Verordening 2000/1080 - Ondersteuning van de Tijdelijke Missie van de VN voor Kosovo (MINUK) en het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië-Herzegovina (OHR)

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32000R1080

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32000R1080

Verordening (EG) nr. 1080/2000 van de Raad van 22 mei 2000 betreffende de ondersteuning van de Tijdelijke Missie van de Verenigde Naties voor Kosovo (MINUK) en het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië-Herzegovina (OHR)

Publicatieblad Nr. L 122 van 24/05/2000 blz. 0027 - 0028

Verordening (EG) nr. 1080/2000 van de Raad

van 22 mei 2000

betreffende de ondersteuning van de Tijdelijke Missie van de Verenigde Naties voor Kosovo (MINUK) en het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië-Herzegovina (OHR)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement(1),

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    In Kosovo en in Bosnië-Herzegovina, waar de Gemeenschap een actief beleid van wederopbouw, hulp bij de terugkeer van vluchtelingen en ontheemde personen, alsmede economische en regionale samenwerking voert, heeft de internationale gemeenschap entiteiten opgezet om het tijdelijke burgerlijk bestuur en de uitvoering van de vredesakkoorden te verzekeren, te weten de Tijdelijke Missie van de Verenigde Naties voor Kosovo (UNMIN) en het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger in Bosnië-Herzegovina (OHR).
  • (2) 
    De tijdige installatie en de goede werking van deze entiteiten kunnen belangrijke factoren zijn om de communautaire hulp in het kader van dit beleid zo doeltreffend mogelijk te maken.
  • (3) 
    Er moet derhalve worden voorzien in een juridisch kader voor de financiële ondersteuning van deze entiteiten door de Gemeenschap.
  • (4) 
    De in deze verordening bedoelde acties passen in het beleid van de Gemeenschap ten aanzien van Kosovo en Bosnië-Herzegovina en zijn nodig om een van de doelstellingen van de Gemeenschap te verwezenlijken. Het Verdrag voorziet voor de vaststelling van deze verordening niet in andere bevoegdheden dan die van artikel 308,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    De Gemeenschap levert in het kader van haar beleid van wederopbouw, hulp bij de terugkeer van vluchtelingen en ontheemde personen, alsmede economische en regionale samenwerking in Kosovo en in Bosnië-Herzegovina, een financiële bijdrage aan de installatie en de werking van de MINUK (vierde pijler) en het OHR.
  • 2. 
    De financiering vindt plaats in de vorm van een subsidie voor de begroting van de MINUK en het OHR.

Artikel 2

  • 1. 
    De in deze verordening bedoelde acties worden uitgevoerd door de Commissie.
  • 2. 
    Het bedrag van de subsidie, de subsidiabele uitgaven, de bestreken periode, de uitvoeringsbepalingen, alsmede de wijze waarop het beheer en de eindbestemming van de communautaire subsidie worden gecontroleerd, zullen worden vastgelegd in een tussen de Commissie, optredend namens de Gemeenschap, en de begunstigde entiteiten gesloten financieringsovereenkomst.

Met deze financieringsovereenkomst wordt beoogd een billijke lastenverdeling tussen de Europese Unie en de overige leden van de internationale gemeenschap tot stand te brengen.

Artikel 3

De Commissie ziet toe op de uitvoering van deze verordening en brengt regelmatig verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad.

Artikel 4

Zowel de financieringsovereenkomsten als alle daaruit voortvloeiende contracten of uitvoeringsinstrumenten bepalen uitdrukkelijk dat de Commissie, alsmede organen met een mandaat van de Commissie, de Rekenkamer en het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF), zo nodig, een controle ter plaatse kunnen uitvoeren.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 mei 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    Gama
  • (1) 
    Advies uitgebracht op 4 mei 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.