Verordening 2021/101 - Bijstandsprogramma voor de ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina in Litouwen

1.

Wettekst

1.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 34/18

 

VERORDENING (EU) 2021/101 VAN DE RAAD

van 25 januari 2021

tot vaststelling van het bijstandsprogramma voor de ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina in Litouwen en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1369/2013

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien de Toetredingsakte van 2003, en met name artikel 56, en artikel 3 van het daaraan gehechte Protocol nr. 4,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Overeenkomstig Protocol nr. 4 betreffende de kerncentrale van Ignalina in Litouwen (1) (“Protocol nr. 4”), gehecht aan de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (2) (“de Toetredingsakte”), heeft Litouwen zich ertoe verbonden de reactoren 1 en 2 van de kerncentrale van Ignalina uiterlijk op respectievelijk 31 december 2004 en 31 december 2009 te sluiten en deze reactoren vervolgens te ontmantelen.

 

(2)

In overeenstemming met de verplichtingen van de Toetredingsakte en met steun van de Unie heeft Litouwen beide reactoren binnen de respectieve termijnen gesloten en aanzienlijke vooruitgang geboekt met hun ontmanteling. De werkzaamheden om het niveau van stralingsrisico nog verder naar beneden te brengen, moeten worden voortgezet. Op basis van de beschikbare ramingen zijn voor dit doel na 2020 aanvullende financiële middelen nodig.

 

(3)

De activiteiten die onder deze verordening vallen, moeten voldoen aan de toepasselijke wetgeving van de Unie en de lidstaten. De ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina moet worden uitgevoerd overeenkomstig de Uniewetgeving inzake nucleaire veiligheid, namelijk Richtlijn 2009/71/Euratom van de Raad (3), en de wetgeving inzake afvalbeheer, namelijk Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad (4). Op grond van artikel 4, lid 1, en artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad blijven de lidstaten de eindverantwoordelijkheid dragen voor het veilige beheer van verbruikte splijtstof en geproduceerd radioactief afval.

 

(4)

Het vervroegd sluiten en vervolgens ontmantelen van de kerncentrale van Ignalina, met twee van de voormalige Sovjet-Unie geërfde reactoren van het RBMK-type met een vermogen van 1 500 MW, was een ongekend grootscheepse onderneming die voor Litouwen uitzonderlijke financiële lasten met zich meebracht die niet in verhouding staan tot de omvang en de economische draagkracht van het land. Bij Protocol nr. 4 is bepaald dat de financiële steun van de Unie ter ondersteuning van de ontmanteling en om de gevolgen van de sluiting en ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina te ondervangen na 2006 ononderbroken moet worden voortgezet en verlengd voor de periode van de volgende financiële vooruitzichten.

 

(5)

In deze verordening worden de financiële middelen vastgelegd voor de gehele looptijd van het bijstandsprogramma voor de ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina in Litouwen (“het Programma”), hetgeen voor het Europees Parlement en de Raad gedurende de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag moet zijn in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (5).

 

(6)

Het Programma moet een looptijd krijgen van zeven jaar om het gelijk te laten lopen met het meerjarig financieel kader dat is vastgesteld bij Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad (6).

 

(7)

Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (7) (“het Financieel Reglement”) moet op dit Programma van toepassing zijn. In het Financieel Reglement zijn de regels vastgelegd voor de uitvoering van de Uniebegroting, waaronder de regels voor subsidies, prijzen, aanbestedingen, indirect beheer, financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties, financiële steun en de vergoeding van externe deskundigen.

 

(8)

Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (8) en Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 (9), (Euratom, EG) nr. 2185/96 (10) en (EU) 2017/1939 (11) van de Raad moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd met evenredige maatregelen, onder meer op het gebied van preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, waaronder fraude, terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen en, voor zover van toepassing, met administratieve sancties. Met name heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid administratieve onderzoeken in te stellen, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd over te gaan tot onderzoek en vervolging van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad als bepaald in Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (12). Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement volledig meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking op grond van Verordening (EU) 2017/1939, het EOM, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van financiële middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.

