handel in hernieuwbare‑energie bevorderen.

6. Verdere ontwikkeling van energietechnologieën

Het onderhavige plan voor de vermindering van de energieafhankelijkheid van de EU vereist fundamentele veranderingen van het energiesysteem op de middellange tot lange termijn, die niet zullen plaatsvinden zonder een sterke stimulans voor de ontwikkeling van nieuwe energietechnologieën. Deze nieuwe technologieën zijn nodig om de vraag naar primaire energie verder te verminderen, de voorzieningsopties (zowel externe als interne bronnen) te diversifiëren en te consolideren, en de energienetwerkinfrastructuur te optimaliseren om ten volle van de diversificatie te profiteren.

Nieuwe technologieën kunnen efficiënte en kosteneffectieve oplossingen bieden om de efficiëntie van verwarmingsinstallaties voor gebouwen en stadsverwarming te verbeteren, nieuwe energieopslagoplossingen te ontwikkelen en het netbeheer te optimaliseren.

Om dit te bereiken zijn aanzienlijke investeringen door de EU en de lidstaten in energieonderzoek en ‑innovatie vereist. De uitrol van een breed scala aan nieuwe energietechnologieën is van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat een voldoende groot aantal daarvan daadwerkelijk de markt zal halen, zodat de lidstaten in staat zullen zijn om hun verschillende keuzes op het gebied van de energiemix te maken.

Deze investeringen moeten de hele technologie-voorzieningsketen omvatten, van materialen (met inbegrip van cruciale grondstoffen) tot fabricage, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de EU minder afhankelijk wordt van de invoer van energie en van buitenlandse technologie. Uiteindelijk kan een dergelijke strategie alleen worden uitgevoerd als deze een integrerend onderdeel is van het energieonderzoeks‑ en ‑innovatiebeleid van de Unie.

Om het effect van deze investeringen maximaal te benutten, moet ook de coördinatie tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie worden geïntensiveerd. Essentieel zijn bovendien financiële instrumenten, die bijvoorbeeld via de Europese Investeringsbank worden verstrekt en die als hefboom dienen om grotere investeringen van de industrie los te krijgen, en dan met name voor de uitrol van grootschalige demonstratieprojecten.

Kernactie De Commissie zal: energiezekerheid volledig integreren in de tenuitvoerlegging van de prioriteiten van Horizon‑2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014‑2020) en ervoor zorgen dat het volgende geïntegreerde stappenplan van het Europees strategisch plan voor energietechnologie in overeenstemming zal zijn met de Europese strategie voor energiezekerheid.

7. Diversificatie van de externe energievoorziening en de daarmee verband houdende infrastructuur 7.1. Gas

Het gasverbruik in de EU komt voor 70 % uit geïmporteerd gas, maar de invoer zal naar verwachting[26] tot 2020 stabiel blijven en daarna licht stijgen tot ongeveer 340‑350 miljard m³ tegen 2025-2030. In 2013 kwam 39 % van de gasinvoer, gerekend in volume, uit Rusland, 33 % uit Noorwegen en 22 % uit Noord‑Afrika (Algerije en Libië). Andere bronnen zijn klein en vertegenwoordigen ongeveer 4 %. De invoer van LNG uit deze en andere landen (b.v. uit Qatar en Nigeria) nam toe tot maximaal 20 %, waarna die weer is gedaald tot rond 15 %, vanwege de hogere prijzen in Azië.

Toegang krijgen tot een grotere diversiteit aan aardgasbronnen is een prioriteit, en onderwijl moet een aanzienlijk invoervolume, afkomstig van betrouwbare leveranciers, worden gehandhaafd. LNG blijft de komende jaren een belangrijke potentiële bron voor diversificatie en wordt nog belangrijker. Nieuwe LNG‑leveranties uit Noord‑Amerika, Australië, Qatar en uit nieuw ontdekte velden in Oost‑Afrika zullen de omvang en de liquiditeit van de wereldwijde LNG‑markten naar alle waarschijnlijkheid doen toenemen. Aan de oostkust van de VS is de eerste liquefactiefabriek, met een capaciteit van 24 miljard m³ per jaar, naar verwachting rond 2015‑2017 operationeel. Op dit moment worden veel andere projecten ontwikkeld. Verwacht wordt dat de grootste hoeveelheden qua volume naar de Aziatische markten zullen gaan, maar Europese bedrijven onderhandelen reeds over een LNG‑leveringscontract met de LNG-producenten uit de VS. Deze ontwikkelingen worden in principe vergemakkelijkt wanneer het externe beleid van de EU een adequate afspiegeling van de prioriteiten is, met name tijdens de lopende onderhandelingen over een trans‑Atlantisch partnerschap voor handel en investeringen (TTIP). Zowel de Noorse als de Noord‑Afrikaanse productie hebben groeipotentieel. Noorwegen kan in 2018 tot 116 miljard m³ produceren (thans 106 miljard m³). Noord-Afrika, heeft potentieel gigantische niet‑geëxploreerde en niet‑geëxploiteerde koolwaterstofreserves en heeft het voordeel dat het geografisch nabij ligt. De Unie moet de interne interconnecties verbeteren om ervoor te zorgen dat het gas van deze leveranciers alle regionale markten bereikt overeenkomstig de bestaande interconnectiedoelstellingen.

