Verordening 2021/1060 - Gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid

1.

Wettekst

30.6.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 231/159

 

VERORDENING (EU) 2021/1060 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 24 juni 2021

houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 177, artikel 322, lid 1, punt a), en artikel 349,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Gezien het advies van de Rekenkamer (3),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (4),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

In artikel 174 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is bepaald dat de Unie zich met het oog op de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang ten doel stelt de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio’s en de achterstand van de minst begunstigde regio’s of eilanden te verkleinen, met bijzondere aandacht voor plattelandsgebieden, regio’s die een industriële overgang doormaken en regio’s die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen. Die regio’s profiteren in het bijzonder van het cohesiebeleid. Ingevolge artikel 175 VWEU moet de Unie de verwezenlijking van die doelstellingen ondersteunen door haar optreden via het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Oriëntatie, het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, de Europese Investeringsbank en andere instrumenten. Artikel 322 VWEU geeft de grondslag voor de vaststelling van financiële regels betreffende de wijze waarop de begroting wordt opgesteld en uitgevoerd en waarop de rekeningen worden ingediend en nagezien, alsook van regels betreffende de controle van de verantwoordelijkheid van de financiële actoren.

 

(2)

Met het oog op verdere ontwikkeling van een gecoördineerde en geharmoniseerde uitvoering van de EU-fondsen in gedeeld beheer, namelijk het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF), alsook van maatregelen die in gedeeld beheer worden gefinancierd in het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA), het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF), het Fonds voor interne veiligheid (ISF) en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (BMVI), moeten er financiële regels op basis van artikel 322 VWEU worden vastgesteld voor al deze fondsen (gezamenlijk “de fondsen” genoemd), waarbij het toepassingsgebied van de verschillende bepalingen duidelijk wordt gespecificeerd. Voorts moeten er gemeenschappelijke bepalingen op basis van artikel 177 VWEU worden vastgesteld met het oog op beleidsspecifieke regels voor het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds, het JTF en het EFMZVA.

 

(3)

Wegens de specifieke kenmerken van elk fonds moeten er specifieke regels die gelden voor elk fonds en voor de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg) in het kader van het EFRO worden vastgelegd in afzonderlijke verordeningen (fondsspecifieke verordeningen) om deze verordening aan te vullen.

 

(4)

De ultraperifere regio’s moeten in aanmerking komen voor specifieke maatregelen, alsook voor extra financiering ter compensatie van hun structurele sociale en economische situatie en van de belemmeringen die voortvloeien uit de in artikel 349 VWEU vermelde factoren.

 

(5)

De noordelijke dunbevolkte regio’s moeten in aanmerking komen voor specifieke maatregelen en extra financiering ter compensatie van de in artikel 2 van Protocol nr. 6 bij de Toetredingsakte van 1994 bedoelde ernstige natuurlijke of demografische belemmeringen.

 

(6)

Horizontale beginselen als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en in artikel 10 VWEU, alsook de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid neergelegd in artikel 5 VEU, moeten worden nageleefd bij de uitvoering van de fondsen, rekening houdend met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De lidstaten moeten ook voldoen aan de verplichtingen vastgelegd in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind en in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, en toegankelijkheid garanderen in overeenstemming met artikel 9 van dat verdrag en met de wetgeving van de Unie tot harmonisering van de toegankelijkheidseisen voor producten en diensten. In dat verband moeten de fondsen worden uitgevoerd op een manier die de overgang van institutionele naar door de familie en door de gemeenschap gedragen zorg bevordert. De lidstaten en de Commissie moeten ernaar streven ongelijkheden tussen mannen en vrouwen op te heffen, de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen, het genderperspectief te integreren en discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid te bestrijden. De fondsen mogen geen maatregelen ondersteunen die bijdragen tot enige vorm van segregatie of uitsluiting en moeten bij het financieren van infrastructuur toegankelijkheid voor personen met een handicap garanderen. De doelstellingen van de fondsen moeten worden nagestreefd in het kader van duurzame ontwikkeling en van de bevordering door de Unie van de in artikel 11 en artikel 191, lid 1, VWEU verankerde doelstelling inzake behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, waarbij het beginsel “de vervuiler betaalt”, de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de VN en de Overeenkomst van Parijs — aangenomen uit hoofde van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (5) (“de Overeenkomst van Parijs”) – in aanmerking worden genomen. Om de integriteit van de interne markt te beschermen moeten concrete acties waarbij ondernemingen gebaat zijn, in overeenstemming zijn met de staatssteunregels van de Unie, bedoeld in de artikelen 107 en 108 VWEU. Armoede is een bijzonder belangrijke uitdaging in de Unie. De doelstellingen van de fondsen moeten derhalve worden nagestreefd om bij te dragen tot de uitbanning van armoede. De doelstellingen van de fondsen moeten worden nagestreefd met het oog op het bieden van adequate steun aan met name lokale en regionale autoriteiten van kust- en stedelijke gebieden, het aanpakken van sociaal-economische uitdagingen die samenhangen met de integratie van onderdanen van derde landen, en het verstrekken van adequate steun aan achterstandsgebieden en gemeenschappen in stedelijke gebieden.

 

(7)

De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 VWEU hebben vastgesteld, zijn op deze verordening van toepassing. Die regels zijn neergelegd in Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (6) (“het Financieel Reglement”) en bepalen met name de procedure voor het opstellen en uitvoeren van de begroting van de Unie door middel van subsidies, aanbestedingen, prijzen, indirect beheer, financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties, financiële bijstand en de vergoeding van externe deskundigen, en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van financiële actoren. De op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde regels omvatten ook een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting.

 

(8)

Indien er een termijn is vastgesteld waarbinnen de Commissie kan optreden ten aanzien van lidstaten, moet de Commissie tijdig en efficiënt rekening houden met alle noodzakelijke informatie en documenten. Indien de gegevens die de lidstaten op grond van deze verordening meedelen, in welke vorm dan ook, onvolledig zijn of niet voldoen aan de eisen van deze verordening of van fondsspecifieke verordeningen, waardoor de Commissie niet met kennis van zaken kan optreden, moet deze termijn worden opgeschort totdat de lidstaten aan de voorgeschreven eisen voldoen. Aangezien het voorts de Commissie verboden is betalingen te verrichten voor in betalingsaanvragen opgenomen uitgaven die door begunstigden zijn gedaan voor de uitvoering van concrete acties die verband houden met specifieke doelstellingen waarvoor niet aan de randvoorwaarden is voldaan, geldt de termijn waarbinnen de Commissie betalingen moet verrichten, niet voor die uitgaven.

 

(9)

Om bij te dragen aan de prioriteiten van de Unie moet de steun van de fondsen worden gericht op een beperkt aantal beleidsdoelstellingen die in overeenstemming zijn met hun fondsspecifieke taken overeenkomstig hun in het Verdrag vastgelegde doelstellingen. De beleidsdoelstellingen voor het AMIF, het ISF en het BMVI moeten worden opgenomen in de desbetreffende fondsspecifieke verordeningen. Het JTF en de middelen van het EFRO en het ESF+ die op vrijwillige basis worden overgedragen als aanvullende steun aan het JTF, moeten bijdragen tot één specifieke doelstelling.

 

(10)

Om recht te doen aan het belang van de strijd tegen klimaatverandering in overeenstemming met de toezeggingen van de Unie om de Overeenkomst van Parijs en de duurzameontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties ten uitvoer te leggen, moeten de fondsen bijdragen aan de integratie van klimaatactie en aan de verwezenlijking van een algemene doelstelling om 30 % van de uitgaven van de Uniebegroting te besteden aan het ondersteunen van de klimaatdoelstellingen. In dit verband moeten de fondsen activiteiten ondersteunen die de normen en prioriteiten van de Unie op klimaat- en milieugebied eerbiedigen en geen ernstige afbreuk aan milieudoelstellingen doen in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (7). Adequate mechanismen voor het waarborgen van de klimaatbestendigheid van ondersteunde investeringen in infrastructuur moeten integraal deel uitmaken van de programmering en uitvoering van de fondsen.

 

(11)

Om recht te doen aan het belang van de strijd tegen het verlies aan biodiversiteit moeten de fondsen bijdragen tot het integreren van biodiversiteitsacties in de beleidsdomeinen van de Unie en tot het waarmaken van de algemene ambitie om in 2024 7,5 % — en in 2026 en 2027 10 % — van de jaarlijkse uitgaven in het kader van het meerjarig financieel kader (MFK) aan biodiversiteitsdoelstellingen te besteden, daarbij rekening houdend met de bestaande overlappingen tussen klimaat- en biodiversiteitsdoelstellingen.

 

(12)

Een deel van de begroting van de Unie die aan de fondsen is toegewezen, moet door de Commissie worden uitgevoerd in gedeeld beheer met de lidstaten in de zin van het Financieel Reglement. Bij de uitvoering van de fondsen in gedeeld beheer moeten de Commissie en de lidstaten derhalve de in het Financieel Reglement opgenomen beginselen, zoals goed financieel beheer, transparantie en non-discriminatie, in acht nemen.

 

(13)

De lidstaten, op het passende territoriale niveau in overeenstemming met hun institutionele, juridische en financiële kader, en de daartoe door hen aangewezen instanties dienen verantwoordelijk te zijn voor de voorbereiding en uitvoering van de programma’s. De Unie en de lidstaten moeten afzien van het opleggen van onnodige regels die tot buitensporige administratieve voor de begunstigden leiden.

 

(14)

Het principe van partnerschap is een essentieel kenmerk bij de uitvoering van de fondsen, waarbij wordt voortgebouwd op het principe van bestuur op verschillende niveaus en wordt gezorgd voor de betrokkenheid van regionale, lokale, stedelijke en andere overheden, het maatschappelijk middenveld, de economische en sociale partners en, in voorkomend geval, onderzoeksorganisaties en universiteiten. Met het oog op continuïteit bij de organisatie van het partnerschap moet de bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 240/2014 van de Commissie (8) vastgestelde Europese gedragscode inzake partnerschap voor partnerschapsovereenkomsten en programma’s die door de Europese structuur- en investeringsfondsen worden ondersteund (“de Europese gedragscode inzake partnerschap”) van toepassing blijven op de onder deze verordening vallende fondsen.

 

(15)

Op Unieniveau is het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid, met inbegrip van de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten, het kader om nationale hervormingsprioriteiten te bepalen en de uitvoering ervan te monitoren. De lidstaten ontwikkelen hun eigen nationale meerjarige investeringsstrategie om deze hervormingen te ondersteunen. Die strategieën moeten samen met de jaarlijkse nationale hervormingsprogramma’s worden gepresenteerd om de met nationale middelen, met middelen van de Unie of met beide te ondersteunen investeringsprojecten in kaart te brengen en te coördineren. Voorts kan met deze strategieën de EU-financiering op samenhangende wijze worden gebruikt en kan de toegevoegde waarde van met name van de fondsen, de herstel- en veerkrachtfaciliteit die is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (9), en het InvestEU-programma dat is vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad (10) (de “InvestEU-verordening”), te ontvangen financiële steun worden gemaximaliseerd.

 

(16)

De lidstaten moeten bij het opstellen van de programmeringsdocumenten rekening houden met de relevante landspecifieke aanbevelingen die zijn aangenomen overeenkomstig artikel 121, lid 2, VWEU, met de desbetreffende aanbevelingen van de Raad die zijn aangenomen overeenkomstig artikel 148, lid 4, VWEU, met de aanvullende aanbevelingen van de Commissie die zijn gedaan overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (11), en — voor het AMIF, het ISF en het BMVI — met andere aan hen gerichte aanbevelingen van de Unie. Tijdens de programmeringsperiode 2021-2027 (“programmeringsperiode”) moeten de lidstaten op gezette tijden het monitoringcomité en de Commissie in kennis stellen van de vooruitgang bij de uitvoering van de programma’s ter ondersteuning van de landspecifieke aanbevelingen. Bij een tussentijdse evaluatie moeten de lidstaten onder meer nagaan of er programmawijzigingen nodig zijn om rekening te houden met nieuwe uitdagingen waarop wordt gewezen in de betreffende landspecifieke aanbevelingen die sinds de start van de programmeringsperiode zijn aangenomen of gewijzigd.

 

(17)

De lidstaten moeten rekening houden met de inhoud van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen die moeten worden ontwikkeld in het kader van de Verordening (EU) 2018/1999, en met de resultaten van het proces dat moet leiden tot aanbevelingen van de Unie met betrekking tot deze plannen, zowel voor hun programma’s, ook in het kader van de tussentijdse evaluatie, als voor de behoeften aan financiële toewijzingen voor koolstofarme investeringen.

 

(18)

De door elke lidstaat opgestelde partnerschapovereenkomst moet een beknopt en strategisch document zijn dat dient als richtsnoer bij de onderhandelingen tussen de Commissie en de betrokken lidstaat over het ontwerp van programma’s op grond van het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds, het JTF en het EFMZVA. Om het goedkeuringsproces te stroomlijnen, moet de Commissie bij haar beoordeling het evenredigheidsbeginsel in acht nemen, met name wat betreft de duur van de partnerschapsovereenkomst en wat betreft verzoeken om aanvullende informatie. Om de administratieve lasten te verminderen, behoren partnerschapsovereenkomsten tijdens de programmeringsperiode niet te worden gewijzigd. De lidstaat moet evenwel desgewenst bij de Commissie een wijziging van zijn partnerschapsovereenkomst kunnen indienen om rekening te houden met de resultaten van de tussentijdse evaluatie. Om de programmering te vergemakkelijken en overlappende inhoud in programmeringsdocumenten te voorkomen, kan een partnerschapsovereenkomst worden opgenomen als onderdeel van een programma.

 

(19)

Om de lidstaten voldoende flexibiliteit te bieden bij de uitvoering van hun toewijzingen in gedeeld beheer, moet het mogelijk zijn bepaalde niveaus van financiering over te dragen tussen de fondsen onderling en tussen instrumenten in gedeeld beheer en direct of indirect beheerde instrumenten. Indien de specifieke economische en sociale omstandigheden van een lidstaat het rechtvaardigen, moet dat niveau van overdracht hoger zijn.

 

(20)

Elke lidstaat moet onder bepaalde in deze verordening vastgelegde voorwaarden over de flexibiliteit beschikken om bij te dragen aan het InvestEU-programma voor het verschaffen van de EU-garantie en de InvestEU-advieshub voor investeringen in deze lidstaat.

 

(21)

Om de noodzakelijke context te creëren voor een doeltreffend en doelmatig gebruik van de door de fondsen verleende steun van de Unie, moet een beperkte lijst van randvoorwaarden alsook een beknopte en uitputtende reeks van objectieve criteria voor de beoordeling ervan worden opgesteld. Elke randvoorwaarde moet aan een specifieke doelstelling worden gekoppeld en moet automatisch kunnen worden toegepast wanneer de specifieke doelstelling voor steun wordt geselecteerd. Onverminderd de regels over vrijmaking mag de Commissie uitgaven in verband met concrete acties die betrekking hebben op de desbetreffende specifieke doelstellingen, niet vergoeden indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan. Om een gunstig investeringskader te behouden, moet geregeld worden nagegaan of nog aan de randvoorwaarden wordt voldaan. Op verzoek van een lidstaat moet de EIB mee kunnen beoordelen of aan de randvoorwaarden wordt voldaan. Het is ook belangrijk dat de concrete acties die steun krijgen, worden uitgevoerd conform de bestaande strategieën en planningdocumenten die ten grondslag liggen aan de randvoorwaarden waaraan wordt voldaan. Hierdoor zullen alle medegefinancierde concrete acties in overeenstemming zijn met het beleidskader van de Unie.

 

(22)

Bij het nastreven van de doelstellingen op het gebied van economische, sociale en territoriale cohesie moet steun aan netwerkconnectiviteit uit het EFRO en het Cohesiefonds gericht zijn op het voltooien van de ontbrekende schakels van het trans-Europees vervoersnetwerk.

 

(23)

De lidstaten moeten voor elk programma een prestatiekader met alle indicatoren, tussen- en einddoelen vaststellen met het oog op de monitoring en evaluatie van, en rapportage over de prestaties van het programma. Dit moet de monitoring en evaluatie van, en rapportage over de prestaties tijdens de uitvoering mogelijk maken en bijdragen tot het meten van de algehele prestatie van de fondsen.

 

(24)

De lidstaat moet een tussentijdse evaluatie uitvoeren van elk programma dat door het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het JTF wordt gesteund. In die evaluatie moet een echte aanpassing van de programma’s zijn opgenomen die gebaseerd is op de programmaprestaties, waarbij ook wordt voorzien in de mogelijkheid om rekening te houden met nieuwe uitdagingen en desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die in 2024 worden uitgebracht, evenals met de vooruitgang bij de uitvoering van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten. Ten behoeve van de tussentijdse evaluatie moet ook rekening worden gehouden met de sociaal-economische situatie van de betrokken lidstaat of regio, inclusief eventuele belangrijke negatieve financiële, economische of sociale ontwikkelingen of demografische uitdagingen, en met de vorderingen bij het halen van het streefcijfer voor klimaatbijdragen op nationaal niveau. De Commissie moet een verslag opstellen over de resultaten van de tussentijdse evaluatie, met haar beoordeling van de toepassing van de beheerskosten en -vergoedingen in het kader van financieringsinstrumenten die door via rechtstreekse gunning geselecteerde instanties worden beheerd.

 

(25)

Mechanismen die het financieringsbeleid van de Unie moeten koppelen aan het economisch bestuur van de Unie moeten verder worden verfijnd, waarbij de Commissie aan de Raad een voorstel kan doen om alle of een deel van de vastleggingen of betalingen voor een of meer programma’s van een bepaalde lidstaat te schorsen wanneer deze lidstaat geen effectieve actie in het kader van het economisch bestuur onderneemt. De verplichting van de Commissie om een schorsing voor te stellen moet worden geschorst zodra en voor zolang de zogenoemde algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact is geactiveerd. Om te zorgen voor een uniforme uitvoering en gezien het belang van de financiële gevolgen van de opgelegde maatregelen, dienen uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend aan de Raad, die moet handelen op basis van een voorstel van de Commissie. Om gemakkelijker de besluiten te kunnen vaststellen die nodig zijn om effectief optreden in het kader van het proces van economisch bestuur te garanderen, moet gebruik worden gemaakt van stemming bij omgekeerde gekwalificeerde meerderheid. Gezien het soort concrete acties die door de ESF+- en Interreg-programma’s worden ondersteund, moeten het ESF+ en die programma’s buiten de reikwijdte van die mechanismen worden gelaten.

 

(26)

Om snel te kunnen reageren op uitzonderlijke of buitengewone omstandigheden, zoals bedoeld in het stabiliteits- en groeipact, die zich tijdens de programmeringsperiode kunnen voordoen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor het nemen van tijdelijke maatregelen om het gebruik van de fondsen in reactie op zulke omstandigheden te vergemakkelijken. De Commissie moet de maatregelen vaststellen die het meest geschikt zijn in de uitzonderlijke of buitengewone omstandigheden waarmee een lidstaat wordt geconfronteerd, met behoud van de doelstellingen van de fondsen. De Commissie moet ook toezicht houden op de uitvoering en de geschiktheid van die maatregelen beoordelen.

 

(27)

Er moeten gemeenschappelijke vereisten worden vastgesteld voor de inhoud van de programma’s, rekening houdend met de specifieke aard van elk fonds. Die gemeenschappelijke vereisten kunnen worden aangevuld met fondsspecifieke regels. In Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (12) (de “Interreg-verordening”) moeten specifieke bepalingen worden opgenomen met betrekking tot de inhoud van de Interreg-programma’s.

 

(28)

Met het oog op flexibiliteit bij de uitvoering van de programma’s en vermindering van de administratieve lasten moeten er beperkte financiële overdrachten tussen prioriteiten van hetzelfde programma mogelijk zijn zonder dat een besluit van de Commissie tot wijziging van het programma vereist is. De herziene financiële tabellen moeten bij de Commissie worden ingediend om te zorgen voor geactualiseerde informatie over de financiële toewijzingen voor elke prioriteit.

 

(29)

Om het JTF doeltreffender te maken, moet het mogelijk zijn aanvullende middelen uit het EFRO en het ESF+ op vrijwillige basis ter beschikking van het JTF te stellen. Die aanvullende middelen moeten worden verstrekt via een specifieke vrijwillige overdracht van die fondsen naar het JTF, waarbij rekening wordt gehouden met de transitieproblemen die in de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie worden genoemd en die moeten worden aangepakt. De over te dragen bedragen moeten afkomstig zijn uit de middelen van de regiocategorieën waar de in de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie aangewezen gebieden zich bevinden. Gezien deze specifieke regelingen voor het gebruik van de JTF-middelen mag alleen het specifieke overdrachtsmechanisme worden aangewend voor de samenstelling van de JTF-middelen. Voorts moet worden verduidelijkt dat alleen deze verordening en Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (13) (de “JTF-verordening”) van toepassing mogen zijn op het JTF en op de naar het JTF overgedragen middelen van het EFRO en het ESF+, die ook JTF-steun worden. Noch Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (14) (de “EFRO- en CF-verordening”) noch Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (15) (de “ESF+-verordening”) mag op de aanvullende steun van toepassing zijn. Daarom moeten de EFRO-middelen die als aanvullende steun naar het JTF worden overgedragen, buiten de grondslag voor de berekening van de vereisten inzake thematische concentratie van de EFRO- en CF-verordening en buiten de grondslag voor de berekening van de minimumtoewijzingen voor duurzame stedelijke ontwikkeling van de EFRO- en CF-verordening worden gelaten. Hetzelfde geldt voor de als aanvullende steun aan het JTF overgedragen ESF+-middelen met betrekking tot de vereisten inzake thematische concentratie van de ESF+-verordening.

 

(30)

Om de geïntegreerde aanpak voor territoriale ontwikkeling te versterken, moeten investeringen in de vorm van territoriale instrumenten, zoals geïntegreerde territoriale investeringen, vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling, bekend onder de naam “Leader” in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), of elk ander territoriaal instrument ter ondersteuning van door de lidstaten ontworpen initiatieven, zijn gebaseerd op territoriale en lokale ontwikkelingsstrategieën. Hetzelfde moet gelden voor verwante initiatieven zoals “slimme dorpen”. Met het oog op geïntegreerde territoriale investeringen en door de lidstaten ontworpen territoriale instrumenten moeten er voor de inhoud van de territoriale strategieën minimumvereisten worden vastgesteld. Die territoriale strategieën moeten worden ontwikkeld en goedgekeurd onder de verantwoordelijkheid van de betrokken autoriteiten of instanties. Om ervoor te zorgen dat deze autoriteiten of instanties bij de uitvoering van de territoriale strategieën worden betrokken, moeten zij verantwoordelijk zijn voor de selectie van de te ondersteunen concrete acties of bij deze selectie betrokken worden. In territoriale strategieën moet er, bij het promoten van duurzame toerisme-initiatieven, worden gezorgd voor een goed evenwicht tussen de behoeften van zowel ingezetenen als toeristen, zoals onderling verbonden fiets- en spoornetwerken.

 

(31)

Om de ontwikkelingsproblemen in plattelandsgebieden doeltreffend aan te pakken, moet gecoördineerde steun uit de fondsen en het Elfpo worden gefaciliteerd. De lidstaten en de regio’s moeten ervoor zorgen dat de via de fondsen en het Elfpo ondersteunde interventies complementair zijn en op gecoördineerde wijze worden uitgevoerd met het oog op het creëren van synergieën en om de administratieve kosten en lasten voor beheersinstanties en begunstigden te beperken.

 

(32)

Om het potentieel op lokaal niveau beter te benutten, moet vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling worden versterkt en bevorderd. Hierbij moet rekening worden gehouden met lokale behoeften en mogelijkheden en met relevante sociaal-culturele kenmerken, en moet voorzien worden in structurele veranderingen, waarbij capaciteit van gemeenschappen wordt opgebouwd en innovatie wordt bevorderd. De nauwe samenwerking en het geïntegreerd gebruik van de fondsen en het Elfpo om lokale ontwikkelingsstrategieën tot stand te brengen, moeten worden versterkt. Het is van wezenlijk belang dat lokale actiegroepen die de belangen van de gemeenschap vertegenwoordigen, verantwoordelijk zijn voor het ontwerp en de uitvoering van vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkelingsstrategieën. Om de gecoördineerde steun uit verschillende fondsen en het Elfpo aan vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkelingsstrategieën te bevorderen en de uitvoering ervan te vergemakkelijken, moet het volgen van een aanpak via een “hoofdfonds” worden bevorderd. Als het Elfpo als hoofdfonds wordt geselecteerd, moet het voldoen aan de regels die voor de aanpak via een hoofdfonds zijn vastgesteld.

 

(33)

Om de administratieve lasten te beperken, moet het mogelijk zijn om op initiatief van een lidstaat aan de uitvoering van een programma gekoppelde technische bijstand te verlenen door middel van een vast percentage op basis van de vooruitgang bij de uitvoering van het programma, eventueel ook met betrekking tot horizontale taken. Om de uitvoering voor het AMIF, het ISF en het BMVI, en voor de Interreg-programma’s eenvoudiger te maken dient echter enkel de benadering met vaste percentages te worden gevolgd. Om het financieel beheer te vergemakkelijken, moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen een of meer instanties aan te wijzen waaraan de betrokken vergoedingen moeten worden verricht. Aangezien voor die vergoedingen een vast percentage wordt toegepast, moeten verificaties en audits beperkt blijven tot de verificatie dat de voorwaarden voor vergoeding van de bijdrage van de Unie vervuld zijn en mogen de onderliggende uitgaven niet aan verificatie of audits worden onderworpen. Niettemin moet de lidstaat, indien continuïteit met de periode 2014-2020 de voorkeur geniet, ook de mogelijkheid krijgen om vergoeding te blijven ontvangen van subsidiabele kosten die de begunstigde werkelijk heeft gemaakt en betaald bij de uitvoering van concrete acties voor technische bijstand via een of meer afzonderlijke programma’s of een of meer prioriteiten binnen programma’s. De lidstaat moet in zijn partnerschapsovereenkomst vermelden welke vorm van Uniebijdrage voor technische bijstand gedurende de hele programmeringsperiode zij hebben gekozen. Ongeacht de keuze die wordt gemaakt, moet de technische bijstand kunnen worden aangevuld met gerichte maatregelen voor de opbouw van administratieve capaciteit waarbij vergoedingsmethoden worden gebruikt die niet gekoppeld zijn aan kosten. Over acties en beoogde resultaten alsook de overeenkomstige betalingen door de Unie moet overeenstemming kunnen worden bereikt in een stappenplan, hetgeen resulteert in betalingen voor het behalen van concrete resultaten.

 

(34)

Wanneer een lidstaat aan de Commissie voorstelt een prioriteit van een programma of een deel daarvan te ondersteunen door een financieringsregeling die niet gekoppeld is aan kosten, de overeengekomen acties, resultaten en voorwaarden betrekking moeten hebben op daadwerkelijke investeringen in het kader van programma’s in gedeeld beheer in die lidstaat of regio. In dat verband moet de eerbiediging van het beginsel van goed financieel beheer worden gewaarborgd. Wat met name de juistheid van de bedragen voor de vervulling van respectieve voorwaarden of het behalen van resultaten betreft, dienen de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat de aangewende middelen toereikend zijn voor de gedane investeringen. Indien in een programma een financieringsregeling wordt gebruikt die niet gekoppeld is aan kosten, mogen de onderliggende kosten in verband met de uitvoering van die regeling niet worden onderworpen aan verificaties of audits omdat de Commissie in het kader van het programma of een gedelegeerde handeling vooraf instemt met de bedragen die verband houden met het voldoen aan de voorwaarden of het behalen van resultaten. Verificaties en audits moeten daarentegen beperkt blijven tot het controleren of aan de voorwaarden wordt voldaan dan wel de resultaten zijn behaald die aanleiding geven tot vergoeding van de Uniebijdrage.

 

(35)

Om de prestaties van programma’s te onderzoeken, moeten de lidstaten monitoringcomités oprichten waarin vertegenwoordigers van de betrokken partners zitting moeten hebben. Voor het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het EFMZVA moeten de jaarlijkse uitvoeringsverslagen worden vervangen door een jaarlijkse gestructureerde beleidsdialoog op basis van de meest recente door de lidstaat beschikbaar gestelde informatie en gegevens over de uitvoering van de programma’s. De evaluatievergadering moet ook worden georganiseerd voor programma’s in het kader van het JTF.

 

(36)

Op grond van de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (16) moeten de fondsen worden geëvalueerd op basis van overeenkomstig specifieke monitoringvoorschriften verzamelde informatie, waarbij administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, en overregulering moeten worden vermeden. Die voorschriften moeten, waar passend, meetbare indicatoren omvatten om de effecten van de fondsen in de praktijk te evalueren. Die vereisten moeten ook het monitoren van de steun voor gendergelijkheid mogelijk maken.

 

(37)

Om de beschikbaarheid van uitvoerige en bijgewerkte informatie over de uitvoering van het programma te waarborgen, moet doeltreffende en tijdige digitale rapportering over de kwantitatieve data worden vereist.

 

(38)

Om de voorbereiding van gerelateerde programma’s en activiteiten van de daaropvolgende programmeringsperiode te ondersteunen, moet de Commissie een tussentijdse evaluatie van de fondsen uitvoeren. Op het einde van de programmeringsperiode moet de Commissie evaluaties achteraf van de fondsen uitvoeren die gericht moeten zijn op de effecten ervan. De resultaten van deze evaluaties moeten openbaar worden gemaakt.

 

(39)

Programma-autoriteiten, begunstigden en belanghebbenden in de lidstaten moeten meer bekendheid geven aan de verwezenlijkingen waaraan de Unie financieel heeft bijgedragen, en het publiek hieromtrent informeren. Activiteiten op het vlak van transparantie, communicatie en zichtbaarheid zijn essentieel om het optreden van de Unie in de praktijk zichtbaar te maken, en moeten gebaseerd zijn op waarheidsgetrouwe, nauwkeurige en bijgewerkte informatie. Om die vereisten afdwingbaar te maken, moeten de programma-autoriteiten en, bij niet-naleving, de Commissie corrigerende maatregelen kunnen nemen.

 

(40)

De beheerautoriteiten moeten gestructureerde informatie bekendmaken over geselecteerde concrete acties en begunstigden op de website van het programma waarmee de concrete actie wordt ondersteund, waarbij zij rekening houden met de vereisten op het vlak van de bescherming van persoonsgegevens overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (17).

 

(41)

Om het gebruik van de fondsen te vereenvoudigen en het risico op fouten te verkleinen, is het aangewezen zowel de vormen van bijdragen van de Unie aan de lidstaten als de vormen van steun die door de lidstaten aan de begunstigden worden verstrekt, te definiëren. Het moet voor de beheerautoriteiten ook mogelijk zijn subsidies toe te kennen in de vorm van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, indien deze subsidies worden gedekt door een vergoeding van de bijdrage van de Unie op basis van dezelfde vorm, teneinde de ervaring met dergelijke mogelijkheid tot vereenvoudiging te vergroten.

 

(42)

Wat betreft de aan de begunstigden verleende subsidies moeten de lidstaten steeds vaker gebruikmaken van vereenvoudigde kostenopties. De drempel voor het verplichte gebruik van vereenvoudigde kostenopties moet worden gekoppeld aan de totale kosten van de concrete actie opdat alle concrete acties onder de drempelwaarde op dezelfde wijze worden behandeld, ongeacht of het gaat om publieke of particuliere steun. Indien een beheerautoriteit voornemens is het gebruik van een vereenvoudigde kostenoptie in een oproep tot het indienen van voorstellen voor te stellen, moet het mogelijk zijn het monitoringcomité te raadplegen. De door de lidstaten vastgestelde bedragen en percentages moeten een betrouwbare indicator zijn voor de werkelijke kosten. Periodieke aanpassingen zijn een goede praktijk in het kader van de uitvoering van meerjarenprogramma’s om rekening te houden met factoren die van invloed zijn op de percentages en bedragen. Om de benutting van vereenvoudigde kostenopties te vergemakkelijken, moet deze verordening ook voorzien in methoden en percentages die kunnen worden gebruikt zonder dat de lidstaten verplicht zijn een berekening uit te voeren of een methode vast te stellen.

 

(43)

Met het oog op de onmiddellijke toepassing van vaste percentages moet elk vast percentage dat door de lidstaten in de periode 2014-2020 op grond van een eerlijke, rechtvaardige en verifieerbare berekeningsmethode is vastgesteld, verder worden toegepast voor soortgelijke concrete acties die in het kader van deze verordening worden ondersteund zonder dat een nieuwe berekeningsmethode is vereist.

 

(44)

Om de benutting van medegefinancierde milieu-investeringen te optimaliseren, moet worden gezorgd voor synergie met het LIFE-programma voor het milieu en klimaatactie, vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/783 van het Europees Parlement en de Raad (18), in het bijzonder door strategische, geïntegreerde projecten en strategische natuurprojecten in het kader van LIFE, evenals met projecten die worden gefinancierd in het kader van Horizon Europa, vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (19) (de “Horizon Europa-verordening”) en andere programma’s van de Unie.

 

(45)

Voor de juridische duidelijkheid verdient het aanbeveling om de subsidiabiliteitsperiode voor uitgaven of kosten die verband houden met concrete acties die in het kader van deze verordening door de fondsen worden ondersteund, te specificeren en de steun voor voltooide concrete acties te beperken. Ook moet worden verduidelijkt op welke datum uitgaven in aanmerking komen voor steun uit de fondsen wanneer er nieuwe programma’s of programmawijzigingen worden aangenomen, en dat de subsidiabiliteitsperiode uitzonderlijk kan worden verlengd wanneer zich een natuurramp voordoet en er dringend middelen moeten worden vrijgemaakt om die ramp te bestrijden. Tegelijkertijd moet bij de uitvoering van programma worden voorzien in flexibiliteit wat betreft de subsidiabiliteit van de uitgaven voor concrete acties die bijdragen tot de doelstellingen van het programma, ongeacht of zij worden uitgevoerd buiten een lidstaat of buiten de Unie of in dezelfde regiocategorie in een lidstaat.

 

(46)

Om de nodige flexibiliteit bij de uitvoering van publiek-private partnerschappen (PPP’s) te bieden, moet in de PPP-overeenkomst worden gespecificeerd wanneer de uitgaven als subsidiabel worden beschouwd, en met name onder welke voorwaarden deze door de begunstigde of door de particuliere partner van een PPP worden gedaan, wie ook de betalingen ter uitvoering van de concrete PPP-actie verricht.

 

(47)

Om ervoor te zorgen dat de fondsen effectief en rechtvaardig zijn en een duurzaam effect sorteren, zijn er bepalingen nodig die het duurzame karakter van investeringen in infrastructuur of productieve investeringen garanderen, en die voorkomen dat de fondsen worden gebruikt om een onrechtmatig voordeel te behalen. De beheerautoriteiten moeten er in het bijzonder op letten bij de selectie van concrete acties geen verplaatsingen te ondersteunen, en ten onrechte betaalde bedragen voor concrete acties die niet aan de duurzaamheidsvereiste voldoen, als onregelmatigheden te behandelen.

 

(48)

Ter verbetering van de complementariteit en ter vereenvoudiging van de uitvoering moet het mogelijk zijn de steun uit het EFRO, het Cohesiefonds en het JTF met steun uit het ESF+ te combineren in gemeenschappelijke programma’s in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei”.

 

(49)

Om een maximale meerwaarde van geheel of gedeeltelijk uit de begroting van de Unie gefinancierde investeringen te genereren, moet naar synergie worden gestreefd, met name tussen de fondsen en direct beheerde instrumenten, waaronder de herstel- en veerkrachtfaciliteit en de reserve voor aanpassing aan de brexit. Die synergie moet tot stand komen door middel van belangrijke gebruikersvriendelijke mechanismen, met name de erkenning van vaste percentages voor subsidiabele kosten van Horizon Europa voor een soortgelijke concrete actie en de mogelijkheid om financiering uit verschillende Unie-instrumenten in dezelfde concrete actie te combineren op voorwaarde dat dubbele financiering wordt voorkomen. In deze verordening moeten derhalve regels worden opgenomen voor de aanvullende financiering uit de fondsen.

 

(50)

Financieringsinstrumenten dienen niet te worden gebruikt ter ondersteuning van herfinancieringstransacties, zoals het vervangen van bestaande leningovereenkomsten of andere vormen van financiering voor investeringen die op de datum van het investeringsbesluit reeds fysiek voltooid of volledig uitgevoerd zijn, maar wel om elke vorm van nieuwe investeringen te ondersteunen overeenkomstig de onderliggende beleidsdoelen.

 

(51)

Daarom moet het besluit om steunmaatregelen met financieringsinstrumenten te financieren, door de beheerautoriteiten worden genomen op basis van een ex-antebeoordeling. In deze verordening dient te worden vastgelegd welke elementen ex-antebeoordelingen moeten bevatten, waarvoor indicatieve informatie moet worden verstrekt die op de datum van de voltooiing ervan beschikbaar is. Ook moet deze verordening de lidstaten in staat stellen om de voor de periode 2014-2020 verrichte, waar nodig geactualiseerde, ex-antebeoordelingen te gebruiken teneinde administratieve lasten en vertragingen bij het opzetten van financieringsinstrumenten te voorkomen.

 

(52)

Ten behoeve van een gemakkelijkere uitvoering van bepaalde soorten financieringsinstrumenten waarbij programmasteun in de vorm van subsidies — en ook in de vorm van kapitaalaftrek — wordt beoogd, kunnen de regels inzake financieringsinstrumenten op een dergelijke combinatie worden toegepast in één enkele concrete actie binnen een financieringsinstrument. Er moeten echter voorwaarden voor dergelijke programmasteun worden vastgesteld, evenals specifieke voorwaarden om dubbele financiering te voorkomen.

 

(53)

Met volledige inachtneming van de toepasselijke regels voor staatssteun en openbare aanbestedingen, die verduidelijkt zijn tijdens de programmeringsperiode 2014-2020, moeten beheerautoriteiten over de meest geschikte uitvoeringsopties voor financieringsinstrumenten kunnen beslissen om in de specifieke behoeften van de doelregio’s te voorzien. Voorts moeten de beheerautoriteiten, om voor continuïteit met de programmeringsperiode 2014-2020 te zorgen, de mogelijkheid hebben financieringsinstrumenten uit te voeren door middel van een rechtstreekse gunning van een overeenkomst aan de EIB en aan internationale financiële instellingen waarvan een lidstaat aandeelhouder is. Beheerautoriteiten moeten ook de mogelijkheid hebben om overeenkomsten onderhands te gunnen aan banken of instellingen in overheidshanden die aan dezelfde strikte voorwaarden voldoen als die welke voor de programmeringsperiode 2014-2020 in het Financieel Reglement zijn bepaald. Deze verordening moet duidelijke voorwaarden bieden om ervoor te zorgen dat de mogelijkheid van onderhandse gunning in overeenstemming blijft met de beginselen van de interne markt. In dit kader moet de Commissie controleurs, beheerautoriteiten en begunstigden steun verlenen om voor de naleving van de staatssteunregels te zorgen.

 

(54)

Gezien de aanhoudend lage rentevoeten en om de met de uitvoering van de financieringsinstrumenten belaste instanties niet onnodig te benadelen, moet worden toegestaan, op voorwaarde dat de kasmiddelen actief door die instanties worden beheerd, dat de negatieve rente als gevolg van investeringen van de fondsen wordt gefinancierd met middelen die aan het financieringsinstrument worden teruggestort. Via actief kasmiddelenbeheer moeten de met de uitvoering van de financieringsinstrumenten belaste instanties ernaar streven de opbrengsten te optimaliseren en de kosten tot een minimum te beperken, tot een aanvaardbaar risiconiveau.

 

(55)

Uit hoofde van het beginsel en de regels van gedeeld beheer moeten de lidstaten en de Commissie verantwoordelijk zijn voor het beheer en de controle van programma’s, en moeten zij garanderen dat de fondsen op wettige en regelmatige wijze worden gebruikt. Aangezien de verantwoordelijkheid voor het beheer en de controle in eerste instantie bij de lidstaten dient te liggen en zij ervoor moeten zorgen dat concrete acties die door de fondsen worden ondersteund in overeenstemming zijn met het toepasselijke recht, moeten hun verplichtingen op dat vlak worden gespecificeerd. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Commissie in dat kader moeten eveneens worden vastgelegd.

 

(56)

Om sneller te kunnen beginnen met de uitvoering van het programma, moeten de uitvoeringsregelingen van de vorige programmeringsperiode gemakkelijker kunnen worden voortgezet. Het gebruik van het reeds voor de vorige programmeringsperiode ontwikkelde computersysteem moet — waar nodig aangepast — gehandhaafd blijven, tenzij er een nieuwe technologie noodzakelijk is.

 

(57)

Om het doeltreffende gebruik van de fondsen te ondersteunen, moet elke lidstaat op verzoek kunnen beschikken over EIB-steun. Dergelijke steun kan betrekking hebben op capaciteitsopbouw, op steun bij het in kaart brengen, voorbereiden en uitvoeren van projecten en op advies over financieringsinstrumenten en investeringsplatforms.

 

(58)

Een lidstaat moet op eigen initiatief een coördinerende instantie kunnen aanwijzen die tot taak heeft contacten met de Commissie te onderhouden, informatie aan de Commissie te verstrekken en activiteiten van de programma-autoriteiten in de lidstaat te coördineren.

 

(59)

Om de programmabeheerfuncties te stroomlijnen, moet de integratie van boekhoudfuncties met die van de beheerautoriteit worden gehandhaafd voor de programma’s die door het AMIF, het ISF of het BMVI worden ondersteund, en moet dit voor de andere fondsen een optie zijn.

 

(60)

Aangezien de beheerautoriteit de hoofdverantwoordelijkheid draagt voor de doeltreffende en doelmatige uitvoering van de fondsen en daartoe een breed scala van functies vervult, moeten haar functies met betrekking tot de selectie van concrete acties, programmabeheer en steun voor het monitoringcomité in detail worden beschreven. De procedures voor de selectie van concrete acties kunnen competitief of niet-competitief zijn, mits de gehanteerde criteria en procedures niet-discriminerend, inclusief en transparant zijn, de geselecteerde concrete acties voor maximale Uniefinanciering zorgen en de concrete acties aansluiten bij de in deze verordening omschreven horizontale beginselen. Ter verwezenlijking van de doelstelling inzake klimaatneutraliteit van de Unie in 2050 moeten de lidstaten ervoor zorgen dat investeringen in infrastructuur klimaatbestendig zijn, en bij de selectie van die investeringen voorrang geven aan concrete acties die het “energie-efficiëntie eerst”-beginsel eerbiedigen.

 

(61)

De synergie tussen de fondsen en rechtstreeks beheerde instrumenten moet worden geoptimaliseerd. Het verlenen van steun voor concrete acties waaraan reeds een Excellentiekeurmerk is toegekend of die worden medegefinancierd door Horizon Europa, met een bijdrage uit de fondsen, moet worden vergemakkelijkt. Omstandigheden die reeds op Unieniveau zijn beoordeeld vóór de toekenning van het Excellentiekeurmerk of de medefinanciering door Horizon Europa, moeten niet opnieuw worden beoordeeld, mits de activiteiten voldoen aan een beperkte reeks in deze verordening vastgelegde vereisten. Dit moet ook het volgen van de desbetreffende regels van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie (20) vergemakkelijken.

 

(62)

Om te zorgen voor een goed evenwicht tussen de doeltreffende en doelmatige uitvoering van de fondsen en de hieraan gerelateerde administratieve kosten en lasten, moeten de frequentie, reikwijdte en dekking van beheerverificaties gebaseerd zijn op een risicobeoordeling die rekening houdt met factoren als het aantal, het soort, de omvang en de inhoud van de uitgevoerde concrete acties, de begunstigden en het bij vorige beheerverificaties en audits vastgestelde risiconiveau. Beheerverificaties moeten in verhouding staan tot de risico’s die bij die risicobeoordeling zijn vastgesteld en audits moeten in verhouding staan tot de omvang van het risico voor de begroting van de Unie.

 

(63)

De auditautoriteit moet audits uitvoeren en ervoor zorgen dat het aan de Commissie verstrekte auditadvies betrouwbaar is. Dit auditadvies moet de Commissie zekerheid verschaffen omtrent drie punten, namelijk de wettigheid en regelmatigheid van de gedeclareerde uitgaven, het daadwerkelijke functioneren van de beheers- en controlesystemen, en de volledigheid, de nauwkeurigheid en de waarheidsgetrouwheid van de rekeningen. Indien een onafhankelijk controleur op basis van internationaal aanvaarde auditnormen die redelijke zekerheid bieden, een audit heeft uitgevoerd met betrekking tot financiële staten en verslagen waarin het gebruik van een Uniebijdrage wordt beschreven, moet die audit de basis vormen van de algemene zekerheid die de auditautoriteit de Commissie biedt, voor zover de onafhankelijkheid en de bekwaamheid van de controleur voldoende zijn aangetoond overeenkomstig artikel 127 van het Financieel Reglement.

 

(64)

Het moet mogelijk zijn de verificaties en auditvereisten terug te schroeven wanneer de zekerheid bestaat dat het programma tijdens de laatste twee opeenvolgende jaren effectief heeft gefunctioneerd, aangezien dit aantoont dat de fondsen gedurende langere tijd doeltreffend en doelmatig worden uitgevoerd.

 

(65)

Om de administratieve lasten voor de begunstigden en de administratieve kosten te beperken, en om dubbele audits en beheerverificaties van dezelfde bij de Commissie gedeclareerde uitgaven te voorkomen, moet de concrete toepassing van het single audit-beginsel voor de fondsen worden gespecificeerd.

 

(66)

Om de preventieve rol van audits te versterken, wettelijke transparantie te bieden en goede praktijken te delen, moet de Commissie op verzoek van de lidstaten, met toestemming van de gecontroleerde lidstaten, auditverslagen kunnen delen.

 

(67)

Met het oog op beter financieel beheer moet worden voorzien in een vereenvoudigde voorfinancieringsregeling. De voorfinancieringsregeling moet een lidstaat de middelen geven om begunstigden al vanaf het begin van de uitvoering van het programma steun te verstrekken.

 

(68)

Om de administratieve lasten voor de lidstaten en voor de Commissie te verminderen, moet er een schema van betalingsaanvragen worden vastgesteld. Op betalingen door de Commissie moet 5 % worden ingehouden tot de betaling van het jaarlijkse saldo van de rekeningen, wanneer de Commissie tot de slotsom komt dat de rekeningen volledig, nauwkeurig en waarheidsgetrouw zijn.

 

(69)

Om de administratieve lasten te verminderen, moet de procedure voor jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen worden vereenvoudigd door de invoering van eenvoudigere regelingen voor betalingen en terugvorderingen in gevallen waarin er tussen de Commissie en de lidstaat geen verschil van mening bestaat.

 

(70)

Om de financiële belangen en de begroting van de Unie te beschermen, moeten er zowel op lidstaat- als op Commissieniveau evenredige regels worden vastgesteld en uitgevoerd. De Commissie moet betalingstermijnen kunnen onderbreken, tussentijdse betalingen kunnen schorsen en financiële correcties kunnen aanbrengen indien de respectieve voorwaarden daarvoor zijn vervuld. De Commissie moet het evenredigheidsbeginsel in acht nemen door rekening te houden met de aard, de ernst en de frequentie van de onregelmatigheden en de financiële gevolgen ervan voor de begroting van de Unie. Indien de Commissie het bedrag van de onregelmatige uitgaven niet nauwkeurig genoeg kan bepalen om financiële correcties in verband met individuele gevallen toe te passen, dient zij een vast percentage of een statistisch geëxtrapoleerde financiële correctie toe te passen. Schorsing van tussentijdse betalingen op basis van een met redenen omkleed advies dat door de Commissie op grond van artikel 258 VWEU is uitgebracht, moet mogelijk zijn mits er tussen de aangelegenheid waarop het met redenen omkleed advies betrekking heeft en de uitgaven in kwestie een voldoende rechtstreeks verband bestaat om de wettigheid en de regelmatigheid van die uitgaven in gevaar te brengen.

 

(71)

De lidstaten moeten alle door marktdeelnemers gepleegde onregelmatigheden, waaronder fraude, voorkomen, opsporen en doeltreffend aanpakken. Voorts heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (21) en Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 (22) en (Euratom, EG) nr. 2185/96 (23) van de Raad de bevoegdheid administratieve onderzoeken, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren om vast te stellen of sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad (24) bevoegd over te gaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad als bepaald in Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (25). De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat personen of entiteiten die financiële middelen van de Unie ontvangen, ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking op grond van Verordening (EU) 2017/1939, het EOM, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van financiële middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen. De lidstaten moeten snel aan de Commissie verslag uitbrengen over de vastgestelde onregelmatigheden, waaronder fraude, en over de vervolgmaatregelen die zij hebben ondernomen ten aanzien van dergelijke onregelmatigheden en ten aanzien van de OLAF-onderzoeken.

 

(72)

Om de Uniebegroting beter te beschermen, moet de Commissie een geïntegreerd en interoperabel informatie- en monitoringsysteem beschikbaar stellen, met inbegrip van een centraal datamining- en risicoscore-instrument, om zo toegang te hebben tot de relevante gegevens en deze te analyseren, en moet zij het gebruik daarvan aanmoedigen met het oog op een algemene toepassing door de lidstaten.

 

(73)

Overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 16 december 2020 betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer, alsook over nieuwe eigen middelen — waaronder een stappenplan voor de invoering van nieuwe eigen middelen (26) — moeten ter betere bescherming van de begroting van de Unie en van NextGenerationEU tegen onregelmatigheden, waaronder fraude, gestandaardiseerde maatregelen worden genomen voor het verzamelen, vergelijken en aggregeren van informatie en cijfers over de ontvangers van Uniefinanciering om daarmee controle en audit mogelijk te maken. Het verzamelen van gegevens over degenen die uiteindelijk, direct of indirect, Uniefinanciering in gedeeld beheer ontvangen — met inbegrip van gegevens over de uiteindelijk begunstigden van de ontvangers van de Uniefinanciering — is noodzakelijk voor effectieve controles en audits.

 

(74)

Om de Uniebegroting beter te beschermen tegen onregelmatigheden, met inbegrip van fraude, dienen de persoonsgegevens van uiteindelijk begunstigden die natuurlijke personen zijn, te worden verwerkt. In het bijzonder dienen, teneinde dergelijke fraude doeltreffend op te sporen, te onderzoeken en te vervolgen en teneinde onregelmatigheden ongedaan te maken, de uiteindelijk begunstigden die natuurlijke personen zijn en die uiteindelijk voordeel halen uit onregelmatigheden, waaronder fraude, te kunnen worden geïdentificeerd. Daartoe, alsook met het oog op vereenvoudiging en om de administratieve lasten te verminderen, moet het de lidstaten worden toegestaan te voldoen aan hun verplichting met betrekking tot informatie over uiteindelijk begunstigden door gebruik te maken van de gegevens die zijn opgeslagen in de registers die reeds voor de toepassing van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (27) worden gebruikt. In dat verband zijn de doeleinden van de verwerking van persoonsgegevens van uiteindelijk begunstigden in het kader van deze verordening, namelijk het voorkomen, opsporen, corrigeren en rapporteren van onregelmatigheden, waaronder fraude, verenigbaar met de doeleinden van de verwerking van persoonsgegevens in het kader van Richtlijn (EU) 2015/849.

 

(75)

Om de financiële discipline te bevorderen moet de regeling voor de vrijmaking van budgettaire vastleggingen op programmaniveau worden vastgelegd.

 

(76)

Om de lidstaten voldoende tijd te geven om bij de Commissie uitgaven te declareren tot het beschikbare niveau van de middelen indien de nieuwe regels of programma’s in gedeeld beheer na 1 januari 2021 worden vastgesteld, moeten de bedragen die overeenstemmen met de toewijzingen die in het jaar 2021 niet zijn gebruikt, in gelijke delen worden overgedragen naar de jaren 2022 tot en met 2025, als bepaald in artikel 7 van de Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad (28).

 

(77)

Ter bevordering van de doelstellingen van het VWEU inzake economische, sociale en territoriale cohesie moeten in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” alle regio’s worden ondersteund. Om evenwichtige, geleidelijke steun te verstrekken overeenkomstig het niveau van economische en sociale ontwikkeling moeten de middelen voor dat doel worden toegewezen uit het EFRO en het ESF+, volgens een verdeelsleutel die hoofdzakelijk is gebaseerd op het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking. lidstaten waarvan het bruto nationaal inkomen (bni) per hoofd van de bevolking minder dan 90 % van het gemiddelde voor de Unie bedraagt, moeten steun krijgen in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” van het Cohesiefonds.

 

(78)

De middelen voor de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg) moeten aan de lidstaten worden toegewezen op basis van de toewijzingsmethode die met name rekening houdt met de bevolkingsdichtheid in grensgebieden. Om de continuïteit van bestaande programma’s te waarborgen, moeten bovendien in de desbetreffende fondsspecifieke verordening specifieke bepalingen worden opgenomen om de programmagebieden en de subsidiabiliteit van regio’s in het kader van de verschillende onderdelen van Interreg te definiëren.

 

(79)

Er moeten objectieve criteria worden vastgesteld om te bepalen welke regio’s en gebieden voor steun uit de fondsen in aanmerking komen. Daartoe moeten deze regio’s en gebieden op Unieniveau worden aangewezen op basis van het gemeenschappelijke classificatiesysteem voor de regio’s in Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad (29), als gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/2066 van de Commissie (30).

 

(80)

Met het oog op de vaststelling van een passend financieel kader voor het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het JTF moet de Commissie de jaarlijkse verdeling van de beschikbare toewijzingen per lidstaat in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” vaststellen samen met de lijst van subsidiabele regio’s en de toewijzingen voor de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg).

 

(81)

Projecten met betrekking tot de trans-Europese vervoersnetwerken uit hoofde van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de Connecting Europe Facility en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 1316/2013 en (EU) nr. 283/2014 (CEF-verordening) moeten nog altijd uit het Cohesiefonds worden gefinancierd, zowel in gedeeld beheer als via de modaliteit voor directe uitvoering in het kader van de Connecting Europe Facility (CEF). Voortbouwend op de succesvolle benadering van de programmeringsperiode 2014-2020 moet hiertoe een bedrag van 10 000 000 000 EUR van het Cohesiefonds naar de CEF worden overgedragen.

 

(82)

Er moet een bedrag uit het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds worden toegewezen aan het “Stedelijk Europa”-initiatief, dat door de Commissie in direct of indirect beheer moet worden uitgevoerd.

 

(83)

Om een correcte toewijzing aan elke regiocategorie te waarborgen, en in beginsel, mogen de totale toewijzingen aan een lidstaat voor minder ontwikkelde regio’s, overgangsregio’s en meer ontwikkelde regio’s in beginsel niet overdraagbaar zijn tussen de categorieën. Om rekening te houden met de behoeften van een lidstaat om specifieke problemen aan te pakken, moet een lidstaat evenwel kunnen verzoeken om een overdracht van zijn toewijzingen voor meer ontwikkelde regio’s of overgangsregio’s naar minder ontwikkelde regio’s en van meer ontwikkelde regio’s naar overgangsregio’s, en in een dergelijk geval moet hij deze keuze motiveren. Om te zorgen voor voldoende financiële middelen voor minder ontwikkelde regio’s, moet een maximum worden vastgesteld voor overdrachten naar meer ontwikkelde regio’s of overgangsregio’s. Het mag niet mogelijk zijn middelen tussen doelstellingen over te dragen, tenzij in strikt in deze verordening vastgelegde gevallen.

 

(84)

Indien een regio die voor de periode 2014-2020 in de categorie meer ontwikkelde regio’s was ingedeeld, maar voor de periode 2021-2027 in de categorie overgangsregio’s is ingedeeld en derhalve op basis van de toewijzingsmethode minder steun zou ontvangen voor de periode 2021-2027, wordt de betrokken lidstaat verzocht hiermee rekening te houden bij zijn besluit over de interne verdeling van de financiering.

 

(85)

In de context van de unieke en specifieke omstandigheden op het eiland Ierland en met het oog op de ondersteuning van de Noord-Zuid-samenwerking in het kader van het Goede Vrijdagakkoord moet worden doorgegaan met een grensoverschrijdend “Peace Plus”-programma dat voortbouwt op de resultaten van de eerdere programma’s Peace en Interreg in de aangrenzende graafschappen van Ierland en Noord-Ierland. Rekening houdend met het praktische belang van dat programma, moet het worden ondersteund met een specifieke toewijzing voor verdere steun aan acties op het gebied van vrede en verzoening, en moet er daarnaast een passend percentage van de Ierse toewijzing in het kader van Interreg aan worden toegewezen.

 

(86)

Binnen het cohesiebeleid moeten per regiocategorie, waar van toepassing, de maximale medefinancieringspercentages worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat het beginsel van medefinanciering via de nodige publieke of private nationale steunverlening in acht wordt genomen. Die percentages moeten een afspiegeling zijn van de economische ontwikkeling van regio’s in bbp per hoofd van de bevolking ten opzichte van het gemiddelde van de EU-27, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat verschuivingen van categorie niet tot een minder gunstige behandeling leiden.

 

(87)

Binnen de desbetreffende regels van het stabiliteits- en groeipact, zoals verduidelijkt in de Europese gedragscode inzake partnerschap, kunnen de lidstaten een afdoende gemotiveerd verzoek indienen om meer flexibiliteit voor de door de overheid ondersteunde structurele overheidsuitgaven of daarmee gelijk te stellen structurele uitgaven in de vorm van medefinanciering van investeringen.

 

(88)

Om bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening te kunnen aanvullen of wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot wijziging van de elementen die in bepaalde bijlagen bij deze verordening zijn vastgesteld, namelijk voor de dimensies en codes voor de interventietypes, de modellen voor de partnerschapsovereenkomsten en programma’s, de modellen voor de overdracht van gegevens, het model voor de raming van de betalingsaanvragen bij de Commissie, het gebruik van het embleem van de Unie, de elementen van de financieringsovereenkomsten en strategiedocumenten, het systeem voor elektronische gegevensuitwisseling tussen de lidstaten en de Commissie, de modellen voor de beschrijving van het beheers- en controlesysteem, de beheersverklaring, het jaarlijks auditadvies, het jaarlijks controleverslag, het jaarlijkse auditverslag voor financieringsinstrumenten die worden uitgevoerd door de EIB of andere internationale financiële instellingen, de auditstrategie, de betalingsaanvragen, de rekeningen, de gedetailleerde regels en het model voor het melden van onregelmatigheden en voor de vaststelling van de hoogte van de financiële correcties.

 

(89)

Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de wijziging van de Europese gedragscode inzake partnerschap teneinde die gedragscode aan te passen aan deze verordening, de vaststelling op Unieniveau van eenheidskosten, vaste bedragen, vaste percentages en financiering die niet gekoppeld is aan kosten die van toepassing zijn op alle lidstaten alsook de vaststelling van gestandaardiseerde kant-en-klare steekproefmethoden.

 

(90)

Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden met alle betrokken partijen de nodige transparante raadplegingen houdt, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die de gedelegeerde handelingen voorbereiden.

 

(91)

Om uniforme voorwaarden te waarborgen voor de vaststelling van partnerschapsovereenkomsten, de vaststelling of wijziging van programma’s alsook de toepassing van financiële correcties moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. De uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de vaststelling van de verdeling van de financiële toewijzingen over het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds moeten worden vastgesteld zonder comitéprocedure, aangezien zij slechts de toepassing zijn van een vooraf vastgestelde berekeningsmethode. Evenzo moeten de uitvoeringsbevoegdheden in verband met de tijdelijke maatregelen voor de inzet van het fonds in reactie op uitzonderlijke omstandigheden zonder comitéprocedure worden vastgesteld aangezien de reikwijdte wordt bepaald door het stabiliteits- en groeipact en beperkt is tot de maatregelen die in deze verordening zijn vastgelegd.

 

(92)

De uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot het model voor het eindverslag over de prestaties moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (31). Hoewel de uitvoeringshandeling van algemene aard is, moet de raadplegingsprocedure worden gebruikt voor het vaststellen ervan, aangezien deze uitvoeringshandeling alleen technische aspecten, formulieren en modellen betreft.

 

(93)

Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en Raad (32) of elke andere handeling die van toepassing is op de programmeringsperiode 2014-2020 moet van toepassing blijven op de programma’s en concrete acties die door de fondsen zijn ondersteund in de programmeringsperiode 2014-2020 en aangezien de uitvoeringsperiode van die Verordening zich naar verwachting zal uitstrekken over de programmeringsperiode waarop deze verordening ziet, en ter waarborging van de continuïteit van de uitvoering van bepaalde bij die verordening goedgekeurde concrete acties, moeten er faseringsbepalingen worden vastgesteld. Elke afzonderlijke fase van de gefaseerde concrete actie die hetzelfde algemene doel dient, moet worden uitgevoerd volgens de regels van de programmeringsperiode waarin de financiering wordt ontvangen, maar de beheerautoriteit kan tot selectie van de tweede fase overgaan volgens de selectieprocedure die voor die concrete actie in de programmeringsperiode 2014-2020 is gevolgd, mits zij zich ervan vergewist dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor gefaseerde uitvoering uit deze verordening.

 

(94)

Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het versterken van de economische, sociale en territoriale samenhang en het vaststellen van gemeenschappelijke financiële regels voor het deel van de begroting van de Unie dat in gedeeld beheer wordt uitgevoerd, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt vanwege de mate van ongelijkheid tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio’s, de specifieke uitdagingen waarmee achterstandsregio’s worden geconfronteerd, de beperktheid van de financiële middelen van de lidstaten en de regio’s, en de noodzaak van een samenhangend uitvoeringskader voor verscheidene fondsen van de Unie in gedeeld beheer, maar beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 VEU maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

 

(95)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

 

(96)

Met het oog op de vaststelling van deze verordening na het begin van de programmeringsperiode, en rekening houdend met de noodzaak om de Uniefondsen die onder deze verordening vallen, op gecoördineerde en geharmoniseerde wijze uit te voeren, alsmede om een snelle uitvoering ervan mogelijk te maken, moet de verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

INHOUDSOPGAVE

 

TITEL I

DOELSTELLINGEN EN ALGEMENE REGELS INZAKE STEUN

 
 

Hoofdstuk I

Onderwerp, definities en algemene regels

 
 

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

 
 

Artikel 2

Definities

 
 

Artikel 3

Berekening van termijnen voor acties van de Commissie

 
 

Artikel 4

Verwerking en bescherming van persoonsgegevens

 
 

Hoofdstuk II

Beleidsdoelstellingen en beginselen voor de steun van de fondsen

 
 

Artikel 5

Beleidsdoelstellingen

 
 

Artikel 6

Klimaatdoelstellingen en klimaataanpassingsmechanisme

 
 

Artikel 7

Gedeeld beheer

 
 

Artikel 8

Partnerschap en bestuur op verschillende niveaus

 
 

Artikel 9

Horizontale beginselen

 
 

TITEL II

STRATEGISCHE AANPAK

 
 

Hoofdstuk I

Partnerschapsovereenkomst

 
 

Artikel 10

Voorbereiding en indiening van de partnerschapsovereenkomst

 
 

Artikel 11

Inhoud van de partnerschapsovereenkomst

 
 

Artikel 12

Goedkeuring van de partnerschapsovereenkomst

 
 

Artikel 13

Wijziging van de partnerschapsovereenkomst

 
 

Artikel 14

Inzet van het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het EFMZVA door middel van het InvestEU-programma

 
 

Hoofdstuk II

Randvoorwaarden en prestatiekader

 
 

Artikel 15

Randvoorwaarden

 
 

Artikel 16

Prestatiekader

 
 

Artikel 17

Methode voor de vaststelling van een prestatiekader

 
 

Artikel 18

Tussentijdse evaluatie en flexibiliteitsbedrag

 
 

Hoofdstuk III

Maatregelen verbonden aan goed economisch bestuur en aan buitengewone of uitzonderlijke omstandigheden

 
 

Artikel 19

Maatregelen om de doeltreffendheid van de fondsen te koppelen aan goed economisch bestuur

 
 

Artikel 20

Tijdelijke maatregelen voor het gebruik van de fondsen in reactie op uitzonderlijke of buitengewone omstandigheden

 
 

TITEL III

PROGRAMMERING

 
 

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen betreffende de fondsen

 
 

Artikel 21

Voorbereiding en indiening van programma’s

 
 

Artikel 22

Inhoud van programma’s

 
 

Artikel 23

Goedkeuring van programma’s

 
 

Artikel 24

Wijziging van programma’s

 
 

Artikel 25

Gezamenlijke steun uit het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het JTF

 
 

Artikel 26

Overdracht van middelen

 
 

Artikel 27

Overdracht van middelen uit het EFRO en het ESF+ naar het JTF

 
 

Hoofdstuk II

Territoriale ontwikkeling

 
 

Artikel 28

Geïntegreerde territoriale ontwikkeling

 
 

Artikel 29

Territoriale strategieën

 
 

Artikel 30

Geïntegreerde territoriale investering

 
 

Artikel 31

Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling

 
 

Artikel 32

Strategieën voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling

 
 

Artikel 33

Plaatselijke actiegroepen

 
 

Artikel 34

Steun uit de fondsen voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling

 
 

Hoofdstuk III

Technische bijstand

 
 

Artikel 35

Technische bijstand op initiatief van de Commissie

 
 

Artikel 36

Technische bijstand op initiatief van de lidstaten

 
 

Artikel 37

Financiering die niet gekoppeld is aan kosten voor technische bijstand aan de lidstaten

 
 

TITEL IV

MONITORING, EVALUATIE, COMMUNICATIE EN ZICHTBAARHEID

 
 

Hoofdstuk I

Monitoring

 
 

Artikel 38

Monitoringcomité

 
 

Artikel 39

Samenstelling van het monitoringcomité

 
 

Artikel 40

Taken van het monitoringcomité

 
 

Artikel 41

Jaarlijkse prestatie-evaluatie

 
 

Artikel 42

Indiening van gegevens

 
 

Artikel 43

Eindverslag over de prestaties

 
 

Hoofdstuk II

Evaluatie

 
 

Artikel 44

Evaluaties door de lidstaat

 
 

Artikel 45

Evaluatie door de Commissie

 
 

Hoofdstuk III

Zichtbaarheid, transparantie en communicatie

 
 

Afdeling I

Zichtbaarheid van de steun uit de fondsen

 
 

Artikel 46

Zichtbaarheid

 
 

Artikel 47

Embleem van de Unie

 
 

Artikel 48

Contactpersonen voor communicatie en netwerken

 
 

Afdeling II

Transparantie van de uitvoering van de fondsen en communicatie over programma’s

 
 

Artikel 49

Functies van de beheerautoriteit

 
 

Artikel 50

Verantwoordelijkheden van begunstigden

 
 

TITEL V

FINANCIËLE STEUN UIT DE FONDSEN

 
 

Hoofdstuk I

Vormen van bijdragen van de Unie

 
 

Artikel 51

Vormen van bijdragen van de Unie aan programma’s

 
 

Hoofdstuk II

Vormen van steun door de lidstaten

 
 

Artikel 52

Vormen van steun

 
 

Afdeling I

Subsidievormen

 
 

Artikel 53

Subsidievormen

 
 

Artikel 54

Financiering volgens een vast percentage voor indirecte kosten in verband met subsidies

 
 

Artikel 55

Directe personeelskosten in verband met subsidies

 
 

Artikel 56

Financiering volgens een vast percentage voor andere subsidiabele kosten dan directe personeelskosten in verband met subsidies

 
 

Artikel 57

Subsidies onder voorwaarden

 
 

Afdeling II

Financieringsinstrumenten

 
 

Artikel 58

Financieringsinstrumenten

 
 

Artikel 59

Uitvoering van financieringsinstrumenten

 
 

Artikel 60

Rente en andere voordelen als gevolg van steun uit de fondsen aan financieringsinstrumenten

 
 

Artikel 61

Gedifferentieerde behandeling van investeerders

 
 

Artikel 62

Hergebruik van middelen die kunnen worden toegerekend aan de steun uit de fondsen

 
 

Hoofdstuk III

Subsidiabiliteitsregels

 
 

Artikel 63

Subsidiabiliteit

 
 

Artikel 64

Niet-subsidiabele kosten

 
 

Artikel 65

Duurzaamheid van concrete acties

 
 

Artikel 66

Verplaatsing

 
 

Artikel 67

Specifieke subsidiabiliteitsregels voor subsidies

 
 

Artikel 68

Specifieke subsidiabiliteitsregels voor financieringsinstrumenten

 
 

TITEL VI

BEHEER EN CONTROLE

 
 

Hoofdstuk I

Algemene regels voor beheer en controle

 
 

Artikel 69

Verantwoordelijkheden van de lidstaten

 
 

Artikel 70

Bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Commissie

 
 

Artikel 71

Programma-autoriteiten

 
 

Hoofdstuk II

Standaardbeheer- en controlesystemen

 
 

Artikel 72

Functies van de beheerautoriteit

 
 

Artikel 73

Selectie van concrete acties door de beheerautoriteit

 
 

Artikel 74

Programmabeheer door de beheerautoriteit

 
 

Artikel 75

Ondersteuning van het werk van het monitoringcomité door de beheerautoriteit

 
 

Artikel 76

De boekhoudfunctie

 
 

Artikel 77

Taken van de auditautoriteit

 
 

Artikel 78

Auditstrategie

 
 

Artikel 79

Audits van concrete acties

 
 

Artikel 80

Single audit-regelingen

 
 

Artikel 81

Beheersverificaties en audits van financieringsinstrumenten

 
 

Artikel 82

Beschikbaarheid van documenten

 
 

Hoofdstuk III

Gebruik van nationale beheersystemen

 
 

Artikel 83

Verbeterde proportionele regelingen

 
 

Artikel 84

Voorwaarden voor de toepassing van verbeterde proportionele regelingen

 
 

Artikel 85

Aanpassing tijdens de programmeringsperiode

 
 

TITEL VII

FINANCIEEL BEHEER, INDIENING EN ONDERZOEK VAN DE REKENINGEN EN FINANCIËLE CORRECTIES

 
 

Hoofdstuk I

Financieel beheer

 
 

Afdeling I

Algemene boekhoudregels

 
 

Artikel 86

Budgettaire vastleggingen

 
 

Artikel 87

Gebruik van de euro

 
 

Artikel 88

Terugbetaling

 
 

Afdeling II

Regels voor betalingen aan de lidstaten

 
 

Artikel 89

Soorten betalingen

 
 

Artikel 90

Voorfinanciering

 
 

Artikel 91

Betalingsaanvragen

 
 

Artikel 92

Specifieke elementen voor financieringsinstrumenten in betalingsaanvragen

 
 

Artikel 93

Gemeenschappelijke regels voor betalingen

 
 

Artikel 94

Bijdragen van de Unie op basis van eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages

 
 

Artikel 95

Bijdragen van de Unie op basis van financiering die niet gekoppeld is aan kosten

 
 

Afdeling III

Onderbrekingen en schorsingen

 
 

Artikel 96

Onderbreking van de betalingstermijn

 
 

Artikel 97

Schorsing van betalingen

 
 

Hoofdstuk II

Indiening en onderzoek van rekeningen

 
 

Artikel 98

Inhoud en indiening van rekeningen

 
 

Artikel 99

Onderzoek van rekeningen

 
 

Artikel 100

Berekening van het saldo

 
 

Artikel 101

Procedure voor het onderzoek van rekeningen

 
 

Artikel 102

Contradictoire procedure voor het onderzoek van rekeningen

 
 

Hoofdstuk III

Financiële correcties

 
 

Artikel 103

Financiële correcties door de lidstaten

 
 

Artikel 104

Financiële correcties door de Commissie

 
 

Hoofdstuk IV

Vrijmaking

 
 

Artikel 105

Beginselen en regels voor vrijmaking

 
 

Artikel 106

Uitzonderingen op de regels voor vrijmaking

 
 

Artikel 107

Procedure voor vrijmaking

 
 

TITEL VIII

FINANCIEEL KADER

 
 

Artikel 108

Geografische dekking van de steun voor de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei”

 
 

Artikel 109

Middelen voor economische, sociale en territoriale samenhang

 
 

Artikel 110

Middelen voor de doelstellingen “investeren in werkgelegenheid en groei” en “Europese territoriale samenwerking” (Interreg)

 
 

Artikel 111

Overdraagbaarheid van middelen

 
 

Artikel 112

Bepaling van de medefinancieringspercentages

 
 

TITEL IX

BEVOEGDHEIDSDELEGATIE, UITVOERINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

 
 

Hoofdstuk I

Bevoegdheidsdelegatie en uitvoeringsbepalingen

 
 

Artikel 113

Bevoegdheidsdelegatie wat bepaalde bijlagen betreft

 
 

Artikel 114

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

 
 

Artikel 115

Comitéprocedure

 
 

Hoofdstuk II

Overgangs- en slotbepalingen

 
 

Artikel 116

Evaluatie

 
 

Artikel 117

Overgangsbepalingen

 
 

Artikel 118

Voorwaarden voor concrete acties waarvoor gefaseerde uitvoering geldt

 
 

Artikel 119

Inwerkingtreding

 
 

BIJLAGE I

DIMENSIES EN CODES VOOR DE INTERVENTIETYPES VOOR HET EFRO, HET ESF+, HET COHESIEFONDS EN HET JTF — ARTIKEL 22, LID 5

 
 

BIJLAGE II

MODEL VOOR DE PARTNERSCHAPSOVEREENKOMST — ARTIKEL 10, LID 6

 
 

BIJLAGE III

HORIZONTALE RANDVOORWAARDEN — ARTIKEL 15, LID 1

 
 

BIJLAGE IV

THEMATISCHE RANDVOORWAARDEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP HET EFRO, HET ESF+ EN HET COHESIEFONDS — ARTIKEL 15, LID 1

 
 

BIJLAGE V

MODEL VOOR PROGRAMMA’S DIE STEUN KRIJGEN VAN HET EFRO (DOELSTELLING “INVESTEREN IN WERKGELEGENHEID EN GROEI”), HET ESF+, HET JTF, HET COHESIEFONDS EN HET EFMZVA — ARTIKEL 21, LID 3

 
 

BIJLAGE VI

MODEL VAN EEN PROGRAMMA VOOR HET AMIF, HET ISF EN HET BMVI — ARTIKEL 21, LID 3

 
 

BIJLAGE VII

MODEL VOOR DE DOORGIFTE VAN GEGEVENS — ARTIKEL 42

 
 

BIJLAGE VIII

EEN PROGNOSE VAN HET BEDRAG WAARVOOR DE LIDSTAAT BETALINGSAANVRAGEN VERWACHT IN TE DIENEN VOOR HET LOPENDE EN HET VOLGENDE KALENDERJAAR (ARTIKEL 69, LID 10)

 
 

BIJLAGE IX

COMMUNICATIE EN ZICHTBAARHEID — ARTIKELEN 47, 49 EN 50

 
 

BIJLAGE X

ELEMENTEN VOOR FINANCIERINGSOVEREENKOMSTEN EN STRATEGIEDOCUMENTEN — ARTIKEL 59, LEDEN 1 EN 5

 
 

BIJLAGE XI

HOOFDVEREISTEN VOOR BEHEER- EN CONTROLESYSTEMEN EN DE INDELING ERVAN — ARTIKEL 69, LID 1

 
 

BIJLAGE XII

GEDETAILLEERDE REGELS EN HET MODEL VOOR HET MELDEN VAN ONREGELMATIGHEDEN — ARTIKEL 69, LID 2

 
 

BIJLAGE XIII

ELEMENTEN VOOR HET AUDITSPOOR — ARTIKEL 69, LID 6

 
 

BIJLAGE XIV

ELEKTRONISCHE SYSTEMEN VOOR GEGEVENSUITWISSELING TUSSEN PROGRAMMA-AUTORITEITEN EN BEGUNSTIGDEN — ARTIKEL 69, LID 8

 
 

BIJLAGE XV

SFC2021: ELEKTRONISCH SYSTEEM VOOR GEGEVENSUITWISSELING TUSSEN DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE — ARTIKEL 69, LID 9

 
 

BIJLAGE XVI

MODEL VOOR DE BESCHRIJVING VAN HET BEHEER- EN CONTROLESYSTEEM — ARTIKEL 69, LID 11

 
 

BIJLAGE XVII

OVER IEDERE OPERATIE TE REGISTREREN EN ELEKTRONISCH TE BEWAREN GEGEVENS — ARTIKEL 72, LID 1, PUNT E)

 
 

BIJLAGE XVIII

MODEL VOOR DE BEHEERSVERKLARING — ARTIKEL 74, LID 1, PUNT F)

 
 

BIJLAGE XIX

MODEL VOOR HET JAARLIJKSE AUDITADVIES — ARTIKEL 77, LID 3, PUNT A)

 
 

BIJLAGE XX

MODEL VOOR HET JAARLIJKSE CONTROLEVERSLAG — ARTIKEL 77, LID 3, PUNT B)

 
 

BIJLAGE XXI

MODEL VOOR HET JAARLIJKSE AUDITVERSLAG — ARTIKEL 81, LID 5

 
 

BIJLAGE XXII

MODEL VOOR DE AUDITSTRATEGIE — ARTIKEL 78

 
 

BIJLAGE XXIII

MODEL VOOR BETALINGSAANVRAGEN — ARTIKEL 91, LID 3

 
 

BIJLAGE XXIV

MODEL VOOR DE REKENINGEN — ARTIKEL 98, LID 1, PUNT A)

 
 

BIJLAGE XXV

VASTSTELLING VAN DE HOOGTE VAN DE FINANCIËLE CORRECTIES: FINANCIËLE CORRECTIES VOLGENS EEN VAST PERCENTAGE EN DOOR MIDDEL VAN EXTRAPOLATIE — ARTIKEL 104, LID 1

 
 

BIJLAGE XXVI

METHODE VOOR DE TOEWIJZING VAN DE TOTALE MIDDELEN PER LIDSTAAT — ARTIKEL 109, LID 2

 

TITEL I

DOELSTELLINGEN EN ALGEMENE REGELS INZAKE STEUN

HOOFDSTUK I

Onderwerp, definities en algemene regels

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

  • 1. 
    Bij deze verordening worden vastgesteld:
 

a)

de financiële regels voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF), het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA), het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF), het Fonds voor interne veiligheid (ISF) en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (BMVI) (gezamenlijk “de fondsen” genoemd);

 

b)

gemeenschappelijke bepalingen die van toepassing zijn op het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds, het JTF en het EFMZVA.

