Bijlagen bij COM(2015)691 - Waarschuwingsmechanismeverslag 2016 (overeenkomstig art. 3 en 4 van de verordening betreffende de preventie en de correctie van macro-economische onevenwichtigheden)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage.

België: In februari 2015 concludeerde de Commissie dat België met macro-economische onevenwichtigheden werd geconfronteerd, met name wat het concurrentievermogen betrof. In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren de indicatieve drempelwaarde, namelijk het verlies aan exportmarktaandeel, de schuldpositie van de particuliere sector, de schuldpositie van de overheidssector, alsmede de stijging van de langdurige en jeugdwerkloosheid.


Na een tweede jaar waarin het exportmarktaandeel is toegenomen, is de indicator in 2014 verbeterd en nadert deze geleidelijk de drempelwaarde. Deze verbetering valt samen met het verbeterde saldo op de lopende rekening en de stabiele ontwikkeling van de loonkosten per eenheid product. Beide factoren zullen in 2015 naar verwachting verder verbeteren, gelet op de gunstige handelsvoorwaarden en de geringe stijging van de loonkosten. Hoewel het scorebord nog op een aantal problemen wijst, duidt het er in het algemeen op dat de externe prestaties stabiel zijn of zelfs verbeteren. De indicatoren voor de schuldpositie zijn al meerdere jaren min of meer stabiel, maar op een niveau dat beduidend boven de respectieve drempelwaarden ligt. De hoge bedrijfsschulden zijn het gevolg van de veelvuldig afgesloten groepsinterne leningen, waarmee rekening moet worden gehouden. De schuldenlast van de huishoudens blijft bescheiden doordat de risico's deels wegvallen als gevolg van de toename van de financiële middelen. De overheidsschuld is stabiel, doordat latente verplichtingen van de overheidssector aan financiële instellingen verder zijn afgenomen. De financiële sector heeft zijn schuld verder afgebouwd, ondanks de toenemende verplichtingen. De vastgestelde stijging van de indicatoren voor werkloosheid, waaronder langdurige en jeugdwerkloosheid, wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de conjunctuurcyclus.


Al met al wijst de economische interpretatie op kwesties in verband met het concurrentievermogen die eerst nader moeten worden geanalyseerd, voordat kan worden vastgesteld of de dynamiek daadwerkelijk een positieve wending neemt. Derhalve acht de Commissie het, mede in het licht van de vaststelling in februari van een onevenwichtigheid, nuttig verder na te gaan of de onevenwichtigheden aanhouden of ongedaan worden gemaakt.


Bulgarije: In maart 2014 heeft de Commissie geconcludeerd dat Bulgarije buitensporige macro-economische onevenwichtigheden kende die doortastende beleidsactie en specifieke monitoring vereisen, zeker in het licht van de zorgen over praktijken in de financiële sector, die significante financiële en macro-economische risico's meebrengen. Het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren de indicatieve drempelwaarde, namelijk de internationale netto-investeringspositie (INIP), de schuld van de particuliere sector, de loonkosten per eenheid product, alsook de werkloosheid en de toegenomen langdurige werkloosheid.


De hoge stand van de externe verplichtingen blijft een bron van kwetsbaarheid. De externe nettopositie is echter opnieuw verbeterd, dankzij de positieve lopende en kapitaalrekening en de toenemende externe activa. Tegelijkertijd is de toename van het exportmarktaandeel vertraagd, maar dit is ook het geval voor de stijging van de loonkosten per eenheid product. Hoewel de financiële sector lijkt te zijn gestabiliseerd, zijn de problemen op het gebied van instellingen en regelgeving, die aan het licht zijn gekomen door het faillissement van de Corporate Commercial Bank, nog onvoldoende aangepakt. De schuld van de particuliere sector, die geconcentreerd is in de sector niet-financiële vennootschappen, is nog steeds groot. Als de druk om schulden af te bouwen niet ordelijk wordt behandeld, zou deze op de korte termijn een rem op de investerings- en economische groei kunnen zetten en een extra bron van kwetsbaarheid kunnen zijn. Ondanks de inspanningen om het ondernemingsklimaat te verbeteren, leidt de ontoereikende ontwikkeling van de Bulgaarse pre-insolventie- en insolventiekaders ertoe dat schulden langzamer worden afgebouwd, de onzekerheid bij de marktdeelnemers toeneemt en het land minder aantrekkelijk wordt voor investeerders. Aanhoudende structurele problemen, zoals langdurige werkloosheid en het probleem dat het aanbod van en de vraag naar vaardigheden en kwalificaties niet op elkaar aansluiten, leiden ertoe dat de Bulgaarse arbeidsmarkt hapert, waardoor het menselijk kapitaal onderbenut wordt en de economische en sociale kosten uiteindelijk stijgen.


Al met al zijn de externe en interne kwetsbaarheden, met name in de financiële sector, nog steeds aanwezig. Derhalve acht de Commissie het, mede rekening houdend met de vaststelling van een buitensporige onevenwichtigheid in februari, nuttig de aanhoudende macro-economische risico's verder te onderzoeken en de vooruitgang inzake het ongedaan maken van de buitensporige onevenwichtigheden te volgen.


Tsjechië: Tijdens de vorige PMO-ronde werden er in Tsjechië geen macro-economische onevenwichtigheden geconstateerd. In het geactualiseerde scorebord overtreft de internationale netto-investeringspositie (INIP) de indicatieve drempelwaarde.



Het saldo op de lopende rekening is de laatste jaren aanzienlijk verbeterd, en vertoonde in 2014 zelfs een jaarlijks overschot. De INIP is geleidelijk afgenomen en ligt nog maar iets boven de drempelwaarde. De aan de externe positie verbonden risico's zijn beperkt omdat een groot deel van de buitenlandse verplichtingen de vorm van buitenlandse directe investeringen aanneemt en de externe nettoschuld derhalve zeer laag is. Deze positie veroorzaakt echter primaire-inkomensstromen die aanhoudende handelsoverschotten vereisen om de houdbaarheid te handhaven. Het concurrentievermogen lijkt stabiel, met een beperkte groei van de nominale loonkosten per eenheid product. De reële effectieve wisselkoers is in 2014 fors gedaald doordat de Tsjechische nationale bank eind 2013 een laagste wisselkoers ten opzichte van de euro invoerde. Deze factoren droegen ertoe bij dat er in 2014 over de hele linie terreinwinst op de exportmarkt werd geboekt en de trend van eerdere jaren werd gekeerd. De risico's van interne onevenwichtigheden lijken gering, gelet op de betrekkelijk geringe schuldenlast van en de zwakke kredietstromen in de particuliere sector. De banksector, die grotendeels in buitenlandse handen is, bleef stabiel dankzij de slechts geringe toename van de totale verplichtingen van de financiële sector in 2014 en het over het geheel genomen lage percentage oninbare leningen. De overheidsschuld is verder afgenomen en blijft ruim onder de drempelwaarde. De werkloosheid is in 2014 afgenomen (ook in de eerste helft van 2015 is een sterke daling vastgesteld) en de groei van de huizenprijs was licht positief.

Al met al duidt de economische interpretatie op een verbeterend extern concurrentievermogen en geringe interne risico's. Derhalve zal de Commissie in dit stadium niet overgaan tot een verdere diepgaande analyse in de context van de PMO.


Denemarken: Tijdens de vorige PMO-ronde werden er in Denemarken geen macro-economische onevenwichtigheden geconstateerd. In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren de indicatieve drempelwaarde, namelijk het overschot op de lopende rekening, het verlies aan exportmarktaandeel en de schuldpositie van de particuliere sector, alsook een afname van de arbeidsparticipatie.


Het saldo op de lopende rekening vertoont nog steeds grote overschotten en ligt voor het tweede achtereenvolgende jaar iets boven de bovenste drempelwaarde van het scorebord. Dit hangt samen met het nog altijd zwakke herstel van de binnenlandse vraag in Denemarken en de hoge inkomsten uit investeringen in het buitenland. De internationale netto-investeringspositie is sterk, vooral door de groeiende netto-omvang van de buitenlandse directe investeringen. Verwacht wordt dat het overschot op de lopende rekening zal afnemen naarmate het herstel vastere voet krijgt. Ook in 2014 werd een verlies aan exportmarktaandeel vastgesteld en de cumulatieve verliezen blijven groot, ook in vergelijking met andere geïndustrialiseerde landen. De cumulatieve verliezen hangen nauw samen met de sterke loonstijging en de zwakke productiviteitsgroei vóór de crises en blijven een uitdaging voor het economisch herstel. De indicatoren voor het prijsconcurrentievermogen zijn de laatste jaren echter stabiel. De schuld van de particuliere sector is nog steeds hoog, terwijl de macro-economische risico's uit het oogpunt van zowel de reële economie als de financiële stabiliteit beperkt blijven. Daarbij gaat het met name om de brutoschuld van de huishoudens, die samenhangt met het specifieke hypothecaire stelsel. De huizenprijzen zijn mettertijd aangepast en verkeren nu in een herstelfase. De huishoudens blijken de aanpassingen van de huizenprijzen sinds 2007 aan te kunnen doordat tegenover de hoge schuld een hoog niveau van activa staat. De in voorgaande jaren ingevoerde regelgevende en toezichtmaatregelen lijken de stabiliteit van de financiële sector te hebben versterkt. Na de crisis heeft de werkgelegenheidssituatie zich gestabiliseerd en de werkloosheid, inclusief de langdurige werkloosheid, is gering en dalende, hoewel de arbeidsparticipatie licht is teruggelopen. De arbeidsparticipatie was echter hoog en de daling is in overeenstemming met het slinkende NEET-percentage.

Al met al duidt de economische interpretatie op problemen in verband met de exportprestatie. De externe risico's en de schuldenlast van de particuliere sector zijn echter beperkt. Derhalve zal de Commissie in dit stadium niet overgaan tot een verdere diepgaande analyse in de context van de PMO.


