Verordening 2018/1672 - Controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten

1.

Wettekst

12.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 284/6

 

VERORDENING (EU) 2018/1672 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 23 oktober 2018

betreffende de controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1889/2005

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 33 en 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De bevordering van een harmonische, duurzame en inclusieve ontwikkeling van de interne markt als een ruimte waarin goederen, personen, diensten en kapitaal vrij en veilig kunnen bewegen, is een van de prioriteiten van de Unie.

 

(2)

Als illegale opbrengsten opnieuw in de economie worden gebracht en geld wordt weggesluisd om illegale activiteiten te financieren, leidt dit tot verstoringen en oneerlijke concurrentienadelen voor burgers en bedrijven die zich aan de wet houden en komt de werking van de interne markt in gevaar. Bovendien worden criminele en terroristische activiteiten, die een bedreiging voor de veiligheid van de burgers van de Unie vormen, door deze praktijken gestimuleerd. Daarom heeft de Unie maatregelen genomen om zichzelf te beschermen.

 

(3)

Een van de belangrijkste door de Unie genomen maatregelen was Richtlijn 91/308/EEG van de Raad (3), waarin een reeks voorwaarden en verplichtingen is vastgesteld ten aanzien van financiële instellingen, rechtspersonen en bepaalde beroepen, onder meer wat betreft transparantie en administratie, alsmede ken-uw-cliënt-bepalingen, en waarin een verplichting is vastgesteld om verdachte transacties te melden aan nationale financiële-inlichtingeneenheden (FIE’s). FIE's werden opgericht als centraal knooppunt voor de beoordeling van die transacties, om in contact te treden met hun tegenhangers in andere landen en zo nodig een beroep te doen op gerechtelijke autoriteiten. Richtlijn 91/308/EEG is sindsdien gewijzigd en door opeenvolgende maatregelen vervangen. De bepalingen inzake de voorkoming van het witwassen van geld liggen momenteel vervat in Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (4).

 

(4)

Aangezien het risico bestond dat met de toepassing van Richtlijn 91/308/EEG ook het vervoer van liquide middelen voor illegale doeleinden zou toenemen, hetgeen een bedreiging kon vormen voor het financiële stelsel en de interne markt, werd deze richtlijn aangevuld met Verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad (5). Deze verordening strekt ertoe het witwassen van geld en terrorismefinanciering te voorkomen en op te sporen, door de invoering van een systeem van controles op natuurlijke personen die de Unie binnenkomen of verlaten met liquide middelen of verhandelbare instrumenten aan toonder ten bedrage van 10 000 EUR of meer of de tegenwaarde daarvan in andere valuta. De term „de Unie binnenkomen of verlaten” moet worden gedefinieerd aan de hand van het grondgebied van de Unie zoals vastgesteld in artikel 355 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), zodat deze verordening een zo breed mogelijk toepassingsgebied heeft en er geen gebieden van de toepassing ervan worden uitgesloten en zij geen mogelijkheden bieden om de toepasselijke controles te omzeilen.

 

(5)

Met Verordening (EG) nr. 1889/2005 werd in de Gemeenschap uitvoering gegeven aan de internationale normen voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering, die zijn ontwikkeld door de Financial Action Task Force (FATF).

 

(6)

De FATF, die in 1989 is opgericht op de G7-top van Parijs, is een intergouvernementeel orgaan dat normen vaststelt en ijvert voor de effectieve tenuitvoerlegging van wettelijke, bestuursrechtelijke en operationele maatregelen ter bestrijding van witwassen van geld, terrorismefinanciering en andere daarmee samenhangende bedreigingen voor de integriteit van het internationale financiële stelsel. Verschillende lidstaten zijn lid van de FATF of zijn via een regionaal orgaan in de FATF vertegenwoordigd. De Unie is in de FATF vertegenwoordigd door de Commissie en heeft zich verbonden tot de effectieve tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van de FATF. Op FATF-niveau is in aanbeveling 32 betreffende geldkoeriers bepaald dat moet worden voorzien in maatregelen voor passende controles op grensoverschrijdend liquidemiddelenverkeer.

 

(7)

Richtlijn (EU) 2015/849 identificeert en beschrijft een reeks criminele activiteiten waarvan de opbrengsten kunnen worden witgewassen of voor terrorismefinanciering kunnen worden gebruikt. Vaak worden de opbrengsten van deze criminele activiteiten met het oog op het witwassen of het gebruik ervan voor terrorismefinanciering over de buitengrenzen van de Unie vervoerd. Deze verordening moet daarmee rekening houden en voorzien in een systeem van regels dat niet alleen bijdraagt aan de voorkoming van witwassen, in het bijzonder basisdelicten zoals belastingmisdrijven als gedefinieerd in nationaal recht, en terrorismefinanciering op zich, maar ook de preventie, de opsporing en het onderzoek naar de in Richtlijn (EU) 2015/849 gedefinieerde criminele activiteiten vergemakkelijkt.

 

(8)

Er is vooruitgang geboekt wat betreft het inzicht in de mechanismen die worden gebruikt om illegaal verkregen geldsommen naar het buitenland te sluizen. Als gevolg daarvan zijn de FATF-aanbevelingen bijgewerkt, zijn bij Richtlijn (EU) 2015/849 wijzigingen aangebracht aan het rechtskader van de Unie en zijn er nieuwe beste praktijken ontwikkeld. In het licht van deze ontwikkelingen en op basis van de evaluatie van de bestaande wetgeving van de Unie, moet Verordening (EG) nr. 1889/2005 worden aangepast. Gezien de ruime omvang van de vereiste wijzigingen moet Verordening (EG) nr. 1889/2005 echter worden ingetrokken en door een nieuwe verordening worden vervangen.

 

(9)

Deze verordening doet geen afbreuk aan de mogelijkheid die de lidstaten hebben om krachtens hun nationaal recht aanvullende nationale controles op het liquidemiddelenverkeer binnen de Unie vast te stellen, op voorwaarde dat die controles in overeenstemming zijn met de fundamentele vrijheden van de Unie, met name de artikelen 63 en 65 VWEU.

 

(10)

Een reeks regels op het niveau van de Unie waarmee vergelijkbare controles van liquide middelen binnen de Unie zouden kunnen gebeuren, zou een grote bijdrage leveren aan de inspanningen om het witwassen van geld en terrorismefinanciering te voorkomen.

 

(11)

Deze verordening is niet van toepassing op maatregelen van de Unie of de lidstaten krachtens artikel 66 VWEU die het kapitaalverkeer beperken wanneer dat ernstige moeilijkheden voor de werking van de economische en monetaire unie veroorzaakt of dreigt te veroorzaken, of krachtens de artikelen 143 en 144 VWEU als gevolg van een plotselinge crisis in de betalingsbalans.

