Verordening 2019/2236 - Vaststelling, voor 2020, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee

1.

Wettekst

30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/14

 

VERORDENING (EU) 2019/2236 VAN DE RAAD

van 16 december 2019

tot vaststelling, voor 2020, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Overeenkomstig artikel 43, lid 3, van het Verdrag stelt de Raad op voorstel van de Commissie maatregelen vast voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden.

 

(2)

Krachtens Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) moeten instandhoudingsmaatregelen worden vastgesteld met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke, technische en economische adviezen, met inbegrip van, waar toepasselijk, de verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij.

 

(3)

Het is aan de Raad om de maatregelen vast te stellen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden, inclusief, voor zover nodig, bepaalde functioneel daarmee verbonden voorwaarden. Overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moeten de vangstmogelijkheden worden vastgesteld met inachtneming van de in artikel 2, lid 2, van die verordening vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). In artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat de vangstmogelijkheden zo aan de lidstaten moeten worden toegewezen dat de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van iedere lidstaat voor elk visbestand of elke visserij wordt gewaarborgd.

 

(4)

De vangstmogelijkheden voor bestanden die onder specifieke meerjarenplannen vallen, moeten op grond van artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 worden vastgesteld in overeenstemming met de in die plannen vervatte voorschriften.

 

(5)

Het meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee is vastgesteld bij Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad (2) en is in werking getreden op 16 juli 2019. Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die verordening moeten de vangstmogelijkheden voor de in artikel 1 van die verordening genoemde bestanden worden vastgesteld om een niveau van visserijsterfte te bereiken waarmee de maximale duurzame opbrengst geleidelijk toenemend uiterlijk in 2020 indien mogelijk, en in ieder geval uiterlijk op 1 januari 2025 kan worden gehaald. De vangstmogelijkheden moeten worden uitgedrukt als maximaal toegestane visserijinspanning en moeten worden bepaald overeenkomstig de in artikel 7 van die verordening vastgestelde visserijinspanningsregeling. Voor 2020 moet de maximaal toegestane visserijinspanning bijgevolg met 10 % worden verlaagd ten opzichte van de overeenkomstig artikel 7, lid 4, van die verordening berekende uitgangswaarde.

 

(6)

Tijdens haar 42e jaarvergadering in 2018 heeft de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) Aanbeveling GFCM/42/2018/1 betreffende een meerjarenplan tot vaststelling van beheersmaatregelen voor Europese aal (Anguilla anguilla) in de Middellandse Zee (geografische deelgebieden 1 tot en met 27 van de GFCM) aangenomen. Deze maatregelen omvatten een jaarlijkse sluitingsperiode van drie opeenvolgende maanden die door iedere lidstaat moet worden bepaald in overeenstemming met de instandhoudingsdoelstellingen van Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad (3), het (de) nationale beheerplan(nen) voor aal en de temporele migratiepatronen van de aal in de lidstaat. De sluiting dient te gelden voor alle mariene wateren van de Middellandse Zee en voor brakke wateren zoals estuaria, kustlagunes en overgangswateren, conform de aanbeveling. Deze maatregel moet in Unierecht worden omgezet.

 

(7)

Tijdens haar 42e jaarvergadering in 2018 heeft de GFCM eveneens Aanbeveling GFCM/42/2018/8 inzake verdere noodmaatregelen voor 2019-2021 voor kleine pelagische bestanden in de Adriatische Zee (geografische deelgebieden 17 en 18) aangenomen, waarbij vangst- en inspanningsbeperkingen zijn vastgesteld voor bepaalde kleine pelagische bestanden voor de jaren 2019, 2020 en 2021 in de geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM (Adriatische Zee). Die maatregelen moeten in Unierecht worden omgezet. De maximale vangstbeperkingen gelden slechts voor één jaar en laten eventuele toekomstige andere maatregelen en eventuele toewijzingsregelingen tussen lidstaten onverlet.

 

(8)

Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/5 aangenomen inzake een meerjarig beheersplan voor duurzame demersale visserijen in de Adriatische Zee (geografische deelgebieden 17 en 18), waarbij een visserijinspanningsregeling voor bepaalde demersale bestanden is ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden omgezet.