Een beleidsdoelstelling van de EU zou niet alleen moeten zijn de relatie met bestaande leveranciers te versterken, maar ook de weg te bereiden voor nieuwe bronnen. De totstandbrenging van de zuidelijke corridor en de geïdentificeerde projecten van gemeenschappelijk belang is in dit verband belangrijk, aangezien die de opmaat vormt voor leveringen uit het gebied rond de Kaspische Zee in ruime zin. Een actieve handelsagenda nastreven is in deze regio cruciaal om de markttoegang veilig te stellen, maar ook voor de ontwikkeling van kritieke infrastructuur, waarvan de levensvatbaarheid afhangt van toegang tot voldoende uitvoervolumes. Verwacht wordt dat in een eerste fase in 2020 10 miljard m³ in Azerbeidzjan geproduceerd aardgas de Europese markt zal bereiken via de zuidelijke gascorridor. Bovendien is deze nieuwe gaspijplijn van vitaal belang om een connectie met het Midden‑Oosten tot stand te brengen. De thans geplande infrastructuur in Turkije zou tot 25 miljard m³/jaar voor de Europese markt kunnen transporteren. In langetermijnperspectief zouden andere landen als Turkmenistan, Irak en Iran (als dat land voldoet aan de voorwaarden om de sancties op te heffen), een grote bedrage kunnen leveren aan de uitbouw van de zuidelijke gascorridor. Een samenhangend en gericht extern beleid ten opzichte van die landen is van cruciaal belang. Bovendien moet de EU een intensieve politieke en handelsdialoog aangaan met partners uit Noord‑Afrika en het oostelijke Middellandse Zeegebied, met name om in het zuiden van Europa een Mediterrane gashub tot stand te brengen.

Dit alles is alleen mogelijk als de infrastructuurcapaciteit voor invoer beschikbaar wordt gesteld en als de gasvolumes voor een betaalbare prijs te koop worden aangeboden. Goede samenwerking tussen de lidstaten en de EU is daartoe nodig (zie hoofdstuk 4).

7.2. Uranium en splijtstof

Elektriciteit die in kerncentrales wordt geproduceerd vormt een betrouwbare uitstootvrije basiselektriciteitsvoorziening en speelt een belangrijke rol bij de energiezekerheid. De relatieve waarde van de splijtstof is marginaal in verhouding tot de totale elektriciteitsproductiekosten in vergelijking met gas- of steenkoolgestookte centrales, en uranium maakt slechts een klein deel uit van de totale kosten van de splijtstof. De wereldwijde uraniummarkt is stabiel en goed gediversifieerd; niettemin is de EU volledig afhankelijk van externe leveranties. Slechts een paar installaties in de wereld zijn in staat om van uranium splijtstof voor kerncentrales te maken, maar de industrie in de EU heeft de leiding over de hele keten, met inbegrip van verrijking en opwerking.

Nucleaire veiligheid is een absolute prioriteit voor de EU. De EU moet op internationaal niveau de pionier en architect blijven op het gebied van nucleaire veiligheid. Het is derhalve belangrijk de goedkeuring van de gewijzigde richtlijn nucleaire veiligheid te versnellen, de onafhankelijkheid van de regulators op nucleair gebied te versterken, het publiek te informeren en regelmatige collegiale toetsingen te houden.

Rusland is echter een belangrijke concurrent op het gebied van splijtstofproductie; dat land biedt geïntegreerde pakketten voor investeringen in de hele nucleaire keten. Daarom moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de investeringen in nieuw te bouwen kerncentrales in de EU, waarbij niet‑EU‑technologie wordt gebruikt, om ervoor te zorgen dat deze centrales niet alleen van Rusland afhankelijk zijn voor hun splijtstofvoorziening: de mogelijkheid van diversificatie van de splijtstofvoorziening moet een voorwaarde worden voor elke nieuwe investering, waarvoor het Voorzieningsagentschap van Euratom moet zorgen. Bovendien moeten alle exploitanten van kerncentrales over een algemene gediversifieerde portefeuille voor de splijtstofvoorziening beschikken.