 

(12)

Gezien de aanwezigheid van de douaneautoriteiten aan de buitengrenzen van de Unie, hun knowhow op het gebied van de controle van passagiers en vracht die de buitengrens overschrijden, en hun ervaring die zij hebben opgedaan bij de toepassing van Verordening (EG) nr. 1889/2005, moeten deze autoriteiten ook voor de toepassing van deze verordening optreden als de bevoegde autoriteiten. Daarnaast moeten de lidstaten de mogelijkheid behouden om andere nationale autoriteiten die aanwezig zijn aan de buitengrenzen, aan te wijzen als bevoegde autoriteiten De lidstaten moeten passende opleidingen blijven bieden aan het personeel van douaneautoriteiten en andere nationale autoriteiten om deze controles uit te voeren, onder meer met betrekking tot het witwassen van zwart geld.

 

(13)

Een van de belangrijkste begrippen die in deze verordening worden gebruikt, is dat van „liquide middelen”, die moeten worden omschreven als omvattende vier categorieën: contant geld, verhandelbare instrumenten aan toonder, als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity’s, en bepaalde soorten prepaidkaarten. Gezien hun kenmerken komen bepaalde verhandelbare instrumenten aan toonder, als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity’s, en prepaidkaarten die niet aan een bankrekening zijn gekoppeld en waarop een geldbedrag kan worden opgeslagen dat moeilijk kan worden gedetecteerd, waarschijnlijk in aanmerking als alternatief voor contant geld om geldsommen anoniem over de buitengrenzen te sluizen zonder sporen na te laten in het klassieke systeem van toezicht door de overheid. In deze verordening moeten daarom de essentiële onderdelen van de definitie van „liquide middelen” worden vastgesteld en moet de Commissie de mogelijkheid krijgen om de niet-essentiële onderdelen van deze verordening ervan te wijzigen wanneer criminelen en hun medeplichtigen aan een toezichtmaatregel die op slechts één soort zeer liquide waardedrager ziet, trachten te ontsnappen door de buitengrenzen te overschrijden met een ander soort. Indien er bewijs is dat er op aanzienlijke schaal sprake is van dergelijk gedrag, is het zaak snel maatregelen te nemen om de situatie te verhelpen. Ondanks het aan virtuele valuta verbonden hoge risiconiveau, zoals blijkt uit het verslag van de Commissie van 26 juni 2017 over de beoordeling van risico's op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering die van invloed zijn op de interne markt en verband houden met grensoverschrijdende activiteiten, beschikken douaneautoriteiten niet over de bevoegdheid om hier toezicht op te houden.

 

(14)

Verhandelbare instrumenten aan toonder maken het de fysieke houder van het instrument mogelijk aanspraak te maken op de betaling van een geldsom zonder dat hij geregistreerd is of bij naam genoemd wordt. Zij kunnen gemakkelijk worden gebruikt om aanzienlijke bedragen weg te sluizen en vertonen opvallende gelijkenissen met contant geld wat liquiditeit, anonimiteit en het risico van misbruik betreft.

 

(15)

Als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity’s hebben een hoge verhouding waarde/omvang waarvoor een vlot toegankelijke internationale handelsmarkt bestaat, waardoor zij tegen beperkte transactiekosten in contant geld kunnen worden omgezet. Deze commodity's worden meestal in een standaardvorm aangeboden waardoor hun waarde snel kan worden nagegaan.

 

(16)

Prepaidkaarten zijn niet op naam gestelde kaarten voor de opslag van of toegang tot geldswaarde of tegoeden die kunnen worden gebruikt voor betalingstransacties, de aankoop van goederen of diensten of de inwisseling van contant geld. Zij zijn niet gekoppeld aan een bankrekening. Prepaidkaarten omvatten anonieme prepaidkaarten als bedoeld in Richtlijn (EU) 2015/849. Zij worden op grote schaal gebruikt voor uiteenlopende legitieme doeleinden en sommige ervan hebben ook een onmiskenbaar sociaal belang. Dergelijke prepaidkaarten zijn gemakkelijk over te dragen en kunnen worden gebruikt om aanzienlijke geldsommen over de buitengrenzen te sluizen. Prepaidkaarten moeten daarom onder de definitie van liquide middelen vallen, met name kaarten die kunnen worden gekocht zonder klantenonderzoeksprocedure. Op die manier zullen de controles ook toepassing kunnen vinden op bepaalde soorten prepaidkaarten, rekening houdend met de beschikbare technologie, mits het bewijsmateriaal zulks rechtvaardigt, op voorwaarde dat bij deze controles naar behoren rekening wordt gehouden met overwegingen van evenredigheid en praktische afdwingbaarheid.

 

(17)

Ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering moet natuurlijke personen die de Unie binnenkomen of verlaten een verplichting tot aangifte van liquide middelen worden opgelegd. Om het vrije verkeer niet onnodig te beperken en burgers en autoriteiten niet te overladen met administratieve formaliteiten, moet deze aangifteplicht worden gekoppeld aan een drempel van 10 000 EUR. Zij moet gelden voor vervoerders die deze bedragen persoonlijk bij zich dragen dan wel meevoeren in hun bagage of in het vervoermiddel waarmee ze de buitengrenzen overschrijden. Deze personen moeten de verplichting hebben om de liquide middelen voor controle ter beschikking te stellen van de bevoegde autoriteiten, en indien nodig aan deze autoriteiten te overhandigen. Onder de definitie van „vervoerder” vallen geen vervoerders die beroepsmatig goederen of mensen vervoeren.

 

(18)

Wat het vervoer betreft van onbegeleide liquide middelen, zoals liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten in postcolli, koerierzendingen, onbegeleide bagage of containervracht, moeten de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid hebben om te eisen dat de afzender of de ontvanger of een vertegenwoordiger daarvan hiervan kennis geeft, op systematische wijze of per geval, overeenkomstig de nationale procedures. Deze kennisgeving moet een aantal gegevens bevatten, die niet worden verstrekt in de gebruikelijke documenten die aan de douane worden voorgelegd, zoals vervoersdocumenten en douaneaangiften. Dergelijke gegevens zijn de oorsprong, de bestemming, de economische herkomst en het beoogde gebruik van de liquide middelen. De verplichting tot kennisgeving van onbegeleide liquide middelen moet worden onderworpen aan een drempel die gelijk is aan de drempel voor liquide middelen die vervoerders bij zich dragen.

 

(19)

Voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening moet een reeks gestandaardiseerde gegevenselementen met betrekking tot het liquidemiddelenvervoer worden vastgelegd, zoals de persoonsgegevens van de aangever, de eigenaar of de ontvanger, de economische herkomst en het beoogde gebruik van de liquide middelen. Met name is het nodig dat de aangever, de eigenaar of de ontvanger hun persoonsgegevens verstrekken, zoals deze in hun identificatiedocumenten zijn vermeld, teneinde het risico op fouten ten aanzien van hun identiteit en vertragingen als gevolg van mogelijk vereiste verificatie achteraf tot een minimum te beperken.