Duitsland: In februari 2015 heeft de Commissie geconcludeerd dat Duitsland met macro-economische onevenwichtigheden werd geconfronteerd die doortastende beleidsactie en monitoring vereisen, met name wat betreft de risico's die toenemen doordat de particuliere en overheidsinvesteringen onvoldoende blijven, wat negatieve gevolgen heeft voor de groei en bijdraagt aan het zeer hoge overschot op de lopende rekening. In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren de indicatieve drempelwaarde, namelijk het overschot op de lopende rekening, het verlies aan exportmarktaandeel en de overheidsschuld.

Het overschot op de lopende rekening is verder toegenomen, mede door de lagere olieprijzen en gunstige wisselkoersontwikkelingen, en het zal naar verwachting de komende jaren groot blijven. In 2014 is het relatieve belang van de eurozone en de rest van de wereld voor het externe overschot grotendeels stabiel gebleven. De internationale netto-investeringspositie is zeer ruim en groeit snel. De bruto-investeringen in vaste activa zijn sinds 2011 min of meer stabiel. De indicator voor het verlies aan exportmarktaandeel is verbeterd als gevolg van kleine toenames in 2014, maar overtreft in cumulatieve termen nog altijd de drempelwaarde. De loonkosten per eenheid product stijgen sterker dan gemiddeld in de eurozone, maar in cumulatieve termen blijven er negatieve gaps ten opzichte van andere landen van de eurozone. De schuldafbouw in de particuliere sector is voortgezet bij een positieve maar geringe kredietstroom naar de particuliere sector. Hoewel de gedefleerde huizenprijzen de laatste jaren stijgen – met grote regionale verschillen – blijft de indicator onder de drempelwaarde. Deze ontwikkeling moet niettemin nauwlettend worden gemonitord. De overheidsschuldquote overtreft in Duitsland de drempelwaarde, hoewel zij in 2014 verder is gedaald. De robuuste arbeidsmarkt leidt in Duitsland tot zeer lage en dalende werkloosheidscijfers.


Al met al leiden het grote en oplopende externe overschot en de sterke afhankelijkheid van de externe vraag tot groeirisico's. Derhalve vindt de Commissie het, mede in het licht van de vaststelling in februari van onevenwichtigheden die doortastende beleidsactie en monitoring vereisen, nuttig de risico's die samengaan met de aanhoudende onevenwichtigheden of het ongedaan maken daarvan, verder te onderzoeken.

Estland: Tijdens de vorige PMO-ronden werden er in Estland geen macro-economische onevenwichtigheden geconstateerd. In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren de indicatieve drempelwaarde, namelijk de internationale netto-investeringspositie (INIP), loonkosten per eenheid product en de huizenprijzen.

De negatieve INIP bevindt zich boven de drempelwaarde, maar vertoont verbetering en meer dan de helft van de externe verplichtingen bestaat uit buitenlandse directe investeringen die risico's beperken. De lopende rekening vertoont sinds 2014 een overschot, geholpen door de groeiende uitvoer van diensten. Hoewel het exportmarktaandeel over het geheel genomen fors is toegenomen, was de jaarlijkse toename in 2014 marginaal. De significante toename van de nominale loonkosten per eenheid product weerspiegelt het beperkte arbeidsaanbod en de door de binnenlandse vraag geschraagde economische groei, maar houdt ook nog steeds verband met inhaaleffecten. Onafgebroken sterke stijging van de lonen zou het kostenconcurrentievermogen kunnen aantasten. De snelle stijging van de huizenprijzen na het barsten van de kredietzeepbel van 2008/2009 hangt samen met de recentelijk sterk stijgende lonen, de gunstige kredietvoorwaarden en het feit dat de meeste transacties plaatsvinden in het duurdere, hoofdstedelijke gebied. De schuldpositie van de particuliere sector ligt iets onder de drempelwaarde. Geholpen door een robuuste nominale bbp-groei en een bescheiden groei van de kredietverlening aan de particuliere sector wordt de schuld afgebouwd. De schuld is echter nog betrekkelijk hoog in verhouding tot vergelijkbare landen. De overheidsschuld is daarentegen nog steeds de laagste in de gehele EU. Wat langdurige werkloosheid, jeugdwerkloosheid en ernstige materiële deprivatie betreft, zijn de cijfers aanmerkelijk verbeterd.

Al met al duidt de economische interpretatie op problemen die er verband mee houden dat de druk in de binnenlandse economie opnieuw oploopt. Derhalve acht de Commissie het nuttig tot een verdere grondige analyse van de gelopen risico's over te gaan om uit te maken of er van een onevenwichtigheid sprake is.

Ierland: In februari 2015 heeft de Commissie geconcludeerd dat Ierland macro-economische onevenwichtigheden kende die doortastende beleidsactie en specifieke monitoring vereisen. Het betrof met name ontwikkelingen in de financiële sector, de schuldenlast van de particuliere sector, de schuldenlast van de overheidssector, de hoge externe bruto- en nettoverplichtingen en de arbeidsmarkt. In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren de indicatieve drempelwaarde, namelijk de internationale netto-investeringspositie (INIP), het verlies aan exportmarktaandeel, de schuldpositie van de particuliere sector, de schuldpositie van de overheidssector, de huizenprijzen en werkloosheid.


De lopende rekening wordt verder aangepast en vertoont nu een aanzienlijk overschot, dat onder meer het gevolg is van de sterke groei van de uitvoer. De INIP was ook in 2014 zeer negatief, maar houdt niettemin een significante verbetering in ten opzichte van 2013 en blijft aantrekken. De nettopositie verhult grote veranderingen in de samenstelling van de externe activa en passiva. Ierland heeft de vijf jaren voorafgaand aan 2014 exportmarktaandeel verloren, maar komt door een sterke toename in 2014 zeer dicht bij de drempelwaarde. Dit weerspiegelt de sterke groei van de uitvoer, die onder meer het gevolg is van het significante herstel van het prijs- en kostenconcurrentievermogen van eerdere jaren. Daarbij blijft de groei van de loonkosten per eenheid product bescheiden door de toegenomen productiviteit, terwijl ook de ontwikkeling van de reële effectieve wisselkoers helpt. De schuldenlast van de particuliere sector als percentage van het bbp is in 2014 sterk afgenomen door de groei van het bbp en de kredietbeperkingen, maar de schuldquote blijft hoog, wat deels het gevolg is van de schuld op de balans van Ierse filialen van multinationale ondernemingen. Het percentage oninbare leningen vertoont eveneens een dalende trend, maar is nog altijd hoog.


De gemiddelde stijging van de huizenprijs oversteeg in 2014 de drempelwaarde, maar volgt op een forse neerwaartse correctie in de vijf jaren daarvoor. De recente krapte is grotendeels het gevolg van het beperkte aanbod, met name in grote stedelijke gebieden. Ook op de huurmarkt loopt de druk op. De schuldenlast van de overheidssector als percentage van het bbp is in 2014 voor het eerst gedaald, maar blijft zeer hoog. De daling is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan technische factoren, maar de afname zal naar verwachting doorzetten. De indicator voor werkloosheid overtreft nog steeds de drempelwaarde. De langdurige en jeugdwerkloosheid zijn nog steeds hoog, maar dit verhult dat het werkloosheidspercentage sinds begin 2013 voortdurend daalt.


Al met al duidt de economische interpretatie op problemen in verband met de INIP, ontwikkelingen in de financiële sector, de schuldenlast van de particuliere sector, de schuldenlast van de overheidssector, en de vastgoedmarkt. Derhalve vindt de Commissie het, mede in het licht van de vaststelling in februari van onevenwichtigheden die doortastende beleidsactie en specifieke monitoring vereisen, nuttig de risico's die samengaan met de aanhoudende onevenwichtigheden of het ongedaan maken daarvan, verder te onderzoeken. Dit zal worden gecoördineerd in het kader van het voortgaande post-programmatoezicht.


Spanje: In februari 2015 heeft de Commissie geconcludeerd dat Spanje macro-economische onevenwichtigheden kende die doortastende beleidsactie en specifieke monitoring vereisen. Daarbij ging het met name om risico's in verband met de grote schuldenlast van de particuliere en de overheidssector en de hoge externe schuld, in samenhang met de bijzonder hoge werkloosheid.


In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren de indicatieve drempelwaarde, namelijk de internationale netto-investeringspositie (INIP), het verlies aan exportmarktaandeel, de schuldenlast van de particuliere sector, de schuldenlast van de overheidssector, de werkloosheid alsmede de stijging van de langdurige en jeugdwerkloosheid.


Het proces van externe herbalancering is voortgezet en naar verwachting zal de lopende rekening op de middellange termijn een bescheiden overschot blijven vertonen. De INIP is, hoofdzakelijk door negatieve waarderingseffecten, echter nog niet significant verbeterd. Het cumulatieve verlies aan exportmarktaandeel overtreft weliswaar nog steeds de drempelwaarde, maar de indicator gaat er als gevolg van de jaarlijkse toenames van de laatste twee jaar wel op vooruit. De betere exportprestatie is ten dele toe te schrijven aan het herstelde kostenconcurrentievermogen, dat blijkt uit de afname van de nominale loonkosten per eenheid product en de daling van de reële effectieve wisselkoers. De schuldafbouw in de particuliere sector is in 2014 voortgezet als gevolg van een negatieve kredietgroei. Meer recente gegevens wijzen erop dat de schuldafbouw vertraagt, nu de kredietverstrekking – met name aan het bedrijfsleven – weer op gang is gekomen. De overheidsschuld is daarentegen verder opgelopen, als gevolg van een fors doch teruglopend overheidstekort. Bij de deflatie van de huizenprijzen lijkt het dieptepunt te zijn bereikt. De werkloosheid neemt snel af, maar is nog altijd zeer hoog. Dit geldt met name voor de langdurige en jeugdwerkloosheid. Bovendien heeft de aantrekkende arbeidsmarkt nog niet geleid tot een verlaging van de armoede-indicatoren, die nog steeds tot de hoogste van de EU behoren.