 

(9)

Rekening houdend met de specifieke kenmerken van de Sloveense vloot en de marginale impact ervan op de bestanden van kleine pelagische en demersale soorten, is het passend de bestaande visserijpatronen aan te houden en de Sloveense vloot toegang te verlenen tot een minimumhoeveelheid kleine pelagische soorten en een minimale visserijinspanning voor demersale bestanden vast te stellen voor die vloot.

 

(10)

Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/3 aangenomen tot wijziging van Aanbeveling GFCM/41/2017/4 inzake een meerjarig beheersplan voor de tarbotvisserij in de Zwarte Zee (geografisch deelgebied 29). In die aanbeveling zijn een bijgewerkte regionale totale toegestane vangst (TAC) en een regeling voor de toewijzing van quota voor tarbot vastgesteld, evenals verdere instandhoudingsmaatregelen voor dit bestand, met name een sluitingsperiode van twee maanden en een beperking tot 180 visdagen per jaar. Die maatregelen moeten in Unierecht worden omgezet.

 

(11)

Overeenkomstig het door de GFCM verstrekte wetenschappelijk advies is het noodzakelijk het huidige niveau van visserijsterfte te handhaven om de duurzaamheid van het sprotbestand in de Zwarte Zee te waarborgen. Het is derhalve passend om voor dit bestand opnieuw een autonoom quotum te bepalen.

 

(12)

De vangstmogelijkheden moeten worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, met inachtneming van de biologische en sociaal-economische aspecten, waarbij een gelijke behandeling van de verschillende visserijsectoren moet worden gegarandeerd, en in het licht van de standpunten die tijdens de raadpleging van de belanghebbende partijen naar voren zijn gebracht.

 

(13)

Bij Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (4) zijn aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s ingevoerd, waaronder de flexibiliteitsbepalingen van de artikelen 3 en 4 van die verordening voor voorzorgs- en analytische TAC’s. Krachtens artikel 2 van die verordening bepaalt de Raad bij de vaststelling van de TAC’s voor welke bestanden artikel 3 of 4 niet van toepassing is gelet op met name de biologische situatie van de bestanden. Meer recent is de jaarflexibiliteit bij artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingevoerd voor alle bestanden waarvoor de aanlandingsverplichting geldt. Om te voorkomen dat excessieve flexibiliteit het beginsel van een rationele en verantwoordelijke exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee zou ondergraven, een belemmering zou vormen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB en tot een verslechtering van de biologische situatie van de bestanden zou leiden, moet worden bepaald dat de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 alleen van toepassing mogen zijn op analytische TAC’s wanneer geen gebruik wordt gemaakt van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

 

(14)

De bij deze verordening voor vissersvaartuigen van de Unie vastgestelde vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (5), en met name de artikelen 33 en 34 van die verordening betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de melding van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden. Derhalve dient te worden gepreciseerd welke codes de lidstaten moeten gebruiken wanneer zij gegevens over aanlandingen van onder deze verordening vallende bestanden indienen bij de Commissie.

 

(15)

Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en om het inkomen van de vissers van de Unie veilig te stellen, moet deze verordening van toepassing zijn vanaf 1 januari 2020. Gezien de urgentie dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden.

 

(16)

De vangstmogelijkheden moeten in volledige overeenstemming met het Unierecht worden gebruikt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden voor 2020 de vangstmogelijkheden vastgesteld voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.

Artikel 2

Toepassingsgebied

  • 1. 
    Deze verordening is van toepassing op vissersvaartuigen van de Unie die de volgende visbestanden exploiteren:
 

a)

Europese aal (Anguilla anguilla) in de Middellandse Zee, zoals omschreven in artikel 4, onder b);

 

b)

blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus), roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris), rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea), heek (Merluccius merluccius), langoustine (Nephrops norvegicus) en zeebarbeel (Mullus barbatus) in het westelijke deel van de Middellandse Zee, zoals omschreven in artikel 4, onder c);

 

c)

ansjovis (Engraulis encrasicolus) en sardine (Sardina pilchardus) in de Adriatische Zee, zoals omschreven in artikel 4, onder d);

 

d)

heek (Merluccius merluccius), langoustine (Nephrops norvegicus), tong (Solea solea), roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) en zeebarbeel (Mullus barbatus) in de Adriatische Zee, zoals omschreven in artikel 4, onder d);

 

e)

sprot (Sprattus sprattus) en tarbot (Psetta maxima) in de Zwarte Zee, zoals omschreven in artikel 4, onder e).