 

(20)

Wat de verplichting tot aangifte van begeleide liquide middelen en de verplichting tot kennisgeving van onbegeleide liquide middelen betreft, moet aan de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid worden verleend om alle noodzakelijke controles te verrichten op personen, hun bagage, het vervoermiddel waarmee de buitengrenzen worden overschreden, en alle onbegeleide bagage of recipiënten die die grens overschrijden en liquide middelen kunnen bevatten, of het vervoermiddel waarop of waarin zij zich bevinden. Ingeval niet wordt voldaan aan deze verplichtingen, dienen de bevoegde autoriteiten ambtshalve een aangifte op te stellen ten behoeve van de latere doorgifte van de desbetreffende gegevens aan andere autoriteiten.

 

(21)

Om de uniforme toepassing door de bevoegde autoriteiten te waarborgen, moeten de controles voornamelijk gebaseerd zijn op een risicoanalyse, die ertoe strekt de risico's in kaart te brengen en te evalueren alsmede de nodige tegenmaatregelen te ontwikkelen.

 

(22)

De vaststelling van een gemeenschappelijk risicobeheerskader mag de bevoegde autoriteiten niet beletten steekproefsgewijs controles te verrichten wanneer zij dit noodzakelijk achten.

 

(23)

Wanneer zij liquide middelen aantreffen die de drempel niet overschrijden, maar er aanwijzingen zijn dat deze middelen verband kunnen houden met criminele activiteiten waarop deze verordening van toepassing is, moeten de bevoegde autoriteiten, als het gaat om begeleide liquide middelen, gegevens kunnen registreren over de vervoerder, de eigenaar en, wanneer beschikbaar, de beoogde ontvanger van de liquide middelen, met inbegrip van de volledige naam, contactgegevens, gegevens inzake de aard en het bedrag of de waarde van de liquide middelen, de economische herkomst en het beoogde gebruik ervan.

 

(24)

Als het gaat om onbegeleide liquide middelen moeten de bevoegde autoriteiten gegevens kunnen registreren over de aangever, de eigenaar, de afzender en de ontvanger of beoogde ontvanger van de liquide middelen, met inbegrip van de volledige naam, contactgegevens, nadere gegevens inzake de aard en het bedrag of de waarde van de liquide middelen, de economische herkomst en het beoogde gebruik ervan.

 

(25)

Deze informatie moet worden doorgegeven aan de FIE van de lidstaat in kwestie, die ervoor moet zorgen dat de FIE eventuele relevante informatie op eigen initiatief of op verzoek doorgeeft aan de FIE’s van de overige lidstaten. Die eenheden zijn aangewezen als het centrale knooppunt in de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering, waar informatie uit diverse bronnen zoals financiële instellingen wordt ontvangen en verwerkt en vervolgens geanalyseerd om na te gaan of er redenen voor verder onderzoek zijn die de bevoegde autoriteiten die uit hoofde van deze verordening de aangiften verzamelen en controles verrichten, mogelijkerwijs zijn ontgaan. Om de doeltreffende informatiestroom te waarborgen, moeten de FIE’s worden aangesloten aan het douane-informatiesysteem (het „DIS”) zoals ingesteld bij Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad (6), en de door de bevoegde autoriteiten en de FIE's geproduceerde of uitgewisselde gegevens moeten verenigbaar en vergelijkbaar zijn.

 

(26)

Aangezien doeltreffende informatie-uitwisseling tussen de betrokken autoriteiten, met inbegrip van de FIE's binnen het wettelijke kader voor deze instanties, van belang is voor de succesvolle follow-up van deze verordening en het zaak is de samenwerking tussen de FIE's in de Unie te versterken, moet de Commissie vóór 1 juni 2019 evalueren of het mogelijk is een gemeenschappelijk mechanisme ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering in te voeren.

 

(27)

De detectie van bedragen aan liquide middelen die de drempel niet overschrijden in situaties waarin er aanwijzingen zijn van criminele activiteiten, is in deze context bijzonder relevant. Daarom moet het ook mogelijk zijn om informatie die betrekking heeft op bedragen die de drempel niet overschrijden, te delen met de bevoegde autoriteiten in andere lidstaten als er aanwijzingen van criminele activiteiten zijn.

 

(28)

Aangezien de controles uit hoofde van deze verordening betrekking hebben op het vervoer van liquide middelen over de buitengrenzen en het moeilijk is om maatregelen te nemen zodra deze middelen de plaats van binnenkomst of uitgang hebben verlaten, en gelet op het daarmee samenhangende risico bij illegaal gebruik van zelfs maar kleine bedragen, moeten de bevoegde autoriteiten in bepaalde omstandigheden de liquide middelen tijdelijk in bewaring kunnen nemen, mits de nodige teugels en tegenwichten worden ingebouwd, dat wil zeggen: ten eerste, wanneer de verplichting tot aangifte of kennisgeving van liquide middelen niet is nageleefd, en ten tweede, wanneer er aanwijzingen zijn van criminele activiteiten, ongeacht het bedrag aan liquide middelen en ongeacht of de liquide middelen begeleid dan wel onbegeleid zijn. Gezien de aard van deze tijdelijke inbewaringneming en de mogelijke gevolgen ervan voor het vrije verkeer en het eigendomsrecht moet de termijn voor inbewaringneming worden beperkt tot de absolute minimumtijd die andere bevoegde autoriteiten nodig hebben om na te gaan of er gronden zijn voor verder optreden, zoals onderzoeken of de inbeslagneming van de liquide middelen op grond van andere juridische instrumenten. Een besluit om liquide middelen op grond van deze verordening tijdelijk in bewaring te nemen, moet worden gemotiveerd en de specifieke factoren die aanleiding hebben gegeven tot de maatregel, moeten er zorgvuldig in worden beschreven. In specifieke en naar behoren geëvalueerde gevallen moet de periode van tijdelijke inbewaringneming van de liquide middelen kunnen worden verlengd, bijvoorbeeld indien de bevoegde autoriteiten problemen ondervinden bij het verkrijgen van informatie over een potentieel criminele activiteit, onder meer wanneer de communicatie met een derde land nodig is, wanneer documenten moeten worden vertaald of wanneer het moeilijk is de afzender of ontvanger van onbegeleide liquide middelen te identificeren of te contacteren. Indien er bij het verstrijken van de termijn voor inbewaringneming nog geen besluit over verder optreden is genomen of indien de bevoegde autoriteit besluit dat er geen gronden zijn om de inbewaringneming te verlengen, moeten de liquide middelen onmiddellijk worden vrijgegeven aan de persoon, naargelang de situatie, van wie de liquide middelen tijdelijk in bewaring waren genomen, de vervoerder of de eigenaar.

 

(29)

Teneinde de bewustmaking van deze verordening te vergroten moeten de lidstaten in samenwerking met de Commissie geschikt materiaal ontwikkelen inzake de verplichting liquide middelen aan te geven of er kennisgeving van te doen.

 

(30)

Het is van wezenlijk belang dat de bevoegde autoriteiten die op grond van deze verordening informatie verzamelen, deze tijdig doorgeven aan de nationale FIE om deze eenheid in staat te stellen de informatie te analyseren en te vergelijken met andere gegevens zoals bepaald in Richtlijn (EU) 2015/849.