  • 2. 
    Deze verordening is niet van toepassing op het onderdeel “werkgelegenheid en sociale innovatie” van het ESF+ noch op de componenten in direct en indirect beheer van het EFMZVA, het AMIF, het ISF en het BMVI, met uitzondering van technische bijstand op initiatief van de Commissie.
  • 3. 
    De artikelen 5, 14, 19, 28 tot en met 34 en 108 tot en met 112 zijn niet van toepassing op het AMIF, het ISF en het BMVI.
  • 4. 
    De artikelen 108 tot en met 112 zijn niet van toepassing op het EFMZVA.
  • 5. 
    De artikelen 14, 15, 18, 19, 21 tot en met 27 en 37 tot en met 42, artikel 43, leden 1 tot en met 4, de artikelen 44 en 50, artikel 55, lid 1, en de artikelen 73, 77, 80 en 83 tot en met 85 zijn niet van toepassing op de Interreg-programma’s.
  • 6. 
    In de hierna vermelde fondsspecifieke verordeningen kunnen ter aanvulling van deze verordening regels worden vastgesteld die evenwel niet strijdig zijn met deze verordening:
 

a)

Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (33) (de “EFRO- en CF-verordening”);

 

b)

Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (34) (de “ESF+-verordening”);

 

c)

Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (35) (de “Interreg-verordening”);

 

d)

Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (36) (de “JTF verordening”);

 

e)

Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1004 (de “EFMZVA-verordening”);

 

f)

Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie (de “AMIF-verordening”);

 

g)

Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Fonds voor interne veiligheid (de “ISF-verordening”);

 

h)

Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting, in het kader van het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer, van het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (de “BMVI-verordening”).

Bij twijfel of deze verordening van toepassing is dan wel fondsspecifieke verordeningen van toepassing zijn, prevaleert deze verordening.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

 

1)

“relevante landspecifieke aanbevelingen”: overeenkomstig artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4, VWEU aangenomen aanbevelingen van de Raad in verband met structurele uitdagingen, alsmede overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) 2018/1999 aangenomen aanvullende aanbevelingen van de Commissie, die het best opgevolgd kunnen worden via meerjarige investeringen die binnen het bereik van de fondsen vallen als beschreven in de fondsspecifieke verordeningen;

 

2)

“randvoorwaarde”: een absolute voorwaarde voor een doeltreffende en efficiënte uitvoering van de specifieke doelstellingen;

 

3)

“toepasselijk recht”: het Unierecht en het nationaal recht betreffende de toepassing ervan;

 

4)

“concrete actie”:

 

a)

een in het kader van de betrokken programma’s gekozen project, overeenkomst, actie of groep projecten;

 

b)

bij financieringsinstrumenten, een bijdrage uit een programma aan een financieringsinstrument en de daaropvolgende financiële steun die door die financieringsinstrumenten aan eindontvangers wordt verleend;

 

5)

“concrete actie van strategisch belang”: een concrete actie die een significante bijdrage levert aan de verwezenlijking van de doelstellingen van een programma en dat onderworpen is aan specifieke monitoring- en communicatiemaatregelen;

 

6)

“prioriteit” in het kader van het AMIF, ISF en het BMIV: een specifieke doelstelling;

 

7)

“prioriteit” in het kader van het EFMZVA, alleen voor de toepassing van titel VII: een “specifieke doelstelling”;

 

8)

“intermediaire instantie”: een publiek- of privaatrechtelijke instantie die handelt onder verantwoordelijkheid van een beheerautoriteit of die namens een dergelijke autoriteit taken verricht;

 

9)

“begunstigde”:

 

a)

een publiek- of privaatrechtelijke instantie, een entiteit met of zonder rechtspersoonlijkheid of een natuurlijke persoon die belast is met het opzetten, of met het opzetten en uitvoeren, van concrete acties;

 

b)

waar het gaat om publiek-private partnerschappen (“PPP’s”), de publiekrechtelijke instantie die de concrete PPP-actie opzet of de private partner die is geselecteerd om deze uit te voeren;

 

c)

waar het gaat om staatssteunregelingen, de onderneming die de steun ontvangt;

 

d)

in het kader van de-minimissteun die wordt verstrekt overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1407/2013 (37) of (EU) nr. 717/2014 (38) van de Commissie, kan de lidstaat besluiten dat de steunverlenende instantie de begunstigde is voor de toepassing van deze verordening, indien zij belast is met het opzetten, of met zowel het opzetten als het uitvoeren, van de concrete actie;

 

e)

waar het gaat om financieringsinstrumenten, de instantie die het holdingfonds uitvoert of, bij ontstentenis van een holdingfondsstructuur, de instantie die het specifieke fonds uitvoert, of de beheerautoriteit, indien het financieringsinstrument door deze wordt beheerd;

 

10)

“fonds voor kleinschalige projecten”: een concrete actie in een Interreg-programma die gericht is op de selectie en uitvoering van projecten, met inbegrip van people-to-peopleacties, van beperkte financiële omvang;

 

11)

“einddoel”: vooraf vastgestelde waarde die voor het einde van de subsidiabiliteitsperiode moet zijn bereikt in verband met een voor een specifieke doelstelling opgenomen indicator;

 

12)

“tussendoel”: tussentijdse waarde die op een bepaald tijdstip tijdens de subsidiabiliteitsperiode moet zijn bereikt in verband met een voor een specifieke doelstelling opgenomen outputindicator;

 

13)

“outputindicator”: een indicator voor het meten van de specifieke resultaten die met de interventie moeten worden behaald;

 

14)

“resultaatindicator”: een indicator voor het meten van de effecten van de gesteunde interventies, in het bijzonder met betrekking tot de rechtstreekse geadresseerden, de doelgroep of de gebruikers van de infrastructuur;

 

15)

“concrete PPP-actie”: een concrete actie die wordt uitgevoerd in het kader van een partnerschap tussen openbare instanties en de particuliere sector overeenkomstig een PPP-overeenkomst en die tot doel heeft openbare diensten te verstrekken door middel van risicodeling door het bundelen van expertise uit de particuliere sector of van extra financieringsbronnen, of van beide;

 

16)

“financieringsinstrument”: een vorm van steun die wordt gegeven via een structuur middels welke financiële producten aan eindontvangers worden verstrekt;

 

17)

“financieel product”: investeringen in eigen vermogen, investeringen in quasi-eigenvermogen, leningen en garanties, als omschreven in artikel 2 van het Financieel Reglement;

 

18)

“eindontvanger”: een rechtspersoon of natuurlijke persoon die steun ontvangt uit de fondsen via een begunstigde van een fonds voor kleinschalige projecten of uit een financieringsinstrument;

 

19)

“programmabijdrage”: steun van de fondsen en de nationale openbare, en elke particuliere medefinanciering aan een financieringsinstrument;

 

20)

“holdingfonds”: een fonds dat onder de verantwoordelijkheid van een beheerautoriteit in het kader van een of meer programma’s is opgericht om één of meer specifieke fondsen uit te voeren;

 

21)

“specifiek fonds”: een fonds via hetwelk een beheerautoriteit of een holdingfonds financiële producten aan eindontvangers verstrekt;

 

22)

“instantie die een financieringsinstrument uitvoert”: publiek- of privaatrechtelijke instantie die taken van een holdingfonds of een specifiek fonds uitvoert;

 

23)

“hefboomeffect”: het voor de eindontvangers ter beschikking gestelde vergoedbare bedrag aan financiering, gedeeld door de bijdrage van de fondsen;

 

24)

“multiplicatorratio”: waar het gaat om garantie-instrumenten, een verhouding, bepaald op basis van een prudente voorafgaande risicobeoordeling met betrekking tot elk aan te bieden garantieproduct, tussen de waarde van de onderliggende uitgekeerde nieuwe leningen, investeringen in eigen vermogen of investeringen in quasi-eigenvermogen, en het bedrag van de programmabijdrage dat is gereserveerd voor garantieovereenkomsten om verwachte en onverwachte verliezen uit deze nieuwe leningen, investeringen in eigen vermogen of investeringen in quasi-eigenvermogen te dekken;

 

25)

“beheerskosten”: directe of indirecte kosten die worden vergoed op basis van bewijzen van uitgaven die voor de uitvoering van de financieringsinstrumenten zijn gemaakt;

 

26)

“beheersvergoeding”: de prijs voor verleende diensten, zoals bepaald in de financieringsovereenkomst tussen de beheerautoriteit en de instantie die een holdingfonds of specifiek fonds uitvoert; en, in voorkomend geval, tussen de instantie die een holdingfonds uitvoert en de instantie die een specifiek fonds uitvoert;

 

27)

“verplaatsing”: overbrenging van dezelfde of een vergelijkbare activiteit of een deel daarvan in de zin van artikel 2, punt 61 a), van Verordening (EU) nr. 651/2014;

 

28)

“overheidsbijdrage”: elke bijdrage ter financiering van concrete acties, afkomstig uit de begroting van een nationale, regionale of lokale overheid of van een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS) die is opgericht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad (39), uit de begroting van de Unie voor de fondsen, uit de begroting van publiekrechtelijke instanties of uit de begroting van verenigingen van overheden of van publiekrechtelijke instanties, die voor de vaststelling van het medefinancieringspercentage van ESF+-programma’s of -prioriteiten alle gezamenlijk door werkgevers en werknemers bijgedragen financiële middelen kan omvatten;

 

29)

“boekjaar”: de periode van 1 juli tot en met 30 juni van het volgende jaar, behalve voor het eerste boekjaar van de programmeringsperiode, dat de periode van de begindatum voor subsidiabiliteit van de uitgaven tot en met 30 juni 2022 omvat; het laatste boekjaar loopt van 1 juli 2029 tot en met 30 juni 2030;

 

30)

“marktdeelnemer”: elke natuurlijke of rechtspersoon of andere instantie die betrokken is bij de uitvoering van de bijstandsmaatregelen van de fondsen, met uitzondering van de lidstaten in de uitoefening van hun prerogatieven van openbaar gezag;

 

31)

“onregelmatigheid”: elke inbreuk op het toepasselijke recht als gevolg van een handelen of nalaten van een marktdeelnemer waarbij de begroting van de Unie door een onverschuldigde uitgave ten laste van deze begroting wordt of zou kunnen worden benadeeld;

 

32)

“ernstige tekortkoming”: tekortkoming in de effectieve werking van het beheer- en controlesysteem van een programma waarvoor aanzienlijke verbeteringen in beheer- en controlesystemen nodig zijn en waarbij een van de in bijlage XI opgenomen essentiële vereisten 2, 4, 5, 9, 12, 13 en 15 of twee of meer van de andere essentiële vereisten zijn beoordeeld in de categorieën 3 en 4 van die bijlage;

 

33)

“systemische onregelmatigheid”: elke onregelmatigheid die zeer waarschijnlijk zal optreden bij soortgelijke concrete acties, een terugkerend karakter kan hebben en voortvloeit uit een ernstige tekortkoming, daaronder begrepen het niet-vaststellen van passende procedures overeenkomstig deze verordening en de fondsspecifieke voorschriften;

 

34)

“totale fouten”: de som van de verwachte toevallige fouten en, in voorkomend geval, de afgebakende systeemfouten en de niet-gecorrigeerde atypische fouten;

 

35)

“totale foutenpercentage”: de totale fouten gedeeld door de auditpopulatie;

 

36)

“resterende foutenpercentage”: de totale fouten, verminderd met de door de lidstaat toegepaste financiële correcties om de door de auditautoriteit vastgestelde risico’s te reduceren, gedeeld door de in de rekeningen te declareren uitgaven;

 

37)

“voltooide concrete actie”: een concrete actie die fysiek is voltooid of volledig is uitgevoerd en waarvoor de begunstigden alle betrokken betalingen hebben verricht en de betrokken overheidsbijdrage aan de begunstigden is betaald;

 

38)

“steekproefeenheid”: een van de eenheden — waarbij het kan gaan om een concrete actie, een project binnen een concrete actie of een betalingsaanvraag door een begunstigde — waarin een auditpopulatie is onderverdeeld met het oog op het samenstellen van de steekproef;

 

39)

“geblokkeerde rekening”: in het geval van een concrete PPP-actie, een bankrekening die valt onder een door de beheerautoriteit of een intermediaire instantie goedgekeurde schriftelijke overeenkomst tussen een begunstigde publiekrechtelijke instantie en de particuliere partner, welke gebruikt wordt voor betalingen tijdens of na de subsidiabiliteitsperiode;

 

40)

“deelnemer”: een natuurlijke persoon die rechtstreeks profiteert van een concrete actie zonder dat hij belast is met het opzetten of met zowel het opzetten als het uitvoeren van de concrete actie en die in het kader van het EFMZVA geen financiële steun ontvangt;

 

41)

“energie-efficiëntie eerst”: het beginsel dat in energieplanning en in besluiten over energiebeleid en -investeringen zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met alternatieve, kostenefficiënte energie-efficiëntiemaatregelen om de vraag naar energie en de energievoorziening efficiënter te maken, met name door middel van kosteneffectieve besparingen op het eindgebruik van energie, vraag-responsinitiatieven en efficiëntere omzetting, transmissie en distributie van energie, zonder afbreuk te doen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van die besluiten;

 

42)

“klimaatbestendig maken”: een proces om te voorkomen dat infrastructuur kwetsbaar is voor mogelijke klimaateffecten op lange termijn, en er tevens voor te zorgen dat het “energie-efficiëntie eerst”-beginsel in acht wordt genomen en dat het niveau van broeikasgasemissies als gevolg van het project spoort met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit in 2050;

 

43)

“subsidies onder voorwaarden”: een subsidiecategorie waarvoor voorwaarden gelden in verband met de terugbetaling van steun;

 

44)

“EIB”: de Europese Investeringsbank, het Europees Investeringsfonds of ongeacht welke dochterinstelling van de Europese Investeringsbank;

 

45)

“Excellentiekeurmerk”: het door de Commissie ten aanzien van een voorstel toegekend kwaliteitskeurmerk, waaruit blijkt dat het voorstel dat in het kader van een oproep tot het indienen van voorstellen uit hoofde van een instrument van de Unie is beoordeeld, geacht wordt te voldoen aan de minimumkwaliteitseisen van dat instrument van de Unie, maar bij gebrek aan beschikbare begrotingsmiddelen voor die oproep tot het indienen van voorstellen niet kon worden gefinancierd, en steun zou kunnen ontvangen uit andere Unie- of nationale financieringsbronnen.

Artikel 3

Berekening van termijnen voor acties van de Commissie

Indien er een termijn is vastgesteld voor een actie van de Commissie, gaat die termijn in wanneer de lidstaat alle informatie heeft verstrekt die overeenkomstig deze verordening of de fondsspecifieke verordeningen is vereist.

De termijn wordt opgeschort op de dag na die waarop de Commissie haar opmerkingen of een verzoek om herziene documenten aan de lidstaat stuurt en de opschorting duurt totdat de lidstaat de Commissie antwoord geeft.

Artikel 4

Verwerking en bescherming van persoonsgegevens

De lidstaten en de Commissie mogen persoonsgegevens alleen verwerken indien dat nodig is voor het vervullen van hun respectieve verplichtingen uit hoofde van deze verordening, met name voor monitoring, rapportage, communicatie, bekendmaking, evaluatie, financieel beheer, verificaties en audits en, indien van toepassing, voor het bepalen van de subsidiabiliteit van deelnemers. De persoonsgegevens worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 of Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (40), naargelang toepasselijk.

HOOFDSTUK II

Beleidsdoelstellingen en beginselen voor de steun van de fondsen

Artikel 5

Beleidsdoelstellingen

  • 1. 
    Het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het EFMZVA ondersteunen de volgende beleidsdoelstellingen:
 

a)

een competitiever en slimmer Europa door bevordering van een innovatieve en slimme economische transformatie en regionale ICT-connectiviteit;

 

b)

een groenere, koolstofarme transitie naar een koolstofneutrale economie en een veerkrachtig Europa door de bevordering van een schone en rechtvaardige energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, klimaatmitigatie en -adaptatie, risicopreventie en risicobeheersing, en duurzame stedelijke mobiliteit;

 

c)

een meer verbonden Europa door een betere mobiliteit;

 

d)

een socialer en inclusiever Europa door de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten;

 

e)

een Europa dat dichter bij de burger staat door bevordering van de duurzame en geïntegreerde ontwikkeling van alle soorten gebieden en lokale initiatieven.

Het JTF draagt bij tot het verwezenlijken van de specifieke doelstelling “regio’s en mensen in staat stellen om te gaan met de sociale, werkgelegenheids-, economische en milieueffecten van de transitie naar de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie voor 2030 en een klimaatneutrale economie tegen 2050, op basis van de Overeenkomst van Parijs”.

De eerste alinea van dit artikel is niet van toepassing op de middelen van het EFRO en het ESF+ die overeenkomstig artikel 27 naar het JTF worden overgedragen.

  • 2. 
    Het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het JTF dragen bij tot het optreden van de Unie dat is gericht op de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang overeenkomstig artikel 174 VWEU, door de volgende doelstellingen na te streven:
 

a)

de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” in lidstaten en regio’s, met steun uit het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het JTF, en

 

b)

de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg), met steun uit het EFRO.

  • 3. 
    De lidstaten en de Commissie bevorderen de coördinatie, complementariteit en samenhang tussen de fondsen en andere instrumenten en middelen van de Unie. Zij optimaliseren de coördinatiemechanismen tussen de verantwoordelijken om dubbel werk bij planning en uitvoering te vermijden. De lidstaten en de Commissie houden derhalve tevens rekening met de betreffende landspecifieke aanbevelingen bij de programmering en de uitvoering van de fondsen.

Artikel 6

Klimaatdoelstellingen en klimaataanpassingsmechanisme

  • 1. 
    De lidstaten verstrekken informatie over steun voor de milieu- en klimaatdoelstellingen volgens een methode op basis van de interventietypes voor elk van de fondsen. Deze methode bestaat in het toekennen van een specifiek gewicht aan de verstrekte steun dat weergeeft in hoeverre de steun bijdraagt aan de verwezenlijking van de milieu- en klimaatdoelstellingen. In het geval van het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds worden de gewichten gekoppeld aan de dimensies en codes voor de interventietypes van bijlage I. Het EFRO en het Cohesiefonds dragen met respectievelijk 30 % en 37 % van de Uniebijdrage bij aan uitgaven die worden ondersteund met het oog op de verwezenlijking van de voor de Uniebegroting vastgestelde klimaatdoelstellingen.
  • 2. 
    Het streefcijfer voor klimaatbijdragen voor elke lidstaat wordt vastgesteld als een percentage van zijn totale toewijzing uit het EFRO en het Cohesiefonds, en wordt in de programma’s opgenomen als het resultaat van de interventietypes en de indicatieve financiële verdeling overeenkomstig artikel 22, lid 3, punt d), viii). Zoals bepaald in artikel 11, lid 1, wordt het voorlopige streefcijfer voor klimaatbijdragen in de partnerschapsovereenkomst vastgesteld.
  • 3. 
    De lidstaat en de Commissie monitoren regelmatig de inachtneming van de streefcijfers voor klimaatbijdragen, op basis van de totale subsidiabele uitgaven die door de begunstigden bij de beheerautoriteit worden gedeclareerd, uitgesplitst naar interventietype overeenkomstig artikel 42 en op basis van door de lidstaat verstrekte gegevens. Indien uit de monitoring blijkt dat er men nog te ver achterligt op het streefcijfer voor klimaatbijdragen, komen de lidstaat en de Commissie tijdens de jaarlijkse evaluatievergadering corrigerende maatregelen overeen.
  • 4. 
    Indien er op 31 december 2024 blijkt dat het streefcijfer voor klimaatbijdragen op nationaal niveau nog te ver uit zicht is, houdt de lidstaat hiermee rekening in zijn tussentijdse evaluatie overeenkomstig artikel 18, lid 1.

Artikel 7

Gedeeld beheer

  • 1. 
    De lidstaten en de Commissie voeren de aan de fondsen toegewezen begroting van de Unie in gedeeld beheer uit overeenkomstig artikel 63 van het Financieel Reglement. De lidstaten zorgen voor de voorbereiding en de uitvoering van programma’s op het juiste territoriale niveau, overeenkomstig hun institutionele, wettelijke en financiële kader.
  • 2. 
    De Commissie zorgt voor de uitvoering van het steunbedrag dat van het Cohesiefonds wordt overgedragen naar de Connecting Europe Facility (CEF), het Stedelijk Europa-initiatief en interregionale innovatieve investeringen, van het steunbedrag dat wordt overgedragen van het ESF+ naar transnationale samenwerking, van de bedragen die worden bijgedragen aan het InvestEU-programma, en van technische bijstand, op initiatief van de Commissie zelf, in direct of indirect beheer, overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punten a) en c), van het Financieel Reglement.
  • 3. 
    De Commissie kan, met instemming van de lidstaat en de betrokken regio’s, de samenwerking met ultraperifere gebieden in het kader van de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg) uitvoeren in indirect beheer.

Artikel 8

Partnerschap en bestuur op verschillende niveaus

  • 1. 
    Voor de partnerschapsovereenkomst en voor elk programma organiseert en implementeert elke lidstaat een uitgebreid partnerschap overeenkomstig zijn institutionele en wettelijke kader en houdt hij daarbij rekening met de specifieke kenmerken van de fondsen. Bij dit partnerschap zijn ten minste de volgende partners betrokken:
 

a)

regionale, lokale, stedelijke en andere overheden;

 

b)

economische en sociale partners;

 

c)

relevante instanties die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen, zoals milieupartners, niet-gouvernementele organisaties en instanties die tot taak hebben sociale insluiting, grondrechten, rechten van personen met een handicap, gendergelijkheid en non-discriminatie te bevorderen;

 

d)

onderzoeksorganisaties en universiteiten, in voorkomend geval.

  • 2. 
    Het bij lid 1 van dit artikel ingestelde partnerschap functioneert volgens het beginsel van bestuur op verschillende niveaus en een benadering van onderop. De lidstaten betrekken in lid 1 bedoelde partners bij de voorbereiding van de partnerschapsovereenkomst en gedurende de hele duur van de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van de programma’s, onder meer door middel van deelname aan de monitoringcomités overeenkomstig artikel 39.

In dit verband wijzen de lidstaten in voorkomend geval een passend percentage van de middelen uit de fondsen toe voor de opbouw van bestuurlijke capaciteit van de sociale partners en maatschappelijke organisaties.

  • 3. 
    Voor Interreg-programma’s omvat het partnerschap partners uit alle deelnemende lidstaten.
  • 4. 
    Partnerschappen worden georganiseerd en uitgevoerd overeenkomstig de Europese gedragscode inzake partnerschap, die is vastgesteld bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 240/2014 van de Commissie.
  • 5. 
    Ten minste een keer per jaar raadpleegt de Commissie organisaties die partners op Unieniveau vertegenwoordigen over de uitvoering van programma’s en brengt zij verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over het resultaat daarvan.

Artikel 9

Horizontale beginselen

  • 1. 
    De lidstaten en de Commissie zorgen bij de uitvoering van de fondsen voor de eerbiediging van de grondrechten en de naleving van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
  • 2. 
    De lidstaten en de Commissie zien erop toe dat de gelijkheid van vrouwen en mannen, gendermainstreaming en de integratie van een genderperspectief worden meegewogen en bevorderd tijdens de hele duur van de voorbereiding, uitvoering, monitoring, rapportage en evaluatie van programma’s.
  • 3. 
    De lidstaten en de Commissie nemen passende maatregelen om discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid bij de voorbereiding en de uitvoering van, het toezicht op, de rapportage over en de evaluatie van programma’s te voorkomen. Tijdens de voorbereiding en uitvoering van programma’s wordt met name rekening gehouden met de toegankelijkheid voor personen met een handicap.
  • 4. 
    De doelstellingen van de fondsen worden nagestreefd met als doel het bevorderen van duurzame ontwikkeling als bedoeld in artikel 11 VWEU, rekening houdend met de duurzameontwikkelingsdoelen van de VN, de Overeenkomst van Parijs en het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”.

De doelstellingen van de fondsen worden nagestreefd met volledige inachtneming van het milieuacquis van de Unie.

TITEL II

STRATEGISCHE AANPAK

HOOFDSTUK I

Partnerschapsovereenkomst

Artikel 10

Voorbereiding en indiening van de partnerschapsovereenkomst

  • 1. 
    Elke lidstaat bereidt een partnerschapsovereenkomst voor waarin de strategische oriëntatie voor de programmering en de regelingen voor het doeltreffend en doelmatig gebruik van het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds, het JTF en het EFMZVA voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 zijn opgenomen.
  • 2. 
    De partnerschapsovereenkomst wordt voorbereid in overeenstemming met de Europese gedragscode inzake partnerschap. Wanneer de lidstaat tijdens de voorbereiding van zijn programma’s reeds in een uitgebreid partnerschap voorziet, wordt aan die eis geacht te zijn voldaan.
  • 3. 
    De lidstaat dient de partnerschapsovereenkomst in voordat of op hetzelfde tijdstip als hij het eerste programma bij de Commissie indient.
  • 4. 
    De partnerschapsovereenkomst kan samen met het desbetreffende jaarlijkse nationale hervormingsprogramma en het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan worden ingediend.
  • 5. 
    De partnerschapsovereenkomst is een strategisch en beknopt document. Het telt maximaal 35 bladzijden, tenzij de lidstaat op eigen initiatief besluit dat het document langer moet zijn.
  • 6. 
    De lidstaat stelt de partnerschapsovereenkomst op overeenkomstig het in bijlage II opgenomen model. De partnerschapsovereenkomst kan in een van de programma’s van de lidstaat worden opgenomen.
  • 7. 
    Interreg-programma’s kunnen vóór de indiening van de partnerschapsovereenkomst bij de Commissie worden ingediend.
  • 8. 
    De EIB kan op verzoek van de betrokken lidstaat deelnemen aan de voorbereiding van de partnerschapsovereenkomst, alsook aan activiteiten in verband met de voorbereiding van concrete acties, financieringsinstrumenten en PPP’s.

Artikel 11

Inhoud van de partnerschapsovereenkomst

  • 1. 
    De partnerschapsovereenkomst bevat de volgende onderdelen:
 

a)

de geselecteerde beleidsdoelstellingen en de specifieke doelstelling van het JTF, met vermelding van de onder de partnerschapsovereenkomst en de programma’s vallende fondsen waarmee deze doelstellingen zullen worden nagestreefd, en van de redenen daarvoor, rekening houdend met de relevante landspecifieke aanbevelingen, het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan, de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten en, in voorkomend geval, regionale uitdagingen;

 

b)

voor elk van de geselecteerde beleidsdoelstellingen en de specifieke doelstelling van het JTF:

 

i)

een samenvatting van de beleidskeuzes en de belangrijkste resultaten die voor elk van de onder de partnerschapsovereenkomst vallende fondsen wordt verwacht;

 

ii)

coördinatie, afbakening en complementariteit tussen de fondsen en, in voorkomend geval, coördinatie tussen nationale en regionale programma’s;

 

iii)

complementariteit en synergie tussen de onder de partnerschapsovereenkomst vallende middelen, het AMIF, het ISF, het BMVI en andere instrumenten van de Unie, waaronder strategische, geïntegreerde projecten van LIFE en strategische natuurprojecten, en, in voorkomend geval, projecten die worden gefinancierd uit Horizon Europa;

 

c)

de voorlopige financiële toewijzing voor elk van de onder de partnerschapsovereenkomst vallende fondsen per beleidsdoelstelling op nationaal en in voorkomend geval op regionaal niveau, waarbij rekening wordt gehouden met fondsspecifieke regels inzake thematische concentratie en de voorlopige financiële toewijzing voor de specifieke doelstelling van het JTF, met inbegrip van eventuele EFRO- en ESF+-middelen die overeenkomstig artikel 27 aan het JTF zullen worden overgedragen;

 

d)

de voorlopige klimaatbijdragedoelstelling overeenkomstig artikel 6, lid 2;

 

e)

waar van toepassing, de opsplitsing van financiële middelen per regiocategorie opgesteld overeenkomstig artikel 108, lid 2, en de bedragen van de toewijzingen waarvan wordt voorgesteld dat zij op grond van de artikelen 26 en 111 worden overgedragen, met een motivering voor die overdrachten;

 

f)

voor technische bijstand, de keuze van de lidstaat voor de vorm van Uniebijdrage overeenkomstig artikel 36, lid 3, en, waar van toepassing, de voorlopige financiële toewijzing uit elk van de onder de partnerschapsovereenkomst vallende fondsen op nationaal niveau en de opsplitsing van financiële middelen per programma en per regiocategorie;

 

g)

de bedragen per fonds en per regiocategorie die moeten worden bijgedragen aan het InvestEU-programma, waar van toepassing;

 

h)

de lijst van geplande programma’s in het kader van de onder de partnerschapsovereenkomst vallende fondsen met de respectieve voorlopige financiële toewijzingen per fonds en de overeenkomstige nationale bijdrage per regiocategorie, waar van toepassing;

 

i)

een samenvatting van de acties die de betrokken lidstaat voornemens is te ondernemen om zijn administratieve capaciteit voor het inzetten van de onder de partnerschapsovereenkomst vallende fondsen te versterken;

 

j)

in voorkomend geval een geïntegreerde benadering om de demografische uitdagingen van regio’s en gebieden het hoofd te bieden en/of te voorzien in hun specifieke behoeften.

Met betrekking tot de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg) bevat de partnerschapsovereenkomst alleen de lijst van geplande programma’s.

  • 2. 
    De partnerschapsovereenkomst kan tevens een samenvatting bevatten van de beoordeling van de vraag of aan de in artikel 15 en bijlagen III en IV vermelde relevante randvoorwaarden is voldaan.

Artikel 12

Goedkeuring van de partnerschapsovereenkomst

  • 1. 
    De Commissie beoordeelt de partnerschapsovereenkomst en gaat na of ze in overeenstemming is met de onderhavige verordening, de fondsspecifieke voorschriften en het evenredigheidsbeginsel, rekening houdend met het strategische karakter van het document, het aantal betrokken programma’s en het totale bedrag van de aan de betrokken lidstaat toegewezen middelen. Bij haar beoordeling houdt de Commissie met name rekening met hoe de lidstaat denkt om te gaan met de relevante landspecifieke aanbevelingen, zijn geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan en de Europese pijler van sociale rechten.
  • 2. 
    De Commissie kan binnen drie maanden na de datum waarop de lidstaat de partnerschapsovereenkomst heeft ingediend, opmerkingen formuleren.
  • 3. 
    De lidstaat evalueert de partnerschapsovereenkomst en houdt daarbij rekening met de opmerkingen van de Commissie.
  • 4. 
    Uiterlijk vier maanden na de eerste indiening van de partnerschapsovereenkomst door de betrokken lidstaat stelt de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling een besluit vast tot goedkeuring van de partnerschapsovereenkomst.
  • 5. 
    Wanneer de partnerschapsovereenkomst wordt opgenomen in een programma overeenkomstig artikel 10, lid 6, stelt de Commissie uiterlijk zes maanden na de datum van de eerste indiening van het programma door de betrokken lidstaat, bij uitvoeringshandeling een besluit tot goedkeuring van zowel de partnerschapsovereenkomst als het programma vast.

Artikel 13

Wijziging van de partnerschapsovereenkomst

  • 1. 
    Een lidstaat kan uiterlijk 31 maart 2025 bij de Commissie een gewijzigde partnerschapsovereenkomst indienen waarin de resultaten van de tussentijdse evaluatie in aanmerking worden genomen.
  • 2. 
    De Commissie beoordeelt die wijziging en kan binnen drie maanden na de indiening van de gewijzigde partnerschapsovereenkomst opmerkingen formuleren.
  • 3. 
    De lidstaat beziet de gewijzigde partnerschapsovereenkomst opnieuw en houdt daarbij rekening met de opmerkingen van de Commissie.
  • 4. 
    De Commissie keurt uiterlijk zes maanden nadat ze door de lidstaat is ingediend, de wijziging van de partnerschapsovereenkomst goed.

Artikel 14

Inzet van het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het EFMZVA door middel van het InvestEU-programma

  • 1. 
    De lidstaten kunnen in de partnerschapsovereenkomst een bedrag van maximaal 2 % van de initiële nationale toewijzing toewijzen aan respectievelijk het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het EFMZVA, dat moet worden bijgedragen aan het InvestEU-programma en wordt verstrekt via de EU-garantie en de InvestEU-advieshub overeenkomstig artikel 10 van de InvestEU-verordening. De lidstaten kunnen, met instemming van de betrokken beheerautoriteit, na 1 januari 2023 voorts een bedrag van maximaal 3 % van de initiële nationale toewijzing van elk van die fondsen toewijzen via een of meer verzoeken tot wijziging van een programma.

Dergelijke bedragen moeten bijdragen tot de verwezenlijking van de in de partnerschapsovereenkomst of het programma geselecteerde beleidsdoelstellingen, en moeten hoofdzakelijk investeringen in de categorie bijdragende regio’s ondersteunen.

Deze bijdragen worden overeenkomstig de regels van de InvestEU-verordening uitgevoerd en vormen geen overdrachten van middelen uit hoofde van artikel 26.

  • 2. 
    De lidstaten bepalen het totale bedrag per fonds en per regiocategorie, waar van toepassing, dat voor elk jaar wordt bijgedragen. Voor de partnerschapsovereenkomst kunnen middelen van het lopende kalenderjaar en van toekomstige kalenderjaren worden toegewezen. Indien een lidstaat om een wijziging van een programma verzoekt, kunnen alleen middelen van toekomstige kalenderjaren worden toegewezen.
  • 3. 
    De in lid 1 van dit artikel bedoelde bedragen worden bij sluiting van de bijdrageovereenkomst overeenkomstig artikel 10, lid 3, van de InvestEU-verordening gebruikt als voorziening voor het deel van de EU-garantie in het compartiment van de respectieve lidstaat en voor de InvestEU-advieshub. De vastleggingen in de begroting van de Unie voor elke bijdrageovereenkomst kunnen in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 in jaarlijkse tranches worden verricht door de Commissie.
  • 4. 
    Niettegenstaande artikel 12 van het Financieel Reglement wordt, indien binnen vier maanden vanaf de datum van het besluit van de Commissie tot vaststelling van de partnerschapsovereenkomst geen bijdrageovereenkomst als bedoeld in artikel 10, lid 2, van de InvestEU-verordening is gesloten voor een bedrag als bedoeld in lid 1 van dit artikel dat in de partnerschapsovereenkomst is toegewezen, het overeenkomstige bedrag, in voorkomend geval op verzoek van de lidstaat, toegewezen aan een of meer programma’s binnen het bijdragende fonds en de bijdragende regiocategorie.

De bijdrageovereenkomst voor de bedragen als bedoeld in lid 1 die zijn toegewezen in het verzoek tot wijziging van een programma, wordt gelijktijdig met de vaststelling van het besluit tot wijziging van het programma gesloten.

  • 5. 
    Indien binnen negen maanden na de sluiting van de bijdrageovereenkomst geen garantieovereenkomst overeenkomstig artikel 10, lid 4, tweede alinea, van de InvestEU-verordening is gesloten, wordt de bijdrageovereenkomst in onderlinge overeenstemming beëindigd of verlengd.

Indien de deelname van een lidstaat aan het InvestEU-fonds wordt stopgezet, worden de betrokken bedragen die als voorziening naar het gemeenschappelijk voorzieningsfonds zijn overgemaakt, teruggevorderd als interne bestemmingsontvangsten op grond van artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement. De betrokken lidstaat dient een verzoek voor één of meer wijzigingen van het programma in om de teruggevorderde bedragen en de overeenkomstig lid 2 van dit artikel aan toekomstige kalenderjaren toegewezen bedragen te kunnen gebruiken. De beëindiging of wijziging van de bijdrageovereenkomst geschiedt gelijktijdig met de vaststelling van de besluiten tot wijziging van het betrokken programma of de betrokken programma’s.

  • 6. 
    Indien een garantieovereenkomst overeenkomstig artikel 10, lid 4, derde alinea, van de InvestEU-verordening binnen vier jaar na de sluiting ervan niet goed is uitgevoerd, wordt de bijdrageovereenkomst gewijzigd. De lidstaat kan erom verzoeken dat bedragen die op grond van lid 1 van dit artikel aan de EU-garantie zijn bijgedragen en die zijn vastgelegd in de garantieovereenkomst maar geen onderliggende leningen, investeringen in eigen vermogen of andere risicodragende instrumenten dekken, worden behandeld overeenkomstig lid 5 van dit artikel.
  • 7. 
    Middelen die worden gegenereerd door of toe te schrijven zijn aan de bedragen die aan de EU-garantie zijn bijgedragen, worden aan de lidstaat ter beschikking gesteld overeenkomstig artikel 10, lid 5, punt a), van de InvestEU-verordening en gebruikt voor steun in het kader van dezelfde doelstelling of doelstellingen in de vorm van financieringsinstrumenten of begrotingsgaranties.
  • 8. 
    Voor de bedragen die overeenkomstig de leden 4, 5 en 6 van dit artikel opnieuw zullen worden gebruikt in een programma, begint de termijn voor de vrijmaking als bepaald in artikel 105, lid 1, te lopen in het jaar waarin de overeenkomstige budgettaire vastleggingen worden gedaan.

HOOFDSTUK II

Randvoorwaarden en prestatiekader

Artikel 15

Randvoorwaarden

  • 1. 
    Voor de specifieke doelstellingen worden in deze verordening randvoorwaarden vastgelegd.

Bijlage III bevat horizontale randvoorwaarden die gelden voor alle specifieke doelstellingen en de criteria die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de vraag of aan de voorwaarden is voldaan.

Bijlage IV bevat thematische randvoorwaarden voor het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds en de criteria die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de vraag of aan de voorwaarden is voldaan.

De randvoorwaarde met betrekking tot de middelen en capaciteit voor de effectieve toepassing van de staatssteunregels is niet van toepassing voor programma’s die steun ontvangen van het AMIF, het ISF of het BMVI.

  • 2. 
    Bij de voorbereiding van een programma of de invoering van een nieuwe specifieke doelstelling als onderdeel van een programmawijziging, beoordeelt de lidstaat of deze randvoorwaarden die samenhangen met de geselecteerde specifieke doelstelling, zijn vervuld. Een randvoorwaarde is vervuld wanneer is voldaan aan alle daaraan gerelateerde criteria. De lidstaat geeft in elk programma of in de programmawijziging de vervulde en niet-vervulde randvoorwaarden aan en verstrekt een motivering indien hij van oordeel is dat een randvoorwaarde is vervuld.
  • 3. 
    Indien niet is voldaan aan een randvoorwaarde op het ogenblik dat het programma wordt goedgekeurd of gewijzigd, brengt de lidstaat de Commissie op de hoogte zodra hij van oordeel is dat de randvoorwaarde is vervuld, met een motivering daarvan.
  • 4. 
    De Commissie verricht zo snel mogelijk en uiterlijk drie maanden na ontvangst van de in lid 3 bedoelde informatie een beoordeling en stelt de lidstaat ervan in kennis of zij het met de lidstaat eens is dat de randvoorwaarde is vervuld.

Indien de Commissie het oneens is met de lidstaat dat de randvoorwaarde is vervuld, stelt zij de lidstaat daarvan in kennis en deelt zij deze haar beoordeling mede.

Indien de lidstaat het oneens is met de beoordeling van de Commissie, legt de lidstaat zijn opmerkingen binnen een maand voor aan de Commissie, die dan handelt overeenkomstig de eerste alinea.

Indien de lidstaat de beoordeling van de Commissie aanvaardt, handelt de lidstaat overeenkomstig lid 3.

  • 5. 
    Onverminderd artikel 105 kunnen uitgaven die verband houden met concrete acties die gekoppeld zijn aan de specifieke doelstelling worden opgenomen in betalingsaanvragen, maar deze worden niet door de Commissie vergoed totdat de Commissie de lidstaat overeenkomstig dit artikel, lid 4, eerste alinea, ervan in kennis heeft gesteld dat de randvoorwaarde is vervuld.

De eerste alinea is niet van toepassing op concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de overeenkomstige randvoorwaarde.

  • 6. 
    De lidstaat zorgt ervoor dat de randvoorwaarden gedurende de volledige programmeringsperiode vervuld blijven en gerespecteerd worden. Hij stelt de Commissie in kennis van elke wijziging die de vervulling van de randvoorwaarden beïnvloedt.

Indien de Commissie van oordeel is dat niet langer aan een randvoorwaarde wordt voldaan, stelt zij de lidstaat daarvan in kennis en deelt zij deze haar beoordeling mede. Vervolgens wordt de in lid 4, tweede en derde alinea, beschreven procedure gevolgd.

Indien de Commissie op basis van de opmerkingen van de lidstaat tot de conclusie komt dat de randvoorwaarde nog altijd niet is vervuld, en onverminderd artikel 105, kunnen uitgaven die verband houden met de specifieke doelstelling worden opgenomen in betalingsaanvragen, maar worden deze niet door de Commissie vergoed totdat de Commissie de lidstaat overeenkomstig lid 4, eerste alinea, van dit artikel ervan in kennis heeft gesteld dat de randvoorwaarde is vervuld.

  • 7. 
    Bijlage IV is niet van toepassing op prioriteiten die worden ondersteund door het JTF en op de middelen uit het EFRO en het ESF+ die overeenkomstig artikel 27 aan het JTF zijn overgedragen.

Artikel 16

Prestatiekader

  • 1. 
    Elke lidstaat stelt een prestatiekader op om de prestaties van het programma tijdens de uitvoering ervan te kunnen monitoren, erover te kunnen rapporteren en ze te kunnen evalueren en om bij te dragen tot het meten van de algemene prestaties van de fondsen.

Het prestatiekader bestaat uit:

 

a)

output- en resultaatindicatoren, gekoppeld aan specifieke, voor het programma geselecteerde doelstellingen die in de fondsspecifieke verordeningen zijn vastgesteld;

 

b)

tussendoelen voor de outputindicatoren die uiterlijk eind 2024 moeten zijn bereikt, en

 

c)

einddoelen voor de output- en resultaatindicatoren die uiterlijk eind 2029 moeten zijn bereikt.

  • 2. 
    Er worden tussen- en einddoelen vastgesteld met betrekking tot elke specifieke doelstelling binnen een programma, met uitzondering van technische bijstand en van de in artikel 4, lid 1, punt m), van de ESF+-verordening bedoelde specifieke doelstelling voor het bestrijden van materiële deprivatie.
  • 3. 
    Tussen- en einddoelen stellen de Commissie en de lidstaat in staat de vooruitgang bij de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen te meten. Zij voldoen aan de in artikel 33, lid 3, van het Financieel Reglement bedoelde vereisten.

Artikel 17

Methode voor de vaststelling van een prestatiekader

  • 1. 
    De methode voor de vaststelling van een prestatiekader omvat:
 

a)

de door de lidstaten toegepaste criteria voor de selectie van indicatoren;

 

b)

de gebruikte gegevens of bewijzen, de borging van de gegevenskwaliteit en de berekeningsmethode;

 

c)

factoren die het bereiken van de tussen- en einddoelen kunnen beïnvloeden, en de wijze waarop deze in aanmerking zijn genomen.

  • 2. 
    De lidstaten stellen de methode voor de vaststelling van het prestatiekader op verzoek ter beschikking van de Commissie.

Artikel 18

Tussentijdse evaluatie en flexibiliteitsbedrag

  • 1. 
    Voor de programma’s ondersteund door het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het JTF verricht de lidstaat een evaluatie van elk programma, rekening houdend met de volgende elementen:
 

a)

de nieuwe uitdagingen die in de relevante, in 2024 aangenomen landspecifieke aanbevelingen in kaart worden gebracht;

 

b)

de vooruitgang bij de uitvoering van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan, indien van toepassing;

 

c)

de vooruitgang bij de uitvoering van de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten;

 

d)

de sociaal-economische situatie van de betrokken lidstaat of regio, met bijzondere nadruk op territoriale behoeften, waarbij met elke belangrijke negatieve financiële, economische of sociale ontwikkeling rekening wordt gehouden.

 

e)

de belangrijkste resultaten van de relevante evaluaties;

 

f)

de vooruitgang bij het bereiken van de tussendoelen, rekening houdend met grote moeilijkheden die bij de uitvoering van het programma zijn ondervonden;

 

g)

voor de door het JTF ondersteunde programma’s, de door de Commissie overeenkomstig artikel 29, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2018/1999 uitgevoerde beoordeling.

  • 2. 
    Voor elk programma dient de lidstaat uiterlijk 31 maart 2025 bij de Commissie voor elk programma een beoordeling van het resultaat van de tussentijdse evaluatie in, met inbegrip van een voorstel voor de definitieve toewijzing van het in artikel 86, lid 1, tweede alinea, bedoelde flexibiliteitsbedrag.
  • 3. 
    Indien dit naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie van het programma nodig wordt geacht of indien er overeenkomstig lid 1, punt a), nieuwe uitdagingen in kaart worden gebracht, dient de lidstaat bij de Commissie de in lid 2 bedoelde beoordeling in, samen met het gewijzigde programma.

De herzieningen moeten het volgende omvatten:

 

a)

de toewijzingen van de financiële middelen per prioriteit;

 

b)

herziene of nieuwe doelen;

 

c)

indien van toepassing, de bedragen per fonds en per categorie van regio die moeten worden bijgedragen aan het InvestEU-programma;

De Commissie keurt het herziene programma goed overeenkomstig artikel 24, met inbegrip van een definitieve toewijzing van het flexibiliteitsbedrag.

  • 4. 
    Indien de lidstaat als gevolg van de tussentijdse evaluatie van oordeel is dat het programma geen wijziging behoeft:
 

a)

stelt de Commissie binnen drie maanden na de indiening van de in lid 2 bedoelde beoordeling een besluit vast waarbij de definitieve toewijzing van het flexibiliteitsbedrag wordt bevestigd; ofwel

 

b)

verzoekt de Commissie de lidstaat binnen twee maanden na de indiening van de in lid 2 van dit artikel bedoelde beoordeling een gewijzigd programma in te dienen overeenkomstig artikel 24.

  • 5. 
    Tot de vaststelling van het besluit van de Commissie waarbij de definitieve toewijzing van het flexibiliteitsbedrag wordt bevestigd, is dit bedrag niet beschikbaar voor de selectie van concrete acties.
  • 6. 
    De Commissie stelt een verslag op over het resultaat van de tussentijdse evaluatie en dient het uiterlijk eind 2026 bij het Europees Parlement en de Raad in.

HOOFDSTUK III

Maatregelen verbonden aan goed economisch bestuur en aan buitengewone of uitzonderlijke omstandigheden

Artikel 19

Maatregelen om de doeltreffendheid van de fondsen te koppelen aan goed economisch bestuur

  • 1. 
    De Commissie kan een lidstaat verzoeken de betrokken programma’s opnieuw te bezien en wijzigingen daarvan voor te stellen indien dit nodig is om de uitvoering van de desbetreffende aanbevelingen van de Raad te ondersteunen.

Dit verzoek kan worden geformuleerd:

 

a)

ter ondersteuning van de uitvoering van een relevante landspecifieke aanbeveling vastgesteld overeenkomstig artikel 121, lid 2, VWEU en van een relevante tot de lidstaat gerichte aanbeveling van de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 148, lid 4, VWEU;

 

b)

ter ondersteuning van de uitvoering van tot de betrokken lidstaat gerichte relevante aanbevelingen van de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 7, lid 2, of artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (41), op voorwaarde dat deze wijzigingen noodzakelijk worden geacht om de macro-economische onevenwichtigheden te helpen corrigeren.

  • 2. 
    Een verzoek van de Commissie aan een lidstaat overeenkomstig lid 1 wordt gemotiveerd, onder verwijzing naar de noodzaak de uitvoering van de desbetreffende aanbevelingen te ondersteunen, en in dit verzoek wordt vermeld om welke programma’s of prioriteiten het volgens de Commissie gaat, alsmede de aard van de verwachte wijzigingen. Zulk verzoek wordt niet geformuleerd vóór 2023 of na 2026, noch in verband met hetzelfde programma in twee opeenvolgende jaren.
  • 3. 
    De lidstaat dient zijn antwoord op het in lid 1 bedoelde verzoek in binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek, waarin hij uitlegt welke wijzigingen hij in de desbetreffende programma’s nodig acht en waarom, en aangeeft om welke programma’s het gaat en welk karakter de voorgestelde wijzigingen hebben, alsmede welke effecten ervan worden verwacht op de uitvoering van aanbevelingen en op de tenuitvoerlegging van de fondsen. Zo nodig formuleert de Commissie opmerkingen binnen één maand na ontvangst van dat antwoord.
  • 4. 
    De lidstaat dient een voorstel tot wijziging van de desbetreffende programma’s in binnen twee maanden na de datum van indiening van het in lid 3 bedoelde antwoord.
  • 5. 
    Indien de Commissie geen opmerkingen heeft ingediend of van mening is dat met alle ingediende opmerkingen naar tevredenheid rekening is gehouden, stelt zij uiterlijk vier maanden na de indiening ervan door de lidstaat een besluit vast tot goedkeuring van de wijzigingen van de desbetreffende programma’s.
  • 6. 
    Indien de lidstaat in reactie op een overeenkomstig lid 1 geformuleerd verzoek niet effectief optreedt binnen de in de leden 3 en 4 bepaalde termijnen, kan de Commissie binnen drie maanden nadat zij opmerkingen overeenkomstig lid 3 heeft gemaakt of nadat het voorstel van de lidstaat overeenkomstig lid 4 is ingediend, aan de Raad een voorstel doen om alle of een deel van de betalingen voor de betrokken programma’s of prioriteiten te schorsen. In haar voorstel geeft de Commissie aan om welke redenen zij besluit dat de lidstaat niet effectief is opgetreden. Bij de opstelling van haar voorstel neemt de Commissie alle relevante informatie in aanmerking en houdt zij rekening met alle elementen die naar voren komen in het kader van en met alle standpunten die zijn geformuleerd via de in lid 14 bedoelde gestructureerde dialoog.

De Raad neemt door middel van een uitvoeringshandeling een besluit over dit voorstel. Die uitvoeringshandeling geldt alleen voor verzoeken om betaling die zijn ingediend na de datum van vaststelling van die uitvoeringshandeling.

  • 7. 
    De Commissie doet een voorstel aan de Raad om alle of een deel van de vastleggingen of betalingen voor een of meer programma’s van een lidstaat te schorsen indien de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 8 of lid 11, VWEU besluit dat een lidstaat geen effectieve maatregelen heeft genomen om zijn buitensporige tekort te corrigeren, tenzij hij het bestaan van een ernstige economische neergang in de eurozone of de Unie als geheel in de zin van artikel 3, lid 5, en artikel 5, lid 2, van Verordening 1467/97 van de Raad (42) heeft vastgesteld.
  • 8. 
    In de volgende gevallen kan de Commissie de Raad voorstellen alle of een deel van de vastleggingen of betalingen voor een of meer programma’s van een lidstaat te schorsen:
 

a)

de Raad neemt in dezelfde procedure bij buitensporige onevenwichtigheden, overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad, twee opeenvolgende aanbevelingen aan omdat de lidstaat een ontoereikend plan met corrigerende maatregelen heeft ingediend;

 

b)

de Raad stelt in dezelfde procedure bij buitensporige onevenwichtigheden overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1176/2011, twee opeenvolgende besluiten vast waarbij wordt vastgesteld dat een lidstaat zijn verplichtingen niet is nagekomen doordat hij de aanbevolen corrigerende maatregelen niet heeft genomen;

 

c)

de Commissie concludeert dat een lidstaat geen maatregelen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad (43) heeft genomen, en besluit bijgevolg de uitbetaling van de aan die lidstaat toegekende financiële bijstand niet goed te keuren;

 

d)

de Raad besluit dat een lidstaat het macro-economisch aanpassingsprogramma overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en de Raad (44) niet naleeft of de maatregelen waarom is verzocht in een overeenkomstig artikel 136, lid 1, VWEU vastgesteld Raadsbesluit, niet neemt.

  • 9. 
    Er wordt prioriteit gegeven aan het schorsen van vastleggingen. Betalingen worden alleen geschorst wanneer het de bedoeling is onmiddellijk op te treden of bij significante niet-naleving. De schorsing van betalingen is van toepassing op betalingsaanvragen die na de datum van het schorsingsbesluit voor de programma’s in kwestie zijn ingediend.
  • 10. 
    Een voorstel van de Commissie voor een besluit tot schorsing van vastleggingen wordt geacht door de Raad te zijn aangenomen, tenzij deze binnen één maand na de indiening van het Commissievoorstel, door middel van een uitvoeringshandeling besluit het voorstel met gekwalificeerde meerderheid te verwerpen.

De schorsing van vastleggingen is van toepassing op de vastleggingen van de fondsen voor de lidstaat in kwestie vanaf 1 januari van het jaar na de vaststelling van het schorsingsbesluit.

De Raad stelt op basis van een voorstel van de Commissie als bedoeld in de leden 7 en 8, door middel van een uitvoeringshandeling een besluit over de schorsing van betalingen vast.

  • 11. 
    De omvang en de zwaarte van de op te leggen schorsing van vastleggingen of betalingen zijn evenredig, nemen de gelijke behandeling van de lidstaten in acht, en houden rekening met de economische en sociale omstandigheden van de betrokken lidstaat, in het bijzonder met het werkloosheidspeil, het armoedepeil of de mate van sociale uitsluiting in de betrokken lidstaat ten opzichte van het gemiddelde van de Unie en met het effect van de schorsing op de economie van de betrokken lidstaat. De impact van schorsingen op programma’s die van essentieel belang zijn voor het aanpakken van negatieve economische of sociale omstandigheden, is een specifieke factor waarmee rekening moet worden gehouden.
  • 12. 
    Voor de schorsing van vastleggingen geldt in de volgende gevallen dat maximaal 25 % van de vastleggingen voor het volgende kalenderjaar voor de fondsen, of, als dat minder is, 0,25 % van het nominale bbp, kan worden geschorst:
 

a)

bij de eerste niet-naleving van een procedure bij buitensporige tekorten als bedoeld in lid 7;

 

b)

bij de eerste niet-naleving in verband met een plan met corrigerende maatregelen in het kader van een procedure bij buitensporige onevenwichtigheden als bedoeld in lid 8, punt a);

 

c)

bij niet-naleving van de aanbevolen corrigerende maatregel in het kader van een procedure bij buitensporige onevenwichtigheden als bedoeld in lid 8, punt b);

 

d)

bij de eerste niet-naleving als bedoeld in lid 8, punten c) en d).

In het geval van voortdurende niet-naleving kan het percentage van geschorste vastleggingen hoger liggen dan de in de eerste alinea bedoelde maximumpercentages.

  • 13. 
    In de volgende gevallen heft de Raad op voorstel van de Commissie de schorsing van vastleggingen op:
 

a)

de procedure bij buitensporige tekorten wordt overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1467/97 opgeschort, of de Raad heeft overeenkomstig artikel 126, lid 12, VWEU besloten het besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in te trekken;

 

b)

de Raad heeft het door de betrokken lidstaat ingediende plan met corrigerende maatregelen overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 onderschreven, de procedure bij buitensporige onevenwichtigheden wordt overeenkomstig artikel 10, lid 5, van die verordening opgeschort, of de Raad heeft de procedure bij buitensporige onevenwichtigheden overeenkomstig artikel 11 van die verordening afgesloten;

 

c)

de Commissie heeft geconcludeerd dat de betrokken lidstaat passende maatregelen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 332/2002 heeft genomen;

 

d)

de Commissie heeft geconcludeerd dat de betrokken lidstaat passende maatregelen heeft genomen om het in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 472/2013 bedoelde macro-economisch aanpassingsprogramma uit te voeren, of de maatregelen heeft genomen waarom is verzocht in een overeenkomstig artikel 136, lid 1, VWEU vastgesteld Raadsbesluit.

Nadat de Raad de schorsing van vastleggingen heeft opgeheven, plaatst de Commissie de geschorste vastleggingen overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad opnieuw op de begroting.

Geschorste vastleggingen mogen na 2027 niet opnieuw op de begroting worden geplaatst.

De termijn voor de vrijmaking van het opnieuw op de begroting geplaatste bedrag overeenkomstig artikel 105 gaat in vanaf het jaar waarin de geschorste vastlegging opnieuw op de begroting is geplaatst.

Een besluit over de opheffing van de schorsing van betalingen wordt genomen door de Raad op basis van een voorstel van de Commissie, indien aan de in de eerste alinea vermelde toepasselijke voorwaarden is voldaan. Een voorstel van de Commissie voor een besluit over de opheffing van de schorsing van vastleggingen wordt geacht te zijn aangenomen door de Raad tenzij de Raad door middel van een uitvoeringshandeling met gekwalificeerde meerderheid binnen een maand na voorlegging van het Commissievoorstel besluit een dergelijk voorstel af te wijzen.

  • 14. 
    De Commissie houdt het Europees Parlement op de hoogte van de tenuitvoerlegging van dit artikel. Met name informeert de Commissie het Europees Parlement onmiddellijk wanneer voor een lidstaat een van de voorwaarden in lid 6, 7 of 8 is vervuld en verstrekt zij gedetailleerde gegevens over de fondsen en programma’s waarvoor tot een schorsing kan worden besloten.

Het Europees Parlement kan de Commissie uitnodigen voor een gestructureerde dialoog over de toepassing van dit artikel, in het licht van de toezending van de in de eerste alinea bedoelde informatie.

De Commissie zendt het voorstel voor de schorsing van vastleggingen, respectievelijk het voorstel om deze schorsing op te heffen, onverwijld na de goedkeuring ervan toe aan het Europees Parlement en de Raad. Het Europees Parlement kan de Commissie verzoeken de redenen voor haar voorstel toe te lichten.

  • 15. 
    Uiterlijk op 31 december 2025 verricht de Commissie een evaluatie van de toepassing van dit artikel. Daartoe stelt zij een verslag op, dat zij toezendt aan het Europees Parlement en de Raad, indien nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.
  • 16. 
    Als er grote veranderingen plaatsvinden in de sociale en economische situatie in de Unie, kan de Commissie een voorstel indienen voor een evaluatie van de toepassing van dit artikel, of kan het Europees Parlement of de Raad, handelend overeenkomstig respectievelijk artikel 225 of 241 VWEU, de Commissie verzoeken een dergelijk voorstel in te dienen.
  • 17. 
    Dit artikel is niet van toepassing op ESF+, het AMIF, het ISF, het BMVI of op Interreg-programma’s.

Artikel 20

Tijdelijke maatregelen voor het gebruik van de fondsen in reactive op uitzonderlijke of buitengewone omstandigheden

  • 1. 
    Indien de Raad na 1 juli 2021 erkent dat zich een buitengewone gebeurtenis voordoet die buiten de macht van één of meer lidstaten valt en een aanzienlijke invloed heeft op de financiële positie van de overheid, dan wel een ernstige economische neergang van het eurogebied of de Unie als geheel zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, tiende alinea, artikel 6, lid 3, vierde alinea, artikel 9, lid 1, tiende alinea, en artikel 10, lid 3, vierde alinea, van Verordening (EG) nr. 1466/97 (45), of dat zich onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën voordoen zoals bedoeld in artikel 3, lid 5, en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97, kan de Commissie bij uitvoeringsbesluit voor een periode van ten hoogste 18 maanden een of meer van de volgende maatregelen vaststellen, mits deze strikt noodzakelijk zijn om op die uitzonderlijke en buitengewone omstandigheden te reageren:
 

a)

op verzoek van een of meer betrokken lidstaten de tussentijdse betalingen, in afwijking van artikel 112, leden 3 en 4, van deze verordening, alsook van artikel 40 van de EFMZVA-verordening, artikel 15 van de AMIF-verordening, artikel 12 van de ISF-verordening en artikel 12 van de BMVI-verordening, verhogen met 10 procentpunten boven het toepasselijke medefinancieringspercentage, met een maximum van 100 %;

 

b)

de autoriteiten van een lidstaat toestaan concrete acties die fysiek zijn voltooid of volledig zijn uitgevoerd voordat de aanvraag voor de financiering in het kader van het programma bij de beheerautoriteit is ingediend, in afwijking van artikel 63, lid 6, te selecteren voor steun mits de concrete actie in reactie op de uitzonderlijke omstandigheden is genomen;

 

c)

in afwijking van artikel 63, lid 7, bepalen dat de uitgaven voor concrete acties in reactie op dergelijke omstandigheden subsidiabel kunnen worden vanaf de datum waarop de Raad het bestaan van die omstandigheden heeft bevestigd;

 

d)

de termijnen voor de indiening van documenten en van gegevens bij de Commissie verlengen tot maximaal drie maanden, in afwijking van artikel 41, lid 6, artikel 42, lid 1, artikel 44, lid 2, en artikel 49, lid 3, eerste alinea.

  • 2. 
    De Commissie houdt het Europees Parlement en de Raad op de hoogte van de tenuitvoerlegging van dit artikel. Indien een van de voorwaarden van lid 1 is vervuld, stelt de Commissie het Europees Parlement en de Raad onmiddellijk in kennis van haar beoordeling van de situatie en van haar geplande follow-up.
  • 3. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan de Commissie uitnodigen voor een gestructureerde dialoog over de toepassing van dit artikel. Bij het beoordelen van de situatie en het zich beraden op een follow-up houdt de Commissie terdege rekening met de via de gestructureerde dialoog ingenomen en kenbaar gemaakte standpunten.
  • 4. 
    Indien de specifieke omstandigheden die tot de vaststelling van deze tijdelijke maatregelen hebben geleid, na de in lid 1 bedoelde periode van ten hoogste 18 maanden aanhouden, beoordeelt de Commissie de situatie opnieuw en dient zij in voorkomend geval een wetgevingsvoorstel in tot wijziging van deze verordening, waarbij in de nodige flexibiliteit wordt voorzien om deze omstandigheden aan te pakken.
  • 5. 
    De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad onverwijld in kennis van het op grond van lid 1 vastgestelde uitvoeringsbesluit, en wel uiterlijk binnen twee werkdagen na de vaststelling ervan.

TITEL III

PROGRAMMERING

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen betreffende de fondsen

Artikel 21

Voorbereiding en indiening van programma’s

  • 1. 
    De lidstaten stellen, in samenwerking met de in artikel 8, lid 1, bedoelde partners, programma’s op voor de uitvoering van de fondsen in de periode vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027.
  • 2. 
    De lidstaten dienen hun programma’s uiterlijk drie maanden na de indiening van de partnerschapsovereenkomst in bij de Commissie. Voor het AMIF, het ISF en het BMVI dienen de lidstaten hun programma’s uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening of, indien dit later is, van de toepasselijke fondsspecifieke verordening in bij de Commissie.
  • 3. 
    De lidstaten stellen de programma’s op overeenkomstig het model in bijlage V.

Voor het AMIF, het ISF en het BMVI stellen de lidstaten programma’s op overeenkomstig het model in bijlage VI.

  • 4. 
    Indien een milieurapport overeenkomstig Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (46) wordt opgesteld, wordt het op de in artikel 49, lid 1, van deze verordening bedoelde website van het programma gepubliceerd.

Artikel 22

Inhoud van programma’s

  • 1. 
    Elk programma bevat een strategie voor de bijdrage van het programma aan de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen of de specifieke doelstelling van het JTF en voor het meedelen van de resultaten ervan.
  • 2. 
    Een programma bevat een of meer prioriteiten. Elke prioriteit is gerelateerd aan één enkele beleidsdoelstelling, aan de specifieke doelstelling van het JTF of aan een vorm van technische bijstand uitgevoerd uit hoofde van artikel 36, lid 4, of artikel 37. Een prioriteit kan steun uit één of meer fondsen ontvangen, tenzij ze steun uit het JTF ontvangt of technische bijstand betreft die is uitgevoerd op grond van artikel 36, lid 4, of artikel 37. Prioriteiten die gerelateerd zijn aan beleidsdoelstellingen, zijn onderverdeeld in een of meer specifieke doelstellingen. Er kunnen meerdere prioriteiten gerelateerd zijn aan één beleidsdoelstelling of aan de specifieke doelstelling van het JTF.

Programma’s die steun ontvangen uit het AMIF, het ISF of het BMVI gebruiken steun uit één fonds en bevatten zowel specifieke doelstellingen als specifieke doelstellingen voor technische bijstand.