Kernacties De Commissie en de lidstaten moeten gezamenlijk: de transparantie op het niveau van de EU ten aanzien van de gasvoorzieningszekerheid vergroten en onderzoeken hoe prijsinformatie in het kader van de bestaande rapportagemechanismen, zoals gegevens van Eurostat en markttoezicht van de Commissie, verder kunnen worden ontwikkeld; de ontwikkeling en verdere uitbreiding van de gasvoorzieningsinfrastructuur met Noorwegen, de zuidelijke gascorridor en de Mediterrane gashub ondersteunen; op EU-niveau een toezichtsysteem voor energiezekerheid opzetten op basis van jaarverslagen door de Europese Commissie aan de Europese Raad en het Europees Parlement; de goedkeuring van de gewijzigde richtlijn nucleaire veiligheid versnellen; samenwerken om de splijtstofvoorziening waar nodig te diversifiëren. De Commissie zal: een actieve handelsagenda nastreven die de toegang tot uitgevoerd aardgas/LNG waarborgt en handelsverstorende praktijken beperkt door sterke handelsvoorschriften op energiegebied te bevorderen, en in voorkomend geval zorgen voor adequate naleving van de handelsvoorschriften. ernaar streven dat bestaande verboden op de export van olie worden opgeheven; bij de beoordeling van nieuwe investeringen in kernenergie en nieuwe ontwerpovereenkomsten of ‑contracten met derde landen systematisch rekening houden met de diversificatie van de brandstofvoorziening.

8. Verbetering van de coördinatie van het nationale energiebeleid en nauwe coördinatie van het externe energiebeleid

Veel van de hierboven beschreven maatregelen wijzen op dezelfde onderliggende prioriteit: de noodzaak voor de lidstaten om belangrijke besluiten op het gebied van energiebeleid beter te coördineren. Het is duidelijk dat besluiten over de energiemix een nationale bevoegdheid zijn, maar de geleidelijke integratie van de energie‑infrastructuur en ‑markten, de gemeenschappelijke afhankelijkheid van externe leveranciers, de noodzaak om voor solidariteit te zorgen in tijden van crisis, dat alles impliceert dat fundamentele politieke besluiten over energie met buurlanden moeten worden besproken. Hetzelfde is waar voor de externe dimensie van het energiebeleid van de EU[27],[28].

De Commissie verwelkomt de door sommige lidstaten gedane oproepen ten gunste van een Energie‑unie. Zij steunt de totstandbrenging van een mechanisme waarmee de lidstaten elkaar kunnen informeren over belangrijke besluiten in verband met hun energiemix, voordat die worden goedgekeurd, zodat bij de nationale besluitvorming rekening kan worden gehouden met het geleverde commentaar.

De Europese Unie heeft een algemeen belang bij stabiele, transparante en liquide internationale energiemarkten. De EU moet in internationale organisaties en fora een consistent en gecoördineerd standpunt uitdragen. Een daarmee verband houdende beleidsactie is de coördinatie van de wereldwijde promotie van duurzame‑energietechnologieën, maar met name onder opkomende economieën, waarvan wordt verwacht dat zij de komende decennia de grootste bijdrage zullen leveren aan de groei van de vraag naar energie. Zo'n initiatief is niet alleen in overeenstemming met de ruimere milieu- en klimaatdoelstellingen van de EU, maar kan ook een effect hebben op de traditionele markten voor fossiele brandstoffen, waardoor de vraag afneemt en de liquiditeit verbetert.

Wat het nabije buitenland betreft, moet ons doel blijven om op alle niveaus met alle partners samen te werken, zodat zij goed geïntegreerd kunnen worden in de EU-energiemarkt. De Energiegemeenschap, die tot doel heeft het acquis van de EU op energiegebied met kandidaat‑lidstaten en nabuurschapslanden te delen, moet verder worden versterkt met het oog op de bezorgdheid van de EU over de voorzieningszekerheid. Dit moet worden bereikt door de hervormingen in de energiesector in de deelnemende landen te bevorderen, en daarbij ook de modernisering van hun energiesysteem en hun volledige integratie in het regelgevingskader inzake energie van de EU te ondersteunen. Bovendien moet het institutionele kader van de Energiegemeenschap op korte tot middellange termijn worden verbeterd met het oog op de versterking van de nalevingsmechanismen.