 

(31)

Voor de toepassing van deze verordening geldt dat, wanneer de bevoegde autoriteiten vaststellen dat geen aangifte of kennisgeving van liquide middelen is gedaan of wanneer er aanwijzingen zijn van een criminele activiteit, zij die informatie onmiddellijk via passende kanalen moeten delen met de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten. Een dergelijke informatie-uitwisseling zou evenredig zijn, aangezien al in een lidstaat aangehouden personen die een inbreuk hebben gepleegd op de verplichting tot aangifte of kennisgeving van liquide middelen waarschijnlijk zouden kiezen voor een andere lidstaat van binnenkomst of uitgang waarvan de bevoegde autoriteiten niet op de hoogte zijn van hun eerdere overtreding. De uitwisseling van dergelijke informatie moet verplicht worden om een consequente toepassing van deze verordening in de lidstaten te garanderen. Indien er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen verband houden met een criminele activiteit die de financiële belangen van de Unie kan schaden, moet die informatie ook ter beschikking worden gesteld van de Commissie, van het Europees Openbaar Ministerie zoals ingesteld bij Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad (7), door de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking overeenkomstig die verordening, en van Europol zoals ingesteld bij Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad (8). Om de doelstellingen van deze verordening, met name de preventie en afschrikking van de omzeiling van de verplichting tot aangifte of kennisgeving van liquide middelen, te verwezenlijken, moet ook de uitwisseling van geanonimiseerde risico-informatie en resultaten van risicoanalyse verplicht worden tussen de lidstaten en met de Commissie, overeenkomstig de normen die moeten worden vastgelegd in de uitvoeringshandelingen die krachtens deze verordening worden vastgesteld.

 

(32)

Het moet mogelijk zijn om informatie uit te wisselen tussen een bevoegde instantie van een lidstaat of de Commissie en de autoriteiten van een derde land, op voorwaarde dat er passende waarborgen zijn. Een dergelijke uitwisseling mag alleen worden toegestaan indien de relevante nationale en Uniebepalingen betreffende de grondrechten en de doorgifte van persoonsgegevens worden nageleefd en nadat de autoriteiten die de informatie oorspronkelijk hebben verkregen, daarmee hebben ingestemd. De Commissie moet in kennis worden gesteld van elk geval van informatie-uitwisseling met derde landen overeenkomstig deze verordening en moet hierover verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad.

 

(33)

Gezien de aard van de verzamelde informatie en het gewettigde vertrouwen van vervoerders en kennisgevers dat hun persoonsgegevens en de informatie over de waarde van de liquide middelen die zij de Unie hebben binnen- of buitengebracht, vertrouwelijk worden behandeld, moeten de bevoegde autoriteiten voldoende waarborgen bieden om ervoor te zorgen dat functionarissen die toegang tot de informatie moeten hebben het beroepsgeheim naleven en die informatie op passende wijze beschermen tegen ongeoorloofde toegang, gebruik of verstrekking. Tenzij anders is bepaald in deze verordening of het nationale recht, met name in het kader van gerechtelijke procedures, mag die informatie niet openbaar worden gemaakt zonder de toestemming van de autoriteit die deze heeft verkregen.

De verwerking van gegevens op grond van deze verordening kan ook persoonsgegevens omvatten en dient in overeenstemming met het Unierecht te worden uitgevoerd. De lidstaten en de Commissie mogen persoonsgegevens alleen verwerken op een wijze die verenigbaar is met de doelstellingen van deze verordening. De verzameling, openbaarmaking, doorzending, verstrekking en andere verwerking van persoonsgegevens binnen het toepassingsgebied van deze verordening moeten onderworpen zijn aan de vereisten van Verordeningen (EG) nr. 45/2001 (9) en (EU) 2016/679 (10) van het Europees Parlement en de Raad. De verwerking van persoonsgegevens voor de toepassing van deze verordening moet tevens in overeenstemming zijn met de grondrechten op eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven als erkend in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van de Raad van Europa, alsook het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven en het recht op de bescherming van persoonsgegevens die worden gewaarborgd in respectievelijk de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het „Handvest”).

 

(34)

Opdat de FIE’s hun analyses kunnen verrichten en autoriteiten in andere lidstaten de verplichting tot aangifte van liquide middelen kunnen controleren en handhaven, met name ten aanzien van personen die deze verplichting eerder al hebben overtreden, is het noodzakelijk dat de gegevens die zijn vermeld in overeenkomstig deze verordening gedane aangiften lang genoeg worden bewaard. Om de FIE's in staat te stellen hun analyse doeltreffend te verrichten en de bevoegde autoriteiten in staat te stellen de verplichting tot aangifte of kennisgeving van liquide middelen te controleren en doeltreffend te handhaven, mag de bewaartermijn van gegevens die zijn vermeld in overeenkomstig deze verordening gedane aangiften niet langer zijn dan vijf jaar met een mogelijke verdere verlenging, na een gedegen evaluatie van de noodzaak en evenredigheid van een dergelijke verdere bewaring, die niet meer dan drie jaar extra mag bedragen.

 

(35)

Om naleving te bevorderen en ontwijking tegen te gaan, moeten de lidstaten voorzien in sancties voor de niet-naleving van de verplichtingen tot aangifte of kennisgeving van liquide middelen. Die sancties dienen uitsluitend te zien op het feit dat geen krachtens deze verordening vereiste aangifte of kennisgeving van liquide middelen is gedaan en mogen geen rekening houden met de mogelijke criminele activiteiten die verband houden met de liquide middelen en het voorwerp kunnen uitmaken van verder onderzoek en maatregelen die buiten het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en mogen niet verder gaan dan nodig is om de naleving te bevorderen. Door de lidstaten ingevoerde sancties moeten een in de gehele Unie vergelijkbaar, afschrikkend effect hebben met betrekking tot de schending van deze verordening.

 

(36)

Hoewel de meeste lidstaten reeds op vrijwillige basis een geharmoniseerd aangifteformulier gebruiken, het EU-aangifteformulier voor contanten, om de uniforme toepassing van de controles en de efficiënte verwerking, doorzending en analyse van de aangiften door de bevoegde autoriteiten te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend ten behoeve van de vaststelling van de modellen van het aangifteformulier en het kennisgevingsformulier, van de criteria voor een gemeenschappelijk risicobeheerskader, van de technische voorschriften voor de informatie-uitwisseling en het model van de formulieren die moeten worden gebruikt voor de doorgifte van informatie, en ten behoeve van de vaststelling van de regels en het formaat dat moet worden gebruikt voor het verstrekken van statistische informatie aan de Commissie. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (11).

 

(37)

Ter verbetering van de huidige situatie waarin statistische informatie beperkt toegankelijk is en er slechts een aantal aanwijzingen voorhanden zijn over de omvang van de liquide middelen die door criminelen over de buitengrenzen van de Unie worden gesmokkeld, zou een doeltreffender samenwerking via informatie-uitwisseling tussen de bevoegde autoriteiten en met de Commissie moeten worden ingevoerd. Om te waarborgen dat deze informatie-uitwisseling doeltreffend en efficiënt is, moet de Commissie evalueren of het ingevoerde systeem aan het doel beantwoordt en of er belemmeringen bestaan voor de tijdige en rechtstreekse informatie-uitwisseling. Bovendien zou de Commissie de statistische informatie op haar website moeten publiceren.

