Verordening 2020/2225 - Gemeenschappelijke regels ter waarborging van basisconnectiviteit in het luchtvervoer na het einde van de overgangsperiode waarin het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU en Euratom voorziet

1.

Wettekst

28.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 437/86

 

VERORDENING (EU) 2020/2225 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 23 december 2020

betreffende gemeenschappelijke regels ter waarborging van basisconnectiviteit in het luchtvervoer na het einde van de overgangsperiode waarin het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voorziet

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (2) (het “terugtrekkingsakkoord”) is door de Unie gesloten bij Besluit (EU) 2020/135 (3) van de Raad en is op 1 februari 2020 in werking getreden. De in artikel 126 van het terugtrekkingsakkoord bepaalde overgangsperiode (de “overgangsperiode”), tijdens dewelke het Unierecht van toepassing blijft op en in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (het Verenigd Koninkrijk) overeenkomstig artikel 127 van het terugtrekkingsakkoord, loopt af op 31 december 2020. Op 25 februari 2020 heeft de Raad Besluit (EU, Euratom) 2020/266 (4) vastgesteld, waarbij machtiging werd verleend tot het openen van onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk over een nieuwe partnerschapsovereenkomst. Zoals uit de onderhandelingsrichtsnoeren blijkt, bestrijkt de machtiging onder meer de elementen die nodig zijn om de luchtvaartbetrekkingen met het Verenigd Koninkrijk na het einde van de overgangsperiode alomvattend te regelen. Het is echter onzeker of tegen het einde van de overgangsperiode een overeenkomst tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk in werking zal zijn getreden die hun toekomstige betrekkingen op dit gebied regelt.

 

(2)

In Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5) worden de voorwaarden vastgesteld voor de toekenning van de exploitatievergunning van de Unie aan luchtvaartmaatschappijen en wordt de vrijheid vastgesteld om luchtdiensten binnen de EU te verrichten.

 

(3)

Aan het eind van de overgangsperiode en bij gebreke van bijzondere voorschriften zal, wat de verhoudingen tussen het Verenigd Koninkrijk en de lidstaten betreft, een eind komen aan alle rechten en verplichtingen die uit het Unierecht voortvloeien ten aanzien van markttoegang, zoals vastgesteld door Verordening (EG) nr. 1008/2008.

 

(4)

Bijgevolg moet een tijdelijk stel maatregelen worden vastgesteld waardoor luchtvaartmaatschappijen met een vergunning uit het Verenigd Koninkrijk luchtvervoerdiensten tussen het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk en het grondgebied van de lidstaten kunnen blijven verrichten. Om een passend evenwicht tussen het Verenigd Koninkrijk en de lidstaten te garanderen, moeten de aldus verleende rechten afhankelijk worden gesteld van de toekenning van gelijkwaardige rechten door het Verenigd Koninkrijk aan luchtvaartmaatschappijen die in de Unie over een vergunning beschikken, en moeten zij worden onderworpen aan bepaalde voorwaarden die eerlijke concurrentie waarborgen.

 

(5)

De crisis als gevolg van de COVID-19-pandemie brengt aanzienlijke logistieke uitdagingen voor de lidstaten met zich mee, met name wat betreft de capaciteit om aanzienlijke hoeveelheden geneesmiddelen, vaccins en medische uitrusting op korte termijn en onder bijzonder veeleisende opslag- en logistieke omstandigheden naar en van derde landen te vervoeren. Er moet voor worden gezorgd dat er voldoende luchtvervoerscapaciteit beschikbaar wordt gesteld en dat de lidstaten daartoe extra uitzonderlijke flexibiliteit krijgen, met inbegrip van de mogelijkheid om een beroep te doen op luchtvaartuigen uit derde landen. Daarom moeten aanvullende elementen van verkeersrechten van de vijfde vrijheid voor vrachtvervoer, die strikt beperkt blijven tot het uitvoeren van dergelijke activiteiten op ad-hocbasis, worden toegestaan, zodat in dergelijke uitzonderlijke omstandigheden gebruik kan worden gemaakt van luchtvaartmaatschappijen van het Verenigd Koninkrijk. De lidstaten moeten ook aanvullende rechten voor het verrichten van luchtambulancediensten kunnen toestaan.

 

(6)

Om het tijdelijke karakter ervan tot uiting te brengen, moet deze verordening van toepassing zijn tot en met 30 juni 2021, dan wel tot de inwerkingtreding of, indien overeengekomen, de voorlopige toepassing, van een toekomstige overeenkomst die het verrichten van luchtvervoerdiensten met het Verenigd Koninkrijk regelt en waarbij de Unie partij is, waarover de Commissie overeenkomstig artikel 218 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) heeft onderhandeld, als dat eerder is.