 

(9)

Deze verordening laat het resultaat onverlet van eventuele toekomstige staatssteunprocedures die kunnen worden ingeleid overeenkomstig de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

 

(10)

De financiering op grond van deze verordening moet gericht zijn op activiteiten ter verwezenlijking van de veiligheidsdoelstellingen van de ontmanteling.

 

(11)

Het Programma moet ook betrekking hebben op het tot stand brengen van kennis en het delen van ervaringen. In het kader van het Programma opgedane kennis en ervaring en geleerde lessen in verband met het nucleaire ontmantelingsproces moeten in de Unie worden verspreid, in coördinatie en synergie met de andere relevante Programma’s van de Unie voor ontmantelingsactiviteiten in Bulgarije, Slowakije en de kerninstallaties van de Commissie op de locaties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (“JRC”) van de Commissie; zulke maatregelen leveren namelijk de grootste meerwaarde voor de Unie op en dragen bij tot de veiligheid van de werknemers en de bevolking in het algemeen, alsook tot de bescherming van het milieu. De reikwijdte, procedure en economische aspecten van de samenwerking moeten nader worden beschreven in het meerjarig werkprogramma en kunnen ook het voorwerp zijn van overeenkomsten tussen de lidstaten en/of met de Commissie.

 

(12)

Het JRC moet de verspreiding van kennis onder verschillende belanghebbenden in de Unie op gecoördineerde wijze faciliteren, bijvoorbeeld door het verrichten van marktanalyses, evaluaties en beoordelingen van kennisbehoeften in de Unie, het uitstippelen van mogelijke koersen voor samenwerking, het in kaart brengen van geïnteresseerde belanghebbenden en omgevingen waarin de bij de uitvoering van het Programma tot stand gebrachte kennis de grootste meerwaarde zou opleveren, en het ontwikkelen van formats voor kennisdeling. De verspreiding van tot stand gebrachte kennis moet door het JRC worden gefinancierd. Elke lidstaat moet de mogelijkheid hebben het tot stand brengen van betrekkingen en uitwisselingen met het oog op kennisverspreiding te initiëren.

 

(13)

Bij de ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina dient gebruik te worden gemaakt van de beste technische expertise die beschikbaar is, rekening houdend met de aard en de technische specificaties van de te ontmantelen installaties, zodat de veiligheid en de grootst mogelijke efficiëntie worden gewaarborgd en internationale beste praktijken in aanmerking worden genomen.

 

(14)

Litouwen en de Commissie moeten voor effectieve monitoring en controle van het verloop van het ontmantelingsproces zorgen om te waarborgen dat de in het kader van deze verordening toegewezen financiering zo veel mogelijk EU-meerwaarde oplevert, ook al ligt de eindverantwoordelijkheid voor de ontmanteling bij Litouwen. Dit omvat doeltreffende metingen van de voortgang en de prestatie, alsook de vaststelling van corrigerende maatregelen indien nodig. Daartoe moet een comité met monitorings- en informatietaken in het leven worden geroepen, dat gezamenlijk moet worden voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie en een vertegenwoordiger van Litouwen.

 

(15)

Op grond van de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (13) moet dit Programma worden geëvalueerd op basis van overeenkomstig specifieke monitoringvoorschriften verzamelde informatie, waarbij echter administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, en overregulering moeten worden vermeden. Die voorschriften moeten, waar passend, meetbare indicatoren omvatten als maatstaf om de effecten van het Programma in de praktijk te evalueren.

 

(16)

Het bedrag van de aan het Programma toegewezen kredieten, alsmede de programmalooptijd moeten op basis van de resultaten van het tussentijdse evaluatieverslag kunnen worden herzien.

