Verordening 2019/1197 - Maatregelen voor de uitvoering en de financiering van de algemene begroting van de Unie in 2019 in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie

1.

Wettekst

15.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 189/1

 

VERORDENING (EU, Euratom) 2019/1197 VAN DE RAAD

van 9 juli 2019

houdende maatregelen voor de uitvoering en de financiering van de algemene begroting van de Unie in 2019 in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 352,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 203,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het Verenigd Koninkrijk heeft op 29 maart 2017 kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken op grond van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). De Verdragen zullen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk met ingang van de datum van inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord of, bij gebrek daaraan, na verloop van twee jaar na de kennisgeving, d.w.z. met ingang van 30 maart 2019, tenzij de Europese Raad met instemming van het Verenigd Koninkrijk met eenparigheid van stemmen tot verlenging van die termijn besluit. Bij gebrek aan een terugtrekkingsakkoord met het Verenigd Koninkrijk en zonder verlenging van de termijn van twee jaar als bedoeld in artikel 50, lid 3, VEU, dient een financiële regeling betreffende de financiële verplichtingen voortvloeiend uit het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Unie te worden vastgesteld in een toekomstig internationaal akkoord tussen het Verenigd Koninkrijk en de Unie.

 

(2)

Deze verordening laat de respectieve verplichtingen van de Unie en het Verenigd Koninkrijk die voortvloeien uit de volledige periode van lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Unie onverlet.

 

(3)

Het is derhalve nodig regels vast te stellen voor de relatie tussen de Unie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk en zijn begunstigden, anderzijds, met betrekking tot de financiering en de uitvoering van de algemene begroting van de Unie (“de begroting”) in 2019.

 

(4)

De Verdragen voorzien niet in andere bevoegdheden dan die op grond van artikel 352 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en artikel 203 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voor de vaststelling van de maatregelen met betrekking tot de financiering en de uitvoering van de begroting in 2019 in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie.

 

(5)

Het Verenigd Koninkrijk en personen en entiteiten die in het Verenigd Koninkrijk zijn gevestigd, nemen deel aan een aantal programma's of acties van de Unie uit hoofde van het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Unie. De deelname is gebaseerd op overeenkomsten met het Verenigd Koninkrijk of personen of entiteiten die in het Verenigd Koninkrijk zijn gevestigd of op besluiten ten gunste van het Verenigd Koninkrijk of personen of entiteiten die in het Verenigd Koninkrijk zijn gevestigd, die juridische verbintenissen vormen.

 

(6)

Voor veel van die overeenkomsten en besluiten vereisen de subsidiabiliteitsregels dat de begunstigde een lidstaat of een in een lidstaat gevestigde persoon of entiteit is. De subsidiabiliteit van het Verenigd Koninkrijk of in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen of entiteiten is in dergelijke gevallen gekoppeld aan het feit dat het Verenigd Koninkrijk een lidstaat is. De terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie heeft derhalve tot gevolg dat dergelijke ontvangers van Uniefinanciering uit hoofde van de overeenkomsten en besluiten niet langer subsidiabel zijn. Dit geldt echter niet voor gevallen waarin in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen of entiteiten deel zouden nemen aan een actie krachtens de desbetreffende Unieregels voor in een derde land gevestigde personen en entiteiten, en met inachtneming van de krachtens die regels toepasselijke voorwaarden.

 

(7)

Het zou zowel de Unie en haar lidstaten als het Verenigd Koninkrijk en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten ten goede komen wanneer de begroting voor 2019 wordt uitgevoerd zoals zij voor dat jaar is vastgesteld. Het zou ook gunstig zijn wanneer de vóór de datum van terugtrekking ondertekende en vastgestelde juridische verbintenissen in heel 2019 zouden kunnen worden blijven uitgevoerd.