Al met al duidt de economische interpretatie op problemen in verband met de externe houdbaarheid, de schuldenlast van de particuliere sector en de schuldenlast van de overheidssector, en de aanpassing van de arbeidsmarkt. Derhalve acht de Commissie het, mede in het licht van de vaststelling van buitensporige onevenwichtigheden die doortastende beleidsactie en specifieke monitoring vereisen, nuttig over te gaan tot een verdere analyse van het voortbestaan van de macro-economische risico's en tot het monitoren van de bij het ongedaan maken van de buitensporige onevenwichtigheden gemaakte vorderingen. Dit zal worden gecoördineerd in het kader van het voortgaande post-programmatoezicht.


Frankrijk: In februari 2015 heeft de Commissie geconcludeerd dat Frankrijk buitensporige macro-economische onevenwichtigheden kende die doortastende beleidsactie en specifieke monitoring vereisen. Daarbij ging het met name om risico's in verband met een verslechtering van het concurrentievermogen en de grote schuldenlast van de overheidssector. In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren nog steeds de indicatieve drempelwaarde, namelijk het verlies aan exportmarktaandeel, de schuldpositie van de particuliere sector, de schuldpositie van de overheidssector, de werkloosheid en de stijging van de langdurige werkloosheid.


Het saldo op de lopende rekening blijft stabiel en vertoont een bescheiden tekort doordat de internationale netto-investeringspositie nog steeds negatief is en in 2014 verder is verslechterd. De cumulatieve verliezen aan exportmarktaandeel liggen ruim boven de drempelwaarde, ondanks de beperkte jaarlijkse toename in 2014, waarmee de basis is gelegd voor betere indicatorwaarden in de komende jaren. De loonkosten blijven hoog en blijven het kostenconcurrentievermogen van ondernemingen drukken. De schuldpositie van de particuliere sector overtreft de drempelwaarde, maar de druk om schulden af te bouwen is bij een gematigd positieve kredietgroei beperkt. De zeer hoge algemene schuldenlast van de overheidssector is in 2014 verder opgelopen en in een context van inflatie en geringe groei blijven de risico's van overheidsschulddynamiek bestaan. De reële huizenprijzen worden langzaam gecorrigeerd. De aanpassing van de arbeidsmarkt is een probleem nu de werkloosheid toeneemt en de drempelwaarde overtreft, terwijl ook de langdurige en jeugdwerkloosheid stijgen.


Al met al duidt de economische interpretatie op problemen in verband met ontwikkelingen op het gebied van het concurrentievermogen en de hoogte van de algemene overheidsschuld in een context van geringe groei en geringe inflatie. Derhalve acht de Commissie het, mede rekening houdend met de vaststelling van een buitensporige onevenwichtigheid in februari, nuttig de aanhoudende macro-economische risico's verder te onderzoeken en de vooruitgang inzake het ongedaan maken van de buitensporige onevenwichtigheden te volgen.


Kroatië: In februari 2015 heeft de Commissie geconcludeerd dat Kroatië buitensporige macro-economische onevenwichtigheden kende die doortastende beleidsactie en specifieke monitoring vereisen. Daarbij ging het met name om risico's in verband met het geringe concurrentievermogen, grote externe verplichtingen en een oplopende overheidsschuld, gepaard aan zwak openbaar bestuur en een bedroevende werkgelegenheidsprestatie, tegen de achtergrond van flauwe groei. In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren de indicatieve drempelwaarde, namelijk de internationale netto-investeringspositie (INIP), het verlies aan exportmarktaandeel, de schuldpositie van de overheidssector, de werkloosheid alsmede de stijging van de langdurige en jeugdwerkloosheid. 



De lopende rekening vertoont sinds 2013 een overschot, aangezien de groei van het exportvolume toenam en sterker is gestegen dan die van de invoer. De negatieve INIP noch de hoge externe nettoschuld is verbeterd. Beide blijven bijzonder hoog. Hoewel het exportmarktaandeel de laatste jaren is toegenomen, blijven de cumulatieve verliezen zeer aanzienlijk. De indicatoren voor het kostenconcurrentievermogen duiden op enige aanpassing, aangezien de groei van de loonkosten per eenheid product negatief is en de reële effectieve wisselkoers stabiel. De schuldpositie van de particuliere sector blijft onder de drempelwaarde, maar is hoog in verhouding tot vergelijkbare landen. Hoewel de banken over voldoende kapitaal beschikken, blijft de kredietgroei zwak, tegen een achtergrond van druk om schulden af te bouwen, hoge bedragen aan oninbare leningen en de zwakke macro-economische vooruitzichten. De schuldpositie van de overheidssector loopt sinds 2008 geleidelijk en onafgebroken op als gevolg van de grote tekorten en de latente verplichtingen die zijn aangegaan. De eerdere inkrimping van economische activiteit heeft, gepaard aan de beperkte aanpassing van de lonen, haar weerslag op de werkgelegenheid, onder andere op de langdurige en jeugdwerkloosheid. Voor een relatief groot deel van de bevolking dreigt nog steeds armoede of sociale uitsluiting. Niettemin zijn er recente positieve economische ontwikkelingen en verbeterde economische vooruitzichten.


Al met al duidt de economische interpretatie op risico's in verband met de houdbaarheid van de externe schulden en de schuldenlast van de overheidssector, en in verband met de aanpassing van de arbeidsmarkt. Derhalve acht de Commissie het, mede rekening houdend met de vaststelling van een buitensporige onevenwichtigheid in februari, nuttig de aanhoudende macro-economische risico's verder te onderzoeken en de vooruitgang inzake het ongedaan maken van de buitensporige onevenwichtigheden te volgen.


Italië: In februari 2015 heeft de Commissie geconcludeerd dat Italië buitensporige macro-economische onevenwichtigheden kende die doortastende beleidsactie en specifieke monitoring vereisen. Daarbij ging het met name om risico's in verband met de zeer hoge overheidsschuld en de zwakte van zowel het kosten- als het niet-kostenconcurrentievermogen, tegen de achtergrond van een geringe groei- en productiviteitsdynamiek. In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren de indicatieve drempelwaarden, namelijk het verlies aan exportmarktaandeel, de overheidsschuld, de werkloosheid alsmede de stijging van de langdurige en jeugdwerkloosheid.


Het overschot op de lopende rekening is in 2014 verder toegenomen, hetgeen helpt de negatieve internationale netto investeringspositie terug te dringen, gedragen door een toename van de export en de geringe binnenlandse vraag, die zich overigens in 2015 herstelt. De verliezen aan exportmarktaandeel zijn enigszins ongedaan gemaakt, geholpen door de beperkte stijging van de indicatoren voor het kostenconcurrentievermogen. De afname van de arbeidsproductiviteit en de lage inflatie verhinderen evenwel dat het concurrentievermogen verder toeneemt. Terwijl de schuldquote van de particuliere sector stabiel is gebleven, is de overheidsschuldquote in 2014 verder gestegen als gevolg van de negatieve reële groei, de lage inflatie en de aanhoudende begrotingstekorten. De zwakte van de economie kwam ook tot uiting in het afnemende aandeel van de investeringen in het bbp, wat deels terug te voeren is op de lichte krimp van de kredietverlening aan de particuliere sector in 2014. Ondanks verbeteringen sinds medio 2014 hebben de vele oninbare leningen van de banken nog steeds negatieve gevolgen voor de financieringsvoorwaarden. De werkloosheidsgraad heeft in 2014 een hoogtepunt bereikt, evenals de langdurige en jeugdwerkloosheid, tegen een achtergrond van hoge NEET-percentages. De sociale en armoede-indicatoren waren in 2014 min of meer stabiel, maar wel zorgwekkend hoog.


Al met al duidt de economische interpretatie op problemen in verband met een zwakke productiviteitsgroei, die de groeivooruitzichten en verbeteringen van het concurrentievermogen dwarsbomen en het lastiger maken om de schuldlast van de overheidssector te verminderen. Derhalve acht de Commissie het, mede rekening houdend met de vaststelling van een buitensporige onevenwichtigheden in februari, nuttig de aanhoudende macro-economische risico's verder te onderzoeken en de vooruitgang inzake het ongedaan maken van de buitensporige onevenwichtigheden te monitoren.


Cyprus: Sinds december 2013 legt Cyprus een macro-economisch aanpassingsprogramma met financiële bijstand ten uitvoer.

Het toezicht op de onevenwichtigheden heeft dan ook plaatsgevonden in het kader van dat programma en niet uit hoofde van de PMO. In het kader van het programma heeft Cyprus een aantal belangrijke maatregelen uitgevoerd om zijn buitensporige onevenwichtigheden te corrigeren. De economie herstelt zich nu en het bankwezen is zich aan het stabiliseren. In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren echter de indicatieve drempelwaarde, namelijk het tekort op de lopende rekening, de internationale netto-investeringspositie (INIP), het verlies aan exportmarktaandeel, de schuldpositie van de particuliere sector, de schuldpositie van de overheidssector, de werkloosheid alsmede de stijging van de langdurige en jeugdwerkloosheid.