 

(17)

Activiteiten die in het kader van deze verordening worden medegefinancierd, moeten worden vastgesteld binnen de begrenzingen als bepaald door het ontmantelingsplan dat door Litouwen is ingediend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1369/2013 van de Raad (14). In dit plan is de reikwijdte van het Programma, de eindtoestand in het ontmantelingsproces en de einddatum vastgesteld. In het plan komen ook de ontmantelingsactiviteiten, het bijbehorende tijdsschema, de kosten en de benodigde personele middelen aan bod. In voorkomend geval moet Litouwen geactualiseerde versies van het ontmantelingsplan ter overweging aan de Commissie voorleggen bij de voorbereiding van de werkprogramma’s.

 

(18)

Activiteiten uit hoofde van het Programma moet worden uitgevoerd met een gezamenlijke financiële inspanning van de Unie en van Litouwen. Er moet een maximumdrempel voor medefinanciering door de Unie worden vastgesteld overeenkomstig de medefinancieringspraktijk in het kader van de vorige programma’s. Rekening houdend met de praktijk van vergelijkbare programma’s van de Unie en de sterker geworden Litouwse economie, moet het medefinancieringspercentage van de Unie vanaf het begin van het Programma tot het einde van de uitvoering van de activiteiten die in het kader van deze verordening worden gefinancierd, 86 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. De resterende financiering moet door Litouwen en uit andere bronnen dan de begroting van de Unie worden verstrekt, bijvoorbeeld internationale financiële instellingen en andere donoren.

 

(19)

Verordening (EU) nr. 1369/2013 moet daarom worden ingetrokken.

 

(20)

Er is terdege rekening gehouden met Speciaal verslag nr. 22/2016 van de Rekenkamer, getiteld “Bijstandsprogramma’s van de EU voor de ontmanteling van nucleaire installaties in Litouwen, Bulgarije en Slowakije: enige vooruitgang geboekt sinds 2011, maar cruciale uitdagingen in het verschiet”, de aanbevelingen ervan en het antwoord erop van de Commissie.

 

(21)

Er is nota genomen van de wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 17 januari 2019 over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van het bijstandsprogramma voor de ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina in Litouwen (“het Ignalina-programma”) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1369/2013 van de Raad.

 

(22)

Het Programma valt binnen het toepassingsgebied van het Litouwse nationale programma voor de uitvoering van het beleid inzake het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval dat is vastgesteld krachtens Richtlijn 2011/70/Euratom.

 

(23)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (15).

 

(24)

De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 VWEU hebben vastgesteld, moeten op deze verordening van toepassing zijn. Deze regels, die zijn neergelegd in het Financieel Reglement, bepalen met name de procedure voor het opstellen en uitvoeren van de begroting door middel van subsidies, aanbestedingen, prijzen en indirecte uitvoering, en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van financiële actoren. De op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde voorschriften betreffen tevens het algemene conditionaliteitsregime voor de bescherming van de Uniebegroting.

 

(25)

De wijzen van uitvoering en vormen van Uniefinanciering in deze verordening moeten worden gekozen op grond van hun vermogen om de specifieke doelstellingen van de activiteiten te verwezenlijken en resultaten op te leveren, met name rekening houdend met de controlekosten, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Daarbij moet het gebruik van vaste bedragen, vaste percentages en eenheidskosten worden overwogen, alsook financiering die niet gekoppeld is aan kosten als bedoeld in artikel 125, lid 1, onder a), van het Financieel Reglement,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en reikwijdte

  • 1. 
    Bij deze verordening wordt het bijstandsprogramma voor de ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina in Litouwen (“het Programma”) vastgesteld voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027.
  • 2. 
    In deze verordening worden de doelstellingen van het Programma, de begroting ervan voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027, alsook de wijzen van uitvoering en vormen van Uniefinanciering vastgelegd.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

 

1.