 

(8)

Het is daarom passend de voorwaarden vast te stellen waaronder het Verenigd Koninkrijk en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten in 2019 subsidiabel zouden kunnen blijven wat betreft de tot de datum waarop de Verdragen niet meer op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn (“datum van terugtrekking”) met hen ondertekende overeenkomsten en ten aanzien van hen vastgestelde besluiten. De voorwaarden zouden erin bestaan dat het Verenigd Koninkrijk schriftelijk aan de Commissie zijn verbintenis heeft bevestigd om een bijdrage, berekend op basis van de geraamde eigen middelen van het Verenigd Koninkrijk, als opgenomen in de definitief vastgestelde begroting 2019, te blijven voldoen, dat het Verenigd Koninkrijk een eerste tranche heeft betaald en dat het Verenigd Koninkrijk schriftelijk aan de Commissie zijn verbintenis heeft bevestigd dat het audits en controles door de Unie in overeenstemming met de toepasselijke regels volledig toestaat. Gelet op de behoefte aan zekerheid is het passend de termijn waarbinnen de voorwaarden moeten zijn vervuld, te beperken. De Commissie dient een besluit vast te stellen inzake de vervulling van de voorwaarden.

 

(9)

De voorwaarde die betrekking heeft op de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk, is gebaseerd op de begroting zoals die is vastgesteld voor 2019. Daarom is het redelijk om er, wat de bijdragen betreft, voor te zorgen dat geen enkele lidstaat zich na vaststelling van deze verordening in een minder gunstige positie bevindt dan de positie die is vastgesteld in de begroting voor 2019. Opdat deze verordening dus een gunstig effect heeft op alle lidstaten, is het dienstig een specifiek bedrag af te trekken van de in de algemene begroting van de Unie op te nemen bijdrage van het Verenigd Koninkrijk. Dat specifieke bedrag moet de lidstaten ten goede komen die anders benadeeld zouden zijn na vaststelling van deze verordening, zoals nader omschreven in speciale praktische regelingen waarin de verdeling van de verschuldigde betalingen is beschreven en waarin de Commissie wordt belast met het uitkeren van het specifieke bedrag.

 

(10)

Zolang aan de voorwaarden van deze verordening inzake subsidiabiliteit van het Verenigd Koninkrijk en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten wordt voldaan, is het ook passend te voorzien in hun subsidiabiliteit in 2019, waar het gaat om de voorwaarden die zijn vastgesteld in het kader van de oproepen, aanbestedingen en wedstrijden of eender welke andere procedure die kan leiden tot financiering uit de begroting van de Unie, tenzij het om specifieke gevallen gaat die verband houden met de veiligheid en met het verlies van het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Europese Investeringsbank, en hun Uniemiddelen te verstrekken. Die financiering door de Unie dient te worden beperkt tot in 2019 gedane subsidiabele uitgaven, behalve voor overheidsopdrachten die vóór eind 2019 zijn ondertekend met toepassing van titel VII van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (2) (“het financieel reglement”), en die verder worden uitgevoerd overeenkomstig de erin vervatte voorwaarden, en behalve voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het Verenigd Koninkrijk voor het aanvraagjaar 2019, die dienen te worden uitgesloten van de subsidiabiliteit. In overeenstemming met het financieel reglement moeten in oproepen, aanbestedingen, wedstrijden of andere procedures, en in daaruit voortvloeiende overeenkomsten met, of besluiten ten gunste van, het Verenigd Koninkrijk of in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen of entiteiten, de voorwaarden voor subsidiabiliteit en voor de voortzetting daarvan worden bepaald onder verwijzing naar deze verordening.

 

(11)

Het is ook passend om te bepalen dat het Verenigd Koninkrijk en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten subsidiabel blijven op voorwaarde dat het Verenigd Koninkrijk de bijdrage voor 2019 blijft betalen en controles en audits doeltreffend kunnen worden uitgevoerd. Wanneer deze voorwaarden niet langer worden vervuld, dient de Commissie een besluit te nemen waarbij een dergelijke niet-vervulling wordt vastgesteld. In een dergelijk geval mogen het Verenigd Koninkrijk en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en partijen niet langer voor financiering door de Unie in aanmerking komen.