Het tekort op de lopende rekening blijft hoog, ondanks enige aanpassing, die ontoereikend is om de hoge stand van de externe verplichtingen te stabiliseren. Voorts is de lopende rekening hoofdzakelijk aangepast door een krimp van de invoer, terwijl het cumulatieve verlies aan exportmarktaandeel aanzienlijk is, ondanks de beperkte toename op jaarbasis sinds 2014. Het kostenconcurrentievermogen is toegenomen, zoals blijkt uit de significante daling van de loonkosten per eenheid en de daling van de op het HICP gebaseerde reële effectieve wisselkoers. De schuld van de particuliere sector blijft op een zeer hoog peil en de schuldafbouw blijkt zowel voor huishoudens als ondernemingen traag te verlopen, ondanks belangrijke hervormingen die bijdragen aan de aanpak van het buitensporig hoge percentage oninbare leningen in het bankwezen. Naar aanleiding van de aanpassing van de woningmarkt die gaande is, blijven de huizenprijzen dalen, maar minder sterk dan eerder het geval was. De overheidsschuld is zeer hoog en er zijn risico's voor de budgettaire houdbaarheid. De werkloosheid is significant gestegen als gevolg van de ongunstige economische ontwikkelingen, waaronder de langdurige en jeugdwerkloosheid.


Al met al heeft het economische aanpassingsprogramma Cyprus geholpen bij het terugdringen van zijn buitensporige macro-economische onevenwichtigheden en bij het beheersen van de daaraan verbonden risico's. De toestand van Cyprus in de context van de PMO zal worden beoordeeld wanneer het huidige financiëlebijstandsprogramma afloopt en zal tevens afhangen van de post-programmaregelingen die worden overeengekomen.


Letland: Tijdens de vorige PMO-ronde werden er in Letland geen macro-economische onevenwichtigheden geconstateerd. In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren de indicatieve drempelwaarde, namelijk de internationale netto-investeringspositie (INIP), de loonkosten per eenheid product en de werkloosheid.


De lopende rekening vertoont nog altijd een tekort en de negatieve internationale netto-investeringspositie ligt nog altijd significant boven de drempelwaarde, al is er mettertijd sprake van verbetering. Tegelijkertijd bestaan deze verplichtingen voor een zeer groot deel uit buitenlandse directe investeringen en loopt de bescheiden externe nettoschuld ook terug. Het exportmarktaandeel neemt toe, zij het dat het tempo afneemt. De verbeterende handelsbalans helpt om het tekort op de lopende rekening terug te dringen. De export heeft een significante aanpassing ondergaan wat betreft producten en markten, in een context van een volatiele externe omgeving en ingrijpende verstoringen van de handel met Rusland. De loonkosten per eenheid product blijven oplopen, na de scherpe daling tijdens de crisis, en de indicator ligt nu iets boven de drempelwaarde. De huizenprijzen waren laag en herstellen zich thans. De financiële sector blijft robuust en de schulden worden verder afgebouwd, ondanks de lage rentestand. De schuldquote van zowel de particuliere als de overheidssector ligt nog steeds ver onder de drempelwaarde. De werkloosheid neemt af, maar overtreft nog altijd de drempelwaarde. Zowel de langdurige als de jeugdwerkloosheid is de laatste twee jaar aanzienlijk afgenomen.


Al met al duidt de economische interpretatie op risico's, die in een context van geleidelijke interne herbalancering aan externe zijde echter beperkt zijn. Derhalve zal de Commissie in dit stadium niet overgaan tot een verdere diepgaande analyse in de context van de PMO.


Litouwen: Tijdens vorige PMO-ronden werden er in Litouwen geen macro-economische onevenwichtigheden geconstateerd. In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren de indicatieve drempelwaarde, namelijk de internationale netto-investeringspositie (INIP), de loonkosten per eenheid product, de huizenprijzen en de werkloosheid.



Tegen een achtergrond van een aanpassing van de lopende rekening is de negatieve INIP de laatste jaren voortdurend verbeterd. Inkomende buitenlandse directe investeringen leiden tot een beduidend lagere externe nettoschuld. Het exportmarktaandeel is over het geheel genomen gegroeid, maar aanzienlijk minder snel, doordat hoofdzakelijk de export naar Rusland terugloopt. Het kostenconcurrentievermogen vertoont op een aantal punten beperkte achteruitgang, bij een licht stijgende reële effectieve wisselkoers en nominale loonkosten per eenheid product die iets minder snel stijgen dan de drempelwaarde. De schuldquote van zowel de particuliere als de overheidssector is nog steeds vrij gering en de particuliere sector blijft zijn schulden afbouwen. De verplichtingen van de financiële sector namen toe en de kredietstromen naar niet-financiële vennootschappen vertoonden in 2014 een lichte groei. De gedefleerde huizenprijzen zijn gestabiliseerd, na de eerdere scherpe correcties. De werkloosheid is verder gedaald in de richting van de drempelwaarde en de langdurige en jeugdwerkloosheid laten significante verbeteringen zien.


Al met al duidt de economische interpretatie op problemen in verband met de externe prestatie, maar het risico dat hiermee gepaard gaat, is beperkt. Derhalve zal de Commissie in dit stadium niet overgaan tot een verdere diepgaande analyse in de context van de PMO.


Luxemburg: Tijdens de vorige PMO-ronde werden er voor Luxemburg geen macro-economische onevenwichtigheden geconstateerd. In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren de indicatieve drempelwaarde, namelijk de schuldpositie van de particuliere sector, de groei van de verplichtingen van de financiële sector alsmede de jeugdwerkloosheid.

Het aanzienlijke overschot op de lopende rekening van Luxemburg is verder afgenomen als gevolg van de sterke toename van het tekort aan primair inkomen, die de verbetering van de handels- en dienstenbalans meer dan teniet heeft gedaan. Deels door een positieve bijdrage van de productiviteit is de stijging van de loonkosten per eenheid product in 2014 afgenomen, hetgeen heeft bijgedragen tot een aanzienlijke toename van het exportmarktaandeel. De schuld van de particuliere sector (geconsolideerde cijfers, maar niet voor de hoge grensoverschrijdende bedrijfsinterne leningen) bleef in 2014 ruim boven de drempelwaarde. Ondanks de grote schuldenlast vindt er geen schuldafbouw plaats. De overheidsschuld is gering. Hoewel de verplichtingen van de financiële sector aanzienlijk zijn toegenomen, blijft de hefboomwerking van de financiële sector gering, en als er al er risico's zijn, zijn deze beperkt, gelet op de omvang van de sector. De reële huizenprijzen bleven in 2014 sneller stijgen, door de aanhoudende discrepanties tussen vraag en aanbod op de woningmarkt, waardoor de kans van een scherpe prijscorrectie beperkt is. De jeugdwerkloosheid is toegenomen, zij het in een context van lage werkloosheid.

Al met al duidt de economische interpretatie op een geleidelijk verbeterend economisch klimaat met beperkte risico's. Derhalve zal de Commissie in dit stadium niet overgaan tot een verdere diepgaande analyse in de context van de PMO.

Hongarije: In februari 2015 heeft de Commissie geconcludeerd dat Hongarije met macro-economische onevenwichtigheden kampte die doortastende beleidsactie vereisen. Het betrof meer in het bijzonder de voortgaande aanpassing van de zeer negatieve internationale netto-investeringspositie (INIP) van het land en zijn vrij hoge overheidsschuld. In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren de indicatieve drempelwaarde, namelijk het overschot op de lopende rekening, het verlies aan exportmarktaandeel en de overheidsschuld.

De verbetering van de lopende rekening tot een overschotpositie sinds 2010 heeft gezorgd voor een zeer snelle en gestage daling van de INIP, die overigens nog altijd hoog is. De verbetering van de lopende rekening is voornamelijk te danken aan de zwakke binnenlandse vraag. De groei van de loonkosten per eenheid product is vrij dynamisch, maar hoofdzakelijk als gevolg van de handelsvoorwaarden, bij een dalende reële effectieve wisselkoers. De jaarlijkse toename van het exportmarktaandeel zette in 2014 door en beperkte de cumulatieve verliezen. De schulden van de particuliere sector worden afgebouwd. Het volume oninbare leningen blijft groot en is een last voor de financiële sector, hetgeen bijdraagt tot negatieve kredietstromen. Sinds medio 2013 trekt de groei krachtig aan. De schuldafbouw is vertraagd, mede door de gesubsidieerde kredietverlening van de centrale bank. Er lijkt een einde te zijn gekomen aan de daling van de reële huizenprijzen. De algemene overheidsschuld neemt geleidelijk verder af, maar vrij langzaam. Het beperkte groeipotentieel van de economie kan de kwetsbaarheden van het land nog steeds verergeren. De indicator voor werkloosheid ligt door de hogere participatiegraad onder de drempelwaarde. Uit de indicatoren voor armoede blijkt dat het algemene percentage mensen voor wie armoede of sociale uitsluiting dreigt, is afgenomen, maar nog steeds hoog is.

Al met al duidt de economische interpretatie op externe risico's, ook al zijn deze beperkt, terwijl het intern herstel wordt gehinderd door de druk om de schulden af te bouwen, in een context van zwak groeipotentieel. Derhalve vindt de Commissie het, mede in het licht van de vaststelling in februari van onevenwichtigheden die doortastende beleidsactie en specifieke monitoring vereisen, nuttig de risico's die samengaan met de aanhoudende onevenwichtigheden of het ongedaan maken daarvan, verder te onderzoeken.


Malta: Tijdens de vorige PMO-ronde werden er in Malta geen macro-economische onevenwichtigheden geconstateerd. In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren de indicatieve drempelwaarde, namelijk het verlies aan exportmarktaandeel, de particuliere schuld en de overheidsschuld.