  • 3. 
    Elk programma bevat het volgende:
 

a)

een samenvatting van de voornaamste uitdagingen, rekening houdend met:

 

i)

economische, sociale en territoriale verschillen en ongelijkheden, behalve voor door het EFMZVA ondersteunde programma’s;

 

ii)

tekortkomingen van de markt;

 

iii)

investeringsbehoeften en complementariteit en synergie met andere vormen van steun;

 

iv)

de uitdagingen die zijn vastgelegd in de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen, in de nationale of regionale strategieën en in de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen, of die verband houden met de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten, of, wat het AMIF, het ISF en het BMVI betreft, die zijn vastgelegd in andere relevante aanbevelingen van de Unie aan die lidstaat;

 

v)

uitdagingen op het vlak van administratieve capaciteit, bestuur en vereenvoudigingsmaatregelen;

 

vi)

een geïntegreerde benadering voor de aanpak van demografische uitdagingen, in voorkomend geval;

 

vii)

lessen uit het verleden;

 

viii)

macroregionale strategieën en zeebekkenstrategieën, voor zover lidstaten en regio’s deelnemen aan dergelijke strategieën;

 

ix)

voor door het AMIF, het ISF of het BMVI ondersteunde programma’s, de vorderingen met de uitvoering van het relevante EU-acquis en van actieplannen, evenals een verantwoording voor de keuze van de specifieke doelstellingen.

 

x)

voor door het JTF ondersteunde programma’s, de transitieproblemen die zijn vermeld in de territoriale plannen voor een rechtvaardige.

De punten i), ii) en viii) zijn niet van toepassing op programma’s die ondersteuning van het AMIF, het ISF of het BMVI krijgen;

 

b)

een verantwoording voor de geselecteerde beleidsdoelstellingen, de bijhorende prioriteiten, de specifieke doelstellingen en de vormen van steun;

 

c)

de specifieke doelstellingen van elke prioriteit, behalve waar het technische bijstand betreft;

 

d)

voor elke specifieke doelstelling:

 

i)

de gerelateerde soorten acties en de verwachte bijdrage ervan tot die specifieke doelstellingen, tot macroregionale strategieën, zeebekkenstrategieën, en tot territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie die door het JTF worden ondersteund, indien van toepassing;

 

ii)

outputindicatoren en resultaatindicatoren met de bijbehorende tussen- en einddoelen;

 

iii)

de voornaamste doelgroepen;

 

iv)

acties ter waarborging van gelijkheid, inclusie en non-discriminatie;

 

v)

een opgave van de beoogde specifieke grondgebieden, met inbegrip van het geplande gebruik van geïntegreerde territoriale investeringen, vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling of andere territoriale instrumenten;

 

vi)

de interregionale, grensoverschrijdende en transnationale acties waarvan de begunstigden in ten minste één andere lidstaat of buiten de Unie gevestigd zijn, voor zover van toepassing;

 

vii)

het geplande gebruik van financieringsinstrumenten;

 

viii)

de interventietypes en een indicatieve uitsplitsing van de programmamiddelen naar interventietype;

 

ix)

voor de specifieke doelstelling van het JTF, de rechtvaardiging van bedragen die overeenkomstig artikel 27 uit het EFRO respectievelijk het ESF+ zijn overgedragen, alsmede de uitsplitsing naar regiocategorie, waarin de geplande interventietypes worden weergegeven in overeenstemming met de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie;

 

e)

voor elke prioriteit in verband met overeenkomstig artikel 36, lid 4, uitgevoerde technische bijstand:

 

i)

de gerelateerde soorten acties;

 

ii)

outputindicatoren met de bijbehorende tussen -en einddoelen;

 

iii)

de voornaamste doelgroepen;

 

iv)

de interventietypes en een indicatieve uitsplitsing van de programmamiddelen naar interventietype;

 

f)

het geplande gebruik van technische bijstand op grond van artikel 37, voor zover van toepassing, en relevante interventietypes;

 

g)

een financieringsplan dat het volgende bevat:

 

i)

een tabel met de totale financiële toewijzingen voor elk van de fondsen en, waar van toepassing, voor elke regiocategorie voor de hele programmeringsperiode en per jaar, met inbegrip van op grond van artikel 26 of artikel 27 overgedragen bedragen;

 

ii)

voor door het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds of het JTF ondersteunde programma’s, een tabel met de totale financiële toewijzingen voor elke prioriteit per fonds en per regiocategorie, waar van toepassing, de nationale bijdrage en of die is samengesteld uit publieke of private bijdragen, of beide;

 

iii)

voor door het EFMZVA ondersteunde programma’s, een tabel met voor elke specifieke doelstelling het bedrag van de totale financiële toewijzingen uit het fonds en de nationale bijdrage;

 

iv)

voor door het AMIF, het ISF of het BMVI ondersteunde programma’s, een tabel met per specifieke doelstelling de totale financiële toewijzingen per actietype, de nationale bijdrage en of die is samengesteld uit publieke of private bijdragen, of beide;

 

h)

de maatregelen die zijn getroffen om de in artikel 8, lid 1, bedoelde relevante partners te betrekken bij de voorbereiding van het programma en de rol van die partners bij de uitvoering, de monitoring en de evaluatie van het programma;

 

i)

voor elke overeenkomstig artikel 15 en de bijlagen III en IV vastgestelde randvoorwaarde die samenhangt met de geselecteerde specifieke doelstelling, een beoordeling of aan de randvoorwaarde wordt voldaan op de datum van indiening van het programma;

 

j)

de voorziene aanpak van de communicatie en zichtbaarheid van het programma door het vaststellen van de doelstellingen, het doelpubliek, de communicatiekanalen, waaronder communicatieactiviteiten op sociale media, waar van toepassing, de geplande begroting en de relevante indicatoren voor monitoring en evaluatie;

 

k)

de programma-autoriteiten en de instantie of — indien van toepassing, in geval van technische bijstand overeenkomstig artikel 36, lid 5 — de instanties die betalingen van de Commissie ontvangen.

De punten i), ii) en viii) van punt a) van dit lid zijn niet van toepassing op programma’s die enkel de specifieke doelstelling van artikel 4, lid 1, punt m), van de ESF+-verordening ondersteunen. Punt d) van dit lid is niet van toepassing op de in artikel 4, lid 1, punt m), van de ESF+-verordening bedoelde specifieke doelstelling.

Voor het EFRO, het Cohesiefonds, het ESF+, het JTF en het EFMZVA gaat het programma vergezeld van een lijst met geplande concrete acties van strategisch belang en van een tijdschema, die ter informatie dienen.

Indien er overeenkomstig punt k) meer dan één instantie wordt aangewezen die betalingen van de Commissie ontvangt, vermeldt de lidstaat de verdeling van de vergoede bedragen over die instanties.

  • 4. 
    In afwijking van lid 3, punten b) tot en met e), wordt voor elke specifieke doelstelling van door het AMIF, het ISF of het BMVI ondersteunde programma’s het volgende verstrekt:
 

a)

een beschrijving van de uitgangssituatie, uitdagingen en door het fonds ondersteunde reacties;

 

b)

een vermelding van de uitvoeringsmaatregelen;

 

c)

een indicatieve lijst van acties en de verwachte bijdrage daarvan aan de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen;

 

d)

indien van toepassing, een motivering voor de operationele steun, specifieke acties, noodhulp en acties als bedoeld in de artikelen 19 en 20 van de AMIF-verordening;

 

e)

output- en resultaatindicatoren met de bijbehorende intermediaire en finale streefdoelen;

 

f)

een indicatieve verdeling van de geprogrammeerde middelen naar interventietype.

  • 5. 
    Interventietypes worden gebaseerd op de in bijlage I opgenomen nomenclatuur. Voor door het EFMZVA, het AMIF, het ISF of het BMVI ondersteunde programma’s worden de interventietypes gebaseerd op de in de fondsspecifieke verordeningen vastgelegde nomenclatuur.
  • 6. 
    Voor EFRO-, ESF+-, Cohesiefonds- en JTF-programma’s bevat de in lid 3, punt g), ii), bedoelde tabel de bedragen voor de jaren 2021 tot en met 2027, met inbegrip van het flexibiliteitsbedrag.
  • 7. 
    De lidstaat stelt de Commissie in kennis van elke verandering in de in lid 3, eerste alinea, punt k), bedoelde informatie die geen programmawijziging vergt.
  • 8. 
    Voor door het JTF ondersteunde programma’s dienen de lidstaten bij de Commissie de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie in als onderdeel van het programma of de programma’s of van een verzoek tot wijziging ervan.

Artikel 23

Goedkeuring van programma’s

  • 1. 
    De Commissie beoordeelt het programma en de mate waarin het deze verordening en de fondsspecifieke verordeningen nakomt en, wat het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds, het JTF en het EFMZVA betreft, de verenigbaarheid daarvan met de desbetreffende partnerschapsovereenkomst. Bij haar beoordeling houdt de Commissie met name rekening met de relevante landspecifieke aanbevelingen, de relevante uitdagingen in de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten, en de manier waarop deze worden aangepakt.
  • 2. 
    De Commissie kan binnen drie maanden na de datum waarop het programma door de lidstaat is ingediend, opmerkingen formuleren.
  • 3. 
    De lidstaat evalueert het programma en houdt rekening met de opmerkingen van de Commissie.
  • 4. 
    De Commissie stelt uiterlijk vijf maanden na de eerste indiening van het programma door de lidstaat, door middel van een uitvoeringshandeling een besluit tot goedkeuring van het programma vast.

Artikel 24

Wijziging van programma’s

  • 1. 
    De lidstaat kan een redenen omkleed verzoek tot wijziging van een programma indienen, samen met het gewijzigde programma, waarin wordt vermeld wat het verwachte effect van die wijziging is op het verwezenlijken van de doelstellingen.
  • 2. 
    De Commissie beoordeelt de wijziging en de mate waarin die deze verordening en de fondsspecifieke verordeningen in acht neemt, met inbegrip van verplichtingen op nationaal niveau, en kan binnen twee maanden na de datum van indiening van het gewijzigde programma opmerkingen formuleren.
  • 3. 
    De lidstaat beziet het gewijzigde programma opnieuw, rekening houdend met de opmerkingen van de Commissie.
  • 4. 
    De Commissie neemt uiterlijk vier maanden na de indiening van een wijziging van een programma door de lidstaat, een besluit tot goedkeuring ervan.
  • 5. 
    Voor programma’s met ondersteuning van het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het JTF, kan de lidstaat tijdens de programmeringsperiode een bedrag van maximaal 8 % van de initiële toewijzing van een prioriteit en maximaal 4 % van de programmabegroting overdragen naar een andere prioriteit van hetzelfde fonds van hetzelfde programma. Voor door het EFRO, het ESF+ en het JTF ondersteunde programma’s mag de overdracht enkel toewijzingen voor dezelfde regiocategorie betreffen.

Voor programma’s met ondersteuning van het EFMZVA kan de lidstaat tijdens de programmeringsperiode een bedrag van maximaal 8 % van de initiële toewijzing van een specifieke doelstelling overdragen naar een andere specifieke doelstelling, daaronder begrepen technische bijstand uit hoofde van artikel 36, lid 4.

Voor programma’s met ondersteuning van het AMIF, het ISF of het BMVI kan de lidstaat tijdens de programmeringsperiode toewijzingen van één type acties overdragen naar een ander type acties binnen dezelfde prioriteit, en tevens een bedrag van maximaal 15 % van de initiële toewijzing van een prioriteit overdragen naar een andere prioriteit van hetzelfde fonds.

Dergelijke overdrachten hebben geen gevolgen voor de voorgaande jaren. De overdrachten en gerelateerde wijzigingen worden beschouwd als niet-ingrijpend en vergen geen besluit van de Commissie tot goedkeuring van de wijziging van het programma. Ze moeten echter wel voldoen aan alle regelgeving en worden van tevoren door het monitoringcomité goedgekeurd overeenkomstig artikel 40, lid 2, punt d). De lidstaat dient bij de Commissie de in artikel 22, lid 3, punt g), ii), iii) of iv), bedoelde gewijzigde tabel in, samen met alle daaraan gerelateerde wijzigingen in het programma, waar van toepassing.

  • 6. 
    Voor correcties van redactionele of tikfouten die geen gevolgen hebben voor de uitvoering van het programma, is geen goedkeuring van de Commissie vereist. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van dergelijke correcties.
  • 7. 
    Voor door het EFMZVA ondersteunde programma’s is voor programmawijzigingen met betrekking tot de invoering van indicatoren geen goedkeuring van de Commissie vereist.

Artikel 25

Gezamenlijke steun uit het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het JTF

  • 1. 
    Er kan in gezamenlijke steun uit het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het JTF worden voorzien voor programma’s in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei”.
  • 2. 
    Het EFRO en het ESF+ kunnen, op complementaire wijze en met inachtneming van een maximum van 15 % aan steun van deze fondsen voor elke prioriteit van een programma, financiering verlenen voor een volledige — of een deel van een — concrete actie waarvan de kosten volgens de desbetreffende subsidiabiliteitsregels in aanmerking komen voor steun uit het andere fonds, op voorwaarde dat deze kosten noodzakelijk zijn om de concrete actie uit te voeren. Die optie is niet mogelijk voor de middelen van het EFRO en het ESF+ die overeenkomstig artikel 27 naar het JTF worden overgedragen.

Artikel 26

Overdracht van middelen

  • 1. 
    De lidstaten kunnen in de partnerschapsovereenkomst, of in een verzoek tot wijziging van een programma indien het monitoringcomité van het programma daarmee instemt overeenkomstig artikel 40, lid 2, punt d), verzoeken om de overdracht van maximaal 5 % van de initiële nationale toewijzing van elk fonds naar een ander instrument in direct of indirect beheer, indien in de basishandeling van dat instrument in die mogelijkheid is voorzien.

De som van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde overdrachten en de bijdragen overeenkomstig artikel 14, lid 1, eerste alinea, bedraagt niet meer dan 5 % van de initiële nationale toewijzing van elk fonds.

De lidstaten kunnen in de partnerschapsovereenkomst of in het verzoek tot wijziging van een programma verzoeken om de overdracht van maximaal 5 % van de initiële nationale toewijzing van elk fonds naar een of meer andere fondsen, met uitzondering van de overdrachten die in de vierde alinea worden bedoeld.

De lidstaten kunnen in de partnerschapsovereenkomst of in het verzoek tot wijziging van een programma eveneens verzoeken om een aanvullende overdracht van maximaal 20 % van de initiële nationale toewijzing per fonds tussen het EFRO, het ESF+ of het Cohesiefonds binnen de totale middelen van de lidstaat in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei”. De lidstaten met een gemiddeld totaal werkloosheidspercentage voor de periode 2017-2019 van minder dan 3 % kunnen om een dergelijke aanvullende overdracht van maximaal 25 % van de initiële nationale toewijzing verzoeken.

  • 2. 
    Overgedragen middelen worden uitgevoerd overeenkomstig de regels van het fonds of instrument waarnaar de middelen zijn overgedragen en, in het geval van overdrachten naar instrumenten in direct of indirect beheer, ten voordele van de lidstaat in kwestie.
  • 3. 
    In verzoeken tot wijziging van een programma wordt vermeld welk totaalbedrag voor elk jaar per fonds en, waar van toepassing, per regiocategorie wordt overgedragen; dergelijke verzoeken worden afdoende gemotiveerd met het oog op de complementariteit en het beoogde effect, en gaan vergezeld van het herziene programma of de gewijzigde programma’s overeenkomstig artikel 24.
  • 4. 
    Na overleg met de betrokken lidstaat weigert de Commissie een verzoek om overdracht in de betrokken programmawijziging indien een dergelijke overdracht een risico zou inhouden voor het bereiken van de doelstellingen van het programma van waaruit de middelen worden overgedragen.

De Commissie weigert het verzoek ook indien zij van oordeel is dat de lidstaat de overdracht niet afdoende heeft gemotiveerd wat betreft de resultaten die moeten worden behaald of de bijdrage die moet worden geleverd aan de doelstellingen van het ontvangende fonds of instrument in direct of indirect beheer.

  • 5. 
    Indien het verzoek om overdracht betrekking heeft op een wijziging van een programma, zijn overdrachten alleen mogelijk voor middelen uit toekomstige kalenderjaren.
  • 6. 
    JTF-middelen, waaronder middelen die overeenkomstig artikel 27 uit het EFRO en het ESF+ zijn overgedragen, mogen niet naar andere fondsen of instrumenten worden overgedragen uit hoofde van de leden 1 tot en met 5 van dit artikel.

Het JTF ontvangt geen overdrachten uit hoofde van de leden 1 tot en met 5.

  • 7. 
    Indien de Commissie geen juridische verbintenis in direct of indirect beheer is aangegaan voor overeenkomstig lid 1 overgedragen middelen, kunnen de overeenkomstige niet-vastgelegde middelen weer worden overgedragen naar het fonds van waaruit zij oorspronkelijk zijn overgedragen en aan een of meer programma’s zijn toegewezen.

Daartoe dient de lidstaat uiterlijk vier maanden vóór de in artikel 114, lid 2, eerste alinea, van het Financieel Reglement vastgelegde termijn voor vastleggingen een verzoek tot wijziging van een programma in overeenkomstig artikel 24, lid 1.

  • 8. 
    Middelen die weer worden overgedragen naar het fonds van waaruit zij oorspronkelijk zijn overgedragen en aan een of meer programma’s zijn toegewezen, worden vanaf de datum van indiening van het verzoek tot wijziging van het programma uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van deze verordening en de fondsspecifieke verordeningen.
  • 9. 
    Voor de middelen die overeenkomstig lid 7 van dit artikel weer worden overgedragen naar het fonds van waaruit zij oorspronkelijk zijn overgedragen en aan een programma zijn toegewezen, begint de termijn voor de vrijmaking in de zin van artikel 105, lid 1, te lopen in het jaar waarin de overeenkomstige budgettaire vastleggingen worden gedaan.

Artikel 27

Overdracht van middelen uit het EFRO en het ESF+ naar het JTF

  • 1. 
    De lidstaten kunnen er op vrijwillige basis om verzoeken dat de middelen die overeenkomstig artikel 3 van de JTF-verordening voor het JTF beschikbaar zijn in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei”, worden aangevuld met middelen uit het EFRO, het ESF+ of een combinatie daarvan, van de regiocategorie waarin het betrokken gebied zich bevindt. Het totaal van de naar het JTF overgedragen middelen van het EFRO en het ESF+ bedraagt niet meer dan driemaal het bedrag van de in artikel 110, lid 1, punt g), bedoelde toewijzing uit het JTF. De uit het EFRO of het ESF+ overgedragen middelen bedragen niet meer dan 15 % van de respectieve toewijzingen uit het EFRO en het ESF+ aan de betrokken lidstaat. De lidstaten vermelden in die verzoeken welk totaalbedrag voor elk jaar per regiocategorie wordt overgedragen.
  • 2. 
    De respectieve overdrachten uit de EFRO- en de ESF+-middelen naar de door de JTF-verordening ondersteunde prioriteit(en) weerspiegelen de interventietypes overeenkomstig de informatie die op grond van artikel 22, lid 3, punt d), ix), in het programma is vermeld. Deze overdrachten worden als definitief beschouwd.
  • 3. 
    De JTF-middelen, met inbegrip van de middelen die uit het EFRO en het ESF+ zijn overgedragen, worden uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van deze verordening en van de JTF-verordening. De voorschriften van de EFRO- en CF-verordening en van de ESF+-verordening zijn niet van toepassing op de overeenkomstig lid 1 overgedragen middelen uit het EFRO en het ESF+.

HOOFDSTUK II

Territoriale ontwikkeling

Artikel 28

Geïntegreerde territoriale ontwikkeling

Indien een lidstaat geïntegreerde territoriale ontwikkeling ondersteunt, gebeurt dit via strategieën voor territoriale of lokale ontwikkeling die een van de volgende vormen kunnen aannemen:

 

a)

geïntegreerde territoriale investeringen;

 

b)

vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling, of

 

c)

een ander territoriaal instrument ter ondersteuning van door de lidstaten ontworpen initiatieven.

Indien uitvoering van territoriale of lokale ontwikkelingsstrategieën onder meer dan één fonds zorgt de lidstaat voor samenhang en coördinatie tussen de betrokken fondsen.

Artikel 29

Territoriale strategieën

  • 1. 
    Territoriale strategieën die uit hoofde van artikel 28, punt a) of c), worden uitgevoerd, bevatten de volgende elementen:
 

a)

het geografische toepassingsgebied van de strategie;

 

b)

een analyse van de ontwikkelingsbehoeften en het potentieel van het gebied, met inbegrip van economische, sociale en ecologische verbanden;

 

c)

een beschrijving van een geïntegreerde aanpak voor de vastgestelde ontwikkelingsbehoeften en het potentieel van het gebied;

 

d)

een beschrijving van de betrokkenheid van partners overeenkomstig artikel 8 bij de voorbereiding en uitvoering van de strategie.

De strategieën kunnen ook een lijst met te ondersteunen concrete acties bevatten.

  • 2. 
    Territoriale strategieën vallen onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde territoriale autoriteiten of instanties. Reeds bestaande strategische documenten betreffende de bestreken gebieden kunnen worden gebruikt voor territoriale strategieën.
  • 3. 
    Indien er geen lijst met te ondersteunen concrete acties in de territoriale strategie is opgenomen, selecteren de bevoegde territoriale autoriteiten of instanties de acties, of worden zij bij de selectie betrokken.
  • 4. 
    Bij de voorbereiding van de territoriale strategieën werken de in lid 2 bedoelde autoriteiten of instanties samen met de bevoegde beheerautoriteiten om de reikwijdte te bepalen van de in het kader van het desbetreffende programma te ondersteunen acties.

Geselecteerde concrete acties moeten overeenstemmen met de territoriale strategie.

  • 5. 
    Indien een territoriale autoriteit of instantie andere onder de verantwoordelijkheid van de beheerautoriteit vallende taken uitvoert dan de selectie van concrete acties, wordt deze autoriteit of instantie door de beheerautoriteit aangewezen als intermediaire instantie.
  • 6. 
    Voor zowel de voorbereiding als het ontwerp van territoriale strategieën kan steun worden verstrekt.

Artikel 30

Geïntegreerde territoriale investering

Indien een in artikel 29 bedoelde territoriale strategie investeringen met zich meebrengt waarvoor steun wordt verstrekt uit een of meer fondsen, uit een of meer programma’s, of uit een of meer prioriteiten in eenzelfde programma, kunnen acties ter zake als geïntegreerde territoriale investering worden uitgevoerd.

Artikel 31

Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling

  • 1. 
    Indien een lidstaat dit passend acht op grond van artikel 28, verstrekken het EFRO, het ESF+, het JTF en het EFMZVA steun aan vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling.
  • 2. 
    De lidstaat draagt er zorg voor dat vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling:
 

a)

gericht is op subregionale gebieden;

 

b)

wordt geleid door plaatselijke actiegroepen bestaande uit vertegenwoordigers van lokale publieke en private sociaal-economische belangengroepen, met dien verstande dat niet één belangengroep de besluitvorming domineert;

 

c)

wordt uitgevoerd via strategieën in overeenstemming met artikel 32;

 

d)

steun biedt voor netwerkvorming, toegankelijkheid, aspecten die in de lokale context innovatief zijn, en in voorkomend geval samenwerking met andere territoriale actoren.

  • 3. 
    Indien steun voor de in lid 2, punt c), bedoelde strategieën beschikbaar is uit meer dan één fonds, organiseren de bevoegde beheerautoriteiten een gemeenschappelijke oproep voor de selectie van die strategieën en richten zij een gemengd comité voor alle betrokken fondsen op dat belast wordt met de monitoring van de uitvoering van die strategieën. De beheerautoriteiten kunnen een van deze fondsen kiezen om de kosten voor voorbereiding, beheer en dynamisering als bedoeld in artikel 34, lid 1, punten a) en c), in verband met deze strategieën te financieren.
  • 4. 
    Indien voor de uitvoering van een dergelijke strategie een beroep wordt gedaan op meer dan één fonds, kunnen de beheerautoriteiten één van de fondsen als hoofdfonds aanwijzen.
  • 5. 
    Met inachtneming van het toepassingsgebied en de subsidiabiliteitsregels van elk fonds dat bij de ondersteuning van de strategie betrokken is, gelden de regels van het hoofdfonds voor die strategie. De autoriteiten van de andere fondsen baseren zich op besluiten en beheersverificaties van de bevoegde autoriteit van het hoofdfonds.
  • 6. 
    De autoriteit van het hoofdfonds verstrekken de autoriteiten van de andere fondsen de informatie die nodig is voor de monitoring en het verrichten van betalingen overeenkomstig de in de fondsspecifieke verordeningen bepaalde regels.

Artikel 32

Strategieën voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling

  • 1. 
    De bevoegde beheerautoriteiten zien erop toe dat elke in artikel 31, lid 2, punt c), bedoelde strategie de volgende elementen bevat:
 

a)

het geografische gebied en de bevolking waarop de strategie betrekking heeft;

 

b)

het proces om de gemeenschap bij de ontwikkeling van de strategie te betrekken;

 

c)

een analyse van de ontwikkelingsbehoeften en de mogelijkheden van het gebied;

 

d)

de doelstellingen van de strategie, met meetbare streefdoelen voor resultaten, en bijhorende geplande acties;

 

e)

de regelingen voor het beheer, de monitoring en de evaluatie waarmee kan worden aangetoond dat de plaatselijke actiegroep de capaciteit heeft om de strategie uit te voeren;

 

f)

een financieel plan, met daarin begrepen de geplande toewijzing uit elk betrokken fonds, en tevens, indien van toepassing, de geplande toewijzing uit het Elfpo, en elk betrokken programma.

Eventueel kunnen ook de soorten maatregelen en acties worden opgenomen die door elk betrokken fonds moeten worden gefinancierd.

  • 2. 
    De beheerautoriteiten bepalen de criteria voor de selectie van de strategieën, richten een comité op om deze selectie uit te voeren en keuren de door het comité geselecteerde strategieën goed.
  • 3. 
    De beheerautoriteiten maken de eerste selectie van strategieën en zorgen ervoor dat de geselecteerde plaatselijke actiegroepen de in artikel 33, lid 3, bepaalde taken kunnen uitvoeren binnen twaalf maanden na de datum van het besluit tot goedkeuring van het programma of, in het geval van uit meer dan één fonds gesteunde strategieën, binnen twaalf maanden na de datum van het besluit tot goedkeuring van het laatste betrokken programma.
  • 4. 
    In het besluit tot goedkeuring van een strategie wordt beschreven hoe groot de toewijzing uit elk fonds en uit elk programma is en wie verantwoordelijk is voor de beheers- en controletaken in het kader van het programma of de programma’s.

Artikel 33

Plaatselijke actiegroepen

  • 1. 
    Plaatselijke actiegroepen ontwerpen de in artikel 31, lid 2, punt c), bedoelde strategieën en voeren deze uit.
  • 2. 
    De beheerautoriteiten zien erop toe dat de plaatselijke actiegroepen inclusief zijn en dat deze hetzij één partner van de groep kiezen die in administratieve en financiële aangelegenheden als hoofdpartner optreedt, hetzij zich verenigen in een gemeenschappelijke rechtsstructuur.
  • 3. 
    De volgende taken worden uitsluitend door de plaatselijke actiegroepen verricht:
 

a)

opbouw van de capaciteit van lokale actoren om concrete acties te ontwikkelen en uit te voeren;

 

b)

het opstellen van een niet-discriminerende en transparante selectieprocedure en van criteria, waardoor belangenconflicten worden vermeden en wordt gewaarborgd dat niet één belangengroep alleen de controle heeft over selectiebeslissingen;

 

c)

het opstellen en publiceren van oproepen tot het indienen van voorstellen;

 

d)

de selectie van concrete acties en de vaststelling van de steunbedragen, alsmede het voorleggen van voorstellen aan de instantie die verantwoordelijk is voor de definitieve verificatie van de subsidiabiliteit vóór goedkeuring;

 

e)

de monitoring van de vorderingen met het bereiken van de doelstellingen van de strategie;

 

f)

de evaluatie van de uitvoering van de strategie.

  • 4. 
    Indien plaatselijke actiegroepen andere dan de in lid 3 bedoelde taken uitvoeren die onder de verantwoordelijkheid vallen van de beheerautoriteit, of van het betaalorgaan indien het Elfpo als hoofdfonds wordt gekozen, worden deze plaatselijke actiegroepen overeenkomstig de fondsspecifieke regels door de beheerautoriteit aangewezen als intermediaire instanties.
  • 5. 
    De plaatselijke actiegroep kan een begunstigde zijn en concrete acties uitvoeren die in overeenstemming zijn met de strategie, mits de plaatselijke actiegroep ervoor zorgt dat de scheiding van functies wordt geëerbiedigd.

Artikel 34

Steun uit de fondsen voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling

  • 1. 
    De lidstaat zorgt ervoor dat de steun uit de fondsen voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling betrekking heeft op:
 

a)

capaciteitsopbouw en voorbereidende acties ter ondersteuning van het ontwerp en de toekomstige uitvoering van de strategie;

 

b)

de uitvoering van concrete acties — met inbegrip van samenwerkingsactiviteiten en de voorbereiding daarvan — die zijn geselecteerd in het kader van de strategie;

 

c)

het beheer, de monitoring en de evaluatie van de strategie en de dynamisering ervan, met inbegrip van het faciliteren van uitwisselingen tussen belanghebbenden.

  • 2. 
    De in lid 1, punt a), bedoelde steun is subsidiabel, ongeacht of de strategie vervolgens al dan niet wordt geselecteerd voor financiering.

De in lid 1, punt c), bedoelde steun bedraagt niet meer dan 25 % van de totale overheidsbijdrage aan de strategie.

HOOFDSTUK III

Technische bijstand

Artikel 35

Technische bijstand op initiatief van de Commissie

  • 1. 
    Op initiatief van de Commissie kan uit de fondsen steun worden verstrekt aan acties op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit, evaluatie, communicatie, inclusief institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, zichtbaarheid en alle acties op het gebied van administratieve en technische bijstand die voor de uitvoering van deze verordening nodig zijn, waar nodig ook met derde landen.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde maatregelen kunnen met name betrekking hebben op:
 

a)

ondersteuning voor de voorbereiding en beoordeling van projecten;

 

b)

steun voor institutionele versterking en vergroting van de bestuurlijke capaciteit voor een effectief beheer van de fondsen;

 

c)

studies in verband met de rapportage van de Commissie over de fondsen en het cohesieverslag;

 

d)

maatregelen in verband met analyse, beheer, monitoring, uitwisseling van informatie en uitvoering van de fondsen, alsook maatregelen in verband met de uitvoering van controlesystemen en technische en administratieve ondersteuning;

 

e)

evaluaties, deskundigenverslagen, statistieken en studies, ook van algemene aard, over de huidige en toekomstige werking van de fondsen;

 

f)

acties om informatie te verspreiden, waar van toepassing netwerkvorming te ondersteunen, communicatieactiviteiten uit te voeren met bijzondere nadruk op de resultaten en meerwaarde van de steun uit de fondsen, te zorgen voor bewustmaking en aan te zetten tot samenwerking en uitwisseling van ervaringen, ook met derde landen;

 

g)

het opzetten, doen functioneren en onderling koppelen van computersystemen voor beheer, monitoring, audit, controle en evaluatie;

 

h)

acties om evaluatiemethoden te verbeteren en informatie over evaluatiepraktijken uit te wisselen;

 

i)

acties in verband met audits;

 

j)

versterking van de nationale en regionale capaciteit met betrekking tot investeringsplanning, financieringsbehoeften, voorbereiding, ontwerp en uitvoering van financieringsinstrumenten, gezamenlijke actieplannen en grote projecten;

 

k)

de verspreiding van goede praktijken teneinde de lidstaten te helpen bij de versterking van de capaciteit van de in artikel 8, lid 1, bedoelde betrokken partners en hun overkoepelende organisaties.

  • 3. 
    De Commissie zet ten minste 15 % van de middelen voor technische bijstand op initiatief van de Commissie in om de communicatie met het publiek efficiënter te maken en de synergie tussen de op initiatief van de Commissie verrichte communicatieactiviteiten te versterken, door de kennisbasis over de resultaten uit te breiden, met name via een effectievere gegevensvergaring en -verspreiding, evaluaties en rapportage, en vooral door te benadrukken dat de fondsen er mede voor zorgen dat de levensomstandigheden van de burgers verbeteren en de zichtbaarheid van de steun uit de fondsen te vergroten, alsook door het publiek beter bekend te maken met de resultaten en de meerwaarde van die steun. De informatie-, communicatie- en zichtbaarheidsmaatregelen met betrekking tot de resultaten en de meerwaarde van de steun uit de fondsen, met bijzondere nadruk op concrete acties, worden in voorkomend geval voortgezet na beëindiging van de programma’s. Deze maatregelen dragen ook bij tot de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie voor zover die verband houden met de algemene doelstellingen van deze verordening.
  • 4. 
    De in lid 1 bedoelde acties kunnen betrekking hebben op eerdere en volgende programmeringsperiodes.
  • 5. 
    Indien een bijdrage uit de fondsen wordt overwogen, zet de Commissie haar plannen uiteen overeenkomstig artikel 110 van het Financieel Reglement.
  • 6. 
    Afhankelijk van het doel, kunnen de in dit artikel bedoelde acties als operationele of als administratieve uitgaven worden gefinancierd.
  • 7. 
    Overeenkomstig artikel 193, lid 2, tweede alinea, punt a), van het Financieel Reglement kunnen, in afdoende gemotiveerde gevallen als gespecificeerd in het financieringsbesluit en voor een beperkte periode, uit hoofde van deze verordening ondersteunde acties op het gebied van technische bijstand in direct beheer op initiatief van de Commissie en de onderliggende kosten met ingang van 1 januari 2021 als subsidiabel worden beschouwd, zelfs indien deze acties vóór de indiening van de subsidieaanvraag zijn uitgevoerd, respectievelijk gemaakt.

Artikel 36

Technische bijstand op initiatief van de lidstaten

  • 1. 
    Op initiatief van een lidstaat kunnen de fondsen acties ondersteunen die betrekking kunnen hebben op eerdere en volgende programmeringsperiodes en die nodig zijn voor het effectieve bestuur en gebruik van die fondsen, waaronder de capaciteitsopbouw van de in artikel 8, lid 1, bedoelde partners, alsook voor het verstrekken van financiering voor de uitvoering van, onder andere, functies zoals voorbereiding, opleiding, beheer, monitoring, evaluatie, zichtbaarheid en communicatie.

De bedragen voor technische bijstand krachtens dit artikel en artikel 37 worden niet in aanmerking genomen voor het doel van thematische concentratie overeenkomstig de fondsspecifieke regels.

  • 2. 
    Elk fonds kan technische-bijstandsacties steunen die ook subsidiabel zijn uit een ander fonds.
  • 3. 
    De bijdrage van de Unie voor technische bijstand in een lidstaat wordt verleend op grond van artikel 51, punt b) of e).

De lidstaat kiest in de partnerschapsovereenkomst overeenkomstig bijlage II de vorm die de Uniebijdrage voor technische bijstand moet aannemen. Die keuze geldt voor alle programma’s in de betrokken lidstaat en voor de gehele programmeringsperiode, en kan later niet worden gewijzigd.

Voor uit het AMIF, het ISF en het BMVI gesteunde programma’s en voor Interreg-programma’s verstrekt de Unie slechts een bijdrage voor technische bijstand op grond van artikel 51, punt e).

  • 4. 
    Indien de bijdrage van de Unie voor technische bijstand in een lidstaat wordt vergoed overeenkomstig artikel 51, punt b), is het volgende van toepassing:
 

a)

de technische bijstand krijgt de vorm van een prioriteit die verband houdt met één fonds in één of meer programma’s, of van een specifiek programma, dan wel een combinatie van beide;

 

b)

het bedrag uit de fondsen dat aan technische bijstand wordt toegewezen, is als volgt beperkt:

 

i)

voor steun uit het EFRO in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei”: 3,5 %;

 

ii)

voor steun uit het Cohesiefonds: 2,5 %;

 

iii)

voor ESF+-steun: 4 %; en voor programma’s in het kader van artikel 4, lid 1, punt m), van de ESF+-verordening: 5 %;

 

iv)

voor JTF-steun: 4 %;

 

v)

voor het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds, indien het totale bedrag dat aan een lidstaat in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” is toegewezen, niet meer dan 1 miljard EUR bedraagt: 6 %;

 

vi)

voor EFMZVA-steun: 6 %;

 

vii)

voor programma’s in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” die alleen betrekking hebben op de ultraperifere regio’s wordt het percentage met 1 procentpunt verhoogd;

  • 5. 
    Indien de bijdrage van de Unie voor technische bijstand wordt vergoed overeenkomstig artikel 51, punt e), is het volgende van toepassing:
 

a)

het bedrag van de uit de fondsen toegewezen middelen voor technische bijstand wordt vastgesteld als onderdeel van de financiële toewijzingen voor elke prioriteit van het programma, overeenkomstig artikel 22, lid 3, punt g), ii), en voor het EFMZVA, elke specifieke doelstelling overeenkomstig punt g), iii), van dat lid; het krijgt niet de vorm van een afzonderlijke prioriteit of van een specifiek programma, behalve voor uit het AMIF, het ISF of het BMVI gesteunde programma’s, waarvoor het bedrag de vorm van een specifieke doelstelling krijgt;

 

b)

de vergoeding geschiedt door de in de punten i) tot en met vii) genoemde percentages toe te passen op de subsidiabele uitgaven die zijn opgenomen in elke betalingsaanvraag overeenkomstig artikel 91, lid 3, punt a) of c), — naargelang het geval en uit hetzelfde fonds waaraan de subsidiabele uitgaven worden vergoed — aan één of meer instanties die overeenkomstig artikel 22, lid 3, punt k), betalingen van de Commissie ontvangen;

 

i)

voor steun uit het EFRO in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei”: 3,5 %;

 

ii)

voor steun uit het Cohesiefonds: 2,5 %;

 

iii)

voor ESF+-steun: 4 %; en voor programma’s in het kader van artikel 4, lid 1, punt m), van de ESF+-verordening: 5 %;

 

iv)

voor JTF-steun: 4 %;

 

v)

voor het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds, indien het totale bedrag dat aan een lidstaat in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” wordt toegewezen niet meer dan 1 miljard EUR beloopt, bedraagt het percentage voor vergoeding voor technische bijstand: 6 %;

 

vi)

voor EFMZVA-, AMIF-, ISF- en BMVI-steun: 6 %;

 

vii)

voor programma’s in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” die alleen betrekking hebben op de ultraperifere regio’s wordt het percentage met 1 procentpunt verhoogd;

 

c)

de in het programma toegewezen middelen voor technische bijstand stemmen voor elke prioriteit en voor elk fonds overeen met de in punt b, i) tot en met vi), bepaalde percentages.

  • 6. 
    In de Interreg-verordening worden specifieke regels voor technische bijstand voor Interreg-programma’s vastgelegd.

Artikel 37

Financiering die niet gekoppeld is aan kosten voor technische bijstand aan de lidstaten

Naast artikel 36 kunnen lidstaten nog andere acties voor technische bijstand voorstellen om de capaciteit en efficiëntie van overheidsinstanties en -organen, begunstigden en hun partners, noodzakelijk voor een doeltreffende administratie en een effectief gebruik van de fondsen, te versterken.

Steun voor deze acties wordt verstrekt via financiering die niet gekoppeld is aan kosten als bedoeld artikel 95. Deze steun kan ook de vorm aannemen van een specifiek programma.

TITEL IV

MONITORING, EVALUATIE, COMMUNICATIE EN ZICHTBAARHEID

HOOFDSTUK I

Monitoring

Artikel 38

Monitoringcomité

  • 1. 
    Binnen drie maanden na de datum waarop een lidstaat in kennis wordt gesteld van het besluit tot goedkeuring van het programma richt deze, na overleg met de beheerautoriteit, een comité op dat de uitvoering van het programma monitort (“monitoringcomité”).

Een lidstaat kan één monitoringcomité voor meerdere programma’s oprichten.

  • 2. 
    Ieder monitoringcomité stelt zijn reglement van orde vast met inbegrip van bepalingen betreffende het voorkomen van belangenconflicten en de toepassing van het transparantiebeginsel.
  • 3. 
    Het monitoringcomité komt ten minste één keer per jaar bijeen en evalueert alles wat de voortgang van het programma belemmert om zijn doelstellingen bereiken.
  • 4. 
    Het reglement van orde van het monitoringcomité en de gegevens en informatie die het monitoringcomité ontvangt, worden onverminderd artikel 69, lid 5, bekendgemaakt op de in artikel 49, lid 1, bedoelde website.
  • 5. 
    De leden 1 tot en met 4 van dit artikel zijn niet van toepassing op programma’s die beperkt blijven tot de specifieke doelstelling bepaald in artikel 4, lid 1, punt m), van de ESF+-verordening, noch op de daarmee samenhangende technische bijstand.

Artikel 39

Samenstelling van het monitoringcomité

  • 1. 
    Elke lidstaat bepaalt de samenstelling van het monitoringcomité en zorgt via een transparant proces voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de bevoegde lidstaatautoriteiten, intermediaire instanties en de in artikel 8, lid 1, bedoelde partners.

Elk lid van het monitoringcomité heeft een stem. Het reglement van orde regelt de uitoefening van het stemrecht en de bijzonderheden van de procedure in het monitoringcomité overeenkomstig het institutioneel, wettelijk en financieel kader van de betrokken lidstaat.

Het reglement van orde kan toestaan dat niet-leden, waaronder de EIB, deelnemen aan de werkzaamheden van het monitoringcomité.

Het monitoringcomité wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de lidstaat of van de beheerautoriteit.

De lijst met leden van het monitoringcomité wordt bekendgemaakt op de in artikel 49, lid 1, bedoelde website.

  • 2. 
    Vertegenwoordigers van de Commissie nemen als toezichthouder met raadgevende stem deel aan de werkzaamheden van het monitoringcomité.
  • 3. 
    Voor het AMIF, het ISF en het BMVI kunnen de bevoegde gedecentraliseerde agentschappen deelnemen aan de werkzaamheden van het monitoringcomité.

Artikel 40

Taken van het monitoringcomité

  • 1. 
    Het monitoringcomité onderzoekt:
 

a)

de vooruitgang bij de uitvoering van het programma en bij het bereiken van de tussen- en einddoelen;

 

b)

alles wat van invloed is op de prestaties van het programma, en de maatregelen die genomen worden om daar wat aan te doen;

 

c)

wat het programma kan doen aan de problemen die worden genoemd in de landspecifieke aanbevelingen in verband met de uitvoering van het programma;

 

d)

de in artikel 58, lid 3, genoemde elementen van de ex-antebeoordeling en het in artikel 59, lid 1, bedoelde strategiedocument;

 

e)

de vorderingen van evaluaties, samenvattingen van evaluaties en het vervolg dat aan de bevindingen van de evaluaties wordt gegeven;

 

f)

de uitvoering van acties op het gebied van communicatie en zichtbaarheid;

 

g)

de vorderingen met de uitvoering van concrete acties van strategisch belang, indien van toepassing;

 

h)

of aan de randvoorwaarden wordt voldaan en of die tijdens de gehele programmeringsperiode in acht genomen worden;

 

i)

de vorderingen met de opbouw van administratieve capaciteit bij overheidsinstanties, partners en begunstigden, naargelang het geval;

 

j)

informatie over de bijdrage van het programma aan het InvestEU-programma overeenkomstig artikel 14 of over het gebruik van de overeenkomstig artikel 26 overgedragen middelen, naargelang het geval.

Bij programma’s die steun ontvangen uit het EFMZVA, wordt het monitoringcomité geraadpleegd en brengt het, indien het dit zinvol acht, advies uit over door de beheerautoriteit voorgestelde wijzigingen van het programma.

  • 2. 
    Het monitoringcomité hecht zijn goedkeuring aan:
 

a)

de methode en de criteria voor de selectie van concrete acties — inclusief wijzigingen daarvan — onverminderd artikel 33, lid 3, punten b), c) en d); op verzoek van de Commissie worden de voor de selectie van concrete acties gebruikte methode en criteria, inclusief de wijzigingen daarvan, ten minste 15 werkdagen voordat deze bij het monitoringcomité worden ingediend, aan haar voorgelegd;

 

b)

de jaarlijkse prestatieverslagen van de door het AMIF, het ISF en het BMVI gesteunde programma’s, en het eindverslag over de prestatie van uit het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds, het JTF en het EFMZVA gesteunde programma’s;

 

c)

het evaluatieplan en wijzigingen daarvan;

 

d)

voorstellen van de beheerautoriteit om een programma te wijzigen, met inbegrip van overdrachten overeenkomstig artikel 24, lid 5, en artikel 26; dit geldt niet voor programma’s die steun ontvangen uit het EFMZVA.

  • 3. 
    Het monitoringcomité kan aanbevelingen doen aan de beheerautoriteit, onder meer over maatregelen om de administratieve lasten voor begunstigden te verminderen.

Artikel 41

Jaarlijkse prestatie-evaluatie

  • 1. 
    De Commissie en de lidstaat die de steun ontvangt, komen éénmaal per jaar bijeen om de prestaties van de programma’s te evalueren. De bevoegde beheerautoriteiten nemen aan de evaluatiebijeenkomsten deel.

Een evaluatiebijeenkomst kan meer dan één programma betreffen.

Een evaluatiebijeenkomst wordt voorgezeten door de Commissie of, op verzoek van de lidstaat, door de lidstaat en de Commissie tezamen.

  • 2. 
    Voor door het AMIF, het ISF en het BMVI gesteunde programma’s worden, in afwijking van lid 1, eerste alinea, ten minste twee evaluatiebijeenkomsten gehouden tijdens de programmeringsperiode.
  • 3. 
    Voor door het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds, het JTF en het EFMZVA, gesteunde programma’s verstrekt de lidstaat de Commissie uiterlijk één maand voor de evaluatiebijeenkomst beknopte informatie over de in artikel 40, lid 1, vermelde elementen. Die informatie is gebaseerd op de meest recente gegevens waarover de lidstaat beschikt.

Voor programma’s die beperkt blijven tot de specifieke doelstelling bepaald in artikel 4, lid 1, punt m), van de ESF+-verordening wordt de te verstrekken informatie, gebaseerd op de meest recente beschikbare gegevens, beperkt tot artikel 40, lid 1, punten a), b), e), f) en h), van deze verordening.

  • 4. 
    De lidstaat en de Commissie kunnen overeenkomen geen evaluatiebijeenkomst te houden. In dat geval kan de evaluatie schriftelijk worden verricht.
  • 5. 
    Het resultaat van de evaluatiebijeenkomst wordt vastgelegd in overeengekomen notulen.
  • 6. 
    De lidstaat geeft gevolg aan zaken die tijdens een evaluatiebijeenkomst aan de orde worden gesteld en die de uitvoering van het programma beïnvloeden, en stelt de Commissie binnen drie maanden in kennis van de genomen maatregelen.
  • 7. 
    Voor door het AMIF, het ISF en het BMVI ondersteunde programma’s dient de lidstaat in overeenstemming met de fondsspecifieke verordeningen een jaarlijks prestatieverslag in.

Artikel 42

Indiening van gegevens

  • 1. 
    De lidstaat of de beheerautoriteit dient uiterlijk 31 januari, 30 april, 31 juli, 30 september en 30 november van ieder jaar elektronisch de cumulatieve gegevens voor elk programma in bij de Commissie, met uitzondering van de in lid 2, punt b), en in lid 3 bedoelde gegevens, die uiterlijk 31 januari en 31 juli van ieder jaar elektronisch moeten worden ingediend, en wel volgens het model in bijlage VII.

De gegevens worden uiterlijk 31 januari 2022 voor het eerst en uiterlijk 31 januari 2030 voor het laatst ingediend.

Voor prioriteiten ter ondersteuning van de in artikel 4, lid 1, punt m), van de ESF+-verordening genoemde specifieke doelstelling worden de gegevens jaarlijks uiterlijk 31 januari ingediend.

In de ESF+-verordening kunnen specifieke regels worden vastgelegd voor de frequentie van het verzamelen en overdragen van langere-termijnresultaatindicatoren.

  • 2. 
    De gegevens worden voor elke prioriteit uitgesplitst naar specifieke doelstelling en, waar van toepassing, naar regiocategorie, en hebben betrekking op:
 

a)

het aantal geselecteerde concrete acties, de totale subsidiabele kosten daarvan, de bijdrage uit de fondsen en het totaal van de door de begunstigden aan de beheerautoriteit gedeclareerde subsidiabele uitgaven; al deze gegevens worden uitgesplitst naar interventietype;

 

b)

de waarden van de output- en resultaatindicatoren voor de geselecteerde concrete acties en de door de acties bereikte waarden.

  • 3. 
    Voor financieringsinstrumenten worden ook gegevens verstrekt over:
 

a)

de subsidiabele uitgaven per type financieel product;

 

b)

de beheerskosten en -vergoedingen die als subsidiabele uitgaven zijn gedeclareerd;

 

c)

het bedrag van de particuliere en overheidsmiddelen, gespecificeerd per type financieel product, dat naast de fondsen is gebruikt;

 

d)

de rente en andere financiële voordelen als gevolg van steun uit de fondsen aan financieringsinstrumenten, als bedoeld in artikel 60, en de terugvloeiende middelen die kunnen worden toegerekend aan steun uit de fondsen, als bedoeld in artikel 62;

 

e)

de totale waarde van leningen aan en investeringen in eigen vermogen of in quasi-eigenvermogen van eindontvangers, beide voor zover door programmamiddelen gegarandeerd en daadwerkelijk uitbetaald aan eindontvangers.

  • 4. 
    De gegevens die overeenkomstig dit artikel worden ingediend, moeten betrouwbaar zijn en overeenstemmen met de in artikel 72, lid 1, punt e), bedoelde elektronisch opgeslagen gegevens, als bijgewerkt tot het einde van de maand die voorafgaat aan de maand waarin zij worden ingediend.
  • 5. 
    De lidstaat of de beheerautoriteit maakt alle gegevens die bij de Commissie zijn ingediend, bekend op de in artikel 46, punt b), bedoelde centrale website of op de in artikel 49, lid 1, bedoelde website, of verstrekt een link naar deze gegevens.

Artikel 43

Eindverslag over de prestaties

  • 1. 
    Voor door het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds, het JTF en het EFMZVA ondersteunde programma’s dienen beheerautoriteiten uiterlijk 15 februari 2031 bij de Commissie een eindverslag in over de prestaties van het programma.
  • 2. 
    In het eindverslag wordt beoordeeld in hoeverre de programmadoelstellingen zijn bereikt. Dit geschiedt op basis van de in artikel 40, lid 1, genoemde elementen, met uitzondering van de informatie die uit hoofde van punt d) van dat lid, is verstrekt.
  • 3. 
    De Commissie onderzoekt het eindverslag en deelt de beheerautoriteit binnen vijf maanden na de datum van ontvangst ervan eventuele opmerkingen mee. Als er dergelijke opmerkingen worden gemaakt, verstrekt de beheerautoriteit alle nodige informatie in verband met die opmerkingen, en stelt zij de Commissie, in voorkomend geval, binnen drie maanden in kennis van de genomen maatregelen. De Commissie stelt de beheerautoriteit binnen twee maanden na ontvangst van de nodige informatie in kennis van de aanvaarding van het verslag. Indien de Commissie de beheerautoriteit niet binnen deze termijn daarvan in kennis stelt, wordt het verslag geacht te zijn aanvaard.
  • 4. 
    De beheerautoriteit maakt de eindverslagen over de prestaties bekend op de in artikel 49, lid 1, bedoelde website.
  • 5. 
    De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast om een model voor het eindverslag over de prestaties vast te leggen, om zo de uniforme toepassing van dit artikel te bewerkstelligen. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 115, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK II

Evaluatie

Artikel 44

Evaluaties door de lidstaat

  • 1. 
    De lidstaat of de beheerautoriteit verricht evaluaties van de programma’s met betrekking tot een of meer van de volgende criteria: effectiviteit, efficiëntie, relevantie, samenhang en Uniemeerwaarde, dit ter verbetering van de kwaliteit van het ontwerp en de uitvoering van de programma’s. De evaluaties kunnen ook betrekking hebben op andere relevante criteria, zoals inclusiviteit, non-discriminatie en zichtbaarheid, en op meer dan één programma.
  • 2. 
    Daarnaast wordt uiterlijk 30 juni 2029 een evaluatie van elk programma verricht ter beoordeling van het effect ervan.
  • 3. 
    De evaluaties worden verricht door interne of externe deskundigen die functioneel onafhankelijk zijn.
  • 4. 
    De lidstaat of de beheerautoriteit zorgt voor het opzetten van de nodige procedures voor het opstellen en verzamelen van de voor evaluaties vereiste gegevens.
  • 5. 
    De lidstaat of de beheerautoriteit stelt een evaluatieplan op dat betrekking kan hebben op meer dan één programma. Voor het AMIF, het ISF en het BMVI houdt dat plan een tussentijdse evaluatie in die uiterlijk 31 maart 2024 moet zijn uitgevoerd.
  • 6. 
    De lidstaat of de beheerautoriteit dient het evaluatieplan uiterlijk een jaar na de het besluit tot goedkeuring van het programma in bij het monitoringcomité.
  • 7. 
    Alle evaluaties worden gepubliceerd op de in artikel 49, lid 1, bedoelde website.

Artikel 45

Evaluatie door de Commissie

  • 1. 
    De Commissie verricht een tussentijdse evaluatie om uiterlijk eind 2024 de effectiviteit, efficiëntie, relevantie, samenhang en Uniemeerwaarde van elk fonds te onderzoeken. De Commissie kan gebruikmaken van alle relevante informatie die al beschikbaar is overeenkomstig artikel 128 van het Financieel Reglement.
  • 2. 
    De Commissie verricht uiterlijk 31 december 2031 een evaluatie achteraf om de effectiviteit, efficiëntie, relevantie, samenhang en Uniemeerwaarde van elk fonds te onderzoeken. In het geval van het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het EFMZVA gaat in die evaluatie de aandacht met name uit naar de sociale, economische en territoriale impact van die fondsen met betrekking tot de in artikel 5, lid 1, bedoelde beleidsdoelstellingen.
  • 3. 
    De Commissie publiceert de resultaten van de evaluatie achteraf op haar website en deelt die resultaten mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.

HOOFDSTUK III

Zichtbaarheid, transparantie en communicatie

Afdeling I

Zichtbaarheid van de steun uit de fondsen

Artikel 46

Zichtbaarheid

Elke lidstaat waarborgt:

 

a)

de zichtbaarheid van de steunverlening in alle activiteiten in verband met door de fondsen ondersteunde concrete acties, met bijzondere aandacht voor concrete acties van strategisch belang;

 

b)

de communicatie met de burgers van de Unie over de rol en de verwezenlijkingen van de fondsen via een centrale website die toegang geeft tot alle programma’s waar die lidstaat bij betrokken is.

Artikel 47

Embleem van de Unie

Lidstaten, beheerautoriteiten en begunstigden gebruiken het embleem van de Unie overeenkomstig bijlage IX bij hun activiteiten op het vlak van zichtbaarheid, transparantie en communicatie.

Artikel 48

Contactpersonen voor communicatie en netwerken

  • 1. 
    Elke lidstaat wijst een communicatiecoördinator aan voor activiteiten op het vlak van zichtbaarheid, transparantie en communicatie met betrekking tot steun uit de fondsen, inclusief programma’s in het kader van de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg), indien de beheerautoriteit in de desbetreffende lidstaat gevestigd is. De communicatiecoördinator kan worden benoemd op het niveau van de in artikel 71, lid 6, aangewezen instantie en coördineert de communicatie- en zichtbaarheidsmaatregelen voor de verschillende programma’s.

De communicatiecoördinator betrekt de volgende instanties bij de activiteiten op het vlak van zichtbaarheid, transparantie en communicatie:

 

a)

de vertegenwoordigingen van de Europese Commissie en de liaisonbureaus van het Europees Parlement in de lidstaten, evenals de Europe Direct-informatiecentra en andere relevante netwerken, onderwijs- en onderzoeksorganisaties;

 

b)

andere relevante partners als bedoeld in artikel 8, lid 1.

  • 2. 
    Elke beheerautoriteit wijst voor elk programma een contactpersoon voor communicatie aan. Een communicatiemedewerker kan voor meerdere programma’s verantwoordelijk zijn.
  • 3. 
    De Commissie onderhoudt het netwerk van communicatiecoördinatoren, communicatiemedewerkers en vertegenwoordigers van de Commissie om informatie uit te wisselen over zichtbaarheids-, transparantie- en communicatieactiviteiten.

Afdeling II

Transparantie van de uitvoering van de fondsen en communicatie over programma’s

Artikel 49

Functies van de beheerautoriteit

  • 1. 
    De beheerautoriteit zorgt binnen zes maanden na het besluit tot goedkeuring van het programma voor een website met informatie over de programma’s waarvoor zij verantwoordelijk is, met inbegrip van informatie over de doelstellingen, activiteiten, beschikbare financieringsmogelijkheden en verwezenlijkingen van de programma’s.
  • 2. 
    De beheerautoriteit zorgt ervoor dat op de in lid 1 bedoelde website of op de in artikel 46, punt b), bedoelde centrale website een tijdsschema van de geplande oproepen tot het indienen van voorstellen wordt gepubliceerd, dat ten minste driemaal per jaar wordt geactualiseerd met de volgende indicatieve gegevens:
 

a)

geografisch gebied waarop de oproep tot het indienen van voorstellen betrekking heeft;

 

b)

betrokken beleidsdoelstelling of specifieke doelstelling;

 

c)

type subsidiabele aanvragers;

 

d)

totaal bedrag aan steun voor de oproep;

 

e)

start- en einddatum van de oproep.

  • 3. 
    De beheerautoriteit stelt de lijst van voor steun uit de fondsen geselecteerde concrete acties openbaar ter beschikking op de website in ten minste een van de officiële talen van de instellingen van de Unie en actualiseert deze lijst ten minste elke vier maanden. Elke concrete actie heeft een unieke code. De lijst bevat de volgende gegevens:
 

a)

indien het juridische entiteiten betreft, de naam van de begunstigde en, indien het een openbare aanbesteding betreft, de naam van de contractant;

 

b)

indien de begunstigde een natuurlijke persoon is, diens voor- en achternaam;

 

c)

voor concrete acties in het kader van het EFMZVA in verband met een vissersvaartuig, het identificatienummer in het vissersvlootregister van de Unie als bedoeld in Uitvoeringsverordening (EU) 2017/218 van de Commissie (47);

 

d)

naam van de concrete actie;

 

e)

doel en verwachte of feitelijke resultaten van de concrete actie;

 

f)

startdatum van de concrete actie;

 

g)

verwachte of feitelijke einddatum van de concrete actie;

 

h)

totale kosten van de concrete actie;

 

i)

betrokken fonds;

 

j)

betrokken specifieke doelstelling;

 

k)

medefinancieringspercentage van de Unie;

 

l)

plaatsbepaling of geolocatie voor het land en de concrete actie;

 

m)

voor mobiele concrete acties of concrete acties op meerdere locaties, de locatie van de begunstigde indien dat een juridische entiteit is; of de NUTS 2-niveau-regio, indien de begunstigde een natuurlijke persoon is;

 

n)

interventietype voor de concrete actie overeenkomstig artikel 73, lid 2, punt g).

De in de eerste alinea, punten b) en c), bedoelde gegevens worden twee jaar na hun aanvankelijke publicatie van de website verwijderd.

  • 4. 
    De in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde gegevens worden op de in lid 1 bedoelde website of op de in artikel 46, punt b), van deze verordening bedoelde centrale website gepubliceerd in open, machinaal leesbare formaten als beschreven in artikel 5, lid 1, van Richtlijn (EU) 2019/1024 van het Europees Parlement en de Raad (48), waarbij gegevens kunnen worden gesorteerd, doorzocht, geëxtraheerd, vergeleken en hergebruikt.
  • 5. 
    Voordat de gegevens overeenkomstig dit artikel worden gepubliceerd, stelt de beheerautoriteit de begunstigden ervan in kennis dat de gegevens openbaar zullen worden gemaakt.
  • 6. 
    De beheerautoriteit waarborgt dat communicatie- en zichtbaarheidsmateriaal, ook op het niveau van de begunstigden, op verzoek beschikbaar wordt gesteld aan instellingen, organen of instanties van de Unie, en dat de Unie overeenkomstig bijlage IX een royaltyvrij, niet-exclusief en onherroepelijk recht wordt verleend om dat materiaal en de bijbehorende reeds bestaande rechten erop te gebruiken. Dit brengt voor noch de begunstigden, noch de beheerautoriteit significante meerkosten of administratieve lasten met zich mee.

Artikel 50

Verantwoordelijkheden van begunstigden

  • 1. 
    Begunstigden en instanties die financieringsinstrumenten uitvoeren, erkennen de steun uit de fondsen, met inbegrip van middelen die overeenkomstig artikel 62 worden hergebruikt, voor de concrete actie door:
 

a)

op de officiële website van de begunstigde, voor zover die bestaat, en op socialemediasites een korte beschrijving van de concrete actie — in verhouding tot de ontvangen steun — op te nemen, met inbegrip van het doel en de resultaten ervan, en daarbij de nadruk te leggen op de financiële steun van de Unie;

 

b)

te zorgen voor een verklaring waarin op goed zichtbare wijze de aandacht wordt gevestigd op de steun van de Unie op documenten en communicatiemateriaal over de uitvoering van de concrete actie, bedoeld voor het publiek of voor deelnemers;

 

c)

duidelijk zichtbaar voor het publiek duurzame platen of borden met het embleem van de Unie overeenkomstig de technische kenmerken in bijlage IX te plaatsen, zodra de materiële uitvoering van een met materiële investeringen gepaard gaande concrete actie of de aankoop van materiaal van start gaat, met betrekking tot:

 

i)

concrete acties met steun uit het EFRO en het Cohesiefonds waarvoor de totale kosten meer bedragen dan 500 000 EUR;

 

ii)

concrete acties met steun uit het ESF+, het JTF, het EFMZVA, het AMIF, het ISF of het BMVI waarvoor de totale kosten meer bedragen dan 100 000 EUR;

 

d)

voor concrete acties die niet onder punt c) vallen, ten minste één affiche van minstens A3-formaat of een equivalent elektronisch display duidelijk zichtbaar voor het publiek aan te brengen met informatie over de concrete actie waarbij de aandacht wordt gevestigd op de steun uit de fondsen; Indien de begunstigde een natuurlijke persoon is, zorgt deze er zo veel mogelijk voor dat passende informatie, waarin nadrukkelijk op de steun uit de fondsen wordt gewezen, wordt verstrekt op een plaats die zichtbaar is voor het publiek of via een elektronisch display;

 

e)

voor concrete acties van strategisch belang en concrete acties waarvan de totale kosten meer bedragen dan 10 000 000 EUR, een communicatie-evenement of -activiteit, naargelang het geval, te organiseren en de Commissie en de verantwoordelijke beheerautoriteit daar tijdig bij te betrekken.

Indien de ESF+-begunstigde een natuurlijke persoon is, of voor concrete acties die worden gesteund in het kader van de in artikel 4, lid 1, punt m), van de ESF+-verordening beschreven specifieke doelstelling, geldt het in punt d) van de eerste alinea bepaalde vereiste niet.

In afwijking van de eerste alinea, punten c) en d), kunnen, voor door het AMIF, het ISF en het BMVI ondersteunde concrete acties, in het document waarin de steunvoorwaarden zijn vastgelegd, specifieke voorschriften voor het afficheren van informatie over de steun uit de fondsen worden opgenomen indien dit gerechtvaardigd is om redenen van veiligheid en openbare orde, overeenkomstig artikel 69, lid 5.

  • 2. 
    Voor fondsen voor kleinschalige projecten voldoet de begunstigde aan de verplichtingen van artikel 36, lid 5, van de Interreg-verordening.

Voor financieringsinstrumenten zorgt de begunstigde er via de contractuele voorwaarden voor dat de eindontvangers aan de vereisten van lid 1, punt c), voldoen.

  • 3. 
    Indien de begunstigde de in artikel 47 of in dit artikel, leden 1 en 2, vermelde verplichtingen niet nakomt en er geen corrigerende maatregelen zijn genomen, treft de beheerautoriteit maatregelen, rekening houdend met het evenredigheidsbeginsel, door maximaal 3 % van de steun uit de fondsen aan de betrokken concrete actie in te trekken.

TITEL V

FINANCIËLE STEUN UIT DE FONDSEN

HOOFDSTUK I

Vormen van bijdragen van de Unie

Artikel 51

Vormen van bijdragen van de Unie aan programma’s

De bijdragen van de Unie kunnen de volgende vormen aannemen:

 

a)

financiering die niet gekoppeld is aan kosten van de betrokken concrete acties overeenkomstig artikel 95, en die gebaseerd is op een van de volgende aspecten:

 

i)

de naleving van voorwaarden;

 

ii)

het boeken van resultaten;

 

b)

de vergoeding van de aan begunstigden verstrekte steun overeenkomstig de hoofdstukken II en III van deze titel;

 

c)

eenheidskosten overeenkomstig artikel 94 die alle of bepaalde van tevoren duidelijk omschreven specifieke categorieën subsidiabele kosten dekken op basis van een vast bedrag per eenheid;

 

d)

vaste bedragen overeenkomstig artikel 94 die alle of bepaalde van tevoren duidelijk omschreven specifieke categorieën subsidiabele kosten dekken;

 

e)

financiering op basis van een vast percentage overeenkomstig artikel 94 of artikel 36, lid 5, die, door toepassing van een percentage, van tevoren duidelijk omschreven specifieke categorieën subsidiabele kosten dekt;

 

f)

een combinatie van de in de punten a) tot en met e) genoemde vormen.

HOOFDSTUK II

Vormen van steun door de lidstaten

Artikel 52

Vormen van steun

De lidstaten gebruiken de bijdrage uit de fondsen om begunstigden steun te verstrekken in de vorm van subsidies, financieringsinstrumenten of prijzen, of een combinatie daarvan.

Afdeling I

Subsidievormen

Artikel 53

Subsidievormen

  • 1. 
    Door de lidstaten aan begunstigden toegekende subsidies kunnen de volgende vormen aannemen:
 

a)

vergoeding van subsidiabele kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt door een begunstigde of de particuliere partner van concrete PPP-acties en die zijn betaald voor de uitvoering van concrete acties, bijdragen in natura en afschrijvingskosten;

 

b)

eenheidskosten;

 

c)

vaste bedragen;

 

d)

financiering volgens een vast percentage;

 

e)

een combinatie van de in de punten a) tot en met d) bedoelde vormen, mits elke vorm verschillende categorieën kosten dekt of mits zij gebruikt worden voor verschillende projecten die deel uitmaken van een concrete actie of voor opeenvolgende fasen van een concrete actie;

 

f)

financiering die niet gekoppeld is aan kosten, mits die subsidies worden gedekt door een vergoeding van de bijdrage van de Unie krachtens artikel 95.

  • 2. 
    Indien de totale kostprijs van een concrete actie niet meer bedraagt dan 200 000 EUR, bestaat de bijdrage aan de begunstigde uit het EFRO, het ESF+, het JTF, het AMIF, het ISF of het BMVI uit eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages, behalve voor concrete acties waarvoor de steun staatssteun vormt. Indien gebruik wordt gemaakt van financiering volgens een vast percentage, kunnen alleen de kostencategorieën waarop het vaste percentage van toepassing is, worden vergoed overeenkomstig lid 1, punt a).

In afwijking van lid 1, eerste alinea, kan de beheerautoriteit besluiten bepaalde concrete acties op het gebied van onderzoek en innovatie vrij te stellen van het in die alinea bepaalde vereiste, mits het monitoringcomité hiervoor vooraf toestemming heeft verleend. Daarnaast kunnen de aan deelnemers betaalde vergoedingen en lonen worden vergoed overeenkomstig lid 1, punt a).

  • 3. 
    De bedragen voor de in lid 1, punten b), c) en d), genoemde vormen van subsidies worden vastgesteld op een van de hierna genoemde manieren:
 

a)

een eerlijke, rechtvaardige en verifieerbare berekeningsmethode op basis van:

 

i)

statistische gegevens, andere objectieve informatie of een deskundige beoordeling;

 

ii)

de geverifieerde historische gegevens van individuele begunstigden;

 

iii)

de toepassing van de gebruikelijke kostenberekeningsmethodes van individuele begunstigden;

 

b)

een ontwerpbegroting, vastgesteld per individueel geval en van tevoren goedgekeurd door de instantie die de concrete actie selecteert, indien de totale kosten van de concrete actie niet meer bedragen dan 200 000 EUR;

 

c)

conform de regels voor de toepassing van overeenkomstige eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages die van toepassing zijn op beleidsmaatregelen van de Unie voor soortgelijke soorten concrete acties;

 

d)

conform de regels voor de toepassing van overeenkomstige eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages die worden toegepast op grond van regelingen voor volledig door de lidstaat gefinancierde subsidies voor soortgelijke soorten concrete acties;

 

e)

in of op basis van deze verordening of de fondsspecifieke verordeningen vastgelegde vaste percentages en specifieke methoden.

Artikel 54

Financiering volgens een vast percentage voor indirecte kosten in verband met subsidies

Indien een vast percentage wordt gebruikt om de indirecte kosten van een concrete actie te dekken, kan dat worden gebaseerd op een van de volgende mogelijkheden:

 

a)

maximaal 7 % van de subsidiabele directe kosten; in dat geval hoeft de betrokken lidstaat geen berekening uit te voeren om het toepasselijke percentage te bepalen;

 

b)

maximaal 15 % van de subsidiabele directe personeelskosten; in dat geval hoeft de betrokken lidstaat geen berekening uit te voeren om het toepasselijke percentage te bepalen;

 

c)

maximaal 25 % van de subsidiabele directe kosten, mits dat percentage wordt berekend overeenkomstig artikel 53, lid 3, punt a).

Daarnaast kan, indien een lidstaat een vast percentage heeft berekend overeenkomstig artikel 67, lid 5, punt a), van Verordening (EU) nr. 1303/2013, dat vaste percentage worden gebruikt voor een soortgelijke concrete actie voor de toepassing van punt c) van dit artikel.

Artikel 55

Directe personeelskosten in verband met subsidies

  • 1. 
    De directe personeelskosten van een concrete actie kunnen worden berekend als vast percentage van maximaal 20 % van de andere directe kosten dan de directe personeelskosten van die concrete actie, zonder verplichting voor de lidstaat om te berekenen welk percentage van toepassing is, mits de directe kosten van de concrete actie geen overheidsopdrachten voor werken of voor leveringen of diensten omvatten waarvan de waarde de drempels overschrijdt die staan vermeld in artikel 4 van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (49) of in artikel 15 van Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad (50).

Indien overeenkomstig de eerste alinea een vast percentage wordt toegepast voor het AMIF, het ISF en het BMVI, geldt dit alleen voor de directe kosten van de concrete actie waarvoor geen overheidsopdracht is uitgeschreven.

  • 2. 
    Om de directe personeelskosten te bepalen kan een uurtarief worden berekend op een van de volgende manieren:
 

a)

door de meest recente met documenten gestaafde jaarlijkse bruto arbeidskosten te delen door 1 720 uren voor voltijdse werknemers, of door een evenredig deel van 1 720 uren voor deeltijdse werknemers;

 

b)

door de meest recente met documenten gestaafde maandelijkse bruto arbeidskosten te delen door de gemiddelde maandelijkse werktijd van de betrokken persoon overeenkomstig de nationale regelgeving waarnaar wordt verwezen in de arbeidsovereenkomst of een benoemingsbesluit (beide “het arbeidsdocument” genoemd).

  • 3. 
    Bij de toepassing van het overeenkomstig lid 2 berekende uurtarief mag het totale aantal voor een bepaald jaar of een bepaalde maand per persoon gedeclareerde uren niet hoger zijn dan het aantal uren dat voor de berekening van dat uurtarief is gebruikt.
  • 4. 
    Indien de jaarlijkse bruto arbeidskosten niet bekend zijn, kunnen die kosten worden afgeleid uit de beschikbare met documenten gestaafde bruto arbeidskosten of uit de arbeidsovereenkomst, omgerekend naar een periode van twaalf maanden.
  • 5. 
    Personeelskosten voor personen die deeltijds aan de concrete actie werken, kunnen worden berekend als een vast percentage van de bruto arbeidskosten, overeenkomstig het vaste percentage van de tijd dat zij per maand aan de concrete actie hebben gewerkt en zonder verplichting om een afzonderlijk arbeidstijdregistratiesysteem op te zetten. De werkgever stelt voor de werknemers een document op met vermelding van dat vaste percentage.