 

(12)

Het is eveneens passend te bepalen dat acties in het kader waarvan lidstaten of in de lidstaten gevestigde personen of entiteiten Uniefinanciering ontvangen en die betrekking hebben op het Verenigd Koninkrijk, in 2019 subsidiabel blijven. De mogelijkheid dat het Verenigd Koninkrijk geen controles en audits aanvaardt, dient echter een aspect te zijn waarmee bij de beoordeling van de uitvoering van dergelijke acties rekening wordt gehouden met het oog op een goed financieel beheer.

 

(13)

De acties dienen te blijven worden uitgevoerd in overeenstemming met de regels betreffende die acties, waaronder het financieel reglement. Derhalve moet het Verenigd Koninkrijk voor de toepassing van die regels als lidstaat worden behandeld.

 

(14)

Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt omdat zij de begroting van de Unie en door de Unie uitgevoerde programma's en acties betreffen, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

 

(15)

Teneinde een beperkte flexibiliteit mogelijk te maken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van een eventuele verlenging van de termijnen die zijn vastgesteld in artikel 2, lid 1, eerste alinea, onder a), b) en c), en de wijzigingen van het betalingsschema voor de maanden na augustus 2019. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (3). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. Indien dit in geval van een risico van ernstige verstoring van de uitvoering en financiering van de begroting van de Unie in 2019 om dwingende redenen van urgentie vereist is, dient de gedelegeerde handeling onverwijld in werking te treden en van toepassing te zijn zolang door het Europees Parlement of de Raad geen bezwaar wordt gemaakt.

 

(16)

Om onnodige verstoringen voor begunstigen van EU-uitgavenprogramma's en andere acties op de datum van terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie te voorkomen, moet deze verordening met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie en van toepassing zijn met ingang van de dag volgende op die waarop de Verdragen niet meer van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk, tenzij tegen die datum een met het Verenigd Koninkrijk gesloten terugtrekkingsakkoord in werking is getreden. Gezien het feit dat op de datum van terugtrekking een vastgestelde begroting van de Unie die voorziet in de deelname van het Verenigd Koninkrijk in de financiering ervan, alleen betrekking heeft op 2019, moet zij alleen gelden voor de subsidiabiliteit voor het jaar 2019,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

  • 1. 
    Deze verordening stelt voorschriften vast voor de uitvoering en de financiering van de algemene begroting van de Unie (hierna “de begroting” genoemd) in 2019 in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie en voor acties in direct, indirect en gedeeld beheer waarvan de subsidiabiliteit op de datum waarop de Verdragen niet meer van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk (“datum van terugtrekking”) is gebaseerd op het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Unie.
  • 2. 
    Deze verordening is van toepassing onverminderd de programma's voor territoriale samenwerking waarop Verordening (EU) 2019/491 van het Europees Parlement en de Raad (4) van toepassing is en de activiteiten op het gebied van leermobiliteit uit hoofde van het Erasmus+-programma waarop Verordening (EU) 2019/499 van het Europees Parlement en de Raad (5) van toepassing is.

Artikel 2

Subsidiabiliteitsvoorwaarden

  • 1. 
    Wanneer het Verenigd Koninkrijk of een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde persoon of entiteit middelen van de Unie ontvangt in het kader van een actie in direct, indirect of gedeeld beheer op grond van juridische verbintenissen die zijn ondertekend of vastgesteld vóór de datum van terugtrekking en de subsidiabiliteit in het kader van die actie afhangt van het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Unie, blijven zij in 2019 na de datum van terugtrekking in aanmerking komen voor financiering van hun subsidiabele uitgaven door de Unie, indien de volgende voorwaarden worden vervuld, en zolang er geen besluit als bedoeld in artikel 3, lid 2, in werking is getreden:
 

a)

het Verenigd Koninkrijk heeft uiterlijk op 30 april 2019 schriftelijk aan de Commissie bevestigd dat het Verenigd Koninkrijk het bedrag zal betalen dat wordt vermeld in de lijn “Verenigd Koninkrijk” en de kolom “Totaal eigen middelen” van tabel 7 van deel “A, en wel in euro. Inleiding en financiering van de algemene begroting van de Unie” van het deel ontvangsten van de begroting voor 2019 vermeld in de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019 (6), als vastgesteld op 12 december 2018, verminderd met het bedrag van de door het Verenigd Koninkrijk vóór de datum van terugtrekking met betrekking tot het begrotingsjaar 2019 ter beschikking gestelde eigen middelen, overeenkomstig het in deze verordening vastgestelde betalingsschema;