 

(7)

Teneinde voor beide partijen gunstige niveaus van connectiviteit te behouden, moet zowel ten aanzien van luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk als ten aanzien van luchtvaartmaatschappijen uit de Unie worden voorzien in samenwerkingsregelingen op marketinggebied, in overeenstemming met het wederkerigheidsbeginsel.

 

(8)

Met het oog op de buitengewone en unieke omstandigheden waardoor het noodzakelijk is deze verordening vast te stellen en overeenkomstig de Verdragen is het passend dat de Unie tijdelijk de relevante gedeelde bevoegdheid uitoefent die haar bij de Verdragen is toegedeeld. De duur van de eventuele gevolgen van deze verordening voor de verdeling van de bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten moet echter strikt beperkt zijn. De door de Unie uitgeoefende bevoegdheid mag derhalve alleen worden uitgeoefend tijdens de toepassingsperiode van deze verordening. Dientengevolge zal de uitoefening door de Unie van de aldus uitgeoefende gedeelde bevoegdheid ophouden zodra deze verordening ophoudt van toepassing te zijn. Overeenkomstig artikel 2, lid 2, VWEU zullen de lidstaten zich dus vanaf dat moment in dezelfde situatie bevinden wat betreft de uitoefening van hun bevoegdheid als zij zouden zijn geweest indien deze verordening niet was vastgesteld. Voorts zij eraan herinnerd dat, zoals bepaald in het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het VWEU gehechte Protocol nr. 25 betreffende de uitoefening van de gedeelde bevoegdheden, de uitoefening van bevoegdheden door de Unie in deze verordening enkel betrekking heeft op de door deze verordening geregelde materie en niet op het gehele gebied. De respectieve bevoegdheden van de Unie en van de lidstaten met betrekking tot het sluiten van internationale overeenkomsten op het gebied van luchtvervoer moeten worden vastgesteld in overeenstemming met de Verdragen en met inachtneming van het relevante Unierecht, met inbegrip van Besluit (EU, Euratom) 2020/266 waarbij machtiging werd verleend tot het openen van onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk.

 

(9)

Deze verordening mag de lidstaten niet beletten vergunningen af te geven voor de exploitatie van geregelde luchtdiensten door luchtvaartmaatschappijen uit de Unie in het kader van de uitoefening van de hun door het Verenigd Koninkrijk verleende rechten, op dezelfde manier als in situaties die zich voordoen in het kader van internationale overeenkomsten. Met betrekking tot die vergunningen mogen de lidstaten geen onderscheid maken tussen luchtvaartmaatschappijen uit de Unie.

 

(10)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend wat betreft de vaststelling van maatregelen om een eerlijke mate van wederkerigheid te garanderen tussen de rechten die de Unie en het Verenigd Koninkrijk eenzijdig toekennen aan elkaars luchtvaartmaatschappijen, en om te garanderen dat luchtvaartmaatschappijen uit de Unie eerlijk met luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk kunnen concurreren bij het verrichten van luchtdiensten. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (6). Gezien de potentiële gevolgen ervan voor de connectiviteit in het luchtvervoer van de lidstaten, moet bij de vaststelling van die maatregelen de onderzoeksprocedure worden toegepast. De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen wanneer dat, in naar behoren gemotiveerde gevallen, om dwingende urgente redenen nodig is. Deze naar behoren gerechtvaardigde gevallen kunnen betrekking hebben op gevallen waarin het Verenigd Koninkrijk nalaat gelijkwaardige rechten toe te kennen aan luchtvaartmaatschappijen uit de Unie en daardoor een duidelijke onevenwichtigheid veroorzaakt of waarin de economische levensvatbaarheid van luchtvaartmaatschappijen uit de Unie in gevaar wordt gebracht door minder gunstige mededingingsvoorwaarden dan de mededingingsvoorwaarden die luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk genieten bij het verrichten van luchtvervoerdiensten die onder deze verordening vallen.

 

(11)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het vaststellen van voorlopige maatregelen om het luchtvervoer tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk te regelen in geval er geen akkoord komt over de toekomstige luchtvaartbetrekkingen na het verstrijken van de overgangsperiode, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de effecten ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VWEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

 

(12)

In het licht van de hoogdringendheid die voortvloeit uit het aflopen van de overgangsperiode, werd het passend geacht een uitzondering te maken op de periode van acht weken als bedoeld in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het VEU, aan het VWEU en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

 

(13)

Gibraltar valt niet binnen de territoriale werkingssfeer van deze verordening en de hierin vervatte verwijzingen naar het Verenigd Koninkrijk hebben geen betrekking op Gibraltar.

 

(14)

Deze verordening laat de rechtsopvatting van het Koninkrijk Spanje betreffende de soevereiniteit over het grondgebied waarop de luchthaven van Gibraltar gelegen is, onverlet.