  • 2. 
    Deze verordening is tevens van toepassing op de recreatievisserij wanneer in de ter zake relevante bepalingen uitdrukkelijk naar deze visserij wordt verwezen.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Daarnaast gelden de volgende definities:

 

a)

“internationale wateren”: wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van enige staat vallen;

 

b)

“recreatievisserij”: niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee de levende aquatische rijkdommen van de zee worden geëxploiteerd voor recreatieve, toeristische of sportieve doeleinden;

 

c)

“Totale toegestane vangst” (TAC):

 

i)

in visserijen die vallen onder de in artikel 15, leden 4 tot en met 7, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling van de aanlandingsverplichting: de hoeveelheid vis die jaarlijks van elk bestand mag worden aangeland;

 

ii)

in de overige visserijen: de hoeveelheid vis die van elk bestand mag worden gevangen over een periode van een jaar;

 

d)

“quotum”: een aan de Unie of een lidstaat toegewezen aandeel van de TAC;

 

e)

“autonoom quotum van de Unie”: vangstbeperking die autonoom aan vissersvaartuigen van de Unie wordt toegewezen bij gebrek aan een overeengekomen TAC;

 

f)

“analytisch quotum”: een autonoom quotum van de Unie waarvoor een analytische evaluatie beschikbaar is;

 

g)

“analytische evaluatie”: een kwantitatieve evaluatie van trends in een bepaald bestand, op basis van gegevens over de biologie en de exploitatie van dat bestand die blijkens wetenschappelijke toetsing van toereikende kwaliteit zijn om de basis te vormen voor wetenschappelijke adviezen over opties voor toekomstige vangsten.

Artikel 4

Visserijzones

Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende afbakening van visserijzones:

 

a)

voor de geografische deelgebieden van de GFCM: de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad (6) omschreven gebieden;

 

b)

voor de Middellandse Zee: de wateren in de geografische deelgebieden 1 tot en met 27 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

 

c)

voor het westelijke deel van de Middellandse Zee: de wateren in de geografische deelgebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

 

d)

voor de Adriatische Zee: de wateren in de geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

 

e)

voor de Zwarte Zee: de wateren in geografisch deelgebied 29 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011.

TITEL II

VANGSTMOGELIJKHEDEN

HOOFDSTUK I

Middellandse Zee

Artikel 5

Europese aal

  • 1. 
    De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij Europese aal (Anguilla anguilla) wordt gevangen, met name de gerichte, incidentele en recreatievisserij.
  • 2. 
    Dit artikel geldt voor de Middellandse Zee en voor brakke wateren zoals estuaria, kustlagunes en overgangswateren.
  • 3. 
    Het is voor vissersvaartuigen van de Unie verboden op Europese aal te vissen in wateren van de Unie en internationale wateren van de Middellandse Zee gedurende een periode van drie opeenvolgende maanden die door iedere lidstaat wordt bepaald. De luitingsperiode van de visserij is in overeenstemming met de instandhoudingsdoelstellingen van Verordening (EG) nr. 1100/2007, met de bestaande nationale beheersplannen en met de temporele migratiepatronen van de Europese aal in de betrokken lidstaten. De lidstaten brengen de Commissie ten laatste één maand vóór het begin van de sluitingsperiode en in geen geval later dan 31 januari 2020 op de hoogte van de gekozen periode.

HOOFDSTUK II

Westelijk deel van de Middellandse Zee

Artikel 6

Demersale bestanden

  • 1. 
    In bijlage I bij deze verordening is de maximaal toegestane visserijinspanning voor 2020 voor demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee vastgesteld.
  • 2. 
    De lidstaten beheren de maximaal toegestane visserijinspanning overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2019/1022.

