Verordening 2020/696 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 1008/2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de EG naar aanleiding van de COVID‐19-pandemie

1.

Wettekst

27.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/1

 

VERORDENING (EU) 2020/696 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 mei 2020

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1008/2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap naar aanleiding van de COVID‐19-pandemie

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De COVID‐19-pandemie heeft geleid tot een scherpe terugval van het luchtverkeer omdat de vraag naar vervoer sterk is gedaald en omdat lidstaten en derde landen rechtstreekse maatregelen hebben genomen om de pandemie in te perken, zoals de sluiting van grenzen en een verbod op luchtverkeer.

 

(2)

De door Eurocontrol — die de netwerkbeheerder is voor de luchtverkeersnetdiensten van het gemeenschappelijke Europese luchtruim — gepubliceerde cijfers geven aan dat het luchtverkeer in de Europese regio op het einde van maart 2020 met ongeveer 90 % is afgenomen in vergelijking met maart 2019. Luchtvaartmaatschappijen rapporteren een sterke terugval van de boekingen als gevolg van de COVID‐19-pandemie, en annuleren vluchten in de winterdienstregeling 2019-2020 en de zomerdienstregeling van 2020. Deze plotselinge daling van de vraag en het ongekende aantal annuleringen heeft geleid tot een ernstig liquiditeitsprobleem voor luchtvaartmaatschappijen. Die liquiditeitsproblemen staan in rechtstreeks verband met de COVID‐19-pandemie.

 

(3)

Luchtvaartmaatschappijen uit de Unie, die vóór de COVID‐19-pandemie financieel gezond waren, worden geconfronteerd met liquiditeitsproblemen die ertoe kunnen leiden dat hun exploitatievergunning wordt geschorst of ingetrokken, dan wel vervangen door een tijdelijke vergunning, zonder dat daar structurele economische redenen voor zijn. De verlening van een tijdelijke vergunning op grond van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2) kan een negatief signaal geven aan de markt over de overlevingskansen van een luchtvaartmaatschappij, wat op zijn beurt eventuele financiële problemen, die anders tijdelijk zouden zijn, zou verergeren. Op basis van de beoordeling die in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020 is uitgevoerd, is het dan ook passend dat de exploitatievergunning van dergelijke luchtvaartmaatschappijen niet wordt geschorst of ingetrokken, mits de veiligheid niet in het gedrang is en er een realistisch vooruitzicht is op een bevredigende financiële wederopbouw binnen twaalf maanden. Aan het einde van deze periode van twaalf maanden moet de procedure van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 worden toegepast op de luchtvaartmaatschappij uit de Unie. De verplichting van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 om de Commissie in kennis te stellen, moet ook gelden voor de beslissingen om de exploitatievergunning niet te schorsen of in te trekken.

 

(4)

Naast de noodmaatregelen die kunnen worden toegepast op grond van artikel 21 van Verordening (EG) nr. 1008/2008 in geval van plotselinge kortstondige problemen die voortvloeien uit onvoorspelbare en onvermijdbare omstandigheden, moeten lidstaten de uitoefening van verkeersrechten kunnen weigeren, beperken of aan voorwaarden onderwerpen om problemen ten gevolge van de COVID‐19-pandemie, die van langere duur kunnen zijn, aan te pakken. Dergelijke noodmaatregelen in het kader van de COVID‐19-pandemie moeten in overeenstemming zijn met de beginselen van evenredigheid en transparantie en moeten gebaseerd zijn op objectieve en niet-discriminerende criteria die van toepassing zijn overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 1008/2008.

 

(5)

Op luchthavens waar het aantal verleners van grondafhandelingsdiensten beperkt is krachtens artikel 6, lid 2, en artikel 9 van Richtlijn 96/67/EG van de Raad (3), mogen dienstverleners worden geselecteerd voor een periode van maximaal zeven jaar. Dienstverleners voor wie deze periode bijna afloopt, ondervinden bijgevolg moeilijkheden bij het toegang krijgen tot financiering. Die maximale periode moet derhalve worden verlengd.