Artikel 56

Financiering volgens een vast percentage voor andere subsidiabele kosten dan directe personeelskosten in verband met subsidies

  • 1. 
    Een vast percentage van maximaal 40 % van de subsidiabele directe personeelskosten kan worden gebruikt om de overige subsidiabele kosten van een concrete actie te dekken. De lidstaat is niet verplicht te berekenen welk percentage van toepassing is.
  • 2. 
    Voor concrete acties die uit het EFRO, het ESF+, het JTF, het AMIF, het ISF en het BMVI worden gesteund, worden lonen en aan deelnemers betaalde vergoedingen beschouwd als extra subsidiabele kosten buiten het vaste percentage.
  • 3. 
    Het in lid 1 van dit artikel bedoelde vaste percentage wordt niet toegepast op personeelskosten die zijn berekend op basis van een vast percentage als bedoeld in artikel 55, lid 1.

Artikel 57

Subsidies onder voorwaarden

  • 1. 
    De lidstaten kunnen aan begunstigden subsidies onder voorwaarden toekennen die volledig of gedeeltelijk moeten worden terugbetaald als nader bepaald in het document met de steunvoorwaarden.
  • 2. 
    Terugbetalingen door de begunstigde worden verricht volgens de tussen de beheerautoriteit en de begunstigde overeengekomen voorwaarden.
  • 3. 
    De lidstaten hergebruiken middelen die door de begunstigde zijn terugbetaald uiterlijk op 31 december 2030 voor hetzelfde doel of in overeenstemming met de doelstellingen van het betrokken programma, in de vorm van subsidies onder voorwaarden of in de vorm van een financieringsinstrument of in een andere vorm van steun. De terugbetaalde bedragen en de informatie over het hergebruik ervan worden opgenomen in het eindverslag over de prestaties.
  • 4. 
    De lidstaten stellen de nodige maatregelen vast opdat de middelen in afzonderlijke rekeningen worden aangehouden of onder geëigende boekhoudkundige codes.
  • 5. 
    Uniemiddelen die te eniger tijd worden terugbetaald door begunstigden, maar uiterlijk op 31 december 2030 niet worden hergebruikt, worden overeenkomstig artikel 88 terugbetaald aan de begroting van de Unie.

Afdeling II

Financieringsinstrumenten

Artikel 58

Financieringsinstrumenten

  • 1. 
    Beheerautoriteiten kunnen uit een of meer programma’s een programmabijdrage verstrekken aan bestaande of nieuwe financieringsinstrumenten die op nationaal, regionaal, transnationaal of grensoverschrijdend niveau zijn opgezet, rechtstreeks door of onder de verantwoordelijkheid van de beheerautoriteit worden uitgevoerd en aan de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen bijdragen.
  • 2. 
    Met financieringsinstrumenten wordt aan eindontvangers uitsluitend steun verstrekt voor investeringen in zowel materiële als immateriële activa en werkkapitaal, die naar verwachting financieel levensvatbaar zijn en waarvoor op de markt niet voldoende financiering te vinden is. Dergelijke steun is in overeenstemming met de toepasselijke staatssteunregels van de Unie.

Dergelijke steun wordt uitsluitend verstrekt voor de onderdelen van de investeringen die op de datum van het investeringsbesluit niet fysiek zijn voltooid of volledig zijn uitgevoerd.

  • 3. 
    Adequate steun uit de fondsen via financieringsinstrumenten wordt gebaseerd op een onder de verantwoordelijkheid van de beheerautoriteit opgestelde ex-antebeoordeling. De ex-antebeoordeling wordt voltooid voordat de beheerautoriteit programmabijdragen verstrekt aan financieringsinstrumenten.

De ex-antebeoordeling omvat ten minste de volgende elementen:

 

a)

het voorgestelde bedrag aan programmabijdragen aan een financieringsinstrument en het verwachte hefboomeffect, met een korte motivering;

 

b)

de voorgestelde financiële producten die zullen worden aangeboden, met inbegrip van de mogelijke noodzaak van een gedifferentieerde behandeling van investeerders;

 

c)

de voorgestelde doelgroep van eindontvangers;

 

d)

de verwachte bijdrage van het financieringsinstrument aan het verwezenlijken van de specifieke doelstellingen.

De ex-antebeoordeling kan worden herzien of geactualiseerd, kan betrekking hebben op een deel of het geheel van het grondgebied van de lidstaat en kan worden gebaseerd op bestaande of geactualiseerde ex-antebeoordelingen.

  • 4. 
    Steun aan de eindontvangers kan worden gecombineerd met steun uit een fonds of een ander instrument van de Unie en kan betrekking hebben op dezelfde uitgavenpost. In een dergelijk geval wordt de steun van het Fonds uit hoofde van het financieringsinstrument, als onderdeel van een concrete actie van een financieringsinstrument, niet bij de Commissie gedeclareerd om steun te ontvangen in een andere vorm, uit een ander fonds of uit een ander instrument van de Unie.
  • 5. 
    Financieringsinstrumenten kunnen worden gecombineerd met programmasteun in de vorm van subsidies tot een concrete actie van één financieringsinstrument in het kader van één financieringsovereenkomst, indien de beide vormen van steun worden verstrekt door de instantie die het financieringsinstrument uitvoert. In dat geval gelden de op de financieringsinstrumenten toepasselijke regels voor die concrete actie van één financieringsinstrument. De programmasteun in de vorm van subsidies moet rechtstreeks gekoppeld zijn aan en nodig zijn voor het financieringsinstrument en mag maximaal de waarde hebben van de door het financiële product gesteunde investeringen.
  • 6. 
    In het geval van gecombineerde steun overeenkomstig de leden 4 en 5 wordt voor elke bron van steun een aparte boekhouding gevoerd.
  • 7. 
    De som van alle gecombineerde steunvormen overschrijdt het totale bedrag van de uitgavenpost niet. Subsidies worden niet gebruikt om steun uit financieringsinstrumenten terug te betalen. Financieringsinstrumenten worden niet gebruikt voor het voorfinancieren van subsidies.

Artikel 59

Uitvoering van financieringsinstrumenten

  • 1. 
    Rechtstreeks door de beheerautoriteit uitgevoerde financieringsinstrumenten kunnen alleen leningen of garanties verstrekken. De beheerautoriteit bepaalt de voorwaarden met betrekking tot de programmabijdrage voor het financieringsinstrument in een strategiedocument dat de in bijlage X beschreven elementen bevat.
  • 2. 
    Financieringsinstrumenten die onder de verantwoordelijkheid van de beheerautoriteit worden uitgevoerd, kunnen de volgende vormen aannemen:
 

a)

een investering van programmamiddelen in het kapitaal van een juridische entiteit;

 

b)

afzonderlijke financiële gehelen of fiduciaire rekeningen.

De beheerautoriteit selecteert de instantie die een financieringsinstrument uitvoert.

  • 3. 
    De beheerautoriteit kan een overeenkomst voor de uitvoering van een financieringsinstrument rechtstreeks gunnen aan:
 

a)

de EIB;

 

b)

internationale financiële instellingen waarvan een lidstaat aandeelhouder is;

 

c)

een bank of instelling in handen van de overheid, opgericht als juridische entiteit die op professionele basis financiële activiteiten uitoefent en die aan de volgende voorwaarden voldoet:

 

i)

er is geen directe participatie van privékapitaal, met uitzondering van krachtens de nationale wet- en regelgeving, in overeenstemming met de Verdragen, vereiste vormen van participatie van privékapitaal die geen zeggenschap of blokkerende macht opleveren en geen beslissende invloed uitoefenen op de betrokken bank of instelling, en met uitzondering van vormen van participatie van privékapitaal die geen invloed hebben op besluiten inzake het dagelijks beheer van het door de fondsen ondersteunde financieringsinstrument;

 

ii)

zij opereert op grond van een overheidsmandaat, verleend door de bevoegde nationale of regionale autoriteit van een lidstaat, dat onder meer betrekking heeft op het verrichten, als haar enige activiteit of als een van haar activiteiten, van economische-ontwikkelingsactiviteiten die bijdragen tot de doelstellingen van de fondsen;

 

iii)

zij verricht, uitsluitend of onder meer, economische-ontwikkelingsactiviteiten die bijdragen tot de doelstellingen van de fondsen in regio’s, op beleidsterreinen of in sectoren waarvoor op de markt doorgaans geen of onvoldoende financiering beschikbaar is;

 

iv)

zij streeft niet in de eerste plaats naar winstmaximalisatie, maar waarborgt de financiële houdbaarheid van haar activiteiten op de lange termijn;

 

v)

zij waarborgt met passende maatregelen, overeenkomstig het toepasselijke recht, dat de rechtstreekse gunning van een overeenkomst als bedoeld in punt b) geen directe of indirecte voordelen voor commerciële activiteiten oplevert;

 

vi)

zij staat overeenkomstig het toepasselijk recht onder toezicht van een onafhankelijke autoriteit;

 

d)

andere instanties die ook onder het toepassingsgebied vallen van artikel 12 van Richtlijn 2014/24/EU.

  • 4. 
    Wanneer de door de beheerautoriteit geselecteerde instantie een holdingfonds uitvoert, kan die instantie andere instanties selecteren om specifieke fondsen uit te voeren.
  • 5. 
    De voorwaarden van programmabijdragen aan financieringsinstrumenten die overeenkomstig lid 2 worden uitgevoerd, worden beschreven in financieringsovereenkomsten tussen:
 

a)

de gemachtigde vertegenwoordigers van de beheerautoriteit en, in voorkomend geval, de instantie die een holdingfonds uitvoert;

 

b)

de gemachtigde vertegenwoordigers van de beheerautoriteit of, in voorkomend geval, de instantie die een holdingfonds uitvoert en de instantie die een specifiek fonds uitvoert.

Deze financieringsovereenkomsten bevatten de in bijlage X vervatte elementen.

  • 6. 
    De financiële aansprakelijkheid van de beheerautoriteit is beperkt tot het door de beheerautoriteit in het kader van de financieringsovereenkomsten aan het financieringsinstrument toegewezen bedrag.
  • 7. 
    De instanties die de financieringsinstrumenten uitvoeren of, bij garanties, de instantie die de onderliggende lening verstrekt, steunen de eindontvangers, daarbij terdege rekening houdend met de programmadoelstellingen en het potentieel voor de financiële levensvatbaarheid van de investering zoals die in het bedrijfsplan of een gelijkwaardig document wordt gemotiveerd. De selectie van de eindontvangers is transparant en geeft geen aanleiding tot een belangenconflict.
  • 8. 
    Aan een programma kan nationale medefinanciering worden verstrekt door de beheerautoriteit of, overeenkomstig de fondsspecifieke regels, op het niveau van het holdingfonds, de specifieke fondsen of de investeringen in eindontvangers. Wanneer nationale medefinanciering wordt verstrekt op het niveau van investeringen in eindontvangers, bewaart de instantie die de financieringsinstrumenten uitvoert, bewijsstukken die de subsidiabiliteit van de onderliggende uitgaven aantonen.
  • 9. 
    De beheerautoriteit die het financieringsinstrument rechtstreeks uitvoert overeenkomstig lid 1 van dit artikel, of de instantie die het financieringsinstrument uitvoert overeenkomstig lid 2 van dit artikel, houdt afzonderlijke rekeningen bij of gebruikt een boekhoudkundige code voor elke prioriteit of, voor het EFMZVA, elke specifieke doelstelling en, in voorkomend geval, elke regiocategorie voor elke programmabijdrage, en apart voor middelen als bedoeld in respectievelijk artikel 60 en artikel 62.

Artikel 60

Rente en andere voordelen als gevolg van steun uit de fondsen aan financieringsinstrumenten

  • 1. 
    Aan financieringsinstrumenten betaalde steun uit de fondsen wordt geplaatst op rekeningen bij in lidstaten gevestigde financiële instellingen en wordt beheerd in overeenstemming met actief kasmiddelenbeheer en volgens het beginsel van goed financieel beheer.
  • 2. 
    Rente en andere voordelen die kunnen worden toegerekend aan steun uit de fondsen die aan financieringsinstrumenten is betaald, worden tot aan het einde van de subsidiabiliteitsperiode gebruikt voor dezelfde doeleinden als de oorspronkelijke steun uit de fondsen, onder meer voor de betaling van beheersvergoedingen en de vergoeding van beheerskosten die door de instanties die het financieringsinstrument uitvoeren, worden gemaakt overeenkomstig artikel 68, lid 1, punt d), hetzij binnen hetzelfde financieringsinstrument, hetzij, na de stopzetting van dat financieringsinstrument, in andere financieringsinstrumenten of andere vormen van steun voor verdere investeringen in eindontvangers.
  • 3. 
    De in lid 2 bedoelde rente en andere voordelen die niet in overeenstemming met die bepaling zijn gebruikt, worden afgetrokken van de rekeningen die voor het laatste boekjaar worden ingediend.

Artikel 61

Gedifferentieerde behandeling van investeerders

  • 1. 
    Steun uit de fondsen voor financieringsinstrumenten die in eindontvangers wordt geïnvesteerd en alle soorten door die investeringen gegenereerde inkomsten, waaronder terugbetaalde middelen, die kunnen worden toegerekend aan de steun uit de fondsen, kunnen worden gebruikt voor een gedifferentieerde behandeling van investeerders die volgens het beginsel van de markteconomie werken door de risico’s en de winsten op passende wijze te delen, rekening houdend met het beginsel van goed financieel beheer.
  • 2. 
    Het niveau van een dergelijke gedifferentieerde behandeling ligt niet hoger dan wat nodig is om stimulansen te creëren voor het aantrekken van particuliere middelen, zoals vastgesteld door een concurrentieprocedure of een onafhankelijke beoordeling.

Artikel 62

Hergebruik van middelen die kunnen worden toegerekend aan de steun uit de fondsen

  • 1. 
    Middelen die voor het einde van de subsidiabiliteitsperiode aan financieringsinstrumenten worden terugbetaald uit investeringen in eindontvangers of doordat voor garantieovereenkomsten gereserveerde middelen vrijkomen, met inbegrip van terugbetaald kapitaal en andere gegenereerde inkomsten die kunnen worden toegerekend aan de steun uit de fondsen, worden hergebruikt voor dezelfde of andere financieringsinstrumenten voor nieuwe investeringen in eindontvangers, ter dekking van de verliezen op het nominale bedrag van de bijdrage van de fondsen aan het financieringsinstrument als gevolg van negatieve rentevoeten, indien die verliezen zich voordoen ondanks actief kasmiddelenbeheer, of voor beheerskosten en -vergoedingen die met dergelijke nieuwe investeringen samenhangen, rekening houdend met het beginsel van goed financieel beheer.
  • 2. 
    De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat de in lid 1 bedoelde middelen die aan financieringsinstrumenten worden terugbetaald in een periode van ten minste acht jaar na het verstrijken van de subsidiabiliteitsperiode, worden hergebruikt overeenkomstig de beleidsdoelstellingen van het programma of de programma’s in het kader waarvan zij werden opgezet, binnen hetzelfde financieringsinstrument dan wel, wanneer deze middelen niet meer tot het financieringsinstrument behoren, binnen andere financieringsinstrumenten of andere steunvormen.

HOOFDSTUK III

Subsidiabiliteitsregels

Artikel 63

Subsidiabiliteit

  • 1. 
    De subsidiabiliteit van de uitgaven wordt op basis van de nationale regels bepaald, tenzij er specifieke regels zijn vastgelegd in of op grond van deze verordening of de fondsspecifieke verordeningen.
  • 2. 
    Uitgaven komen in aanmerking voor een bijdrage uit de fondsen als zij zijn gedaan door een begunstigde of de particuliere partner van een concrete PPP-actie en zijn betaald voor de uitvoering van concrete acties tussen de datum van indiening van het programma bij de Commissie of, als dat eerder is, 1 januari 2021, en 31 december 2029.

Voor kosten die worden vergoed op grond van artikel 53, lid 1, punten b), c) en f), worden de acties die de basis voor de vergoeding vormen, tussen de datum van indiening van het programma bij de Commissie of, als dat eerder is, 1 januari 2021, en 31 december 2029 uitgevoerd.

  • 3. 
    Voor het EFRO worden uitgaven die betrekking hebben op concrete acties in meer dan één regiocategorie van een lidstaat als beschreven in artikel 108, lid 2, pro rata aan de desbetreffende regiocategorieën toegewezen, op basis van objectieve criteria.

Voor het ESF+ kunnen uitgaven die verband houden met concrete acties worden toegewezen aan iedere regiocategorie van het programma, mits de concrete actie bijdraagt tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van het programma.

Voor het JTF dragen uitgaven die betrekking hebben op concrete acties bij tot de uitvoering van het territoriale plan voor een rechtvaardige transitie.

  • 4. 
    Een concrete actie of een deel daarvan kan buiten een lidstaat worden uitgevoerd, ook indien dit buiten het grondgebied van de Unie is, mits de concrete actie bijdraagt tot de doelstellingen van het programma.
  • 5. 
    Voor subsidies in de vormen bedoeld in artikel 53, lid 1, punten b), c) en d), zijn de uitgaven die voor een bijdrage uit de fondsen in aanmerking komen, gelijk aan de overeenkomstig artikel 53, lid 3, berekende bedragen.
  • 6. 
    Concrete acties die fysiek voltooid zijn of volledig zijn uitgevoerd voordat de financieringsaanvraag in het kader van het programma is ingediend, worden niet geselecteerd voor steun uit de fondsen, ongeacht of alle betrokken betalingen zijn verricht. Dit lid is niet van toepassing op de vergoeding uit het EFMZVA voor aanvullende kosten in de ultraperifere gebieden op grond van artikel 24 van de EFMZVA-verordening en op de steun uit de aanvullende financiering voor de ultraperifere gebieden uit hoofde van artikel 110, lid 1, punt e), van deze verordening.
  • 7. 
    Wanneer uitgaven subsidiabel worden doordat een programma wordt gewijzigd, zijn zij subsidiabel vanaf de datum waarop het verzoek tot wijziging bij de Commissie is ingediend.

Voor het EFRO, het Cohesiefonds en het JTF worden uitgaven subsidiabel als gevolg van een programmawijziging wanneer een nieuw interventietype als bedoeld in bijlage I, tabel 1, wordt toegevoegd aan het programma, en voor het EMFZVA, het AMIF, het ISF en het BMVI wanneer een nieuw interventietype als bedoeld in de fondsspecifieke verordeningen wordt toegevoegd aan het programma.

Indien een programma wordt gewijzigd om natuurrampen te bestrijden, kan in het programma worden bepaald dat de uitgaven in verband met die wijziging subsidiabel zijn vanaf de datum waarop de natuurramp plaatsvond.

  • 8. 
    Indien een nieuw programma wordt goedgekeurd, zijn de uitgaven subsidiabel vanaf de datum waarop het desbetreffende verzoek bij de Commissie is ingediend.
  • 9. 
    Voor een concrete actie mag steun worden ontvangen uit een of meer fondsen, of uit een of meer programma’s, en uit andere instrumenten van de Unie. In dat geval mogen uitgaven die worden gedeclareerd in een betalingsaanvraag voor een van de fondsen, niet worden gedeclareerd voor een van de onderstaande vormen van steun:
 

a)

steun uit een ander fonds of instrument van de Unie;

 

b)

steun uit hetzelfde fonds in het kader van een ander programma.

Het bedrag van de in de betalingsaanvraag voor een fonds op te nemen uitgave kan voor elk fonds en voor het betrokken programma of de betrokken programma’s pro rata worden berekend overeenkomstig het document met de steunvoorwaarden.

Artikel 64

Niet-subsidiabele kosten

  • 1. 
    De volgende kosten komen niet in aanmerking voor een bijdrage uit de fondsen:
 

a)

debetrente, behalve met betrekking tot subsidies verleend in de vorm van een rentesubsidie of een subsidie voor garantievergoedingen;

 

b)

de aankoop van grond voor een bedrag van meer dan 10 % van de totale subsidiabele uitgaven in verband met de betrokken concrete actie; voor verwaarloosde gebieden en voormalige industriezones met gebouwen wordt die grens verhoogd tot 15 %; voor financieringsinstrumenten gelden deze percentages voor de aan de eindontvanger betaalde programmabijdrage of, in het geval van garanties, voor het bedrag van de onderliggende lening;

 

c)

belasting over de toegevoegde waarde (btw), behalve:

 

i)

voor concrete acties waarvan de totale kosten lager zijn dan 5 000 000 EUR (inclusief btw);

 

ii)

voor concrete acties waarvan de totale kosten ten minste 5 000 000 EUR (inclusief btw) bedragen indien zij krachtens de nationale btw-wetgeving niet terugvorderbaar zijn;

 

iii)

door de eindontvanger in het kader van financieringsinstrumenten gedane investeringen; indien deze investeringen worden ondersteund door financieringsinstrumenten gecombineerd met programmasteun in de vorm van een subsidie als bedoeld in artikel 58, lid 5, is de btw niet subsidiabel voor het deel van de investeringskosten dat overeenkomt met de programmasteun in de vorm van een subsidie, tenzij de btw voor de investeringskosten krachtens de nationale btw-wetgeving niet terugvorderbaar is of indien het deel van de investeringskosten dat overeenkomt met de programmasteun in de vorm van de subsidie minder dan 5 000 000 EUR (inclusief btw) bedraagt;

 

iv)

voor fondsen voor kleinschalige projecten en investeringen door eindontvangers in de context van fondsen voor kleinschalige projecten in het kader van Interreg.

Punt b) van de eerste alinea is niet van toepassing op concrete acties ten behoeve van milieubehoud.

  • 2. 
    In de fondsspecifieke verordeningen kunnen andere kosten worden vermeld die niet in aanmerking komen voor een bijdrage uit het respectieve fonds.

Artikel 65

Duurzaamheid van concrete acties

  • 1. 
    De lidstaat betaalt de bijdrage uit de fondsen aan een concrete actie, met inbegrip van investeringen in infrastructuur of productieve investeringen, terug indien binnen vijf jaar na de eindbetaling aan de begunstigde of in voorkomend geval binnen de in de staatssteunregels beschreven termijn, een van de volgende gebeurtenissen op de concrete actie van toepassing is:
 

a)

beëindiging van een productieactiviteit of overbrenging ervan buiten de regio van NUTS-niveau 2 waar ze steun ontving;

 

b)

eigendomsoverdracht van een infrastructuurvoorziening waardoor een onderneming of een overheidsinstantie een onrechtmatig voordeel behaalt;

 

c)

een substantiële verandering in de aard, de doelstellingen of de uitvoeringsvoorwaarden ervan waardoor de oorspronkelijke doelstellingen dreigen te worden ondermijnd.

De lidstaat kan de in de eerste alinea vermelde termijn verkorten tot drie jaar in gevallen betreffende het behoud van investeringen of door kleine en middelgrote ondernemingen gecreëerde banen.

Terugbetalingen door de lidstaat vanwege niet-naleving van dit artikel staan in verhouding tot de periode van niet-nakoming.

  • 2. 
    Voor uit het ESF+ of uit het JTF overeenkomstig artikel 8, lid 2, punten k), l) en m), van de JTF-verordening ondersteunde concrete acties wordt de steun terugbetaald indien voor die acties een verplichting geldt tot behoud van de investering uit hoofde van staatssteunregels.
  • 3. 
    De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op programmabijdragen aan of door financieringsinstrumenten, noch op concrete acties waarvan een productieactiviteit wordt beëindigd wegens een niet-frauduleus faillissement.

Artikel 66

Verplaatsing

  • 1. 
    Uitgaven voor verplaatsing komen niet in aanmerking voor een bijdrage uit de fondsen.
  • 2. 
    Indien een bijdrage uit de fondsen staatssteun vormt, vergewist de beheerautoriteit zich ervan dat de bijdrage geen steun is voor verplaatsing overeenkomstig artikel 14, lid 16, van Verordening (EU) nr. 651/2014.

Artikel 67

Specifieke subsidiabiliteitsregels voor subsidies

  • 1. 
    Bijdragen in natura in de vorm van de levering van werken, goederen, diensten, grond en onroerend goed waarvoor geen door facturen of documenten met dezelfde bewijskracht gestaafde betaling is gedaan, kunnen in aanmerking komen mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

de overheidssteun die aan de concrete actie is betaald, inclusief bijdragen in natura, is niet hoger dan het totale bedrag aan subsidiabele uitgaven, exclusief bijdragen in natura, aan het einde van de concrete actie;

 

b)

de waarde die aan bijdragen in natura wordt toegekend, is niet hoger dan de kosten die gewoonlijk op de markt in kwestie worden aanvaard;

 

c)

de waarde en de uitvoering van de bijdrage in natura kunnen onafhankelijk worden beoordeeld en geverifieerd;

 

d)

wat de levering van grond of onroerend goed betreft, kan met het oog op een huurovereenkomst een nominaal jaarlijks bedrag van maximaal één valuta-eenheid van de lidstaat worden betaald;

 

e)

wat bijdragen in natura in de vorm van onbetaalde arbeid betreft, wordt de waarde van die arbeid bepaald aan de hand van de werkelijke, geverifieerde arbeidstijd en de beloning voor soortgelijke arbeid.

De waarde van de grond of het onroerend goed bedoeld in de eerste alinea, punt d), van dit lid wordt gecertificeerd door een onafhankelijke gekwalificeerde deskundige of een bevoegde officiële instantie en ligt niet hoger dan de in artikel 64, lid 1, punt b), bedoelde bovengrens.

  • 2. 
    Afschrijvingskosten waarvoor geen door facturen gestaafde betaling is gedaan, kunnen als subsidiabel worden beschouwd mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

de subsidiabiliteitsregels van het programma staan dit toe;

 

b)

het bedrag van de uitgaven wordt gestaafd door documenten die dezelfde bewijskracht hebben als facturen voor subsidiabele kosten, voor zover die kosten in de in artikel 53, lid 1, punt a), bedoelde vorm werden vergoed;

 

c)

de kosten hebben uitsluitend betrekking op de steunperiode voor de concrete actie;

 

d)

er is geen overheidssubsidie toegekend voor de aanschaf van de afgeschreven activa.

Artikel 68

Specifieke subsidiabiliteitsregels voor financieringsinstrumenten

  • 1. 
    Voor financieringsinstrumenten zijn de subsidiabele uitgaven het totaalbedrag aan programmabijdragen dat binnen de subsidiabiliteitsperiode is betaald aan het financieringsinstrument of, waar het garanties betreft, voor garantieovereenkomsten is gereserveerd door het financieringsinstrument, voor zover dat bedrag betrekking heeft op:
 

a)

betalingen aan eindontvangers, in geval van leningen, investeringen in eigen vermogen of investeringen in quasi-eigenvermogen;

 

b)

middelen die gereserveerd zijn voor garantieovereenkomsten, ongeacht of deze nog uitstaan of reeds verlopen zijn, om aan mogelijke aanspraken op garanties voor verliezen te kunnen voldoen, berekend op grond van een multiplicatorratio die is vastgelegd voor de respectieve onderliggende uitgekeerde nieuwe leningen aan of investeringen in eigen vermogen of quasi-eigenvermogen van eindontvangers;

 

c)

betalingen aan of ten voordele van eindontvangers, indien financieringsinstrumenten worden gecombineerd met een andere bijdrage van de Unie in een concrete actie in één financieringsinstrument overeenkomstig artikel 58, lid 5;

 

d)

betalingen van beheersvergoedingen en vergoedingen van beheerskosten die de instanties die het financieringsinstrument uitvoeren, hebben gemaakt.

  • 2. 
    Indien een financieringsinstrument wordt uitgevoerd over opeenvolgende programmeringsperiodes heen, kan de steun worden verstrekt aan of ten voordele van eindontvangers, inclusief beheerskosten en -vergoedingen, op basis van overeenkomsten die tijdens de voorgaande programmeringsperiode zijn gesloten, mits die steun voldoet aan de subsidiabiliteitsregels van de daaropvolgende programmeringsperiode. In die gevallen wordt de subsidiabiliteit van in betalingsaanvragen ingediende uitgaven bepaald volgens de regels van de respectieve programmeringsperiode.
  • 3. 
    Voor de toepassing van lid 1, punt b), worden, indien de entiteit die van de garanties profiteert de geplande hoeveelheid nieuwe leningen aan of investeringen in eigen vermogen of quasi-eigenvermogen van eindontvangers niet in overeenstemming met de multiplicatorratio heeft uitgekeerd, de subsidiabele uitgaven proportioneel verminderd. De multiplicatorratio kan opnieuw worden bezien indien veranderingen van de marktomstandigheden dat rechtvaardigen. Een dergelijke herziening heeft geen terugwerkende kracht.
  • 4. 
    Voor de toepassing van lid 1, punt d), zijn de beheersvergoedingen op prestaties gebaseerd.

Indien instanties die een holdingfonds uitvoeren, worden geselecteerd middels de onderhandse gunning van een overeenkomst overeenkomstig artikel 59, lid 3, is het bedrag van de aan die instanties betaalde beheerskosten en -vergoedingen dat als subsidiabele uitgave kan worden gedeclareerd, onderworpen aan een drempel van maximaal 5 % van het totaalbedrag van de programmabijdragen die aan eindontvangers zijn uitbetaald in de vorm van leningen of die voor garantieovereenkomsten zijn gereserveerd, en van maximaal 7 % van het totaalbedrag van de programmabijdragen die aan eindontvangers zijn uitbetaald in de vorm van investeringen in eigen vermogen en quasi-eigenvermogen.

Indien instanties die een specifiek fonds uitvoeren, worden geselecteerd middels de onderhandse gunning van een overeenkomst overeenkomstig artikel 59, lid 3, is het bedrag van de aan die instanties betaalde beheerskosten en -vergoedingen dat als subsidiabele uitgave kan worden gedeclareerd, onderworpen aan een drempel van maximaal 7 % van het totaalbedrag van de programmabijdragen die aan eindontvangers zijn uitbetaald in de vorm van leningen of die voor garantieovereenkomsten zijn gereserveerd, en van maximaal 15 % van het totaalbedrag van de programmabijdragen die aan eindontvangers zijn uitbetaald in de vorm van investeringen in eigen vermogen of quasi-eigenvermogen.

Indien instanties die een holdingfonds of specifieke fondsen, of beide, uitvoeren worden geselecteerd middels een aanbesteding overeenkomstig het toepasselijke recht, het bedrag van beheerskosten en -vergoedingen vastgelegd in de financieringsovereenkomst en geeft het resultaat weer van de openbare aanbesteding.

  • 5. 
    Afsluitprovisies die geheel of gedeeltelijk aan de eindontvanger worden berekend, gelden niet als subsidiabele uitgaven.
  • 6. 
    De overeenkomstig lid 1 gedeclareerde subsidiabele uitgaven mogen de som van het totale steunbedrag uit de fondsen dat voor de toepassing van dat lid is betaald en de bijhorende nationale medefinanciering niet overschrijden.

TITEL VI

BEHEER EN CONTROLE

HOOFDSTUK I

Algemene regels voor beheer en controle

Artikel 69

Verantwoordelijkheden van de lidstaten

  • 1. 
    De lidstaten beschikken over beheer- en controlesystemen voor hun programma’s overeenkomstig deze titel en waarborgen dat die systemen functioneren overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en de in bijlage XI uiteengezette hoofdvereisten.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de in de rekeningen opgenomen uitgaven die bij de Commissie worden ingediend wettig en regelmatig zijn en treffen alle nodige maatregelen om onregelmatigheden, met inbegrip van fraude, te voorkomen, op te sporen en te corrigeren, en daarover te rapporteren. Die acties omvatten het verzamelen van informatie over de uiteindelijk begunstigden van de ontvangers van Uniefinanciering overeenkomstig bijlage XVII. De regels voor het verzamelen en verwerken van die gegevens zijn in overeenstemming met de toepasselijke gegevensbeschermingsvoorschriften. De Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding en de Europese Rekenkamer hebben de nodige toegang tot die informatie.

Voor door het AMIF, het ISF en het BMVI ondersteunde programma’s gelden de verplichtingen met betrekking tot het verzamelen van informatie over de uiteindelijk begunstigden van de ontvangers van Uniefinanciering overeenkomstig bijlage XVII, als bepaald in de eerste alinea, vanaf 1 januari 2023.

  • 3. 
    De lidstaten treffen op verzoek van de Commissie de nodige maatregelen om de effectieve werking van hun beheer- en controlesysteem en de wettigheid en regelmatigheid van de bij de Commissie ingediende uitgaven te waarborgen. Als een dergelijke maatregel een audit is, kunnen ambtenaren van de Commissie of hun gemachtigde vertegenwoordigers daaraan deelnemen.
  • 4. 
    De lidstaten waarborgen de kwaliteit, nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van het monitoringsysteem en van de gegevens over indicatoren.
  • 5. 
    De lidstaten zorgen voor de bekendmaking van informatie in overeenstemming met de in deze verordening en in de fondsspecifieke verordeningen vastgelegde vereisten, behalve indien die bekendmaking door het Unierecht of door het nationale recht wordt uitgesloten om redenen van veiligheid, openbare orde, strafrechtelijk onderzoek of bescherming van persoonsgegevens overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679.
  • 6. 
    De lidstaten beschikken over systemen en procedures om te waarborgen dat alle voor het in bijlage XIII bedoelde auditspoor benodigde documenten worden bewaard overeenkomstig de voorschriften van artikel 82.
  • 7. 
    De lidstaten treffen regelingen om ervoor te zorgen dat klachten over de fondsen daadwerkelijk worden onderzocht. De lidstaten zijn, overeenkomstig hun institutioneel en juridisch kader, verantwoordelijk voor het toepassingsgebied, de regels en de procedures betreffende die regelingen. Dit laat de algemene mogelijkheid tot behandeling van de klachten die burgers en belanghebbenden tot de Commissie richten onverlet. De lidstaten onderzoeken op verzoek van de Commissie de bij de Commissie ingediende klachten met betrekking tot hun programma’s en informeren de Commissie over de resultaten van deze onderzoeken.

Voor de toepassing van dit artikel hebben klachten betrekking op elk geschil tussen potentiële en geselecteerde begunstigden over de voorgestelde of geselecteerde concrete actie en alle geschillen met derde partijen over de uitvoering van het programma of de concrete acties daarvan, ongeacht de kwalificatie van rechtsmiddelen krachtens het nationale recht.

  • 8. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de begunstigden en de programma-autoriteiten alle informatie uitwisselen via elektronische systemen voor gegevensuitwisseling overeenkomstig bijlage XIV.

De lidstaten promoten de voordelen van elektronische gegevensuitwisseling en bieden de begunstigden in dit verband alle nodige steun.

In afwijking van de eerste alinea kan de beheerautoriteit op uitdrukkelijk verzoek van een begunstigde bij wijze van uitzondering aanvaarden dat informatie in papieren vorm wordt uitgewisseld, onverminderd haar verplichting om gegevens vast te leggen en op te slaan overeenkomstig artikel 72, lid 1, punt e).

Voor door het EFMZVA, het AMIF, het ISF of het BMVI ondersteunde programma’s is de eerste alinea van toepassing vanaf 1 januari 2023.

De eerste alinea is niet van toepassing op programma’s of prioriteiten als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt m), van de ESF+-verordening.

  • 9. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat alle officiële informatie-uitwisselingen met de Commissie geschieden via een elektronisch systeem voor gegevensuitwisseling overeenkomstig bijlage XV.
  • 10. 
    De lidstaten verstrekken uiterlijk 31 januari en 31 juli een raming van het bedrag van de betalingsaanvragen die zij voor het lopende en het volgende kalenderjaar zullen indienen of zorgen ervoor dat de beheerautoriteiten een dergelijke raming verstrekken, overeenkomstig bijlage VIII.
  • 11. 
    Elke lidstaat beschikt ten laatste bij de indiening van de aanvraag voor de eindbetaling voor het eerste boekjaar en uiterlijk 30 juni 2023 over een beschrijving van het beheer- en controlesysteem overeenkomstig het in bijlage XVI opgenomen model. Hij past die beschrijving aan latere wijzigingen aan.
  • 12. 
    De lidstaten rapporteren onregelmatigheden overeenkomstig de criteria voor het bepalen van de te melden onregelmatigheden, de te verstrekken gegevens en het format voor rapportage van bijlage XII.

Artikel 70

Bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Commissie

  • 1. 
    De Commissie vergewist zich ervan dat de lidstaten beheer- en controlesystemen hebben opgezet die aan deze verordening voldoen en dat deze systemen tijdens de uitvoering van de programma’s effectief en efficiënt functioneren. De Commissie stelt op basis van een risicobeoordeling een auditstrategie en een auditplan op voor haar eigen auditwerkzaamheden.

De Commissie en de auditautoriteiten stemmen hun auditplannen op elkaar af.

  • 2. 
    De Commissie voert audits uit tot drie kalenderjaren na de goedkeuring van de rekeningen waarin de betrokken uitgave was opgenomen. Die termijn geldt niet voor concrete acties waarbij een vermoeden van fraude bestaat.
  • 3. 
    Voor het verrichten van hun audits krijgen de ambtenaren van de Commissie of hun gemachtigde vertegenwoordigers inzage in alle noodzakelijke gegevens, documenten en metagegevens — ongeacht de aard van de informatiedrager — over de door de fondsen gesteunde concrete acties of over de beheer- en controlesystemen, en ontvangen zij kopieën in de specifiek gevraagde formaten.
  • 4. 
    Voor audits ter plaatse geldt tevens het volgende:
 

a)

behalve in dringende gevallen stelt de Commissie de bevoegde programma-autoriteit ten minste 15 werkdagen van tevoren in kennis van de audit; aan deze audits mogen ambtenaren of gemachtigde vertegenwoordigers van de lidstaat deelnemen;

 

b)

indien door de toepassing van nationale bepalingen bepaalde handelingen voorbehouden zijn aan daartoe door nationale wetgeving specifiek aangewezen functionarissen, krijgen de ambtenaren van de Commissie en hun gemachtigde vertegenwoordigers inzage in de aldus verkregen informatie, onverminderd de bevoegdheden van nationale gerechtelijke instanties en met volledige inachtneming van de grondrechten van de betrokken rechtssubjecten;

 

c)

de Commissie verstuurt de voorlopige auditbevindingen aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat uiterlijk drie maanden na de laatste dag van de audit;

 

d)

de Commissie verstuurt het auditverslag uiterlijk drie maanden na de dag van ontvangst van een volledig antwoord van de bevoegde autoriteit van de lidstaat op de voorlopige auditbevindingen; het antwoord van de lidstaat wordt als volledig beschouwd indien de Commissie binnen twee maanden na de datum van ontvangst van het antwoord van de lidstaat geen verzoek om aanvullende informatie of een herzien document heeft ingediend.

Teneinde de in de punten c) en d) van de eerste alinea van dit lid vermelde termijnen in acht te nemen, stelt de Commissie de voorlopige auditbevindingen en het auditverslag in ten minste een van de officiële talen van de instellingen van de Unie beschikbaar.

De in de punten c) en d) van de eerste alinea van dit lid vermelde termijnen kunnen, indien noodzakelijk geacht en met de instemming van de Commissie en de bevoegde autoriteit van de lidstaat, worden verlengd.

Indien er een termijn is vastgesteld voor een antwoord van de lidstaat op de voorlopige auditbevindingen of het auditverslag vermeld in de punten c) en d) van de eerste alinea van dit lid, gaat deze termijn in na ontvangst ervan door de bevoegde autoriteit van de lidstaat in ten minste een van de officiële talen van de betrokken lidstaat.

Artikel 71

Programma-autoriteiten

  • 1. 
    Voor de toepassing van artikel 63, lid 3, van het Financieel Reglement wijst de lidstaat voor elk programma een beheerautoriteit en een auditautoriteit aan. Wanneer een lidstaat de boekhoudfunctie aan een andere instantie dan de beheerautoriteit toevertrouwt overeenkomstig artikel 72, lid 2, van deze verordening, wordt die instantie eveneens als een programma-autoriteit beschouwd. Deze autoriteiten kunnen voor meerdere programma’s verantwoordelijk zijn.
  • 2. 
    De auditautoriteit is een overheidsinstantie. Auditwerkzaamheden kunnen, onder verantwoordelijkheid van de auditautoriteit, ook worden uitgevoerd door een andere publieke of private instantie. De auditautoriteit en alle dergelijke instanties die onder de verantwoordelijkheid van de auditautoriteit auditwerkzaamheden verrichten, zijn functioneel onafhankelijk van de gecontroleerden.
  • 3. 
    De beheerautoriteit kan een of meer intermediaire instanties aanwijzen om bepaalde taken onder haar verantwoordelijk uit te voeren. Afspraken tussen de beheerautoriteit en intermediaire instanties worden schriftelijk vastgelegd.
  • 4. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat het beginsel van scheiding van functies tussen en binnen de programma-autoriteiten gerespecteerd wordt.
  • 5. 
    Indien een programma overeenkomstig zijn doelstellingen voorziet in steun uit het EFRO of het ESF+ voor een programma dat wordt medegefinancierd door Horizon Europa, als bedoeld in artikel 10, lid 1, punt b), van de Horizon Europa-verordening, wordt de instantie die het door Horizon Europa medegefinancierde programma uitvoert, overeenkomstig lid 3 van dit artikel door de beheerautoriteit van het desbetreffende programma als een intermediaire instantie aangewezen.
  • 6. 
    De lidstaat kan op eigen initiatief een coördinerende instantie instellen die tot taak heeft contact te houden met en informatie te verstrekken aan de Commissie, en activiteiten van de programma-autoriteiten in die lidstaat te coördineren.

HOOFDSTUK II

Standaardbeheer- en controlesystemen

Artikel 72

Functies van de beheerautoriteit

  • 1. 
    De beheerautoriteit is verantwoordelijk voor het beheer van het programma met het oog op het bereiken van de doelstellingen van het programma. Meer bepaald heeft de beheerautoriteit de volgende functies:
 

a)

concrete acties selecteren overeenkomstig artikel 73, met uitzondering van de in artikel 33, lid 3, punt d), vermelde concrete acties;

 

b)

programmabeheerstaken uitvoeren overeenkomstig artikel 74;

 

c)

de werkzaamheden van het monitoringcomité ondersteunen overeenkomstig artikel 75;

 

d)

toezicht houden op intermediaire instanties;

 

e)

de gegevens van elke concrete actie elektronisch registreren en overeenkomstig bijlage XVII opslaan voor monitoring, evaluatie, financieel beheer, verificaties en audits, en de beveiliging, integriteit en vertrouwelijkheid van de gegevens en de authenticatie van gebruikers waarborgen.

  • 2. 
    De lidstaat kan de in artikel 76 bedoelde boekhoudfunctie toevertrouwen aan de beheerautoriteit of een andere instantie.
  • 3. 
    Voor door het AMIF, het ISF of het BMVI ondersteunde programma’s wordt de boekhoudfunctie uitgeoefend door of onder de verantwoordelijkheid van de beheerautoriteit.

Artikel 73

Selectie van concrete acties door de beheerautoriteit

  • 1. 
    Voor de selectie van concrete acties moet de beheerautoriteit criteria en procedures vaststellen en toepassen die niet-discriminerend en transparant zijn, toegankelijkheid voor personen met een handicap en gendergelijkheid waarborgen en rekening houden met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het beginsel van duurzame ontwikkeling en het beleid van de Unie op milieugebied overeenkomstig artikel 11 en artikel 191, lid 1, VWEU.

De criteria en procedures waarborgen dat de te selecteren concrete acties worden geprioriteerd om de Uniefinanciering maximaal te laten bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma.

  • 2. 
    Voor de selectie van concrete acties moet de beheerautoriteit:
 

a)

ervoor zorgen dat de geselecteerde acties in overeenstemming zijn met het programma, daaronder begrepen samenhang vertonen met de desbetreffende strategieën die eraan ten grondslag liggen, en effectief bijdragen aan de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van het programma;

 

b)

waarborgen dat de geselecteerde concrete acties waarvoor een randvoorwaarde geldt, overeenstemmen met de desbetreffende strategieën en planningdocumenten die zijn opgesteld voor de vervulling van die randvoorwaarde;

 

c)

waarborgen dat de geselecteerde concrete acties de beste verhouding tussen het steunbedrag, de uitgevoerde activiteiten en de verwezenlijking van doelstellingen vertegenwoordigen;

 

d)

nagaan of de begunstigde over de nodige financiële middelen en mechanismen beschikt om de exploitatie- en onderhoudskosten te dekken voor concrete acties die investeringen in infrastructuur of productieve investeringen omvatten, opdat deze financieel houdbaar zijn;

 

e)

waarborgen dat de geselecteerde concrete acties die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad (51) vallen, worden onderworpen aan een milieueffectbeoordeling of een screeningprocedure en dat terdege rekening is gehouden met de beoordeling van alternatieve oplossingen;

 

f)

verifiëren dat het toepasselijke recht is nageleefd indien de concrete acties zijn begonnen vóór de indiening van een financieringsaanvraag bij de beheerautoriteit;

 

g)

waarborgen dat een geselecteerde concrete actie binnen het toepassingsgebied van het betrokken fonds valt en aan een interventietype wordt toegewezen;

 

h)

waarborgen dat concrete acties geen activiteiten omvatten die deel hebben uitgemaakt van een concrete actie waarbij sprake was van een verplaatsing overeenkomstig artikel 66, of die zouden neerkomen op een overdracht van een productieactiviteit overeenkomstig artikel 65, lid 1, punt a);

 

i)

waarborgen dat de geselecteerde concrete acties niet rechtstreeks worden beïnvloed door een met redenen omkleed advies van de Commissie met betrekking tot een inbreuk als bedoeld in artikel 258 VWEU die de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven of de uitvoering van concrete acties in gevaar brengt;

 

j)

de klimaatbestendigheid waarborgen van investeringen in infrastructuur die een verwachte levensduur van ten minste vijf jaar hebben.

Met betrekking tot punt b) van dit lid, zijn in het geval van de eerste beleidsdoelstelling, als vermeld in artikel 3, lid 1, punt a), van de EFRO- en CF-verordening, alleen concrete acties die overeenstemmen met de in de punten i) en iv) van dat punt bedoelde specifieke doelstellingen consistent met de desbetreffende strategieën voor slimme specialisatie.

  • 3. 
    De beheerautoriteit waarborgt dat aan de begunstigde een document wordt verstrekt met alle voorwaarden voor steun voor elke concrete actie, met inbegrip van de specifieke vereisten betreffende de producten of diensten die moeten worden geleverd, het financieringsplan, de uitvoeringstermijn en, indien van toepassing, de toe te passen methode voor de vaststelling van de kosten van de concrete actie en de voorwaarden voor betaling van de steun.
  • 4. 
    Voor concrete acties waaraan een Excellentiekeurmerk is toegekend of die zijn geselecteerd in het kader van een door Horizon Europa medegefinancierd programma, kan de beheerautoriteit besluiten rechtstreeks uit het EFRO of het ESF+ steun te verstrekken, op voorwaarde dat die concrete acties voldoen aan de in lid 2, punten a), b) en g), vermelde vereisten.

Daarnaast kunnen de beheerautoriteiten op de in de eerste alinea bedoelde concrete acties de categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van de subsidiabele kosten toepassen die conform het betrokken Unie-instrument zijn vastgesteld. Deze elementen worden vermeld in het in lid 3 bedoelde document.

  • 5. 
    Wanneer de beheerautoriteit een concrete actie van strategisch belang selecteert, stelt zij de Commissie daarvan binnen een maand in kennis en verstrekt zij de Commissie alle relevante informatie over die actie.

Artikel 74

Programmabeheer door de beheerautoriteit

  • 1. 
    De beheerautoriteit:
 

a)

voert beheersverificaties uit om na te gaan of de medegefinancierde producten en diensten zijn geleverd, of de concrete actie voldoet aan het toepasselijke recht, aan het programma en aan de steunvoorwaarden, en:

 

i)

voor kosten die worden vergoed overeenkomstig artikel 53, lid 1, punt a), of het bedrag van de door de begunstigden met betrekking tot deze kosten gedeclareerde uitgaven daadwerkelijk is betaald en of de begunstigden een afzonderlijke boekhouding voeren of passende boekhoudkundige codes gebruiken voor alle met die concrete actie samenhangende transacties;

 

ii)

voor kosten die worden vergoed overeenkomstig artikel 53, lid 1, punten b), c) en d), of is voldaan aan de voorwaarden voor de vergoeding van de uitgave aan de begunstigde;

 

b)

waarborgt dat, onder voorbehoud van de beschikbaarheid van financiering, de begunstigde uiterlijk 80 dagen na de datum waarop hij de betalingsaanvraag heeft ingediend, het verschuldigde totale bedrag ontvangt; de termijn kan worden onderbroken indien het voor de beheerautoriteit niet mogelijk is om op basis van de door de begunstigde verstrekte informatie te bepalen of het bedrag verschuldigd is;

 

c)

zorgt voor effectieve en proportionele fraudebestrijdingsmaatregelen en -procedures op basis van de vastgestelde risico’s;

 

d)

voorkomt onregelmatigheden, spoort ze op en corrigeert ze;

 

e)

bevestigt dat de in de rekeningen opgenomen uitgaven wettig en regelmatig zijn;

 

f)

stelt de beheersverklaring op overeenkomstig het in bijlage XVIII opgenomen model.

Met betrekking tot punt b) van de eerste alinea mogen er geen bedragen in mindering worden gebracht of worden ingehouden, noch specifieke heffingen of andere heffingen met gelijke werking worden toegepast die de bedragen verschuldigd aan begunstigden zouden verminderen.

Met betrekking tot concrete PPP-acties stort de beheerautoriteit de betalingen op een geblokkeerde rekening die specifiek daarvoor is geopend op naam van de begunstigde om te worden gebruikt overeenkomstig de PPP-overeenkomst.

  • 2. 
    De in lid 1, eerste alinea, punt a), bedoelde beheersverificaties zijn risicogebaseerd en proportioneel met de vooraf schriftelijk vastgestelde risico’s.

Beheersverificaties omvatten administratieve verificaties met betrekking tot betalingsaanvragen van begunstigden en verificaties ter plaatse van concrete acties. Die verificaties worden uitgevoerd vóór indiening van de rekeningen overeenkomstig artikel 98.

  • 3. 
    Indien de beheerautoriteit ook een begunstigde van het programma is, moet de regeling voor de beheersverificaties een scheiding van functies garanderen.

Onverminderd lid 2 kan de Interreg-verordening specifieke voorschriften inzake op Interreg-programma’s toepasselijke beheersverificaties bevatten. De AMIF-, de ISF- en de BMVI-verordeningen kunnen specifieke regels voor beheersverificaties bevatten die van toepassing zijn ingeval een internationale organisatie een begunstigde is.

Artikel 75

Ondersteuning van het werk van het monitoringcomité door de beheerautoriteit

De beheerautoriteit:

 

a)

verstrekt het monitoringcomité tijdig alle informatie die het nodig heeft om zijn taken uit te voeren;

 

b)

zorgt ervoor dat gevolg wordt gegeven aan de besluiten en aanbevelingen van het monitoringcomité.

Artikel 76

De boekhoudfunctie

  • 1. 
    De boekhoudfunctie omvat de volgende taken:
 

a)

opstellen en bij de Commissie indienen van betalingsaanvragen overeenkomstig de artikelen 91 en 92;

 

b)

opstellen en indienen van de rekeningen, bevestigen dat ze volledig, juist en waarheidsgetrouw zijn overeenkomstig artikel 98, en elektronisch bijhouden van alle elementen van de rekeningen, inclusief betalingsaanvragen;

 

c)

omrekenen van de in een andere valuta dan de euro gedane uitgaven aan de hand van de maandelijkse wisselkoers voor de euro van de Commissie in de maand waarin die uitgaven zijn geregistreerd in de boekhoudsystemen van de instantie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de in dit artikel bepaalde taken.

  • 2. 
    De boekhoudfunctie houdt geen verificaties op het niveau van begunstigden in.
  • 3. 
    In afwijking van lid 1, punt c), kan in de Interreg-verordening een andere methode worden vastgelegd voor het omrekenen van uitgaven die in een andere valuta dan de euro worden gedaan.

Artikel 77

Taken van de auditautoriteit

  • 1. 
    De auditautoriteit is verantwoordelijk voor het uitvoeren van systeemaudits, audits over concrete acties en audits van rekeningen, om zo de Commissie op onafhankelijke wijze waarborgen te bieden over de doeltreffendheid van de beheer- en controlesystemen en de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven die zijn opgenomen in de bij de Commissie ingediende rekeningen.
  • 2. 
    Auditwerkzaamheden worden verricht overeenkomstig internationaal aanvaarde auditnormen.
  • 3. 
    De auditautoriteit moet de volgende documenten opstellen en bij de Commissie indienen:
 

a)

een jaarlijks auditadvies overeenkomstig artikel 63, lid 7, van het Financieel Reglement en overeenkomstig het in bijlage XIX bij deze verordening opgenomen model, op basis van alle verrichte auditwerkzaamheden, waarin elk van de volgende aspecten wordt behandeld:

 

i)

de volledigheid, nauwkeurigheid en waarheidsgetrouwheid van de rekeningen;

 

ii)

de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven die zijn opgenomen in de bij de Commissie ingediende rekeningen;

 

iii)

de effectieve werking van het beheer- en controlesysteem;

 

b)

een jaarlijks controleverslag dat voldoet aan de vereisten van artikel 63, lid 5, punt b), van het Financieel Reglement, overeenkomstig het in bijlage XX bij deze verordening opgenomen model, dat het in punt a) van dit lid bedoelde jaarlijkse auditadvies ondersteunt en dat een samenvatting van de bevindingen bevat, waaronder een analyse van de aard en de omvang van de fouten en tekortkomingen in de systemen en de voorgestelde en uitgevoerde corrigerende maatregelen en het daaruit volgende totale foutenpercentage en het resterende foutenpercentage voor de uitgaven die zijn opgenomen in de bij de Commissie ingediende rekeningen.

  • 4. 
    Indien programma’s worden gegroepeerd voor de audit van concrete acties overeenkomstig artikel 79, lid 2, tweede alinea, kan de uit hoofde van lid 3, punt b), van dit artikel vereiste informatie in één verslag worden opgenomen.
  • 5. 
    De auditautoriteit zendt de systeemauditverslagen naar de Commissie zodra de contradictoire procedure met de betrokken gecontroleerden is voltooid.
  • 6. 
    Tenzij anders is overeengekomen, komen de Commissie en de auditautoriteiten regelmatig, en ten minste eenmaal per jaar, bijeen om de auditstrategie, het jaarlijkse controleverslag en het auditadvies te bespreken, hun auditplannen en -methoden op elkaar af te stemmen en van gedachten te wisselen over kwesties in verband met de verbetering van de beheer- en controlesystemen.

Artikel 78

Auditstrategie

  • 1. 
    De auditautoriteit stelt, na raadpleging van de beheerautoriteit, een auditstrategie op basis van een risicobeoordeling, rekening houdend met het beheers- en controlesysteem als beschreven in artikel 69, lid 11, betreffende systeemaudits en audits van concrete acties. De auditstrategie omvat systeemaudits van nieuw aangewezen beheerautoriteiten en autoriteiten belast met de boekhoudfunctie. Deze audits worden uitgevoerd binnen 21 maanden na het besluit tot goedkeuring van het programma of de programmawijziging waarbij een dergelijke autoriteit is aangewezen. De auditstrategie wordt opgesteld overeenkomstig het in bijlage XXII opgenomen model en wordt jaarlijks bijgewerkt nadat het eerste jaarlijkse controleverslag en auditadvies bij de Commissie is ingediend. Zij kan betrekking hebben op een of meer programma’s.
  • 2. 
    Op verzoek wordt de auditstrategie aan de Commissie verstrekt.

Artikel 79

Audits van concrete acties

  • 1. 
    Audits van concrete acties hebben betrekking op bij de Commissie in het boekjaar gedeclareerde uitgaven, op basis van een steekproef. Die steekproef is representatief en is gebaseerd op statistische steekproefmethodes.
  • 2. 
    Indien de populatie uit minder dan 300 steekproefeenheden bestaat, kan de auditautoriteit op basis van haar professionele oordeel een niet-statistische steekproefmethode toepassen. In dergelijke gevallen moet de steekproef omvangrijk genoeg zijn om de auditautoriteit in staat te stellen een geldig auditadvies uit te brengen. De niet-statistische steekproefmethode bestrijkt minimaal 10 % van de steekproefeenheden in de populatie van het boekjaar, die op aselecte wijze worden gekozen.

De statistische steekproef kan betrekking hebben op een of meer door het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het JTF ondersteunde programma’s en, eventueel met stratificatie, op een of meer programmeringsperiodes, afhankelijk van het professionele oordeel van de auditautoriteit.

De steekproef van door het EFMZVA, het AMIF, het ISF en het BMVI of ondersteunde concrete acties heeft betrekking op door elk fonds apart ondersteunde concrete acties.

  • 3. 
    Audits van concrete acties omvatten alleen een verificatie ter plaatse van de materiële uitvoering van de concrete actie indien het type concrete actie dat vereist.

De ESF+-verordening kan specifieke bepalingen bevatten voor programma’s of prioriteiten in het kader van artikel 4, lid 1, punt m), van die verordening. De AMIF-, de ISF- en de BMVI-verordeningen kunnen specifieke bepalingen voor de audit van concrete acties bevatten ingeval een internationale organisatie een begunstigde is. De Interreg-verordening kan specifieke regels inzake audits van concrete acties vaststellen die van toepassing zijn op Interreg-programma’s.

De audits worden uitgevoerd op basis van de regels die golden op het ogenblik dat de activiteiten in het kader van de concrete actie werden uitgevoerd.

  • 4. 
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 114 een gedelegeerde handeling vast te stellen om dit artikel aan te vullen met gestandaardiseerde kant-en-klare steekproefmethoden en -modaliteiten voor een of meer programmeringsperioden.

Artikel 80

Single audit-regelingen

  • 1. 
    Bij het uitvoeren van audits houden de Commissie en de auditautoriteiten rekening met het single audit-beginsel en het evenredigheidsbeginsel met betrekking tot de omvang van het risico voor de begroting van de Unie. Dat dient met name om te voorkomen dat nieuwe audits en beheersverificaties van dezelfde bij de Commissie gedeclareerde uitgaven worden uitgevoerd, en zo de kosten voor beheersverificaties en -audits en de administratieve lasten voor de begunstigden tot een minimum te beperken.

De Commissie en de auditautoriteiten gebruiken eerst alle de in artikel 72, lid 1, punt e), bedoelde informatie en registergegevens, met inbegrip van de resultaten van beheersverificaties, en vragen en verkrijgen alleen aanvullende documenten en auditbewijs van de betrokken begunstigden indien zij dit, op basis van hun professionele oordeel, nodig achten om tot betrouwbare auditconclusies te komen.

  • 2. 
    Voor programma’s waarvoor de Commissie concludeert dat het oordeel van de auditautoriteit betrouwbaar is, en de betrokken lidstaat meedoet aan de nauwere samenwerking inzake de instelling van het Europees Openbaar Ministerie, blijven de audits van de Commissie beperkt tot een audit van de werkzaamheden van de auditautoriteit.
  • 3. 
    Vóór de indiening van de rekeningen voor het boekjaar waarin de concrete actie is voltooid, verricht de Commissie of de auditautoriteit niet meer dan één audit voor concrete acties waarvan de totale subsidiabele uitgaven niet meer bedragen dan 400 000 EUR voor het EFRO of het Cohesiefonds, 350 000 EUR voor het JTF, 300 000 EUR voor het ESF+, of 200 000 EUR voor het EFMZVA, het AMIF, het ISF of het BMVI.

Andere concrete acties worden vóór de indiening van de rekeningen voor het boekjaar waarin de concrete actie is voltooid, onderworpen aan ten hoogste één audit per boekjaar, die wordt verricht door hetzij de auditautoriteit hetzij de Commissie. Concrete acties worden in een jaar waarin reeds een audit door de Rekenkamer heeft plaatsgevonden, niet meer door de Commissie of de auditautoriteit aan een audit onderworpen, mits zij de resultaten van de audit door de Europese Rekenkamer kunnen gebruiken voor het uitvoeren van hun respectieve taken.

  • 4. 
    Niettegenstaande lid 3 kan een concrete actie worden onderworpen aan meer dan één audit indien de auditautoriteit op basis van haar professionele oordeel tot de conclusie komt dat er geen geldig auditadvies kan worden uitgebracht.
  • 5. 
    De leden 2 en 3 zijn niet van toepassing indien:
 

a)

er sprake is van een specifiek risico op onregelmatigheden of een vermoeden van fraude;

 

b)

het werk van de auditautoriteit moet worden overgedaan om de zekerheid te verkrijgen dat deze goed functioneert;

 

c)

er bewijs bestaat van een ernstige tekortkoming in het werk van de auditautoriteit.

Artikel 81

Beheersverificaties en audits van financieringsinstrumenten

  • 1. 
    De beheerautoriteit verricht overeenkomstig artikel 74, lid 1, beheersverificaties ter plaatse uitsluitend op het niveau van de instanties die het financieringsinstrument uitvoeren en, in het kader van garantiefondsen, op het niveau van de instanties die de onderliggende nieuwe leningen verstrekken. De beheerautoriteit kan verificaties door externe instanties laten uitvoeren en geen verificaties ter plaatse verrichten, mits zij over voldoende bewijs beschikt van de bekwaamheid van deze externe instanties.
  • 2. 
    De beheerautoriteit verricht geen verificaties ter plaatse op het niveau van de EIB of andere internationale financiële instellingen waarvan een lidstaat aandeelhouder is.

De EIB of andere internationale financiële instellingen waarvan een lidstaat aandeelhouder is, bezorgen de beheerautoriteit evenwel bij elke betalingsvordering een controleverslag.

  • 3. 
    De auditautoriteit verricht overeenkomstig artikel 77, 79 of 83, indien van toepassing, systeemaudits en audits van concrete acties op het niveau van de instanties die het financieringsinstrument uitvoeren en, in het kader van garantiefondsen, op het niveau van de instanties die de onderliggende nieuwe leningen verstrekken. De resultaten van door externe controleurs uitgevoerde audits van instanties die het financieringsinstrument uitvoeren, kunnen door de auditautoriteit met het oog op algemene zekerheid in aanmerking worden genomen en op basis hiervan kan de auditautoriteit besluiten haar eigen auditwerkzaamheden te beperken.
  • 4. 
    In het kader van garantiefondsen kunnen voor de audit van programma’s verantwoordelijke instanties alleen audits verrichten van de instanties die onderliggende nieuwe leningen verstrekken in een of meer van de volgende situaties:
 

a)

er zijn geen bewijsstukken ter staving van de steun uit het financieringsinstrument aan eindontvangers beschikbaar op het niveau van de beheerautoriteit of op het niveau van de instanties die het financieringsinstrument uitvoeren;

 

b)

er is bewijs dat de documenten die beschikbaar zijn op het niveau van de beheerautoriteit of op het niveau van de instanties die het financieringsinstrument uitvoeren, geen waarheidsgetrouwe en nauwkeurige weergave van de verleende steun vormen.

  • 5. 
    De auditautoriteit verricht geen audits op het niveau van de EIB of andere internationale financiële instellingen waarvan een lidstaat aandeelhouder is, met betrekking tot financieringsinstrumenten die zij uitvoeren.

De EIB of andere internationale financiële instellingen waarvan een lidstaat aandeelhouder is, bezorgen de Commissie en de auditautoriteit evenwel een jaarlijks auditverslag dat aan het eind van elk kalenderjaar door hun externe controleurs wordt opgesteld. Dat verslag heeft betrekking op de in bijlage XXI opgenomen elementen, en vormt de basis voor de werkzaamheden van de auditautoriteit.

  • 6. 
    De EIB en andere internationale financiële instellingen verstrekken de programma-autoriteiten alle documenten die zij nodig hebben om hun verplichtingen na te komen.

Artikel 82

Beschikbaarheid van documenten

  • 1. 
    Onverminderd de staatssteunregels zorgt de beheerautoriteit ervoor dat alle bewijsstukken met betrekking tot een door de fondsen ondersteunde concrete actie gedurende vijf jaar op het gepaste niveau worden bewaard, gerekend vanaf 31 december van het jaar waarin de beheerautoriteit de laatste betaling aan de begunstigde verricht.
  • 2. 
    In geval van gerechtelijke procedures of op verzoek van de Commissie wordt de in lid 1 bedoelde termijn onderbroken.

HOOFDSTUK III

Gebruik van nationale beheersystemen

Artikel 83

Verbeterde proportionele regelingen

De lidstaat kan gebruikmaken van de volgende verbeterde proportionele regelingen voor het beheer- en controlesysteem van een programma, mits voldaan is aan de in artikel 84 beschreven voorwaarden:

 

a)

in afwijking van artikel 74, lid 1, punt a), en lid 2, kan de beheerautoriteit alleen nationale procedures toepassen om beheersverificaties te verrichten;

 

b)

in afwijking van artikel 77, lid 1, voor systeemaudits, en van artikel 79, leden 1 en 3, voor audits van concrete acties, kan de auditautoriteit haar auditwerkzaamheden met betrekking tot het programma of de groep programma’s beperken tot audits van concrete acties die een statistische steekproef van 30 steekproefeenheden omvatten.

Voor beheersverificaties als bedoeld in punt a) van de eerste alinea kan de beheerautoriteit door externe instanties verrichte verificaties gebruiken mits zij over voldoende bewijs van de bekwaamheid van die instanties beschikt.

Indien de in punt b) van de eerste alinea bedoelde populatie uit minder dan 300 steekproefeenheden bestaat, kan de auditautoriteit een niet-statistische steekproefmethode toepassen overeenkomstig artikel 79, lid 2.

De Commissie beperkt haar audits tot een toetsing van de werkzaamheden van de auditautoriteit door deze uitsluitend op haar niveau over te doen, tenzij de beschikbare informatie duidt op een ernstige tekortkoming in de werkzaamheden van de auditautoriteit.

Artikel 84

Voorwaarden voor de toepassing van verbeterde proportionele regelingen

  • 1. 
    De lidstaat kan de in artikel 83 bedoelde verbeterde proportionele regelingen tijdens de programmeringsperiode op elk gewenst moment toepassen, mits de Commissie in haar gepubliceerde jaarlijkse activiteitenverslagen voor de laatste twee jaar voorafgaand aan een dergelijk besluit van de lidstaat heeft bevestigd dat het beheer- en controlesysteem van het programma goed functioneert en het totale foutenpercentage voor elk jaar 2 % of minder bedraagt. Wanneer wordt nagegaan of het beheer- en controlesysteem van het programma goed functioneert, houdt de Commissie rekening met de deelname van de betrokken lidstaat aan de nauwere samenwerking inzake de instelling van het Europees Openbaar Ministerie.

Indien een lidstaat besluit de in artikel 83 bedoelde verbeterde proportionele regelingen toe te passen, stelt de lidstaat de Commissie in kennis van de toepassing van dergelijke regelingen. In dat geval is de regeling van toepassing vanaf het begin van het daaropvolgende boekjaar.

  • 2. 
    De lidstaat kan de in artikel 83 bedoelde verbeterde proportionele regelingen reeds aan het begin van de programmeringsperiode toepassen, mits wordt voldaan aan de in lid 1 van dit artikel beschreven voorwaarden ten aanzien van een soortgelijk programma dat in 2014-2020 is uitgevoerd en mits de voor het programma 2021-2027 vastgestelde beheer- en controleregelingen grotendeels op de regelingen van het vorige programma voortbouwen. In dat geval zijn de verbeterde proportionele regelingen van toepassing vanaf de aanvang van het programma.
  • 3. 
    De lidstaat zorgt daartoe voor een beschrijving van het beheer- en controlesysteem vastgesteld in artikel 69, lid 11, en van de auditstrategie vastgesteld in artikel 78, of past die dienovereenkomstig aan.

Artikel 85

Aanpassing tijdens de programmeringsperiode

  • 1. 
    Indien de Commissie of de auditautoriteit op grond van de uitgevoerde audits en het jaarlijkse controleverslag concludeert dat niet meer aan de in artikel 84 beschreven voorwaarden wordt voldaan, verzoekt de Commissie de auditautoriteit aanvullende auditwerkzaamheden te verrichten overeenkomstig artikel 69, lid 3, en zich ervan te vergewissen dat er corrigerende maatregelen worden genomen.
  • 2. 
    Indien in het daaropvolgende jaarlijkse controleverslag wordt bevestigd dat nog steeds niet wordt voldaan aan de voorwaarden, waardoor de Commissie er minder zeker van is dat de beheer- en controlesystemen goed functioneren en dat de uitgaven wettig en regelmatig zijn, verzoekt de Commissie de auditautoriteit systeemaudits uit te voeren.
  • 3. 
    Nadat de Commissie de lidstaat in de gelegenheid heeft gesteld opmerkingen te formuleren, kan zij de lidstaat meedelen dat de in artikel 83 beschreven verbeterde proportionele regelingen vanaf de start van het volgende boekjaar niet meer worden toegepast.

TITEL VII

FINANCIEEL BEHEER, INDIENING EN ONDERZOEK VAN DE REKENINGEN EN FINANCIËLE CORRECTIES

HOOFDSTUK I

Financieel beheer

Afdeling I

Algemene boekhoudregels

Artikel 86

Budgettaire vastleggingen

  • 1. 
    Het besluit tot goedkeuring van het programma overeenkomstig artikel 23 vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 110, lid 1, van het Financieel Reglement en de kennisgeving ervan aan de betrokken lidstaat schept een juridische verplichting.

In dat besluit wordt de totale bijdrage van de Unie per fonds en per jaar vermeld. Voor programma’s in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” wordt echter per programma in elke lidstaat 50 % van de bijdrage voor de jaren 2026 en 2027 (“flexibiliteitsbedrag”) ingehouden; dat bedrag wordt pas definitief toegewezen aan het programma na de vaststelling van het besluit van de Commissie naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie overeenkomstig artikel 18.

  • 2. 
    De vastleggingen in de begroting van de Unie voor elk programma worden in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 verricht door de Commissie, in jaarlijkse tranches voor elk fonds.
  • 3. 
    In afwijking van artikel 111, lid 2, van het Financieel Reglement geschieden de vastleggingen in de begroting voor de eerste tranche nadat de Commissie het programma heeft goedgekeurd.

Artikel 87

Gebruik van de euro

Alle bedragen die worden vermeld in programma’s of door de lidstaten worden gemeld aan of gedeclareerd bij de Commissie, luiden in euro.

Artikel 88

Terugbetaling

  • 1. 
    Elke aan de begroting van de Unie te verrichten terugbetaling geschiedt vóór de vervaldag die is vermeld in de overeenkomstig artikel 98 van het Financieel Reglement opgestelde invorderingsopdracht. Deze vervaldatum is de laatste dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin de invorderingsopdracht is gegeven.
  • 2. 
    Bij een te late terugbetaling is vertragingsrente verschuldigd vanaf de vervaldatum tot en met de datum van de daadwerkelijke betaling. De toe te passen rentevoet is anderhalf procentpunt hoger dan die welke de Europese Centrale Bank toepast bij haar voornaamste herfinancieringstransacties op de eerste werkdag van de maand waarin de vervaldatum valt.

Afdeling II

Regels voor betalingen aan de lidstaten

Artikel 89

Soorten betalingen

Betalingen nemen de vorm aan van voorfinanciering, tussentijdse betalingen of betalingen van het saldo van de rekeningen voor het boekjaar.