 

b)

het Verenigd Koninkrijk heeft uiterlijk op 13 mei 2019 op de door de Commissie aangewezen rekening de eerste betaling verricht die overeenkomt met de in de tweede alinea van dit lid bedoelde tranche, vermenigvuldigd met het resultaat van het hierna volgende: het aantal volledige maanden tussen de datum van terugtrekking en het eind van het jaar 2019, verminderd met het aantal maanden tussen de maand van de eerste betaling, exclusief die maand, en het einde van het jaar 2019;

 

c)

het Verenigd Koninkrijk heeft uiterlijk op 30 april 2019 na de datum van terugtrekking aan de Commissie schriftelijk zijn verbintenis bevestigd om de controles en audits betreffende de hele looptijd van de programma's of acties te blijven aanvaarden overeenkomstig de toepasselijke regels, en

 

d)

de Commissie heeft het in lid 2 bedoelde besluit vastgesteld waarbij wordt bevestigd dat de in deze alinea, onder a), b) en c), bedoelde voorwaarden zijn vervuld.

Het in de eerste alinea, onder a), bedoelde bedrag wordt uitgesplitst in gelijke tranches. Het aantal tranches komt overeen met het aantal volledige maanden tussen de datum van terugtrekking en het einde van het jaar 2019. De betalingen van het in de eerste alinea, onder a), bedoelde bedrag vormen overige ontvangsten van de begroting van de Unie.

Het in de eerste alinea, onder a), bedoelde bedrag wordt in de algemene begroting van de Unie vermeld als overige ontvangsten, na aftrek van een specifiek bedrag waarmee de budgettaire verdeling zoals vermeld in de kolom “Totaal eigen middelen” van de in de eerste alinea, onder a) bedoelde tabel — behoudens daartoe getroffen speciale regelingen — dient te worden gewaarborgd.

De in de eerste alinea, onder c), bedoelde verbintenis omvat met name de samenwerking bij de bescherming van de financiële belangen van de Unie en de aanvaarding van het recht van de Commissie, de Rekenkamer en het Europees Bureau voor fraudebestrijding om gegevens en documenten met betrekking tot bijdragen van de Unie te raadplegen, en om controles en audits uit te voeren.

  • 2. 
    De Commissie stelt een besluit vast waarbij wordt bepaald of de in lid 1, eerste alinea, onder a), b) en c), vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
  • 3. 
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 7 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de verlenging van de in dit artikel, lid 1, eerste alinea, onder a), b) en c), vermelde termijnen.

Indien dit in geval van een risico van ernstige verstoring van de uitvoering en financiering van de begroting van de Unie in 2019 om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 8 neergelegde procedure van toepassing op op grond van dit lid vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Artikel 3

Behoud van subsidiabiliteit van het Verenigd Koninkrijk en van in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten

  • 1. 
    De overeenkomstig artikel 2 vastgestelde subsidiabiliteit van het Verenigd Koninkrijk en van in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten blijft behouden in het jaar 2019, zolang aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
 

a)

het Verenigd Koninkrijk heeft, nadat de eerste betaling is verricht overeenkomstig artikel 2, lid 1, eerste alinea, onder b), op de eerste werkdag van elke maand tot en met augustus 2019 de maandelijkse tranche bedoeld in artikel 2, lid 1, tweede alinea, betaald op de door de Commissie aangewezen rekening;

 

b)

het Verenigd Koninkrijk heeft op de eerste werkdag van september 2019 de resterende maandelijkse tranches bedoeld in artikel 2, lid 1, tweede alinea, betaald op de door de Commissie aangewezen rekening, tenzij de Commissie op uiterlijk 31 augustus 2019 aan het Verenigd Koninkrijk een afwijkend betalingsschema voor deze betaling meedeelt, en

 

c)

bij de uitvoering van de controles en audits bedoeld in artikel 2, lid 1, eerste alinea, onder c), zijn geen substantiële tekortkomingen geconstateerd.