 

(6)

Op luchthavens waar het aantal verleners van grondafhandelingsdiensten is beperkt, is het ten gevolge van de COVID‐19-pandemie mogelijk dat een of meer dienstverleners hun diensten stopzetten alvorens een nieuwe dienstverlener kan worden geselecteerd op basis van de procedure van artikel 11, lid 1, van Richtlijn 96/67/EG. In dergelijke omstandigheden is het passend dat het beheersorgaan van de luchthaven kan beslissen rechtstreeks een verlener van grondafhandelingsdiensten te kiezen om gedurende maximaal zes maanden de diensten te verlenen. Er zij aan herinnerd dat, als het beheersorgaan van de luchthaven grondafhandelingsdiensten moet aanbesteden ten gevolge van de COVID‐19-pandemie en het een aanbestedende instantie is in de zin van artikel 4 van Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad (4), die richtlijn van toepassing is.

 

(7)

Bij een bevredigende financiële wederopbouw hoort een plan dat is bedoeld om ontslagen te voorkomen met garanties dat de financiele werdopbouw niet nadelig zal zijn voor de rechten van werknemers. De verlenging van toestemmingen voor verleners van grondafhandelingsdiensten moet als doel hebben banen te behouden en rechten van werknemers te beschermen.

 

(8)

De verdere ontwikkeling van de COVID‐19-pandemie en de gevolgen ervan voor de sector van het luchtvervoer vallen moeilijk te voorspellen. De Commissie moet de gevolgen van de COVID‐19-pandemie voor de luchtvaartsector voortdurend monitoren en de Unie moet, indien de ongunstige omstandigheden aanhouden, in staat zijn de periode waarin de in deze verordening bedoelde maatregelen van toepassing zijn, zonder onnodige vertraging te verlengen.

 

(9)

De bevoegdheid om handelingen vast te stellen teneinde de periode waarin de bevoegde vergunningverlenende autoriteiten kunnen besluiten de exploitatievergunningen niet te schorsen of in te trekken, de periode waarin de lidstaten de uitoefening van verkeersrechten kunnen weigeren, beperken of aan voorwaarden onderwerpen, en de periode waarin contracten met verleners van grondafhandelingsdiensten kunnen worden verlengd en het beheersorgaan van een luchthaven rechtstreeks een verlener van grondafhandelingsdiensten mag kiezen, te verlengen, voor zover noodzakelijk en gerechtvaardigd, moet overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) worden overgedragen aan de Commissie, teneinde Verordening (EG) nr. 1008/2008 te wijzigen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (5). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

 

(10)

Gezien de urgentie van de door de COVID‐19-pandemie veroorzaakte uitzonderlijke omstandigheden die de voorgestelde maatregelen rechtvaardigen, en meer in het bijzonder om snel de nodige maatregelen te kunnen nemen teneinde de ernstige en onmiddellijke problemen van de sector aan te pakken, is het nodig gebleken een uitzondering te maken op de periode van acht weken bedoeld in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), aan het VWEU en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

 

(11)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de wijziging van Verordening (EG) nr. 1008/2008 gezien de COVID‐19-pandemie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege zijn omvang of de gevolgen beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

 

(12)

Door de onvoorspelbare en plotselinge uitbraak van COVID‐19 en de wetgevingsprocedures die vereist zijn voor de vaststelling van relevante maatregelen, was het onmogelijk die maatregelen tijdig vast te stellen. Daarom moeten de bepalingen van deze verordening ook betrekking hebben op een periode vóór de inwerkingtreding ervan. Gezien de aard van die bepalingen leidt een dergelijke aanpak niet tot schending van de gewettigde verwachtingen van de betrokkenen.

 

(13)

Verordening (EG) nr. 1008/2008 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(14)

Gezien de urgentie om het hoofd te bieden aan de uitzonderlijke omstandigheden die de vastgestelde maatregelen rechtvaardigen, moet deze verordening met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1008/2008 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

In artikel 1 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Deze verordening regelt de afgifte van vergunningen aan communautaire luchtvaartmaatschappijen, het recht van communautaire luchtvaartmaatschappijen om intracommunautaire luchtdiensten te exploiteren en de prijszetting van intracommunautaire luchtdiensten. In deze verordening worden ook tijdelijke regels vastgesteld voor het verlenen van grondafhandelingsdiensten op luchthavens in de Unie.”.