 

(38)

Teneinde snel rekening te kunnen houden met toekomstige wijzigingen van internationale normen zoals standaarden die zijn vastgesteld door de FATF, of om ontwijking van deze verordening met behulp van als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity’s of met behulp van prepaidkaarten tegen te gaan, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van wijzigingen van bijlage I bij deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (12). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

 

(39)

Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de transnationale omvang van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, en de specifieke kenmerken van de interne markt en van de fundamentele vrijheden, waaraan slechts ten volle uitvoering kan worden gegeven als wordt gegarandeerd dat liquide middelen die de buitengrenzen van de Unie overschrijden, geen te zeer uiteenlopende behandeling krijgen op grond van nationale wetgeving, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

 

(40)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in artikel 6 VEU zijn erkend en zijn opgenomen in het handvest, met name in titel II.

 

(41)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening voorziet in een controlesysteem ten aanzien van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten, in aanvulling op het in Richtlijn (EU) 2015/849 vastgestelde rechtskader ter voorkoming van het witwassen van geld en terrorismefinanciering.

Artikel 2

Definities

  • 1. 
    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
  • a) 
    „liquide middelen”:
 

i)

contant geld;

 

ii)

verhandelbare instrumenten aan toonder;

 

iii)

als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity’s;

 

iv)

prepaidkaarten;

  • b) 
    „de Unie binnenkomen of verlaten”: zich begeven vanuit een grondgebied dat geen deel uitmaakt van het onder artikel 355 VWEU vallende grondgebied naar het onder dat artikel vallende grondgebied, dan wel vertrekken vanaf het onder dat artikel vallend grondgebied;
  • c) 
    „contant geld”: bankbiljetten en muntstukken die als betaalmiddel in omloop zijn of die als betaalmiddel in omloop zijn geweest en nog altijd via financiële instellingen of centrale banken kunnen worden ingewisseld voor bankbiljetten en muntstukken die als betaalmiddel in omloop zijn;
  • d) 
    „verhandelbare instrumenten aan toonder”: andere instrumenten dan contant geld die de houders ervan aanspraak geven op een geldsom op vertoon van het instrument zonder dat hij het bewijs van zijn identiteit of zijn aanspraak op die som hoeft te leveren. Het betreft de volgende instrumenten:
 

i)

reischeques, en

 

ii)

cheques, promessen of betalingsopdrachten die aan toonder gesteld zijn, ondertekend zijn zonder dat de naam van de begunstigde is vermeld, geëndosseerd zijn zonder beperking, op naam van een fictieve begunstigde gesteld zijn, of anderszins een zodanige vorm hebben dat de aanspraak erop bij afgifte wordt overgedragen;

  • e) 
    „als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity”: een goed, zoals vermeld in punt 1 van bijlage I, met een hoge verhouding waarde/omvang, dat via toegankelijke handelsmarkten gemakkelijk kan worden omgezet in contant geld tegen slechts beperkte transactiekosten;
  • f) 
    „prepaidkaart”: een niet op naam gestelde kaart, zoals vermeld in punt 2 van bijlage I, voor de opslag van of toegang tot geldswaarde of tegoeden die kunnen worden gebruikt voor betalingstransacties, de aankoop van goederen of diensten of de inwisseling van contant geld, en die niet aan een bankrekening is gekoppeld;
  • g) 
    „bevoegde autoriteiten”: de douaneautoriteiten van de lidstaten en andere autoriteiten die door de lidstaten met de toepassing van deze verordening zijn belast;
  • h) 
    „vervoerder”: een natuurlijke person die de Unie binnenkomt of verlaat en liquide middelen persoonlijk bij zich draagt dan wel meevoert in zijn bagage of in zijn vervoermiddel;
  • i) 
    „onbegeleide liquide middelen”: liquide middelen die deel uitmaken van een zending zonder vervoerder;
  • j) 
    „criminele activiteit”: een van de activiteiten vermeld in artikel 3, punt 4, van Richtlijn (EU) 2015/849;
  • k) 
    „financiële-inlichtingeneenheid (FIE)”: de entiteit die in een lidstaat is opgericht met het oog op de tenuitvoerlegging van artikel 32 van Richtlijn (EU) 2015/849.
  • 2. 
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 15 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage I bij deze verordening te wijzigen teneinde rekening te houden met nieuwe trends op het gebied van het witwassen van geld zoals omschreven in artikel 1, leden 3 en 4, van Richtlijn (EU) 2015/849 of terrorismefinanciering zoals omschreven in artikel 1, lid 5, van die richtlijn, of teneinde rekening te houden met beste praktijken ter voorkoming van het witwassen van geld of terrorismefinanciering, of teneinde te voorkomen dat criminelen gebruikmaken van als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity’s en prepaidkaarten om de in de artikelen 3 en 4 van deze verordening vastgestelde verplichtingen te omzeilen.

Artikel 3

Verplichting tot aangifte van begeleide liquide middelen

  • 1. 
    Vervoerders die de Unie binnenkomen of verlaten, en liquide middelen ter waarde van 10 000 EUR of meer bij zich dragen, moeten die liquide middelen aangeven bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat via welke zij de Unie binnenkomen of verlaten, en hen deze voor controle ter beschikking stellen. Er wordt geacht niet aan de verplichting tot aangifte van liquide middelen te zijn voldaan indien de verstrekte informatie onjuist of onvolledig is of indien de liquide middelen niet voor controle ter beschikking worden gesteld.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde aangifte dient de volgende gegevens te bevatten:
 

a)

de vervoerder, met inbegrip van volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, geboorteplaats en geboortedatum, nationaliteit en identificatiedocumentnummer;

 

b)

de eigenaar van de liquide middelen, met inbegrip van de volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, geboorteplaats en geboortedatum, nationaliteit en identificatiedocumentnummer indien de eigenaar een natuurlijke persoon is of de volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, registratienummer en, indien van toepassing, identificatienummer voor de belasting over de toegevoegde waarde (btw), indien de eigenaar een rechtspersoon is;

 

c)

indien van toepassing, de beoogde ontvanger van de liquide middelen, met inbegrip van de volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, geboorteplaats en geboortedatum, nationaliteit en identificatiedocumentnummer indien de beoogde ontvanger een natuurlijke persoon is, of de volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, registratienummer en, indien van toepassing, btw-identificatienummer, indien de beoogde ontvanger een rechtspersoon is;

 

d)

de aard en het bedrag of de waarde van de liquide middelen;

 

e)

de economische herkomst van de liquide middelen;

 

f)

het beoogde gebruik van de liquide middelen;

 

g)

de transportroute, en

 

h)

het vervoermiddel.

  • 3. 
    De in lid 2 van dit artikel vermelde gegevens worden schriftelijk of elektronisch verstrekt met behulp van het overeenkomstig artikel 16, lid 1, onder a), bedoelde aangifteformulier. Aan de declarant wordt op verzoek een gewaarmerkt exemplaar van de aangifte afgegeven.