Het saldo op de lopende rekening en de internationale netto-investeringspositie zijn in 2014 aanzienlijk verbeterd. De verbetering van de internationale netto-investeringspositie is ook het gevolg van de gunstige ontwikkelingen van de financiële rekening van de economie, geschraagd door variaties van de marktwaardering en bewegingen in de wisselkoers. Het exportmarktaandeel is de laatste jaren echter gekrompen en als deze ontwikkeling aanhoudt, zou dit kunnen duiden op het risico van een uitholling van het concurrentievermogen, ook al is de ontwikkeling van het kostenconcurrentievermogen in 2014 getemperd, doordat de groei van de loonkosten per eenheid product vertraagde en de reële effectieve wisselkoers ongewijzigd bleef. De particuliere schuldenlast is nog steeds groot, met name door het bedrijfsleven, maar een correctie van de schuldquote is gaande, als gevolg van de krachtige economische groei en de zwakke kredietgroei. De algemene overheidsschuld past zich stilaan aan, naarmate de begrotingsbalans wordt geconsolideerd, hoofdzakelijk dankzij de hogere begrotingsontvangsten, die eveneens het gunstiger macro-economisch klimaat weerspiegelen. De aanpassingscapaciteit van de economie wordt geschraagd door de krachtige arbeidsmarktprestatie, met name de forse stijging van de arbeidsparticipatie en de lage werkloosheid, met inbegrip van de jeugdwerkloosheid.



Al met al duidt de economische interpretatie op risico's in verband met een zwakke exportprestatie, beperkte externe risico's en een gestage binnenlandse schuldafbouw. Derhalve zal de Commissie in dit stadium niet overgaan tot een verdere diepgaande analyse in de context van de PMO.


Nederland: In februari 2015 concludeerde de Commissie dat Nederland macro-economische onevenwichtigheden kende. Daarbij ging het met name om risico's in verband met de hoge particuliere schuldenlast, terwijl het grote overschot op de lopende rekening wellicht op een inefficiënte kapitaalallocatie wijst. In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren de indicatieve drempelwaarde, namelijk het overschot op de lopende rekening, het verlies aan exportmarktaandeel, de schuldpositie van de particuliere sector, de schuldpositie van de overheidssector, alsmede de stijging van de langdurige en jeugdwerkloosheid.


Het overschot op de lopende rekening liep tot 2013 op als gevolg van de schuldafbouw door huishoudens, en ligt ruim boven de drempelwaarde. Het overschot is deels het gevolg van structurele kenmerken van de economie, zoals een structureel hoge wederuitvoerbalans en de kapitaalstromen van multinationale ondernemingen. Het hangt er ook mee samen dat het percentage ingehouden winst hoog is en dat de besparingen van het bedrijfsleven in verhouding tot zijn vrij geringe investeringen hoog zijn. De algehele investeringsactiviteit, met inbegrip van investeringen in woningbouw, lijkt in 2015 echter toe te nemen en zal zich naar verwachting verder herstellen. Er zijn nog steeds cumulatieve verliezen aan exportmarktaandeel, maar de jaarlijkse toenames in 2013/2014 wijzen op verdere verbetering. De indicatoren voor het kostenconcurrentievermogen zijn stabiel. De schuldenlast van de particuliere sector blijft ruim boven de drempelwaarde, maar is over het geheel genomen stabiel, hoewel huishoudens druk ondervinden om de schulden af te bouwen, gelet op het grote percentage huishoudens met een negatieve netto overwaarde. Beleidsmaatregelen zoals een verlaging van de hypotheekrenteaftrek en leenquotiteiten zullen naar verwachting bijdragen tot een geleidelijke, maar trage afbouw van de schulden van de huishoudens en een veerkrachtiger financiële sector. De overheidsschuld ligt iets boven de drempelwaarde en is stabiel. De werkloosheid is vrij beperkt. De jeugdwerkloosheid was voorheen laag en is toegenomen, maar verbetert inmiddels weer. De langdurige werkloosheid vertoont een stijgende tendens, hoofdzakelijk onder oudere werknemers.


Al met al duidt de economische interpretatie op problemen in verband met de grote particuliere schuldenlast en aanhoudende verschillen wat betreft besparingen en investeringen, die tot uitdrukking komen in het grote overschot op de lopende rekening. Derhalve acht de Commissie het, mede in het licht van de vaststelling in februari van een onevenwichtigheid, nuttig verder na te gaan of de onevenwichtigheden aanhouden of ongedaan worden gemaakt.


Oostenrijk: Tijdens de vorige PMO-ronde werd Oostenrijk niet als een land met onevenwichtigheden aangemerkt. In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren de indicatieve drempelwaarde, namelijk het verlies aan exportmarktaandeel, de overheidsschuld, alsmede de stijging van de jeugdwerkloosheid.


Het saldo op de lopende rekening en de internationale netto-investeringspositie zijn positief. Het cumulatieve verlies aan exportmarktaandeel blijft echter aanzienlijk, terwijl het kostenconcurrentievermogen beperkt lijkt, bij licht stijgende loonkosten per eenheid product en een licht stijgende reële effectieve wisselkoers. In 2014 is de algemene overheidsschuld aanzienlijk toegenomen, doordat de herstructurering en liquidatie van noodlijdende financiële instellingen nog steeds een grote impact op de overheidsfinanciën heeft en er nog steeds een krachtige wisselwerking tussen de financiële sector en de overheid bestaat. De aanhoudende herstructurering van deze banken hangt ook samen met de onzekerheid rond het betrokken rechtskader. De druk die uitgaat van de financieringskosten is opgelopen onder invloed van de verlaging van de ratings van Oostenrijkse banken en de blootstelling op Midden-, Oost- en Zuidoost-Europa, met name in het licht van de recente geopolitieke ontwikkelingen in Rusland en Oekraïne. In combinatie met de herstructurering van de activa om aan de regelgeving te voldoen, zouden deze ontwikkelingen de kredietverstrekkingscapaciteit van de banken kunnen drukken en binnenlandse en externe negatieve overloopeffecten kunnen hebben op de kredietgroei en de economische activiteit. De schuldenlast van de particuliere sector blijft iets onder de drempelwaarde en is vrij stabiel, terwijl de kredietstromen naar de particuliere sector een bescheiden daling te zien geven. De stijging van de huizenprijzen is vertraagd. De werkloosheid blijft stabiel en is vrij laag; de jeugdwerkloosheid is toegenomen, maar is ook laag.

Al met al duidt de economische interpretatie op problemen in verband met de financiële sector, met name de grote blootstelling aan ontwikkelingen in het buitenland, de feitelijke en potentiële overloopeffecten tussen de financiële sector en overheidsfinanciën en de impact op de kredietverstrekking aan de particuliere sector. Derhalve acht de Commissie het nuttig tot een verdere grondige analyse van de gelopen risico's over te gaan om uit te maken of er van een onevenwichtigheid sprake is.


Polen: Tijdens de vorige PMO-ronde werden er in Polen geen macro-economische onevenwichtigheden geconstateerd. In het geactualiseerde scorebord overtreft de internationale netto-investeringspositie (INIP) de indicatieve drempelwaarde.



De lopende rekening wordt al een aantal jaren aangepast en vertoont nu een stabiel maar bescheiden tekort. Deze verbetering is in hoofdzaak te danken aan de toegenomen uitvoer van goederen en een kleiner tekort op de inkomensrekening. Terwijl de bijzonder negatieve INIP iets is verbeterd, is de externe kwetsbaarheid beperkt, aangezien de buitenlandse directe investeringen een groot deel van de buitenlandse verplichtingen vertegenwoordigen. Het exportmarktaandeel is in cumulatieve termen toegenomen en de jaarlijkse toename was zowel in 2013 als 2014 vrij aanzienlijk. Ook de indicatoren voor het kostenconcurrentievermogen schetsen een gunstig beeld: de loonkosten per eenheid product zijn gedaald. De schuldenlast van de particuliere sector is min of meer stabiel en ligt ruim onder de indicatieve drempelwaarde. Ook de schuld van de overheidssector ligt ruim onder de drempelwaarde en is in 2014 verminderd dankzij een eenmalige overdracht van activa van het particuliere pensioenfonds van de tweede pijler naar de overheid, naar aanleiding van het gedeeltelijk terugdraaien van de hervorming van het pensioenstelsel van 1999. De banksector beschikt nog steeds over voldoende kapitaal en is liquide en winstgevend, ondanks het aanzienlijke volume aan leningen in vreemde valuta. Na vijf jaar te zijn gedaald, zijn de reële huizenprijzen in 2014 weer gestegen. De werkloosheid is gedaald ten opzichte van vorig jaar en ligt thans onder de drempelwaarde.


Al met al duidt de economische interpretatie op enige problemen in verband met de externe positie, waarbij de risico's evenwel beperkt zijn. Derhalve zal de Commissie in dit stadium niet overgaan tot een verdere diepgaande analyse in de context van de PMO.


Portugal: In februari 2015 heeft de Commissie geconcludeerd dat Portugal buitensporige macro-economische onevenwichtigheden kende die doortastende beleidsactie en specifieke monitoring vereisen. Daarbij ging het met name om de hoge externe schuld en de grote schuldenlast van de particuliere sector en de overheidssector, de druk om schulden af te bouwen en de hoge werkloosheid. In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren nog steeds de indicatieve drempelwaarde, namelijk de internationale netto-investeringspositie (INIP), de schuldpositie van de particuliere sector, de schuldpositie van de overheidssector, de werkloosheid en de daling van de participatiegraad, alsmede de toename van de langdurige en jeugdwerkloosheid.

De internationale netto-investeringspositie is bijzonder negatief, maar de externe houdbaarheid gaat langzaam vooruit, geschraagd door een scherpe aanpassing van de lopende rekening, waardoor deze bescheiden overschotten vertoont, en bij betere groeivoorwaarden. Het cumulatieve verlies aan exportmarktaandeel is gedaald tot onder de drempelwaarde, hetgeen aan de aanzienlijke jaarlijkse toenames in 2013 en 2014 is toe te schrijven en wordt geschraagd door een aanpassing van het kostenconcurrentievermogen. De schuldenlast van de particuliere sector is zeer hoog. Niettemin is de schuldafbouw door het bedrijfsleven in 2014 versneld en blijft de kredietgroei negatief. Het grote volume oninbare leningen drukt op de balans van zowel de niet-financiële als de financiële sector. De schuld van de overheidssector is ook bijzonder hoog, maar begint nu af te nemen. De werkloosheid is hoog en de lage participatiegraad en hoge langdurige en jeugdwerkloosheid strekken tot zorg. Sinds 2014 neemt de werkloosheid echter af en dat geldt ook voor de langdurige en jeugdwerkloosheid.