Artikel 7

Toezending van gegevens

De lidstaten registreren de visserijinspanningsgegevens en sturen die door aan de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) 2019/1022.

Wanneer de lidstaten inspanningsgegevens overeenkomstig dit artikel bij de Commissie indienen, gebruiken zij de in bijlage I bij deze verordening vermelde codes van de visserijinspanningsgroepen.

HOOFDSTUK III

Adriatische Zee

Artikel 8

Kleine pelagische bestanden

  • 1. 
    Vangsten van sardine (Sardina pilchardus) en ansjovis (Engraulis encrasicolus) door vissersvaartuigen van de Unie in de Adriatische Zee overschrijden de in bijlage II bij deze verordening vastgestelde niveaus niet.
  • 2. 
    Het aantal visdagen voor vissersvaartuigen van de Unie die vissen op sardine en ansjovis in de Adriatische Zee, bedraagt niet meer dan 180 per jaar. Tijdens dat totaal van 180 visdagen wordt ten hoogste 144 visdagen op sardine en ten hoogste 144 visdagen op ansjovis gevist.

Artikel 9

Demersale bestanden

  • 1. 
    In bijlage II bij deze verordening is de maximaal toegestane visserijinspanning voor 2020 voor demersale bestanden in de Adriatische Zee vastgesteld.
  • 2. 
    De lidstaten beheren de maximaal toegestane visserijinspanning overeenkomstig de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 10

Toezending van gegevens

Wanneer de lidstaten op grond van de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens met betrekking tot de aanlanding van hoeveelheden gevangen vis en de visserijinspanning aan de Commissie doen toekomen, gebruiken zij daarvoor de in bijlage II bij deze verordening vermelde bestandscodes en codes van de visserijinspanningsgroepen.

HOOFDSTUK IV

Zwarte Zee

Artikel 11

Verdeling van de vangstmogelijkheden voor sprot

Het autonome quotum van de Unie voor sprot (Sprattus sprattus), de verdeling van dat quotum over de lidstaten en, in voorkomend geval, de voorwaarden die er functioneel verband mee houden, zijn opgenomen in bijlage III bij deze verordening.

Artikel 12

Verdeling van de vangstmogelijkheden voor tarbot

De TAC voor tarbot (Psetta maxima) die in de wateren van de Unie in de Zwarte Zee voor vissersvaartuigen van de Unie van toepassing is, en de verdeling van die TAC over de lidstaten en, in voorkomend geval, de voorwaarden die er functioneel verband mee houden, zijn opgenomen in bijlage III bij deze verordening.

Artikel 13

Beheer van de visserijinspanning voor tarbot

Het aantal visdagen voor vissersvaartuigen van de Unie die in de wateren van de Unie in de Zwarte Zee op tarbot mogen vissen, bedraagt, ongeacht de lengte over alles van de vaartuigen, niet meer dan 180 per jaar.

Artikel 14

Sluitingsperiode voor tarbot

Het is voor vissersvaartuigen van de Unie verboden om van 15 april tot en met 15 juni visserijactiviteiten te verrichten, met inbegrip van het overladen, aan boord houden, aanlanden en voor eerste verkoop aanbieden van tarbot, in de wateren van de Unie in de Zwarte Zee.

Artikel 15

Bijzondere bepalingen inzake de toewijzing van vangstmogelijkheden in de Zwarte Zee

  • 1. 
    De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig de artikelen 11 en 12 van deze verordening over de lidstaten verdeeld onverminderd:
 

a)

uitwisselingen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

 

b)

kortingen en nieuwe toewijzingen op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, en

 

c)

verlagingen op grond van de artikelen 105 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

  • 2. 
    De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing wanneer een lidstaat gebruikmaakt van de jaarflexibiliteit als vastgesteld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Artikel 16

Toezending van gegevens

Wanneer de lidstaten op grond van de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens met betrekking tot de aanlanding van hoeveelheden in de wateren van de Unie in de Zwarte Zee gevangen sprot en tarbot aan de Commissie doen toekomen, gebruiken zij daarvoor de in bijlage III bij de onderhavige verordening vermelde bestandscodes.