Artikel 90

Voorfinanciering

  • 1. 
    De Commissie betaalt voorfinanciering op basis van de totale steun uit de fondsen zoals beschreven in het besluit tot goedkeuring van het programma.
  • 2. 
    De voorfinanciering voor elk fonds wordt ieder jaar vóór 1 juli betaald in jaarlijkse tranches, onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen, en wel als volgt:
 

a)

2021: 0,5 %;

 

b)

2022: 0,5 %;

 

c)

2023: 0,5 %;

 

d)

2024: 0,5 %;

 

e)

2025: 0,5 %;

 

f)

2026: 0,5 %.

Indien een programma na 1 juli 2021 wordt goedgekeurd, worden de eerdere tranches in het jaar van goedkeuring betaald.

  • 3. 
    In afwijking van lid 2 worden in de Interreg-verordening specifieke regels inzake voorfinanciering voor Interreg-programma’s vastgelegd.
  • 4. 
    In afwijking van lid 2 worden in de fondsspecifieke verordeningen specifieke regels inzake voorfinanciering vastgelegd voor door het AMIF, het ISF en het BMVI ondersteunde programma’s.
  • 5. 
    Het als voorfinanciering betaalde bedrag voor de jaren 2021 en 2022 wordt jaarlijks in de rekeningen van de Commissie vereffend en, voor de jaren 2023 tot en met 2026, uiterlijk met het laatste boekjaar, overeenkomstig artikel 100.

Voor door het AMIF, het ISF en het BMVI ondersteunde programma’s wordt het als voorfinanciering betaalde bedrag uiterlijk in het laatste boekjaar in de rekeningen van de Commissie vereffend.

  • 6. 
    Eventuele door de voorfinanciering gegenereerde renteopbrengsten worden voor het betrokken programma op dezelfde wijze gebruikt als de fondsen en worden opgenomen in de rekeningen van het laatste boekjaar.

Artikel 91

Betalingsaanvragen

  • 1. 
    De lidstaat dient maximaal zes betalingsaanvragen in per programma, per fonds en per boekjaar. De lidstaat mag per jaar één betalingsaanvraag indienen, op willekeurig welk moment in elke periode tussen de volgende data: 28 februari, 31 mei, 31 juli, 31 oktober, 30 november en 31 december.

De laatste betalingsaanvraag die uiterlijk 31 juli is ingediend, wordt beschouwd als de laatste betalingsaanvraag voor het boekjaar dat is geëindigd op 30 juni.

De eerste alinea is niet van toepassing op Interreg-programma’s.

  • 2. 
    Betalingsaanvragen zijn slechts ontvankelijk indien het meest recente verplichte zekerheidspakket als bedoeld in artikel 98 is ingediend.
  • 3. 
    Betalingsaanvragen worden ingediend bij de Commissie overeenkomstig het in bijlage XXIII vastgelegde model en bevatten voor elke prioriteit en, waar van toepassing, per regiocategorie:
 

a)

het totaalbedrag van door begunstigden gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden zijn vervuld en concrete acties in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden niet zijn vervuld, maar die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden, zoals opgenomen in het systeem van de instantie die de boekhoudfunctie uitoefent;

 

b)

in voorkomend geval, het bedrag voor technische bijstand dat is berekend overeenkomstig artikel 36, lid 5, punt b);

 

c)

het totaalbedrag van geleverde of te leveren overheidsbijdragen in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden zijn vervuld en concrete acties in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden niet zijn vervuld, maar die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden, zoals opgenomen in het systeem van de instantie die de boekhoudfunctie uitoefent;

 

d)

het totaalbedrag van door begunstigden gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden niet zijn vervuld, met uitzondering van concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden, zoals opgenomen in het systeem van de instantie die de boekhoudfunctie uitoefent.

  • 4. 
    In afwijking van lid 3, punt a), is het volgende van toepassing:
 

a)

indien de bijdrage van de Unie wordt verstrekt overeenkomstig artikel 51, punt a), bevat een betalingsaanvraag de bedragen die zijn gerechtvaardigd door de vooruitgang met de naleving van de voorwaarden of het boeken van resultaten, overeenkomstig het in artikel 95, lid 2, bedoelde besluit of de in artikel 95, lid 4, bedoelde gedelegeerde handeling;

 

b)

indien de bijdrage van de Unie wordt verstrekt overeenkomstig artikel 51, punten c), d) en e), bevat een betalingsaanvraag de bedragen die zijn bepaald overeenkomstig het in artikel 94, lid 3, bedoelde besluit of de in artikel 94, lid 4, bedoelde gedelegeerde handeling;

 

c)

in een betalingsaanvraag voor de in artikel 53, lid 1, eerste alinea, punten b), c) en d), genoemde vormen van subsidies worden de kosten opgenomen als berekend volgens de toepasselijke grondslag.

  • 5. 
    In geval van staatssteun kan de betalingsaanvraag, in afwijking van lid 3, voorschotten omvatten die door de steunverstrekkende instantie aan de begunstigde zijn betaald onder de volgende cumulatieve voorwaarden:
 

a)

voor die voorschotten moet er een garantie van een in de lidstaat gevestigde bank of andere financiële instelling worden verstrekt, of zij moeten zijn gedekt door een voorziening die door een overheidsinstantie of door de lidstaat als garantie is verstrekt;

 

b)

die voorschotten mogen niet meer bedragen dan 40 % van het totaalbedrag van de aan een begunstigde voor een bepaalde concrete actie te verstrekken steun;

 

c)

die voorschotten moeten worden gebruikt voor de uitgaven van de begunstigden voor de uitvoering van de concrete actie en moeten uiterlijk drie jaar na het jaar waarin het voorschot is betaald, of, indien dit vroeger is, op 31 december 2029 worden verantwoord door vereffende facturen of boekhoudkundige stukken met gelijkwaardige bewijskracht; zo niet wordt de volgende betalingsaanvraag dienovereenkomstig gecorrigeerd.

Bij iedere betalingsaanvraag die voorschotten van deze soort omvat, worden het totaalbedrag dat als voorschot uit het programma is betaald, het bedrag dat is gebruikt voor de uitgaven van de begunstigden binnen drie jaar na de betaling van het voorschot overeenkomstig punt c), en het bedrag dat niet is gebruikt voor de uitgaven van de begunstigden en waarvoor de termijn van drie jaar nog niet is verstreken, afzonderlijk vermeld.

  • 6. 
    In geval van steunregelingen krachtens artikel 107 VWEU moet, in afwijking van lid 3, punt c), van dit artikel, de overheidsbijdrage die overeenkomt met de in een betalingsaanvraag vermelde uitgaven door de steunverstrekkende instantie aan de begunstigden zijn betaald.

Artikel 92

Specifieke elementen voor financieringsinstrumenten in betalingsaanvragen

  • 1. 
    Bij de uitvoering van financieringsinstrumenten overeenkomstig artikel 59, lid 1, bevatten de overeenkomstig bijlage XXIII ingediende betalingsaanvragen de totaalbedragen die de beheerautoriteit heeft uitgekeerd aan of, in het geval van garanties, de bedragen die de beheerautoriteit voor garantieovereenkomsten heeft gereserveerd ten behoeve van eindontvangers, als bedoeld in artikel 68, lid 1, punten a), b) en c).
  • 2. 
    Bij de uitvoering van financieringsinstrumenten overeenkomstig artikel 59, lid 2, worden betalingsaanvragen die uitgaven voor financieringsinstrumenten bevatten, ingediend met inachtneming van de volgende voorwaarden:
 

a)

het in de eerste betalingsaanvraag opgenomen bedrag is betaald aan de financieringsinstrumenten en bedraagt ten hoogste 30 % van het totaalbedrag aan programmabijdragen dat is vastgelegd voor de financieringsinstrumenten krachtens de desbetreffende financieringsovereenkomst, in overeenstemming met de betrokken prioriteit en regiocategorie, indien van toepassing;

 

b)

het bedrag dat is opgenomen in de daaropvolgende betalingsaanvragen die zijn ingediend tijdens de subsidiabiliteitsperiode omvat de in artikel 68, lid 1, genoemde subsidiabele uitgaven.

  • 3. 
    De Commissie keurt het in lid 2, punt a), bedoelde bedrag in de eerste betalingsaanvraag uiterlijk in het laatste boekjaar goed.

Het bedrag wordt afzonderlijk meegedeeld in de betalingsaanvragen.

Artikel 93

Gemeenschappelijke regels voor betalingen

  • 1. 
    Onverminderd artikel 15, leden 5 en 6, en afhankelijk van de beschikbare middelen verricht de Commissie tussentijdse betalingen binnen 60 dagen na de datum waarop zij de betalingsaanvraag heeft ontvangen.
  • 2. 
    Elke betaling wordt toegerekend aan de oudste openstaande vastlegging in de begroting van het fonds en aan de regiocategorie in kwestie. De Commissie vergoedt bij wijze van tussentijdse betaling 95 % van de in de betalingsaanvraag opgenomen bedragen, hetgeen wordt berekend door het medefinancieringspercentage voor elke prioriteit toe te passen op de totale subsidiabele uitgaven of, naargelang het geval, op de overheidsbijdrage. De Commissie bepaalt welke resterende bedragen er worden vergoed of teruggevorderd bij de berekening van het saldo van de rekeningen overeenkomstig artikel 100.
  • 3. 
    De steun uit de fondsen voor een prioriteit in de vorm van tussentijdse betalingen ligt niet hoger dan het steunbedrag uit de fondsen voor de prioriteit dat is vastgelegd in het besluit tot goedkeuring van het programma.
  • 4. 
    Indien bijdragen van de Unie een van de in artikel 51 genoemde vormen aannemen, betaalt de Commissie niet meer dan het door de lidstaat gevraagde bedrag.
  • 5. 
    De steun uit de fondsen voor een prioriteit bij de betaling van het saldo van het laatste boekjaar bedraagt niet meer dan:
 

a)

de in de betalingsaanvragen gedeclareerde overheidsbijdrage;

 

b)

de aan de begunstigden betaalde of te betalen steun uit de fondsen;

 

c)

het door de lidstaat gevraagde bedrag.

Overeenkomstig artikel 36, lid 5, uitgekeerde bedragen worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van het in punt b) van de eerste alinea van dit artikel bedoelde maximum.

  • 6. 
    Op verzoek van een lidstaat kunnen tussentijdse betalingen worden verhoogd met 10 % boven het medefinancieringspercentage dat van toepassing is op elke prioriteit voor de fondsen, mits die lidstaat na 1 juli 2021 [datum van inwerkingtreding van deze verordening] aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
 

a)

de lidstaat ontvangt een lening van de Unie op grond van Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad (52);

 

b)

de lidstaat ontvangt financiële bijstand op middellange termijn in het kader van het Europees stabiliteitsmechanisme zoals vastgelegd in het Verdrag tot instelling van het Europees stabiliteitsmechanisme van 2 februari 2012 of zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 332/2002, met als voorwaarde dat er een macro-economisch aanpassingsprogramma wordt uitgevoerd;

 

c)

aan de lidstaat wordt financiële bijstand beschikbaar gesteld met als voorwaarde dat er een macro-economisch aanpassingsprogramma wordt uitgevoerd als nader omschreven in Verordening (EU) nr. 472/2013.

Het verhoogde percentage, dat niet meer dan 100 % mag bedragen, is van toepassing op de betalingsverzoeken die worden ingediend tot aan het einde van het kalenderjaar waarin de betrokken financiële bijstand wordt stopgezet.

  • 7. 
    Lid 6 is niet van toepassing op Interreg-programma’s.

Artikel 94

Bijdragen van de Unie op basis van eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages

  • 1. 
    De Commissie kan de bijdrage van de Unie aan een programma vergoeden op basis van eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages overeenkomstig artikel 51, en dit op basis van de bedragen en percentages die overeenkomstig lid 3 van dit artikel bij besluit zijn goedgekeurd, of in de in lid 4 van dit artikel bedoelde gedelegeerde handeling zijn beschreven.
  • 2. 
    Om gebruik te maken van een bijdrage van de Unie aan het programma op basis van eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages, dienen de lidstaten als onderdeel van de indiening van het programma of van een verzoek tot wijziging daarvan bij de Commissie een voorstel in overeenkomstig de modellen in de bijlagen V en VI.

De door de lidstaat voorgestelde bedragen en percentages worden vastgesteld en door de auditautoriteit beoordeeld op basis van:

 

a)

een eerlijke, rechtvaardige en controleerbare berekeningsmethode op basis van een van de volgende elementen:

 

i)

statistische gegevens, andere objectieve informatie of een deskundige beoordeling;

 

ii)

geverifieerde historische gegevens;

 

iii)

de toepassing van de gebruikelijke kostenberekeningsmethodes;

 

b)

ontwerpbegrotingen;

 

c)

de regels voor overeenkomstige eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages die van toepassing zijn bij beleidsmaatregelen van de Unie voor soortgelijke concrete acties;

 

d)

de regels voor overeenkomstige eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages die worden toegepast op grond van regelingen voor volledig door de lidstaat gefinancierde subsidies voor soortgelijke concrete acties.

  • 3. 
    Het besluit tot goedkeuring van het programma of de wijziging ervan beschrijft welke soorten concrete acties in aanmerking komen voor vergoeding op basis van eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages, wat en welke bedragen worden gedekt door die eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages en welke methoden er worden gebruikt om de bedragen aan te passen.

De lidstaten vergoeden de begunstigden voor de toepassing van dit artikel. Die vergoeding kan iedere vorm van steun aannemen.

De audits van de Commissie en de lidstaat en de door de lidstaten uitgevoerde beheersverificaties hebben uitsluitend tot doel na te gaan of de voorwaarden voor vergoeding door de Commissie zijn vervuld.

  • 4. 
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 114 een gedelegeerde handeling vast te stellen ter aanvulling van dit artikel, om de eenheidskosten, de vaste bedragen, de vaste percentages, de bedragen daarvan en de aanpassingsmethodes op het niveau van de Unie te specificeren op basis van de in lid 2, tweede alinea, punten a) tot en met d), van dit artikel vermelde regels.
  • 5. 
    Dit artikel is niet van toepassing op de bijdrage van de Unie voor technische bijstand die overeenkomstig artikel 51, punt e), wordt vergoed.

Artikel 95

Bijdragen van de Unie op basis van financiering die niet gekoppeld is aan kosten

  • 1. 
    De Commissie kan de bijdrage van de Unie aan alle of bepaalde delen van een prioriteit van programma’s overeenkomstig artikel 51 vergoeden door middel van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, op basis van de bedragen die zijn goedgekeurd bij een besluit als bedoeld in lid 2 van dit artikel of staan vermeld in de gedelegeerde handeling bedoeld in lid 4 van dit artikel. Om gebruik te maken van een bijdrage van de Unie aan het programma op basis van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, dienen de lidstaten als onderdeel van het programma of een verzoek tot wijziging daarvan een voorstel bij de Commissie in overeenkomstig de modellen in de bijlagen V en VI. Het voorstel bevat de volgende informatie:
 

a)

de betrokken prioriteit en het totaalbedrag dat in aanmerking komt voor financiering die niet gekoppeld is aan kosten;

 

b)

een beschrijving van het deel van het programma en het soort concrete acties die in aanmerking komen voor financiering die niet gekoppeld is aan kosten;

 

c)

een beschrijving van de te vervullen voorwaarden of de te boeken resultaten en een tijdschema;

 

d)

tussentijdse verwezenlijkingen die aanleiding geven tot vergoeding door de Commissie;

 

e)

meeteenheden;

 

f)

het tijdschema voor de vergoeding door de Commissie en de bijbehorende bedragen die gekoppeld zijn aan de vorderingen met de vervulling van de voorwaarden of het boeken van resultaten;

 

g)

de regelingen om te verifiëren of de tussentijdse verwezenlijkingen hebben plaatsgevonden, of de voorwaarden zijn vervuld dan wel de resultaten zijn geboekt;

 

h)

in voorkomend geval, de methoden voor het aanpassen van de bedragen;

 

i)

de regelingen waarmee overeenkomstig bijlage XIII wordt gezorgd voor het auditspoor waaruit blijkt dat de voorwaarden zijn vervuld of de resultaten zijn geboekt;

 

j)

de beoogde methode voor vergoeding van de begunstigde of begunstigden in het kader van de prioriteit of delen van een prioriteit van programma’s waarop dit artikel betrekking heeft.

  • 2. 
    Het besluit tot goedkeuring van het programma of het verzoek tot wijziging ervan bevat alle in lid 1 genoemde elementen.
  • 3. 
    De lidstaten vergoeden de begunstigden voor de toepassing van dit artikel. Die vergoeding kan iedere vorm van steun aannemen.

De audits van de Commissie en de lidstaat en de door de lidstaten uitgevoerde beheersverificaties hebben uitsluitend tot doel na te gaan of de voorwaarden voor vergoeding door de Commissie zijn vervuld dan wel of de resultaten zijn geboekt.

  • 4. 
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 114 een gedelegeerde handeling vast te stellen ter aanvulling van dit artikel teneinde per soort concrete actie de bedragen vast te leggen voor financiering op het niveau van de Unie die niet gekoppeld is aan kosten, evenals de methoden voor het aanpassen van de bedragen en de te vervullen voorwaarden of de te boeken resultaten.

Afdeling III

Onderbrekingen en schorsingen

Artikel 96

Onderbreking van de betalingstermijn

  • 1. 
    Behalve bij voorfinanciering kan de Commissie de betalingstermijn met maximaal zes maanden onderbreken indien een van de volgende voorwaarden is vervuld:
 

a)

er zijn aanwijzingen voor een ernstige tekortkoming waartegen geen corrigerende maatregelen zijn genomen;

 

b)

de Commissie moet aanvullende verificaties verrichten naar aanleiding van informatie waaruit blijkt dat uitgaven in een betalingsaanvraag mogelijk verband houden met een onregelmatigheid.

  • 2. 
    De lidstaat kan ermee instemmen dat de onderbreking met drie maanden wordt verlengd.
  • 3. 
    De Commissie beperkt de onderbreking tot het deel van de uitgaven waarvoor de in lid 1 bedoelde elementen gelden, tenzij niet kan worden vastgesteld om welk deel van de uitgaven het gaat. De Commissie stelt de lidstaat en de beheerautoriteit schriftelijk in kennis van de reden voor de onderbreking en verzoekt hen de situatie recht te zetten. De Commissie heft de onderbreking op zodra er maatregelen zijn genomen om de in lid 1 bedoelde elementen te verhelpen.
  • 4. 
    De fondsspecifieke voorschriften voor het EFMZVA kunnen voorzien in specifieke gronden voor de onderbreking van betalingen wegens niet-naleving van regels die gelden uit hoofde van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Artikel 97

Schorsing van betalingen

  • 1. 
    Nadat de Commissie de lidstaat in de gelegenheid heeft gesteld opmerkingen te formuleren, kan zij de betalingen, behalve bij voorfinanciering, geheel of gedeeltelijk schorsen, indien een van de volgende voorwaarden is vervuld:
 

a)

de lidstaat heeft nagelaten de nodige maatregelen te nemen om een einde te maken aan de situatie die aanleiding geeft tot een onderbreking krachtens artikel 96;

 

b)

er is sprake van een ernstige tekortkoming;

 

c)

de uitgaven in de betalingsaanvragen houden verband met een onregelmatigheid waartegen geen corrigerende maatregelen zijn genomen;

 

d)

de Commissie heeft een met redenen omkleed advies uitgebracht in verband met een inbreukprocedure als bedoeld in artikel 258 VWEU met betrekking tot een aangelegenheid die de wettigheid en regelmatigheid van die uitgaven in gevaar brengt.

  • 2. 
    De Commissie heft de schorsing van alle of bepaalde betalingen op wanneer de lidstaat maatregelen heeft genomen om de in lid 1 genoemde elementen te verhelpen.
  • 3. 
    De fondsspecifieke voorschriften voor het EFMZVA kunnen voorzien in specifieke gronden voor de schorsing van betalingen wegens niet-naleving van regels die gelden uit hoofde van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

HOOFDSTUK II

Indiening en onderzoek van rekeningen

Artikel 98

Inhoud en indiening van rekeningen

  • 1. 
    Voor elk boekjaar waarvoor betalingsaanvragen zijn ingediend, dient de lidstaat uiterlijk 15 februari bij de Commissie de volgende documenten (“het zekerheidspakket”) in met betrekking tot het voorgaande boekjaar:
 

a)

de rekeningen overeenkomstig het model in bijlage XXIV;

 

b)

de in artikel 74, lid 1, punt f), bedoelde beheersverklaring overeenkomstig het model in bijlage XVIII;

 

c)

het in artikel 77, lid 3, punt a), bedoelde jaarlijkse auditadvies overeenkomstig het model in bijlage XIX;

 

d)

het in artikel 77, lid 3, punt b), bedoelde jaarlijkse controleverslag overeenkomstig het model in bijlage XX.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde termijn kan door de Commissie bij uitzondering worden verlengd tot 1 maart na kennisgeving door de betrokken lidstaat.
  • 3. 
    De rekeningen omvatten voor elke prioriteit en, voor zover van toepassing, elk fonds en, waar van toepassing, elke regiocategorie:
 

a)

het totaalbedrag van de subsidiabele uitgaven die zijn opgenomen in de boekhoudsystemen van de instantie die de boekhoudfunctie uitoefent en in de laatste betalingsaanvraag voor het boekjaar, alsook het totaalbedrag van de overeenkomstige geleverde of te leveren overheidsbijdrage in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden zijn vervuld en concrete acties in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden niet zijn vervuld, maar die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden;

 

b)

de bedragen die tijdens het boekjaar zijn geschrapt;

 

c)

de bedragen van de overheidsbijdrage die aan financieringsinstrumenten zijn betaald;

 

d)

voor elke prioriteit een toelichting van eventuele verschillen tussen de bedragen die zijn gedeclareerd overeenkomstig punt a) en de bedragen die zijn gedeclareerd in de betalingsaanvragen voor hetzelfde boekjaar.

  • 4. 
    Het zekerheidspakket heeft geen betrekking op het totaalbedrag van door begunstigden gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties en de overeenkomstige geleverde of te leveren overheidsbijdrage in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden niet zijn vervuld, met uitzondering van concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden.
  • 5. 
    De rekeningen zijn slechts ontvankelijk indien de lidstaten de nodige correcties hebben uitgevoerd om het resterende foutenpercentage voor de wettigheid en regelmatigheid van de in de rekeningen opgenomen uitgaven te verlagen tot 2 % of minder.
  • 6. 
    De lidstaten brengen met name het volgende in mindering op de rekeningen:
 

a)

de onregelmatige uitgaven waarop financiële correcties zijn toegepast overeenkomstig artikel 103;

 

b)

de uitgaven waarvan de wettigheid en regelmatigheid nog worden gecontroleerd;

 

c)

andere bedragen die nodig zijn om het resterende foutenpercentage van de in de rekeningen gedeclareerde uitgaven terug te brengen tot 2 % of minder.

De lidstaat kan de in de eerste alinea, punt b), bedoelde uitgaven opnemen in een betalingsaanvraag in daaropvolgende boekjaren zodra de wettigheid en regelmatigheid ervan zijn bevestigd.

  • 7. 
    De lidstaat kan onregelmatige bedragen die hij heeft ontdekt na de indiening van de rekeningen waarin die bedragen zijn opgenomen, corrigeren door de dienovereenkomstige aanpassingen aan te brengen voor het boekjaar waarin de onregelmatigheid aan het licht is gekomen, onverminderd artikel 104.
  • 8. 
    Als onderdeel van het zekerheidspakket dient de lidstaat voor het laatste boekjaar het in artikel 43 bedoelde eindverslag over de prestaties in of, voor het AMIF, het ISF of het BMVI, het laatste jaarlijkse prestatieverslag.

Artikel 99

Onderzoek van rekeningen

Uiterlijk 31 mei van het jaar volgend op het einde van het boekjaar vergewist de Commissie zich ervan dat de rekeningen volledig, nauwkeurig en waarheidsgetrouw zijn, tenzij artikel 102 van toepassing is.

Artikel 100

Berekening van het saldo

  • 1. 
    Bij het bepalen van het bedrag dat voor het boekjaar ten laste komt van de fondsen en de daaruit volgende aanpassingen met betrekking tot de betalingen aan de lidstaat, houdt de Commissie rekening met:
 

a)

de in artikel 98, lid 3, punt a), bedoelde bedragen in de rekeningen waarop het medefinancieringspercentage voor elke prioriteit moet worden toegepast;

 

b)

het totaalbedrag van de tussentijdse betalingen die de Commissie tijdens dat boekjaar heeft verricht;

 

c)

voor het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds, het JTF en het EFMZVA, het bedrag van de voorfinanciering voor de jaren 2021 en 2022.

  • 2. 
    Indien een bedrag terugvorderbaar is van de lidstaat, wordt dat bedrag voorwerp van een door de Commissie te verstrekken invorderingsopdracht, die indien mogelijk ten uitvoer wordt gelegd door verrekening met de bedragen die aan de lidstaat verschuldigd zijn bij latere betalingen binnen hetzelfde programma. Die terugvordering vormt geen financiële correctie en brengt geen verlaging van de steun uit de fondsen aan het programma met zich mee. Het teruggevorderde bedrag wordt aangemerkt als bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 3, van het Financieel Reglement.

Artikel 101

Procedure voor het onderzoek van rekeningen

  • 1. 
    De in artikel 102 vastgelegde procedure is van toepassing op de volgende gevallen:
 

a)

de auditautoriteit heeft een auditadvies met voorbehoud of een afkeurend auditadvies uitgebracht om redenen die verband houden met de volledigheid, de nauwkeurigheid en de waarheidsgetrouwheid van de rekeningen;

 

b)

de Commissie beschikt over bewijs dat twijfels oproept over de betrouwbaarheid van een auditadvies zonder voorbehoud.

  • 2. 
    In alle overige gevallen berekent de Commissie de bedragen ten laste van de fondsen overeenkomstig artikel 100 en verricht zij de respectieve betalingen of terugvorderingen vóór 1 juli. Betaling of terugvordering houdt in dat de rekeningen zijn goedgekeurd.

Artikel 102

Contradictoire procedure voor het onderzoek van rekeningen

  • 1. 
    Indien de auditautoriteit een auditadvies met voorbehoud of een afkeurend auditadvies uitbrengt om redenen die verband houden met de volledigheid, nauwkeurigheid en waarheidsgetrouwheid van de rekeningen, verzoekt de Commissie de lidstaat deze rekeningen te herzien en de in artikel 98, lid 1, bedoelde documenten binnen één maand opnieuw in te dienen.

Indien binnen de in de eerste alinea vastgelegde termijn:

 

a)

het auditadvies zonder voorbehoud is, is artikel 100 van toepassing en betaalt de Commissie binnen twee maanden eventuele extra verschuldigde bedragen of gaat zij binnen die termijn over tot terugvordering;

 

b)

het auditadvies nog steeds vergezeld gaat van een voorbehoud of de lidstaat de documenten niet opnieuw heeft ingediend, zijn de leden 2, 3 en 4 van toepassing.

  • 2. 
    Indien het auditadvies nog steeds vergezeld gaat van een voorbehoud om redenen die verband houden met de volledigheid, nauwkeurigheid en waarheidsgetrouwheid van de rekeningen of indien het auditadvies onbetrouwbaar blijft, stelt de Commissie de lidstaat in kennis van het bedrag dat voor het boekjaar ten laste van de fondsen komt.
  • 3. 
    Indien de lidstaat binnen één maand instemt met het in lid 2 van dit artikel bedoelde bedrag, betaalt de Commissie binnen twee maanden eventuele extra verschuldigde bedragen of gaat zij binnen die termijn over tot terugvordering, overeenkomstig artikel 100.
  • 4. 
    Indien de lidstaat niet instemt met het in lid 2 van dit artikel bedoelde bedrag, stelt de Commissie het bedrag vast dat voor het boekjaar ten laste van de fondsen komt. Die handeling vormt geen financiële correctie en brengt geen verlaging van de steun uit de fondsen aan het programma met zich mee. De Commissie betaalt binnen twee maanden eventuele extra verschuldigde bedragen of gaat binnen die termijn over tot terugvordering, overeenkomstig artikel 100.
  • 5. 
    Uiterlijk twee maanden na de datum van aanvaarding van het in artikel 43 bedoelde eindverslag over de prestaties wordt door de Commissie, wat het laatste boekjaar betreft, het jaarlijkse saldo van de rekeningen voor de programma’s die steun ontvangen uit het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds, het JTF en het EFMZVA betaald of teruggevorderd.

HOOFDSTUK III

Financiële correcties

Artikel 103

Financiële correcties door de lidstaten

  • 1. 
    De lidstaten beschermen de begroting van de Unie en passen financiële correcties toe door de steun uit de fondsen voor een concrete actie of een programma volledig of gedeeltelijk in te trekken indien bij de Commissie gedeclareerde uitgaven onregelmatig worden bevonden.
  • 2. 
    Financiële correcties worden opgenomen in de rekeningen voor het boekjaar waarin tot de intrekking wordt besloten.
  • 3. 
    De ingetrokken steun uit de fondsen kan door de lidstaat opnieuw worden gebruikt in het kader van het betrokken programma, behalve voor een concrete actie waarop die correctie is toegepast of, indien er een financiële correctie is toegepast wegens een systemische onregelmatigheid, voor concrete acties waarvoor de systemische onregelmatigheid gevolgen heeft gehad.
  • 4. 
    De fondsspecifieke voorschriften voor het EFMZVA kunnen voorzien in specifieke gronden voor financiële correcties door de lidstaten wegens niet-naleving van regels die gelden uit hoofde van het gemeenschappelijk visserijbeleid.
  • 5. 
    In afwijking van de leden 1, 2 en 3 kan, voor een concrete actie die een financieringsinstrument omvat, een bijdrage die vanwege één enkele onregelmatigheid werd ingetrokken overeenkomstig dit artikel, opnieuw voor die concrete actie worden gebruikt, onder de volgende voorwaarden:
 

a)

indien de onregelmatigheid die de aanleiding vormde voor de intrekking van de bijdrage werd ontdekt op het niveau van de eindontvanger, uitsluitend ten behoeve van andere eindontvangers binnen hetzelfde financieringsinstrument;

 

b)

indien een financieringsinstrument wordt uitgevoerd via een structuur met een holdingfonds en de onregelmatigheid die de aanleiding vormde voor de intrekking van de bijdrage werd ontdekt op het niveau van de instantie die het specifieke fonds uitvoert: uitsluitend ten behoeve van andere instanties die specifieke fondsen uitvoeren.

Indien een financieringsinstrument wordt uitgevoerd via een structuur zonder een holdingfonds en de onregelmatigheid die de aanleiding vormde voor de intrekking van de bijdrage werd ontdekt door de instantie die het holdingfonds uitvoert of door de instantie die het specifieke fonds uitvoert, mag de ingetrokken bijdrage niet opnieuw voor dezelfde concrete actie worden gebruikt.

Indien er een financiële correctie is toegepast naar aanleiding van een systemische onregelmatigheid, mag de ingetrokken bijdrage niet opnieuw worden gebruikt voor concrete acties waarvoor de systemische onregelmatigheid gevolgen had.

  • 6. 
    De instanties die de financieringsinstrumenten uitvoeren, vergoeden de lidstaten voor de programmabijdragen waarbij zich onregelmatigheden hebben voorgedaan, daaronder begrepen rente en andere voordelen die door deze bijdragen zijn verkregen.

De instanties die financieringsinstrumenten uitvoeren, vergoeden de lidstaten niet voor de in de eerste alinea bedoelde bedragen, mits ze aantonen dat voor de desbetreffende onregelmatigheid aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:

 

a)

de onregelmatigheid heeft zich voorgedaan op het niveau van de eindbegunstigden of, in het geval van een holdingfonds, op het niveau van de instanties die de specifieke fondsen uitvoeren of de eindontvangers;

 

b)

de instanties die financieringsinstrumenten uitvoeren, zijn ten aanzien van de programmabijdragen in verband waarmee de onregelmatigheid zich heeft voorgedaan, hun verplichtingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving nagekomen en hebben gehandeld met de mate van professionalisme, transparantie en zorgvuldigheid die verwacht mag worden van een professionele instantie die ervaring heeft met de uitvoering van financieringsinstrumenten;

 

c)

de bedragen waarop de onregelmatigheid betrekking had, konden niet worden teruggevorderd, hoewel de instanties die financieringsinstrumenten uitvoeren, met gepaste zorgvuldigheid alle toepasselijke contractuele en wettelijke maatregelen hebben genomen.

Artikel 104

Financiële correcties door de Commissie

  • 1. 
    De Commissie brengt financiële correcties aan door de steun uit de fondsen aan een programma te verlagen indien zij concludeert dat:
 

a)

er sprake is van een ernstige tekortkoming die een risico inhoudt voor de reeds aan het programma betaalde steun uit de fondsen;

 

b)

de uitgaven in goedgekeurde rekeningen onregelmatig zijn en dat dit niet door de lidstaat is ontdekt en gemeld;

 

c)

de lidstaat niet aan zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 97 heeft voldaan voordat de procedure voor financiële correctie door de Commissie werd ingesteld.

Indien de Commissie financiële correcties toepast volgens een vast percentage of door middel van extrapolatie, worden die uitgevoerd overeenkomstig bijlage XXV.

  • 2. 
    Voordat de Commissie over een financiële correctie besluit, stelt zij de lidstaat in kennis van haar conclusies en stelt zij de lidstaat in de gelegenheid binnen twee maanden opmerkingen te formuleren en aan te tonen dat de werkelijke omvang van de onregelmatigheid geringer is dan de Commissie in haar beoordeling stelt. De termijn kan in onderling overleg worden verlengd.
  • 3. 
    Indien de lidstaat de conclusies van de Commissie niet aanvaardt, nodigt laatstgenoemde de lidstaat uit voor een hoorzitting om te waarborgen dat zij over alle relevante informatie en opmerkingen beschikt als basis voor haar conclusies over de toepassing van de financiële correctie.
  • 4. 
    De Commissie neemt binnen tien maanden na de hoorzitting of de indiening van de aanvullende informatie waarom zij heeft verzocht, bij uitvoeringshandeling een besluit over een financiële correctie en houdt daarbij rekening met de omvang, de frequentie en de financiële gevolgen van de onregelmatigheden of ernstige tekortkomingen.

De Commissie houdt bij haar besluit over een financiële correctie rekening met alle ingediende informatie en opmerkingen.

Indien een lidstaat vóór de vaststelling van het in de eerste alinea van dit lid bedoelde besluit instemt met de financiële correctie voor de in lid 1, eerste alinea, punten a) en c), bedoelde gevallen, kan de lidstaat de betrokken bedragen opnieuw gebruiken. Die mogelijkheid geldt niet in geval van een financiële correctie uit hoofde van in lid 1, eerste alinea, punt b).

  • 5. 
    De fondsspecifieke voorschriften voor het EFMZVA kunnen voorzien in specifieke gronden voor financiële correcties door de Commissie wegens niet-naleving van regels die gelden uit hoofde van het gemeenschappelijk visserijbeleid.
  • 6. 
    De fondsspecifieke voorschriften voor het JTF kunnen voorzien in specifieke gronden voor financiële correcties door de Commissie wegens het niet halen van de voor het JTF vastgestelde streefdoelen.

HOOFDSTUK IV

Vrijmaking

Artikel 105

Beginselen en regels voor vrijmaking

  • 1. 
    Het bedrag van een programma dat op 31 december van het derde kalenderjaar na het jaar van de vastleggingen in de begroting voor de jaren 2021 tot en met 2026 niet is gebruikt voor voorfinanciering, overeenkomstig artikel 90, of waarvoor op diezelfde datum geen betalingsaanvraag, overeenkomstig artikel 91 of 92, is ingediend, wordt door de Commissie vrijgemaakt.
  • 2. 
    Het deel van de vastleggingen dat op 31 december 2029 nog openstaat, wordt vrijgemaakt indien het zekerheidspakket en het eindverslag over de prestaties voor door het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds, het JTF en het EFMZVA, ondersteunde programma’s niet binnen de in artikel 43, lid 1, bepaalde termijn bij de Commissie zijn ingediend.

Artikel 106

Uitzonderingen op de regels voor vrijmaking

  • 1. 
    De vrijmaking wordt verlaagd met de bedragen in de begrotingsvastlegging waarvoor:
 

a)

de concrete acties zijn geschorst door een gerechtelijke procedure of een administratief beroep met schorsende werking, of

 

b)

er geen betalingsaanvraag kon worden ingediend wegens overmacht, voor zover die ernstige gevolgen had voor de uitvoering van het programma of een deel daarvan.

Nationale autoriteiten die zich op overmacht beroepen, tonen de rechtstreekse gevolgen van de overmacht voor de uitvoering van het programma of een deel daarvan aan.

  • 2. 
    De lidstaten sturen de Commissie uiterlijk 31 januari informatie over de in lid 1, eerste alinea, punten a) en b), bedoelde uitzonderingen die van toepassing zijn op de bedragen die uiterlijk 31 december van het voorafgaande jaar moesten worden gedeclareerd.

Artikel 107

Procedure voor vrijmaking

  • 1. 
    De Commissie informeert de lidstaten op basis van de informatie die zij op 31 januari heeft ontvangen, over de hoogte van het bedrag dat op basis van de informatie wordt vrijgemaakt.
  • 2. 
    De lidstaten hebben twee maanden de tijd om in te stemmen met het vrij te maken bedrag of opmerkingen te formuleren.
  • 3. 
    Uiterlijk 30 juni dienen de lidstaten een gewijzigd financieringsplan bij de Commissie in met het voor het betrokken kalenderjaar verlaagde steunbedrag voor een of meer prioriteiten van het programma. Voor programma’s die steun ontvangen uit meer dan één fonds, wordt het steunbedrag per fonds verlaagd naargelang van de bedragen die worden vrijgemaakt en niet zijn gebruikt in het betrokken kalenderjaar.

Indien de lidstaten nalaten een gewijzigd financieringsplan in te dienen, herziet de Commissie het financieringsplan door de bijdrage uit de fondsen voor het betrokken kalenderjaar te verlagen. De verlaging wordt evenredig gespreid over de prioriteiten op basis van de bedragen die worden vrijgemaakt en niet zijn gebruikt in het betrokken kalenderjaar.

  • 4. 
    Uiterlijk op 31 oktober wijzigt de Commissie het besluit tot goedkeuring van het programma.

TITEL VIII

Financieel kader

Artikel 108

Geografische dekking van de steun voor de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei”

  • 1. 
    Het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds steunen de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” in alle regio’s die behoren tot niveau 2 van de gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (“regio’s van NUTS-niveau 2”) zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1059/2003, als gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/2066.
  • 2. 
    De middelen uit het EFRO en het ESF+ voor de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” worden aan de volgende drie regiocategorieën van NUTS-niveau 2 toegewezen:
 

a)

minder ontwikkelde regio’s, waar het bbp per hoofd van de bevolking minder dan 75 % van het gemiddelde bbp per hoofd van de bevolking van de EU-27 bedraagt (“minder ontwikkelde regio’s”);

 

b)

overgangsregio’s, waar het bbp per hoofd van de bevolking 75 % tot 100 % van het gemiddelde bbp per hoofd van de bevolking van de EU-27 bedraagt (“overgangsregio’s”);

 

c)

meer ontwikkelde regio’s, waar het bbp per hoofd van de bevolking meer dan 100 % van het gemiddelde bbp per hoofd van de bevolking van de EU-27 bedraagt (“meer ontwikkelde regio’s”).

De regioclassificatie wordt gemaakt aan de hand van het bbp per hoofd van de bevolking, gemeten in koopkrachtstandaarden en berekend op basis van de cijfers van de Unie voor de periode 2015-2017 ten opzichte van het gemiddelde bbp per hoofd van de bevolking van de EU-27 in dezelfde periode.

  • 3. 
    Het Cohesiefonds ondersteunt lidstaten waar het bruto nationaal inkomen (bni) per hoofd van de bevolking, gemeten in koopkrachtstandaarden en berekend op basis van de cijfers van de Unie voor de periode 2015-2017, minder dan 90 % bedraagt van het gemiddelde bni per hoofd van de bevolking van de EU-27 in dezelfde periode.
  • 4. 
    De Commissie stelt, bij uitvoeringshandeling, een besluit vast met de lijst van de regio’s die aan de criteria voor een van de drie regiocategorieën voldoen, alsmede van de lidstaten die voldoen aan de in lid 3 genoemde criteria. Die lijst geldt van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027.

Artikel 109

Middelen voor economische, sociale en territoriale samenhang

  • 1. 
    De middelen voor economische, sociale en territoriale samenhang die voor de periode 2021-2027 voor begrotingsvastleggingen beschikbaar zijn binnen het MFK, bedragen 330 234 776 621 EUR (prijspeil 2018) voor het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds, en 7 500 000 000 EUR (prijspeil 2018) voor het JTF.

De in de eerste alinea bedoelde middelen worden voor de toepassing van de JTF-verordening aangevuld met een bedrag van 10 000 000 000 EUR (prijspeil 2018) voor de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad (53) bedoelde maatregelen. Dit bedrag wordt aangemerkt als externe bestemmingsontvangst voor de toepassing van artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement.

Ten behoeve van de programmering en de daaropvolgende opvoering in de begroting van de Unie worden de in de eerste en de tweede alinea vermelde bedragen met 2 % per jaar geïndexeerd.

  • 2. 
    De Commissie stelt bij uitvoeringshandeling een besluit vast met de jaarlijkse verdeling van de totale middelen voor het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds per lidstaat voor de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” en, waar van toepassing, per regiocategorie, overeenkomstig de in bijlage XXVI opgenomen methoden.

Dat besluit bevat tevens de jaarlijkse verdeling, per lidstaat, van de totale middelen voor de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg).

  • 3. 
    Van de in lid 1, eerste en tweede alinea, bedoelde middelen wordt, na aftrek van de steun aan de in artikel 110, lid 3, bedoelde CEF, 0,35 % toegewezen aan technische bijstand op initiatief van de Commissie.

Artikel 110

Middelen voor de doelstellingen “investeren in werkgelegenheid en groei en “Europese territoriale samenwerking” (Interreg)

  • 1. 
    De middelen voor de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” binnen het MFK bedragen 97,6 % van de totale middelen (dat wil zeggen 329 684 776 621 EUR) en zij worden als volgt verdeeld:
 

a)

61,3 % (d.w.z. 202 226 984 629 EUR) voor minder ontwikkelde regio’s;

 

b)

14,5 % (d.w.z. 47 771 802 082 EUR) voor overgangsregio’s;

 

c)

8,3 % (d.w.z. 27 202 682 372 EUR) voor meer ontwikkelde regio’s;

 

d)

12,9 % (d.w.z. 42 555 570 217 EUR) voor de door het Cohesiefonds ondersteunde lidstaten;

 

e)

0,6 % (d.w.z. 1 927 737 321 EUR) als aanvullende financiering voor de in artikel 349 VWEU genoemde ultraperifere gebieden en de regio’s van NUTS-niveau 2 die voldoen aan de criteria in artikel 2 van Protocol nr. 6 bij de Toetredingsakte van 1994;

 

f)

0,2 % (d.w.z. 500 000 000 EUR) voor interregionale innovatie-investeringen;

 

g)

2,3 % (d.w.z. 7 500 000 000 EUR) voor het Fonds voor een rechtvaardige transitie.

  • 2. 
    De middelen voor het ESF+ in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” bedragen 87 319 331 844 EUR.

Het bedrag van de in lid 1, punt e), genoemde aanvullende financiering voor de regio’s dat wordt toegewezen aan het ESF+, bedraagt 472 980 447 EUR.

  • 3. 
    De steun uit het Cohesiefonds die moet worden overgedragen naar de CEF, bedraagt 10 000 000 000 EUR. Zij wordt besteed aan vervoersinfrastructuurprojecten, rekening houdend met de behoeften van de lidstaten en regio’s op het gebied van investeringen in infrastructuur, door specifieke oproepen te doen overeenkomstig van de CEF-verordening, uitsluitend in de lidstaten die voor steun uit het Cohesiefonds in aanmerking komen.

De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast waarin wordt vastgelegd welk deel van de toewijzing uit het Cohesiefonds aan elke lidstaat moet worden overgedragen naar de CEF en dat voor de gehele periode op pro-ratabasis is vastgelegd.

Dit bedrag wordt afgetrokken van de toewijzing uit het Cohesiefonds aan de lidstaten.

De jaarlijkse kredieten voor de in de eerste alinea genoemde steun uit het Cohesiefonds worden vanaf het begrotingsjaar 2021 opgenomen in de betrokken begrotingsonderdelen van de CEF.

30 % van de naar de CEF overgedragen middelen wordt onmiddellijk na de overdracht beschikbaar gemaakt aan alle lidstaten die in aanmerking komen voor steun uit het Cohesiefonds, en wel voor de financiering van vervoersinfrastructuurprojecten overeenkomstig de CEF-verordening.

Op de in de eerste alinea genoemde specifieke oproepen zijn de regels van toepassing die in uit hoofde van de CEF-verordening gelden voor de vervoerssector. Tot en met 31 december 2023 worden bij de selectie van financierbare projecten de nationale toewijzingen uit het Cohesiefonds aangehouden, en wel ten belope van 70 % van de naar de CEF overgedragen middelen.

Vanaf 1 januari 2024 worden de naar de CEF overgedragen middelen die niet voor een vervoersinfrastructuurproject zijn vastgelegd, beschikbaar gemaakt aan alle lidstaten die in aanmerking komen voor steun uit het Cohesiefonds om vervoersinfrastructuurprojecten te financieren overeenkomstig de CEF-verordening.

Ter ondersteuning van de lidstaten die voor financiering uit het Cohesiefonds in aanmerking komen en die moeilijkheden zouden kunnen ondervinden om projecten uit te werken die voldoende rijpheid, kwaliteit of beide, en voldoende Uniemeerwaarde hebben, wordt bijzondere aandacht besteed aan technische bijstand die gericht is op het vergroten van de institutionele capaciteit en de doeltreffendheid van overheidsinstellingen en overheidsdiensten met betrekking tot de ontwikkeling en uitvoering van de projecten die worden genoemd in de CEF-verordening.

De Commissie doet al het mogelijke om de lidstaten die voor financiering uit het Cohesiefonds in aanmerking komen, in staat te stellen om vóór het einde van de periode 2021-2027 zo veel mogelijk van het naar de CEF overgedragen bedrag op te nemen, onder meer door extra oproepen tot het indienen van voorstellen te organiseren.

Bijzondere aandacht en bijzondere steun uit hoofde van de achtste en de negende alinea moeten gaan naar lidstaten waarvan het bni per hoofd van de bevolking, gemeten in koopkrachtstandaarden voor de periode 2015-2017, minder dan 60 % van het gemiddelde bni per hoofd van de bevolking van de EU-27 bedraagt.

Ten aanzien van lidstaten waarvan het bni per hoofd van de bevolking, gemeten in koopkrachtstandaarden voor de periode 2015-2017 minder dan 60 % van het gemiddelde bni per hoofd van de bevolking van de EU-27 bedraagt, wordt 70 % van 70 % van het bedrag dat die lidstaten naar de CEF hebben overgedragen tot en met 31 december 2024 gegarandeerd.

  • 4. 
    400 000 000 EUR van de middelen voor de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” wordt toegewezen aan het Stedelijk Europa-initiatief in direct of indirect beheer door de Commissie.
  • 5. 
    175 000 000 EUR van de middelen uit het ESF+ voor de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” wordt toegewezen aan transnationale samenwerking ter ondersteuning van innovatieve oplossingen, in direct of indirect beheer.
  • 6. 
    Het in lid 1, punt f), bedoelde bedrag wordt uit de EFRO-middelen voor de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” toegewezen voor interregionale innovatie-investeringen in direct of indirect beheer.
  • 7. 
    De middelen voor de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg) bedragen 2,4 % van de totale middelen die uit de fondsen voor de periode 2021-2027 beschikbaar zijn voor begrotingsvastleggingen (d.w.z. 8 050 000 000 EUR).
  • 8. 
    Het in artikel 109, lid 1, tweede alinea, bedoelde bedrag maakt deel uit van de middelen voor de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei”.

Artikel 111

Overdraagbaarheid van middelen

  • 1. 
    De Commissie kan een voorstel van een lidstaat aanvaarden ten tijde van de indiening van de partnerschapsovereenkomst of in het kader van de tussentijdse evaluatie, dat het volgende bepaalt:
 

a)

een overdracht van in totaal niet meer dan 5 % van de initiële toewijzingen voor minder ontwikkelde regio’s naar overgangsregio’s of naar meer ontwikkelde regio’s, en van overgangsregio’s naar meer ontwikkelde regio’s;

 

b)

een overdracht van de toewijzingen voor meer ontwikkelde regio’s of overgangsregio’s naar minder ontwikkelde regio’s en van meer ontwikkelde regio’s naar overgangsregio’s.

In afwijking van punt a) van de eerste alinea kan de Commissie een aanvullende overdracht van maximaal 10 % van de totale toewijzingen voor minder ontwikkelde regio’s naar overgangsregio’s of meer ontwikkelde regio’s aanvaarden binnen lidstaten waarvan het bni per hoofd van de bevolking, gemeten in koopkrachtstandaarden voor de periode 2015-2017, minder dan 90 % van het gemiddelde bni per hoofd van de bevolking van de EU-27 bedraagt. De middelen van eventuele aanvullende overdrachten worden gebruikt om bij te dragen tot de verwezenlijking van de in artikel 5, lid 1, punten a) en b), bedoelde beleidsdoelstellingen.

  • 2. 
    De totale toewijzingen die aan de lidstaten voor de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” en de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg) worden toegewezen, zijn niet onderling overdraagbaar.
  • 3. 
    Om ervoor te zorgen dat de fondsen effectief bijdragen tot de in artikel 5, lid 2, genoemde acties, kan de Commissie, in afwijking van lid 2 van dit artikel, in afdoende gemotiveerde omstandigheden, mits is voldaan aan de voorwaarde neergelegd in lid 4 van dit artikel, door middel van een uitvoeringshandeling een voorstel aanvaarden dat door een lidstaat bij zijn eerste indiening van de partnerschapsovereenkomst wordt ingediend, om een deel van zijn kredieten voor de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg) over te dragen naar de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei”.
  • 4. 
    Het aandeel van de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg) in de lidstaat die het in lid 3 bedoelde voorstel indient, bedraagt niet minder dan 35 % van het totaal dat aan die lidstaat voor de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” en de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg) is toegewezen, en bedraagt na de overdracht niet minder dan 25 % van dit totaal.

Artikel 112

Bepaling van de medefinancieringspercentages

  • 1. 
    In het besluit tot goedkeuring van een programma worden voor elke prioriteit het medefinancieringspercentage en het maximumbedrag van de steun uit de fondsen vastgelegd.
  • 2. 
    Voor elke prioriteit wordt in het besluit van de Commissie vastgelegd op welke van de volgende elementen het medefinancieringspercentage voor de prioriteit van toepassing is:
 

a)

de totale bijdrage, inclusief overheids- en particuliere bijdragen;

 

b)

de overheidsbijdrage.

  • 3. 
    Voor de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” mag het medefinancieringspercentage op het niveau van elke prioriteit niet meer bedragen dan:
 

a)

85 % voor de minder ontwikkelde regio’s;

 

b)

70 % voor overgangsregio’s die voor de periode 2014-2020 onder de minder ontwikkelde regio’s waren ingedeeld;

 

c)

60 % voor overgangsregio’s;

 

d)

50 % voor meer ontwikkelde regio’s die voor de periode 2014-2020 als overgangsregio’s waren aangemerkt of een bbp per hoofd van de bevolking van minder dan 100 % hadden;

 

e)

40 % voor meer ontwikkelde regio’s.

De in punt a) van de eerste alinea genoemde medefinancieringspercentages zijn ook van toepassing op de ultraperifere gebieden, inclusief de extra toewijzing voor de ultraperifere gebieden.

Voor het Cohesiefonds mag het medefinancieringspercentage op het niveau van elke prioriteit niet meer dan 85 % bedragen.

In de ESF+-verordening kunnen hogere medefinancieringspercentages worden vastgelegd overeenkomstig de artikelen 10 en 14 van die verordening.

Het medefinancieringspercentage, dat van toepassing is op de regio waar zich het gebied bevindt of de gebieden bevinden die worden vermeld in de plannen voor een rechtvaardige transitie, voor de door het JTF ondersteunde prioriteit bedraagt niet meer dan:

 

a)

85 % voor minder ontwikkelde regio’s;

 

b)

70 % voor overgangsregio’s;

 

c)

50 % voor meer ontwikkelde regio’s.

  • 4. 
    Voor Interreg-programma’s mag het medefinancieringspercentage niet meer dan 80 % bedragen, behalve in de gevallen waarvoor in de Interreg-verordening hogere medefinancieringspercentages zijn vastgelegd voor programma’s van Interreg-onderdeel D en programma’s voor externe grensoverschrijdende samenwerking.
  • 5. 
    De in de leden 3 en 4 genoemde maximale medefinancieringspercentages worden met tien procentpunten verhoogd voor prioriteiten die volledig worden verwezenlijkt via vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling.
  • 6. 
    Maatregelen op het gebied van technische bijstand die op initiatief van of namens de Commissie worden uitgevoerd, kunnen voor 100 % worden gefinancierd.

TITEL IX

BEVOEGDHEIDSDELEGATIE, UITVOERINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

HOOFDSTUK I

Bevoegdheidsdelegatie en uitvoeringsbepalingen

Artikel 113

Bevoegdheidsdelegatie wat bepaalde bijlagen betreft

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 114 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de bijlagen bij deze verordening te wijzigen, met uitzondering van de bijlagen III, IV, XI, XIII, XIV, XVII en XXVI, om deze aan te passen aan veranderingen die plaatsvinden tijdens de programmeringsperiode.

Artikel 114

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

  • 1. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
  • 2. 
    De in artikel 79, lid 4, artikel 94, lid 4, artikel 95, lid 4, en artikel 113 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 1 juli 2021.
  • 3. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 79, lid 4, artikel 94, lid 4, artikel 95, lid 4, artikel 113 en artikel 117, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 4. 
    Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
  • 5. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 6. 
    Een overeenkomstig artikel 79, lid 4, artikel 94, lid 4, artikel 95, lid 4, artikel 113 of artikel 117, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 115

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

HOOFDSTUK II

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 116

Evaluatie

Het Europees Parlement en de Raad evalueren deze verordening uiterlijk 31 december 2027 overeenkomstig artikel 177 VWEU.

Artikel 117

Overgangsbepalingen

  • 1. 
    Verordening (EU) nr. 1303/2013 en elke andere handeling die van toepassing is op de programmeringsperiode 2014-2020, blijven uitsluitend van toepassing op werkprogramma’s en concrete acties die in deze periode steun ontvangen uit het EFRO, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds of het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij.
  • 2. 
    De in artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 aan de Commissie toegekende bevoegdheid om een gedelegeerde handeling vast te stellen met het oog op een Europese gedragscode inzake partnerschap blijft van kracht voor de programmeringsperiode 2021-2027. Deze bevoegdheidsdelegatie wordt uitgeoefend overeenkomstig artikel 114 van deze verordening.

Artikel 118

Voorwaarden voor concrete acties waarvoor gefaseerde uitvoering geldt

  • 1. 
    De beheerautoriteit kan de selectie van een concrete actie ter hand nemen die bestaat uit de tweede fase van een concrete actie welke uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1303/2013 voor steun werd geselecteerd en waarmee uit hoofde van die verordening een begin is gemaakt, mits aan de volgende cumulatieve voorwaarden wordt voldaan:
 

a)

de concrete actie die voor steun werd geselecteerd op grond van Verordening (EU) nr. 1303/2013, bestaat uit twee fasen die vanuit financieel oogpunt duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn, met aparte auditsporen;

 

b)

de totale kosten van de in punt a) bedoelde concrete actie bedragen meer dan 5 000 000 EUR;

 

c)

uitgaven in een betalingsaanvraag voor de eerste fase komen niet terug in enige betalingsaanvraag voor de tweede fase;

 

d)

de tweede fase van de concrete actie stemt overeen met het toepasselijke recht en is subsidiabel uit het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds of het EFMZVA conform de bepalingen van de onderhavige verordening of van de fondsspecifieke verordeningen;

 

e)

de lidstaat verbindt zich ertoe, in de programmeringsperiode de tweede en laatste fase te voltooien en operationeel te maken, zoals blijkt uit het eindverslag over de uitvoering, dan wel, wat het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij betreft, uit het overeenkomstig artikel 141 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 ingediende laatste jaarverslag over de uitvoering.

  • 2. 
    De bepalingen van deze verordening zijn van toepassing op de tweede fase van de concrete actie.

Artikel 119

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 24 juni 2021.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter

 

  • (4) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 27 maart 2019 (PB C 108 van 26.3.2021, blz. 638) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 27 mei 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Standpunt van het Europees Parlement van 24 juni 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (6) 
    Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
  • (7) 
    Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).
  • (8) 
    Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 240/2014 van de Commissie van 7 januari 2014 betreffende de Europese gedragscode inzake partnerschap in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen (PB L 74 van 14.3.2014, blz. 1).
  • (9) 
    Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).
  • Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 30).
  • Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).
  • Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 betreffende specifieke bepalingen voor de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg), ondersteund door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en financieringsinstrumenten voor extern optreden (zie blz. 159 van dit Publicatieblad).
  • Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (zie blz. 159 van dit Publicatieblad).
  • Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds (zie blz. 159 van dit Publicatieblad).
  • Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1296/2013 (zie blz. 159 van dit Publicatieblad).
  • Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
  • Verordening (EU) 2021/783 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1293/2013 (PB L 172 van 17.5.2021, blz. 53).
  • Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).
  • Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1).
  • Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
  • Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
  • Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
  • Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
  • Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
  • Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
  • Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).
  • Verordening (EU) 2016/2066 van de Commissie van 21 november 2016 tot wijziging van de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 322 van 29.11.2016, blz. 1).
  • Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
  • Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
  • Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1).
  • Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PB L 190 van 28.6.2014, blz. 45).
  • Verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS) (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 19).
  • Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
  • Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).
  • Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6).
  • Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1).
  • Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit (PB L 140 van 27.5.2013, blz. 1).
  • Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1).
  • Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s (PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30).
  • Richtlijn (EU) 2019/1024 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie (PB L 172 van 26.6.2019, blz. 56).
  • Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
  • Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
  • Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1).
  • Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433I van 22.12.2020, blz. 23).
 

BIJLAGE I

DIMENSIES EN CODES VOOR DE INTERVENTIETYPES VOOR HET EFRO, HET ESF+, HET COHESIEFONDS EN HET JTF - ARTIKEL 22, LID 5

TABEL 1: DIMENSIES EN CODES VOOR DE INTERVENTIETYPES (1) ,  (2)

 

INTERVENTIEGEBIED (3)

Coëfficiënt voor de berekening van steun voor klimaatveranderingsdoelstellingen

Coëfficiënt voor de berekening van steun voor milieudoelstellingen

Beleidsdoelstelling 1: een competitiever en slimmer Europa door bevordering van een innovatieve en slimme economische transformatie en regionale ICT-connectiviteit

001

Investeringen in vaste activa, met inbegrip van onderzoeksinfrastructuur, in micro-ondernemingen die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie

0 %

0 %

002

Investeringen in vaste activa, met inbegrip van onderzoeksinfrastructuur, in kleine en middelgrote ondernemingen (met inbegrip van particuliere onderzoekscentra) die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie

0 %

0 %

003

Investeringen in vaste activa, met inbegrip van onderzoeksinfrastructuur, in grote ondernemingen (4) die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie

0 %

0 %

004

Investeringen in vaste activa, met inbegrip van onderzoeksinfrastructuur, in openbare onderzoekscentra en instellingen voor hoger onderwijs die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie

0 %

0 %

005

Investeringen in immateriële activa in micro-ondernemingen die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie

0 %

0 %

006

Investeringen in immateriële activa in kmo's (met inbegrip van particuliere onderzoekscentra) die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie

0 %

0 %

007

Investeringen in immateriële activa in grote ondernemingen die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie

0 %

0 %

008

Investeringen in immateriële activa in openbare onderzoekscentra en instellingen voor hoger onderwijs die rechtstreeks verband houden met onderzoek en innovatie

0 %

0 %

009

Onderzoek en innovatie in micro-ondernemingen, waaronder netwerkactiviteiten (industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling, haalbaarheidsstudies)

0 %

0 %

010

Onderzoek en innovatie in kmo's, waaronder netwerkactiviteiten

0 %

0 %

011

Onderzoek en innovatie in grote ondernemingen, waaronder netwerkactiviteiten

0 %

0 %

012

Onderzoek en innovatie in openbare onderzoekscentra, instellingen voor hoger onderwijs en kenniscentra, waaronder netwerkactiviteiten (industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling, haalbaarheidsstudies)

0 %

0 %

013

Digitalisering van kleine en middelgrote ondernemingen (met inbegrip van e-commerce, e-business en genetwerkte bedrijfsprocessen, digitale innovatiehubs, levende laboratoria, internetondernemers en ICT-start-ups, b2b)

0 %

0 %

014

Digitalisering van grote ondernemingen (met inbegrip van e-commerce, e-business en genetwerkte bedrijfsprocessen, digitale innovatiehubs, levende laboratoria, internetondernemers en ICT-start-ups, b2b)

0 %

0 %

015

Digitalisering van kleine en middelgrote ondernemingen of grote ondernemingen (met inbegrip van e-commerce, e-business en genetwerkte bedrijfsprocessen, digitale innovatiehubs, levende laboratoria, internetondernemers en ICT-start-ups, b2b), overeenkomstig criteria op het gebied van broeikasgasemissiereductie of energie-efficiëntie (5)

40 %

0 %

016

ICT-oplossingen, e-diensten, toepassingen van de overheid

0 %

0 %

017

ICT-oplossingen, e-diensten, toepassingen van de overheid, overeenkomstig criteria op het gebied van broeikasgasemissiereductie of energie-efficiëntie (6)

40 %

0 %

018

IT-diensten en toepassingen voor digitale vaardigheden en digitale inclusie

0 %

0 %

019

Diensten en toepassingen op het gebied van e-gezondheidszorg (met inbegrip van e-zorg, het internet der dingen voor lichaamsbeweging en omgevingsondersteund wonen)

0 %

0 %

020

Zakelijke infrastructuur voor kmo's (met inbegrip van industrieparken en -sites)

0 %

0 %

021

Bedrijfsontwikkeling en internationalisering van kmo's, met inbegrip van productieve investeringen

0 %

0 %

022

Steun voor grote ondernemingen via financieringsinstrumenten, met inbegrip van productieve investeringen

0 %

0 %

023

Ontwikkeling van vaardigheden voor slimme specialisatie, de industrietransitie, ondernemerschap en het aanpassingsvermogen van ondernemingen

0 %

0 %

024

Geavanceerde ondersteunende diensten voor kmo's en kmo-groepen (waaronder beheer, marketing en design)

0 %

0 %

025

Incubatie, ondersteuning voor spin-offs, spin-outs en start-ups

0 %

0 %

026

Steun voor innovatieclusters, onder meer tussen ondernemingen, onderzoeksinstellingen, overheidsinstanties en bedrijfsnetwerken, voornamelijk ten behoeve van kmo's

0 %

0 %

027

Innovatieprocessen in kmo's (innovatie op basis van processen, organisatie, marketing, co-creatie, gebruikers en vraag)

0 %

0 %.