Instrumenten van extern beleid, zoals de consequente opneming van energiekwesties op de agenda van de politieke dialoog, met name bij topontmoetingen met strategische partners, moeten systematisch worden toegepast. De energiedialoog van de EU met belangrijke energie leverende landen wordt herzien. De recente gezamenlijke verklaring van de vergadering van de ministers van Energie van de G7 te Rome is een goed model voor onze versterkte samenwerking met belangrijke partners. Ook moet de samenhang worden gegarandeerd met de externe aspecten van ander sectoraal beleid dat kan bijdragen tot het bevorderen van de energiezekerheid, met name ten aanzien van de strategische programmering van de EU-instrumenten voor externe steun. De Europese Dienst voor extern optreden speelt een belangrijke rol bij de integratie van energieoverwegingen in het externe beleid van de EU en de coördinatie daarvan met de ministeries van Buitenlandse zaken van de lidstaten.

Bovendien moeten de energieovereenkomsten van de lidstaten met derde landen volledig aan de EU‑wetgeving en het EU‑voorzieningszekerheidsbeleid voldoen. Daartoe moeten de Commissie en de lidstaten ten volle gebruik maken van Besluit nr. 994/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot instelling van een mechanisme voor informatie-uitwisseling met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen op energiegebied. Dit heeft met name betrekking op de mogelijkheid om standaardclausules uit te werken en om de steun van de Commissie in te roepen tijdens onderhandelingen. Gezien de recente gebeurtenissen moeten de lidstaten en de betrokken bedrijven de Commissie bovendien zo vroeg mogelijk vóór het sluiten van intergouvernementele overeenkomsten met een potentiële impact op de energievoorzieningszekerheid en de desbetreffende diversificatieopties informeren en de Commissie om advies vragen tijdens de onderhandelingen. Dit vereist een herziening van Besluit nr. 994/2012/EU.

Een gebied van bijzonder belang is gas, waar meer en betere politieke afspraken op EU-niveau met toekomstige toeleveringslanden de weg kunnen bereiden voor handelsovereenkomsten zonder de verdere ontwikkeling van een concurrerende interne markt binnen de EU in het gedrang te brengen. Bovendien zou het bundelen van de vraag de onderhandelingsmacht van de EU kunnen vergroten.

Ten aanzien van het gezamenlijk aankopen van aardgas wordt wel eens verwezen naar het "collectieve aankoopmechanisme" van het Voorzieningsagentschap van Euratom. In de huidige situatie waarin de voorzieningszekerheid op de uraniummarkt niet onder druk staat, laat dit mechanisme de volledige vrijheid aan de handelspartners om zelf over hun transacties te onderhandelen. De gezamenlijke ondertekening van de contracten door het Voorzieningsagentschap van Euratom bevestigt slechts dat de voorzieningszekerheid niet onder druk staat. Als een contract de voorzieningszekerheid in gevaar brengt, behoudt het agentschap het recht daartegen bezwaar aan te tekenen. Door periodieke verslagen uit te brengen op basis van de kennisgevingen en de andere ontvangen informatie verhoogt het Voorzieningsagentschap van Euratom ook de transparantie van de splijtstofmarkt.

De Commissie zal in nauwe samenwerking met de lidstaten onderzoeken of voor gas een procedure kan worden ontwikkeld die de markt transparanter zou maken en daarbij rekening zou houden met de behoeften op het gebied van energiezekerheid. Bovendien zouden vrijwillige mechanismen voor de bundeling van de vraag kunnen worden beoordeeld waarmee de onderhandelingsmacht van Europese kopers zou kunnen worden vergroot. Deze opties moeten zorgvuldig worden ontworpen en uitgevoerd om de verenigbaarheid met de EU‑wetgeving en de handelswetgeving te waarborgen. Eventueel kunnen kandidaat‑lidstaten en potentiële kandidaat‑lidstaten bij deze procedure worden geassocieerd.

Kernacties De Commissie zal: ervoor zorgen dat de maatregelen die in haar mededeling inzake het externe energiebeleid van september 2011 zijn vastgesteld, worden uitgevoerd; opties voor vrijwillige mechanismen voor de bundeling van de vraag beoordelen die de onderhandelingsmacht van de Europese kopers vergroten, in overeenstemming met de EU‑ en de handelswetgeving; met de EDEO het systematischer gebruik van instrumenten van extern beleid gebruiken om externe energiebeleidsdoelen te ondersteunen en om de samenhang tussen doelstellingen van energiebeleid en buitenlands beleid te versterken; Besluit nr. 994/2012/EU tot instelling van een mechanisme voor informatie-uitwisseling met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen op energiegebied herzien; De lidstaten worden opgeroepen om: elkaar vóór goedkeuring ervan te informeren over belangrijke nationale beleidsbeslissingen op energiegebied door volledig gebruik te maken van bestaande fora die door de Commissie worden voorgezeten; ervoor te zorgen dat de Commissie tijdig, vóór de start ervan, over onderhandelingen over intergouvernementele overeenkomsten wordt geïnformeerd, wanneer die potentieel gevolgen hebben voor de energievoorzieningsveiligheid, en dat de Commissie bij die onderhandelingen wordt betrokken. Dit moet ervoor zorgen dat overeenkomsten geheel conform de EU-wetgeving worden gesloten.