 

(15)

De bepalingen van deze verordening moeten met spoed in werking treden en in beginsel van toepassing zijn vanaf de dag na het einde van de overgangsperiode, tenzij uiterlijk op die datum een akkoord over de toekomstige luchtvaartbetrekkingen tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk in werking is getreden of, in voorkomend geval, voorlopig van toepassing is. Om evenwel de nodige administratieve procedures zo snel mogelijk te kunnen voeren, moeten sommige bepalingen van toepassing zijn vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

In deze verordening wordt een tijdelijk stel maatregelen vastgesteld die het luchtvervoer tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk regelen na het verstrijken van de overgangsperiode die is bepaald in artikel 126 van het terugtrekkingsakkoord.

Artikel 2

Bevoegdheidsuitoefening

  • 1. 
    De uitoefening van de bevoegdheid van de Unie op grond van deze verordening is beperkt tot de toepassingsperiode van deze verordening zoals bepaald in artikel 15, lid 4. Nadat die periode is afgelopen, houdt de Unie onmiddellijk op die bevoegdheid op grond van deze verordening uit te oefenen en bevinden de lidstaten zich in dezelfde situatie wat betreft de uitoefening van hun bevoegdheid overeenkomstig artikel 2, lid 2, VWEU, als ze zouden zijn geweest indien deze verordening niet was vastgesteld.
  • 2. 
    De uitoefening van de bevoegdheid van de Unie op grond van deze verordening laat de bevoegdheid van de lidstaten inzake verkeersrechten onverlet bij eventuele lopende of toekomstige onderhandelingen over en ondertekening of sluiting van internationale overeenkomsten met betrekking tot luchtdiensten met elk ander derde land, en met het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot de periode nadat deze verordening is opgehouden van toepassing te zijn.
  • 3. 
    De bevoegdheidsuitoefening door de Unie als bedoeld in lid 1 heeft enkel betrekking op de door deze verordening geregelde materie.
  • 4. 
    Deze verordening laat de respectieve bevoegdheden van de Unie en van de lidstaten op het gebied van luchtvervoer met betrekking tot andere materie dan de door deze verordening geregelde materie onverlet. Deze verordening laat ook Besluit (EU, Euratom) 2020/266 onverlet, waarbij machtiging werd verleend tot het openen van onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk voor een nieuwe partnerschapsovereenkomst.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

 

1)

“luchtvervoer”: het afzonderlijke of gecombineerde vervoer per luchtvaartuig van passagiers, bagage, vracht en post, dat tegen vergoeding of betaling van huur aan het publiek wordt aangeboden en dat geregelde en niet-geregelde luchtdiensten omvat;

 

2)

“internationaal luchtvervoer”: luchtvervoer door het luchtruim boven het grondgebied van meer dan één staat;

 

3)

“luchtvaartmaatschappij uit de Unie”: een luchtvaartmaatschappij met een geldige, door een bevoegde vergunningverlenende autoriteit overeenkomstig hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 1008/2008 afgegeven exploitatievergunning;

 

4)

“luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk”: een luchtvaartmaatschappij die:

 

a)

haar hoofdvestiging in het Verenigd Koninkrijk heeft, en

 

b)

aan een van de volgende twee voorwaarden voldoet:

 

i)

het Verenigd Koninkrijk en/of ingezetenen van het Verenigd Koninkrijk zijn voor meer dan 50 % eigenaar van de onderneming en oefenen daarover daadwerkelijke zeggenschap uit, hetzij direct, hetzij indirect via een of meer tussenbedrijven, of

 

ii)

lidstaten van de Unie en/of ingezetenen van lidstaten van de Unie en/of andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte en/of ingezetenen van die staten, zijn, in enigerlei combinatie, alleen of samen met het Verenigd Koninkrijk en/of ingezetenen van het Verenigd Koninkrijk, voor meer dan 50 % eigenaar van de onderneming en oefenen daarover daadwerkelijke zeggenschap uit, hetzij direct, hetzij via een of meer tussenbedrijven;

 

c)

in het onder b), ii), bedoelde geval: in het bezit was van een geldige exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 op de dag vóór de in artikel 15, lid 2, eerste alinea, bedoelde eerste dag van toepassing van deze verordening;

 

5)

“daadwerkelijke zeggenschap”: een relatie gebaseerd op rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of samen en gelet op de desbetreffende feitelijke of juridische omstandigheden, de mogelijkheid bieden om direct of indirect een beslissende invloed uit te oefenen op een onderneming, meer bepaald via:

 

a)

het recht om alle of een gedeelte van de activa van een onderneming te gebruiken;

 

b)

rechten of overeenkomsten waardoor een beslissende invloed kan worden uitgeoefend op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de organen van een onderneming of waardoor anderszins een beslissende invloed kan worden uitgeoefend op de bedrijfsvoering van de onderneming;