028

Technologieoverdracht en samenwerking tussen ondernemingen, onderzoekscentra en instellingen voor hoger onderwijs

0 %

0 %

029

Onderzoeks- en innovatieprocessen, technologieoverdracht en samenwerking tussen ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten gericht op de koolstofarme economie, bestendigheid tegen en adaptatie aan klimaatverandering

100 %

40 %

030

Onderzoeks- en innovatieprocessen, technologieoverdracht en samenwerking tussen ondernemingen gericht op de circulaire economie

40 %

100 %

031

Financiering van werkkapitaal in kmo's in de vorm van subsidies om te reageren op noodsituaties (7)

0 %

0 %

032

ICT: breedbandnetwerk met zeer hoge capaciteit (backbone-/backhaul-netwerk)

0 %

0 %

033

ICT: breedbandnetwerk met zeer hoge capaciteit (toegang/aansluitnet waarvan de prestaties overeenkomen met die van een glasvezelkabelinstallatie tot aan het distributiepunt voor woongebouwen met meerdere woningen)

0 %

0 %

034

ICT: breedbandnetwerk met zeer hoge capaciteit (toegang/aansluitnet waarvan de prestaties overeenkomen met die van een glasvezelkabelinstallatie tot aan het distributiepunt voor woningen en bedrijfspercelen)

0 %

0 %

035

ICT: breedbandnetwerk met zeer hoge capaciteit (toegang/aansluitnet waarvan de prestaties overeenkomen met die van een glasvezelkabelinstallatie tot aan het basisstation voor geavanceerde draadloze communicatie)

0 %

0 %

036

ICT: andere soorten ICT-infrastructuur (waaronder grootschalige computervoorzieningen/-apparatuur, datacentra, sensoren en andere draadloze apparatuur)

0 %

0 %

037

ICT: andere soorten ICT-infrastructuur (waaronder grootschalige computervoorzieningen/-apparatuur, datacentra, sensoren en andere draadloze apparatuur), overeenkomstig de criteria op het gebied van broeikasgasemissiereductie en energie-efficiëntie (8)

40 %

0 %

Beleidsdoelstelling 2: een groenere, koolstofarme transitie naar een koolstofneutrale economie en een veerkrachtig Europa door de bevordering van een schone en rechtvaardige energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, klimaatmitigatie en -adaptatie, risicopreventie en risicobeheersing, en duurzame stedelijke mobiliteit

038

Energie-efficiëntie en demonstratieprojecten in kmo's en ondersteunende maatregelen

40 %

40 %

039

Energie-efficiëntie en demonstratieprojecten in grote ondernemingen en ondersteunende maatregelen

40 %

40 %

040

Energie-efficiëntie en demonstratieprojecten in kmo's of grote ondernemingen en ondersteunende maatregelen, overeenkomstig criteria op het gebied van energie-efficiëntie (9)

100 %

40 %

041

Op energie-efficiëntie gerichte renovatie van het bestaande woningenbestand, demonstratieprojecten en ondersteunende maatregelen

40 %

40 %

042

Renovatie ten behoeve van energie-efficiëntie van bestaande woningen, demonstratieprojecten en ondersteunende maatregelen, overeenkomstig criteria op het gebied van energie-efficiëntie (10)

100 %

40 %

043

Bouw van nieuwe, energie-efficiënte gebouwen (11)

40 %

40 %

044

Renovatie ten behoeve van energie-efficiëntie of maatregelen inzake energie-efficiëntie van openbare infrastructuur, demonstratieprojecten en ondersteunende maatregelen

40 %

40 %

045

Renovatie ten behoeve van energie-efficiëntie of maatregelen inzake energie-efficiëntie van openbare infrastructuur, demonstratieprojecten en ondersteunende maatregelen, overeenkomstig criteria op het gebied van energie-efficiëntie (12)

100 %

40 %

046

Steun voor entiteiten die diensten verrichten die bijdragen aan een koolstofarme economie en bestendigheid tegen klimaatverandering, met inbegrip van bewustmakingsmaatregelen

100 %

40 %

047

Hernieuwbare energie: wind

100 %

40 %

048

Hernieuwbare energie: zonne-energie

100 %

40 %

049

Hernieuwbare energie: biomassa (13)

40 %

40 %

050

Hernieuwbare energie: biomassa met grote broeikasgasemissiereductie (14)

100 %

40 %

051

Hernieuwbare energie: zee

100 %

40 %

052

Overige vormen van hernieuwbare energie (waaronder geothermische energie)

100 %

40 %

053

Slimme energiesystemen (met inbegrip van slimme netwerken en ICT-systemen) en de daarmee verbonden opslag

100 %

40 %

054

Hoogefficiënte warmtekrachtkoppeling, stadsverwarming en -koeling

40 %

40 %

055 (15)

Hoogefficiënte warmtekrachtkoppeling, efficiënte stadsverwarming en -koeling met geringe emissies tijdens de levenscyclus (16)

100 %

40 %

056

Vervangen van steenkoolverwarmingssystemen door gasverwarmingssystemen met het oog op klimaatmitigatie

0 %

0 %

057

Distributie en vervoer van aardgas ter vervanging van steenkool

0 %

0 %

058

Maatregelen voor aanpassing aan klimaatverandering en preventie en beheer van aan het klimaat gerelateerde risico's: overstromingen en aardverschuivingen (met inbegrip van bewustmaking, burgerbescherming en rampenbestrijdingssystemen, infrastructuur en ecosysteemgerichte benaderingen)

100 %

100 %

059

Maatregelen voor aanpassing aan klimaatverandering en preventie en beheer van aan het klimaat gerelateerde risico's: branden (met inbegrip van bewustmaking, burgerbescherming en rampenbestrijdingssystemen, infrastructuur en ecosysteemgerichte benaderingen)

100 %

100 %

060

Maatregelen voor aanpassing aan klimaatverandering en preventie en beheer van aan het klimaat gerelateerde risico's: overige, zoals stormen en droogte (met inbegrip van bewustmaking, burgerbescherming en rampenbestrijdingssystemen, infrastructuur en ecosysteemgerichte benaderingen)

100 %

100 %

061

Risicopreventie en -beheer van niet aan het klimaat gerelateerde natuurlijke risico's (bijvoorbeeld aardbevingen) en risico's in verband met menselijke activiteiten (bijvoorbeeld technologische ongevallen), met inbegrip van bewustmaking, burgerbescherming en rampenbestrijdingssystemen, infrastructuur en ecosysteemgerichte benaderingen

0 %

100 %

062

Drinkwatervoorziening (winning, behandeling, opslag en distributie-infrastructuur, efficiëntiemaatregelen, levering van drinkwater)

0 %

100 %

063

Drinkwatervoorziening (winning, behandeling, opslag en distributie-infrastructuur, efficiëntiemaatregelen, levering van drinkwater), overeenkomstig criteria op het gebied van energie-efficiëntie (17)

40 %

100 %

064

Waterbeheer en bescherming van waterreserves (met inbegrip van stroomgebiedbeheer, specifieke maatregelen voor aanpassing aan klimaatverandering, hergebruik, vermindering van lekken)

40 %

100 %

065

Opvang en behandeling van afvalwater

0 %

100 %

066

Opvang en behandeling van afvalwater overeenkomstig criteria op het gebied van energie-efficiëntie (18)

40 %

100 %

067

Beheer van huishoudelijk afval: preventie, minimalisering, sortering, hergebruik en recyclingmaatregelen

40 %

100 %

068

Beheer van huishoudelijk afval: behandeling van restafval

0 %

100 %

069

Beheer van commercieel, industrieel afval: preventie, minimalisering, sortering, hergebruik en recyclingmaatregelen

40 %

100 %

070

Beheer van commercieel en industrieel afval: restafval en gevaarlijk afval

0 %

100 %

071

Bevordering van het gebruik van gerecyclede materialen als grondstof

0 %

100 %

072

Gebruik van gerecyclede materialen als grondstof, overeenkomstig de criteria op het gebied van energie-efficiëntie (19)

100 %

100 %

073

Sanering van bedrijfsterreinen en verontreinigde grond

0 %

100 %

074

Sanering van industrieterreinen en verontreinigde grond overeenkomstig de criteria op het gebied van energie-efficiëntie (20)

40 %

100 %

075

Ondersteuning van milieuvriendelijke productieprocessen en efficiënt gebruik van hulpbronnen in kmo's

40 %

40 %

076

Ondersteuning van milieuvriendelijke productieprocessen en efficiënt gebruik van hulpbronnen in grote ondernemingen

40 %

40 %

077

Maatregelen op het gebied van luchtkwaliteit en geluidsreductie

40 %

100 %

078

Bescherming, herstel en duurzaam gebruik van Natura 2000-gebieden

40 %

100 %

079

Bescherming van natuur, biodiversiteit, natuurlijk erfgoed, hulpbronnen en groene en blauwe infrastructuur

40 %

100 %

080

Andere maatregelen ter vermindering van broeikasgasemissies op het gebied van het behoud en herstel van natuurgebieden met een groot potentieel voor koolstofopname en -opslag, bijvoorbeeld door vernatting van moerasgebieden of de afvang van stortgas

100 %

100 %

081

Infrastructuur voor schoon stadsvervoer (21)

100 %

40 %

082

Rollend materieel voor schoon stadsvervoer (22)

100 %

40 %

083

Fietsinfrastructuur

100 %

100 %

084

Digitalisering van het stadsvervoer

0 %

0 %

085

Digitalisering van het vervoer, mede gericht op broeikasgasemissiereductie: stadsvervoer

40 %

0 %

086

Infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (23)

100 %

40 %

Beleidsdoelstelling 3: een meer verbonden Europa door een betere mobiliteit

087 (24)

Nieuw aangelegde of verbeterde snelwegen en wegen – TEN-T-kernnetwerk

0 %

0 %

088

Nieuw aangelegde of verbeterde snelwegen en wegen – uitgebreid TEN-T-netwerk

0 %

0 %

089

Nieuw aangelegde of verbeterde verbindingen tussen secundaire wegen en TEN-T-wegennet en -knooppunten

0 %

0 %

090

Overige nieuw aangelegde of verbeterde nationale, regionale en lokale toegangswegen

0 %

0 %

091

Heraangelegde of gemoderniseerde snelwegen en wegen – TEN-T-kernnetwerk

0 %

0 %

092

Heraangelegde of gemoderniseerde snelwegen en wegen – uitgebreid TEN-T-netwerk

0 %

0 %

093

Overige heraangelegde of gemoderniseerde wegen (snelweg, nationaal, regionaal of lokaal)

0 %

0 %

094

Digitalisering van het vervoer: wegen

0 %

0 %

095

Digitalisering van het vervoer, mede gericht op broeikasgasemissiereductie: wegen

40 %

0 %

096

Nieuw aangelegde of verbeterde spoorwegen – TEN-T-kernnetwerk

100 %

40 %

097

Nieuw aangelegde of verbeterde spoorwegen – uitgebreid TEN-T-netwerk

100 %

40 %

098

Overige nieuw aangelegde of verbeterde spoorwegen

40 %

40 %

099

Overige nieuw aangelegde of verbeterde spoorwegen – elektrisch/emissievrij (25)

100 %

40 %

100

Heraangelegde of gemoderniseerde spoorwegen – TEN-T-kernnetwerk

100 %

40 %

101

Heraangelegde of gemoderniseerde spoorwegen – uitgebreid TEN-T-netwerk

100 %

40 %

102

Overige heraangelegde of gemoderniseerde spoorwegen

40 %

40 %

103

Overige heraangelegde of gemoderniseerde spoorwegen – elektrisch/emissievrij (26)

100 %

40 %

104

Digitalisering van het vervoer: spoorwegen

40 %

0 %

105

Europees beheersysteem voor het spoorverkeer (ERTMS)

40 %

40 %

106

Rollend spoorwegmaterieel

0 %

40 %

107

Emissievrij/elektrisch (26) rollend spoorwegmaterieel

100 %

40 %

108

Multimodaal vervoer (TEN-T)

40 %

40 %

109

Multimodaal vervoer (niet stedelijk)

40 %

40 %

110

Zeehavens (TEN-T)

0 %

0 %

111

Zeehavens (TEN-T), met uitzondering van voorzieningen voor het vervoer van fossiele brandstoffen

40 %

0 %

112

Overige zeehavens

0 %

0 %

113

Overige zeehavens, met uitzondering van voorzieningen voor het vervoer van fossiele brandstoffen

40 %

0 %

114

Binnenwateren en -havens (TEN-T)

0 %

0 %

115

Binnenlandse waterwegen en havens (TEN-T), met uitzondering van voorzieningen voor het vervoer van fossiele brandstoffen

40 %

0 %

116

Binnenwateren en -havens (regionaal en lokaal)

0 %

0 %

117

Binnenlandse waterwegen en havens (regionaal en lokaal), met uitzondering van voorzieningen voor het vervoer van fossiele brandstoffen

40 %

0 %

118

Beveiligings-, veiligheids- en luchtverkeersbeheersystemen voor bestaande luchthavens

0 %

0 %

119

Digitalisering van het vervoer: overige vervoerswijzen

0 %

0 %

120

Digitalisering van het vervoer, mede gericht op broeikasgasemissiereductie: overige vervoerswijzen

40 %

0 %

Beleidsdoelstelling 4: een socialer en inclusiever Europa door de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten

121

Infrastructuur voor voor- en vroegschoolse educatie en opvang

0 %

0 %

122

Infrastructuur voor basis- en secundair onderwijs

0 %

0 %

123

Infrastructuur voor tertiair onderwijs

0 %

0 %

124

Infrastructuur voor beroepsonderwijs en -opleiding en volwassenenonderwijs

0 %

0 %

125

Huisvestingsinfrastructuur voor migranten, vluchtelingen en personen die internationale bescherming genieten of daarom verzoeken

0 %

0 %

126

Huisvestingsinfrastructuur (andere dan voor migranten, vluchtelingen en personen die internationale bescherming genieten of daarom verzoeken)

0 %

0 %

127

Overige sociale infrastructuur die bijdraagt aan sociale inclusie in de gemeenschap

0 %

0 %

128

Infrastructuur voor gezondheidszorg

0 %

0 %

129

Medische apparatuur

0 %

0 %

130

Rollend medisch materieel

0 %

0 %

131

Digitalisering in de gezondheidszorg

0 %

0 %

132

Kritieke apparatuur en materiaal die nodig zijn om te reageren op noodsituaties

0 %

0 %

133

Infrastructuur voor de tijdelijke opvang van migranten, vluchtelingen en personen die internationale bescherming genieten of daarom verzoeken

0 %

0 %

134

Maatregelen voor betere toegang tot de arbeidsmarkt

0 %

0 %

135

Maatregelen voor betere toegang tot de arbeidsmarkt voor langdurig werklozen

0 %

0 %

136

Specifieke ondersteuning van werkgelegenheid bij jongeren en sociaal-economische integratie van jongeren

0 %

0 %

137

Ondersteuning voor zelfstandigen en startende ondernemingen

0 %

0 %

138

Ondersteuning voor de sociale economie en sociale ondernemingen

0 %

0 %

139

Maatregelen voor de modernisering en versterking van de arbeidsmarktinstellingen en -diensten om de vaardigheidsbehoeften te beoordelen, eraan tegemoet te komen, en voor tijdige en op maat gesneden hulp te zorgen

0 %

0 %

140

Ondersteuning voor aansluiting met en overgangen op de arbeidsmarkt

0 %

0 %

141

Ondersteuning voor arbeidsmobiliteit

0 %

0 %

142

Maatregelen ter bevordering van de deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt en ter verkleining van de genderkloof op de arbeidsmarkt

0 %

0 %

143

Maatregelen ter bevordering van het evenwicht tussen werk en privéleven, met inbegrip van toegang tot kinderopvang en zorg voor afhankelijke personen

0 %

0 %

144

Maatregelen voor een gezonde en goed aangepaste werkomgeving om gezondheidsrisico's aan te pakken, met inbegrip van de bevordering van lichaamsbeweging

0 %

0 %

145

Steun voor de ontwikkeling van digitale vaardigheden

0 %

0 %

146

Ondersteuning voor de aanpassing van werknemers, ondernemingen en ondernemers aan veranderingen

0 %

0 %

147

Maatregelen ter bevordering van actief en gezond ouder worden

0 %

0 %

148

Ondersteuning voor voor- en vroegschoolse educatie en opvang (uitgezonderd infrastructuur)

0 %

0 %

149

Ondersteuning voor basis- en secundair onderwijs (uitgezonderd infrastructuur)

0 %

0 %

150

Ondersteuning voor tertiair onderwijs (uitgezonderd infrastructuur)

0 %

0 %

151

Ondersteuning voor volwassenenonderwijs (uitgezonderd infrastructuur)

0 %

0 %

152

Maatregelen ter bevordering van gelijke kansen en actieve participatie in de samenleving

0 %

0 %

153

Trajecten voor integratie en herintreding van kansarmen in het arbeidsproces

0 %

0 %

154

Maatregelen ter verbetering van de toegang tot onderwijs en de arbeidsmarkt en van de sociale inclusie van gemarginaliseerde groepen zoals de Roma

0 %

0 %

155

Ondersteuning van maatschappelijke organisaties die werken met gemarginaliseerde gemeenschappen zoals de Roma

0 %

0 %

156

Specifieke acties ter verbetering van de deelname van onderdanen van derde landen aan de arbeidsmarkt

0 %

0 %

157

Maatregelen voor de sociale integratie van onderdanen van derde landen

0 %

0 %

158

Maatregelen ter verbetering van gelijke en tijdige toegang tot kwaliteitsvolle, duurzame en betaalbare diensten

0 %

0 %

159

Maatregelen ter verbetering van zorgverlening in familie- en gemeenschapsverband

0 %

0 %

160

Maatregelen ter verbetering van de toegankelijkheid, doelmatigheid en veerkracht van gezondheidsstelsels (uitgezonderd infrastructuur)

0 %

0 %

161

Maatregelen ter verbetering van de toegang tot langdurige zorg (uitgezonderd infrastructuur)

0 %

0 %

162

Maatregelen ter modernisering van de socialezekerheidsstelsels, met inbegrip van de bevordering van de toegang tot sociale bescherming

0 %

0 %

163

Bevordering van de sociale integratie van mensen voor wie armoede of sociale uitsluiting dreigt, onder wie de meest hulpbehoevenden en kinderen

0 %

0 %

164

Materiële deprivatie aanpakken met voedselhulp en/of materiële bijstand aan de meest hulpbehoevenden, met inbegrip van begeleidende maatregelen

0 %

0 %

Beleidsdoelstelling 5: een Europa dat dichter bij de burger staat door bevordering van de duurzame en geïntegreerde ontwikkeling van alle soorten gebieden en lokale initiatieven

165

Bescherming, ontwikkeling en bevordering van openbare toeristische activa en toeristische diensten

0 %

0 %

166

Bescherming, ontwikkeling en bevordering van cultureel erfgoed en culturele diensten

0 %

0 %

167

Bescherming, ontwikkeling en bevordering van natuurlijk erfgoed en ecotoerisme behalve Natura 2000-gebieden

0 %

100 %

168

Materiële revitalisering en beveiliging van openbare ruimten

0 %

0 %

169

Initiatieven voor territoriale ontwikkeling, met inbegrip van de opstelling van territoriale strategieën

0 %

0 %

Overige codes met betrekking tot beleidsdoelstellingen 1-5

170

Verbetering van de capaciteit van programma-autoriteiten en -organen in verband met de uitvoering van de fondsen

0 %

0 %

171

Verbetering van de samenwerking met partners binnen en buiten de lidstaat

0 %

0 %

172

Kruisfinanciering in het kader van het EFRO (ondersteuning van activiteiten van het type ESF+ die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het EFRO-deel van de activiteit en er rechtstreeks verband mee houden)

0 %

0 %

173

Verbetering van de institutionele capaciteit van overheidsinstanties en belanghebbenden bij de uitvoering van territoriale samenwerkingsprojecten en -initiatieven in grensoverschrijdend, transnationaal, maritiem en interregionaal verband

0 %

0 %

174

Interreg: beheer van grensoverschrijdingen en beheer van mobiliteit en migratie

0 %

0 %

175

Ultraperifere gebieden: vergoeding van extra kosten als gevolg van ontsluitingsproblemen en territoriale versnippering

0 %

0 %

176

Ultraperifere gebieden: specifieke actie ter vergoeding van extra kosten als gevolg van aan gebiedsomvang gerelateerde marktfactoren

0 %

0 %

177

Ultraperifere gebieden: steun ter vergoeding van extra kosten als gevolg van klimaatomstandigheden en hulpverleningsmoeilijkheden

40 %

40 %

178

Ultraperifere gebieden: luchthavens

0 %

0 %

Technische bijstand

179

Informatie en communicatie

0 %

0 %

180

Voorbereiding, uitvoering, monitoring en controle

0 %

0 %

181

Evaluatie en studies, gegevensverzameling

0 %

0 %

182

Versterking van de capaciteit van autoriteiten van de lidstaten, begunstigden en betrokken partners

0 %

0 %

TABEL 2: CODES VOOR DE DIMENSIE VORM VAN STEUN (27)

 

VORM VAN STEUN

01

Subsidie

02

Steun via financieringsinstrumenten: eigen vermogen of quasi-eigenvermogen

03

Steun via financieringsinstrumenten: lening

04

Steun via financieringsinstrumenten: garantie

05

Steun via financieringsinstrumenten: subsidies bij een actie in het kader van financieringsinstrumenten

06

Prijs

TABEL 3: CODES VOOR DE DIMENSIE TERRITORIAAL UITVOERINGSMECHANISME EN TERRITORIALE FOCUS

 

TERRITORIAAL UITVOERINGSMECHANISME EN TERRITORIALE FOCUS

Geïntegreerde territoriale investering

Geïntegreerde territoriale investering gericht op duurzame stadsontwikkeling

01

Stadswijken

x

02

Steden, dorpen en voorsteden

x

03

Functionele stedelijke gebieden

x

04

Plattelandsgebieden

 

05

Berggebieden

 

06

Eilanden en kustgebieden

 

07

Dunbevolkte gebieden

 

08

Andere types beoogde gebieden

 

Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling

Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling gericht op duurzame stadsontwikkeling

09

Stadswijken

x

10

Steden, dorpen en voorsteden

x

11

Functionele stedelijke gebieden

x

12

Plattelandsgebieden

 

13

Berggebieden

 

14

Eilanden en kustgebieden

 

15

Dunbevolkte gebieden

 

16

Andere types beoogde gebieden

 

Ander type territoriaal instrument

Ander type territoriaal instrument gericht op duurzame stadsontwikkeling

17

Stadswijken

x

18

Steden, dorpen en voorsteden

x

19

Functionele stedelijke gebieden

x

20

Plattelandsgebieden

 

21

Berggebieden

 

22

Eilanden en kustgebieden

 

23

Dunbevolkte gebieden

 

24

Andere types beoogde gebieden

 

Andere benaderingen (28)

25

Stadswijken

26

Steden, dorpen en voorsteden

27

Functionele stedelijke gebieden

28

Plattelandsgebieden

29

Berggebieden

30

Eilanden en kustgebieden

31

Dunbevolkte gebieden

32

Andere types beoogde gebieden

33

Geen territoriale toespitsing

TABEL 4: CODES VOOR DE DIMENSIE ECONOMISCHE ACTIVITEIT

 

01

Land- en bosbouw

02

Visserij

03

Aquacultuur

04

Andere sectoren van de blauwe economie

05

Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken

06

Vervaardiging van textiel en textielproducten

07

Vervaardiging van transportmiddelen

08

Vervaardiging van informaticaproducten en van elektronische en optische producten

09

Andere, niet nader gespecificeerde producerende bedrijfstakken

10

Bouwnijverheid

11

Winning van delfstoffen

12

Elektriciteit, gas, stoom, warm water en airconditioning

13

Watervoorziening; afval- en afvalwaterbeheer en sanering

14

Vervoer en opslag

15

Informatie- en communicatieactiviteiten, met inbegrip van telecommunicatie

16

Groot- en detailhandel

17

Activiteiten op het gebied van toerisme, accommodatie en horeca

18

Financiële activiteiten en verzekeringen

19

Activiteiten in verband met onroerend goed, verhuur en zakelijke dienstverlening

20

Overheid

21

Onderwijs

22

Menselijke gezondheidszorg

23

Maatschappelijke dienstverlening en collectieve, sociale en persoonlijke diensten

24

Activiteiten in verband met het milieu

25

Kunst, entertainment, creatieve bedrijfstakken en recreatie

26

Andere, niet nader genoemde diensten

TABEL 5: CODES VOOR DE DIMENSIE LOCATIE

 

LOCATIE

Code

Locatie

 

Code van de regio of het gebied waar de actie wordt uitgevoerd, zoals vastgelegd in de gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) die is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1059/2003.

TABEL 6: CODES VOOR SECUNDAIRE THEMA'S ESF+

 

SECUNDAIR THEMA ESF+

Coëfficiënt voor de berekening van steun voor klimaatveranderingsdoelstellingen

01

Bijdragen aan groene vaardigheden en banen en de groene economie

100 %

02

Ontwikkeling van digitale vaardigheden en banen

0 %

03

Investeringen in onderzoek en innovatie en slimme specialisatie

0 %

04

Investeringen in kleine en middelgrote bedrijven (kmo's)

0 %

05

Non-discriminatie

0 %

06

Aanpak van kinderarmoede

0 %

07

Capaciteitsopbouw van sociale partners

0 %

08

Bijdragen aan groene vaardigheden en banen en de groene economie

0 %

09

Ontwikkeling van digitale vaardigheden en banen

0 %

10

Investeringen in onderzoek en innovatie en slimme specialisatie (29)

0 %

TABEL 7: CODES VOOR DE GENDERGELIJKHEIDSDIMENSIE ESF+ / EFRO / COHESIEFONDS / JTF

 

Gendergelijkheidsdimensie ESF+/EFRO/Cohesiefonds/JTF

Coëfficiënt voor de berekening van steun voor gendergelijkheid

01

Genderstreefdoelen

100 %

02

Gendermainstreaming

40 %

03

Genderneutraal

0 %

TABEL 8: CODES VOOR DE MACROREGIONALE EN ZEEGEBIEDSTRATEGIEËN

 

MACROREGIONALE EN ZEEGEBIEDSTRATEGIEËN

01

Strategie voor de Adriatische en Ionische regio

02

Strategie voor het Alpengebied

03

Strategie voor het Oostzeegebied

04

Strategie voor het Donaugebied

05

Noordelijke IJszee

06

Strategie voor het Atlantisch gebied

07

Zwarte Zee

08

Middellandse Zee

09

Noordzee

10

Strategie voor het westelijke Middellandse Zeegebied

11

Geen bijdrage aan macroregionale of zeegebiedstrategieën

 

  • (1) 
    Voor de door het JTF ondersteunde specifieke doelstelling "regio's en mensen in staat stellen om te gaan met de sociale, werkgelegenheids-, economische en milieueffecten van de transitie naar de energie- en klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 en een klimaatneutrale economie van de Unie in 2050, op basis van de Overeenkomst van Parijs", mogen interventiegebieden in het kader van alle beleidsdoelstellingen worden gebruikt, op voorwaarde dat zij in overeenstemming zijn met de artikelen 8 en 9 van de JTF-verordening en in overeenstemming zijn met het desbetreffende territoriale plan voor een rechtvaardige transitie. Voor die specifieke doelstelling wordt de coëfficiënt voor de berekening van de steun voor de klimaatveranderingsdoelstellingen voor alle gebruikte interventiegebieden op 100 % vastgesteld.
  • (2) 
    Indien het opgenomen bedrag van een lidstaat ter ondersteuning van de in zijn herstel- en veerkrachtplan opgenomen klimaatdoelstellingen na de toepassing van artikel 18, lid 4, punt e), van Verordening (EU) 2021/241, is verhoogd, wordt in het kader van het cohesiebeleid ook een identieke evenredige verhoging toegepast op de bijdrage van die lidstaat aan de ondersteuning van de klimaatdoelstellingen.
  • (3) 
    De interventiegebieden worden gegroepeerd volgens de beleidsdoelstellingen, maar het gebruik ervan wordt er niet door beperkt. Elk interventiegebied kan onder ongeacht welke beleidsdoelstelling worden gebruikt. Met name voor beleidsdoelstelling 5 mogen, naast de dimensiecodes die in het kader van doelstelling 5 zijn vermeld, alle dimensiecodes van de doelstellingen 1 tot en met 4 worden gekozen.
  • (4) 
    Grote ondernemingen zijn ondernemingen die geen kmo's zijn, inclusief kleine midcap-bedrijven.
  • (5) 
    Als de maatregel tot doel heeft dat er gegevens worden verwerkt of verzameld met het oog op broeikasgasemissiereducties die een bewezen aanzienlijke besparing op de broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus tot gevolg hebben; of als de maatregel vereist dat datacentra zich houden aan de EU-gedragscode inzake energie-efficiëntie in datacentra.
  • (6) 
    Als de maatregel tot doel heeft dat er gegevens worden verwerkt of verzameld met het oog op broeikasgasemissiereducties die een bewezen aanzienlijke besparing op de broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus tot gevolg hebben; of als de maatregel vereist dat datacentra zich houden aan de EU-gedragscode inzake energie-efficiëntie in datacentra.
  • (7) 
    Deze code is beschikbaar voor gebruik indien tijdelijke maatregelen worden uitgevoerd voor het gebruik van het EFRO in reactie op de buitengewone omstandigheden op grond van artikel 5, lid 6, van de EFRO en CF-verordening.
  • (8) 
    Als de maatregel tot doel heeft dat er gegevens worden verwerkt of verzameld met het oog op broeikasgasemissiereducties die een bewezen aanzienlijke besparing op de broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus tot gevolg hebben; of als de maatregel vereist dat datacentra zich houden aan de EU-gedragscode inzake energie-efficiëntie in datacentra.
  • (9) 
    Als de maatregel a) gemiddeld ten minste een middelmatige mate van renovatie tot doel heeft in de zin van Aanbeveling (EU) 2019/786 van de Commissie van 8 mei 2019 betreffende de renovatie van gebouwen (PB L 127 van 16.5.2019, blz. 34), of b) tot doel heeft dat de directe en indirecte uitstoot van broeikasgassen gemiddeld ten minste met 30 % wordt teruggebracht ten opzichte van de uitstoot ex ante.
  • Als de maatregel gemiddeld ten minste een middelmatige mate van renovatie tot doel heeft in de zin van Aanbeveling (EU) 2019/786 van de Commissie. De renovatie van gebouwen omvat tevens infrastructuur in de zin van de interventiegebieden 120 t/m 127.
  • Als de doelstelling van de maatregelen betrekking heeft op de bouw van nieuwe gebouwen met een primaire energievraag die ten minste 20 % lager ligt dan de vereiste voor bijna-energieneutrale gebouwen (nationale richtlijnen). De bouw van nieuwe, energie-efficiënte gebouwen omvat tevens infrastructuur in de zin van de interventiegebieden 120 t/m 127.
  • Als de maatregel a) gemiddeld ten minste een middelmatige mate van renovatie tot doel heeft in de zin van Aanbeveling (EU) 2019/786 van de Commissie, of b) tot doel heeft dat de directe en indirecte uitstoot van broeikasgassen gemiddeld ten minste met 30 % wordt teruggebracht ten opzichte van de uitstoot ex ante. De renovatie van gebouwen omvat tevens infrastructuur in de zin van de interventiegebieden 120 t/m 127.
  • Als de doelstelling van de maatregel betrekking heeft op de productie van elektriciteit of warmte op basis van biomassa, overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).
  • Als de doelstelling van de maatregel betrekking heeft op de productie van elektriciteit of warmte op basis van biomassa, overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001; en als de maatregel een broeikasgasemissiereductie van ten minste 80 % tot doel heeft voor de faciliteit, waarbij biomassa wordt ingezet aan de hand van de methode voor broeikasgasemissiereductie en de relatieve fossiele referentiebrandstof zoals bedoeld in bijlage VI bij Richtlijn (EU) 2018/2001. Als de doelstelling van de maatregel betrekking heeft op de productie van biobrandstoffen op basis van biomassa, voedsel- en voedergewassen uitgezonderd, overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001; en als de maatregel een broeikasgasemissiereductie van ten minste 65 % tot doel heeft voor de faciliteit, waarbij biomassa wordt ingezet aan de hand van de methode voor broeikasgasemissiereductie en de relatieve fossiele referentiebrandstof zoals bedoeld in bijlage V bij Richtlijn (EU) 2018/2001.
  • Dit gebied kan niet worden gebruikt wanneer er steun aan fossiele brandstoffen wordt verstrekt overeenkomstig artikel 7, lid 1, punt h), van de EFRO- en CF-verordening.
  • In het geval van hoogefficiënte warmtekrachtkoppeling, als de maatregel tot doel heeft de emissies tijdens de levenscyclus lager te houden dan 100gCO2e/kWh of warmte/koude te produceren op basis van restwarmte. In het geval van stadsverwarming/-koeling, als de desbetreffende infrastructuur in overeenstemming is met Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1) inzake energie-efficiëntie, of als de bestaande infrastructuur dusdanig wordt vernieuwd dat zij aan de definitie van doeltreffende stadsverwarming/-koeling voldoet, als het project een geavanceerd proefsysteem is (systemen voor controle en energiebeheer, internet der dingen) of als de temperatuur van de stadsverwarming/-koeling blijvend naar beneden kan worden bijgesteld.
  • Als de maatregel tot doel heeft dat het geconstrueerde systeem een gemiddeld energieverbruik van <= 0,5 kWh of een infrastructuurlekkage-index van <= 1,5 heeft, en dat het gemiddelde energieverbruik of de lekkage door de renovatie met meer dan 20 % is afgenomen.
  • Indien de maatregel voor het geconstrueerde front-to-end waterzuiveringssysteem tot doel heeft dat het netto-energieverbruik tot nul wordt teruggebracht of dat het gemiddelde energieverbruik na vernieuwing van het front-to-end waterzuiveringssysteem met ten minste 10 % afneemt (uitsluitend vanwege energie-efficiëntiemaatregelen en niet vanwege wijzigingen van materialen of capaciteit).
  • Als de maatregel tot doel heeft ten minste 50 % van het behandelde, gescheiden ingezamelde ongevaarlijke afval (qua gewicht) te verwerken tot secundaire grondstoffen.
  • Als de maatregel tot doel heeft van industrieterreinen en verontreinigde grond natuurlijke koolstofputten te maken.
  • Met infrastructuur voor schoon stadsvervoer wordt infrastructuur bedoeld waarmee verkeer van emissievrij rollend materieel mogelijk wordt gemaakt.
  • Met rollend materieel voor schoon stadsvervoer wordt emissievrij rollend materieel bedoeld.
  • Als de doelstelling van de maatregel in overeenstemming is met Richtlijn (EU) 2018/2001.
  • Voor wat betreft de interventiegebieden 087 tot en met 091 kunnen de interventiegebieden 081, 082 en 086 worden gebruikt voor de aspecten van de maatregelen die verband houden met interventie op het gebied van alternatieve brandstoffen, met inbegrip van het opladen van elektrische voertuigen of openbaar vervoer.
  • Als de doelstelling van de maatregel betrekking heeft op elektrische baanapparatuur en aanverwante subsystemen, als er elektrificatieplannen zijn of als deze binnen tien jaar kunnen worden ingezet voor treinen zonder uitlaatemissies.
  • Eveneens van toepassing op bimodale treinen.
  • Deze tabel is van toepassing op het EFMZVA voor de toepassing van tabel 12 in bijlage VII.
  • Andere benaderingen gekozen in het kader van andere beleidsdoelstellingen dan beleidsdoelstelling 5 en niet in de vorm van een geïntegreerde territoriale investering of een vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling.
  • Evenals in hun nationale hervormingsprogramma's, en in de relevante, overeenkomstig de artikelen 121, lid 2, en 148, lid 4, VWEU aangenomen, landspecifieke aanbevelingen.
 

BIJLAGE II

MODEL VOOR DE PARTNERSCHAPSOVEREENKOMST – ARTIKEL 10, LID 6 (1)

Referentie: artikel 10, lid 5, van Verordening (EU) 2021/1060 (GB-verordening). De motiveringen en tekstvelden onder de punten 1-10 van deze bijlage bedragen maximaal 35 bladzijden, waarbij één bladzijde gemiddeld 3 000 tekens zonder spaties bevat.

 

CCI

[15] (2)

Titel

[255]

Versie

 

Beginjaar

[4]

Eindjaar

[4]

Nummer Commissiebesluit

 

Datum Commissiebesluit

 
  • 1. 
    Selectie van beleidsdoelstellingen en de specifieke doelstelling van het JTF

Referentie: artikel 11, lid 1, punt a), van de GB-verordening

Tabel 1: Selectie van beleidsdoelstellingen en specifieke doelstellingen van het JTF met motivering

 

Geselecteerde doelstelling

Programma

Fonds

Motivering voor de selectie van een beleidsdoelstelling of specifieke doelstelling van het JTF

     

[3 500 per doelstelling]

  • 2. 
    Beleidskeuzes, coördinatie en complementariteit (3)

Referentie: artikel 11, lid 1, punt b), i), ii) en iii), van de GB-verordening

Een samenvatting van de beleidskeuzes en de belangrijkste resultaten die voor elk van de onder de partnerschapsovereenkomst vallende fondsen worden verwacht – artikel 11, lid 1, punt b), i), van de GB-verordening

 

Tekstveld

Coördinatie, afbakening en complementariteit tussen de fondsen en, in voorkomend geval, coördinatie tussen nationale en regionale programma's – artikel 11, lid 1, punt b), ii), van de GB-verordening

 

Tekstveld

Complementariteit en synergieën tussen de fondsen die onder de partnerschapsovereenkomst vallen, het AMIF, het ISF, het BMVI en andere instrumenten van de Unie – artikel 11, lid 1, punt b), iii), van de GB-verordening

 

Tekstveld

  • 3. 
    Bijdrage aan de begrotingsgarantie in het kader van InvestEU met motivering (4)

Referentie: artikel 11, lid 1, punt g), en artikel 14 van de GB-verordening

Tabel 2A: Bijdrage aan InvestEU (uitsplitsing per jaar)

 

Bijdrage van

Bijdrage aan

Uitsplitsing per jaar

Fonds

Regiocategorie

InvestEU-venster(s)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

EFRO

Meer ontwikkeld

                 

Overgang

                 

Minder ontwikkeld

                 

ESF+

Meer ontwikkeld

                 

Overgang

                 

Minder ontwikkeld

                 

Cohesiefonds

n.v.t.

                 

EFMZVA

n.v.t.

                 

Tabel 2B: Bijdrage aan InvestEU (samenvatting)

 
 

Regiocategorie

Venster 1 Duurzame infrastructuur

Venster 2 Onderzoek, innovatie en digitalisering

Venster 3 Kmo's

Venster 4

Sociale investeringen en vaardigheden

Totaal

   

a)

b)

c)

d)

f = a)+b)+c)+d)

EFRO

Meer ontwikkeld

         

Minder ontwikkeld

         

Overgang

         

ESF+

Meer ontwikkeld

         

Minder ontwikkeld

         

Overgang

         

Cohesiefonds

           

EFMZVA

           

Totaal

           
 

Tekstveld [3 500] (motivering, rekening houdend met de wijze waarop deze bedragen bijdragen tot de verwezenlijking van de in de partnerschapsovereenkomst geselecteerde beleidsdoelstellingen overeenkomstig artikel 10, lid 1, van de InvestEU-verordening)

  • 4. 
    Overdrachten (5)
 

De lidstaat verzoekt om een

overdracht tussen regiocategorieën

overdracht naar instrumenten in direct of indirect beheer

 

overdracht tussen het EFRO, ESF+ en het Cohesiefonds of naar een ander fonds of andere fondsen

 

overdracht van middelen uit het EFRO en het ESF+ als aanvullende steun voor het JTF

 

overdrachten van Europese territoriale samenwerking naar Investeren in groei en werkgelegenheid

4.1.   Overdracht tussen regiocategorieën

Referentie: artikel 11, lid 1, punt e), en artikel 111 van de GB-verordening

Tabel 3A: Overdrachten tussen regiocategorieën (uitsplitsing per jaar)

 

Overgedragen van:

Overgedragen aan:

Uitsplitsing per jaar

Regiocategorie

Regiocategorie

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

Meer ontwikkeld

Meer ontwikkeld/

Overgang/

Minder ontwikkeld

               

Overgang

               

Minder ontwikkeld

               

Tabel 3B. Overdracht tussen regiocategorieën (samenvatting)

 

Regiocategorie

Toewijzing per regiocategorie

Overgedragen aan:

Overgedragen bedrag

Overgedragen deel van de initiële toewijzing

Toewijzing per regiocategorie na de overdracht

Minder ontwikkeld

 

Meer ontwikkeld

     

Overgang

     

Meer ontwikkeld

 

Overgang

     

Minder ontwikkeld

     

Overgang

 

Meer ontwikkeld

     

Minder ontwikkeld

     
 

Tekstveld [3 500] (motivering)

4.2.   Overdrachten naar instrumenten in direct of indirect beheer

Referentie: artikel 26, lid 1, van de GB-verordening

Tabel 4A: Overdrachten naar instrumenten in direct of indirect beheer indien in de basishandeling in die mogelijkheid is voorzien (*1) (uitsplitsing per jaar)

 

Overgedragen van:

Overgedragen aan:

Uitsplitsing per jaar

Fonds

Regiocategorie

Instrument

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

EFRO

Meer ontwikkeld

                 

Overgang

                 

Minder ontwikkeld

                 

ESF+

Meer ontwikkeld

                 

Overgang

                 

Minder ontwikkeld

                 

Cohesiefonds

n.v.t.

                 

EFMZVA

n.v.t.

                 

Tabel 4B: Overdrachten naar instrumenten in direct of indirect beheer indien in de basishandeling in die mogelijkheid is voorzien (*2) (samenvatting)

 

Fonds

Regiocategorie

Instrument 1

Instrument 2

Instrument 3

Instrument 4

Instrument 5

Totaal

EFRO

Meer ontwikkeld

           

Overgang

           

Minder ontwikkeld

           

ESF+

Meer ontwikkeld

           

Overgang

           

Minder ontwikkeld

           

Cohesiefonds

             

EFMZVA

             

Totaal

             
 

Tekstveld [3 500] (motivering)

4.3.   Overdrachten tussen het EFRO, ESF+ en het Cohesiefonds of naar een ander fonds of andere fondsen

Referentie: artikel 26, lid 1, van de GB-verordening

Tabel 5A: Overdrachten tussen EFRO, ESF + en Cohesiefonds en naar andere fondsen (*3) (uitsplitsing per jaar)

 

Overgedragen van

Overgedragen naar

Uitsplitsing per jaar

Fonds

Regiocategorie

Fonds

Regiocategorie (in voorkomend geval)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

EFRO

Meer ontwikkeld

EFRO, ESF+ of Cohesiefonds, EFMZVA, AMIF, ISF, BMVI

                 

Overgang

                 

Minder ontwikkeld

                 

ESF+

Meer ontwikkeld

                 

Overgang

                 

Minder ontwikkeld

                 

Cohesiefonds

n.v.t.

                 

EFMZVA

n.v.t.

                 

Tabel 5B: Overdrachten tussen het EFRO, ESF+ en het Cohesiefonds of naar een ander fonds of andere fondsen (samenvatting) (*4)

 

Overgedragen aan/Overgedragen van

EFRO

ESF+

Cohesiefonds

EFMZVA

AMIF

ISF

BMVI

Totaal

Meer ontwikkeld

Overgang

Minder ontwikkeld

Meer ontwikkeld

Overgang

Minder ontwikkeld

EFRO

Meer ontwikkeld

                       

Overgang

                       

Minder ontwikkeld

                       

ESF+

Meer ontwikkeld

                       

Overgang

                       

Minder ontwikkeld

                       

Cohesiefonds

                         

EFMZVA

                         

Totaal

                         
 

Tekstveld [3 500] (motivering)

4.4.   Overdracht van middelen uit het EFRO en het ESF+ als aanvullende steun voor het JTF, met motivering (6)

Referentie: artikel 27 van de GB-verordening

Tabel 6A: Overdracht van middelen uit het EFRO en het ESF+ als aanvullende steun voor het JTF (uitsplitsing per jaar)

 

Fonds

Regiocategorie

Fonds

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

EFRO

Meer ontwikkeld

JTF (*5)

               

Overgang

               

Minder ontwikkeld

               

ESF+

Meer ontwikkeld

JTF

               

Overgang

               

Minder ontwikkeld

               

Tabel 6B: Overdracht van middelen uit het EFRO en het ESF+ als aanvullende steun voor het JTF (samenvatting)

 
 

toewijzing uit hoofde van artikel 3 van de JTF-verordening voorafgaand aan overdrachten

 

Overdrachten aan het JTF naar het grondgebied in (*6):

Overdracht (aanvullende steun) per regiocategorie van:

 

EFRO

Meer ontwikkeld

 

Overgang

 

Minder ontwikkeld

 

ESF+

Meer ontwikkeld

 

Overgang

 

Minder ontwikkeld

 

Totaal

Meer ontwikkeld

 
 

Overgang

 
 

Minder ontwikkeld

 
 

Tekstveld [3 500] (motivering)

4.5.   Overdrachten van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" (Interreg) naar de doelstelling "Investeren in werkgelegenheid en groei"

Referentie: artikel 111, lid 3, van de GB-verordening.

Tabel 7: Overdrachten van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" (Interreg) naar de doelstelling "Investeren in werkgelegenheid en groei"

 

Overdracht van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" (Interreg)

 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

Grensoverschrijdend

               

Transnationaal

               

Ultraperifeer

               

Overdracht naar de doelstelling "Investeren in werkgelegenheid en groei"

Fonds

Regiocategorie

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

EFRO

Meer ontwikkeld

               
 

Overgang

               
 

Minder ontwikkeld

               

ESF+

Meer ontwikkeld

               

Overgang

               

Minder ontwikkeld

               

JTF

n.v.t.

               

Cohesiefonds

n.v.t.

               
 

Tekstveld [3 500] (motivering)

  • 5. 
    De vorm van de Uniebijdrage voor technische bijstand

Referentie: artikel 11, lid 1, punt f), van de GB-verordening

 

De keuze van de vorm van de Uniebijdrage voor technische bijstand

Technische bijstand overeenkomstig artikel 36, lid 4 (*7)

Technische bijstand overeenkomstig artikel 36, lid 5 (*8)

 

Tekstveld [3 500] (motivering)

  • 6. 
    Thematische concentratie

6.1.

Referentie: artikel 4, lid 3, van de EFRO- en CF-verordening

 

De lidstaat besluit om:

aan de thematische concentratie te voldoen op nationaal niveau

aan de thematische concentratie te voldoen op het niveau van de regiocategorieën

rekening te houden met middelen uit het Cohesiefonds ten behoeve van de thematische concentratie

6.2.

Referentie: artikel 11, lid 1, punt c), van de GB-verordening en artikel 7 van de ESF+-verordening

 

De lidstaat voldoet aan de vereisten inzake thematische concentratie

… % sociale inclusie

Geprogrammeerd in het kader van specifieke doelstellingen h) - l) van artikel 4 van de ESF+-verordening

Geplande ESF+- programma's

1

2

… % steun voor de meest behoeftigen

Geprogrammeerd in het kader van specifieke doelstellingen m) en, in naar behoren gemotiveerde gevallen, l) van artikel 4 van de ESF+-verordening

Geplande ESF+- programma's

1

2

… % steun voor jeugdwerkgelegenheid

Geprogrammeerd in het kader van specifieke doelstellingen a), f) en l) van artikel 4 van de ESF+-verordening

Geplande ESF+- programma's

1

2

 

… % steun voor de bestrijding van kinderarmoede

Geprogrammeerd in het kader van specifieke doelstellingen f), h) - l) van artikel 4 van de ESF+-verordening

Geplande ESF+- programma's

1

2

… % capaciteitsopbouw sociale partners en ngo's

Geprogrammeerd voor alle specifieke doelstellingen, behalve m), van artikel 4 van de ESF+-verordening

Geplande ESF+- programma's

1

2

  • 7. 
    De voorlopige financiële toewijzing uit elk van de onder de partnerschapsovereenkomst vallende fondsen per beleidsdoelstelling, specifieke doelstelling van het JTF en technische bijstand, op nationaal en, in voorkomend geval, op regionaal niveau

Referentie: artikel 11, lid 1, punt c), van de GB-verordening

Tabel 8: Voorlopige financiële toewijzing uit het EFRO, het Cohesiefonds, het JTF, het ESF+, het EFMZVA per beleidsdoelstelling, specifieke doelstelling van het JTF en technische bijstand (*9)

 

Beleidsdoelstellingen, specifieke doelstelling van het JTF of technische bijstand

EFRO

Toewijzing Cohesiefonds op nationaal niveau

JTF (*10)

ESF+

Toewijzing EFMZVA op nationaal niveau

Totaal

Toewijzing op nationaal niveau

Regiocategorie

Toewijzing per regiocategorie

Toewijzing op nationaal niveau

Middelen uit hoofde van artikel 3 van de JTF-verordening

Middelen uit hoofde van artikel 4 van de JTF-verordening

Toewijzing op nationaal niveau

Regiocategorie

Toewijzing per regiocategorie

   

Beleidsdoelstelling 1

 

Meer ontwikkeld

           

Meer ontwikkeld

     

Overgang

       

Overgang

 

Minder ontwikkeld

       

Minder ontwikkeld

 

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

       

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

 

Beleidsdoelstelling 2

 

Meer ontwikkeld

           

Meer ontwikkeld

     

Overgang

       

Overgang

 

Minder ontwikkeld

       

Minder ontwikkeld

 

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

       

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

 

Beleidsdoelstelling 3

 

Meer ontwikkeld

           

Meer ontwikkeld

     

Overgang

       

Overgang

 

Minder ontwikkeld

       

Minder ontwikkeld

 

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

       

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

 

Beleidsdoelstelling 4

 

Meer ontwikkeld

           

Meer ontwikkeld

     

Overgang

       

Overgang

 

Minder ontwikkeld

       

Minder ontwikkeld

 

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

       

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

 

Beleidsdoelstelling 5

 

Meer ontwikkeld

           

Meer ontwikkeld

     

Overgang

       

Overgang

 

Minder ontwikkeld

       

Minder ontwikkeld

 

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

       

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

 

Specifieke JTF-doelstelling

               

Technische bijstand overeenkomstig artikel 36, lid 4, van de GB-verordening (indien van toepassing)

 

Meer ontwikkeld

           

Meer ontwikkeld

     

Overgang

 

Overgang

 

Minder ontwikkeld

 

Minder ontwikkeld

 

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

 

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

 

Technische bijstand overeenkomstig artikel 36, lid 5, van de GB-verordening (indien van toepassing)

 

Meer ontwikkeld

           

Meer ontwikkeld

     

Overgang

 

Overgang

 

Minder ontwikkeld

 

Minder ontwikkeld

 

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

 

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

 

Technische bijstand overeenkomstig artikel 37 van de GB-verordening (indien van toepassing)

 

Meer ontwikkeld

           

Meer ontwikkeld

     

Overgang

 

Overgang

 

Minder ontwikkeld

 

Minder ontwikkeld

 

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

 

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

 

Totaal

 

Meer ontwikkeld

           

Meer ontwikkeld

     

Overgang

       

Overgang

 

Minder ontwikkeld

       

Minder ontwikkeld

 

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

       

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

 

Middelen uit hoofde van artikel 7 van de JTF-verordening die verband houden met middelen uit hoofde van artikel 3 van de JTF-verordening

                       

Middelen uit hoofde van artikel 7 van de JTF-verordening die verband houden met middelen uit hoofde van artikel 4 van de JTF-verordening

                       

Totaal

                       
 

Tekstveld [3 500] (motivering)

  • 8. 
    Lijst van geplande programma's in het kader van de onder de partnerschapsovereenkomst vallende fondsen met de respectieve voorlopige financiële toewijzingen per fonds en de overeenkomstige nationale bijdrage per regiocategorie

Referentie: artikel 11, lid 1, punt h), en artikel 110 van de GB-verordening

Tabel 9A: Lijst van geplande programma's (7) met voorlopige financiële toewijzingen (*11)

 

Titel [255]

Fonds

Regiocategorie

Uniebijdrage

Nationale bijdrage

Totaal

Programma (*12) 1

EFRO

Meer ontwikkeld

     

Overgang

     

Minder ontwikkeld

     

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

     

Programma 2

Cohesiefonds

n.v.t.

     

Programma 3

ESF+

Meer ontwikkeld

     

Overgang

     

Minder ontwikkeld

     

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

     

Programma 4

JTF-toewijzing (artikel 3 van de JTF-verordening)

n.v.t.

     

JTF-toewijzing (artikel 4 van de JTF-verordening)

n.v.t.

     

Totaal

EFRO, Cohesiefonds, JTF, ESF+

n.v.t.

     

Programma 5

EFMZVA

n.v.t.

     
           

Tabel 9B. Lijst van geplande programma's (8) met voorlopige financiële toewijzingen (*13)

 

Titel [255]

Fonds

Regiocategorie

Uniebijdrage

Nationale bijdrage

Totaal

Uniebijdrage zonder technische bijstand overeenkomstig artikel 36, lid 5, van de GB-verordening

Uniebijdrage voor technische bijstand overeenkomstig artikel 36, lid 5, van de GB-verordening

   

Programma (*14) 1

EFRO

Meer ontwikkeld

       

Overgang

       

Minder ontwikkeld

       

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

       

Programma 2

Cohesiefonds

n.v.t.

       

Programma 3

ESF+

Meer ontwikkeld

       

Overgang

       

Minder ontwikkeld

       

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

       

Programma 4

JTF-toewijzing (artikel 3 van de JTF-verordening)

n.v.t.

       

JTF-toewijzing (artikel 4 van de JTF-verordening)

n.v.t.

       

Totaal

EFRO, Cohesiefonds, ESF+, JTF

         

Programma 5

EFMZVA

n.v.t.

       

Totaal

Alle fondsen

         

Referentie: artikel 11 van de GB-verordening

Tabel 10: Lijst van geplande Interreg-programma's

 

Programma 1

Titel 1 [255]

Programma 2

Titel 1 [255]

  • 9. 
    Een samenvatting van de geplande acties om de administratieve capaciteit voor het inzetten van de onder de partnerschapsovereenkomst vallende fondsen te versterken

Referentie: artikel 11, lid 1, punt i), van de GB-verordening

 

Tekstveld [4 500]

  • 10. 
    Een geïntegreerde benadering om de demografische uitdagingen van regio's en gebieden het hoofd te bieden en/of te voorzien in hun specifieke behoeften (indien van toepassing)

Referentie: Artikel 11, lid 1, punt j), van de GB-verordening en artikel 10 van de EFRO- en CF-verordening

 

Tekstveld [3 500]

  • 11. 
    Een samenvatting van de beoordeling van de vraag of aan de in artikel 15 en bijlagen III en IV vermelde relevante randvoorwaarden is voldaan (optioneel)

Referentie: artikel 11 van de GB-verordening

Tabel 11: Randvoorwaarden

 

Randvoorwaarde

Fonds

Geselecteerde specifieke doelstelling

(n.v.t. op het EFMZVA)

Samenvatting van de beoordeling

     

[1 000 ]

  • 12. 
    Voorlopig streefcijfer voor klimaatbijdragen

Referentie: artikel 6, lid 2, en artikel 11, lid 1, punt d), van de GB-verordening

 

Fonds

Voorlopige klimaatbijdrage (9)

EFRO

 

Cohesiefonds

 
 

  • (1) 
    Wat het EFRO betreft, is alleen tabel 2 van punt 8 van belang voor de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" (Interreg), terwijl alle informatie in de overige punten en tabellen alleen betrekking heeft op de doelstelling "Investeren in werkgelegenheid en groei".
  • (2) 
    De cijfers tussen vierkante haken geven het aantal tekens aan, spaties niet meegerekend.
  • (3) 
    De totale lengte van de tekst die wordt ingevuld in de drie bovengenoemde tekstvelden moet tussen 10 000 en 30 000 tekens bedragen.
  • (4) 
    De bijdragen hebben geen invloed op de jaarlijkse verdeling van de financiële middelen op MFK-niveau voor een lidstaat.
  • (5) 
    Overdrachten hebben geen invloed op de jaarlijkse verdeling van de financiële middelen op MFK-niveau voor een lidstaat.

(*1)  Overdrachten kunnen worden gedaan naar een ander instrument in direct of indirect beheer, indien in de basishandeling in die mogelijkheid is voorzien. Nummer en namen van de relevante instrumenten van de Unie zullen dienovereenkomstig worden gespecificeerd.

(*2)  Overdrachten kunnen worden gedaan naar een ander instrument in direct of indirect beheer, indien in de basishandeling in die mogelijkheid is voorzien. Nummer en namen van de relevante instrumenten van de Unie zullen dienovereenkomstig worden gespecificeerd.

(*3)  Overdrachten tussen het EFRO en ESF+ kunnen alleen binnen dezelfde regiocategorie plaatsvinden.

(*4)  Overdracht naar andere programma's. Overdrachten tussen het EFRO en ESF+ kunnen alleen binnen dezelfde regiocategorie plaatsvinden.

  • (6) 
    Deze overdracht is voorlopig. De overdracht moet bevestigd of gecorrigeerd worden bij de eerste vaststelling van een programma met JTF-toewijzing, zoals vermeld in bijlage V.

(*5)  JTF-middelen moeten worden aangevuld met middelen uit het EFRO of het ESF+ van de regiocategorie waarin het betrokken gebied zich bevindt.

(*6)  JTF-middelen moeten worden aangevuld met middelen uit het EFRO of het ESF+ van de regiocategorie waarin het betrokken gebied zich bevindt.

(*7)  Bij deze keuze moet tabel 1 van punt 8 worden ingevuld.

(*8)  Bij deze keuze moet tabel 2 van punt 8 worden ingevuld.

(*9)  Het bedrag moet de flexibiliteitsbedragen omvatten overeenkomstig artikel 18 van de GB-verordening, die voorlopig zijn toegewezen. De daadwerkelijke toewijzing van de flexibiliteitsbedragen zal pas bij de tussentijdse evaluatie worden bevestigd.

(*10)  JTF-bedragen na de geplande aanvullende steun uit het EFRO en het ESF+.

(*11)  Het bedrag moet de flexibiliteitsbedragen omvatten overeenkomstig artikel 18 van de GB-verordening, die voorlopig zijn toegewezen. De daadwerkelijke toewijzing van de flexibiliteitsbedragen zal pas bij de tussentijdse evaluatie worden bevestigd.

(*12)  De programma's kunnen in overeenstemming met artikel 25, lid 1, van de GB-verordening door fondsen gezamenlijk worden gesteund (zoals prioriteiten ook steun uit een of meerdere fondsen kunnen gebruiken in overeenstemming met artikel 22, lid 2, van de GB-verordening). Wanneer het JTF bijdraagt aan een programma, moet de JTF-toewijzing aanvullende overdrachten omvatten en worden uitgesplitst zodat de bedragen die worden vermeld in overeenstemming zijn met de artikelen 3 en 4 van de JTF-verordening.

  • (7) 
    Indien is gekozen voor technische bijstand overeenkomstig artikel 36, lid 4, van de GB-verordening.

(*13)  Het bedrag moet de flexibiliteitsbedragen omvatten overeenkomstig artikel 18 van de GB-verordening, die voorlopig zijn toegewezen. De daadwerkelijke toewijzing van de flexibiliteitsbedragen zal pas bij de tussentijdse evaluatie worden bevestigd.

(*14)  De programma's kunnen in overeenstemming met artikel 25, lid 1, van de GB-verordening door fondsen gezamenlijk worden gesteund (zoals prioriteiten ook steun uit een of meerdere fondsen kunnen gebruiken in overeenstemming met artikel 22, lid 2, van de GB-verordening). Wanneer het JTF bijdraagt aan een programma, moet de JTF-toewijzing aanvullende overdrachten omvatten en worden uitgesplitst zodat de bedragen die worden vermeld in overeenstemming zijn met de artikelen 3 en 4 van de JTF-verordening.

  • (8) 
    Indien is gekozen voor technische bijstand overeenkomstig artikel 36, lid 5, van de GB-verordening.
  • (9) 
    Betrekking hebbend op informatie die is opgenomen of moet worden opgenomen in de programma's als het resultaat van de interventietypes en de indicatieve financiële verdeling overeenkomstig artikel 22, lid 3, punt d), viii).
 

BIJLAGE III

HORIZONTALE RANDVOORWAARDEN – ARTIKEL 15, LID 1

 

Van toepassing op alle specifieke doelstellingen

Naam randvoorwaarden

Nalevingscriteria

Doeltreffende monitoringmechanismen van de markt voor overheidsopdrachten

Overeenkomstig de Uniewetgeving inzake aanbestedingen bestaan er monitoringmechanismen voor alle overheidsopdrachten en de aanbesteding ervan in het kader van de fondsen Dit vereiste omvat:

 

1.

Regelingen om ervoor te zorgen dat er doeltreffende en betrouwbare gegevens worden vergaard over procedures voor overheidsopdrachten boven de drempels van de Unie overeenkomstig de rapportageverplichtingen van de artikelen 83 en 84 van Richtlijn 2014/24/EU en de artikelen 99 en 100 van Richtlijn 2014/25/EU.

 

2.

Regelingen om ervoor te zorgen dat de gegevens betrekking hebben op ten minste de volgende elementen:

 

a)

kwaliteit en intensiteit van de concurrentie: naam van de winnende inschrijver, aantal initiële inschrijvers en waarde van de overeenkomst;

 

b)

informatie over de definitieve prijs na voltooiing en over de deelname van kmo's als directe inschrijvers, indien de nationale systemen die informatie verstrekken.

 

3.

Regelingen om te zorgen voor monitoring en analyse van de gegevens door de bevoegde nationale autoriteiten overeenkomstig artikel 83, lid 2, van Richtlijn 2014/24/EU en artikel 99, lid 2, van Richtlijn 2014/25/EU.

 

4.

Regelingen om de resultaten van de analyse publiek beschikbaar te stellen overeenkomstig artikel 83, lid 3, van Richtlijn 2014/24/EU en artikel 99, lid 3, van Richtlijn 2014/25/EU.

 

5.

Regelingen om ervoor te zorgen dat alle informatie die wijst op vermoedelijke situaties van inschrijvingsvervalsing wordt gemeld aan de bevoegde nationale organen overeenkomstig artikel 83, lid 2, van Richtlijn 2014/24/EU en artikel 99, lid 2, van Richtlijn 2014/25/EU.

Instrumenten en capaciteit voor de effectieve toepassing van de staatssteunregels

De beheerautoriteiten hebben de instrumenten en de capaciteit om de naleving van de staatssteunregels te controleren:

 

1.

met betrekking tot ondernemingen in moeilijkheden en ondernemingen die aan een terugvorderingsverplichting zijn onderworpen;

 

2.

door toegang tot deskundig advies en richtsnoeren inzake staatssteun die worden verstrekt door deskundigen van lokale of nationale instanties.

Doeltreffende toepassing en uitvoering van het Handvest van de grondrechten

Er is voorzien in doeltreffende mechanismen om de naleving van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het “Handvest”) te waarborgen, waaronder:

 

1.

regelingen om ervoor te zorgen dat de door de fondsen gesteunde programma's en de uitvoering daarvan conform zijn met de relevante bepalingen van het Handvest;

 

2.

regelingen voor rapportage aan het monitoringcomité over gevallen van door de fondsen gesteunde acties die niet conform zijn met het Handvest en klachten met betrekking tot het Handvest die zijn ingediend volgens de overeenkomstig artikel 69, lid 7, ingestelde regelingen.

Uitvoering en toepassing van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (UNCRPD) in overeenstemming met Besluit 2010/48/EG van de Raad (1)

Er is voorzien in een nationaal kader voor de uitvoering van het UNCRPD, met onder meer:

 

1.

meetbare doelstellingen, gegevensverzameling en monitoringmechanismen;

 

2.

regelingen om ervoor te zorgen dat het beleid, de wetgeving en de normen inzake toegankelijkheid naar behoren tot uiting komen in de voorbereiding en de uitvoering van de programma's;

 

3.

regelingen voor rapportage aan het monitoringcomité over gevallen van door de fondsen gesteunde acties die niet conform zijn met het UNCRPD en klachten met betrekking tot het UNCRPD die zijn ingediend volgens de overeenkomstig artikel 69, lid 7, ingestelde regelingen.

 

  • (1) 
    Besluit van de Raad van 26 november 2009 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (PB L 23 van 27.1.2010, blz. 35).
 

BIJLAGE IV

THEMATISCHE RANDVOORWAARDEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP HET EFRO, HET ESF+ EN HET COHESIEFONDS – ARTIKEL 15, LID 1

 

Beleidsdoelstelling

Specifieke doelstelling

Naam randvoorwaarde

Criteria voor de vervulling van de randvoorwaarde

1.

Een competitiever en slimmer Europa door bevordering van een innovatieve en slimme economische transformatie en regionale ICT-connectiviteit

EFRO:

 
 

ontwikkelen en versterken van de onderzoeks- en innovatiecapaciteit en invoeren van geavanceerde technologieën;

 
 

ontwikkelen van vaardigheden voor slimme specialisatie, industriële transitie en ondernemerschap

1.1.

Goede governance van de nationale of regionale strategie voor slimme specialisatie

Een strategie of strategieën voor slimme specialisatie wordt/worden ondersteund door:

 

1.

actuele analyse van problemen met de verspreiding van innovatie en met digitalisering;

 

2.

bestaan van bevoegde regionale of nationale instelling of instantie belast met het beheer van de strategie voor slimme specialisatie;

 

3.

instrumenten voor monitoring en evaluatie om de voortgang te meten in de richting van de doelstellingen van de strategie;

 

4.

functioneren van de samenwerking tussen belanghebbenden ("ondernemingsgezind ontdekkingsproces");

 

5.

acties die nodig zijn voor de verbetering van de nationale of regionale onderzoeks- en innovatiesystemen, waar passend;

 

6.

waar relevant, acties om de industriële transitie te steunen;

 

7.

maatregelen met het oog op betere samenwerking met partners buiten een bepaalde lidstaat in prioritaire gebieden die worden gesteund door de strategie voor slimme specialisatie.

EFRO:

verbetering van de digitale connectiviteit

1.2.

Nationaal of regionaal breedbandplan

Er is voorzien in een nationaal of regionaal breedbandplan met de volgende elementen:

 

1.

een beoordeling van de investeringskloof die moet worden gedicht om ervoor te zorgen dat alle burgers van de Unie toegang hebben tot netwerken met zeer hoge capaciteit (1), op basis van:

 

a)

een recente inventarisatie (2) van de bestaande particuliere en openbare infrastructuur en de kwaliteit van de dienstverlening op basis van standaardindicatoren voor breedbandinventarisatie;

 

b)

een raadpleging over geplande investeringen conform de staatssteunverplichtingen;

 

2.

de motivering van de geplande openbare interventie op basis van duurzame investeringsmodellen die:

 

a)

de betaalbaarheid en toegang tot open, hoogwaardige en toekomstbestendige infrastructuur en diensten verbeteren;

 

b)

de vormen van financiële bijstand aanpassen aan de vastgestelde tekortkomingen van de markt;

 

c)

een complementair gebruik van verschillende vormen van financiering uit Uniebronnen, nationale bronnen of regionale bronnen mogelijk maken.

 

3.

maatregelen om de vraag te stimuleren, alsook het gebruik van netwerken met zeer hoge capaciteit, met inbegrip van acties om de uitrol ervan te vergemakkelijken, met name door Richtlijn 2014/61/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) doeltreffend uit te voeren;

 

4.

mechanismen voor technische bijstand en deskundig advies, zoals een adviesbureau voor breedband, om de capaciteiten van de lokale belanghebbenden te versterken en projectpromotoren te adviseren;

 

5.

een monitoringmechanisme op basis van standaardindicatoren voor breedbandinventarisatie.

2.

Een groenere, koolstofarme transitie naar een koolstofneutrale economie en een veerkrachtig Europa door de bevordering van een schone en rechtvaardige energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, klimaatmitigatie en -adaptatie, risicopreventie en risicobeheersing, en duurzame stedelijke mobiliteit

EFRO en Cohesiefonds:

bevorderen van energie-efficiëntie en verminderen van de uitstoot van broeikasgassen

2.1.

Strategisch beleidskader ter ondersteuning van op energie-efficiëntie gerichte renovatie van residentiële en niet-residentiële gebouwen

1.

Er is een nationale langetermijnrenovatiestrategie vastgesteld ter ondersteuning van de renovatie van het nationale bestand van residentiële en niet-residentiële gebouwen, in overeenstemming met de eisen van Richtlijn (EU) 2018/844 van het Europees Parlement en de Raad (4). Deze strategie:

 

a)

bevat indicatieve mijlpalen voor 2030, 2040 en 2050;

 

b)

biedt een indicatief overzicht van financiële middelen voor de uitvoering van de strategie;

 

c)

bevat definities van doeltreffende mechanismen voor de bevordering van investeringen in de renovatie van gebouwen.

 

2.

Maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie om de vereiste energiebesparingen te verwezenlijken.

 

EFRO en Cohesiefonds:

 
 

bevorderen van energie-efficiëntie en verminderen van de uitstoot van broeikasgassen

 
 

het bevorderen van hernieuwbare energie overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (5), met inbegrip van de daarin vastgelegde duurzaamheidscriteria

2.2.

Governance van de energiesector

Overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2018/1999 en in overeenstemming met de doelstellingen inzake broeikasgasemissiereductie op lange termijn in het kader van de Overeenkomst van Parijs wordt de Commissie in kennis gesteld van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan, met onder meer:

 

1.

alle verplichte elementen van het model in bijlage I bij Verordening (EU) 2018/1999;

 

2.

een overzicht van de geplande financiële middelen en mechanismen voor maatregelen ter bevordering van koolstofarme energie.

 

EFRO en Cohesiefonds:

het bevorderen van hernieuwbare energie overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001, met inbegrip van de daarin vastgelegde duurzaamheidscriteria

2.3.

Doeltreffende bevordering van het gebruik van hernieuwbare energie in alle sectoren en in de hele Unie

Er is voorzien in maatregelen om te zorgen voor:

 

1.

het naleven van het bindende nationale streefcijfer voor hernieuwbare energie voor 2020 en handhaving van dit aandeel hernieuwbare energie als referentieaandeel tot 2030, of de vaststelling van extra maatregelen indien het referentieaandeel gedurende een periode van een jaar niet wordt gehandhaafd overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001 en Verordening (EU) 2018/1999;

 

2.

een toename van het aandeel hernieuwbare energie in de verwarmings- en koelingssector conform artikel 23 van Richtlijn (EU) 2018/2001, zulks overeenkomstig de vereisten van Richtlijn (EU) 2018/2001 en Verordening (EU) 2018/1999.

 

EFRO en Cohesiefonds:

het bevorderen van aanpassing aan klimaatverandering, rampenrisicopreventie en veerkracht, rekening houdend met op ecosystemen gebaseerde benaderingen

2.4.

Effectief risicobeheerskader voor rampen.

Er is voorzien in een nationaal of regionaal rampenrisicobeheersplan, dat is opgesteld op basis van risicobeoordelingen, terdege rekening houdend met de waarschijnlijke gevolgen van klimaatverandering en de bestaande klimaatadaptatiestrategieën, en dat plan omvat:

 

1.

een beschrijving van de belangrijkste risico's, beoordeeld in overeenstemming met artikel 6, lid 1, van Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (6), die het huidige en evoluerende risicoprofiel weergeeft binnen een indicatieve tijdsspanne van 25 tot 35 jaar. Voor de beoordeling van de klimaatrisico's zal worden gekeken naar prognoses en scenario's inzake klimaatverandering;

 

2.

een beschrijving van de maatregelen inzake rampenpreventie, -paraatheid en -respons om de voornaamste risico's te ondervangen. De prioriteitsvolgorde van de maatregelen hangt af van de risico's en de economische gevolgen daarvan, capaciteitstekorten (7), doeltreffendheid en doelmatigheid, waarbij rekening wordt gehouden met mogelijke alternatieven;

 

3.

informatie over de financiële middelen en mechanismen die voorhanden zijn om de werkings- en onderhoudskosten in verband met preventie, paraatheid en respons te dekken.

 

EFRO en Cohesiefonds:

bevorderen van de toegang tot water en van duurzaam waterbeheer

2.5.

Bijgewerkte planning voor de vereiste investeringen in de water- en afvalwatersectoren

Voor iedere sector apart of voor beide sectoren samen is voorzien in een nationaal investeringsplan en dit omvat:

 

1.

een beoordeling van de huidige stand van de uitvoering van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad (8) en van Richtlijn 98/83/EG van de Raad (9);

 

2.

de vaststelling en de planning van eventuele overheidsinvesteringen, inclusief een indicatieve financiële raming:

 

a)

benodigd voor de uitvoering van Richtlijn 91/271/EEG, met inbegrip van een prioritering met betrekking tot de omvang van de agglomeraties en de milieugevolgen, waarbij de investeringen worden uitgesplitst per afvalwateragglomeratie;

 

b)

benodigd voor de uitvoering van Richtlijn 98/83/EG;

 

c)

benodigd om te voldoen aan de behoeften die voortvloeien uit Richtlijn (EU) 2020/2184 (10), met name wat betreft de herziene, in bijlage I bij die richtlijn bepaalde kwaliteitsparameters;

 

3.

een raming van de investeringen die nodig zijn om de bestaande afvalwater- en watervoorzieningsinfrastructuur te vernieuwen, met inbegrip van de netwerken, op basis van hun leeftijd en afschrijvingsplannen;

 

4.

een indicatie van mogelijke bronnen van overheidsfinanciering, indien dat nodig is ter aanvulling van de gebruikersrechten.

 

EFRO en Cohesiefonds:

bevorderen van de overgang naar een circulaire en hulpbronnenefficiënte economie

2.6.

Bijgewerkte planning voor afvalbeheer

Er is voorzien in één of meer afvalbeheerplannen als bedoeld in artikel 28 van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (11); deze hebben betrekking op het hele grondgebied van de lidstaat en bevatten:

 

1.

een analyse van de bestaande situatie inzake afvalbeheer in het betrokken geografisch gebied, met inbegrip van soort, hoeveelheid en bron van de geproduceerde afvalstoffen en een evaluatie van de ontwikkeling van de afvalstromen in de toekomst, rekening houdend met de verwachte gevolgen van maatregelen in het kader van afvalpreventieprogramma's die zijn opgezet in overeenstemming met artikel 29 van Richtlijn 2008/98/EG;

 

2.

een beoordeling van de bestaande regelingen voor afvalinzameling, inclusief de materiële en territoriale dekking van gescheiden inzameling en maatregelen om de werking ervan te verbeteren, alsook de behoefte aan nieuwe inzamelingsregelingen;

 

3.

een beoordeling van de investeringskloof waaruit de noodzaak van de sluiting van bestaande afvalinstallaties en de behoefte aan aanvullende of aangepaste infrastructuur voor afvalbeheer blijken, met informatie over de bronnen van inkomsten ter dekking van de werkings- en onderhoudskosten;

 

4.

informatie over locatiecriteria voor de keuze van toekomstige locaties en capaciteit van toekomstige afvalverwerkingsinstallaties.

 

EFRO en Cohesiefonds:

het verbeteren van de bescherming en het behoud van natuur, biodiversiteit en groene infrastructuur, ook in stedelijke gebieden, en het verminderen van alle vormen van verontreiniging;

2.7.

Kader voor prioritaire actie voor de nodige instandhoudingsmaatregelen waar medefinanciering van de Unie aan te pas komt.

Voor interventies ter ondersteuning van natuurbeschermingsmaatregelen in verband met Natura 2000-gebieden die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (12) vallen:

Er is voorzien in een prioritair actiekader overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 92/43/EEG dat alle elementen omvat die benodigd zijn conform het door de Commissie en de lidstaten overeengekomen model voor het prioritaire actiekader voor 2021-2027, met inbegrip van de vaststelling van de prioritaire maatregelen en een raming van de financieringsbehoeften.

3.

Een meer verbonden Europa door een betere mobiliteit

EFRO en Cohesiefonds:

 
 

ontwikkeling van een klimaatbestendige, intelligente, beveiligde, duurzame en intermodale TEN-T

 
 

Ontwikkelen en versterken van duurzame, klimaatbestendige, intelligente en intermodale nationale, regionale en lokale mobiliteit, met inbegrip van een verbeterde toegang tot TEN-T en grensoverschrijdende mobiliteit

3.1

Uitgebreide vervoersplanning op het passende niveau

Er is voorzien in een multimodale inventarisatie van bestaande en geplande infrastructuur (uitgezonderd infrastructuur op lokaal niveau) tot 2030 die:

 

1.

een economische beoordeling van de geplande investeringen omvat, op grond van een analyse van de vraag en verkeersmodellering, waarbij rekening moet worden gehouden met het verwachte effect van de openstelling van de markt voor spoorwegdiensten;

 

2.

aansluit bij de vervoersgerelateerde onderdelen van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan;

 

3.

investeringen omvat in de TEN-T-kernnetwerkcorridors, als omschreven in de CEF-verordening, conform de diverse werkplannen voor de TEN-T-kernnetwerkcorridors;

 

4.

ervoor zorgt dat investeringen buiten de TEN-T-kernnetwerkcorridors, onder meer in grensoverschrijdende tracés, complementair zijn door de stedelijke netwerken, regio's en lokale gemeenschappen voldoende connectiviteit met het TEN-T-kernnetwerk en -knooppunten te bieden;

 

5.

zorgt voor de interoperabiliteit van het spoorwegnet en, waar relevant, voorziet in verslaglegging over de uitrol van ERTMS overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2017/6 (13);

 

6.

de multimodaliteit bevordert en de behoeften inzake multimodale of overslagterminals voor goederen- en passagiersvervoer in kaart brengt;

 

7.

voor infrastructuurplanning relevante maatregelen omvat die gericht zijn op het bevorderen van alternatieve brandstoffen, conform de toepasselijke nationale beleidskaders;

 

8.

de resultaten van de beoordeling van verkeersveiligheidsrisico's presenteert in overeenstemming met de bestaande nationale verkeersveiligheidsstrategieën, waarbij de betrokken wegen en tracés in kaart worden gebracht en de overeenkomstige investeringen worden geprioriteerd;

 

9.

informatie geeft over de financieringsmiddelen die overeenkomen met de geplande investeringen en die nodig zijn om de werkings- en onderhoudskosten van de bestaande en geplande infrastructuur te dekken.

4.

Een socialer en inclusiever Europa door de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten

EFRO:

verbeteren van de doeltreffendheid en inclusiviteit van de arbeidsmarkten en de toegang tot hoogwaardige werkgelegenheid door het ontwikkelen van sociale infrastructuur en het bevorderen van een sociale economie

ESF+:

 
 

verbeteren van de toegang tot werk en activeringsmaatregelen voor alle werkzoekenden – en vooral jongeren (met name met behulp van de jongerengarantie), voor langdurig werklozen en kansarme groepen op de arbeidsmarkt en voor inactieven alsmede door het bevorderen van zelfstandig ondernemerschap en de sociale economie

 
 

modernisering van arbeidsmarktinstellingen en -diensten om de behoeften aan vaardigheden te beoordelen en erop te anticiperen, en te zorgen voor tijdige en op maat gesneden hulp en ondersteuning voor aansluiting op de arbeidsmarkt, loopbaanveranderingen en mobiliteit

4.1.