  • 2. 
    Als een of meer van de in lid 1 bedoelde voorwaarden niet worden vervuld, neemt de Commissie een besluit met die strekking. Dat besluit wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Vanaf de dag van inwerkingtreding van het in de eerste alinea van dit lid bedoelde besluit zijn het Verenigd Koninkrijk en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten niet meer subsidiabel uit hoofde van lid 1 van dit artikel en uit hoofde van de artikelen 2 en 4, zijn acties niet meer subsidiabel uit hoofde van artikel 6, lid 2, en is artikel 5 niet meer van toepassing.

  • 3. 
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 7 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot een afwijkend betalingsschema voor de in dit artikel, lid 1, onder b), bedoelde betaling.

Indien dit in geval van een risico van ernstige verstoring van de uitvoering en financiering van de begroting van de Unie in 2019 om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 8 neergelegde procedure van toepassing op op grond van dit lid vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Artikel 4

Deelname aan oproepen en subsidiabiliteit van daaruit voortvloeiende uitgaven

  • 1. 
    Vanaf de dag van inwerkingtreding van het in artikel 2, lid 1, eerste alinea, onder d), bedoelde besluit, en zolang er geen besluit als bedoeld in artikel 3, lid 2, in werking is getreden, zijn het Verenigd Koninkrijk of in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten in 2019 in dezelfde mate als de lidstaten en in de lidstaten gevestigde personen of entiteiten subsidiabel waar het gaat om de voorwaarden die zijn vastgesteld in het kader van de oproepen, aanbestedingen en wedstrijden of eender welke andere procedure die kan leiden tot financiering uit de begroting van de Unie, en komen zij in aanmerking voor financiering door de Unie voor in 2019 gedane subsidiabele uitgaven.

Niettegenstaande de eerste alinea:

 

a)

worden overeenkomsten die tot eind 2019 met toepassing van titel VII van het financieel reglement worden ondertekend, uitgevoerd overeenkomstig de daarin vervatte voorwaarden en tot de einddatum ervan;

 

b)

komen uitgaven voor rechtstreekse betalingen aan het Verenigd Koninkrijk voor het aanvraagjaar 2019 op grond van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7) niet in aanmerking voor financiering door de Unie.

  • 2. 
    De eerste alinea van lid 1 is niet van toepassing:
 

a)

indien de deelname om veiligheidsredenen beperkt is tot de lidstaten en de in de lidstaten gevestigde personen of entiteiten;

 

b)

op financiële verrichtingen in het kader van financieringsinstrumenten die in direct of indirect beheer worden uitgevoerd uit hoofde van titel X van het financieel reglement of financiële verrichtingen die door de Uniebegroting worden gewaarborgd in het kader van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), ingesteld bij Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad (8), of in het kader van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO), ingesteld bij Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad (9).

Artikel 5

Andere noodzakelijke aanpassingen

Als aan de in artikel 2, lid 1, vastgestelde voorwaarden wordt voldaan, en zolang er geen besluit als bedoeld in artikel 3, lid 2, in werking is getreden, wordt het Verenigd Koninkrijk voor de toepassing van regels betreffende de acties uitgevoerd uit hoofde van de in artikel 2, lid 1, bedoelde juridische verbintenissen, de oproepen bedoeld in artikel 4 en de acties uitgevoerd uit hoofde van de juridische verbintenissen ondertekend of vastgesteld na de in artikel 4 bedoelde oproepen, die nodig zijn om uitvoering te geven aan artikel 2, lid 1, en artikel 4, lid 1, behandeld als een lidstaat, met inachtneming van de bepalingen van de onderhavige verordening.

Het Verenigd Koninkrijk of vertegenwoordigers van het Verenigd Koninkrijk mogen echter niet deelnemen aan comités die ondersteuning verlenen bij het beheer krachtens de regels van de desbetreffende basishandeling, noch aan deskundigengroepen of andere organen die advies geven over de programma's of de acties, met uitzondering van specifieke toezicht- of soortgelijke comités voor de specifieke operationele, nationale of vergelijkbare programma's in gedeeld beheer.