Artikel 4

Verplichting tot kennisgeving van onbegeleide liquide middelen

  • 1. 
    Wanneer onbegeleide liquide middelen ter waarde van 10 000 EUR of meer de Unie binnenkomen of verlaten, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat via welke deze middelen de Unie binnenkomen of verlaten eisen dat de afzender of de ontvanger van de liquide middelen of zijn vertegenwoordiger hiervan in voorkomend geval kennis geeft binnen een termijn van dertig dagen. De bevoegde autoriteiten kunnen de liquide middelen in bewaring nemen tot de afzender, of de ontvanger, of zijn vertegenwoordiger, de kennisgeving doet. Er wordt geacht niet te zijn voldaan aan de verplichting tot kennisgeving van onbegeleide liquide middelen indien de kennisgeving niet vóór het verstrijken van de termijn wordt gedaan, indien de verstrekte informatie onjuist of onvolledig is of de liquide middelen niet voor controle ter beschikking worden gesteld.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde kennisgeving dient de volgende gegevens te bevatten:
 

a)

de kennisgever, met inbegrip van volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, geboorteplaats en geboortedatum, nationaliteit en identificatiedocumentnummer;

 

b)

de eigenaar van de liquide middelen, met inbegrip van de volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, geboorteplaats en geboortedatum, nationaliteit en identificatiedocumentnummer indien de eigenaar een natuurlijke persoon is, of de volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, registratienummer en, indien van toepassing, btw-identificatienummer, indien de eigenaar een rechtspersoon is;

 

c)

de afzender van de liquide middelen, met inbegrip van de volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, geboorteplaats en geboortedatum, nationaliteit en identificatiedocumentnummer indien de afzender een natuurlijke persoon is, of de volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, registratienummer en, indien van toepassing, btw-identificatienummer, indien de afzender een rechtspersoon is;

 

d)

de ontvanger of beoogde ontvanger van de liquide middelen, met inbegrip van de volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, geboorteplaats en geboortedatum, nationaliteit en identificatiedocumentnummer indien de ontvanger of beoogde ontvanger een natuurlijke persoon is, of de volledige naam, contactgegevens, inclusief adres, registratienummer en, indien van toepassing, btw-identificatienummer, indien de ontvanger of beoogde ontvanger een rechtspersoon is;

 

e)

de aard en het bedrag of de waarde van de liquide middelen;

 

f)

de economische herkomst van de liquide middelen, en

 

g)

het beoogde gebruik van de liquide middelen.

  • 3. 
    De in lid 2 van dit artikel vermelde gegevens worden schriftelijk of elektronisch verstrekt met behulp van het overeenkomstig artikel 16, lid 1, onder a), vastgestelde kennisgevingsformulier. Aan de kennisgever wordt op verzoek een gewaarmerkt exemplaar van de kennisgeving afgegeven.

Artikel 5

Bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten

  • 1. 
    Teneinde de naleving van de in artikel 3 neergelegde verplichting tot aangifte van begeleide liquide middelen te controleren, zijn de bevoegde autoriteiten bevoegd om natuurlijke personen, hun bagage en hun vervoermiddel te controleren overeenkomstig de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden.
  • 2. 
    Met het oog op de tenuitvoerlegging van de in artikel 4 neergelegde verplichting tot kennisgeving van onbegeleide liquide middelen zijn de bevoegde autoriteiten bevoegd om zendingen, recipiënten of vervoermiddelen die onbegeleide liquide middelen kunnen bevatten, te controleren overeenkomstig de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden.
  • 3. 
    Indien niet is voldaan aan de verplichting tot aangifte van begeleide liquide middelen uit hoofde van artikel 3 of aan de verplichting tot kennisgeving van onbegeleide liquide middelen uit hoofde van artikel 4, stellen de bevoegde autoriteiten ambtshalve schriftelijk of in elektronische vorm een aangifte op die in de mate van het mogelijke de gegevens bevat als bedoeld in artikel 3, lid 2, of artikel 4, lid 2, naargelang het geval.
  • 4. 
    De controles worden voornamelijk gebaseerd op risicoanalyse, die ertoe strekt de risico's in kaart te brengen en te evalueren alsmede de nodige tegenmaatregelen te ontwikkelen, en worden verricht binnen een gemeenschappelijk risicobeheerkader in overeenstemming met de in artikel 16, lid 1, onder b), bedoelde criteria, waarbij eveneens rekening wordt gehouden met de door de Commissie en de FIE’s uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/849 ingestelde risicobeoordelingen.
  • 5. 
    Voor de toepassing van artikel 6 oefenen de bevoegde autoriteiten ook de bevoegdheden uit die op grond van dit artikel aan hen zijn verleend.

Artikel 6

Bedragen die de drempel niet overschrijden maar vermoedelijk verband houden met criminele activiteiten

  • 1. 
    Wanneer de bevoegde autoriteiten constateren dat een vervoerder de Unie binnenkomt of verlaat met een bedrag aan liquide middelen dat de in artikel 3 genoemde drempel niet overschrijdt en dat er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen verband houden met criminele activiteiten, registreren zij die informatie en de in artikel 3, lid 2, vermelde gegevens.
  • 2. 
    Wanneer de bevoegde autoriteiten constateren dat onbegeleide liquide middelen waarvan het bedrag de in artikel 4 genoemde drempel niet overschrijdt, de Unie binnenkomt of verlaat, en dat er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen verband houden met criminele activiteiten, registreren zij die informatie en de in artikel 4, lid 2, vermelde gegevens.

Artikel 7

Tijdelijke inbewaringneming van liquide middelen door bevoegde autoriteiten

  • 1. 
    De bevoegde autoriteiten kunnen bij bestuurlijk besluit overeenkomstig de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden liquide middelen tijdelijk in bewaring nemen wanneer:
 

a)

niet is voldaan aan de in artikel 3 neergelegde verplichting tot aangifte van begeleide liquide middelen of aan de in artikel 4 neergelegde verplichting tot kennisgeving van onbegeleide liquide middelen, of

 

b)

er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen, ongeacht het bedrag, verband houden met criminele activiteiten.

  • 2. 
    Het in lid 1 bedoelde bestuurlijk besluit maakt het voorwerp uit van een doeltreffende voorziening in rechte overeenkomstig procedures van het nationale recht. De bevoegde autoriteiten delen de motivering van het bestuurlijke besluit mee aan:
 

a)

de persoon die de aangifte overeenkomstig artikel 3 of de kennisgeving overeenkomstig artikel 4 moet verrichten, of

 

b)

de persoon die de informatie overeenkomstig artikel 6, lid 1 of lid 2, moet verstrekken.

  • 3. 
    De termijn van tijdelijke inbewaringneming is krachtens het nationaal recht strikt beperkt tot de tijd die de bevoegde autoriteiten nodig hebben om na te gaan of de omstandigheden van de zaak een langere inbewaringneming rechtvaardigen. De termijn van tijdelijke inbewaringneming mag niet meer bedragen dan dertig dagen. Nadat de bevoegde autoriteiten een grondige beoordeling hebben uitgevoerd van de noodzaak en evenredigheid van een verdere tijdelijke inbewaringneming, kunnen zij beslissen om de termijn van tijdelijke inbewaringneming te verlengen tot een duur van maximaal negentig dagen.