“ontmanteling”: administratieve en technische maatregelen overeenkomstig nationaal recht waardoor het regulerende toezicht op een kerninstallatie geheel of gedeeltelijk kan worden opgeheven, en die gericht zijn op het waarborgen van de langdurige bescherming van de bevolking en het milieu, onder meer door de niveaus van residuele radionucliden in de materialen en op het terrein van de kerninstallatie te verlagen;

 

2.

“ontmantelingsplan”: een document met gedetailleerde informatie over de voorgestelde ontmanteling, dat betrekking heeft op: de gekozen ontmantelingsstrategie; het tijdpad, het type en de volgorde van de ontmantelingsactiviteiten; de toegepaste strategie voor afvalbeheer, met inbegrip van vrijgave; de voorgestelde eindtoestand; de opslag en berging van het afval van de ontmanteling; het tijdschema van de ontmanteling; de kostenramingen voor de voltooiing van de ontmanteling; en de doelstellingen, verwachte resultaten, intermediaire streefdoelen, streefdatums en bijbehorende kernprestatie-indicatoren, waaronder, waar passend, indicatoren op basis van “earned value”. Het ontmantelingsplan wordt opgesteld door de vergunninghouder van de kerninstallatie en wordt opgenomen in de meerjarige werkprogramma’s van het Programma.

Artikel 3

Doelstellingen van het Programma

  • 1. 
    De algemene doelstelling van het Programma is Litouwen te steunen bij de ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina, waarbij speciaal de nadruk wordt gelegd op het beheer van de daarmee verband houdende veiligheidsuitdagingen, en tegelijk kennis tot stand te brengen met betrekking tot het nucleaire ontmantelingsproces en het beheer van radioactief afval dat wordt voortgebracht door ontmantelingsactiviteiten.
  • 2. 
    Het Programma heeft als specifieke doelstellingen de apparatuur en de reactorschachten van de kerncentrale van Ignalina te ontmantelen en te decontamineren overeenkomstig het ontmantelingsplan, daaronder begrepen het beheer van radioactief afval dat wordt voortgebracht door ontmantelingsactiviteiten, en het veilige beheer van afval van de ontmanteling en afval uit het verleden voort te zetten.
  • 3. 
    De specifieke doelstellingen van het Programma worden nader beschreven in bijlage I. De Commissie kan bijlage I bij uitvoeringshandeling wijzigen volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 4

Begroting van het Programma

  • 1. 
    De financiële middelen voor de uitvoering van het Programma voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 bedragen 552 000 000 EUR in lopende prijzen.
  • 2. 
    Met het in lid 1 genoemde bedrag kunnen, naast de kosten voor de in bijlage I beschreven activiteiten, de kosten voor technische en administratieve bijstand voor de uitvoering van het Programma worden gedekt, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, ook wat betreft bedrijfsinformatietechnologiesystemen. Deze kosten worden gedocumenteerd.
  • 3. 
    Vastleggingen in de begroting voor activiteiten waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen over verscheidene jaren in jaartranches worden verdeeld.

Artikel 5

Kennisverspreiding

  • 1. 
    Kennis die bij de uitvoering van het Programma tot stand is gebracht, wordt verspreid op Unieniveau.
  • 2. 
    Activiteiten ter verwezenlijking van de in lid 1 bedoelde activiteit worden gefinancierd in het kader van het JRC-programma voor ontmanteling en afvalbeheer als omschreven in artikel 2, punt 5, van Verordening (Euratom) 2021/100 (16). Het JRC coördineert de structurering en verspreiding van kennis onder de lidstaten.
  • 3. 
    De procedure voor de verspreiding van kennis wordt opgenomen en omschreven in het in artikel 9 bedoelde werkprogramma.