Artikel 6

Subsidiabiliteit van acties die betrekking hebben op het Verenigd Koninkrijk en waarbij de lidstaten of in de lidstaten gevestigde personen of entiteiten de middelen van de Unie ontvangen

  • 1. 
    Acties in direct, indirect en gedeeld beheer waarbij de lidstaten of in de lidstaten gevestigde personen of entiteiten middelen van de Unie ontvangen uit hoofde van juridische verbintenissen die zijn ondertekend of vastgesteld vóór de datum van terugtrekking en waarvan de subsidiabiliteit op de datum van terugtrekking is gebaseerd op het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Unie, komen in aanmerking voor financiering door de Unie voor in 2019 gedane subsidiabele uitgaven, vanaf de datum van terugtrekking.
  • 2. 
    Acties waarvoor op de datum van terugtrekking aan de subsidiabiliteitsvoorwaarde van een minimumaantal deelnemers uit verschillende lidstaten aan een consortium wordt voldaan doordat aan het consortium een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde persoon of entiteit deelneemt, komen in aanmerking voor financiering door de Unie voor in 2019 gedane subsidiabele uitgaven, mits aan de voorwaarden van artikel 2, lid 1, wordt voldaan en zolang er geen besluit als bedoeld in artikel 3, lid 2, in werking is getreden.
  • 3. 
    De niet-vervulling van de voorwaarde bedoeld in artikel 2, lid 1, eerste alinea, onder c), of een besluit van de Commissie als bedoeld in artikel 3, lid 2, inzake de niet-vervulling van voorwaarden bedoeld in artikel 3, lid 1, onder c), wordt door de verantwoordelijke ordonnateur in aanmerking genomen bij de beoordeling van een eventuele ernstige tekortkoming inzake de nakoming van de belangrijkste verplichtingen bij de uitvoering van de in lid 1 van dit artikel bedoelde juridische verbintenis.

Artikel 7

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

  • 1. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
  • 2. 
    De in de artikelen 2 en 3 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
  • 3. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 2 en 3 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 4. 
    Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016. over beter wetgeven.
  • 5. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 6. 
    Een op grond van de artikelen 2 en 3 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van een maand na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met een maand verlengd.

Artikel 8

Spoedprocedure

  • 1. 
    Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen wordt gebruikgemaakt van de spoedprocedure.
  • 2. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 7, lid 6, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onmiddellijk in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.

Artikel 9

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf de dag volgende op die waarop de Verdragen niet meer van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk op grond van artikel 50, lid 3, VEU.

Deze verordening is evenwel niet van toepassing indien uiterlijk op de in de tweede alinea van dit artikel bedoelde datum een in overeenstemming met artikel 50, lid 2, van het VEU met het Verenigd Koninkrijk gesloten terugtrekkingsakkoord in werking is getreden.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 juli 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    LINTILÄ
 

  • (1) 
    Goedkeuring van 17 april 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (2) 
    Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
  • (4) 
    Verordening (EU) 2019/491 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2019 om de voortzetting van de territoriale samenwerkingsprogramma's Peace IV (Ierland-Verenigd Koninkrijk) en Verenigd Koninkrijk-Ierland (Ierland/Noord-Ierland/Schotland) mogelijk te maken in de context van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie (PB L 85 I van 27.3.2019, blz. 1).
  • (5) 
    Verordening (EU) 2019/499 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2019 tot vaststelling van bepalingen voor de voortzetting van de lopende leermobiliteitsactiviteiten uit hoofde van het Erasmus+-programma vastgelegd door Verordening (EU) nr. 1288/2013, in het kader van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie (PB L 85 I van 27.3.2019, blz. 32).
  • (7) 
    Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).
  • (8) 
    Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — het Europees Fonds voor strategische investeringen (PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1).
  • (9) 
    Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad van 26 september 2017 tot instelling van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO), de EFDO-garantie en het EFDO-garantiefonds (PB L 249 van 27.9.2017, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.