 

6)

“mededingingsrecht”: het recht dat tot doel heeft de volgende gedragingen te voorkomen, voor zover die luchtvervoerdiensten ongunstig kunnen beïnvloeden:

 

a)

gedragingen die bestaan in:

 

i)

overeenkomsten tussen luchtvaartmaatschappijen, besluiten van verenigingen van luchtvaartmaatschappijen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst;

 

ii)

misbruik van een machtspositie door een of meer luchtvaartmaatschappijen;

 

iii)

maatregelen die het Verenigd Koninkrijk neemt of handhaaft met betrekking tot overheidsbedrijven en ondernemingen waaraan het bijzondere of uitsluitende rechten verleent en die in strijd zijn met punt i) of ii);

 

b)

concentraties tussen luchtvaartmaatschappijen die de daadwerkelijke mededinging op significante wijze zouden belemmeren, met name als gevolg van het in het leven roepen of versterken van een machtspositie;

 

7)

“subsidie”: alle door de overheid of door een ander publiekrechtelijk lichaam aan een luchtvaartmaatschappij verleende financiële bijdragen waarmee een voordeel wordt verleend, en met inbegrip van:

 

a)

de directe overdracht van middelen, zoals subsidies, leningen of kapitaalinbreng, de mogelijke rechtstreekse overdracht van middelen, of het overnemen van verplichtingen, zoals leninggaranties, kapitaalinjecties, eigendom, bescherming tegen faillissement of verzekering;

 

b)

de derving of niet-inning van inkomsten die normaal gesproken de overheid toekomen;

 

c)

de levering van andere goederen en diensten dan algemene infrastructuur, of de inkoop van goederen of diensten;

 

d)

het doen van betalingen aan een financieringsmechanisme of het feit dat een particuliere instantie wordt belast met of de uitvoering krijgt opgedragen van een of meer van de onder a), b) en c) vermelde functies die de overheid of een ander publiekrechtelijk lichaam normaal gesproken zelf zou vervullen en die in werkelijkheid niet afwijken van praktijken die overheden plegen te volgen.

Met een financiële bijdrage van een overheid of een ander publiekrechtelijk lichaam wordt niet geacht een voordeel te zijn verleend indien een particuliere marktdeelnemer die zich uitsluitend door winstgevendheidsvooruitzichten laat leiden, in dezelfde situatie als het betrokken publiekrechtelijk lichaam, dezelfde financiële bijdrage had verstrekt;

 

8)

“onafhankelijke mededingingsautoriteit”: een autoriteit belast met de toepassing en handhaving van het mededingingsrecht en het toezicht op subsidies, en die aan de volgende voorwaarden voldoet:

 

a)

de autoriteit is operationeel onafhankelijk en is afdoende uitgerust met de middelen die nodig zijn om haar taken uit te voeren;

 

b)

bij de vervulling van haar taken en de uitoefening van haar bevoegdheden beschikt de autoriteit over de nodige garanties voor haar onafhankelijkheid van politieke of andere externe beïnvloeding en treedt zij onpartijdig op, en

 

c)

de besluiten van de autoriteit zijn aan rechterlijke toetsing onderworpen;

 

9)

“discriminatie”: een onderscheid zonder objectieve rechtvaardiging ten aanzien van de levering van goederen of diensten, met inbegrip van openbare diensten, die worden gebruikt voor luchtvervoerdiensten, of ten aanzien van de behandeling daarvan door overheidsinstanties die relevant zijn voor dergelijke diensten;

 

10)

“geregelde luchtdienst”: een reeks vluchten die elk de volgende kenmerken bezitten:

 

a)

voor elke vlucht kunnen door het publiek individueel plaatsen en/of vervoerscapaciteit voor vracht en/of post worden gekocht (rechtstreeks bij de luchtvaartmaatschappij of via haar erkende agenten);

 

b)

zij worden uitgevoerd om het verkeer tussen dezelfde twee of meer luchthavens te verzorgen:

 

i)

hetzij volgens een gepubliceerde dienstregeling;

 

ii)

hetzij met een zodanige regelmaat of frequentie dat zij duidelijk een systematische reeks vormen;

 

11)

“niet-geregelde luchtdienst”: een commerciële luchtdienst die anders dan als een geregelde luchtdienst wordt uitgevoerd;

 

12)

“grondgebied van de Unie”: het landgebied, de maritieme binnenwateren en de territoriale zee van de lidstaten waarop het VEU en het VWEU van toepassing zijn onder de voorwaarden die in die Verdragen zijn neergelegd, en het bovenliggende luchtruim;

 

13)

“grondgebied van het Verenigd Koninkrijk”: het landgebied, de maritieme binnenwateren en de territoriale zee van het Verenigd Koninkrijk, en het bovenliggende luchtruim;

 

14)

“Verdrag van Chicago”: het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944.