Strategisch beleidskader voor een actief arbeidsmarktbeleid

Er is voorzien in een strategisch beleidskader voor een actief arbeidsmarktbeleid in het licht van de werkgelegenheidsrichtsnoeren; dit omvat:

 

1.

regelingen voor de profilering van werkzoekenden en de beoordeling van hun behoeften;

 

2.

informatie over vacatures en arbeidsmogelijkheden, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften op de arbeidsmarkt;

 

3.

regelingen om te waarborgen dat het ontwerp, de uitvoering, de monitoring en de evaluatie ervan gebeuren in nauwe samenwerking met relevante belanghebbenden;

 

4.

regelingen voor monitoring, evaluatie en herziening van actief arbeidsmarktbeleid;

 

5.

wat werkgelegenheidsmaatregelen voor jongeren betreft, empirisch onderbouwde en gerichte trajecten voor jongeren die geen baan hebben en geen onderwijs of opleiding volgen, met inbegrip van maatregelen om hen beter te bereiken en op basis van kwaliteitseisen, rekening houdend met criteria voor kwaliteitsvolle leerplaatsen en stages, onder meer in de context van de uitvoering van de jongerengarantieregelingen.

 

EFRO:

verbeteren van de doeltreffendheid en inclusiviteit van de arbeidsmarkten en de toegang tot hoogwaardige werkgelegenheid door het ontwikkelen van sociale infrastructuur en het bevorderen van een sociale economie

ESF+:

bevorderen van een genderevenwichtige arbeidsmarktparticipatie en een betere balans tussen werk en privéleven, onder meer door toegang tot kinderopvang en zorg voor afhankelijke personen

4.2.

Nationaal strategisch kader voor gendergelijkheid

Er is voorzien in een nationaal strategisch beleidskader voor gendergelijkheid en dat omvat:

 

1.

een empirisch onderbouwd overzicht van de uitdagingen op het gebied van gendergelijkheid;

 

2.

maatregelen om de genderkloof op het gebied van werkgelegenheid, bezoldiging en pensioenen aan te pakken en een evenwicht tussen werk en privéleven voor vrouwen en mannen te bevorderen, onder meer door betere toegang tot voor- en vroegschoolse educatie en opvang, met streefdoelen, met inachtneming van de rol en de autonomie van de sociale partners;

 

3.

regelingen voor monitoring, evaluatie en herziening van het strategische beleidskader en de methoden voor gegevensverzameling op basis van naar geslacht uitgesplitste gegevens;

 

4.

regelingen om te waarborgen dat het ontwerp, de uitvoering, de monitoring en de evaluatie ervan gebeuren in nauwe samenwerking met relevante belanghebbenden, waaronder organen voor gelijke kansen, sociale partners en maatschappelijke organisaties.

 

EFRO:

verbeteren van gelijke toegang tot inclusieve en hoogwaardige diensten op het gebied van onderwijs, opleiding en een leven lang leren door het ontwikkelen van infrastructuur, onder meer door het vergroten van de veerkracht van onderwijs en opleiding op afstand en online

ESF+:

 
 

verbeteren van de kwaliteit, de doeltreffendheid en de relevantie voor de arbeidsmarkt van onderwijs- en opleidingsstelsels, onder meer door validatie van niet-formeel en informeel leren om de verwerving van sleutelcompetenties, zoals ondernemers- en digitale vaardigheden, te ondersteunen, alsook het bevorderen van de introductie van duale opleidingsstelsels en leerlingplaatsen

 
 

bevorderen van een leven lang leren, in het bijzonder flexibele bij- en herscholingsmogelijkheden voor iedereen op het gebied van ondernemers- en digitale vaardigheden, beter anticiperen op veranderingen en nieuwe vereisten inzake vaardigheden op basis van de behoeften van de arbeidsmarkt, versoepelen van loopbaanovergangen en bevorderen van beroepsmobiliteit

 
 

bevorderen van de gelijke toegang tot en de voltooiing van kwaliteitsvolle en inclusieve educatie en opleiding – in het bijzonder voor kansarme groepen – vanaf voor- en vroegschoolse educatie en opvang via algemeen onderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding tot tertiair niveau, evenals volwasseneneducatie en -opleiding, onder meer door de leermobiliteit voor iedereen te vergemakkelijken en toegankelijkheid voor personen met een beperking

4.3.

Strategisch beleidskader voor de onderwijs- en opleidingsstelsels op alle niveaus.

Er is voorzien in een nationaal of regionaal strategisch beleidskader voor het onderwijs- en opleidingsstelsel en dit omvat:

 

1.

empirisch onderbouwde systemen voor het anticiperen op en voorspellen van vaardigheden;

 

2.

mechanismen voor het volgen van afgestudeerden en diensten voor hoogwaardige en doeltreffende begeleiding voor lerenden van alle leeftijden;

 

3.

maatregelen om te zorgen voor gelijke toegang tot, deelname aan en voltooiing van kwaliteitsvolle, betaalbare, relevante, niet-gesegregeerde en inclusieve onderwijs- en opleidingstrajecten en de verwerving van sleutelcompetenties op alle niveaus, met inbegrip van het hoger onderwijs;

 

4.

een coördinatiemechanisme voor alle onderwijs- en opleidingsniveaus, met inbegrip van het hoger onderwijs, en een duidelijke toewijzing van verantwoordelijkheden aan de betrokken nationale en/of regionale instanties;

 

5.

regelingen voor monitoring, evaluatie en herziening van het strategische beleidskader;

 

6.

maatregelen gericht op laaggeschoolde en laaggekwalificeerde volwassenen en mensen uit kansarme sociaal-economische milieus, alsook bijscholingstrajecten;

 

7.

maatregelen om leerkrachten, opleiders en academisch personeel te ondersteunen met passende leermethoden, beoordeling en validering van sleutelcompetenties;

 

8.

maatregelen ter bevordering van de mobiliteit van lerenden en personeel en van grensoverschrijdende samenwerking tussen aanbieders van onderwijs en opleidingen, onder meer door de erkenning van leerresultaten en kwalificaties.

 

EFRO:

het bevorderen van de sociaal-economische inclusie van gemarginaliseerde gemeenschappen, huishoudens met een laag inkomen en achterstandsgroepen, waaronder mensen met speciale behoeften, door middel van geïntegreerde acties met betrekking tot onder meer huisvesting en sociale diensten

ESF+:

het bevorderen van actieve inclusie met het oog op gelijke kansen, non-discriminatie en actieve participatie, en het verbeteren van de inzetbaarheid, met name voor kansarme groepen

4.4.

Nationaal strategisch beleidskader voor sociale inclusie en armoedebestrijding

Er is voorzien in een nationaal of regionaal strategisch beleidskader of wettelijk kader voor sociale inclusie en armoedebestrijding; dit omvat de volgende maatregelen:

 

1.

een empirisch onderbouwde diagnose van armoede en sociale uitsluiting, met inbegrip van kinderarmoede, met name wat betreft gelijke toegang tot hoogwaardige diensten voor kinderen in kwetsbare situaties, dakloosheid, ruimtelijke segregatie, segregatie in het onderwijs, beperkte toegang tot essentiële diensten en infrastructuur, en de specifieke behoeften van kwetsbare personen van alle leeftijden;

 

2.

maatregelen ter voorkoming en bestrijding van segregatie op alle gebieden, onder meer sociale bescherming, inclusieve arbeidsmarkten en toegang tot hoogwaardige diensten voor kwetsbare personen, onder wie migranten en vluchtelingen;

 

3.

maatregelen voor de overgang van institutionele zorg naar gezins- en gemeenschapsgebonden zorg;

 

4.

regelingen om te waarborgen dat het ontwerp, de uitvoering, de monitoring en de evaluatie ervan gebeuren in nauwe samenwerking met relevante belanghebbenden, waaronder sociale partners en relevante maatschappelijke organisaties.

 

ESF+:

bevorderen van de sociaal-economische integratie van gemarginaliseerde gemeenschappen zoals de Roma

4.5.

Nationaal strategisch beleidskader voor de integratie van de Roma

Er bestaat een nationaal strategisch beleidskader voor de integratie van de Roma, en dat omvat:

 

1.

maatregelen om de integratie van de Roma te bespoedigen, en segregatie te voorkomen en uit te bannen, rekening houdend met de genderdimensie en de situatie van jonge Roma, waarbij een referentiescenario en meetbare mijlpalen en streefdoelen worden vastgelegd;

 

2.

regelingen voor monitoring, evaluatie en herziening van de maatregelen voor de integratie van de Roma;

 

3.

regelingen voor het mainstreamen van de integratie van de Roma op lokaal en regionaal niveau;

 

4.

regelingen om te waarborgen dat het ontwerp, de uitvoering, de monitoring en de evaluatie ervan gebeuren in nauwe samenwerking met de maatschappelijke Roma-organisaties en alle andere belanghebbenden, ook op regionaal en lokaal niveau.

 

EFRO:

zorgen voor gelijke toegang tot gezondheidszorg en het vergroten van de veerkracht van gezondheidsstelsels, waaronder eerstelijnshulp en het bevorderen van de overgang van institutionele naar gezins- en gemeenschapsgebonden zorg

ESF+:

 
 

verbeteren van gelijke en tijdige toegang tot hoogwaardige, duurzame, toegankelijke betaalbare diensten, met inbegrip van diensten die de toegang tot huisvesting en persoonsgerichte zorg waaronder gezondheidszorg bevorderen; moderniseren van socialezekerheidsstelsels, onder meer door de toegang tot sociale bescherming te bevorderen, met bijzondere aandacht voor kinderen en kansarme groepen verbeteren van de toegankelijkheid voor onder meer personen met een handicap, de doeltreffendheid en de veerkracht van de stelsels voor gezondheidszorg en langdurige zorg

4.6.

Strategisch beleidskader voor gezondheidszorg en langdurige zorg

Er is voorzien in een nationaal of regionaal strategisch beleidskader inzake gezondheid dat het volgende omvat:

 

1.

inventarisatie van de behoeften inzake gezondheidszorg en langdurige zorg, ook wat betreft medisch personeel en zorgpersoneel, met het oog op duurzame en gecoördineerde maatregelen;

 

2.

maatregelen om ervoor te zorgen dat gezondheidszorg en langdurige zorg efficiënt, duurzaam, toegankelijk en betaalbaar zijn, met bijzondere nadruk op personen die buiten de stelsels voor gezondheidszorg en langdurige zorg vallen, onder wie de personen die het moeilijkst te bereiken zijn;

 

3.

maatregelen ter bevordering van gemeenschaps- en gezinsgebonden zorg door de-institutionalisering, met inbegrip van preventie, eerstelijnszorg, thuiszorg en gemeenschapsgebonden diensten.

 

  • (1) 
    Conform de in artikel 3, lid 2, punt a), omschreven doelstelling in samenhang met overweging (25) van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36).
  • (2) 
    Overeenkomstig artikel 22 van Richtlijn (EU) 2018/1972.
  • (3) 
    Richtlijn 2014/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronischecommunicatienetwerken met hoge snelheid (PB L 155 van 23.5.2014, blz. 1).
  • (4) 
    Richtlijn (EU) 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen en Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (PB L 153 van 18.6.2010, blz. 13).
  • (5) 
    Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).
  • (7) 
    Zoals beoordeeld in het kader van de beoordeling van het risicobeheersingsvermogen als voorgeschreven krachtens artikel 6, lid 1, punt b), van Besluit nr. 1313/2013.
  • Richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 435 van 23.12.2020, blz. 1).
  • Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
 

BIJLAGE V

MODEL VOOR PROGRAMMA'S DIE STEUN KRIJGEN VAN HET EFRO (DOELSTELLING "INVESTEREN IN WERKGELEGENHEID EN GROEI"), HET ESF+, HET COHESIEFONDS, HET JTF EN HET EFMZVA – ARTIKEL 21, LID 3

 

CCI

 

Titel in het Engels

[255] (1)

Titel in nationale taal (talen)

[255]

Versie

 

Beginjaar

[4]

Eindjaar

[4]

Subsidiabel vanaf

 

Subsidiabel tot en met

 

Nummer Commissiebesluit

 

Datum Commissiebesluit

 

Nummer wijzigingsbesluit lidstaat

 

Datum inwerkingtreding wijzigingsbesluit lidstaat

 

Niet-ingrijpende overdracht (artikel 24, lid 5, van de GB-verordening)

Ja/Nee

Onder het programma vallende NUTS-regio's (niet van toepassing op het EFMZVA)

 

Betrokken fonds(en)

EFRO

Cohesiefonds

ESF+

JTF

EFMZVA

Programma

in het kader van de doelstelling "investeren in werkgelegenheid en groei" alleen voor de ultraperifere gebieden

  • 1. 
    Programmastrategie: belangrijkste ontwikkelingsproblemen en beleidsreacties (2)

Referentie: artikel 22, lid 3, punt a), i)-viii) en x), en artikel 22, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/1060 (GB-verordening)

 

Tekstveld [30 000 ]

Voor de doelstelling "Investeren in werkgelegenheid en groei":

Tabel 1:

 

Beleidsdoelstelling of specifieke JTF-doelstelling

Specifieke doelstelling of specifieke prioriteit (*1)

Motivering (samenvatting)

   

[2 000 per specifieke doelstelling of specifieke ESF+-prioriteit of specifieke JTF-doelstelling]

Voor het EFMZVA:

Tabel 1A

 

Beleidsdoelstelling

Prioriteit

SWOT-analyse (voor elke prioriteit)

Motivering (samenvatting)

   

Sterke punten

[10 000 per prioriteit]

[20 000 per prioriteit]

Zwakke punten

[10 000 per prioriteit]

Kansen

[10 000 per prioriteit]

Bedreigingen

[10 000 per prioriteit]

Behoeften op basis van de SWOT-analyse, rekening houdend met de elementen van artikel 8, lid 5, van de EFMZVA-verordening

[10 000 per prioriteit]

  • 2. 
    Prioriteiten

Referentie: artikel 22, lid 2 en lid 3, punt c), van de GB-verordening

2.1.   Prioriteiten, uitgezonderd technische bijstand

2.1.1   Titel van de prioriteit [300] (herhaald voor elke prioriteit)

 

Deze prioriteit heeft specifiek betrekking op jeugdwerkgelegenheid

Deze prioriteit heeft specifiek betrekking op sociale innovatieve acties

Deze prioriteit heeft specifiek betrekking op het geven van steun aan de meest behoeftige personen in het kader van de specifieke doelstelling van artikel 4, lid 1, punt m), van de ESF+-verordening (*2)

Deze prioriteit heeft specifiek betrekking op het geven van steun aan de meest behoeftige personen in het kader van de specifieke doelstelling van artikel 4, lid 1, punt l), van de ESF+-verordening (3)

Deze prioriteit heeft betrekking op de specifieke doelstelling stedelijke mobiliteit, bedoeld in artikel 3, lid 1, punt b), viii), van de EFRO- en Cohesiefondsverordening

Deze prioriteit heeft betrekking op de specifieke doelstelling digitale connectiviteit als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt a), v), van de EFRO- en Cohesiefondsverordening

2.1.1.1.   Specifieke doelstelling (4) (herhalen voor elke geselecteerde specifieke doelstelling, voor alle prioriteiten behalve technische bijstand)

2.1.1.1.1.   Interventies van de fondsen

Referentie: artikel 22, lid 3, punt d), i), iii), iv), v), vi) en vii), van de GB-verordening

Bijbehorende typen acties – artikel 22, lid 3, punt d), i), van de GB-verordening en artikel 6 van de ESF+-verordening

 

Tekstveld [8 000 ]

Belangrijkste doelgroepen – artikel 22, lid 3, punt d), iii), van de GB-verordening

 

Tekstveld [1 000 ]

Acties ter waarborging van gelijkheid, inclusie en non-discriminatie – artikel 22, lid 3, punt d), iv), van de GB-verordening en artikel 6 van de ESF+-verordening

 

Tekstveld [2 000 ]

Beoogde specifieke gebieden, inclusief het geplande gebruik van territoriale instrumenten – artikel 22, lid 3, punt d), v), van de GB-verordening

 

Tekstveld [2 000 ]

Interregionale, grensoverschrijdende en transnationale acties – artikel 22, lid 3, punt d), vi), van de GB-verordening

 

Tekstveld [2 000 ]

Gepland gebruik van financieringsinstrumenten – artikel 22, lid 3, punt d), vii), van de GB-verordening

 

Tekstveld [1 000 ]

2.1.1.1.2.   Indicatoren

Referentie: artikel 22, lid 3, punt d), ii), van de GB-verordening en artikel 8 van de EFRO en CF-verordening

Tabel 2: outputindicatoren

 

Prioriteit

Specifieke doelstelling

Fonds

Regiocategorie

ID [5]

Indicator [255]

Meeteenheid

Mijlpaal (2024)

Streefdoel (2029)

                 
                 

Referentie: artikel 22, lid 3, punt d), ii), van de GB-verordening

Tabel 3: resultaatindicatoren

 

Prioriteit

Specifieke doelstelling

Fonds

Regiocategorie

ID [5]

Indicator [255]

Meeteenheid

Uitgangs- of referentiewaarde

Referentiejaar

Doelstelling (2029)

Bron van gegevens [200]

Opmerkingen [200]

                       
                       

2.1.1.1.3.   Indicatieve uitsplitsing van de programmamiddelen (EU) per type interventie (niet van toepassing op het EFMZVA)

Referentie: artikel 22, lid 3, punt d), viii), van de GB-verordening

Tabel 4: dimensie 1 – interventiegebied

 

Nr. van de prioriteit

Fonds

Regiocategorie

Specifieke doelstelling

Code

Bedrag (in EUR)

           

Tabel 5: dimensie 2 – financieringsvorm

 

Nr. van de prioriteit

Fonds

Regiocategorie

Specifieke doelstelling

Code

Bedrag (in EUR)

           

Tabel 6: dimensie 3 – territoriale uitvoeringsmechanismen en territoriale focus

 

Nr. van de prioriteit

Fonds

Regiocategorie

Specifieke doelstelling

Code

Bedrag (in EUR)

           

Tabel 7: dimensie 6 – secundaire thema's ESF+

 

Nr. van de prioriteit

Fonds

Regiocategorie

Specifieke doelstelling

Code

Bedrag (in EUR)

           

Tabel 8: dimensie 7 – gendergelijkheidsdimensie ESF+ (*3), EFRO, Cohesiefonds en JTF

 

Nr. van de prioriteit

Fonds

Regiocategorie

Specifieke doelstelling

Code

Bedrag (in EUR)

           

2.1.1.1.4.   Indicatieve uitsplitsing van de programmamiddelen (EU) per interventietype, voor het EFMZVA

Referentie: artikel 22, lid 3, punt c), van de GB-verordening

Tabel 9: Indicatieve uitsplitsing van de programmamiddelen (EU) per interventietype, voor het EFMZVA

 

Nr. van de prioriteit

Specifieke doelstelling

Interventietype

Code

Bedrag (in EUR)

         

2.1.1.2.   Specifieke doelstelling aanpak van materiële deprivatie (5)

2.1.1.2.1.   Interventies door de fondsen

Referentie: artikel 22, lid 3, van de GB-verordening en artikel 20 en artikel 23, leden 1 en 2, van de ESF+-verordening

Vormen van ondersteuning

 

Tekstveld [2 000 ]

Hoofddoelgroepen

 

Tekstveld [2 000 ]

Beschrijving van de nationale of regionale steunregelingen

 

Tekstveld [2 000 ]

Criteria voor de selectie van concrete acties (6)

 

Tekstveld [4 000 ]

2.1.1.2.2.   Indicatoren

Tabel 2: Outputindicatoren

 

Prioriteit

Specifieke doelstelling

Fonds

Regiocategorie

BD [5]

Indicator [255]

Meeteenheid

             
             

Tabel 3: Resultaatindicatoren

 

Prioriteit

Specifieke doelstelling

Fonds

Regiocategorie

BD [5]

Indicator [255]

Meeteenheid

Referentiewaarde

Referentiejaar

Gegevensbron [200]

Opmerkingen [200]

                     
                     

2.2.   Prioriteiten technische bijstand

2.2.1   Prioriteit voor technische bijstand overeenkomstig artikel 36, lid 4, van de GB-verordening (herhalen voor elke prioriteit voor technische bijstand)

Referentie: artikel 22, lid 3, punt e), van de GB-verordening

2.2.1.1.   Interventie uit de fondsen

Bijbehorende typen acties – artikel 22, lid 3, punt e), i), van de GB-verordening

 

Tekstveld [8 000 ]

Belangrijkste doelgroepen – artikel 22, lid 3, punt e), iii), van de GB-verordening

 

Tekstveld [1 000 ]

2.2.1.2.   Indicatoren

Outputindicatoren met bijbehorende mijlpalen en streefdoelen

Referentie: artikel 22, lid 3, punt e), ii), van de GB-verordening

Tabel 2: outputindicatoren

 

Prioriteit

Fonds

Regiocategorie

ID [5]

Indicator [255]

Meeteenheid

Mijlpaal (2024)

Streefdoel (2029)

               
               

2.2.1.3.   Indicatieve uitsplitsing van de programmamiddelen (EU) per interventietype

Referentie: artikel 22, lid 3, punt e), iv), van de GB-verordening

Tabel 4: dimensie 1 – interventiegebied

 

Nr. van de prioriteit

Fonds

Regiocategorie

Code

Bedrag (in EUR)

         

Tabel 7: dimensie 6 – secundaire thema's ESF+

 

Nr. van de prioriteit

Fonds

Regiocategorie

Code

Bedrag (in EUR)

         

Tabel 8: dimensie 7 – gendergelijkheidsdimensie ESF+ (*4), EFRO, Cohesiefonds en JTF

 

Nr. van de prioriteit

Fonds

Regiocategorie

Code

Bedrag (in EUR)

         

Tabel 9: Indicatieve uitsplitsing van de programmamiddelen (EU) per interventietype voor het EFMZVA

 

Nr. van de prioriteit

Specifieke doelstelling

Interventietype

Code

Bedrag (in EUR)

         

2.2.2   Prioriteit voor technische bijstand overeenkomstig artikel 37 van de GB-verordening (herhalen voor elke prioriteit voor technische bijstand)

Referentie: artikel 22, lid 3, punt f), van de GB-verordening;

2.2.2.1.   Beschrijving van technische bijstand in het kader van financiering die niet gekoppeld is aan kosten – artikel 37 van de GB-verordening

 

Tekstveld [3 000 ]

2.2.2.2.   Indicatieve uitsplitsing van de programmamiddelen (EU) per interventietype

Referentie: artikel 22, lid 3, punt f), van de GB-verordening;

Tabel 4: dimensie 1 – interventiegebied

 

Nr. van de prioriteit

Fonds

Regiocategorie

Code

Bedrag (in EUR)

         

Tabel 7: dimensie 6 – secundaire thema's ESF+

 

Nr. van de prioriteit

Fonds

Regiocategorie

Code

Bedrag (in EUR)

         

Tabel 8: dimensie 7 – gendergelijkheidsdimensie ESF+ (*5), EFRO, Cohesiefonds en JTF

 

Nr. van de prioriteit

Fonds

Regiocategorie

Code

Bedrag (in EUR)

         

Tabel 9: Indicatieve uitsplitsing van de programmamiddelen (EU) per interventietype voor het EFMZVA

 

Nr. van de prioriteit

Specifieke doelstelling

Interventietype

Code

Bedrag (in EUR)

         
  • 3. 
    Financieringsplan

Referentie: artikel 22, lid 3, punt g), i), ii) en iii), artikel 112, leden 1, 2, en 3, en de artikelen 14 en 26 van de GB-verordening

3.1.   Overdrachten en bijdragen (7)

Referentie: artikelen 14, 26 en 27 van de GB-verordening

 

Programmawijziging in verband met

bijdrage aan InvestEU

overdracht naar instrumenten in direct of indirect beheer

overdracht tussen het EFRO, ESF+ en het Cohesiefonds of naar een ander fonds of andere fondsen

Tabel 15A: Bijdrage aan InvestEU (*6) (uitsplitsing per jaar)

 

Bijdrage van

Bijdrage aan

Uitsplitsing per jaar

Fonds

Regiocategorie

InvestEU-venster(s)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

EFRO

Meer ontwikkeld

                 

Overgang

                 

Minder ontwikkeld

                 

ESF+

Meer ontwikkeld

                 

Overgang

                 

Minder ontwikkeld

                 

Cohesiefonds

n.v.t.

                 

EFMZVA

n.v.t.

                 

Tabel 15B: Bijdragen aan InvestEU (*7) (samenvatting)

 
 

Regiocategorie

Venster 1 Duurzame infrastructuur

Venster 2 Innovatie en digitalisering

Venster 3 Kmo's

Venster 4 Sociale investeringen en vaardigheden

Totaal

   

a)

b)

c)

d)

f = a)+b)+c)+d)

EFRO

Meer ontwikkeld

         

Minder ontwikkeld

         

Overgang

         

ESF+

Meer ontwikkeld

         

Minder ontwikkeld

         

Overgang

         

Cohesiefonds

n.v.t.

         

EFMZVA

n.v.t.

         

Totaal

           
 

Tekstveld [3 500 ] (motivering), rekening houdend met de wijze waarop dit bedrag bijdraagt tot de verwezenlijking van de in het programma geselecteerde beleidsdoelstellingen overeenkomstig artikel 10, lid 1, van de InvestEU-verordening

Tabel 16A: Overdrachten naar instrumenten in direct of indirect beheer (uitsplitsing per jaar)

 

Overgedragen van:

Overgedragen aan:

Uitsplitsing per jaar

Fonds

Regiocategorie

Instrument

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

EFRO

Meer ontwikkeld

                 

Overgang

                 

Minder ontwikkeld

                 

ESF+

Meer ontwikkeld

                 

Overgang

                 

Minder ontwikkeld

                 

Cohesiefonds

n.v.t.

                 

EFMZVA

n.v.t.

                 

Tabel 16B: Overdrachten naar instrumenten in direct of indirect beheer (*8) (samenvatting)

 

Fonds

Regiocategorie

Instrument 1

Instrument 2

Instrument 3

Instrument 4

Instrument 5 (*9)

Totaal

   

a)

b)

c)

d)

e)

f = a)+b)+c)+d)+e)

EFRO

Meer ontwikkeld

           

Overgang

           

Minder ontwikkeld

           

ESF+

Meer ontwikkeld

           

Overgang

           

Minder ontwikkeld

           

Cohesiefonds

n.v.t.

           

EFMZVA

n.v.t.

           

Totaal

             
 

Tekstveld [3 500 ] (motivering)

Tabel 17A: Overdrachten tussen het EFRO, ESF+ en het Cohesiefonds of naar een ander fonds of andere fondsen (*10) (uitsplitsing per jaar)

 

Overgedragen van

Overgedragen naar

Uitsplitsing per jaar

Fonds

Regiocategorie

Fonds

Regiocategorie (in voorkomend geval)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

EFRO

Meer ontwikkeld

EFRO, ESF+ of Cohesiefonds, EFMZVA, AMIF, ISF, BMVI

                 

Overgang

                 

Minder ontwikkeld

                 

ESF+

Meer ontwikkeld

                 

Overgang

                 

Minder ontwikkeld

                 

Cohesiefonds

n.v.t.

                 

EFMZVA

n.v.t.

                 

Tabel 17B: Overdrachten tussen het EFRO, ESF+ en het Cohesiefonds of naar een ander fonds of andere fondsen (*11) (samenvatting)

 
 

EFRO

ESF+

Cohesiefonds

EFMZVA

AMIF

ISF

BMVI

Totaal

Meer ontwikkeld

Overgang

Minder ontwikkeld

Meer ontwikkeld

Overgang

Minder ontwikkeld

EFRO

Meer ontwikkeld

                       

Overgang

                       

Minder ontwikkeld

                       

ESF+

Meer ontwikkeld

                       

Overgang

                       

Minder ontwikkeld

                       

Cohesiefonds

n.v.t.

                       

EFMZVA

n.v.t.

                       

Totaal

                         
 

Tekstveld [3 500 ] (motivering)

3.2.   JTF: toewijzing in het programma en overdrachten (8)

3.2.1.   JTF-toewijzing aan het programma voorafgaand aan overdrachten per prioriteit (indien relevant) (9)

Referentie: artikel 27 van de GB-verordening

Tabel 18: JTF-toewijzing aan het programma overeenkomstig artikel 3 van de JTF-verordening, voorafgaand aan overdrachten

 

JTF-prioriteit 1

 

JTF-prioriteit 2

 
 

Totaal

3.2.2.   Overdrachten naar het JTF als aanvullende steun (10) (indien van toepassing)

 

Overdracht aan het JTF

betreft interne overdrachten binnen het programma met JTF-toewijzing

 

betreft overdrachten uit andere programma's naar het programma met JTF-toewijzing

 

Tabel 18A: Overdrachten naar het JTF binnen het programma (uitsplitsing per jaar)

 

Overgedragen van:

Overgedragen aan:

Uitsplitsing per jaar

Fonds

Regiocategorie

JTF-prioriteit (*12)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

EFRO

Meer ontwikkeld

JTF-prioriteit 1

               

Overgang

               

Minder ontwikkeld

               

ESF+

Meer ontwikkeld

JTF-prioriteit 2

               

Overgang

               

Minder ontwikkeld

               

Tabel 18B Overdracht van middelen uit het EFRO en het ESF+ naar het JTF binnen het programma

 
 

JTF-toewijzing in het programma (*13), uitgesplitst naar regiocategorie, waarin het gebied zich bevindt (*14) (naar JTF-prioriteit)

JTF-prioriteit (voor elke JTF-prioriteit)

Bedrag

Overdracht binnen het programma (*13) (aanvullende steun) per regiocategorie

   

EFRO

Meer ontwikkeld

   

Overgang

   

Minder ontwikkeld

   

ESF+

Meer ontwikkeld

   

Overgang

   

Minder ontwikkeld

   

Totaal

Meer ontwikkeld

   
 

Overgang

   
 

Minder ontwikkeld

   

Tabel 18C: Overdrachten naar het JTF uit het (de) andere programma('s) (uitsplitsing per jaar)

 

Overgedragen van:

Overgedragen aan:

Uitsplitsing per jaar

Fonds

Regiocategorie

JTF-prioriteit (*15)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

EFRO

Meer ontwikkeld

JTF-prioriteit 1

               

Overgang

               

Minder ontwikkeld

               

ESF+

Meer ontwikkeld

JTF-prioriteit 2

               

Overgang

               

Minder ontwikkeld

               

Tabel 18D Overdracht van EFRO- en ESF+-middelen uit een of meer andere programma's naar het JTF binnen dit programma

 
 

Aanvullende steun voor het JTF binnen dit programma (*16) naar het grondgebied (*18) in een bepaalde regiocategorie (per prioriteit):

JTF-prioriteit

Bedrag

Overdracht(en) van een of meer andere programma's (*17) per regiocategorie

   

EFRO

Meer ontwikkeld

   

Overgang

   

Minder ontwikkeld

   

ESF+

Meer ontwikkeld

   

Overgang

   

Minder ontwikkeld

   

Totaal

   
 

Tekstveld [3 000 ] Motivering voor de aanvullende overdracht uit het EFRO en het ESF+ op basis van de geplande interventietypes – artikel 22, lid 3, punt d), ix), van de GB-verordening

3.3.   Overdrachten tussen regiocategorieën als gevolg van de tussentijdse evaluatie

Tabel 19A: Overdrachten tussen regiocategorieën als gevolg van de tussentijdse evaluatie, binnen het programma (uitsplitsing per jaar)

 

Overgedragen van:

Overgedragen aan:

Uitsplitsing per jaar

Regiocategorie (*19)

Regiocategorie (*19)

2025

2026

2027

Totaal

Meer ontwikkeld

Meer ontwikkeld/

Overgang/

Minder ontwikkeld

       

Overgang

       

Minder ontwikkeld

       

Tabel 19B: Overdrachten tussen regiocategorieën als gevolg van de tussentijdse evaluatie, naar andere programma's (uitsplitsing per jaar)

 

Overgedragen van:

Overgedragen aan:

Uitsplitsing per jaar

Regiocategorie (*20)

Regiocategorie (*20)

2025

2026

2027

Totaal

Meer ontwikkeld

Meer ontwikkeld/

Overgang/

Minder ontwikkeld

       

Overgang

       

Minder ontwikkeld

       

3.4.   Terugboekingen (11)

Tabel 20A: Terugboekingen (uitsplitsing per jaar)

 

Overgedragen van:

Overgedragen aan:

Uitsplitsing per jaar

InvestEU of ander instrument van de Unie

Fonds

Regiocategorie

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

InvestEU

Venster 1

Venster 2

Venster 3

Venster 4

Instrument 1 van de Unie

Instrument 2 van de Unie

[…]

EFRO

Meer ontwikkeld

               

Overgang

               

Minder ontwikkeld

               

ESF+

Meer ontwikkeld

               

Overgang

               

Minder ontwikkeld

               

Cohesiefonds

n.v.t,

               

EFMZVA

n.v.t.

               

Tabel 20B: Terugboekingen (*21) (samenvatting)

 

Van - tot

EFRO

ESF+

Cohesiefonds

EFMZVA

Meer ontwikkeld

Overgang

Minder ontwikkeld

Meer ontwikkeld

Overgang

Minder ontwikkeld

   

InvestEU

               

Venster 1

               

Venster 2

               

Venster 3

               

Venster 4

               

Instrument 1

               

Instrument 2

               

Instrument 3

               

Instrument 4 (*22)

               

3.5.   Financiële toewijzingen per jaar

Referentie: artikel 22, lid 3, punt g), i), van de GB-verordening en de artikelen 3, 4 en 7 van de JTF-verordening.

Tabel 10: Financiële toewijzingen per jaar

 

Fonds

Regiocategorie

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2026

alleen voor EFMZVA

2027

2027

alleen voor EFMZVA

Totaal

Financiële toewijzing zonder flexibiliteitsbedrag

Flexibiliteitsbedrag

Financiële toewijzing zonder flexibiliteitsbedrag

Flexibiliteitsbedrag

EFRO (*23)

Meer ontwikkeld

                       

Overgang

                       

Minder ontwikkeld

                       

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

                       

Totaal

                         

ESF+ (*23)

Meer ontwikkeld

                       

Overgang

                       

Minder ontwikkeld

                       

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

                       

Totaal

                         

JTF (*23)

Middelen artikel 3 JTF-verordening

                         

Middelen artikel 4 JTF-verordening

                         

Middelen Artikel 7 JTF-verordening (verband houdend met middelen artikel 3 JTF-verordening)

                         

Middelen artikel 7 JTF- verordening (verband houdend met middelen artikel 4 JTF- verordening)

                         

Totaal

                           

Cohesiefonds

   

n.v.t.

                     

EFMZVA

   

n.v.t.

                     

Totaal

                           

3.6.   Totale financiële toewijzingen per fonds en nationale medefinanciering

Referentie: artikel 22, lid 3, punt g), ii), en lid 6, en artikel 36 van de GB-verordening

Voor programma's in het kader van de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid" waarvoor in de partnerschapsovereenkomst is gekozen voor technische bijstand uit hoofde van artikel 36, lid 4, van de GB-verordening.

Tabel 11: Totale financiële toewijzingen per fonds en nationale medefinanciering

 

Specifieke beleids-/JTF-doelstelling nummer of technische bijstand

Prioriteit

Berekeningsgrondslag voor de steun van de Unie (totale subsidiabele kosten of overheidsbijdrage)

Fonds

Regiocategorie (*24)

Uniebijdrage

  • a) 
    = g)+h)

Uitsplitsing van de Uniebijdrage

Nationale bijdrage

Indicatieve uitsplitsing van de nationale bijdrage

Totaal

Medefinancieringspercentage

Uniebijdrage, minus het flexibiliteitsbedrag g)

Flexibiliteitsbedrag

h)

publiek

particulier

b)=c)+d)

c)

d)

e)=a)+b)

f)=a)/e)

 

Prioriteit 1

P/T

EFRO

Meer ontwikkeld

               

Overgang

               

Minder ontwikkeld

               

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

               
 

Prioriteit 2

 

ESF+

Meer ontwikkeld

               

Overgang

               

Minder ontwikkeld

               

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

               
 

Prioriteit 3

 

JTF (*25)

Middelen uit hoofde van artikel 3 van de JTF-verordening

                 

Middelen uit hoofde van artikel 4 van de JTF-verordening

                 

Totaal

                 
 

Prioriteit 4

 

Cohesiefonds

                 

Technische bijstand

Prioriteit 5

technische bijstand uit hoofde van artikel 36, lid 4, van de GB-verordening

 

EFRO of ESF+ of JTF of Cohesiefonds

                 

Technische bijstand

Prioriteit 6

technische bijstand uit hoofde van artikel 37 van de GB-verordening

 

EFRO of ESF+ of JTF of Cohesiefonds

                 
   

Totaal EFRO

Meer ontwikkeld

               
 

Overgang

               
 

Minder ontwikkeld

               
 

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

               
   

Totaal ESF+

Meer ontwikkeld

               
 

Overgang

               
 

Minder ontwikkeld

               
 

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

               
   

JTF (*25)

Middelen uit hoofde van artikel 3 van de JTF-verordening

                 
 

Middelen uit hoofde van artikel 4 van de JTF-verordening

                 
   

Totaal Cohesiefonds

                 
   

Algemeen totaal

                 

Voor de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid": programma's die gebruikmaken van technische bijstand uit hoofde van artikel 36, lid 5, van de GB-verordening overeenkomstig de keuze die is gemaakt in de partnerschapsovereenkomst.

Tabel 11: Totale financiële toewijzingen per fonds en nationale bijdrage

 

Specifieke beleids-/JTF-doelstelling nummer of technische bijstand

Prioriteit

Berekeningsgrondslag voor de steun van de Unie (totale subsidiabele kosten of overheidsbijdrage)

Fonds

Regiocategorie (*26)

Uniebijdrage

a)=b)+c)+i)+j)

Uitsplitsing van de Uniebijdrage

Nationale bijdrage

Indicatieve uitsplitsing van de nationale bijdrage

Totaal

Medefinancieringspercentage

publiek

particulier

 

d)=e)+f)

e)

f)

g)=a)+d)

h)=a)/g)

Uniebijdrage

Flexibiliteitsbedrag

         

zonder technische bijstand uit hoofde van artikel 36, lid 5

voor technische bijstand uit hoofde van artikel 36, lid 5

zonder technische bijstand uit hoofde van artikel 36, lid 5

voor technische bijstand uit hoofde van artikel 36, lid 5

b)

c)

i)

j)

 

Prioriteit 1

P/T

EFRO

Meer ontwikkeld

                   
       

Overgang

                   

Minder ontwikkeld

                   

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

                   
 

Prioriteit 2

 

ESF+

Meer ontwikkeld

                   

Overgang

                   

Minder ontwikkeld

                   
       

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

                   
 

Prioriteit 3

 

JTF (*27)

Middelen uit hoofde van artikel 3 van de JTF-verordening

                     

Middelen uit hoofde van artikel 4 van de JTF-verordening

                     

Totaal

                     
 

Prioriteit 4

 

Cohesiefonds

                     

Technische bijstand

Prioriteit 5

technische bijstand uit hoofde van artikel 37 van de GB-verordening

 

EFRO of ESF+ of JTF of Cohesiefonds

                     
   

Totaal EFRO

Meer ontwikkeld

                   
 

Overgang

                   
 

Minder ontwikkeld

                   
     

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

                   
   

Totaal ESF+

Meer ontwikkeld

                   
 

Overgang

                   
 

Minder ontwikkeld

                   
     

Ultraperifeer en noordelijk dunbevolkt

                   
   

JTF (*27)

Middelen uit hoofde van artikel 3 van de JTF-verordening

                     
     

Middelen uit hoofde van artikel 4 van de JTF-verordening

                     
   

Totaal Cohesiefonds

                     

Algemeen totaal

                         

Voor het EFMZVA:

Referentie: artikel 22, lid 3, punt g), iii), van de GB-verordening

EFMZVA-programma's die gebruikmaken van technische bijstand uit hoofde van artikel 36, lid 4, van de GB-verordening overeenkomstig de keuze die is gemaakt in de partnerschapsovereenkomst.

Tabel 11A: Totale financiële toewijzingen per fonds en nationale bijdrage

 

Prioriteit

Specifieke doelstelling (nomenclatuur opgenomen in de EFMZVA-verordening)

Grondslag voor de berekening van de steun van de Unie

Uniebijdrage

Nationale overheidsbijdrage

Totaal

Medefinancieringspercentage

Prioriteit 1

1.1.1

Publiek

       

1.1.2

Publiek

       

1.2

Publiek

       

1.3

Publiek

       

1.4

Publiek

       

1.5

Publiek

       

1.6

Publiek

       

Prioriteit 2

2.1

Publiek

       

2.2

Publiek

       

Prioriteit 3

3.1

Publiek

       

Prioriteit 4

4.1

Publiek

       

Technische bijstand uit hoofde van artikel 36, lid 4, van de GB-verordening

5.1

Publiek

       

Technische bijstand uit hoofde van artikel 37 van de GB-verordening

5.2

Publiek

       

EFMZVA-programma's die gebruikmaken van technische bijstand uit hoofde van artikel 36, lid 5, van de GB-verordening overeenkomstig de keuze die is gemaakt in de partnerschapsovereenkomst.

Tabel 11A: Totale financiële toewijzingen per fonds en nationale bijdrage

 

Prioriteit

Specifieke doelstelling (nomenclatuur opgenomen in de EFMZVA-verordening)

Grondslag voor de berekening van de steun van de Unie

Uniebijdrage

Nationale overheidsbijdrage

Totaal

Medefinancieringspercentage

Uniebijdrage zonder technische bijstand uit hoofde van artikel 36, lid 5, van de GB-verordening

Uniebijdrage voor technische bijstand uit hoofde van artikel 36, lid 5, van de GB-verordening

Prioriteit 1

1.1.1

Publiek

         

1.1.2

Publiek

         

1.2

Publiek

         

1.3

Publiek

         

1.4

Publiek

         

1.5

Publiek

         

1.6

Publiek

         

Prioriteit 2

2.1

Publiek

         

2.2

Publiek

         

Prioriteit 3

3.1

Publiek

         

Prioriteit 4

4.1

Publiek

         

Technische bijstand (artikel 37 van de GB-verordening)

5.1

Publiek

         
  • 4. 
    Randvoorwaarden

Referentie: artikel 22, lid 3, punt i), van de GB-verordening

Tabel 1: Randvoorwaarden

 

Randvoorwaarden

Fonds

Specifieke doelstelling (n.v.t. op het EFMZVA)

Naleving van de randvoorwaarde

Criterium

Naleving van criteria

Verwijzing naar relevante documenten

Motivering

     

Ja/Nee

Criterium 1

J/N

[500]

[1 000 ]

       

Criterium 2

J/N

   
  • 5. 
    Programma-autoriteiten

Referentie: artikel 22, lid 3, punt k), artikel 71 en artikel 84 van de GB-verordening

Tabel 13: Programma-autoriteiten

 

Programma-autoriteiten

Naam van de instelling [500]

Naam van de contactpersoon [200]

E-mailadres [200]

Beheerautoriteit

     

Auditautoriteit

     

Instantie die betalingen van de Commissie ontvangt

     

Indien van toepassing, de instantie of instanties waaraan de Commissie betalingen doet in het kader van de technische bijstand uit hoofde van artikel 36, lid 5, van de GB-verordening

     

Boekhoudfunctie indien deze functie is toevertrouwd aan een andere instantie dan de beheerautoriteit

     

Verdeling van de terugbetaalde bedragen voor technische bijstand uit hoofde van artikel 36, lid 5, van de GB-verordening indien meerdere instanties zijn aangewezen om betalingen van de Commissie te ontvangen.

Referentie: artikel 22, lid 3 van de GB-verordening

Tabel 13A: Het aandeel van de in artikel 36, lid 5, punt b), van de GB-verordening vermelde percentages dat zou worden vergoed aan de instanties die betalingen van de Commissie ontvangen indien technische bijstand wordt verstrekt uit hoofde van artikel 36, lid 5, van de GB-verordening (in procentpunten).

 

Instantie 1

in opdracht van

Instantie 2 (*28)

in opdracht van

  • 6. 
    Partnerschap

Referentie: artikel 22, lid 3, punt h), van de GB-verordening

 

Tekstveld [10 000 ]

  • 7. 
    Communicatie en zichtbaarheid

Referentie: artikel 22, lid 3, punt j), van de GB-verordening

 

Tekstveld [4 500 ]

  • 8. 
    Gebruik van eenheidskosten, vaste bedragen, vaste percentages en financiering die niet gekoppeld is aan kosten

Referentie: artikelen 94 en 95 van de GB-verordening

Tabel 14: Gebruik van eenheidskosten, vaste bedragen, vaste percentages en financiering die niet gekoppeld is aan kosten

 

Beoogd gebruik van de artikelen 94 en 95

JA

NEE

Na goedkeuring zal het programma voorzien in terugbetaling van de Uniebijdrage die is gedaan op basis van eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages voor de prioriteit, overeenkomstig artikel 94 van de GB-verordening (zo ja, vul aanhangsel 1 in)

Na goedkeuring zal het programma voorzien in terugbetaling van de Uniebijdrage die is gedaan door middel van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, overeenkomstig artikel 95 van de GB-verordening (zo ja, vul aanhangsel 2 in)

Aanhangsel 1

Uniebijdrage op basis van eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages

Model voor de indiening van gegevens voor beoordeling door de Commissie (artikel 94 van de GB-verordening)

 

Datum van indiening van het voorstel

 
   

Dit aanhangsel is niet vereist wanneer gebruik wordt gemaakt van vereenvoudigde kostenopties op Unieniveau die zijn vastgesteld bij de in artikel 94, lid 4, van de GB-verordening bedoelde gedelegeerde handeling.

  • A. 
    Samenvatting van de belangrijkste elementen
 

Prioriteit

Fonds

Specifieke doelstelling

Regiocategorie

Het geraamde aandeel van de totale financiële toewijzing binnen de prioriteit waarop de vereenvoudigde kostenopties worden toegepast in %

Type(s) concrete actie waarvoor steun is aangevraagd

Indicator die aanleiding geeft tot vergoeding

Meeteenheid voor de indicator die aanleiding geeft tot vergoeding

Type vereenvoudigde kostenoptie (standaardschaal van eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages)

Bedrag (in EUR) of percentage (in geval van vaste percentages) van de vereenvoudigde kostenoptie

         

Code (12)

Beschrijving

Code (13)

Beschrijving

     
                       
                       
                       
                       
                       
  • B. 
    Toelichting per type concrete actie (in te vullen voor elk type concrete actie)

Heeft de beheerautoriteit steun ontvangen van een extern bedrijf bij het opstellen van de onderstaande vereenvoudigde kosten?

 

Zo ja, vermeld welk extern bedrijf

:

Ja/Nee – Naam extern bedrijf

 

1.

Beschrijving van het type concrete actie, met inbegrip van het tijdschema voor de uitvoering (14)

 

2.

Specifieke doelstelling(en)

 

3.

Indicator die aanleiding geeft tot vergoeding (15)

 

4.

Meeteenheid voor de indicator die aanleiding geeft tot vergoeding

 

5.

Standaardschaal van eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages

 

6.

Bedrag per meeteenheid of percentage (voor vaste percentages) van de vereenvoudigde kostenoptie

 

7.

Categorieën kosten die worden gedekt door de eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages

 

8.

Bestrijken deze categorieën kosten alle subsidiabele uitgaven van de concrete actie? (Ja/Nee)

 

9.

Aanpassingsmethode (16)

 

10.

Verificatie van de verwezenlijking van de eenheden

 

beschrijf welk(e) document(en) zal/zullen worden gebruikt om de verwezenlijking van de geleverde eenheden te verifiëren

 

beschrijf wat zal worden gecontroleerd en door wie tijdens beheersverificaties

 

beschrijf welke regelingen zullen worden getroffen om relevante gegevens/documenten te verzamelen en op te slaan

 

11.

Mogelijke averechtse prikkels, risicobeperkende maatregelen (17) en het geschatte risiconiveau (hoog/middelhoog/laag)

 

12.

Totaalbedrag (nationaal en voor de Unie) dat naar verwachting op deze grondslag door de Commissie zal worden vergoed

 
  • C. 
    Berekening van de standaardschaal van eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages
 
 

1.

Gegevensbron die wordt gebruikt voor de berekening van de standaardschaal van eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages (wie heeft de gegevens geproduceerd, verzameld en geregistreerd; waar zijn de gegevens opgeslagen; vervaldata; validering enz.).

 
 
 

2.

Geef aan waarom de voorgestelde methode en berekening op basis van artikel 94, lid 2, relevant zijn voor het type concrete actie.

 
 
 

3.

Geef aan hoe de berekeningen zijn uitgevoerd, met name door eventuele veronderstellingen ten aanzien van kwaliteit of hoeveelheden te beschrijven. Indien relevant moeten statistische bewijzen en referentiewaarden worden gebruikt en op verzoek worden verstrekt in een formaat dat kan worden gebruikt door de Commissie.

 
 
 

4.

Leg uit hoe u ervoor heeft gezorgd dat alleen subsidiabele uitgaven zijn opgenomen in de berekening van de standaardschaal van eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages.

 
 
 

5.

Beoordeling door de auditautoriteit(en) van de berekeningsmethode, de bedragen en de regelingen om de verificatie, kwaliteit, verzameling en opslag van gegevens te waarborgen.

 

Aanhangsel 2:

Uniebijdrage door middel van financiering die niet gekoppeld is aan kosten

Model voor de indiening van gegevens voor beoordeling door de Commissie

(artikel 95 van de GB-verordening)

 

Datum van indiening van het voorstel

 
   

Dit aanhangsel is niet vereist wanneer gebruik wordt gemaakt van bedragen voor financiering op Unieniveau die niet gekoppeld is aan kosten die zijn vastgesteld bij de in artikel 95, lid 4, van de GB-verordening bedoelde gedelegeerde handeling.

  • A. 
    Samenvatting van de belangrijkste elementen
 

Prioriteit

Fonds

Specifieke doelstelling

Regiocategorie

Het bedrag dat wordt gedekt door financiering die niet gekoppeld is aan kosten

Type(s) concrete actie waarvoor steun is aangevraagd

Voorwaarden waaraan moet worden voldaan/te behalen resultaten die aanleiding geven tot vergoeding door de Commissie

Indicator

Meeteenheid voor de voorwaarden waaraan moet worden voldaan/te behalen resultaten die aanleiding geven tot vergoeding door de Commissie

Beoogde methode voor vergoeding van de begunstigde(n)

         

Code (18)

Beschrijving

 

Code (19)

Beschrijving

   
                       
                       
                       
                       
                       
  • B. 
    Toelichting per type concrete actie (in te vullen voor elk type concrete actie)
 

1.

Beschrijving van het type concrete actie

 

2.

Specifieke doelstelling(en)

 

3.

Voorwaarden waaraan moet worden voldaan of te behalen resultaten

 

4.

Termijn om aan de voorwaarden te voldoen of de resultaten te behalen

 

5.

Definitie van indicator

 

6.

Meeteenheid voor voorwaarden waaraan moet worden voldaan/te behalen resultaten die aanleiding geven tot vergoeding door de Commissie

 

7.

Tussentijdse prestaties (indien van toepassing) die aanleiding geven tot vergoeding door de Commissie met tijdschema voor vergoeding

Tussentijdse te behalen prestaties

Geplande datum

Bedragen (in EUR)

     
     

8.

Totaalbedrag (met inbegrip van Unie- en nationale financiering)

 

9.

Aanpassingsmethode

 

10.

Verificatie van de verwezenlijking van het resultaat of de voorwaarde (en, waar van toepassing, de tussentijdse prestaties):

 

beschrijf welk(e) document(en)/systeem zal/zullen worden gebruikt om de verwezenlijking van het resultaat of de voorwaarde te verifiëren (en, waar van toepassing, elk van de tussentijdse prestaties);

 

beschrijf hoe beheersverificaties (met inbegrip van controles ter plaatse) zullen worden uitgevoerd en door wie;

 

beschrijf welke regelingen zullen worden getroffen om relevante gegevens/documenten te verzamelen en op te slaan.

 

11.

Gebruik van subsidies in de vorm van financiering die niet gekoppeld is aan kosten

Heeft de door de lidstaat aan de begunstigden verstrekte subsidie de vorm van financiering die niet gekoppeld is aan kosten? [J/N]

 

12.

Regelingen om het auditspoor te waarborgen

Vermeld de instantie(s) die verantwoordelijk is (zijn) voor deze regelingen.

 

Aanhangsel 3

Lijst met geplande concrete acties van strategisch belang, met een tijdschema

(artikel 22, lid 3, van de GB-verordening)

 

Tekstveld [2 000 ]

Aanhangsel 4

EFMZVA-actieplan voor elk ultraperifeer gebied

NB: te dupliceren voor elk ultraperifeer gebied

Model voor de indiening van gegevens voor beoordeling door de Commissie

 

Naam van het ultraperifere gebied

 
  • A. 
    Beschrijving van de strategie voor de duurzame exploitatie van de visbestanden en de ontwikkeling van de duurzame blauwe economie
 

Tekstveld [30 000 ]

  • B. 
    Beschrijving van de belangrijkste beoogde acties en de bijbehorende financiële middelen
 

Beschrijving van de voornaamste acties

Bedrag toegewezen uit het EFMZVA (in EUR)

Structurele steun voor de visserij- en aquacultuursector in het kader van het EFMZVA

Tekstveld [10 000 ]

 

Compensatie voor de extra kosten in het kader van artikel 24 van de EFMZVA-verordening

Tekstveld [10 000 ]

 

Andere investeringen in de duurzame blauwe economie die nodig zijn voor de duurzame ontwikkeling van de kustgebieden

Tekstveld [10 000 ]

 

TOTAAL

 
  • C. 
    Beschrijving van de synergie-effecten met andere bronnen van financiering door de Unie
 

Tekstveld [10 000 ]

  • D. 
    Aanvullende financiering voor de uitvoering van de compensatie voor de extra kosten (staatssteun)

Informatie te verschaffen voor iedere beoogde regeling/ad-hocsteun

 

Regio

Naam van de regio('s) (NUTS) (20)

Steunverstrekkende autoriteit

Naam

Postadres

Webadres

Titel van de steunmaatregel

Nationale rechtsgrondslag (verwijzing naar de relevante nationale officiële bekendmaking)

Weblink naar de volledige tekst van de steunmaatregel

Soort maatregel

Regeling

 

Ad-hocsteun

Naam van de begunstigde en de groep (21) waarvan deze deel uitmaakt

Aanpassing van een bestaande steunregeling of ad-hocsteun

 

Referentie steunmaatregel Commissie

Verlenging

Wijziging

Duur (22)

Regeling

dd/mm/jjjj tot en met dd/mm/jjjj

Datum van toekenning (23)

Ad-hocsteun

dd/mm/jjjj

Betrokken economische sector(en)

Alle economische sectoren komen voor steun in aanmerking

 

Beperkt tot bepaalde sectoren: specificeer op NACE-groepsniveau (24)

Soort begunstigde

Kmo

 

Grote ondernemingen

 

Begroting

Totaal geplande jaarbudget in het kader van de regeling (25)

Nationale valuta … (hele bedragen)

Totaalbedrag van de aan de onderneming verstrekte ad-hocsteun (26)

Nationale valuta … (hele bedragen)

Voor garanties (27)

Nationale valuta … (hele bedragen)

Steuninstrument

Subsidie/rentesubsidie

Lening/terugbetaalbaar voorschot

Garantie (in voorkomend geval met een verwijzing naar het besluit van de Commissie (28)

Belastingvoordeel of belastingvrijstelling

Verstrekking risicofinanciering

Anders (specificeren)

Motivatie

Geef aan waarom een staatssteunregeling is ingesteld of ad-hocsteun is verstrekt, in plaats van bijstand in het kader van het EFMZVA:

 

maatregel die niet onder het nationale programma valt;

 

prioriteitstelling in de toewijzing van financiering volgens het nationale programma;

 

financiering niet langer beschikbaar in het kader van het EFMZVA;

 

anders (specificeren)

 

  • (1) 
    De cijfers tussen vierkante haken geven het aantal tekens aan, spaties niet meegerekend.
  • (2) 
    Voor programma's die beperkt zijn tot het ondersteunen van de specifieke doelstelling bedoeld in artikel 4, lid 1, punt m), van de ESF+-verordening, hoeft de beschrijving van de programmastrategie niet te gaan over de uitdagingen bedoeld in artikel 22, lid 3, punt a), i), ii) en vi), van de GB-verordening.

(*1)  Specifieke prioriteiten volgens de ESF+-verordening.

(*2)  Zo ja, ga naar punt 2.1.1.2

  • (3) 
    Indien de middelen in het kader van de doelstelling als vermeld in artikel 4, lid 1, punt l), van de ESF+-verordening in aanmerking worden genomen voor de toepassing van artikel 7, lid 4, van de ESF+-verordening.
  • (4) 
    Met uitzondering van de specifieke doelstelling bedoeld in artikel 4, lid 1, punt m), van de ESF+-verordening.

(*3)  In principe draagt 40 % van het ESF+ bij aan gendertracking. Dit percentage bedraagt 100 % wanneer de lidstaat ervoor kiest gebruik te maken van zowel artikel 6 van de ESF+-verordening als programmaspecifieke acties op het gebied van gendergelijkheid.

  • (5) 
    Artikel 22, lid 3, punt d), van de GB-verordening is niet van toepassing op de in artikel 4, lid 1, punt m), van de ESF+-verordening bedoelde specifieke doelstelling.
  • (6) 
    Uitsluitend voor programma's die beperkt blijven tot de specifieke doelstelling bepaald in artikel 4, lid 1, punt m), van de ESF+-verordening.

(*4)  In principe draagt 40 % van het ESF+ bij aan gendertracking. Dit percentage bedraagt 100 % wanneer de lidstaat ervoor kiest gebruik te maken van zowel artikel 6 van de ESF+-verordening als programmaspecifieke acties op het gebied van gendergelijkheid.

(*5)  In principe draagt 40 % van het ESF+ bij aan gendertracking. Dit percentage bedraagt 100 % wanneer de lidstaat ervoor kiest gebruik te maken van zowel artikel 6 van de ESF+-verordening als programmaspecifieke acties op het gebied van gendergelijkheid.

  • (7) 
    Alleen van toepassing op programmawijzigingen in overeenstemming met de artikelen 14 en 26, met uitzondering van aanvullende overdrachten naar het JTF in overeenstemming met artikel 27. Overdrachten hebben geen invloed op de jaarlijkse verdeling van de financiële middelen op MFK-niveau voor een lidstaat.

(*6)  Voor elk nieuw verzoek om een bijdrage worden in een programmawijziging de totale bedragen vermeld voor elk jaar per fonds en per regiocategorie.

(*7)  Cumulatieve bedragen voor alle bijdragen die tijdens de programmeringsperiode via programmawijzigingen zijn gedaan. Bij elk nieuw verzoek om een bijdrage worden in een programmawijziging de totale bedragen vermeld voor elk jaar per fonds en per regiocategorie.

(*8)  Cumulatieve bedragen voor alle overdrachten die tijdens de programmeringsperiode via programmawijzigingen zijn gedaan. Bij elk nieuw verzoek om een overdracht worden in een programmawijziging de totale bedragen vermeld die voor elk jaar per fonds en per regiocategorie zijn overgedragen.

(*9)  Overdrachten kunnen worden gedaan naar een ander instrument in direct of indirect beheer, indien in de basishandeling in die mogelijkheid is voorzien. Nummer en namen van de relevante instrumenten van de Unie zullen dienovereenkomstig worden gespecificeerd.

(*10)  Overdracht naar andere programma's. Overdrachten tussen het EFRO en ESF+ kunnen alleen binnen dezelfde regiocategorie plaatsvinden.

(*11)  Cumulatieve bedragen voor alle overdrachten die tijdens de programmeringsperiode via programmawijzigingen zijn gedaan. Bij elk nieuw verzoek om een overdracht worden in een programmawijziging de totale bedragen vermeld die voor elk jaar per fonds en per regiocategorie zijn overgedragen.

  • (8) 
    Overdrachten hebben geen invloed op de jaarlijkse verdeling van de financiële middelen op MFK-niveau voor een lidstaat.
  • (9) 
    Van toepassing op de eerste vaststelling van programma's met JTF-toewijzing.
  • Deel in te vullen door ontvangend programma. Indien een door het JTF ondersteund programma aanvullende steun ontvangt (zie artikel 27 van de GB-verordening) binnen het programma en uit andere programma's, moeten alle tabellen in dit deel worden ingevuld. Bij de eerste vaststelling met JTF-toewijzing moet dit deel de in de partnerschapsovereenkomst voorgestelde voorlopige overdrachten bevestigen of corrigeren.

(*12)  JTF-middelen moeten worden aangevuld met middelen uit het EFRO of het ESF+ van de regiocategorie waarin het betrokken gebied zich bevindt.

(*13)  Programma met de JTF-toewijzing.

(*14)  JTF-middelen moeten worden aangevuld met middelen uit het EFRO of het ESF+ van de regiocategorie waarin het betrokken gebied zich bevindt.

(*15)  JTF-middelen moeten worden aangevuld met middelen uit het EFRO of het ESF+ van de regiocategorie waarin het betrokken gebied zich bevindt.

(*16)  Programma met JTF-toewijzing, dat aanvullende steun ontvangt uit het EFRO en het ESF+.

(*17)  Programma dat voorziet in de aanvullende steun uit het EFRO en het ESF+ (bron).

(*18)  JTF-middelen moeten worden aangevuld met middelen uit het EFRO of het ESF+ van de regiocategorie waarin het betrokken gebied zich bevindt.

(*19)  Alleen van toepassing op het EFRO en het ESF+.

(*20)  Alleen van toepassing op het EFRO en het ESF+.

  • Alleen van toepassing op programmawijzigingen voor middelen die zijn teruggeboekt van andere instrumenten van de Unie, met inbegrip van elementen van het AMIF, het ISF en het BMVI, in direct of indirect beheer, of van InvestEU.

(*21)  Cumulatieve bedragen voor alle overdrachten die tijdens de programmeringsperiode via programmawijzigingen zijn gedaan. Bij elk nieuw verzoek om een overdracht worden in een programmawijziging de totale bedragen vermeld die voor elk jaar per fonds en per regiocategorie zijn overgedragen.

(*22)  Overdrachten kunnen worden gedaan naar een ander instrument in direct of indirect beheer, indien in de basishandeling in die mogelijkheid is voorzien. Nummer en namen van de relevante instrumenten van de Unie zullen dienovereenkomstig worden gespecificeerd.

(*23)  Bedragen na de aanvullende overdracht naar het JTF.

(*24)  Voor het EFRO: minder ontwikkeld, overgang en meer ontwikkeld en, in voorkomend geval, speciale toewijzing voor ultraperifere en noordelijke dunbevolkte gebieden. Voor het ESF+: minder ontwikkeld, overgang en meer ontwikkeld en, in voorkomend geval, aanvullende toewijzing voor ultraperifere gebieden. Voor het Cohesiefonds: n.v.t. Voor technische bijstand hangt de toepassing van regiocategorieën af van de selectie van een fonds.

(*25)  Vermeld de totale JTF-middelen, met inbegrip van de aanvullende steun die is overgedragen uit het EFRO en het ESF+. De tabel bevat geen bedragen uit hoofde van artikel 7 van de JTF-verordening. In het geval van uit het JTF gefinancierde technische bijstand moeten de JTF-middelen worden opgesplitst in middelen die verband houden met de artikelen 3 en 4 van de JTF-verordening. Voor artikel 4 van de JTF-verordening is er geen flexibiliteitsbedrag.

(*26)  Voor het EFRO en het ESF+: minder ontwikkeld, overgang en meer ontwikkeld en, in voorkomend geval, speciale toewijzing voor ultraperifere en noordelijke dunbevolkte gebieden. Voor het Cohesiefonds: n.v.t. Voor technische bijstand hangt de toepasselijkheid van de regiocategorieën af van de selectie van een fonds.

(*27)  Vermeld de totale JTF-middelen, met inbegrip van de aanvullende steun die is overgedragen uit het EFRO en het ESF+. De tabel bevat geen bedragen uit hoofde van artikel 7 van de JTF-verordening. In het geval van uit het JTF gefinancierde technische bijstand moeten de JTF-middelen worden opgesplitst in middelen die verband houden met de artikelen 3 en 4 van de JTF-verordening. Voor artikel 4 van de JTF-verordening is er geen flexibiliteitsbedrag.

(*28)  Aantal door een lidstaat aangewezen instanties.

  • Dit verwijst naar de code voor de dimensie interventiegebied in tabel 1 van bijlage I bij de GB-verordening en bijlage IV bij de EFMZVA-verordening.
  • Dit heeft betrekking op de code van een gemeenschappelijke indicator, indien van toepassing.
  • Geplande begindatum van de selectie van concrete acties en geplande einddatum voor de voltooiing ervan (zie artikel 63, lid 5).
  • Voor concrete acties die verschillende vereenvoudigde kostenopties omvatten die verschillende kostencategorieën, verschillende projecten of opeenvolgende fasen van een concrete actie bestrijken, moeten de gebieden 3 tot en met 11 worden ingevuld voor elke indicator die aanleiding geeft tot vergoeding.
  • Vermeld, indien van toepassing, de frequentie en het tijdstip van de aanpassing en een duidelijke verwijzing naar een specifieke indicator (met inbegrip van een link naar de website waar deze indicator wordt gepubliceerd, indien van toepassing).
  • Zijn er mogelijke negatieve gevolgen voor de kwaliteit van de ondersteunde acties en, zo ja, welke maatregelen (bijv. kwaliteitsborging) zullen worden genomen om dit risico te ondervangen?
  • Dit verwijst naar de code voor de dimensie interventiegebied in tabel 1 van bijlage I bij de GB-verordening en bijlage IV bij de EFMZVA-verordening.
  • Dit heeft betrekking op de code van een gemeenschappelijke indicator, indien van toepassing.
  • NUTS – Nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek. Meestal wordt de regio op NUTS 2-niveau vermeld. Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/2066 van de Commissie tot wijziging van de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 322 van 29.11.2016, blz. 1).
  • Een onderneming is, in de zin van de mededingingsregels van het Verdrag en voor de toepassing van dit punt, elke entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht de rechtsvorm ervan en de wijze waarop zij wordt gefinancierd (zie arrest van het Hof van Justitie in zaak C-222/04, Ministerio dell’Economia e delle Finanze tegen Cassa di Risparmio di Firenze SpA et al. [2006] ECR I-289). Het Hof van Justitie heeft bepaald dat entiteiten die (juridisch of feitelijk) onder de zeggenschap staan van dezelfde entiteit, als één onderneming moeten worden beschouwd (zaak C-382/99 Nederland tegen Commissie [2002] ECR I-5163).
  • Periode waarin de steunverstrekkende autoriteit zich kan verbinden tot het verstrekken van de steun.
  • "Datum van toekenning van de steun": de datum waarop het wettelijke recht om de steun te ontvangen is verleend aan de begunstigde op grond van het toepasselijke nationale rechtsstelsel.
  • NACE Rev. 2 – statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Unie. Meestal wordt de sector aangegeven op groepsniveau.
  • In het geval van een steunregeling: vermeld voor alle vormen van steun waarin de regeling voorziet, het jaarlijkse totale bedrag van het jaarbudget in het kader van de regeling of het geschatte bedrag van de gederfde fiscale inkomsten per jaar.
  • Indien het een verstrekking van ad-hocsteun betreft: geef het totale steunbedrag/de totale gederfde fiscale inkomsten aan.
  • Voor garanties: geef het (maximale) bedrag aan gegarandeerde leningen aan.
  • In voorkomend geval, de referentie van het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de methode voor het berekenen van het bruto-subsidie-equivalent.
 

BIJLAGE VI

MODEL VAN EEN PROGRAMMA VOOR HET AMIF, HET ISF EN HET BMVI – ARTIKEL 21, LID 3

 

CCI-nummer

 

Titel in het Engels

[255] (1)

Titel in de nationale taal

[255]

Versie

 

Beginjaar

[4]

Eindjaar

[4]

Subsidiabel vanaf

 

Subsidiabel tot en met

 

Nummer Commissiebesluit

 

Datum Commissiebesluit

 

Nummer wijzigingsbesluit lidstaat

 

Datum inwerkingtreding wijzigingsbesluit lidstaat

 

Niet-ingrijpende overdracht (artikel 24, lid 5, van de GB-verordening)

Ja/Nee

  • 1. 
    Programmastrategie: belangrijkste problemen en beleidsreacties

Referentie: artikel 22, lid 3, punt a), iii), iv), v) en ix), van Verordening (EU) 2021/1060 (GB-verordening)

 

In deze rubriek wordt toegelicht hoe het programma zal omgaan met de belangrijkste problemen die op nationaal niveau zijn vastgesteld op basis van lokale, regionale en nationale beoordelingen van de behoeften en/of strategieën. Er wordt een overzicht gegeven van de stand van de uitvoering van het relevante acquis van de Unie en de vooruitgang die in het kader van actieplannen van de Unie is geboekt, en er wordt beschreven hoe het fonds de ontwikkeling ervan zal ondersteunen tijdens de programmeringsperiode.

 

Tekstveld [15 000 ]

  • 2. 
    Specifieke doelstellingen (herhalen voor elke andere specifieke doelstelling dan de doelstelling technische bijstand)

Referentie: artikel 22, leden 2 en 4, van de GB-verordening

2.1.   Titel van de specifieke doelstelling [300]

2.1.1   Beschrijving van een specifieke doelstelling

 

In deze rubriek worden voor elke specifieke doelstelling de uitgangssituatie en de belangrijkste uitdagingen beschreven en worden door het fonds ondersteunde reacties voorgesteld. In de rubriek wordt beschreven welke uitvoeringsmaatregelen met de steun van het fonds worden nagestreefd en is een indicatieve lijst van acties in het kader van de artikelen 3 en 5 van de AMIF-, de ISF- en de BMVI-verordening opgenomen.

In het bijzonder: Voor operationele steun wordt een uitleg gegeven conform artikel 21 van de AMIF-verordening, artikel 16 van de ISF-verordening of de artikelen 16 en 17 van de BMVI-verordening. Er wordt een indicatieve lijst ingevoegd van de begunstigden, hun statutaire verantwoordelijkheden, en de belangrijkste taken die moeten worden ondersteund.

Gepland gebruik van financieringsinstrumenten (indien van toepassing).