Al met al duidt de economische interpretatie op problemen in verband met de zeer hoge schuldenlast in verschillende sectoren, maar de schuldafbouw vordert, in een context van een langzaam verbeterend economisch klimaat. Derhalve acht de Commissie het, mede rekening houdend met de vaststelling van een buitensporige onevenwichtigheid in februari, nuttig de aanhoudende macro-economische risico's verder te onderzoeken en de vooruitgang inzake het ongedaan maken van de buitensporige onevenwichtigheden te monitoren. Dit zal worden gecoördineerd in het kader van het voortgaande post-programmatoezicht.


Roemenië: In februari 2015 heeft de Commissie geconcludeerd dat Roemenië macro-economische onevenwichtigheden kende die beleidsoptreden en monitoring vereisen. Daarbij ging het met name om risico's in verband met de vrij omvangrijke negatieve internationale netto-investeringspositie en een zwakke uitvoercapaciteit op middellange termijn. Hoewel de stabiliteit van de financiële sector is gevrijwaard, vertoont de banksector nog steeds externe en interne kwetsbaarheden. In het geactualiseerde scorebord overtreft de internationale netto-investeringspositie de indicatieve drempelwaarde.

De bijzonder negatieve internationale netto-investeringspositie is ontstaan doordat het land in de periode voor de crisis voortdurend tekorten op de lopende rekening heeft geboekt; thans komt er verbetering in deze positie. De externe nettoschuld bedraagt ongeveer de helft van de INIP. De netto-instroom van buitenlandse directe investeringen neemt de laatste twee jaar toe. Het tekort op de lopende rekening is geslonken en was in 2014 gering, hetgeen grotendeels het gevolg is van de sterke groei van de uitvoer, maar kan de komende jaren weer iets oplopen. De handelsbalans is in 2014 stabiel gebleven en het exportmarktaandeel is jaarlijks toegenomen. De indicatoren voor het kostenconcurrentievermogen waren in 2014 stabiel en de reële effectieve wisselkoers is slechts licht gestegen. De schuldenlast van de particuliere sector blijft vrij gering, terwijl de groei van de kredietverstrekking aan de particuliere sector recentelijk is hersteld. De banksector lijkt over voldoende kapitaal te beschikken en het aandeel oninbare leningen is beduidend afgenomen. In juli 2015 zijn een balansbeoordeling en een stresstest in de verzekeringssector afgerond en in juli 2015 zijn een evaluatie van de activakwaliteit (AQR) en een stresstest in de banksector gestart. De overheidsschuld blijft laag, maar onlangs vastgestelde begrotingsmaatregelen en ad hoc-salarisverhogingen voor bepaalde categorieën ambtenaren duiden op een belangrijke versoepeling van het begrotingsbeleid. De indicatoren voor langdurige en jeugdwerkloosheid en die voor armoede vertonen in 2014 een bescheiden verbetering.


Al met al duidt de economische interpretatie op problemen in verband met de externe positie, het concurrentievermogen en de budgettaire houdbaarheid. Derhalve acht de Commissie het, mede in het licht van de vaststelling in februari van een onevenwichtigheid, nuttig verder na te gaan of de onevenwichtigheden aanhouden of ongedaan worden gemaakt.


Slovenië: In februari 2015 heeft de Commissie geconcludeerd dat Slovenië macro-economische onevenwichtigheden kende die doortastende beleidsactie en specifieke monitoring vereisen. Het betrof met name risico's die voortvloeiden uit een stijgende overheidsschuld, de wisselwerking tussen de herstructurering van de bedrijfssector en die van de banksector en de onderliggende sanering van de oninbare leningen, de efficiëntie van staatsbedrijven en de zeer geringe investeringsgraad. In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren de indicatieve drempelwaarde, namelijk de internationale netto-investeringspositie (INIP), het verlies aan exportmarktaandeel, de schuldpositie van de overheidssector, alsmede de stijging van de langdurige en jeugdwerkloosheid.


De scherpe correctie van de lopende rekening heeft zich voortgezet; doordat de uitvoer toenam en de binnenlandse vraag zwak bleef, werd in 2014 een omvangrijk overschot geboekt. Als gevolg hiervan is de internationale netto-investeringspositie weliswaar verbeterd, maar overtreft deze nog altijd de drempelwaarde, zij het dat deze wel wordt benaderd. Het prijs- en kostenconcurrentievermogen is verder verbeterd, doordat de loonkosten per eenheid product afnamen. Dit heeft bijgedragen tot jaarlijkse toenames van het exportmarktaandeel in 2013-2014, al blijft het cumulatieve verlies boven de drempelwaarde. De schuldenlast van de particuliere sector nam in 2014 af, onder invloed van de schuldafbouw door het bedrijfsleven, grotendeels als gevolg van de negatieve kredietgroei. De schuldafbouw in de financiële sector is ook voortgezet, geholpen door de aanvullende overdrachten van oninbare leningen aan de overheidsmaatschappij voor het beheer van bankactiva, in combinatie met verdere bankherkapitalisaties door de overheid. Als gevolg daarvan is de totale overheidsschuld verder opgelopen, waardoor zij nog steeds ver boven de drempelwaarde ligt. De werkloosheid is in 2014 gedaald, nadat zij een jaar eerder een hoogtepunt had bereikt. Hoewel de werkgelegenheid in 2014 weer steeg, na vijf jaar lang te zijn gedaald, bleef de langdurige werkloosheid zeer hoog en nam de jeugdwerkloosheid slechts zeer licht af. Beide indicatoren blijven boven hun drempelwaarde.


Al met al duidt de economische interpretatie op problemen in verband met de budgettaire houdbaarheid op de lange termijn, de schuldafbouw in de particuliere sector en de aanpassing van de arbeidsmarkt. Derhalve vindt de Commissie het, mede in het licht van de vaststelling in februari van onevenwichtigheden die doortastende beleidsactie en specifieke monitoring vereisen, nuttig de risico's die samengaan met de aanhoudende onevenwichtigheden of het ongedaan maken daarvan, verder te onderzoeken.


Slowakije: Tijdens de vorige PMO-ronden werd Slowakije niet als een land met macro-economische onevenwichtigheden aangemerkt. In het geactualiseerde scorebord blijft een aantal indicatoren boven de indicatieve drempelwaarde, namelijk de internationale netto-investeringspositie (INIP) en de werkloosheid.



De balans van de lopende rekening vertoont sinds 2012 een overschot, maar de INIP is verder verslechterd, onder invloed van de voortgaande toestroom van directe buitenlandse investeringen, die grotendeels de automobielsector betreft. Het exportmarktaandeel is op jaarbasis enigszins geslonken, als gevolg van een bescheiden stijging van de reële effectieve wisselkoers en enige weliswaar beperkte stijgingen van de nominale loonkosten per eenheid product. In cumulatieve termen is het marktaandeel nog altijd toegenomen. De kredietstroom naar de particuliere sector is de laatste jaren toegenomen, hetgeen bijdraagt aan de verbetering van de schuldquote van de particuliere sector, die overigens nog altijd ver onder de drempelwaarde ligt. De banksector, die grotendeels in buitenlandse handen is, beschikt over voldoende kapitaal en volgens schattingen zijn de totale verplichtingen slechts matig toegenomen. De overheidsschuldquote is in 2014 zeer licht teruggelopen en blijft onder de indicatieve drempelwaarde. Hoewel de participatiegraad de laatste jaren geleidelijk is verbeterd, vormt de structurele werkloosheid de dringendste economische beleidsprioriteit.


Al met al duidt de economische interpretatie op externe problemen, waarbij de risico's evenwel beperkt zijn, terwijl de structurele werkloosheid een uitdaging blijft. Derhalve zal de Commissie in dit stadium niet overgaan tot een verdere diepgaande analyse in de context van de PMO.


Finland: In februari 2015 concludeerde de Commissie dat Finland met macro-economische onevenwichtigheden werd geconfronteerd, met name wat het concurrentievermogen betrof. In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren de indicatieve drempelwaarde, namelijk het verlies aan exportmarktaandeel, de schuldenlast van de particuliere sector, alsmede de stijging van de jeugdwerkloosheid.



De balans van de lopende rekening is sinds 2011 gestabiliseerd en vertoont een bescheiden tekort, doordat de invoer is aangepast aan de afgenomen uitvoer. Tegelijkertijd is het aandeel van de investeringen in het bbp geslonken tot een historisch laag niveau. De internationale netto investeringspositie vertoont een klein overschot. De cumulatieve verliezen aan exportmarktaandeel zijn aanzienlijk, waarbij er sinds 2008 elk jaar sprake is van verlies. In 2013 en 2014 was het verlies weliswaar minder ernstig dan eerdere jaren, maar de meeste andere EU-lidstaten behaalden terzelfdertijd al bescheiden winsten aan exportmarktaandeel. Deze ontwikkelingen wijzen op moeilijkheden in verband met de economische herstructurering die volgde op de achteruitgang van de voorheen succesvolle takken van de verwerkende industrie, zoals de elektronica- en bosbouwsector. Hoewel de indicator voor wijzigingen in de nominale loonkosten per eenheid product nu onder zijn drempelwaarde is, blijft het cumulatieve verlies aan kostenconcurrentievermogen groot. De schuldquote van de particuliere sector blijft hoog, hoofdzakelijk door de aanhoudend hoge bedrijfsschulden, hoewel de netto kredietstromen naar de particuliere sector in 2014 bijna tot stilstand kwamen, ondanks de gunstige kredietvoorwaarden. Wat huishoudens betreft, vertoonden de huizenprijzen in 2012-2014 een gematigde groei, waardoor eerdere stijgingen werden gecorrigeerd en de risico's voor de financiële stabiliteit werden beperkt. De werkloosheid ligt onder de drempelwaarde, maar neemt toe en is inmiddels hoger dan in 2009-2010. Ook de jeugdwerkloosheid stijgt.