Artikel 4

Verkeersrechten

  • 1. 
    Luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk mogen, onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden, het volgende doen:
 

a)

het grondgebied van de Unie overvliegen zonder er te landen;

 

b)

landen op het grondgebied van de Unie voor niet-verkeersgebonden doeleinden, in de zin van het Verdrag van Chicago;

 

c)

geregelde en niet-geregelde internationale luchtdiensten verrichten voor passagiers, een combinatie van passagiers en vracht, en vrachtdiensten tussen een punt op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk en een punt op het grondgebied van de Unie.

  • 2. 
    Met betrekking tot de periode waarin deze verordening van toepassing is, onderhandelen de lidstaten niet over, noch sluiten zij bilaterale overeenkomsten of regelingen met het Verenigd Koninkrijk over kwesties die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Met betrekking tot die periode kennen zij luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk, met betrekking tot het luchtvervoer, evenmin andere rechten toe dan de bij deze verordening toegekende rechten.
  • 3. 
    Niettegenstaande lid 2 kunnen de lidstaten, op een ad-hocbasis en overeenkomstig hun nationale recht, toestemming verlenen voor het verrichten van de volgende diensten op hun grondgebied door een luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk:
 

a)

luchtambulancediensten;

 

b)

niet-geregelde luchtvervoerdiensten voor vrachtvervoer tussen punten op hun grondgebied en punten in een derde land als onderdeel van een dienst met herkomst of bestemming in het Verenigd Koninkrijk voor zover dat nodig is voor het vervoer van medische uitrusting, vaccins en geneesmiddelen, mits zij geen verkapte vorm van geregelde luchtdiensten betreffen.

Artikel 5

Samenwerkingsregelingen op marketinggebied

  • 1. 
    Luchtdiensten overeenkomstig artikel 4 kunnen worden verricht op basis van overeenkomsten inzake voorbehouden capaciteit of codesharingafspraken, en wel als volgt:
 

a)

de luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk kan optreden als verkopende luchtvaartmaatschappij in samenwerking met elke exploiterende luchtvaartmaatschappij uit de Unie of uit het Verenigd Koninkrijk, of in samenwerking met elke exploiterende luchtvaartmaatschappij uit een derde land die krachtens het Unierecht of, naargelang het geval, het recht van de betrokken lidstaat of lidstaten, de noodzakelijke verkeersrechten geniet, alsook het recht om haar luchtvaartmaatschappijen die rechten te laten uitoefenen door middel van de regeling in kwestie;

 

b)

de luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk kan optreden als exploiterende luchtvaartmaatschappij in samenwerking met elke verkopende luchtvaartmaatschappij uit de Unie of uit het Verenigd Koninkrijk, of in samenwerking met elke verkopende luchtvaartmaatschappij uit een derde land die krachtens het Unierecht of, naargelang het geval, het recht van de betrokken lidstaat of lidstaten, de noodzakelijke routerechten geniet, alsook het recht om haar luchtvaartmaatschappijen die rechten te laten uitoefenen door middel van de regeling in kwestie.

  • 2. 
    In geen geval worden de krachtens lid 1 aan luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk verleende rechten aldus uitgelegd dat zij aan luchtvaartmaatschappijen uit een derde land andere rechten toekennen dan de rechten die zij genieten krachtens het Unierecht of het recht van de betrokken lidstaat of lidstaten.
  • 3. 
    Overeenkomsten inzake voorbehouden capaciteit of codesharingafspraken, hetzij als exploiterende luchtvaartmaatschappij, hetzij als verkopende luchtvaartmaatschappij, mogen niet tot gevolg hebben dat een luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk andere rechten uitoefent dan die waarin artikel 4, lid 1, voorziet.

De eerste alinea van dit lid wordt evenwel niet zodanig toegepast dat zij luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk zou beletten luchtvervoerdiensten aan te bieden tussen een punt op het grondgebied van de Unie en een punt op het grondgebied van een derde land, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

 

a)

de luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk treedt op als verkopende luchtvaartmaatschappij krachtens een overeenkomst inzake voorbehouden capaciteit of een codesharingafspraak met een exploiterende luchtvaartmaatschappij die, krachtens het Unierecht of het recht van de betrokken lidstaat of lidstaten, de noodzakelijke verkeersrechten geniet, alsook het recht om haar luchtvaartmaatschappijen die rechten te laten uitoefenen door middel van de regeling in kwestie;

 

b)

de betrokken luchtdienst maakt deel uit van een dienst die door die luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk wordt verricht tussen een punt op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk en het desbetreffende punt in het betrokken derde land.