Conclusies

Er is de laatste jaren veel vooruitgang geboekt bij de verbetering van de energiezekerheid van Europa. Hoewel al veel is bereikt, blijft Europa kwetsbaar voor energieschokken. In de Europese energiezekerheidsstrategie is derhalve een reeks concrete maatregelen vastgelegd om de veerkracht van Europa te versterken en zijn afhankelijkheid van de invoer van energie te verkleinen.

De energiezekerheidsstrategie van de Unie is onlosmakelijk verbonden met het kader voor 2030 inzake klimaat en energie en moet met de Europese Raad worden overeengekomen. De overgang naar een concurrerende koolstofarme economie zal het gebruik van ingevoerde fossiele brandstoffen verminderen door matiging van de vraag naar energie en door het exploiteren van hernieuwbare en andere eigen energiebronnen.

Op de korte termijn:

1. moet de Unie voor de komende winter haar paraatheid voor verstoringen van de energievoorziening verbeteren, moeten de bestaande Europese nood- en solidariteitsmechanismen worden versterkt op basis van risicobeoordelingen (energiezekerheidsstresstests) die door de Commissie, de lidstaten, de regulators, de TSB's en de marktdeelnemers tezamen worden gecoördineerd, en moet de Unie zich ook samen met haar internationale partners inzetten voor de totstandbrenging van nieuwe solidariteitsmechanismen voor aardgas en het gebruik van gasopslagfaciliteiten;

2. moeten de nieuwe investeringen in infrastructuur die door dominante leveranciers worden bevorderd aan alle internemarkt- en concurrentieregels voldoen, met name moet het Southstream-project worden opgeschort totdat volledige naleving van de EU-wetgeving is gegarandeerd en moet het project opnieuw worden geëvalueerd in het licht van de EU-energiezekerheidsprioriteiten;

3. moet de Unie nauw samenwerken met haar buren en partners binnen de Energiegemeenschap, met name Oekraïne en Moldova, om de energiezekerheid te verbeteren. De recente overeenkomst inzake bidirectionele stromen tussen de Slowaakse Republiek en Oekraïne moet in dit verband worden verwelkomd.

Op de middellange en de lange termijn:

4. moet Europa een beter functionerende en beter geïntegreerde energiemarkt tot stand brengen, moeten prioritaire projecten versneld worden uitgevoerd om bestaande energie-eilanden te verbinden en om de bestaande interconnectiedoelstelling van ten minste 10 % van de geïnstalleerde elektriciteitsproductiecapaciteit tegen 2020 te halen; tegen 2030 moeten de lidstaten op weg zijn om de interconnectiedoelstelling van 15% te halen;

5. moet de Unie haar afhankelijkheid van specifieke externe leveranciers verkleinen door haar energiebronnen, ‑leveranciers en ‑leveringsroutes te diversifiëren; met name moeten een versterkt partnerschap met Noorwegen, de versnelling van de zuidelijke gascorridor en de bevordering van de totstandkoming van een nieuwe gashub in Zuid-Europa worden nagestreefd;

6. moeten energiezekerheid en de omschakeling op een koolstofarme economie voorrang krijgen bij de tenuitvoerlegging van de financiële instrumenten van de EU in de periode 2014-2020, met name door gebruik te maken van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, de Connecting Europe Facility, Horizon 2020 en het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument; ook moeten zij een richtsnoer zijn voor de interventies van de EU-instrumenten voor extern optreden, zoals de nabuurschapsinvesteringsfaciliteit en de investeringsfaciliteit in de Westelijke Balkan, alsmede de Europese Investeringsbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling;

7. is meer onderlinge coördinatie van het nationale energiebeleid van de lidstaten nodig om geloofwaardig op de uitdaging van energiezekerheid te reageren; omdat nationale keuzes met betrekking tot de energiemix of de energie‑infrastructuur van invloed zijn op de lidstaten en op de Unie als geheel moeten de lidstaten elkaar en de Commissie beter informeren wanneer zij hun energiebeleidsstrategieën voor de lange termijn vaststellen en intergouvernementele overeenkomsten sluiten met derde landen. Er moeten meer inspanningen worden geleverd om te zorgen voor betere synergieën tussen de energiedoelstellingen en het buitenlands beleid en om met één stem met onze partners te spreken.