Artikel 6

Wijzen van uitvoering en vormen van Uniefinanciering

  • 1. 
    Het Programma wordt uitgevoerd in direct beheer in overeenstemming met het Financieel Reglement of in indirect beheer met organen als bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement.
  • 2. 
    De Uniefinanciering in het kader van het Programma kan worden verstrekt in elke vorm die is vastgesteld in het Financieel Reglement.

HOOFDSTUK II

SUBSIDIABILITEIT

Artikel 7

Subsidiabele activiteiten

Alleen activiteiten voor de verwezenlijking van de in artikel 3 genoemde doelstellingen komen in aanmerking voor Uniefinanciering.

Artikel 8

Medefinancieringspercentages

Alles wordt in het werk gesteld om de medefinancieringspraktijk in het kader van de pretoetredingssteun en de steun die in de vorige meerjarige financieringsprogramma’s is verleend voor de ontmantelingswerkzaamheden van Litouwen voort te zetten, alsmede om zo nodig medefinanciering uit andere bronnen aan te trekken.

Het algehele maximale medefinancieringspercentage van de Unie dat van toepassing is in het kader van het Programma, bedraagt 86 %. De resterende medefinanciering wordt door Litouwen en uit andere bronnen dan de begroting van de Unie verstrekt. De activiteiten die nodig zijn voor de verspreiding van kennis als bedoeld in artikel 5 worden voor 100 % door de Unie gefinancierd.

HOOFDSTUK III

PROGRAMMERING, MONITORING, EVALUATIE EN CONTROLE

Artikel 9

Werkprogramma

  • 1. 
    Het Programma wordt uitgevoerd aan de hand van een meerjarig werkprogramma als bedoeld in artikel 110 van het Financieel Reglement. Dat meerjarige werkprogramma wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 13, lid 2, bedoelde procedure.
  • 2. 
    Het in lid 1 bedoelde meerjarige werkprogramma weerspiegelt het ontmantelingsplan dat als basisscenario dient voor de monitoring en evaluatie van het Programma.
  • 3. 
    Het in lid 1 bedoelde meerjarige werkprogramma bevat een nadere omschrijving van de actuele toestand, de doelstellingen, de verwachte resultaten, de bijbehorende prestatie-indicatoren en het tijdschema voor het gebruik van de middelen, en bevat de nadere gegevens voor de verspreiding van kennis.

Artikel 10

Verslaglegging en monitoring

  • 1. 
    De indicatoren voor de verslaglegging over de voortgang van het Programma met de verwezenlijking van de in artikel 3 vastgelegde doelstellingen zijn in bijlage II opgenomen.
  • 2. 
    Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat gegevens voor het toezicht op de uitvoering en de resultaten van het Programma efficiënt, doeltreffend en tijdig worden verzameld. Daartoe worden aan de ontvangers van Uniemiddelen en, waar passend, aan de lidstaten verslagleggingsvereisten opgelegd die in verhouding staan tot de totale kosten en de aan het Programma gerelateerde risico’s.
  • 3. 
    De Commissie stelt aan het einde van elk jaar een voortgangsverslag op over de uitvoering van de werkzaamheden tijdens de voorgaande jaren, inclusief het percentage activiteiten die het resultaat zijn van aanbestedingen, en legt dit voor aan het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 11

Evaluatie

  • 1. 
    Evaluaties worden tijdig uitgevoerd, zodat zij in de besluitvorming kunnen worden meegenomen.
  • 2. 
    De tussentijdse evaluatie van het Programma wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van het Programma beschikbaar is, doch uiterlijk vier jaar na het begin van de in artikel 1, lid 1, vermelde periode. In de tussentijdse evaluatie wordt eveneens gekeken naar ruimte voor wijziging van het in artikel 9 genoemde meerjarige werkprogramma.
  • 3. 
    Aan het einde van de uitvoeringsperiode van het Programma, maar uiterlijk vijf jaar na afloop van de in artikel 1, lid 1, vermelde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van het Programma uit.
  • 4. 
    De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties, vergezeld van haar opmerkingen, mee aan het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 12

Audits

Audits naar het gebruik van de bijdrage van de Unie en de nationale bijdrage door personen of entiteiten, waaronder andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid in de zin van artikel 127 van het Financieel Reglement.