Indien er binnen die termijn geen besluit met betrekking tot de langere inbewaringneming van de liquide middelen wordt genomen of indien wordt besloten dat de omstandigheden van de zaak geen langere inbewaringneming rechtvaardigen, worden de liquide middelen onmiddellijk vrijgegeven aan:

 

a)

de persoon van wie de liquide middelen tijdelijk in bewaring zijn genomen in de in artikel 3 of artikel 4 genoemde situaties, of

 

b)

de persoon van wie de liquide middelen tijdelijk in bewaring zijn genomen in de in artikel 6, lid 1, of artikel 6, lid 2, genoemde situaties.

Artikel 8

Voorlichtingscampagnes

De lidstaten waarborgen dat personen die de Unie binnenkomen of verlaten of personen die onbegeleide liquide middelen vanuit de Unie verzenden of onbegeleide liquide middelen in de Unie ontvangen, worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van deze verordening, en ontwikkelen in samenwerking met de Commissie passend, op deze personen gericht voorlichtingsmateriaal.

De lidstaten zorgen ervoor dat er voldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld voor dergelijke voorlichtingscampagnes.

Artikel 9

Verstrekking van informatie aan de FIE

  • 1. 
    De bevoegde autoriteiten registreren de uit hoofde van artikel 3, artikel 4, artikel 5, lid 3, of artikel 6 verkregen informatie en geven deze door aan de FIE van de lidstaat waar zij werden verkregen, overeenkomstig de in artikel 16, lid 1, onder c), bedoelde technische voorschriften.
  • 2. 
    De lidstaten zien erop toe dat de FIE van de betrokken lidstaat dergelijke informatie met de betrokken FIE’s van de overige lidstaten uitwisselt, overeenkomstig artikel 53, lid 1, van Richtlijn (EU) 2015/849.
  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten verstrekken de in lid 1 bedoelde informatie zo snel mogelijk en in ieder geval uiterlijk binnen 15 werkdagen na de datum waarop de informatie werd verkregen.

Artikel 10

Informatie-uitwisseling tussen bevoegde autoriteiten en met de Commissie

  • 1. 
    De bevoegde autoriteit van elke lidstaat geeft langs elektronische weg de volgende informatie door aan de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten:
 

a)

op grond van artikel 5, lid 3, ambtshalve opgestelde aangiften;

 

b)

krachtens artikel 6 verkregen gegevens;

 

c)

krachtens artikel 3 ontvangen aangiften of krachtens artikel 4 ontvangen kennisgevingen, wanneer er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen verband houden met criminele activiteiten;

 

d)

geanonimiseerde risico-informatie en resultaten van risicoanalyse.

  • 2. 
    Wanneer er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen verband houden met criminele activiteiten die de financiële belangen van de Unie kunnen schaden, moet de in lid 1 bedoelde informatie ook aan de Commissie worden doorgegeven, alsook aan het Europees Openbaar Ministerie door de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 en wanneer het bevoegd is tot handelen uit hoofde van artikel 22 van die verordening, en aan Europol wanneer het bevoegd is tot handelen uit hoofde van artikel 3 van Verordening (EU) 2016/794.
  • 3. 
    De bevoegde autoriteit geeft de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie door in overeenstemming met de in artikel 16, lid 1, onder c), bedoelde technische voorschriften en met behulp van het in artikel 16, lid 1, onder d), bedoelde formulier.
  • 4. 
    De in lid 1, onder a), b) en c), en lid 2 bedoelde informatie wordt zo snel mogelijk en uiterlijk binnen 15 werkdagen na de datum waarop die informatie werd verkregen, doorgegeven.
  • 5. 
    De in lid 1, onder d), bedoelde informatie en resultaten worden elke zes maanden doorgegeven.

Artikel 11

Informatie-uitwisseling met derde landen

  • 1. 
    Voor de toepassing van deze verordening kunnen de lidstaten of de Commissie in het kader van de wederzijdse administratieve bijstand de volgende informatie doorgeven aan een derde land, mits de bevoegde autoriteit die de informatie aanvankelijk heeft verkregen daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend en die doorgifte strookt met het toepasselijke nationale en Unierecht inzake de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen:
 

a)

op grond van artikel 5, lid 3, ambtshalve opgestelde aangiften;

 

b)

krachtens artikel 6 verkregen gegevens;

 

c)

krachtens artikel 3 ontvangen aangiften of krachtens artikel 4 ontvangen kennisgevingen, wanneer er aanwijzingen zijn dat de liquide middelen verband houden met het witwassen van geld of terrorismefinanciering.

  • 2. 
    De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elke doorgifte van informatie op grond van lid 1.

Artikel 12

Beroepsgeheim, vertrouwelijkheid en gegevensbeveiliging

  • 1. 
    De bevoegde autoriteiten garanderen de beveiliging van de gegevens die worden verkregen op grond van artikel 3, artikel 4, artikel 5, lid 3, en artikel 6.
  • 2. 
    Alle door de bevoegde autoriteiten verkregen informatie valt onder het beroepsgeheim.

Artikel 13

Bescherming van persoonsgegevens en bewaartermijnen

  • 1. 
    De bevoegde autoriteiten treden op als verantwoordelijken voor de verwerking van de persoonsgegevens die zij door de toepassing van artikel 3, artikel 4, artikel 5, lid 3, en artikel 6 verkrijgen.
  • 2. 
    De verwerking van persoonsgegevens op basis van deze verordening geschiedt uitsluitend met het oog op de voorkoming en de bestrijding van criminele activiteiten.
  • 3. 
    De door de toepassing van artikel 3, artikel 4, artikel 5, lid 3, en artikel 6 verkregen persoonsgegevens zijn uitsluitend toegankelijk voor naar behoren gemachtigde personeelsleden van de bevoegde autoriteiten en worden op passende wijze beschermd tegen ongeoorloofde toegang of doorgifte. Tenzij anders is bepaald in de artikelen 9, 10 en 11, mogen de gegevens niet openbaar worden gemaakt of worden doorgegeven zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bevoegde autoriteit die ze oorspronkelijk heeft verkregen. Deze toestemming is evenwel niet vereist wanneer de bevoegde autoriteiten er overeenkomstig het in de betrokken lidstaat geldende nationale recht, met name met betrekking tot gerechtelijke procedures, toe gehouden zijn deze gegevens openbaar te maken of door te geven.
  • 4. 
    De bevoegde autoriteiten en de FIE slaan door de toepassing van artikel 3, artikel 4, artikel 5, lid 3, en artikel 6 verkregen persoonsgegevens op gedurende een termijn van vijf jaar vanaf de datum waarop de gegevens werden verkregen. Bij afloop van deze termijn worden deze persoonsgegevens gewist.
  • 5. 
    De bewaartermijn kan eenmalig worden verlengd met een bijkomende periode van maximaal drie jaar, indien
 

a)

de FIE beslist dat verdere bewaring nodig is, nadat zij een grondige beoordeling heeft verricht van de noodzaak en evenredigheid van die verdere bewaring en heeft besloten dat die gerechtvaardigd is voor het vervullen van haar taken met betrekking tot de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering, of

 

b)

indien de bevoegde autoriteiten beslissen dat verdere bewaring vereist is, nadat zij een grondige beoordeling hebben verricht van de noodzaak en evenredigheid van die verdere bewaring en hebben besloten dat die gerechtvaardigd is voor het vervullen van hun taken met betrekking tot het verschaffen van effectieve controlemiddelen inzake de verplichting tot aangifte van begeleide liquide middelen of de verplichting tot kennisgeving van onbegeleide liquide middelen.