 

2)

In artikel 9 worden de volgende leden ingevoegd:

“1 bis.   Op basis van de in lid 1 bedoelde beoordelingen die worden uitgevoerd tussen 1 maart 2020 en 31 december 2020, kan de bevoegde vergunningverlenende autoriteit vóór het einde van die periode beslissen de exploitatievergunning van de luchtvaartmaatschappij uit de Unie niet te schorsen of in te trekken, op voorwaarde dat de veiligheid niet in het gedrang komt en dat er een realistisch vooruitzicht is op een bevredigende financiële wederopbouw binnen de volgende twaalf maanden. Zij beoordeelt de prestaties van deze luchtvaartmaatschappij uit de Unie aan het einde van de periode van twaalf maanden en beslist of de exploitatievergunning wordt geschorst of ingetrokken en of een tijdelijke vergunning wordt verleend op basis van lid 1.

1 ter.   Wanneer de Commissie, op basis van gegevens die zijn gepubliceerd door Eurocontrol, die de netwerkbeheerder is voor de luchtverkeersnetdiensten van het gemeenschappelijke Europese luchtruim, vaststelt dat de terugval van het luchtverkeer, ten opzichte van de overeenkomstige periode van 2019, aanhoudt en waarschijnlijk zal blijven duren, en ook, op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens, zoals gegevens van het Europees Centrum voor ziektepreventie en ‐bestrijding, vaststelt dat deze situatie het gevolg is van de COVID‐19-pandemie, stelt zij overeenkomstig artikel 25 bis gedelegeerde handelingen vast tot wijziging van deze verordening door de in lid 1 bis van dit artikel vermelde termijn van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020 dienovereenkomstig te verlengen.

1 quater.   De Commissie monitort de situatie voortdurend aan de hand van de in lid 1 ter genoemde criteria. Op basis van de informatie waarover zij beschikt, dient zij uiterlijk op 15 november 2020 een samenvattend verslag over deze kwestie in bij het Europees Parlement en de Raad. Wanneer de in lid 1 ter vermelde criteria zijn vervuld, stelt de Commissie de in lid 1 ter bedoelde gedelegeerde handeling zo spoedig mogelijk vast.

1 quinquies.   Indien dit door langere gevolgen van de COVID‐19-pandemie voor de sector van het luchtvervoer in de Unie om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 25 ter neergelegde procedure van toepassing op overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.”.

 

3)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 21 bis

Noodmaatregelen in verband met de COVID‐19-pandemie

  • 1. 
    Niettegenstaande artikel 21 mogen de lidstaten, voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020, zonder de in artikel 21, lid 1, vermelde instemming van de Commissie, de uitoefening van verkeersrechten weigeren, beperken of aan voorwaarden onderwerpen als dit nodig is om de COVID‐19-pandemie aan te pakken. Deze maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de beginselen van evenredigheid en transparantie en moeten op objectieve en niet-discriminerende criteria gebaseerd zijn.
  • 2. 
    De betrokken lidstaat stelt Commissie en de overige lidstaten onverwijld van dergelijke in lid 1 bedoelde maatregelen en van de duur ervan in kennis en verstrekt hen de toereikende redenen die de noodzaak van die maatregelen rechtvaardigen. Als de lidstaat de maatregelen na de inwerkingtreding van deze verordening wijzigt, schorst of intrekt, stelt hij de Commissie en de andere lidstaten daarvan in kennis.
  • 3. 
    De Commissie mag de in lid 2 bedoelde maatregelen op verzoek van een of meer andere betrokken lidstaten of op eigen initiatief schorsen als zij niet voldoen aan de eisen bedoeld in lid 1 of anderszins in strijd zijn met het recht van de Unie.
  • 4. 
    Als de Commissie op basis van de beste wetenschappelijke kennis, bewijzen en gegevens, zoals gegevens van het Europees Centrum voor ziektepreventie en ‐bestrijding, die het voortduren van de COVID‐19-pandemie bevestigen, vaststelt dat lidstaten waarschijnlijk ook na de in lid 1 van dit artikel bedoelde periode de uitoefening van verkeersrechten zullen moeten weigeren, beperken of aan voorwaarden onderwerpen, stelt zij overeenkomstig artikel 25 bis gedelegeerde handelingen vast tot wijziging van deze verordening door die periode dienovereenkomstig te verlengen.
  • 5. 
    De Commissie monitort de situatie voortdurend aan de hand van de in lid 4 genoemde criteria. Op basis van de beschikbare informatie dient zij uiterlijk op 15 november 2020 een samenvattend verslag over deze kwestie in bij het Europees Parlement en de Raad. Indien nodig stelt zij de in lid 4 bedoelde gedelegeerde handeling zo spoedig mogelijk vast.
  • 6. 
    Indien dit door langere gevolgen van de COVID‐19-pandemie voor de sector van het luchtvervoer in de Unie om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 25 ter neergelegde procedure van toepassing op overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.”.
 