Artikel 13

Comité

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, door de voorzitter van het comité daartoe wordt besloten of door een eenvoudige meerderheid van de leden van het comité daarom wordt verzocht.

HOOFDSTUK IV

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

Informatie, communicatie en publiciteit

  • 1. 
    De ontvangers van financiële middelen van de Unie erkennen de oorsprong van die middelen en geven zichtbaarheid aan de Uniefinanciering, met name wanneer zij de activiteiten en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, op samenhangende, doeltreffende en proportionele wijze te informeren.
  • 2. 
    De Commissie onderneemt informatie- en communicatieactiviteiten met betrekking tot het Programma, de op grond van het Programma uitgevoerde activiteiten en de behaalde resultaten.
  • 3. 
    De aan het Programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover die prioriteiten verband houden met de in artikel 3 beschreven doelstellingen.

Artikel 15

Intrekking

Verordening (EU) nr. 1369/2013 wordt ingetrokken.

Artikel 16

Overgangsbepalingen

  • 1. 
    Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of wijziging van activiteiten die geïnitieerd zijn op grond van Verordening (EU) nr. 1369/2013, die op de activiteiten van toepassing blijft tot deze worden afgesloten.
  • 2. 
    De financiële middelen voor het Programma kunnen tevens de uitgaven voor technische en administratieve bijstand dekken die noodzakelijk zijn om de overgang te waarborgen tussen het Programma en de maatregelen die zijn vastgesteld op grond van Verordening (EU) nr. 1369/2013.
  • 3. 
    Zo nodig kunnen voor het beheer van activiteiten die op 31 december 2027 nog niet zijn voltooid, ook na 2027 kredieten ter dekking van de in artikel 4, lid 2, bedoelde uitgaven in de Uniebegroting worden opgenomen.

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 januari 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    BORRELL FONTELLES
 

  • (3) 
    Richtlijn 2009/71/Euratom van de Raad van 25 juni 2009 tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties (PB L 172 van 2.7.2009, blz. 18).
  • (4) 
    Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad van 19 juli 2011 tot vaststelling van een communautair kader voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval (PB L 199 van 2.8.2011, blz. 48).
  • (6) 
    Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 11).
  • (7) 
    Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
  • (8) 
    Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
  • (9) 
    Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
  • Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
  • Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
  • Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
  • Verordening (EU) nr. 1369/2013 van de Raad van 13 december 2013 betreffende steun van de Unie aan de bijstandsprogramma’s voor de ontmanteling van nucleaire installaties in Litouwen en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 1990/2006 (PB L 346 van 20.12.2013, blz. 7).
  • Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
  • Verordening (Euratom) 2021/100 van de Raad van 25 januari 2021 tot vaststelling van een specifiek financieel programma voor de ontmanteling van kerninstallaties en het beheer van radioactief afval, en tot intrekking van Verordening (Euratom) nr. 1368/2013 (zie bladzijde 3 van dit Publicatieblad).
 

BIJLAGE I

Gedetailleerde beschrijving van de doelstellingen van het Programma

 

1.

De algemene doelstelling van het Programma is Litouwen te steunen bij de ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina, waarbij speciaal de nadruk wordt gelegd op het beheer van de daarmee verband houdende veiligheidsuitdagingen. Wanneer de verwijdering van verbruikte-splijtstofelementen uit de reactorgebouwen voltooid is, zijn de volgende belangrijke veiligheidsvraagstukken die in het kader van het Programma moeten worden aangepakt, de ontmanteling van de reactorkernen en de voortzetting van het veilige beheer van het afval van de ontmanteling en het afval uit het verleden.

 

2.