__________________

Bijlage 1 Afhankelijkheid van aardgas uit Rusland

Horizontale as: percentage aardgas in de energiemix – Verticale as: percentage Russisch aardgas van het nationale aardgasverbruik – Grootte van de cirkels: volume ingevoerd Russisch aardgas. Ramingen gebaseerd op voorlopige gegevens over 2013 van de sector, met inbegrip van de aardgasvolumes die door Russische bedrijven worden verhandeld, maar die niet noodzakelijk in Rusland zijn geproduceerd.

Bijlage 2 Status van de belangrijkste infrastructuurprojecten op het gebied van de voorzieningszekerheid

Aardgasprojecten

A || Kortetermijnprojecten || (2014 – 2016) ||

# || Naam project || Omschrijving || Gereed

Baltische gasmarkt

1 || LT: LNG-tanker || Tanker (geen PGB). Status: in aanbouw || eind 2014

2 || Verbetering pijpleiding Klaipėda-Kiemėna || Vergroting capaciteit van de aansluiting van Klaipėda op de LT‑LV‑interconnector. Status: EIA en technisch ontwerp || 2017

Gasoptie in Midden- en Zuidoost-Europa

1 || PL: LNG-terminal || Terminal in Swinoujscie en daarop aangesloten pijpleiding (geen PGB vanwege de gevorderde staat). Status: in opbouw || eind 2014

2 || EL-BG: interconnector || Nieuwe interconnector om de diversificatie te ondersteunen en Shah Deniz-gas in Bulgarije te leveren. Status: vergunningsfase, EIA (2 jaar vertraging) || 2016

3 || EL-BG: bidirectionaliteit || Permanente bidirectionaliteit op de bestaande interconnector (alternatief voor/aanvulling op IGB). Status: haalbaarheidsstudie || 2014

4 || BG: actualisering opslag || Vergroting opslagcapaciteit in Chiren; Status: haalbaarheidsstudie || 2017

5 || HU-HR: bidirectionele pijpleiding || Bidirectionele gasstromen tussen Kroatië en Hongarije mogelijk maken. Status: haalbaarheidsstudies. || 2015

6 || HU-RO: bidirectionele pijpleiding || Project om gasstromen van Roemenië naar Hongarije mogelijk te maken. Status: haalbaarheidsstudies. || 2016

7 || BG-RS: interconnector || Nieuwe interconnector ter ondersteuning van de voorzieningszekerheid in Bulgarije en Servië. Status: EIA, routering, financiering (problemen met de ontbundeling Srbijagas t.b.v. toegang tot financiering) || 2016

8 || SK–HU: interconnector || Nieuwe bidirectionele pijpleiding Status: in opbouw || 2015

B || Middellangetermijn-projecten || (2017 – 2020) ||

# || Naam project || Omschrijving || Gereed

Baltische gasmarkt

1 || PL-LT: interconnector || Nieuwe bidirectionele pijpleiding (GIPL) ter beëindiging isolement Baltische staten. Status: haalbaarheidsstudies/FEED (Front End Engineering Design - technische‑ontwikkelingsfase) || 2019

2 || FI-EE: interconnector || Nieuwe bidirectionele offshore-pijpleiding ("Balticonnector") Status: haalbaarheidsstudie/vergunningverlening || 2019

3 || Baltische LNG-terminal || Nieuwe LNG-terminal met nader te bepalen locatie (EE/FI). Status: haalbaarheidsstudie/vergunningverlening || 2017

4 || LV-LT: interconnector || Verbetering bestaande interconnector (met inbegrip van compressorstation). Status: haalbaarheidsstudie || 2020

Noordwaartse gasstromen vanuit Spanje mogelijk maken.