Artikel 14

Sancties

Elke lidstaat stelt sancties vast die van toepassing zijn indien niet is voldaan aan de in artikel 3 neergelegde verplichting tot aangifte van begeleide liquide middelen of aan de in artikel 4 neergelegde verplichting tot kennisgeving van onbegeleide liquide middelen. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 15

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

  • 1. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
  • 2. 
    De in artikel 2, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 2 december 2018.
  • 3. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 2, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 4. 
    Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
  • 5. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 6. 
    Een overeenkomstig artikel 2, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 16

Uitvoeringsbevoegdheden

  • 1. 
    De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de volgende maatregelen vast om de uniforme toepassing van de controles door de bevoegde autoriteiten te garanderen:
 

a)

het model voor het in artikel 3, lid 3, bedoelde aangifteformulier en het in artikel 4, lid 3, bedoelde kennisgevingsformulier;

 

b)

de criteria voor het in artikel 5, lid 4, bedoelde gemeenschappelijk risicobeheerskader, en meer in het bijzonder de risicocriteria en -normen, en prioritaire controlegebieden, op basis van de informatie die is uitgewisseld op grond van artikel 10, lid 1, onder d), en het Unie- en internationaal beleid en optimale werkwijzen;

 

c)

de technische voorschriften voor de doeltreffende informatie-uitwisseling uit hoofde van artikel 9, leden 1 en 3, en artikel 10, van deze verordening via het DIS, zoals ingesteld bij artikel 23 van Verordening (EG) nr. 515/97;

 

d)

het model voor het formulier voor de in artikel 10, lid 3, bedoelde doorgifte van informatie, en

 

e)

de voorschriften en het door de lidstaten te gebruiken formaat voor het verstrekken van geanonimiseerde statistische informatie over aangiften en overtredingen aan de Commissie overeenkomstig artikel 18.

  • 2. 
    De in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 17

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité liquidemiddelencontrole. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 18

Doorgifte van informatie over de tenuitvoerlegging van deze verordening

  • 1. 
    Uiterlijk op 4 december 2021 verstrekken de lidstaten de Commissie:
 

a)

de lijst van bevoegde autoriteiten;

 

b)

de bijzonderheden van de overeenkomstig artikel 14 vastgestelde sancties;

 

c)

geanonimiseerde statistische informatie over aangiften, controles en overtredingen, in het overeenkomstig artikel 16, lid 1, onder e), vastgestelde formaat.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie iedere latere wijziging van de in lid 1, onder a) en b), bedoelde informatie mee uiterlijk een maand nadat de desbetreffende wijziging van kracht wordt.

De in lid 1, onder c), bedoelde informatie wordt minstens om de zes maanden aan de Commissie verstrekt.

  • 3. 
    De Commissie stelt de in lid 1, onder a), bedoelde informatie en iedere latere wijziging van die informatie overeenkomstig lid 2 ter beschikking van alle andere lidstaten.
  • 4. 
    De Commissie publiceert jaarlijks de in lid 1, onder a) en c), bedoelde informatie en iedere latere wijziging van die informatie overeenkomstig lid 2 op haar website en informeert de gebruikers op duidelijke wijze over de controles met betrekking tot liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten.

Artikel 19

Evaluatie

  • 1. 
    Uiterlijk op 3 december 2021 en vervolgens om de vijf jaar dient de Commissie, op basis van de regelmatig van de lidstaten ontvangen informatie, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering van deze verordening.

In het in de eerste alinea bedoelde verslag wordt met name geëvalueerd of:

 

a)

andere activa moeten worden opgenomen binnen het toepassingsgebied van deze verordening;

 

b)

de kennisgevingsprocedure voor onbegeleide liquide middelen doeltreffend is;

 

c)

de drempel voor onbegeleide liquide middelen moet worden herzien;

 

d)

de informatiestromen overeenkomstig de artikelen 9 en 10 en het gebruik van het DIS in het bijzonder doeltreffend zijn dan wel of er obstakels bestaan voor de tijdige en directe uitwisseling van verenigbare en vergelijkbare informatie tussen de bevoegde autoriteiten en de FIE's, en

 

e)

de door de lidstaten ingevoerde sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en in overeenstemming zijn met de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie en of zij in de gehele Unie een vergelijkbaar afschrikkend effect hebben met betrekking tot de schendingen van deze verordening.

  • 2. 
    Het in lid 1 bedoelde verslag omvat, indien beschikbaar:
 

a)

een verzameling van de van de lidstaten ontvangen informatie inzake liquide middelen die verband houden met criminele activiteiten die de financiële belangen van de Unie kunnen schaden, en

 

b)

informatie over de informatie-uitwisseling met derde landen.

Artikel 20

Intrekking van Verordening (EG) nr. 1889/2005

Verordening (EG) nr. 1889/2005 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 21

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 3 juni 2021. Artikel 16 is echter van toepassing met ingang van 2 december 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 23 oktober 2018.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • A. 
    TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

  • K. 
    EDTSTADLER
 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 12 september 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 9 oktober 2018.
  • (3) 
    Richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld (PB L 166 van 28.6.1991, blz. 77).
  • (4) 
    Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
  • (5) 
    Verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 9).
  • (6) 
    Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1).
  • (7) 
    Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie („EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
  • (8) 
    Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53).
  • (9) 
    Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
  • Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
  • Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
 

BIJLAGE I

Als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity’s en prepaidkaarten die worden aangemerkt als liquide middelen in overeenstemming met artikel 2, lid 1, onder a), iii) en iv)

 
 

1.

Als zeer liquide waardedrager gebruikte commodity’s:

a)

muntstukken met een goudgehalte van ten minste 90 %, en

 

b)

ongemunt goud zoals baren, klompjes of slakken met een goudgehalte van ten minste 99,5 %.

 
 

2.

Prepaidkaarten: P.M.

 

BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

 

Verordening (EG) nr. 1889/2005

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4, lid 1

Artikel 5

Artikel 5, lid 2

Artikel 6

Artikel 4, lid 2

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 5, lid 1

Artikel 9

Artikel 6

Artikel 10

Artikel 7

Artikel 11

Artikel 8

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 9

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 10

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 11

Artikel 21

Bijlage I

Bijlage II

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.