In de financieringsperiode die in 2021 van start gaat, zal het Programma steun verlenen aan de activiteiten die zijn opgenomen in het ontmantelingsplan dat Litouwen heeft ingediend op grond van Verordening (EU) nr. 1369/2013, met name:

 

a)

de ontmanteling en decontaminatie van de bovenste en onderste delen van de reactorschachten en apparatuur, overeenkomstig het ontmantelingsplan. De voortgang met betrekking tot deze doelstelling moet worden gemeten aan de hand van de hoeveelheid en het type verwijderde materialen, alsook aan de hand van de “earned value”;

 

b)

het ontwerp voor de ontmanteling en decontaminatie van de centrale delen van de reactorschacht (grafietkernen). De voortgang met betrekking tot deze doelstelling moet worden gemeten aan de hand van de “earned value”. Deze doelstelling moet vóór 2027 worden verwezenlijkt, wanneer de relevante autorisaties zullen worden verleend voor de feitelijke ontmanteling en decontaminatie, die na 2027 zijn gepland;

 

c)

het veilige beheer van het afval van de ontmanteling en van het afval uit het verleden tot het moment van tijdelijke opslag of berging (naargelang de afvalcategorie), met inbegrip van het voltooien van de infrastructuur voor afvalbeheer indien nodig. Deze doelstelling moet worden verwezenlijkt overeenkomstig het ontmantelingsplan. De voortgang met betrekking tot deze doelstelling moet worden gemeten aan de hand van de hoeveelheid en het type veilig opgeslagen of geborgen afval, alsook aan de hand van de “earned value”;

 

d)

de uitvoering van het Programma voor de sloop van gebouwen. De voortgang met betrekking tot deze doelstelling moet worden gemeten aan de hand van de hoeveelheid gesloopte gebouwen, alsook aan de hand van de “earned value”;

 

e)

de verkrijging van de ontmantelingsvergunning zodra de splijtstof uit de reactoren 1 en 2 van de kerncentrale van Ignalina is verwijderd;

 

f)

de verdere terugdringing van de stralingsrisico’s. De voortgang met betrekking tot deze doelstelling moet worden gemeten aan de hand van de veiligheidsbeoordelingen van de activiteiten en de faciliteit, waarbij wordt nagegaan op welke manieren potentiële blootstellingen zich kunnen voordoen en de waarschijnlijkheid en omvang van potentiële blootstellingen worden ingeschat.

 

3.

In het ontmantelingsplan van de kerncentrale van Ignalina staat de werkverdelingsstructuur van het Programma (de hiërarchische structuur van de activiteiten en projecten in verband met de ontmanteling van de kerncentrale van Ignalina). Het eerste niveau van die structuur bestaat uit de volgende zes punten:

 

a)

P.0 “Organisatie van de activiteit van de onderneming”;

 

b)

P.1 “Voorbereiding van de ontmanteling”;

 

c)

P.2 “Ontmanteling/sloop van de faciliteit en sanering van het terrein”;

 

d)

P.3 “Behandeling van verbruikte splijtstof”;

 

e)

P.4 “Behandeling van afval”;

 

f)

P.5 “Post-exploitatieprogramma”.

Punt P.0 “Organisatie van de activiteit van de onderneming” heeft betrekking op het beheer van de onderneming, toezicht en kwaliteitsborging, monitoring van straling en milieu, fysieke beveiliging, engineeringadvies en juridische ondersteuning van de activiteiten van de onderneming en openbare communicatie.

Punt P.1 “Voorbereiding van de ontmanteling” heeft betrekking op de totstandbrenging van de voorwaarden voor ontmanteling (zoals inventarisatie van de apparatuur en radiologische karakterisering), de wijziging van de infrastructuur, de installatie van apparatuur en de bouw van faciliteiten, de isolatie van systemen en apparatuur, en de decontaminatie van processystemen, apparatuur en faciliteiten.