TITEL III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    LEPPÄ
 

  • (1) 
    Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
  • (2) 
    Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 (PB L 172 van 26.6.2019, blz. 1).
  • (3) 
    Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal (PB L 248 van 22.9.2007, blz. 17).
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3).
  • (5) 
    Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008 en (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
  • (6) 
    Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (PB L 347 van 30.12.2011, blz. 44).
 

BIJLAGE I

VISSERIJINSPANNING VOOR VAARTUIGEN VAN DE UNIE IN HET KADER VAN HET BEHEER VAN DEMERSALE BESTANDEN IN HET WESTELIJKE DEEL VAN DE MIDDELLANDSE ZEE

De tabellen in deze bijlage bevatten de maximaal toegestane visserijinspanning (in visdagen) per groep bestanden, zoals omschreven in artikel 1 van Verordening (EU) 2019/1022, en de lengte over alles van de vaartuigen voor alle soorten trawls (1) voor de visserij op demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee.

Alle in deze bijlage vastgestelde maximaal toegestane visserijinspanningen vallen onder de voorschriften van Verordening (EU) 2019/1022 en onder de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

De verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de geografische deelgebieden van de GFCM (GDG’s).

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen van de visbestanden:

 

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Aristaeomorpha foliacea

ARS

rode diepzeegarnaal

Aristeus antennatus

ARA

blauwrode diepzeegarnaal

Merluccius merluccius

HKE

heek

Mullus barbatus

MUT

zeebarbeel

Nephrops norvegicus

NEP

langoustine

Parapenaeus longirostris

DPS

roze diepzeegarnaal

Maximaal toegestane visserijinspanning in visdagen

 

a)

Zee van Alborán, Balearen, Noord-Spanje en Golfe du Lion (GDG’s 1‐2‐5‐6‐7)

 

Bestandsgroep

Lengte over alles van de vaartuigen

Spanje

Frankrijk

Italië

Code visserijinspanningsgroep

Zeebarbeel in GDG’s 1, 5, 6 en 7; heek in GDG’s 1-5-6-7; roze diepzeegarnaal in GDG’s 1, 5 en 6; langoustine in GDG’s 5 en 6

< 12 m

2 260

0

0

EFF1/MED1_TR1

≥ 12 m en < 18 m

24 284

0

0

EFF1/MED1_TR2

≥ 18 m en < 24 m

46 277

5 144

0

EFF1/MED1_TR3

≥ 24 m

16 240

6 258

0

EFF1/MED1_TR4

Blauwrode diepzeegarnaal in GDG’s 1, 5, 6 en 7

< 12 m

0

0

0

EFF2/MED1_TR1

≥ 12 m en < 18 m

1 139

0

0

EFF2/MED1_TR2

≥ 18 m en < 24 m

10 822

0

0

EFF2/MED1_TR3

≥ 24 m

9 066

0

0

EFF2/MED1_TR4

 

b)

Corsica, Ligurische Zee, Tyrreense Zee en Sardinië (GDG’s 8‐9‐10‐11)

 

Bestandsgroep

Lengte over alles van de vaartuigen

Spanje

Frankrijk

Italië

Code visserijinspanningsgroep

Zeebarbeel in GDG’s 9, 10 en 11; heek in GDG’s 9-10-11; roze diepzeegarnaal in GDG’s 9-10-11; langoustine in GDG’s 9 en 10

< 12 m

0

208

3 081

EFF1/MED2_TR1

≥ 12 m en < 18 m

0

833

46 350

EFF1/MED2_TR2

≥ 18 m en < 24 m

0

208

31 170

EFF1/MED2_TR3

≥ 24 m

0

208

4 160

EFF1/MED2_TR4

Rode diepzeegarnaal in GDG’s 9, 10 en 11

< 12 m

0

0

510

EFF2/MED2_TR1

≥ 12 m en < 18 m

0

0

3 760

EFF2/MED2_TR2

≥ 18 m en < 24 m

0

0

3 028

EFF2/MED2_TR3

≥ 24 m

0

0

405

EFF2/MED2_TR4

 

  • (1) 
    TBB, OTB, PTB, TBN, TBS, TB, OTM, PTM, TMS, TM, OTT, OT, PT, TX, OTP, TSP.
 