  • 4. 
    De betrokken lidstaten eisen dat de in dit artikel bedoelde regelingen worden goedgekeurd door hun bevoegde autoriteiten met het oog op het verifiëren van de naleving van de in dit artikel vastgestelde voorwaarden en van de toepasselijke voorschriften van het Unierecht en het nationale recht, met name wat veiligheid en beveiliging betreft.

Artikel 6

Leasing van luchtvaartuigen

  • 1. 
    Bij de uitoefening van de rechten waarin artikel 4, lid 1, voorziet, mag een luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk luchtdiensten verrichten met haar eigen luchtvaartuigen en in elk van de volgende gevallen:
 

a)

met gebruikmaking van luchtvaartuigen die zonder bemanning geleased zijn van een verhuurder;

 

b)

met gebruikmaking van luchtvaartuigen die met bemanning geleased zijn van een andere luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk;

 

c)

met gebruikmaking van luchtvaartuigen die met bemanning geleased zijn van een luchtvaartmaatschappij uit een ander land dan het Verenigd Koninkrijk, op voorwaarde dat de leasing gerechtvaardigd is op grond van uitzonderlijke behoeften, seizoensgebonden capaciteitsbehoeften of operationele problemen van de huurder en dat de leasing niet langer duurt dan strikt noodzakelijk is om die behoeften te vervullen of die problemen op te lossen.

  • 2. 
    De betrokken lidstaten eisen dat de in lid 1 bedoelde regelingen worden goedgekeurd door hun bevoegde autoriteiten met het oog op het verifiëren van de naleving van de daarin vastgestelde voorwaarden en van de toepasselijke voorschriften van het Unierecht en het nationale recht, met name wat veiligheid en beveiliging betreft.

Artikel 7

Gelijkwaardigheid van rechten

  • 1. 
    De Commissie ziet toe op de door het Verenigd Koninkrijk aan luchtvaartmaatschappijen uit de Unie toegekende rechten en op de voorwaarden voor de uitoefening daarvan.
  • 2. 
    Wanneer de Commissie constateert dat de rechten die het Verenigd Koninkrijk aan luchtvaartmaatschappijen uit de Unie toekent rechtens of feitelijk niet gelijkwaardig zijn aan die welke krachtens deze verordening aan luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk zijn toegekend, of dat die rechten niet in gelijke mate voor alle luchtvaartmaatschappijen uit de Unie beschikbaar zijn, stelt zij, om de gelijkwaardigheid te herstellen, onverwijld uitvoeringshandelingen vast teneinde:
 

a)

beperkingen in te stellen van de voor geregelde luchtvervoerdiensten toegestane capaciteit die beschikbaar is voor luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk en te verlangen van de lidstaten dat zij de bestaande en nieuw toe te kennen exploitatievergunningen van luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk dienovereenkomstig aanpassen;

 

b)

van lidstaten te verlangen dat zij de genoemde exploitatievergunningen weigeren, schorsen of intrekken, of

 

c)

financiële heffingen of operationele beperkingen op te leggen.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Zij worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde spoedprocedure indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen van een ernstig gebrek aan gelijkwaardigheid voor de toepassing van dit lid, om dwingende redenen van urgentie vereist is.

Artikel 8

Eerlijke concurrentie

  • 1. 
    De Commissie ziet toe op de voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen uit de Unie concurreren met luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk bij het verrichten van luchtvervoerdiensten die onder deze verordening vallen.
  • 2. 
    Wanneer de Commissie constateert dat, als gevolg van een van de in lid 3 genoemde situaties, die voorwaarden merkbaar minder gunstig zijn dan die welke luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk genieten, stelt zij, om die situatie te verhelpen, onverwijld uitvoeringshandelingen vast teneinde:
 

a)

beperkingen in te stellen van de voor geregelde luchtvervoerdiensten toegestane capaciteit die beschikbaar is voor luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk en te verlangen van de lidstaten dat zij de bestaande en nieuw toe te kennen exploitatievergunningen van luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk dienovereenkomstig aanpassen;

 

b)

van lidstaten te verlangen dat zij de genoemde exploitatievergunningen weigeren, schorsen of intrekken voor sommige of alle luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk, of

 

c)

financiële heffingen of operationele beperkingen op te leggen.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Zij worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde spoedprocedure indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen van bedreiging van de economische levensvatbaarheid van een of meer activiteiten van luchtvaartmaatschappijen uit de Unie, om dwingende redenen van urgentie vereist is.