1 || ES-FR: "Midcat" interconnector || Nieuwe interconnector (met inbegrip van compressor) om bidirectionele gasstromen[29] tussen Frankrijk en Spanje mogelijk te maken. Status: haalbaarheidsstudie. || nog te bepalen

Cluster gasoptie in Midden- en Zuidoost-Europa

1 || PL-CZ: interconnector || Nieuwe bidirectionele pijpleiding tussen Tsjechië en Polen. Status: haalbaarheidsstudie/FEED, vergunningverlening (CZ) || 2019

2 || PL-SK: interconnector[30] || Nieuwe bidirectionele pijpleiding tussen Slowakije en Polen. Status: definitieve investeringsbeslissing in 2014 || 2019

3 || PL: 3 binnenlandse pijpleidingen en een compressorstation || Binnenlandse versterking nodig om invoerpunten aan de Oostzeekust te verbinden met de interconnectoren PL-SK en PL-CZ. Status: haalbaarheidsstudie || 2016-18

4 || TANAP (TR-EL) || Trans-Anatolische aardgaspijpleiding die gas uit de Kaspische Zee naar de EU transporteert via Turkije, waarmee de zuidelijke gascorridor wordt geopend. Status: haalbaarheidsstudie/definitieve investeringsbeslissing || 2019

5 || TAP (EL-AL-IT) || Binnen de EU gelegen deel van de zuidelijke gascorridor. Directe aansluiting op TANAP. Status: vergunningverlening || 2019

6 || IAP (AL-ME-HR) || Nieuw deel van de interconnector van de Balkan-gasring, aangesloten op TAP. Status: haalbaarheidsstudie/FEED || 2020

7 || HR: LNG‑terminal || Nieuwe LNG‑terminal in Krk ter ondersteuning van voorzieningszekerheid en diversificatie in de regio. Status: haalbaarheidsstudie/FEED (financiering) || 2019

8 || BG: intern systeem || Rehabilitatie en expansie van transportsysteem dat nodig is voor de regionale integratie. Status: haalbaarheidsstudie/FEED || 2017 (nog te bevestigen)

9 || RO: binnenlands systeem en bidirectionele gasstroom naar UA || Integratie van Roemeens doorvoer‑ en transmissiesysteem en bidirectionele gasstroom naar Oekraïne. Status: haalbaarheidsstudie (problemen regelgeving met bidirectionele stroom) || nog te bepalen

10 || EL: compressorstation || Compressorstation te Kipi om de verbinding met TANAP en TAP mogelijk te maken. Status: vergunningverlening || 2019

11 || EL: LNG-terminal Alexandroupolis || Nieuwe LNG-terminal in Noord-Griekenland. Status: vergunningverlening || 2016[31]

12 || EL: Egeïsche LNG-terminal || Nieuwe drijvende LNG-terminal in de Baai van Kavala. Status: haalbaarheidsstudie/FEED, vergunningsfase || 2016[32]

Elektriciteitsprojecten

A || Kortetermijnprojecten || (2014 – 2016) ||

# || Naam project || Omschrijving || Gereed

Beëindiging isolement Baltische landen

1 || Nordbalt 1 en 2 || Interconnectoren Zweden-Litouwen (geen PGB) Status: in aanbouw || 2015

2 || LT-PL: interconnectie || Nieuwe interconnector en AC/DC-transformatorstations; voor 2020 wordt een volgend stadium gepland; vergelijkbare versterkingen zijn in PL nodig Status: in aanbouw || 2015 (eerste fase)

B || Middellangetermijnprojecten || (2017 – 2020) ||

# || Naam project || Omschrijving || Gereed

Beëindiging isolement Baltische landen

1 || Interne lijnen in LV en SE || Verruiming van de capaciteit van de LV-SE interconnector (Nordbalt). Status: haalbaarheidsstudie/FEED || 2019

2 || EE-LV: interconnectie || Interconnector en daarmee samenhangende versterkingen in EE. Status: haalbaarheidsstudie/FEED || 2020

3 || Synchronisatie van EE, LV, LT met de continentale Europese netwerken || Synchronisatie van de Baltische landen. Status: haalbaarheidsstudies. || 2020 (nog te bevestigen)

Beëindiging isolement Iberisch schiereiland

1 || Interconnector Frankrijk‑Spanje || HVDC onderzeese kabel - interconnectie tussen Aquitaine (FR) en Baskenland (ES) || 2020 (nog te bevestigen)

[1]     23 % hernieuwbare energie 27 % kernenergie.

[2]     COM(2014) 15 final.

[3]     Mededeling van de Commissie "Voor een heropleving van de Europese industrie", COM(2014) 14 final.

[4]     Opgericht bij Verordening (EU) nr. 994/2010 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gaslevering.

[5]     Richtlijn 2009/119/EG van de Raad van 14 september 2009 houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden.

[6]     Verordening (EU) Nr. 994/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gaslevering en houdende intrekking van Richtlijn 2004/67/EG van de Raad.

[7]     Deze mogelijkheid is geopperd tijdens de gezamenlijke verklaring die op 6 mei 2014 is goedgekeurd tijdens de vergadering van de ministers van Energie van de G7 in Rome.