BIJLAGE II

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN DE ADRIATISCHE ZEE

De tabellen in deze bijlage bevatten de vangstmogelijkheden per groep bestanden of inspanningsgroep en, in voorkomend geval, de voorwaarden die daar functioneel verband mee houden.

Alle in deze bijlage vastgestelde visserijinspanningen vallen onder de voorschriften van de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

De verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de geografische deelgebieden van de GFCM (GDG’s).

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen:

 

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Engraulis encrasicolus

ANE

ansjovis

Merluccius merluccius

HKE

heek

Mullus barbatus

MUT

zeebarbeel

Nephrops norvegicus

NEP

langoustine

Parapenaeus longirostris

DPS

roze diepzeegarnaal

Sardina pilchardus

PIL

sardine

Solea solea

SOL

tong

  • 1. 
    Kleine pelagische bestanden — GDG’s 17 en 18

Onderstaande tabel bevat het maximumniveau van de vangsten (in ton levend gewicht).

 

Soort: Kleine pelagische soorten (ansjovis en sardine)

Engraulis encrasicolus en Sardina pilchardus

Gebied:

wateren van de Unie en internationale wateren van GFCM-GDG’s 17 en 18

(SP1/GF1718)

Unie 101 711  (1)  (2)

Maximumniveau van de vangsten

   

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

TAC

Niet relevant

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

  • 2. 
    Demersale bestanden — GDG’s 17 en 18

De onderstaande tabel bevat de maximaal toegestane visserijinspanning (in visdagen) voor soorten trawls voor de visserij op demersale bestanden in de GDG’s 17 en 18 (Adriatische Zee).

 

Vistuigtype

Bestanden

Lidstaat

Visserijinspanning (visdagen)

Jaar 2020

Code visserijinspanningsgroep

Trawls (OTB)

Heek, roze diepzeegarnaal, langoustine, zeebarbeel

Italië,

GDG’s 17‐18

108 349

EFF/MED3_OTB

Kroatië,

GDG’s 17-18

39 257

EFF/MED3_OTB

Slovenië,

GDG 17

 (3)

EFF/MED3_OTB

Boomkorren (TBB)

Tong

Italië,

GDG 17

8 663

EFF/MED3_TBB

 

  • (1) 
    Voor Slovenië zijn de hoeveelheden gebaseerd op de vangstniveaus van 2014, voor een totale hoeveelheid van maximaal 300 ton.
  • (2) 
    Beperkt tot Kroatië, Italië en Slovenië.
  • (3) 
    Vissersvaartuigen die de vlag van Slovenië voeren en in GDG 17 met OTB-vistuig werken, mogen de inspanningsbeperking van 3 000 visdagen per jaar niet overschrijden.
 

BIJLAGE III

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN DE ZWARTE ZEE

De tabellen in deze bijlage bevatten de TAC’s en quota in ton levend gewicht per bestand en, in voorkomend geval, de voorwaarden die er functioneel verband mee houden.

Alle in deze bijlage vastgestelde visserijinspanningen vallen onder de voorschriften van de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

De verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de geografische deelgebieden van de GFCM (GDG’s).

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen:

 

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Sprattus sprattus

SPR

sprot

Psetta maxima

TUR

tarbot

 

Soort:

Sprot

Sprattus sprattus

Gebied:

wateren van de Unie in de Zwarte Zee — GDG 29

(SPR/F3742C)

Bulgarije

8 032,50

Analytisch quotum

Roemenië

3 442,50

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Unie

11 475

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

TAC

Niet relevant/niet overeengekomen

 
 

Soort

tarbot

Psetta maxima

Gebied:

wateren van de Unie in de Zwarte Zee — GDG 29

(TUR/F3742C)

Bulgarije

75

Analytische TAC

Roemenië

75

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Unie

150 (1)

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

TAC

857

 
 

  • (1) 
    Van 15 april tot en met 15 juni 2020 mag niet worden gevist, met inbegrip van het overladen, aan boord houden, aanlanden en voor eerste verkoop aanbieden van vis.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.