4)

Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd:

“HOOFDSTUK IV bis

TIJDELIJKE REGELS INZAKE GRONDAFHANDELINGSDIENSTEN

Artikel 24 bis

  • 1. 
    In afwijking van artikel 11, lid 1, onder d), van Richtlijn 96/67/EG van de Raad (*1) mogen contracten met of toestemmingen verleend aan overeenkomstig artikel 11, lid 1, van die richtlijn geselecteerde verleners van grondafhandelingsdiensten, die verstrijken in de periode van 28 mei 2020 tot en met 31 december 2021, worden verlengd tot en met 31 december 2022.
  • 2. 
    Als een verlener van grondafhandelingsdiensten zijn activiteiten stopzet vóór het einde van de periode waarvoor hij was geselecteerd, mag het beheersorgaan van de luchthaven of de bevoegde autoriteit van de lidstaat voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 december 2020, in afwijking van artikel 11, lid 1, onder e), van Richtlijn 96/67/EG, rechtstreeks een verlener van grondafhandelingsdiensten kiezen om de diensten te verlenen gedurende een periode van maximaal zes maanden of voor een periode tot 31 december 2020, als dit later is.
  • 3. 
    Wanneer de Commissie, op basis van de door Eurocontrol gepubliceerde gegevens, vaststelt dat de terugval van het luchtverkeer, ten opzichte van de overeenkomstige periode van 2019, aanhoudt en waarschijnlijk zal blijven duren, dat deze situatie het gevolg is van de COVID‐19-pandemie en dat zij leidt tot een onderbreking in de verlening van grondafhandelingsdiensten of tot moeilijke toegang tot financiering voor verleners van grondafhandelingsdiensten op luchthavens in de Unie, stelt zij overeenkomstig artikel 25 bis gedelegeerde handelingen vast tot wijziging van deze verordening door de in de leden 1 en 2 van dit artikel vermelde termijnen dienovereenkomstig te verlengen.
  • 4. 
    De Commissie monitort de situatie voortdurend aan de hand van de in lid 3 genoemde criteria. Op basis van de informatie waarover zij beschikt, dient zij uiterlijk op 15 november 2020 een samenvattend verslag over deze kwestie in bij het Europees Parlement en de Raad. Indien nodig stelt zij zo spoedig mogelijk de bij lid 3 voorziene gedelegeerde handeling vast.
  • 5. 
    Indien dit door langere gevolgen van de COVID‐19-pandemie voor de sector van het luchtvervoer in de Unie om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 25 ter neergelegde procedure van toepassing op overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.

(*1)  Richtlijn 96/67/EG van de Raad van 15 oktober 1996 betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap (PB L 272 van 25.10.1996, blz. 36).”."

 

5)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 25 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

  • 1. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
  • 2. 
    De in artikel 9, lid 1 ter, artikel 21 bis, lid 4, en artikel 24 bis, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van één jaar met ingang van 28 mei 2020.
  • 3. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 9, lid 1 ter, artikel 21 bis, lid 4, en artikel 24 bis, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 4. 
    Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
  • 5. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 6. 
    Een overeenkomstig artikel 9, lid 1 ter, artikel 21 bis, lid 4, en artikel 24 bis, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 25 ter

Spoedprocedure

  • 1. 
    Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen wordt gebruikgemaakt van de spoedprocedure.
  • 2. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 25 bis bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onmiddellijk in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2020.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D.M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitster

  • A. 
    METELKO-ZGOMBIĆ
 

  • (1) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 15 mei 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 25 mei 2020.
  • (2) 
    Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3).
  • (3) 
    Richtlijn 96/67/EG van de Raad van 15 oktober 1996 betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap (PB L 272 van 25.10.1996, blz. 36).
  • (4) 
    Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.