Al met al duidt de economische interpretatie op problemen in verband met zowel het prijs- als het niet-prijsconcurrentievermogen in een context van herstructurering. Derhalve acht de Commissie het, mede in het licht van de vaststelling in februari van een onevenwichtigheid, nuttig verder na te gaan of de onevenwichtigheden aanhouden en ongedaan worden gemaakt.


Zweden: In februari 2015 concludeerde de Commissie dat Zweden met macro-economische onevenwichtigheden werd geconfronteerd, met name met betrekking tot de schuldenlast van de huishoudens, in combinatie met inefficiënties op de huizenmarkt. In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren de indicatieve drempelwaarde, namelijk het overschot op de lopende rekening, het verlies aan exportmarktaandeel, de woningprijzen en de schuldpositie van de particuliere sector.


Het overschot op de lopende rekening blijft net boven de drempelwaarde, wat hoofdzakelijk toe te schrijven is aan de grote particuliere besparingen. De INIP verbetert snel, maar vertoont nog een klein tekort. Het verlies aan exportmarktaandeel blijft ruim boven de drempelwaarde, maar het verlies verloopt sinds 2013 langzamer. De verliezen hangen samen met de zwakke mondiale vraag. De groei van de loonkosten per eenheid product is beperkt en de reële effectieve wisselkoers is in 2014 gedaald. De hoge particuliere schuldenlast blijft aandacht verdienen. De bedrijfsschulden lopen weer op, nadat zij op een hoog niveau waren gestabiliseerd. Nadat in 2010 een limiet was gesteld aan de leenquotiteit, vertraagde de groei van de kredietverlening aan huishoudens tijdelijk en stabiliseerde de huishoudelijke schuld. Sindsdien loopt de huishoudelijke schuld weer op en de huizenprijzen zijn sinds medio 2013 zeer dynamisch; in 2014 lag de stijging boven de drempelwaarde, met potentiële risico's voor de macro-economische stabiliteit. Het huizenaanbod is beperkt en aan de vraagzijde worden de huizenprijzen en de schuldenlast van de huishoudens opgestuwd door een schuldbevorderende belasting, uitzonderlijk lage hypotheekrenten en een gebrek aan aflossingsbepalingen. De bancaire risico's lijken evenwel beperkt, aangezien de kwaliteit van hun activa alsook de winstgevendheid hoog blijven, hoewel het bufferkapitaal vrij klein is in verhouding tot de omvang van de leningportefeuilles.

Al met al duidt de economische interpretatie op problemen in verband met het externe concurrentievermogen, hoge particuliere schulden en de ontwikkelingen in de woningsector. Derhalve acht de Commissie het, mede in het licht van de vaststelling in februari van een onevenwichtigheid, nuttig verder na te gaan of de onevenwichtigheden aanhouden of ongedaan worden gemaakt.


Verenigd Koninkrijk: In februari 2015 heeft de Commissie geconcludeerd dat het Verenigd Koninkrijk macro-economische onevenwichtigheden kende die beleidsoptreden en monitoring vereisen. Daarbij ging het met name om risico's in verband met de grote schuldenlast van huishoudens, in samenhang met structurele kenmerken van de woningmarkt. In het geactualiseerde scorebord overtreft een aantal indicatoren de indicatieve drempelwaarde, namelijk het overschot op de lopende rekening, het verlies aan exportmarktaandeel, de huizenprijzen, de schuldpositie van de particuliere sector en de overheidsschuld.


Het tekort op de lopende rekening is, onder invloed van een toenemend tekort aan primair inkomen, in 2014 verder opgelopen en de indicator (een gemiddelde over drie jaar) ligt nu boven de drempelwaarde. De internationale netto-investeringspositie is negatief, maar ligt ondanks de vrij snelle verslechtering van de laatste paar jaar nog altijd ruim boven de drempelwaarde. Het cumulatieve verlies aan exportmarktaandeel nam in 2014 als gevolg van een jaarlijkse toename af, maar blijft boven de drempelwaarde. De loonkosten per eenheid product vertoonden een bescheiden en stabiele groei en de reële effectieve wisselkoers is gestegen, met name in 2014. De schuldquote van de particuliere sector daalt geleidelijk, als gevolg van de nominale groei, maar blijft over het geheel genomen hoog. De huizenprijzen blijven stijgen en het groeipercentage lag in 2014 boven de drempelwaarde. Opmerkelijkerwijs hebben de stijgende huizenprijzen de laatste twee jaar echter niet geleid tot een toename van de huishoudelijke schuldenlast. De hoge algemene overheidsschuld blijft zorgwekkend. De werkgelegenheid laat nog steeds een gezonde groei zien en zowel de jeugdwerkloosheid als het NEET-percentage is gedaald.

Al met al duidt de economische interpretatie op problemen in verband met de woningmarkt en de externe zijde van de economie. De Commissie acht het, mede in het licht van de vaststelling in februari van onevenwichtigheden, nuttig verder na te gaan of de onevenwichtigheden aanhouden of ongedaan worden gemaakt.