  • 3. 
    De in lid 2 bedoelde uitvoeringshandelingen worden onder de in dat lid gepreciseerde voorwaarden vastgesteld om de volgende situaties te verhelpen:
 

a)

de toekenning van subsidies door het Verenigd Koninkrijk;

 

b)

het feit dat het Verenigd Koninkrijk niet beschikt over mededingingsrecht of dat niet daadwerkelijk toepast;

 

c)

het feit dat het Verenigd Koninkrijk geen onafhankelijke mededingingsautoriteit opricht of in stand houdt;

 

d)

de toepassing door het Verenigd Koninkrijk van normen voor de bescherming van werknemers, de veiligheid, de beveiliging, het milieu of passagiersrechten die minder streng zijn dan die welke in het Unierecht zijn vastgesteld of, bij gebreke van bepalingen ter zake in het Unierecht, dan de normen die alle lidstaten toepassen, of hoe dan ook minder streng zijn dan de desbetreffende internationale normen;

 

e)

iedere vorm van discriminatie tegen luchtvaartmaatschappijen uit de Unie.

  • 4. 
    Voor de toepassing van lid 1 kan de Commissie de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk, luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk of luchthavens in het Verenigd Koninkrijk om inlichtingen verzoeken. Wanneer de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk, de luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk of de luchthaven in het Verenigd Koninkrijk de verzochte inlichtingen niet binnen de door de Commissie gestelde redelijke termijn verschaffen, of wanneer zij onvolledige inlichtingen verschaffen, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen overeenkomstig lid 2.
  • 5. 
    Verordening (EU) 2019/712 van het Europees Parlement en de Raad (7) is niet van toepassing op aangelegenheden die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen.

Artikel 9

Exploitatievergunning

  • 1. 
    Onverminderd het Unierecht en nationale recht inzake luchtvaartveiligheid, wordt van luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk, om de hun krachtens artikel 4 toegekende rechten te kunnen uitoefenen, vereist een exploitatievergunning te verkrijgen in iedere lidstaat waarin zij actief willen zijn.
  • 2. 
    Na ontvangst van een aanvraag voor een exploitatievergunning van een luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk kent de betrokken lidstaat de passende exploitatievergunning zonder onnodige vertraging toe, op voorwaarde dat:
 

a)

de aanvragende luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk beschikt over een overeenkomstig de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk geldige exploitatievergunning, en

 

b)

door het Verenigd Koninkrijk op doeltreffende wijze wordt gecontroleerd of de aanvragende luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk de regelgeving naleeft, de bevoegde autoriteit duidelijk is vermeld en de luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk in het bezit is van een Air Operator Certificate (AOC) dat door genoemde autoriteit is afgegeven.

  • 3. 
    Onverminderd de noodzaak om voldoende tijd te bieden om de nodige beoordelingen uit te voeren, hebben luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk het recht hun aanvragen voor exploitatievergunningen in te dienen vanaf de dag waarop deze verordening in werking treedt. De lidstaten hebben de bevoegdheid om die aanvragen vanaf die dag goed te keuren, mits de voorwaarden voor een dergelijke goedkeuring zijn vervuld. Aldus toegekende vergunningen treden echter pas in werking op de in artikel 15, lid 2, eerste alinea, bedoelde eerste dag van toepassing van deze verordening.

Artikel 10

Operationele plannen, programma’s en tijdschema’s

  • 1. 
    Luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk dienen de operationele plannen, programma’s en tijdschema’s voor luchtdiensten in bij de bevoegde autoriteiten van elke betrokken lidstaat, om deze te laten goedkeuren. Dergelijke dossiers worden ingediend ten minste 30 dagen voordat de activiteiten van start gaan. Dossiers ten aanzien van de verrichting van luchtdiensten die moeten plaatsvinden in januari 2021 worden zo vroeg mogelijk voordat de activiteiten van start gaan, ingediend.
  • 2. 
    Onder voorbehoud van artikel 9 mogen operationele plannen, programma’s en tijdschema’s voor het IATA-seizoen dat loopt op de in artikel 15, lid 2, eerste alinea, bedoelde eerste dag van toepassing van deze verordening, en die voor het eerste daaropvolgende seizoen, worden ingediend en goedgekeurd vóór die datum.
  • 3. 
    Deze verordening belet de lidstaten niet vergunningen af te geven voor de exploitatie van geregelde luchtdiensten door luchtvaartmaatschappijen uit de Unie in het kader van de uitoefening van hun door het Verenigd Koninkrijk verleende rechten. Met betrekking tot die vergunningen maken de lidstaten geen onderscheid tussen luchtvaartmaatschappijen uit de Unie.

Artikel 11

Weigering, intrekking, schorsing en beperking van vergunningen

  • 1. 
    De lidstaten weigeren de exploitatievergunning van een luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk of, in voorkomend geval, trekken deze in of schorsen deze wanneer:
 

a)

de luchtvaartmaatschappij krachtens deze verordening niet als een luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk wordt beschouwd, of

 

b)

de in artikel 9, lid 2, vastgestelde voorwaarden niet in acht worden genomen.