[8]     Richtlijn 2008/114/EG van de Raad van 8 december 2008 inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren.

[9]     Voornamelijk voor het verwarmen van ruimten en water in woningen.

[10]    Mededeling van de Commissie "Energieprijzen en ‑kosten in Europa", blz. 11.

[11]    Minimaal 12 %, 15 % of 20 % van de nationale toewijzing uit het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling moet worden geïnvesteerd in de ondersteuning van de verschuiving naar een koolstofarme economie in alle sectoren in respectievelijk regio's met een ontwikkelingsachterstand, overgangsregio's en de meer ontwikkelde regio's van de EU. Als het cohesiefonds voor dergelijke investeringen wordt gebruikt, stijgt dat aandeel voor regio's met een ontwikkelingsachterstand naar 15 %.

[12]    De "renovatielening" is bijvoorbeeld een gestandaardiseerd, direct beschikbaar instrument volgens het model van een leningsovereenkomst met risicodeling.

[13] Mededeling van de Commissie "De interne elektriciteitsmarkt tot stand brengen en daarbij overheidsinterventie zo goed mogelijk inzetten", C(2013) 7243 final.

[14]Een eerste voorbeeld van een dergelijke regionale samenwerking was de oprichting, begin 2014, door netbeheerders en elektriciteitsbeurzen uit zestien lidstaten, van de zogenaamde "dag-vooruit"‑marktkoppeling.

[15] "Richtsnoeren van de Commissie voor de stroomlijning van de milieubeoordelingsprocedures voor energie‑infrastructuurprojecten van gemeenschappelijk belang" en inzake milieueffectbeoordelingen (MEB's) voor grootschalige grensoverschrijdende projecten.

[16] Met name rekening houdend met de resultaten van de lopende "fitness check" van de sector.

[17] Het Witboek over vervoer uit 2011"Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte – werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem"; COM(2011) 144 definitief.

[18] COM(2013) 17 final.

[19] CBCA (cross-border cost allocation).

[20] Tussen 2001 en 2012 is de totale energieproductie van de EU met 15 % teruggelopen.

[21] Mededeling van de Commissie: "De interne elektriciteitsmarkt tot stand brengen en daarbij overheidsinterventie zo goed mogelijk inzetten", C(2013)7243.

[22] Richtlijn 2013/30/EU.

[23] Studie van het JRC inzake niet-conventioneel gas en de potentiële effecten daarvan voor de energiemarkt in de EU (Unconventional Gas: Potential Energy Market Impacts in the European Union; EUR 25305 EN)

[24] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees economisch en sociaal Comité en het Comité van de regio's betreffende de exploratie en productie van koolwaterstoffen (zoals schaliegas) met gebruikmaking van hoogvolumehydrofracturering in de EU (COM(2014) 23 final/2), en Aanbeveling 2014/70/EU van de Commissie van 22 januari 2014 betreffende de minimumbeginselen voor de exploratie en productie van koolwaterstoffen (zoals schaliegas) met gebruikmaking van grootvolumehydrofracturering.

[25] http://ec.europa.eu/environment/eia/pdf/PCI_guidance.pdf en http://ec.europa.eu/environment/eia/pdf/Transboundry%20EIA%20Guide.pdf

[26]    "EU Energy, transport and GHG emissions trends to 2050 – Reference scenario 2013" - publicatie van de Europese Commissie

[27]    Verslag van de Commissie - Tenuitvoerlegging van de Mededeling inzake energievoorzieningszekerheid en internationale samenwerking en van de Conclusies van de Energieraad van november 2011 (COM(2013) 638 final).

[28]    Verslag van de Raad - Vervolg op de Europese Raad van 22 mei 2013; evaluatie van de ontwikkelingen inzake de externe dimensie van het energiebeleid van de EU, goedgekeurd op 12 december 2013.

[29]    Gasstroom van Spanje naar Frankrijk in geval van krappe gasvoorziening in West- /Midden-Europa. Stroom van Frankrijk naar Spanje om de hoge gasprijzen in Spanje tegen te gaan. De "Artère du Rhône" moet ook worden versterkt

[30]    Deze twee interconnectoren (PL-CZ en PL-SK) zullen gasstromen tussen de Oostzee en de Adriatische zee mogelijk maken, maar ook gas uit DE-NL-NO kan op die manier worden getransporteerd, waardoor de voorzieningszekerheid in geheel (Zuid-) Oost-Europa aanzienlijk wordt verbeterd.

[31]    Informatie verstrekt door projectontwikkelaars, maar de start kan in alle redelijkheid pas na 2017 worden verwacht.

[32]    Idem