(1) Dit verslag gaat vergezeld van een statistische bijlage met een uitgebreide reeks statistieken waarop dit verslag onder meer is gebaseerd.
(2) Zie artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011.
(3) De indicatoren worden toegevoegd om een beter zicht te krijgen op de sociale en werkgelegenheidsdimensie van de onevenwichtigheden en aanpassingen. Die indicatoren zijn de participatiegraad, de langdurige werkloosheid en de jeugdwerkloosheid en worden weergegeven als veranderingen in een periode van drie jaar. Dergelijke indicatoren werden al opgenomen onder de aanvullende PMO-indicatoren. Voor meer informatie over de criteria voor de keuze van de indicatoren, zie het werkdocument van de Commissie "Adding employment indicators to the scoreboard of the Macroeconomic Imbalances Procedure to better capture employment and social developments", dat werd besproken in de comités van de Ecofin- en Epsco-Raden en in de commissies van het Europees Parlement.
(4) Zie "European Economic Forecast-Autumn 2015", European Economy, Institutional Paper 011, november 2015.
(5) Verordening (EU) nr. 1176/2011 (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).
(6) De stijging van het aantal lidstaten dat sinds 2012 voor een diepgaande evaluatie is geselecteerd, hangt deels samen met het feit dat hieraan ook de landen moeten worden onderworpen waarvoor als gevolg van een betere economische situatie net een programma voor financiële bijstand is beëindigd. Hierbij gaat het om Ierland, Portugal en Roemenië, waarvoor deelname aan het PMO-toezicht adequaat werd geacht. Bovendien valt Kroatië sinds de toetreding tot de EU in 2013 onder het normale toezicht. Dat een aantal lidstaten nog steeds wordt onderworpen aan een diepgaande evaluatie heeft te maken met het feit dat PMO-toezicht op lidstaten alleen kan worden beëindigd op grond van een nieuwe diepgaande evaluatie. Als de economische omstandigheden in de toekomst dus verbeteren of niet verslechteren, is de verwachting dat het aantal landen waarvoor een diepgaande evaluatie nodig is na verloop van tijd zal dalen.
(7) Zie "2015 European Semester: Assessment of growth challenges, prevention and correction of macroeconomic imbalances, and results of in-depth reviews under Regulation (EU) No 1176/2011"; COM(2015) 85 final, 26.2.2015, en "Macroeconomic Imbalances, Main Findings of the In-Depth Reviews 2015", European Economy-Occasional Papers 228. Voor de volledige reeks door de Raad aangenomen landenspecifieke aanbevelingen, met inbegrip van die welke relevant zijn voor de PMO, zie PB C 272 van 18.8.2015.
(8) Zie "European Economic Forecast-Autumn 2015", European Economy, Institutional Paper 011, november 2015. Ofschoon achter de geaggregeerde herstelcijfers aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten schuilgaan, zit nu blijkbaar schot in reële convergentie, met hogere groeicijfers in Spanje, Ierland, Slovenië, de Baltische staten, maar ook in Hongarije, Polen, Tsjechië en Roemenië, terwijl de groei in Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Finland en België in 2015 waarschijnlijk onder het gemiddelde blijft.
(9) Zie het Internationaal Monetair Fonds, 2015. World Economic Outlook: Adjusting to Lower Commodity Prices. Washington (oktober).
(10) Het schuldafbouwproces kan inzichtelijk worden gemaakt door te kijken naar de totale netto financieringspositie van de eurozone per sector. Deze bedroeg in 2014 3,2 % van het bbp, waarbij huishoudens, ondernemingen en overheden respectievelijk 2,9 %, 1,8 % en -2,6 % vertegenwoordigden. In 2010 bedroegen die cijfers respectievelijk 0,6 %, 2,9 %, 3,3 % en -6,2 % en in 2007 0,3 %, 1,4 %, -0,6 % en -0,6 %.
(11) Zie Bricongne, J.-C., en Mordonu, A., (2015), '"Interlinkages between household and corporate debt in advanced economies", European Commission Discussion Papers, nr. 17 (oktober 2015).
(12) De benchmark wordt afgeleid van regressies op basis van de gereduceerde-vormmethode die de belangrijkste determinanten van de spaar-investeringsbalans afdekken, met inbegrip van fundamentele determinanten (bijv. demografie, hulpbronnen), beleidsfactoren en de wereldwijde financiële toestand. Deze methode is verwant aan de External Balance Assessment (EBA) die is ontwikkeld door het IMF. Zie Phillips, S., et al., (2013), "The External Balance Assessment (EBA) Methodology", IMF Working Paper, 13/272.
(13) Zie D’Auria, F., Linden, S., Monteiro, D., in 't Veld, J., en Zeugner S., "Cross-border Spillovers in the Euro-Area", Quarterly Report on the Euro Area, vol. 13, nr. 4 (2014).
(14) Zie overweging 17 van Verordening (EU) nr. 1176/2011: "Bij het beoordelen van macro-economische onevenwichtigheden moet rekening worden gehouden met de ernst ervan en met de mogelijke negatieve economische en financiële overloopeffecten ervan, welke de kwetsbaarheid van de economie van de Unie vergroten en een bedreiging vormen voor de soepele werking van de economische en monetaire unie. In alle lidstaten, vooral in het eurogebied, zijn maatregelen nodig om macro-economische onevenwichtigheden en verschillen in het concurrentievermogen het hoofd te bieden. De aard, de omvang en de urgentie van de beleidsuitdagingen kunnen, afhankelijk van de betrokken lidstaten, evenwel sterk verschillen. Gelet op de zwakke punten en de omvang van de vereiste aanpassing is actie vooral urgent in de lidstaten met aanhoudende grote tekorten op de lopende rekening en met een tanend concurrentievermogen. Bovendien moet het beleid in lidstaten die grote overschotten op de lopende rekening opbouwen, erop gericht zijn maatregelen vast te stellen en uit te voeren die de binnenlandse vraag stimuleren en het groeipotentieel doen toenemen."
(15) Zie kader I.3 "European Economic Forecast-Spring 2015", European Economy, 2015(2).
(16) Zie "Macroeconomic Imbalances, Main Findings of the In-Depth Reviews 2015" European Economy-Occasional Papers 228.
(17) Gezien de vermindering van de tekorten op de lopende rekening is de geografische samenstelling van de overschotten in de crediteureconomieën, en met name in Duitsland, gewijzigd. Het saldo ten opzichte van de rest van de wereld is toegenomen, terwijl het saldo ten opzichte van de eurozone is gedaald. Deze daling is vooral terug te voeren op een vermindering van de uitvoer naar de rest van de eurozone, veeleer dan op een stijging van de Duitse invoer.
(18) Voor deze landen is het grootste deel van de buitenlandse verplichtingen niet gekoppeld aan binnenlands kapitaal en binnenlandse activiteiten, maar veeleer aan buitenlandse activa. Zo komt een groot deel van de Ierse buitenlandse verplichtingen op rekening van onderlinge fondsen die in Ierland gevestigd zijn maar waarvan de activa uit andere landen komen. Volgens de betalingsbalans-classificatie bestaat de balans van beleggingsmaatschappijen uit passiva in de vorm van deelnemingen waartegenover activa in de vorm van schuldbewijzen staan, wat leidt tot een zeer negatieve eigenvermogenspositie naast een zeer positieve verhandelbare schuldpositie.
(19) De ramingen van de conjunctuurgezuiverde saldi zijn gebaseerd op de methodologie beschreven in Salto, M., en Turrini, A., (2010), "Comparing Alternative Methodologies for Real Exchange Rate Assessment", European Economy-Economic Papers, 427.
(20) Voor de T+10-methode, zie Havik, K., Mc Morrow, K., Orlandi, F., Planas, C., Raciborski, R., Röger, W., Rossi, A., Thum-Thysen, A., en Vandermeulen, V. (2014), "The Production Function Methodology for Calculating Potential Growth Rates & Output Gaps", European Economic Papers 535.
(21) Voor een gedetailleerde presentatie van de berekeningen en hypothesen, zie Loublier, A., Turrini, A., en Zeugner, S. (2015), "Methodologies for computing current account benchmarks", European Economy Economic Paper: verschijnt binnenkort.
(22) In waarde is de uitvoer uit de eurozone tussen 2013 en 2015 gedaald, en is de uitvoer naar niet-EU-landen ruwweg afgevlakt.
(23) Voor een gedetailleerde toelichting bij de methodologie die is gebruikt voor de uitsplitsing van de exportmarktaandelen, zie "A closer look at some drivers of trade performance at Member State level", Quarterly Report on the Euro Area, 2012 (2):29-39.
(24) De erfenis van de hoge schuldenlast van ondernemingen zal waarschijnlijk blijven drukken op de economie. De hoge particuliere schuld gaat over het algemeen gepaard met lage groei op middellange termijn, hoewel het creëren van specifieke schulddrempels een analytische uitdaging kan vormen (zie verwijzingen in Chen et al., (2015), "Private Sector Deleveraging and Growth Following Busts", Working Paper 15/35, Internationaal Monetair Fonds, Washington). Ook wordt aangenomen dat de schuld de economische prestaties na de crisis negatief heeft beïnvloed (zie Bornhorst, F. en Ruiz Arranz, M. (2013). "Indebtedness and Deleveraging in the Euro Area." Country Report 13/232, Internationaal Monetair Fonds, Washington, en Europese Centrale Bank (ECB), (2012), "Corporate Indebtedness in the Euro Area.", Monthly Bulletin (februari): 87-103.
(25) Wisselkoersbewegingen, in het bijzonder de waardevermindering van de euro in de tweede helft van het jaar 2014, hebben wellicht aanzienlijke waarderingseffecten teweeggebracht, waardoor de waarde van niet in euro uitgedrukte schuld is gestegen, zoals in Ierland of in Nederland.
(26) Voor een gedetailleerde toelichting, zie Pontuch, P., "Private sector deleveraging: where do we stand?", Quarterly Report on the Euro Area, 2014(4): 7-19.
(27) Zie Europese Centrale Bank (2015), "Financial Stability Review', mei 2015, en het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten (2015), "Joint Committee Report on Risks and Vulnerabilities in the EU Financial System", GC 2015 007.
(28) Sinds de zomer van vorig jaar lijkt de totale vermindering van Target2-saldi tot stilstand te zijn gekomen, vooral onder invloed van ontwikkelingen in Italië, Griekenland en Spanje.
(29) De lage rente heeft ook grote invloed op de winstgevendheid van de sector levensverzekeringen omdat het aan de klanten geboden rendement in het licht van de lage opbrengsten van overheidsobligaties niet houdbaar is.
(30) De ontwikkeling van de huizenprijzen dient te worden bekeken in combinatie met een beoordeling van de scheefgegroeide waardering van de huizenmarkt.
(31) Zweden en Luxemburg zijn de enige landen waar de huizenprijzen vrijwel niet zijn beïnvloed door de crisis en waar zij sinds het midden van de jaren 1990 gestaag zijn blijven stijgen. In het Verenigd Koninkrijk heeft de overgewaardeerde huizenmarkt tot 2012 een correctie van ongeveer 18 % ondergaan sinds de piek in het derde kwartaal van 2007, maar zijn de prijzen alleen al in 2014 met 8 % gestegen en zijn zij blijven stijgen in 2015.
(32) De raming van de scheefgroei van de huizenprijzen gebeurt op basis van een gemiddelde van drie waarderingsindicatoren: i) de betaalbaarheidskloof (de afstand tot het langetermijngemiddelde van de verhouding prijs/inkomen); ii) de opbrengstkloof (de afstand tot het langetermijngemiddelde van de verhouding aankoopprijs/huurprijs); en iii) een raming van de afwijkingen van de huizenprijzen van de evenwichtswaarden, onderbouwd door de wetten van vraag en aanbod op de huizenmarkt. Voor meer details, zie Europese Commissie: "Housing market adjustment in the European Union," kader 1.3, in "European Economic Forecast-Spring 2014," European Economy 2014(3).
(33) Zie Draghi, M. (2014), "Unemployment in the euro area", toespraak op het jaarlijkse symposium van de centrale banken in Jackson Hole, 22 augustus 2014, en Arpaia, A., Kiss, A., en Turrini, A. (2014) "Is unemployment structural or cyclical? Main features of job matching in the EU after the crisis", European Economy, Economic Papers 527, september 2014.
(34) Zie Duiella, M. en Turrini, A. (2014), "Poverty developments in the EU after the crisis: a look at main drivers", ECFIN Economic Brief, nummer 31, mei 2014.
(35) Europese Commissie (2015), Labour Market and Wage Developments in Europe 2015, deel II, hoofdstuk 1: Labour Mobility and Labour Market Adjustment in the EU.
(36) In 2014 bedroeg de arbeidsparticipatie van mensen die in een ander EU-land geboren zijn 67 %, tegenover 65 % voor mensen die geboren zijn in het ontvangende land. De arbeidsparticipatie van buiten de EU geboren personen bedroeg 57 % (bron: arbeidskrachtenenquête van Eurostat, leeftijdsgroep: 15 tot 64 jaar).
(37) In 2014 was 13 % van de in een ander EU-land geboren personen werkloos, terwijl dat 10 % was voor mensen die geboren zijn in het ontvangende land. De werkloosheid bij buiten de EU geboren personen bedroeg 19 %. De overkwalificatiegraad – hooggeschoolde werknemers die banen voor laag- of middelhooggeschoolden aannemen – was ook beduidend hoger bij mobiele EU-werknemers dan bij autochtonen en zelfs hoger bij buiten de EU geboren personen. (bron: arbeidskrachtenenquête van Eurostat)
(38) Deze aanpak, waarmee parallelle procedures en rapportageverplichtingen worden vermeden, is vastgelegd in Verordening (EU) nr. 472/2013 (PB L 140 van 27.5.2013, blz. 1). Hij sluit ook aan bij het Commissievoorstel tot instelling van een faciliteit voor het toekennen van financiële bijstand aan lidstaten die de euro niet als munt hebben (COM(2012) 336 van 22.6.2012).