  • 2. 
    De lidstaten weigeren de exploitatievergunning van een luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk, trekken deze in, schorsen deze, beperken deze of leggen daarvoor voorwaarden op, of beperken de activiteiten van die luchtvaartmaatschappij of leggen daarvoor voorwaarden op, in de volgende omstandigheden:
 

a)

de toepasselijke veiligheids- en beveiligingsvereisten worden niet in acht genomen;

 

b)

de toepasselijke vereisten met betrekking tot de toelating tot, de activiteiten binnen, of het verlaten van het grondgebied van de betrokken lidstaat van luchtvaartuigen die luchtvervoer uitvoeren, worden niet in acht genomen;

 

c)

de toepasselijke vereisten met betrekking tot de toelating tot, de activiteiten binnen, of het verlaten van het grondgebied van de betrokken lidstaat van passagiers, bemanning, bagage, vracht en/of post aan boord van luchtvaartuigen (met inbegrip van de formaliteiten verbonden aan binnenkomst, inklaring, immigratie, paspoorten, douane en quarantaine of, in het geval van post, postvoorschriften) worden niet in acht genomen.

  • 3. 
    De lidstaten weigeren de exploitatievergunning van luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk, trekken deze in, schorsen deze, beperken deze of leggen daarvoor voorwaarden op, of beperken de activiteiten van die luchtvaartmaatschappijen of leggen daarvoor voorwaarden op, wanneer zij daarom, in overeenstemming met artikel 7 of artikel 8, door de Commissie worden verzocht.
  • 4. 
    De lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten zonder onnodige vertraging in kennis van besluiten om de exploitatievergunning van een luchtvaartmaatschappij uit het Verenigd Koninkrijk op grond van de leden 1 en 2 te weigeren of in te trekken.

Artikel 12

Certificaten en vergunningen

Luchtwaardigheidscertificaten, bevoegdheidsbewijzen en vergunningen afgegeven of geldig verklaard door het Verenigd Koninkrijk die nog steeds geldig zijn, worden door de lidstaten als geldig erkend ten behoeve van het krachtens deze verordening verrichten van luchtdiensten door luchtvaartmaatschappijen uit het Verenigd Koninkrijk, mits die certificaten of vergunningen zijn afgegeven of geldig verklaard op grond van en onder eerbiediging van ten minste de krachtens het Verdrag van Chicago vastgestelde internationale normen ter zake.

Artikel 13

Overleg en samenwerking

  • 1. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaten overleggen en werken samen met de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk voor zover nodig is om de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen.
  • 2. 
    De lidstaten verschaffen de Commissie op verzoek zonder onnodige vertraging alle op grond van lid 1 van dit artikel verkregen inlichtingen of alle andere inlichtingen die voor de tenuitvoerlegging van de artikelen 7 en 8 relevant zijn.

Artikel 14

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 1008/2008 ingestelde comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
  • 3. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 in samenhang met artikel 5 daarvan van toepassing.

Artikel 15

Inwerkingtreding en toepassing

  • 1. 
    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
  • 2. 
    Deze verordening is van toepassing vanaf de dag na die waarop Unierecht ophoudt van toepassing te zijn op en in het Verenigd Koninkrijk op grond van de artikelen 126 en 127 van het terugtrekkingsakkoord.

Artikel 9, lid 3, en artikel 10, lid 2, zijn evenwel van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3. 
    Deze verordening is niet van toepassing indien uiterlijk op de in lid 2, eerste alinea, bedoelde datum een overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk die het verrichten van luchtvervoerdiensten omvattend regelt en waarbij de Unie partij is, in werking is getreden of, in voorkomend geval, voorlopig van toepassing is.
  • 4. 
    Deze verordening houdt op van toepassing te zijn vanaf de eerstkomende van de volgende datums:
 

a)

30 juni 2021;

 

b)

de datum waarop een overeenkomst als bedoeld in lid 3 in werking treedt of, in voorkomend geval, de datum vanaf dewelke die overeenkomst voorlopig wordt toegepast.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 december 2020.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • D. 
    M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    ROTH
 

  • (1) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 18 december 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 22 december 2020.
  • (3) 
    Besluit (EU) 2020/135 van de Raad van 30 januari 2020 betreffende de sluiting van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 29 van 31.1.2020, blz. 1).
  • (4) 
    Besluit (EU, Euratom) 2020/266 van de Raad van 25 februari 2020 houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland over een nieuwe partnerschapsovereenkomst (PB L 58 van 27.2.2020, blz. 53).
  • (5) 
    Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3).
  • (6) 
    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
  • (7) 
    Verordening (EU) 2019/712 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake de bescherming van de mededinging in de luchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 868/2004 (PB L 123 van 10.5.2019, blz. 4).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.