Punt P.2 “Ontmanteling/sloop van de faciliteit en sanering van het terrein” heeft betrekking op de ontmanteling van reactoren, de ontmanteling van procesapparatuur/-systemen en de voorbehandeling van afval, de sloop van faciliteiten, en sanering van het terrein.

Punt P.3 “Behandeling van verbruikte splijtstof” heeft betrekking op de behandeling en de opslag van verbruikte splijtstof.

Punt P.4 “Behandeling van afval” heeft betrekking op de behandeling, conditionering, opslag en berging van radioactief afval met een zeer geringe, geringe en gemiddelde radioactiviteit dat wordt voortgebracht door de operationele en ontmantelingsactiviteiten.

Punt P.5 “Post-exploitatieprogramma” heeft betrekking op de exploitatie en het onderhoud van faciliteiten, energiebronnen, de watervoorziening, afvalwater en waterzuivering.

 

4.

Belangrijke veiligheidsuitdagingen in de financieringsperiode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 worden aangepakt door middel van activiteiten in het kader van de punten P.1, P.2 en P.4. Met name de ontmanteling van de reactorkernen wordt in punt P.2 behandeld. Kleinere probleempunten worden aangepakt in punt P.3, terwijl de punten P.0 en P.5 betrekking hebben op activiteiten ter ondersteuning van de ontmanteling.

 

5.

Bij de voorbereiding van het meerjarige werkprogramma zal de Commissie in nauwe samenwerking met Litouwen dan ook overwegen de beschikbare bedragen volgens de in tabel 1 aangegeven prioriteiten te verdelen, onverminderd het bepaalde in artikel 8.

Tabel 1

 

#

Post

Prioriteit

P.0

Organisatie van de activiteit van de onderneming

II

P.1

Voorbereiding van de ontmanteling

I

P.2

Ontmanteling/sloop van de faciliteit en sanering van het terrein

I

P.3

Behandeling van verbruikte splijtstof

II

P.4

Behandeling van afval

I

P.5

Post-exploitatieprogramma

III

 

6.

In het kader van het Programma opgedane kennis en ervaring en geleerde lessen in verband met het ontmantelingsproces worden onder belanghebbenden in de Unie verspreid om de EU-meerwaarde van het Programma te bevorderen. Deze activiteiten kunnen omvatten:

 

het ontwikkelen van betrekkingen en uitwisselingen onder belanghebbenden in de Unie, daaronder begrepen die welke door lidstaten zijn geïnitieerd;

 

het documenteren en beschikbaar stellen van expliciete kennis via multilaterale overdrachten van kennis over governancekwesties in verband met ontmanteling en afvalbeheer, alsook over beste beheerpraktijken, technologische uitdagingen en ontmantelingsprocessen op zowel operationeel als organisatorisch niveau, om potentiële synergieën in de EU te ontwikkelen.

Deze activiteiten worden voor 100 % van de subsidiabele kosten door de Unie gefinancierd.

De voortgang met deze activiteiten moet door het JRC worden gerapporteerd en moet worden gemeten aan de hand van de in zijn meerjarig werkprogramma vermelde indicatoren.

 

7.

De berging van verbruikte splijtstof en radioactief afval in een diepe geologische bergingsplaats en de voorbereiding daarvan zijn uitgesloten van de in artikel 4, lid 1, bedoelde financiële middelen.

 

BIJLAGE II

Indicatoren voor de verslaglegging over de voortgang van het Programma met de verwezenlijk van de in artikel 3 vastgelegde doelstellingen

 

1)

Beheer van radioactief afval:

 

hoeveelheid en type veilig opgeslagen of geborgen afval met jaarlijkse doelstellingen per type, overeenkomstig de intermediaire streefdoelen van het Programma;

 

2)

Ontmanteling en decontaminatie:

 

hoeveelheid en type verwijderde materialen, met jaarlijkse doelstellingen per type, overeenkomstig de intermediaire streefdoelen van het Programma.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.