Tekstveld [16 000 tekens]

2.1.2   Indicatoren

Referentie: artikel 22, lid 4, punt e), van de GB-verordening

Tabel 1: outputindicatoren

 

Specifieke doelstelling

ID [5]

Indicator [255]

Meeteenheid

Mijlpaal (2024)

Streefdoel (2029)

           

Tabel 2: resultaatindicatoren

 

Specifieke doelstelling

ID [5]

Indicator [255]

Meeteenheid

Uitgangswaarde

Meeteenheid voor uitgangswaarde

Referentieja(a)r(en)

Doelstelling (2029)

Meeteenheid voor doelstelling

Gegevensbron [200]

Opmerkingen [200]

                     

2.1.3   Indicatieve uitsplitsing van de programmamiddelen (EU) per interventietype

Referentie: artikel 22, lid 5, van de GB-verordening, en artikel 16, lid 12, van de AMIF-verordening, artikel 13, lid 12, van de ISF-verordening of artikel 13, lid 18, van de BMVI-verordening

Tabel 3: Indicatieve uitsplitsing

 

Specifieke doelstelling

Interventietype

Code

Indicatief bedrag (in EUR)

       

2.2   Technische bijstand

2.2.1   Omschrijving

Referentie: artikel 22, lid 3, punt f), artikel 36, lid 5, en de artikelen 37 en 95 van de GB-verordening

 

Tekstveld [5 000 ] (Technische bijstand overeenkomstig artikel 36, lid 5, van de GB-verordening)

Tekstveld [3 000 ] (Technische bijstand overeenkomstig artikel 37 van de GB-verordening)

2.2.2   Indicatieve uitsplitsing van de technische bijstand op grond van artikel 36, lid 5, en artikel 37 van de GB-verordening

Tabel 4: Indicatieve uitsplitsing

 

Interventietype

Code

Indicatief bedrag (in EUR)

     
  • 3. 
    Financieringsplan

Referentie: artikel 22, lid 3, punt g), van de GB-verordening

3.1.   Financiële toewijzingen per jaar

Tabel 5: financiële toewijzingen per jaar

 

Fonds

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

                 

3.2.   Totale financiële toewijzingen

Tabel 6: totale financiële toewijzingen per fonds en nationale bijdrage

 

Specifieke doelstelling (SD)

Soort actie

Berekeningsgrondslag voor de steun van de Unie (totaal of publiek)

Uniebijdrage a)

Nationale bijdrage b)=c)+d)

Indicatieve uitsplitsing van de nationale bijdrage

Totaal

e=a)+b)

Medefinancieringspercentage f)=a)/e)

publiek c)

particulier d)

SD 1

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening of artikel 12. lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

             
 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening of artikel 12, lid 2, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

             
 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening of artikel 12. lid 3, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

             
 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening of artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (met uitzondering van de bijzondere doorreisregeling) of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

             
 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (bijzondere doorreisregeling)

             
 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening of artikel 12, lid 6, van de BMVI-verordening of artikel 125 lid 5, van de AMIF-verordening

             
 

Acties die worden medegefinancierd in overeenstemming met artikel 12, lid 5, van de BMVI-verordening

             

Totaal voor SD 1

               

SD 2

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening of artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

             
 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening of artikel 12, lid 2, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

             
 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening of artikel 12, lid 3, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

             
 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening of artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 4, van de BMVI-verordening

             
 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening of artikel 12, lid 5, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

             

Totaal voor SD 2

               

SD 3

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

             
 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

             
 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

             
 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

             
 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

             

Totaal voor SD 3

               

SD 4

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

             
 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

             
 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

             
 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

             
 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

             
 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 19 van de AMIF-verordening

             
 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 20 van de AMIF-verordening (“overdrachten in”)

             
 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 20 van de AMIF-verordening (“overdrachten uit”)

             

Totaal voor SD 4

               

Technische bijstand uit hoofde van artikel 36, lid 5, van de GB-verordening

               

Technische bijstand uit hoofde van artikel 37 van de GB-verordening

               

Algemeen totaal

               

Tabel 6A: Toezeggingsplan

 
 

Aantal personen per jaar

Categorie

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Hervestiging

             

Toelating op humanitaire gronden overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de AMIF-verordening

             

Toelating op humanitaire gronden van kwetsbare personen overeenkomstig artikel 19, lid 3, van de AMIF-verordening

             

Overdracht van verzoekers om of begunstigden van internationale bescherming ("overdrachten in")

             

Overdracht van verzoekers om of begunstigden van internationale bescherming ("overdrachten uit")

             

[andere categorieën]

             

3.3   Overdrachten

Tabel 7: overdrachten tussen fondsen in gedeeld beheer (2)

 

Ontvangend fonds/instrument

Overdragend fonds/instrument

AMIF

ISF

BMVI

EFRO

ESF+

Cohesiefonds

EFMZVA

Totaal

AMIF

               

ISF

               

BMVI

               

Totaal

               

Tabel 8: overdrachten naar instrumenten in direct of indirect beheer (3)

 
 

Overgedragen bedrag

Instrument 1 [naam]

 

Instrument 2 [naam]

 

Totaal

 
  • 4. 
    Randvoorwaarden

Referentie: artikel 22, lid 3, punt i), van de GB-verordening

Tabel 9: Horizontale randvoorwaarden

 

Randvoorwaarde

Naleving van de randvoorwaarde

Criteria

Naleving van criteria

Verwijzing naar relevante documenten

Motivering

   

Criterium 1

J/N

[500]

[1 000 ]

   

Criterium 2

     
  • 5. 
    Programma-autoriteiten

Referentie: artikel 22, lid 3, punt k), en de artikelen 71 en 84 van de GB-verordening

Tabel 10: Programma-autoriteiten

 
 

Naam van de instelling [500]

Naam en functie contactpersoon [200]

E-mailadres [200]

Beheerautoriteit

     

Auditautoriteit

     

Instantie die betalingen van de Commissie ontvangt

     
  • 6. 
    Partnerschap

Referentie: artikel 22, lid 3, punt h), van de GB-verordening

 

Tekstveld [10 000 ]

  • 7. 
    Communicatie en zichtbaarheid

Referentie: artikel 22, lid 3, punt j), van de GB-verordening

 

Tekstveld [4 500 ]

  • 8. 
    Gebruik van eenheidskosten, vaste bedragen, vaste percentages en financiering die niet gekoppeld is aan kosten

Referentie: artikelen 94 en 95 van de GB-verordening

 

Beoogd gebruik van de artikelen 94 en 95

JA

NEE

Na goedkeuring zal het programma voorzien in vergoeding van de Uniebijdrage die is gedaan op basis van eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages voor de prioriteit, overeenkomstig artikel 94 van de GB-verordening (zo ja, vul aanhangsel 1 in)

Na goedkeuring zal het programma voorzien in vergoeding van de Uniebijdrage die is gedaan door middel van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, overeenkomstig artikel 95 van de GB-verordening (zo ja, vul aanhangsel 2 in).

Aanhangsel 1

Uniebijdrage op basis van eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages

Model voor de indiening van gegevens voor beoordeling door de Commissie

(artikel 94 van de GB-verordening)

 

Datum van indiening van het voorstel

 
   

Dit aanhangsel is niet vereist wanneer gebruik wordt gemaakt van vereenvoudigde kostenopties op Unieniveau die zijn vastgesteld bij de in artikel 94, lid 4, van de GB-verordening bedoelde gedelegeerde handeling.

  • A. 
    Samenvatting van de belangrijkste elementen
 

Specifieke doelstelling

Het geraamde aandeel van de totale financiële toewijzing binnen de specifieke doelstelling waarop de vereenvoudigde kostenopties worden toegepast in %

Type(s) concrete actie waarvoor steun is aangevraagd

Indicator die aanleiding geeft tot vergoeding

Meeteenheid voor de indicator die aanleiding geeft tot vergoeding

Type vereenvoudigde kostenoptie (standaardschaal van eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages)

Bedrag (in EUR) of percentage (in geval van vaste percentages) van de vereenvoudigde kostenoptie

   

Code (4)

Beschrijving

Code (5)

Beschrijving

     
                 
                 
  • B. 
    Toelichting per type concrete actie (in te vullen voor elk type concrete actie)

Heeft de beheerautoriteit steun ontvangen van een extern bedrijf om de onderstaande vereenvoudigde kosten op te stellen?

Zo ja, vermeld welk extern bedrijf: Ja/Nee — Naam extern bedrijf

 

1.

Beschrijving van het type concrete actie, met inbegrip van het tijdschema voor de uitvoering (6)

 

2.

Specifieke doelstelling(en)

 

3.

Indicator die aanleiding geeft tot vergoeding (7)

 

4.

Meeteenheid voor de indicator die aanleiding geeft tot vergoeding

 

5.

Standaardschaal van eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages

 

6.

Bedrag per meeteenheid of percentage (voor vaste percentages) van de vereenvoudigde kostenoptie

 

7.

Categorieën kosten die worden gedekt door de eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages

 

8.

Bestrijken deze categorieën kosten alle subsidiabele uitgaven van de concrete actie? (Ja/Nee)

 

9.

Aanpassingsmethode (8)

 

10.

Verificatie van de verwezenlijking van de [geleverde] eenheden

 

beschrijf welk(e) document(en)/systeem zal/zullen worden gebruikt om de verwezenlijking van de geleverde eenheden te verifiëren?

 

beschrijf wat zal worden gecontroleerd en door wie tijdens beheersverificaties.

 

beschrijf welke regelingen zullen worden getroffen om relevante gegevens/documenten te verzamelen en op te slaan

 

11.

Mogelijke averechtse prikkels, risicobeperkende maatregelen (9) en het geschatte risiconiveau (hoog/middelhoog/laag)

 

12.

Totaalbedrag (nationaal en van de Unie) dat naar verwachting op deze grondslag door de Commissie zal worden vergoed

 
  • C. 
    Berekening van de standaardschaal van eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages
 
 

1.

Gegevensbron die wordt gebruikt voor de berekening van de standaardschaal van eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages (wie heeft de gegevens geproduceerd, verzameld en geregistreerd; waar zijn de gegevens opgeslagen; vervaldata; validering enz.).

 
 
 

2.

Geef aan waarom de voorgestelde methode en berekening op basis van artikel 94, lid 2, van de GB-verordening relevant zijn voor het type concrete actie.

 
 
 

3.

Geef aan hoe de berekeningen zijn uitgevoerd, met name door eventuele veronderstellingen ten aanzien van kwaliteit of hoeveelheden te beschrijven. Indien relevant moeten statistische bewijzen en referentiewaarden worden gebruikt en op verzoek worden verstrekt in een formaat dat kan worden gebruikt door de Commissie.

 
 
 

4.

Leg uit hoe u ervoor heeft gezorgd dat alleen subsidiabele uitgaven zijn opgenomen in de berekening van de standaardschaal van eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages.

 
 
 

5.

Beoordeling door de auditautoriteit(en) van de berekeningsmethode, de bedragen en de regelingen om de verificatie, kwaliteit, verzameling en opslag van gegevens te waarborgen.

 

Aanhangsel 2

Uniebijdrage door middel van financiering die niet gekoppeld is aan kosten

Model voor de indiening van gegevens voor beoordeling door de Commissie

(artikel 95 van de GB-verordening)

 

Datum van indiening van het voorstel

 
   

Dit aanhangsel is niet vereist wanneer gebruik wordt gemaakt van bedragen voor financiering op Unieniveau die niet gekoppeld is aan kosten die zijn vastgesteld bij de in artikel 95, lid 4, van de GB-verordening bedoelde gedelegeerde handeling.

  • A. 
    Samenvatting van de belangrijkste elementen
 

Specifieke doelstelling

Het bedrag dat wordt gedekt door financiering die niet gekoppeld is aan kosten

Type(s) concrete actie waarvoor steun is aangevraagd

Voorwaarden waaraan moet worden voldaan/te behalen resultaten die aanleiding geven tot vergoeding door de Commissie

Indicator

Meeteenheid voor de voorwaarden waaraan moet worden voldaan/te behalen resultaten die aanleiding geven tot vergoeding door de Commissie

Beoogde methode voor vergoeding van de begunstigde of begunstigden

   

Code (10)

Beschrijving

 

Code (11)

Beschrijving

   
                 
                 
                 
                 
                 
  • B. 
    Toelichting per type concrete actie (in te vullen voor elk type concrete actie)
 

1.

Beschrijving van het type concrete actie

 

2.

Specifieke doelstelling

 

3.

Voorwaarden waaraan moet worden voldaan of te behalen resultaten

 

4.

Termijn om aan de voorwaarden te voldoen of de resultaten te behalen

 

5.

Definitie van indicator

 

6.

Meeteenheid voor voorwaarden waaraan moet worden voldaan/te behalen resultaten die aanleiding geven tot vergoeding door de Commissie

 

7.

Tussentijdse te behalen prestaties (indien van toepassing) die aanleiding geven tot vergoeding door de Commissie, met tijdschema voor vergoedingen

Tussentijdse te behalen prestaties

Geplande datum

Bedragen (in EUR)

     
     

8.

Totaalbedrag (met inbegrip van Unie- en nationale financiering)

 

9.

Aanpassingsmethode

 

10.

Verificatie van de verwezenlijking van het resultaat of de voorwaarde (en, waar van toepassing, de tussentijdse prestaties):

 

beschrijf welk(e) document(en)/systeem zal/zullen worden gebruikt om de verwezenlijking van het resultaat of de voorwaarde te verifiëren (en, waar van toepassing, elk van de tussentijdse prestaties);

 

beschrijf wat zal worden gecontroleerd, door wie en hoe tijdens beheersverificaties (met inbegrip van verificaties ter plaatse);

 

beschrijf welke regelingen zullen worden getroffen om relevante gegevens/documenten te verzamelen en op te slaan.

 

11.

Gebruik van subsidies in de vorm van financiering die niet gekoppeld is aan kosten.

Heeft de door de lidstaat aan de begunstigden verstrekte subsidie de vorm van financiering die niet gekoppeld is aan kosten? [J/N]

 

12.

Regelingen om het auditspoor te waarborgen

Vermeld de instantie(s) die verantwoordelijk is (zijn) voor deze regelingen.

 

Aanhangsel 3

Thematische faciliteit

 

Referentie van de procedure

Specifieke doelstelling

Modaliteit: Specifieke actie/noodhulp/hervestiging en toelating op humanitaire gronden/overdracht van verzoekers om internationale bescherming of personen die internationale bescherming genieten

Interventietype

Uniebijdrage (EUR)

Voorfinancieringspercentage

<type='N' input='M'

<type='N' input='M'

<type='S' input='S'>

<type='S' input='S'>

<type='N' input='M'>

<type='N' input='M'>

Beschrijving van de actie

[tekst]

Lidstaat dient een wijziging van de thematische faciliteit in/wijst af

Datum: <type='N' input='M'>

Indienen/afwijzen: <type='S' input='S'>

Opmerking (als de lidstaat afwijst of als indicatoren, doelstellingen en mijlpalen niet worden bijgewerkt, moet een motivering worden ingevoerd; tabel 1 van punt 2.1.3, tabel 1 van punt 3.1 en tabel 1 van punt 3.2 van deze bijlage moeten worden herzien)

[tekst]

 

  • (1) 
    Het getal tussen vierkante haken geeft het aantal tekens aan, spaties niet meegerekend.
  • (2) 
    Cumulatieve bedragen voor alle overdrachten tijdens de programmeringsperiode.
  • (3) 
    Cumulatieve bedragen voor alle overdrachten tijdens de programmeringsperiode.
  • (4) 
    Dit verwijst naar de code in bijlage VI bij de AMIF-, BMVI- en ISF-verordeningen.
  • (5) 
    Dit heeft betrekking op de code van een gemeenschappelijke indicator, indien van toepassing.
  • (6) 
    Geplande begindatum van de selectie van concrete acties en geplande einddatum voor de voltooiing ervan (zie artikel 63, lid 5, van de GB-verordening).
  • (7) 
    Voor concrete acties die verschillende vereenvoudigde kostenopties omvatten die verschillende kostencategorieën, verschillende projecten of opeenvolgende fasen van een concrete actie bestrijken, moeten de gebieden 3 tot en met 11 worden ingevuld voor elke indicator die aanleiding geeft tot vergoeding.
  • (8) 
    Vermeld, indien van toepassing, de frequentie en het tijdstip van de aanpassing en een duidelijke verwijzing naar een specifieke indicator (met inbegrip van een link naar de website waar deze indicator wordt gepubliceerd, indien van toepassing).
  • (9) 
    Zijn er mogelijke negatieve gevolgen voor de kwaliteit van de ondersteunde acties en, zo ja, welke maatregelen (bijv. kwaliteitsborging) zullen worden genomen om dit risico te ondervangen?
  • Heeft betrekking op de code in bijlage VI bij de AMIF-, BMVI- en ISF-verordeningen.
  • Heeft betrekking op de code van een gemeenschappelijke indicator, indien van toepassing.
 

BIJLAGE VII

MODEL VOOR DE DOORGIFTE VAN GEGEVENS — ARTIKEL 42 (1)

Tabel 1: financiële informatie op het niveau van de prioriteit en op programmaniveau voor het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds, het JTF en het EFMZVA (artikel 42, lid 2, punt a))

 

1.

2.

3.

4.

5.

6.

7.

8.

9.

10.

11.

12.

13.

De financiële toewijzing van de prioriteit op basis van het programma

Cumulatieve gegevens over de financiële vooruitgang van het programma

Prioriteit

Specifieke doelstelling

Fonds

Regiocategorie (2)

Grondslag voor de berekening van de Uniebijdrage (*1)

(Totale bijdrage of overheidsbijdrage) (*2)

Totale financiële toewijzing per fonds en nationale bijdrage (EUR)

Medefinancieringspercentage

(%)

Totale subsidiabele kosten van geselecteerde concrete acties (EUR)

Bijdrage uit de fondsen aan geselecteerde concrete acties (EUR)

Deel van de totale financiële toewijzing (3) besteed aan de geselecteerde concrete acties (%)

[kolom 8 / kolom 6 x 100]

Door de begunstigden gedeclareerde totale subsidiabele uitgaven

Deel van de totale financiële toewijzing besteed aan door de begunstigden gedeclareerde subsidiabele uitgaven (%)

[kolom 11/kolom 6 x 100]

Aantal geselecteerde concrete acties

     

Berekening

 

Berekening

 

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='N' input='G'>

<type='P' input='G'>

<type='Cu' input='M'>

 

<type='P' input='G'>

<type='Cu' input='M'>

<type='P' input='G'>

<type='N' input='M'>

                         

Prioriteit 1

SD 1

EFRO

                   

Prioriteit 2

SD 2

ESF+

                   

Prioriteit 3

SD 3

Cohesiefonds

n.v.t.

                 

Prioriteit 4

SD JTF

JTF (*1)

                   

Totaal

 

EFRO

Minder ontwikkeld

 

<type='N' input='G'>

 

<type='Cu' input='G'>

 

<type='P' input='G'>

<type='Cu' input='G'>

<type='P' input='G'>

<type='N' input='G'>

Totaal

 

EFRO

Overgang

 

<type='N' input='G'>

 

<type='Cu' input='G'>

 

<type='P' input='G'>

<type='Cu' input='G'>

<type='P' input='G'>

<type='N' input='G'>

Totaal

 

EFRO

Meer ontwikkeld

 

<type='N' input='G'>

 

<type='Cu' input='G'>

 

<type='P' input='G'>

<type='Cu' input='G'>

<type='P' input='G'>

<type='N' input='G'>

Totaal

 

EFRO

Speciale toewijzing voor ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

 

<type='N' input='G'>

 

<type='Cu' input='G'>

 

<type='P' input='G'>

<type='Cu' input='G'>

<type='P' input='G'>

<type='N' input='G'>

Totaal

 

ESF+

Minder ontwikkeld

 

<type='N' input='G'>

 

<type='Cu' input='G'>

 

<type='P' input='G'>

<type='Cu' input='G'>

<type='P' input='G'>

<type='N' input='G'>

Totaal

 

ESF+

Overgang

 

<type='N' input='G'>

 

<type='Cu' input='G'>

 

<type='P' input='G'>

<type='Cu' input='G'>

<type='P' input='G'>

<type='N' input='G'>

Totaal

 

ESF+

Meer ontwikkeld

 

<type='N' input='G'>

 

<type='Cu' input='G'>

 

<type='P' input='G'>

<type='Cu' input='G'>

<type='P' input='G'>

<type='N' input='G'>

Totaal

 

ESF+

Speciale toewijzing voor ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

 

<type='N' input='G'>

 

<type='Cu' input='G'>

 

<type='P' input='G'>

<type='Cu' input='G'>

<type='P' input='G'>

<type='N' input='G'>

Totaal

 

Cohesiefonds

n.v.t.

 

<type='N' input='G'>

 

<type='Cu' input='G'>

 

<type='P' input='G'>

<type='Cu' input='G'>

<type='P' input='G'>

<type='N' input='G'>

Totaal

 

EFMZVA

n.v.t.

 

<type='N' input='G'>

 

<type='Cu' input='G'>

 

<type='P' input='G'>

<type='Cu' input='G'>

<type='P' input='G'>

<type='N' input='G'>

Totaal

 

JTF (*1)

Minder ontwikkeld

 

<type='N' input='G'>

 

<type='Cu' input='G'>

 

<type='P' input='G'>

<type='Cu' input='G'>

<type='P' input='G'>

<type='N' input='G'>

Algemeen totaal

 

Alle Fondsen

   

<type='N' input='G'>

 

<type='N' input='G'>

 

<type='P' input='G'>

<type='N' input='G'>

<type='P' input='G'>

<type='N' input='G'>

Tabel 2: uitsplitsing van de cumulatieve financiële gegevens naar interventietype voor het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds en het JTF (artikel 42, lid 2, punt a))

 

Prioriteit

Specifieke doelstelling

Kenmerken van de uitgaven

Indeling dimensie

Financiële gegevens

   

Fonds

Regiocategorie (4)

1

Interventiegebied

2

Steunvorm

3

Dimensie territoriale uitvoering

4

Dimensie economische activiteit

5

Dimensie plaats van uitvoering

6 Secundair thema ESF+

7

Dimensie gendergelijkheid

8

Macroregionale en zeegebieddimensie

Totale subsidiabele kosten van geselecteerde concrete acties (EUR)

Door de begunstigden gedeclareerde totale subsidiabele uitgaven

Aantal geselecteerde concrete acties

<type='S' input='S'>

<type='S' input='S'>

<type='S' input='S'>

<type='S' input='S'>

<type='S' input='S'>

<type='S' input='S'>

<type='S' input='S'>

<type='S' input='S'>

<type='S' input='S'>

<type='S' input='S'>

<type='S' input='S'>

<type='Cu' input='M'>

<type='Cu' input='M'>

<type='N' input='M'>

Tabel 3: financiële informatie en uitsplitsing naar interventietype voor het AMIF, het ISF en het BMVI (artikel 42, lid 2, punt a))

 

Specifieke doelstelling (herhalen voor elke specifieke doelstelling)

Medefinancieringspercentage (bijlage VI)

Indeling dimensie

Financiële gegevens

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

   

Interventietype (fondsspecifieke verordening, bijlage VI, tabel 1)

Interventietype (fondsspecifieke verordening, bijlage VI, tabel 2)

Interventietype (fondsspecifieke verordening, bijlage VI, tabel 3)

Interventietype (fondsspecifieke verordening, bijlage VI, tabel 4)

Totale financiële toewijzing (EUR) uit het fonds en nationale bijdrage

Totale subsidiabele kosten van geselecteerde concrete acties (EUR)

Bijdrage uit de fondsen aan geselecteerde concrete acties (EUR)

Deel van de totale financiële toewijzing besteed aan geselecteerde concrete acties (%)

[kolom 8/kolom 7 x 100]

Door de begunstigden gedeclareerde totale subsidiabele uitgaven (EUR)

Deel van de totale financiële toewijzing besteed aan door de begunstigden gedeclareerde subsidiabele uitgaven (%)

[kolom 11/kolom 7 x 100]

Aantal geselecteerde concrete acties

<type='S' input='S'>

<type='S' input='S'>

<type='S' input='S'>

<type='S' input='S'>

<type='S' input='S'>

<type='S' input='S'>

<type='N' input='G'>

<type='Cu' input='M'>

<type='Cu' input='M'>

<type='P' input='G'>

<type='Cu' input='M'>

<type='P' input='G'>

<type='Cu' input='M'>

Subtotaal per specifieke doelstelling

SD1

                     

Tabel 4: Uitsplitsing van de cumulatieve financiële gegevens per interventietype voor het EFMZVA (artikel 42, lid 2, punt a))

 

Prioriteit

Specifieke doelstelling

Interventietype

(Bijlage IV bij de EFMZVA-verordening)

Financiële gegevens

     

Totale subsidiabele kosten van geselecteerde concrete acties (EUR)

Door de begunstigden gedeclareerde totale subsidiabele uitgaven

Aantal geselecteerde concrete acties

<type='S' input='S'>

<type='S' input='S'>

<type='S' input='S'>

<type='Cu' input='M'>

<type='Cu' input='M'>

<type='N' input='M'>

Tabel 5: gemeenschappelijke en programmaspecifieke outputindicatoren voor het EFRO, het Cohesiefonds, het JTF en het EFMZVA (artikel 42, lid 2, punt b))

 

1.

2.

3.

4.

5.

6.

7.

8.

9.

10.

11.

12.

13.

Gegevens over outputindicatoren uit het programma

[uit tabel 2 van punt 2.1.1.1.2 van Bijlage V]

Voortgang tot op heden ten aanzien van outputindicatoren

Prioriteit

Specifieke doelstelling

Fonds

Regiocategorie (5)

ID

Naam indicator

Uitsplitsing indicator (6)

(waarvan:)

Meeteenheid

Mijlpaal (2024)

Streefdoel 2029

Geselecteerde concrete acties [dd/mm/jj]

Uitgevoerde concrete acties [dd/mm/jj]

Opmerkingen

<type='S’ input='G'> (7)

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='N' input='G'>

<type='N' input='M'>

<type='N' input='M'>

<type='S' input='M'>

                       

Tabel 6: gemeenschappelijke en programmaspecifieke outputindicatoren voor het ESF+ (artikel 42, lid 2, punt b))

 

1.

2.

3.

4.

5.

6.

7.

8 (8).

9.

10.

11.

12.

Gegevens over alle gemeenschappelijke outputindicatoren zoals opgenomen in de bijlagen I, II en III bij de ESF+-verordening en over programmaspecifieke indicatoren [uit tabel 2 van punt 2.1.1.1.2 van bijlage V en tabel 2 van punt 2.1.1.2.2 van bijlage V]

Voortgang ten aanzien van outputindicatoren

Prioriteit

Specifieke doelstelling

Fonds

Regiocategorie

ID

Naam indicator

Meeteenheid

Mijlpaal (2024)

Streefdoel 2029 (uitsplitsing naar geslacht optioneel)

Tot op heden behaalde waarden

[dd/mm/jj]

Prestatieverhouding

Opmerkingen

<type='S’ input='G'> (9)

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='N' input='G'>

<type='N' input='M'>

<type='N' input='G'>

<type='S' input='M'>

               

M

F

N

T

M

F

N

T

M

F

N

T

 

                     

Tabel 7: gemeenschappelijke outputindicatoren voor het AMIF, het ISF en het BMVI (artikel 42, lid 2, punt b))

 

1.

2.

3.

4.

5.

6.

7.

8.

9.

10.

Gegevens over alle in bijlage VIII bij de AMIF/ISF/BMVI-verordeningen opgenomen gemeenschappelijke outputindicatoren voor elke specifieke doelstelling [uit tabel 1 van punt 2.1.2 van bijlage VI]

Voortgang tot op heden ten aanzien van outputindicatoren

Specifieke doelstelling

ID

Naam indicator

Uitsplitsing naar indicator (waarvan)

Meeteenheid

Mijlpaal (2024)

Streefdoel (2029)

Geplande waarden in geselecteerde concrete acties (10)

Bereikte waarden (11)

Opmerkingen

[dd/mm/jj]

[dd/mm/jj]

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='N' input='G'>

<type='N' input='M'>

<type='N' input='M'>

<type='S' input='M'>

Tabel 8: meervoudige steun aan ondernemingen voor het EFRO, het Cohesiefonds en het JTF op programmaniveau (artikel 42, lid 2, punt b))

 

1.

2.

3.

4.

5.

ID

Naam indicator

Uitsplitsing indicator

(waarvan:)

Aantal ondernemingen zonder meervoudige steun op

[dd/mm/jj]

Opmerkingen

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='N' input='M'>

<type='S' input='M'>

RCO 01

Ondersteunde ondernemingen

Micro

   

RCO 01

Ondersteunde ondernemingen

Klein

   

RCO 01

Ondersteunde ondernemingen

Middelgroot

   

RCO 01

Ondersteunde ondernemingen

Groot

   

RCO 01

Ondersteunde ondernemingen

Totaal

<type='N' input='G'>

 

Tabel 9: gemeenschappelijke en programmaspecifieke resultaatindicatoren voor het EFRO, het Cohesiefonds, het JTF en het EFMZVA (artikel 42, lid 2, punt b))

 

1.

2.

3.

4.

5.

6.

7.

8.

9.

10.

11.

12.

13.

14.

15.

Gegevens over resultaatindicatoren uit het programma [uit tabel 5 van bijlage VII]

Voortgang tot op heden ten aanzien van resultaatindicatoren

Prioriteit

Specifieke doelstelling

Fonds

Regiocategorie (12)

ID

Naam indicator

Uitsplitsing indicator (13)

(waarvan:)

Meeteenheid

Uitgangswaarde in het programma

Streefdoel 2029

Geselecteerde concrete acties [dd/mm/jj]

Uitgevoerde concrete acties [dd/mm/jj]

Opmerkingen

Uitgangswaarde

Geplande resultaten

Uitgangswaarde

Behaald

<type='S’ input='G'> (14)

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

 

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='N' input='G'>

<type='N' input='G'>

<type='N' input='M'>

<type='N' input='M'>

<type='N' input='M'>

<type='N' input='M'>

<type='S' input='M'>

                           

Tabel 10: gemeenschappelijke en programmaspecifieke resultaatindicatoren voor ESF+ (artikel 42, lid 2, punt b))

 

1.

2.

3.

4.

5.

6.

7.

8.

9.

10 (15).

11.

12.

13.

Gegevens over alle gemeenschappelijke resultaatindicatoren die zijn opgenomen in de bijlagen I, II en III bij de ESF+-verordening en over programmaspecifieke indicatoren [uit tabel 5 van bijlage VII en tabel 3 van punt 2.1.1.2.2 van bijlage V]

Voortgang ten aanzien van resultaatindicatoren

Prioriteit

Specifieke doelstelling

Fonds

Regiocategorie

ID

Naam indicator

Outputindicator die als basis voor het bepalen van het streefdoel is gebruikt

Meeteenheid indicator

Meeteenheid streefdoel

Streefdoel 2029 (uitsplitsing naar geslacht optioneel)

Tot op heden behaalde waarden

[dd/mm/jj]

Prestatieverhouding

Opmerkingen

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='N' input='G'>

<type='N' input='M'>

<type='N' input='G'>

<type='S' input='M'>

                 

M

F

N

T

M (*3)

F

N (*3)

T

M

F

N

T

 

                       

Tabel 11: gemeenschappelijke resultaatindicatoren voor het AMIF, het ISF en het BMVI (artikel 42, lid 2, punt a))

 

1.

2.

3.

4.

5.

6.

7.

8.

9.

10.

11.

Gegevens over alle in bijlage VIII bij de AMIF/ISF/BMVI-verordeningen opgenomen gemeenschappelijke resultaatindicatoren voor elke specifieke doelstelling [uit tabel 2 van punt 2.1.2 van bijlage VI]

 

Voortgang tot op heden ten aanzien van resultaatindicatoren

Specifieke doelstelling

ID

Naam indicator

Uitsplitsing naar indicator (waarvan)

Meeteenheid (voor indicatoren en uitgangswaarde)

Uitgangswaarde

Streefdoel 2029

Meeteenheid (voor streefdoel)

Geplande waarden in geselecteerde concrete acties (16)

Bereikte waarden (17)

Opmerkingen

[dd/mm/jj]

[dd/mm/jj]

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='N' input='G'>

<type='N' input='G'>

<type='N' input='G'>

<type='N' input='G'>

<type='S' input='G'>

<type='S' input='M'>

Tabel 12: gegevens over financieringsinstrumenten voor de fondsen (artikel 42, lid 3)

 

Prioriteit (18)

Kenmerken van de uitgaven

Subsidiabele uitgaven per product

Bedrag van particuliere en overheidsmiddelen die bovenop de bijdrage uit de fondsen zijn gemobiliseerd

Bedrag van de beheerskosten en -vergoedingen gedeclareerd als subsidiabele uitgaven, met inbegrip van (beheerskosten en -vergoedingen moeten afzonderlijk worden gerapporteerd in geval van rechtstreekse gunning en in het geval van een openbare aanbesteding) (19):

Rente en andere voordelen als gevolg van steun uit de fondsen aan financieringsinstrumenten als bedoeld in artikel 60

Teruggevloeide middelen die kunnen worden toegerekend aan steun uit de fondsen als bedoeld in artikel 62

Voor garanties, de totale waarde van leningen aan en investeringen in eigen vermogen of in quasi-eigenvermogen van eindontvangers, gegarandeerd met programmamiddelen en daadwerkelijk uitgekeerd aan eindontvangers

 

Fonds

Specifieke doelstelling

Regiocategorie (20)

Leningen

(code steunvorm voor FI)

Garantie

(code steunvorm voor FI)

Eigen vermogen of quasi-eigenvermogen (code steunvorm voor FI)

Subsidies in het kader van een concrete actie van een financieringsinstrument (code steunvorm voor FI)

Leningen

(code steunvorm voor FI)

Garantie

(code steunvorm voor FI)

Eigen vermogen of quasi-eigenvermogen

(code steunvorm voor FI)

Subsidies in het kader van een concrete actie van een financieringsinstrument

(code steunvorm voor FI)

Beheerskosten en -vergoedingen voor holdingfondsen, afhankelijk van het financiële product in de holdingfondsstructuur

Beheerskosten en -vergoedingen voor specifieke fondsen (met of zonder de holdingfondsstructuur) per financieel product

Leningen

Garanties

Eigen vermogen

Leningen

Garanties

Eigen vermogen

     

Input = selectie

Input = selectie

Input = selectie

Input = selectie

Input = manueel

Input = manueel

Input = manueel

Input = manueel

Input = manueel

Input = manueel

Input = manueel

Input = manueel

Input = manueel

Input = manueel

Input = manueel

Input = manueel

Input = manueel

Input = manueel

Input = manueel

Input = manueel

Input = manueel

 

  • (1) 
    Legenda voor de kenmerken van de velden

type: N = aantal, D = datum, S = string, C = checkbox, P = percentage, B = booleaans, Cu = munteenheid; input: M = manueel, S = selectie, G = gegenereerd door systeem.

(*1)  Bedragen inclusief de uit het EFRO en het ESF+ overgedragen aanvullende steun.

(*2)  Alleen de totale overheidsbijdrage voor het EFMZVA.

  • (2) 
    Niet van toepassing op het Cohesiefonds en het EFMZVA.
  • (3) 
    Voor de toepassing van deze bijlage worden de gegevens voor de geselecteerde concrete acties gebaseerd op het document waarin de voorwaarden voor de steun overeenkomstig artikel 73, lid 3, zijn vastgesteld.
  • (4) 
    Niet van toepassing op het Cohesiefonds en het JTF.
  • (5) 
    Niet van toepassing op het Cohesiefonds, het JTF en het EFMZVA.
  • (6) 
    Enkel van toepassing op sommige indicatoren. Zie de richtsnoeren van de Commissie voor meer details.
  • (7) 
    Legenda voor de kenmerken van de velden: type: N = aantal, S = string, C = checkbox; input: M = manueel, S = selectie, G = gegenereerd door systeem.
  • (8) 
    De kolommen 8, 9, 10 en 11 zijn niet van toepassing op de indicatoren in bijlage III bij de ESF+-verordening – Gemeenschappelijke indicatoren voor ESF+-steun ter bestrijding van materiële deprivatie (artikel 4, lid 1, punt m), van de ESF+-verordening).
  • (9) 
    Legenda voor de kenmerken van de velden: type: N = aantal, S = string, C = checkbox; input: M = manueel, S = selectie, G = gegenereerd door systeem.
  • Met inbegrip van uitsplitsing naar geslacht en leeftijd, indien vereist.
  • Met inbegrip van uitsplitsing naar geslacht en leeftijd, indien vereist.
  • Niet van toepassing op het Cohesiefonds, het JTF en het EFMZVA.
  • Enkel van toepassing op sommige indicatoren. Zie de richtsnoeren van de Commissie voor meer details.
  • Legenda voor de kenmerken van de velden: type: N = aantal, S = string, C = checkbox; input: M = manueel [en ook automatisch uploaden], S = selectie, G = gegenereerd door systeem.

(*3)  Niet vereist voor specifieke doelstelling in artikel 4, lid 1, punt m), van de ESF +-verordening.

  • De kolommen 9, 10 en 12 zijn niet van toepassing op de indicatoren in bijlage III bij de ESF+-verordening – Gemeenschappelijke indicatoren voor ESF+-steun ter bestrijding van materiële deprivatie (artikel 4, lid 1, punt m), van de ESF+-verordening).
  • Met inbegrip van uitsplitsing naar geslacht en leeftijd, indien vereist.
  • Met inbegrip van uitsplitsing naar geslacht en leeftijd, indien vereist.
  • Niet van toepassing op het AMIF, het ISF en het BMVI.
  • In het gegevensuitwisselingssysteem SFC2021 moet de kolom afzonderlijk de mogelijkheid bieden om beheerskosten en -vergoedingen te rapporteren die zijn betaald in geval van rechtstreekse gunning van de opdracht en in geval van een openbare aanbesteding.
  • Niet van toepassing op het Cohesiefonds, het JTF, het AMIF, het BMVI, het ISF en het EFMZVA
 

BIJLAGE VIII

EEN PROGNOSE VAN HET BEDRAG WAARVOOR DE LIDSTAAT BETALINGSAANVRAGEN VERWACHT IN TE DIENEN VOOR HET LOPENDE EN HET VOLGENDE KALENDERJAAR (ARTIKEL 69, LID 10)

Dit moet voor ieder programma worden ingevuld voor elk fonds en elke regiocategorie, voor zover van toepassing.

 

Fonds

Regiocategorie

Verwachte Uniebijdrage

[lopend kalenderjaar]

[volgend kalenderjaar]

januari – oktober

november – december

januari – december

EFRO

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

 

Overgangsregio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

 

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

 

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden (1)

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Interreg

 

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

ESF+

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

 

Overgangsregio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

 

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

 

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden (2)

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Cohesiefonds

 

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

JTF (*1)

 

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

EFMZVA

 

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

AMIF

 

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

ISF

 

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

BMVI

 

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

 

(*1)  Bedragen inclusief de uit het EFRO en het ESF+ overgedragen aanvullende financiering, naargelang het geval.

  • (1) 
    Hier moet alleen de specifieke toewijzing voor ultraperifere en noordelijke dunbevolkte gebieden worden vermeld.
  • (2) 
    Hier moet alleen de specifieke toewijzing voor ultraperifere en noordelijke dunbevolkte gebieden worden vermeld.
 

BIJLAGE IX

COMMUNICATIE EN ZICHTBAARHEID – ARTIKELEN 47, 49 EN 50

1.   

Gebruik en technische kenmerken van het embleem van de Unie (het "embleem")

1.1.   

Het embleem krijgt een prominente plaats op alle communicatiemateriaal, waaronder drukwerk en digitale producten, websites en mobiele versies ervan, in verband met de uitvoering van een concrete actie, gebruikt voor het publiek of voor deelnemers.

1.2.   

Naast het embleem wordt voluit "Gefinancierd door de Europese Unie" of "Medegefinancierd door de Europese Unie" geschreven.

1.3.   

Voor de tekst bij het embleem van de Unie mogen de volgende lettertypes worden gebruikt: Arial, Auto, Calibri, Garamond, Trebuchet, Tahoma, Verdana of Ubuntu. Cursief lettertype, onderstreepte varianten of andere effecten mogen niet worden gebruikt.

1.4.   

De plaatsing van de tekst ten opzichte van het embleem mag op geen enkele wijze overlappen met het embleem.

1.5.   

De gebruikte lettergrootte staat in verhouding tot de grootte van het embleem.

1.6.   

De kleur van het lettertype moet reflex blue, zwart of wit zijn, afhankelijk van de achtergrond.

1.7.   

Het embleem wordt niet gewijzigd of samengevoegd met andere grafische elementen of teksten. Indien behalve het embleem nog andere logo's worden afgebeeld, moet het embleem ten minste even groot zijn, gemeten in de hoogte of de breedte, als het grootste van de andere logo's. Behalve het embleem mag geen enkele andere visuele identiteit en geen enkel ander logo worden gebruikt om de steun van de Unie te benadrukken.

1.8.   

Indien op eenzelfde locatie verschillende concrete acties plaatsvinden die door dezelfde of verschillende financieringsinstrumenten worden ondersteund, of indien voor dezelfde concrete actie op een later tijdstip extra financiering wordt verstrekt, wordt ten minste één plaat of bord geplaatst.

1.9.   

Grafische normen voor het embleem en de definitie van standaardkleuren

A)

SYMBOLISCHE BESCHRIJVING

Tegen een azuurblauwe achtergrond vormen twaalf gouden sterren een cirkel, die de eenheid van de Europese volkeren voorstelt. Het aantal sterren is onveranderlijk vastgesteld op twaalf, omdat dit getal het symbool is van volmaaktheid en volledigheid.

 

B)

HERALDISCHE BESCHRIJVING

Een cirkel van twaalf vijfpuntige gouden sterren, waarvan de punten elkaar niet raken, tegen een azuurblauwe achtergrond.

 

C)

GEOMETRISCHE BESCHRIJVING

Het embleem heeft de vorm van een blauwe rechthoekige vlag waarvan de lange zijde gelijk is aan anderhalve keer de korte zijde. Twaalf gouden sterren, op regelmatige afstanden geplaatst, vormen een onzichtbare cirkel waarvan het middelpunt op het snijpunt van de diagonalen van de rechthoek ligt. De straal van de cirkel is gelijk aan een derde van de korte zijde van de rechthoek. Elk van de vijfpuntige sterren is in een onzichtbare cirkel gevat, waarvan de straal gelijk is aan 1/18e van de korte zijde van de rechthoek. Alle sterren zijn verticaal geplaatst, d.w.z. dat één punt naar boven is gericht en de twee onderste punten op een onzichtbare lijn rusten die loodrecht op de korte zijde van de rechthoek staat. De sterren bevinden zich op de cirkel zoals de cijfers op de wijzerplaat van een klok. Het aantal sterren blijft onveranderlijk.

 

D)

KLEURENREGEL

Het embleem is samengesteld uit de volgende kleuren: PANTONE REFLEX BLUE voor het oppervlak van de rechthoek; PANTONE YELLOW voor de sterren.

 

E)

VIERKLEURENDRUK

Bij vierkleurendruk moeten de twee standaardkleuren op basis van de vier beschikbare kleuren worden aangemaakt.

Voor het PANTONE YELLOW kan 100 % "Process Yellow" worden gebruikt.

PANTONE REFLEX BLUE wordt verkregen door 100 % "Process Cyan" te mengen met 80 % "Process Magenta".

INTERNET

PANTONE REFLEX BLUE komt in het webpalet overeen met de kleur RGB:0/51/153 (hexadecimaal: 003399) en PANTONE YELLOW komt in het webpalet overeen met de kleur RGB: 255/204/0 (hexadecimaal: FFCC00).

AFDRUK IN ÉÉN KLEUR

Indien alleen met zwart wordt gewerkt, worden zwarte sterren tegen een witte achtergrond in een zwart omlijnde rechthoek gezet.

Indien alleen met blauw (Reflex Blue) wordt gewerkt, worden de sterren in negatief wit op een achtergrond van 100 % Reflex Blue geplaatst.

AFDRUK OP GEKLEURDE ACHTERGROND

Indien een gekleurde achtergrond onvermijdelijk is, moet de rechthoek met een wit kader worden omgeven waarvan de breedte gelijk is aan 1/25e van de korte zijde van de rechthoek.

De beginselen voor het gebruik van het embleem van de Unie door derden staan vermeld in een administratieve overeenkomst met de Raad van Europa betreffende het gebruik van het EU-logo door derden (1).

2.   

De in artikel 49, lid 6, bedoelde intellectuele-eigendomsrechten geven de Unie ten minste de volgende rechten:

2.1.   

intern gebruik, d.w.z. het recht om het communicatiemateriaal en materiaal ter bevordering van de zichtbaarheid te reproduceren, te kopiëren en beschikbaar te stellen aan instellingen en agentschappen van de Unie en autoriteiten van de lidstaten, alsook aan het personeel ervan;

2.2.   

gehele of gedeeltelijke reproductie van het communicatiemateriaal en materiaal ter bevordering van de zichtbaarheid, met welk middel en in welke vorm dan ook;

2.3.   

communicatie aan het publiek van het communicatiemateriaal en materiaal ter bevordering van de zichtbaarheid met welk communicatiemiddel dan ook;

2.4.   

verspreiding onder het publiek van het communicatiemateriaal en materiaal ter bevordering van de zichtbaarheid (of kopieën daarvan) in welke vorm dan ook;

2.5.   

opslag en archivering van het communicatiemateriaal en materiaal ter bevordering van de zichtbaarheid;

2.6.   

verlening van sublicenties op de rechten op het communicatiemateriaal en materiaal ter bevordering van de zichtbaarheid aan derden.

 

 

BIJLAGE X

ELEMENTEN VOOR FINANCIERINGSOVEREENKOMSTEN EN STRATEGIEDOCUMENTEN – ARTIKEL 59, LEDEN 1 EN 5

1.   

Vereiste elementen van de financieringsovereenkomst voor financieringsinstrumenten die worden uitgevoerd krachtens artikel 59, lid 5:

a)

de investeringsstrategie of het investeringsbeleid, met inbegrip van de uitvoeringsregeling, de financiële producten die zullen worden aangeboden, de beoogde eindontvangers, en (in voorkomend geval) de voorgenomen combinatie met subsidiëring;

 

b)

een ondernemingsplan of soortgelijke documentatie met het oog op de uitvoering van het financieringsinstrument, met name betreffende het in artikel 58, lid 3, punt a), bedoelde geraamde hefboomeffect;

 

c)

de beoogde resultaten waarvan verwacht wordt dat het financieringsinstrument deze zal halen om bij te dragen tot de specifieke doelstellingen en de resultaten van de relevante prioriteit;

 

d)

regelingen inzake de voortgangsbewaking van de investeringen en het investeringsaanbod, met inbegrip van rapportage door het financieringsinstrument aan het holdingfonds en de beheerautoriteit in overeenstemming met artikel 42;

 

e)

auditvoorschriften, bijvoorbeeld minimumvoorschriften inzake de documentatie die op het niveau van het financieringsinstrument (en in voorkomend geval het holdingfonds) moet worden bijgehouden overeenkomstig artikel 82, en (in voorkomend geval) voorschriften inzake het voeren van een afzonderlijke boekhouding voor de verschillende steunvormen in overeenstemming met artikel 58, lid 6, met inbegrip van bepalingen en voorschriften betreffende de toegang tot documentatie door auditautoriteiten van de lidstaten, door controleurs van de Commissie en door de Rekenkamer, om een duidelijk auditspoor te waarborgen;

 

f)

voorschriften en procedures voor het beheer van de bijdragen die in overeenstemming met artikel 92 door het programma worden verstrekt, alsook voor het verwachte investeringsaanbod, met inbegrip van voorschriften inzake fiduciaire of afzonderlijke boekhouding overeenkomstig artikel 59;

 

g)

voorschriften en procedures voor het beheer van rente en andere voordelen zoals bedoeld in artikel 60, met inbegrip van aanvaardbare kastransacties en beleggingen, alsmede de taken en verplichtingen van de betrokken partijen;

 

h)

bepalingen betreffende de berekening en betaling van de gedane beheerskosten en van de vergoedingen voor het beheer van het financieringsinstrument in overeenstemming met artikel 68, lid 1, punt d);

 

i)

bepalingen betreffende het hergebruik van middelen die kunnen worden toegeschreven aan de steun uit de fondsen in overeenstemming met artikel 62 en een beëindigingsprocedure voor de bijdrage uit de fondsen van het financieringsinstrument;

 

j)

voorwaarden voor een eventuele gehele of gedeeltelijke intrekking van de programmabijdragen aan de financieringsinstrumenten, in voorkomend geval met inbegrip van het holdingfonds;

 

k)

regels die ervoor zorgen dat de instanties die de financieringsinstrumenten uitvoeren de financieringsinstrumenten onafhankelijk en in overeenstemming met de geldende beroepscode beheren, en uitsluitend handelen in het belang van de partijen die bijdragen verstrekken aan het financieringsinstrument;

 

l)

regels inzake de vereffening van het financieringsinstrument;

 

m)

andere voorwaarden voor het verstrekken van bijdragen uit het programma aan het financieringsinstrument;

 

n)

voorwaarden om ervoor te zorgen dat eindontvangers door middel van contractuele regelingen voldoen aan de vereisten inzake het plaatsen van duurzame platen of borden overeenkomstig artikel 50, lid 1, punt c), en andere regelingen om de naleving van artikel 50 en bijlage IX te waarborgen voor de erkenning van steun uit de fondsen;

 

o)

beoordeling en selectie van organen die de financieringsinstrumenten uitvoeren, met inbegrip van oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling of procedures inzake overheidsopdrachten (alleen met betrekking tot instrumenten die via een holdingfonds worden georganiseerd).

2.   

Vereiste elementen van het in artikel 59, lid 1, bedoelde strategiedocument(en)

a)

de investeringsstrategie of het investeringsbeleid van het financieringsinstrument, de algemene voorwaarden inzake de schuldproducten, de doelontvangers en de acties die zullen worden ondersteund;

 

b)

een ondernemingsplan of soortgelijke documentatie met het oog op de uitvoering van het financieringsinstrument, met name betreffende het in artikel 58 bedoelde geraamde hefboomeffect;

 

c)

het gebruik en hergebruik van middelen die kunnen worden toegeschreven aan de steun uit de fondsen, in overeenstemming met de artikelen 60 en 62;

 

d)

de monitoring van en de rapportage over de uitvoering van het financieringsinstrument met het oog op de naleving van de artikelen 42 en 50.

 

BIJLAGE XI

HOOFDVEREISTEN VOOR BEHEER- EN CONTROLESYSTEMEN EN DE INDELING ERVAN – ARTIKEL 69, LID 1

Tabel 1 – Hoofdvereisten voor beheer- en controlesystemen

 
 

Betrokken instanties/autoriteiten

1

Een passende scheiding van functies en schriftelijke regelingen voor rapportage over, toezicht op en monitoring van de taken die zijn gedelegeerd aan een intermediaire instantie

Beheerautoriteit

2

Passende criteria en procedures voor de selectie van concrete acties

Beheerautoriteit (1)

3

Passende informatie voor begunstigden over de toepasselijke voorwaarden voor steun aan de geselecteerde concrete acties

Beheerautoriteit

4

Passende beheersverificaties, met inbegrip van passende procedures voor de controle van de naleving van de voorwaarden voor financiering die niet gekoppeld is aan kosten en voor vereenvoudigde kostenopties

Beheerautoriteit

5

Een doeltreffend systeem om te garanderen dat alle documentatie die nodig is voor het auditspoor, wordt bewaard

Beheerautoriteit

6

Een betrouwbaar elektronisch systeem (met onder meer koppelingen met elektronische systemen voor gegevensuitwisseling met begunstigden) voor de registratie en opslag van gegevens voor monitoring, evaluatie, financieel beheer, verificaties en audits, met inbegrip van passende procedures ter waarborging van de beveiliging, integriteit en vertrouwelijkheid van de gegevens en de authenticatie van gebruikers

Beheerautoriteit

7

De doeltreffende invoering van proportionele maatregelen tegen fraude

Beheerautoriteit

8

Passende procedures voor het opstellen van de beheersverklaring

Beheerautoriteit

9

Passende procedures om te bevestigen dat de in de rekeningen opgenomen uitgaven wettig en regelmatig zijn

Beheerautoriteit

10

Passende procedures voor het opstellen en indienen van de aanvragen voor betaling en van de rekeningen, en voor het bevestigen van de volledigheid, juistheid en waarheidsgetrouwheid van de rekeningen

Beheerautoriteit of instantie die de boekhoudfunctie uitoefent

11

Passende scheiding van functies en functionele onafhankelijkheid tussen de auditautoriteit (en elk orgaan dat auditwerkzaamheden uitvoert onder de verantwoordelijkheid van de auditautoriteit waarop de auditautoriteit steunt en toezicht houdt, indien van toepassing) en de andere programma-autoriteiten en auditwerkzaamheden uitgevoerd in overeenstemming met internationaal aanvaarde auditnormen

Auditautoriteit

12

Passende systeemaudits

Auditautoriteit

13

Passende audits van concrete acties

Auditautoriteit

14

Passende audits van rekeningen

Auditautoriteit

15

Passende procedures voor het verstrekken van een betrouwbaar auditadvies en voor het opstellen van het jaarlijkse controleverslag

Auditautoriteit

Tabel 2 — Classificatie van de beheer- en controlesystemen op basis van de doeltreffendheid van hun werking

 

Categorie 1

Werkt goed. Geen of alleen kleine verbetering nodig.

Categorie 2

Werkt. Enige verbetering nodig.

Categorie 3

Werkt gedeeltelijk. Aanzienlijke verbetering nodig.

Categorie 4

Werkt in wezen niet.

 

  • (1) 
    Territoriale autoriteiten of instanties op grond van artikel 29, lid 3, van deze verordening en stuurcomité op grond van artikel 22, lid 2, van de Interreg-verordening, waar van toepassing.
 

BIJLAGE XII

GEDETAILLEERDE REGELS EN HET MODEL VOOR HET MELDEN VAN ONREGELMATIGHEDEN – ARTIKEL 69, LEDEN 2 EN 12

Afdeling 1

Gedetailleerde regels voor het melden van onregelmatigheden

1.1.   Onregelmatigheden die moeten worden gemeld

De volgende onregelmatigheden moeten overeenkomstig artikel 69, lid 2, aan de Commissie worden gemeld:

 

a)

onregelmatigheden die voorwerp zijn geweest van een eerste schriftelijke beoordeling door een bevoegde administratieve of gerechtelijke autoriteit die op basis van concrete feiten heeft geconcludeerd dat er sprake was van een onregelmatigheid, ongeacht de mogelijkheid dat deze conclusie naderhand, in het licht van de ontwikkelingen in de administratieve of de gerechtelijke procedure, moet worden herzien of ingetrokken;

 

b)

onregelmatigheden die aanleiding geven tot het inleiden van administratieve of gerechtelijke procedures op nationaal niveau om vast te stellen of er sprake is van fraude of andere strafbare feiten, als bedoeld in artikel 3, lid 2, punten a) en b), en artikel 4, leden 1, 2 en 3, van Richtlijn (EU) 2017/1371 en artikel 1, lid 1, punt a), van de Overeenkomst, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (1) voor de lidstaten die niet gebonden zijn door die richtlijn;

 

c)

onregelmatigheden voorafgaand aan een faillissement;

 

d)

specifieke onregelmatigheid of groep onregelmatigheden waarvoor de Commissie na de eerste melding van een lidstaat, een schriftelijk verzoek om informatie bij de lidstaat indient.

1.2.   Onregelmatigheden die zijn vrijgesteld van meldingsplicht

De volgende onregelmatigheden hoeven niet te worden gemeld:

 

a)

onregelmatigheden voor een bedrag van minder dan 10 000 EUR aan bijdragen uit de fondsen; dit geldt niet voor onregelmatigheden die onderling verband houden en waarvan het totale bedrag meer dan 10 000 EUR aan bijdragen uit de fondsen bedraagt, zelfs indien geen van deze onregelmatigheden afzonderlijk dit maximum overschrijdt;

 

b)

gevallen waarin de enige onregelmatigheid erin bestaat dat een concrete actie in het medegefinancierde programma geheel of gedeeltelijk niet wordt uitgevoerd wegens het niet-frauduleuze faillissement van de begunstigde;

 

c)

gevallen die door de begunstigde vrijwillig ter kennis van de beheerautoriteit of de voor de boekhoudfunctie verantwoordelijke autoriteit worden gebracht voordat zij door een van beide autoriteiten worden ontdekt, hetzij vóór, hetzij na betaling van de overheidsbijdrage;

 

d)

gevallen die door de beheerautoriteit worden ontdekt en gecorrigeerd voordat zij zijn opgenomen in een bij de Commissie ingediende betalingsaanvraag.

De vrijstellingen in de punten c) en d) van de eerste alinea van dit punt zijn niet van toepassing op onregelmatigheden als bedoeld in punt 1.1, b).

1.3.   Vaststelling van de meldende lidstaat

De lidstaat waar de onregelmatige uitgaven door de begunstigde zijn gedaan en bij het uitvoeren van de concrete actie zijn betaald, is verantwoordelijk voor de melding van de onregelmatigheid overeenkomstig artikel 69, lid 2. Wat programma's in het kader van de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg) betreft, informeert de rapporterende lidstaat de beheerautoriteit en de auditautoriteit over het programma.

1.4.   Tijdschema voor de melding

De lidstaten melden onregelmatigheden binnen twee maanden na het einde van elk kwartaal waarin de onregelmatigheden zijn ontdekt of zodra aanvullende informatie over de gemelde onregelmatigheden beschikbaar komt. Een lidstaat stelt de Commissie echter onverwijld in kennis van geconstateerde of vermoede onregelmatigheden, met opgave van alle eventuele andere betrokken lidstaten, indien de onregelmatigheden gevolgen kunnen hebben buiten het grondgebied van de lidstaat in kwestie.

1.5.   Indiening, gebruik en verwerking van gemelde informatie

Indien de nationale bepalingen voorzien in geheimhouding van de onderzoeken, kan de informatie slechts met toestemming van de bevoegde rechterlijke of andere instantie worden gemeld, in overeenstemming met de nationale voorschriften.

De overeenkomstig deze bijlage gemelde informatie kan worden gebruikt om de financiële belangen van de Unie te beschermen, met name om risicoanalyses uit te voeren en systemen te ontwikkelen om risico's doeltreffender in kaart te brengen.

Deze informatie mag niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, tenzij de autoriteiten die de informatie hebben verstrekt hiervoor hun uitdrukkelijke toestemming hebben gegeven.

Deze informatie valt onder het beroepsgeheim en mag niet bekend worden gemaakt aan andere personen dan personen in de lidstaten of binnen de instellingen, organen en instanties van de Unie die op grond van hun functie toegang tot deze informatie moeten hebben.

Afdeling 2

Model voor elektronische melding via het beheerssysteem voor onregelmatigheden (IMS)

 
 

Identificatie

Fonds

Lidstaat

Meldende autoriteit

Jaar

Volgnummer

Programmeringsperiode

Referentienummer – nationaal

Redactionele informatie

Initiërende autoriteit – volledige naam

Taal van het verzoek

Datum opstelling

Kwartaal

Speciaal verzoek

Noodzaak om andere landen te informeren

Persoon aangetroffen in andere zaak/zaken

Status

Procedures

Sluiting zaak

Sluitingsdatum zaak

Persoonsgegevens

Gegevens van de betrokken personen

Rechtspersoon/natuurlijke persoon

Juridische status

Nummer nationaal identiteitsbewijs

Bedrijfsnaam/familienaam

Handelsnaam/voornaam

Naam moederbedrijf/onafhankelijke titel

Straat

Postcode

Plaats

Territoriale eenheid waar de persoon is ingeschreven

Lidstaat

Relevant NUTS-niveau

Gemarkeerd op grond van het Financieel Reglement (2) (artikelen 135 tot en met 145)

Motivering voor niet-openbaarmaking van persoonsgegevens

 

Omschrijving van de concrete actie

CCI-nummer

Doelstelling – CCI

Regiocategorie indien van toepassing

Doelstelling (Investeren in werkgelegenheid en groei/Europese territoriale samenwerking)

Programma

Sluitingsdatum programma

Commissiebesluit – nummer

Commissiebesluit – datum

Beleidsdoelstelling

Prioriteit

Specifieke doelstelling

Territoriale eenheid waar de concrete actie plaatsvindt

Lidstaat

Relevant NUTS-niveau

Bevoegde autoriteit

Concrete actie – specifiek – project

Project

Project

Project – naam

Project – nummer

Medefinancieringspercentage

Totaalbedrag van de uitgaven

Totaalbedrag van de onregelmatige uitgaven

Onregelmatigheid

Informatie die tot het vermoeden heeft geleid dat er een onregelmatigheid werd begaan

Datum

Bron

Geschonden bepalingen

Bepalingen – Unie: Type, titel, referentie, artikel en lid, voor zover van toepassing

Bepalingen – nationaal – Type, titel, referentie, artikel en lid, voor zover van toepassing

Andere betrokken landen

Lidsta(a)t(en)

Niet-lidsta(a)t(en)

Specifieke informatie over de onregelmatigheid

Startdatum onregelmatigheid

Einddatum onregelmatigheid

Type onregelmatigheid – typologie

Type onregelmatigheid – categorie

Handelwijze

Aanvullende informatie

Beoordelingen van de administratie

Kwalificatie van de onregelmatigheid

 

Strafbare feiten overeenkomstig Richtlijn (EU) 2017/1371

Opsporing

 

Datum van ontdekking (eerste administratieve of gerechtelijke bevinding)

Reden voor het uitvoeren van een controle (waarom)

Soort en/of methode van de controle (hoe)

Controle uitgevoerd na betaling(en) van overheidsbijdrage

Bevoegde autoriteit

OLAF-zaak

OLAF-nummer – Referentie

OLAF-nummer – Jaar

OLAF-nummer – Volgnummer

Status

Totaalbedragen

Financiële gevolgen

Uitgaven – EU-bijdrage

Uitgaven – Nationale bijdrage

Uitgaven – Overheidsbijdrage

Uitgaven – Particuliere bijdrage

Uitgaven – Totaal

Onregelmatig bedrag – EU-bijdrage

Onregelmatig bedrag – Nationale bijdrage

Onregelmatig bedrag – Overheidsbijdrage

waarvan niet betaald – EU-bijdrage

waarvan niet betaald – Nationale bijdrage

waarvan niet betaald – Overheidsbijdrage

waarvan betaald – EU-bijdrage

waarvan betaald – Nationale bijdrage

waarvan betaald – Overheidsbijdrage

Opmerkingen

Boetes

Procedures

Procedures die zijn ingeleid om boetes op te leggen

Soort procedure

Startdatum van de procedure

(Verwachte) einddatum van de procedure

Status van de procedure

Sancties

Boetes

Boetes – Categorie

Boetes – Type

Toegepaste boetes

Bedragen van de boetes

Einddatum van de procedure

Opmerkingen

Opmerkingen

Opmerkingen – Meldende autoriteit

Bijlagen

Bijlagen

Bijlagen beschrijving

Annuleringsverzoek

Redenen voor annulering

Redenen voor afwijzing

 

  • (2) 
    Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
 

BIJLAGE XIII

ELEMENTEN VOOR HET AUDITSPOOR – ARTIKEL 69, LID 6

Wat betreft Uniebijdragen die de Commissie overeenkomstig artikel 94 heeft betaald op basis van eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages en wat betreft de financiering die niet gekoppeld is aan kosten die de Commissie overeenkomstig artikel 95 heeft betaald, zijn alleen de in respectievelijk de afdelingen III en IV vermelde elementen vereist.

I.   

Verplichte elementen van een auditspoor voor subsidies in de in artikel 53, lid 1, punten a) tot en met e), bedoelde vormen:

1.

documentatie op basis waarvan kan worden nagegaan of de beheerautoriteit de selectiecriteria toepast, evenals documentatie met betrekking tot de algemene selectieprocedure en de goedkeuring van concrete acties;

2.

een document (subsidieovereenkomst of gelijkwaardig) waarin de voorwaarden voor de steun worden uiteengezet en dat door de begunstigde en de beheerautoriteit of intermediaire instantie is ondertekend;

3.

boekhoudkundige gegevens van door de begunstigde ingediende betalingsaanvragen, zoals geregistreerd in het elektronische systeem van de beheerautoriteit of intermediaire instantie;

4.

documentatie over verificaties met betrekking tot de in artikel 65, artikel 66, lid 2, en artikel 73, lid 2, punt h), vastgelegde vereisten inzake niet-verplaatsing en duurzaamheid;

5.

bewijs van betaling van de overheidsbijdrage aan de begunstigde en van de datum waarop de betaling is verricht;

6.

documentatie tot staving van de administratieve controles en, in voorkomend geval, controles ter plaatse die door de beheerautoriteit of intermediaire instantie zijn uitgevoerd;

7.

informatie over uitgevoerde audits;

8.

documentatie met betrekking tot de follow-up door de beheerautoriteit of intermediaire instantie met het oog op beheersverificaties en auditbevindingen;

9.

documentatie waaruit blijkt dat de naleving van de geldende wetgeving is geverifieerd;

10.

gegevens met betrekking tot output- en resultaatindicatoren om deze te kunnen afstemmen op de overeenkomstige streefdoelen en gerapporteerde mijlpalen;

11.

documentatie met betrekking tot financiële correcties en kortingen op bij de Commissie gedeclareerde uitgaven in overeenstemming met artikel 98, lid 6, die de beheerautoriteit, intermediaire instantie of instantie waaraan de boekhoudfunctie is toevertrouwd, heeft uitgevoerd;

12.

in geval van subsidies in de in artikel 53, lid 1, punt a), bedoelde vorm, de facturen (of documenten met gelijkwaardige bewijskracht) en het bewijs van betaling ervan door de begunstigde, alsmede de boekhoudkundige gegevens van de begunstigde met betrekking tot de bij de Commissie gedeclareerde uitgaven;

13.

in geval van subsidies in de in artikel 53, lid 1, punten b), c) en d), bedoelde vormen en, in voorkomend geval, documentatie tot staving van de methode voor de vaststelling van eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages; de kostencategorieën die de grondslag vormen voor de berekening; documentatie tot staving van kosten die zijn gedeclareerd onder andere kostencategorieën waarop een vast percentage van toepassing is; de uitdrukkelijke instemming van de beheerautoriteit met de ontwerpbegroting op het document waarin de voorwaarden voor de steun zijn vastgesteld; documentatie over de bruto arbeidskosten en de berekening van het uurtarief; indien vereenvoudigde kostenopties worden gebruikt op basis van bestaande methoden, documentatie waaruit de overeenstemming met soortgelijke concrete acties en met de voor de bestaande methode vereiste documenten blijkt, indien van toepassing.

II.   

Verplichte elementen van een auditspoor voor financieringsinstrumenten:

1.

documentatie over de vaststelling van het financieringsinstrument, zoals financieringsovereenkomsten enz.;

 

2.

documentatie waarin de bedragen zijn vastgelegd die door elk programma en voor elke prioriteit aan het financieringsinstrument zijn bijgedragen, alsook de uitgaven die subsidiabel zijn in het kader van ieder programma en de rente en andere voordelen die voortvloeien uit de steun uit de fondsen en het hergebruik van de middelen die kunnen worden toegerekend aan de fondsen, overeenkomstig de artikelen 60 en 62;

 

3.

documentatie over de werking van het financieringsinstrument, waaronder die met betrekking tot monitoring, rapportages en verificaties;

 

4.

documentatie over de beëindiging van programmabijdragen en de afwikkeling van het financieringsinstrument;

 

5.

documenten over de beheerskosten en -vergoedingen;

 

6.

aanvraagformulieren of soortgelijke formulieren, die door de eindontvangers zijn ingediend met bewijsstukken, zoals bedrijfsplannen en, indien relevant, eerdere jaarrekeningen;

 

7.

checklists en verslagen van de instanties die het financieringsinstrument uitvoeren;

 

8.

verklaringen met betrekking tot de-minimissteun;

 

9.

overeenkomsten die met het oog op de steun van het financieringsinstrument zijn ondertekend, met inbegrip van investeringen in eigen vermogen, kredieten, garanties of andere vormen van investering die aan eindontvangers worden verstrekt;

 

10.

bewijs dat de via het financieringsinstrument verstrekte steun voor het beoogde doel zal worden ingezet;

 

11.

bescheiden van de geldstromen tussen de beheerautoriteit en het financieringsinstrument, en binnen het financieringsinstrument op alle niveaus tot aan de eindontvangers, en, wat betreft garanties, het bewijs dat de onderliggende leningen werden uitgekeerd;

 

12.

een afzonderlijke boekhouding of afzonderlijke boekhoudkundige codes voor een door het financieringsinstrument betaalde programmabijdrage of gegeven garantie ten behoeve van de eindontvangers.

III.   

Verplichte elementen van een auditspoor voor de vergoeding van de Uniebijdrage door de Commissie overeenkomstig artikel 94, te bewaren door de beheerautoriteit of intermediaire instantie:

1.

documentatie tot staving van de voorafgaande instemming van de Commissie met de soorten concrete acties die in aanmerking komen voor vergoeding op basis van eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages, alsook de vaststelling van de corresponderende bedragen en percentages, en de methoden voor de aanpassing van de bedragen (goedkeuring of wijziging van programma's);

 

2.

documentatie tot staving van de kostencategorieën en de bedragen die de grondslag vormen voor de berekening waarop het vaste percentage van toepassing is;

 

3.

documentatie tot staving van de vervulling van de voorwaarden voor vergoeding door de Commissie;

 

4.

documentatie tot staving van de aanpassing van de bedragen, indien van toepassing;

 

5.

documentatie tot staving van de berekeningsmethode indien artikel 94, lid 2, tweede alinea, punt a), wordt toegepast;

 

6.

documentatie over de selectie en goedkeuring van concrete acties die in aanmerking komen voor vergoeding van de Uniebijdrage door de Commissie op basis van vereenvoudigde kostenopties;

 

7.

document met de steunvoorwaarden, ondertekend door de begunstigde en de beheerautoriteit of intermediaire instantie, waarin de vorm van de aan de begunstigden verstrekte steun wordt vermeld;

 

8.

documentatie tot staving van beheersverificaties en audits uitgevoerd overeenkomstig artikel 94, lid 3, derde alinea;

 

9.

bewijs van betaling van de overheidsbijdrage aan de begunstigde en van de datum waarop de betaling is verricht.

IV.   

Verplichte elementen van een auditspoor voor de vergoeding van de Uniebijdrage door de Commissie overeenkomstig artikel 95, te bewaren door de beheerautoriteit of intermediaire instantie:

1.

documentatie tot staving van de voorafgaande instemming van de Commissie met de voorwaarden waaraan moet worden voldaan of met de resultaten die moeten worden behaald, en de overeenkomstige bedragen (goedkeuring of wijziging van programma's);

 

2.

documentatie over de selectie en goedkeuring van concrete acties die in aanmerking komen voor vergoeding van de Uniebijdrage door de Commissie overeenkomstig artikel 95 (financiering die niet gekoppeld is aan kosten);

 

3.

document met de steunvoorwaarden, ondertekend door de begunstigde en de beheerautoriteit of intermediaire instantie, waarin de vorm van de aan de begunstigden verstrekte steun wordt vermeld;

 

4.

documentatie tot staving van beheersverificaties en audits uitgevoerd overeenkomstig artikel 95, lid 3, tweede alinea;

 

5.

bewijs van betaling van de overheidsbijdrage aan de begunstigde en van de datum waarop de betaling is verricht;

 

6.

documentatie tot staving van de naleving van de voorwaarden of de verwezenlijking van resultaten in elk stadium indien in stappen wordt gewerkt, alsmede vóór de definitieve uitgaven bij de Commissie worden gedeclareerd.

 

BIJLAGE XIV

ELEKTRONISCHE SYSTEMEN VOOR GEGEVENSUITWISSELING TUSSEN PROGRAMMA-AUTORITEITEN EN BEGUNSTIGDEN – ARTIKEL 69, LID 8

1.   

Verantwoordelijkheden van de programma-autoriteiten met betrekking tot de kenmerken van de systemen voor elektronische gegevensuitwisseling

1.1.   

Zorgen voor de beveiliging, integriteit en vertrouwelijkheid van gegevens en de authenticatie van de verzender overeenkomstig artikel 69, leden 6 en 8, artikel 72, lid 1, punt e), en artikel 82.

1.2.   

Zorgen voor de beschikbaarheid en werking van de systemen tijdens en buiten de gebruikelijke kantoortijden (behalve bij technisch onderhoud).

1.3.   

Garanderen dat het systeem gericht is op het gebruik van logische, eenvoudige en intuïtieve functies en interface.

1.4.   

Gebruik van functies in het systeem die voorzien in:

a)

interactieve formulieren en/of formulieren die automatisch door het systeem worden ingevuld aan de hand van de gegevens die tijdens de verschillende stappen in procedures worden opgeslagen;

 

b)

automatische berekeningen, indien van toepassing;

 

c)

automatische ingebedde controles die de herhaaldelijke uitwisseling van documenten of informatie beperken;

 

d)

door het systeem gegenereerde waarschuwingen om begunstigden te informeren dat bepaalde handelingen kunnen worden uitgevoerd;

 

e)

onlinetracering van de status, die begunstigden de mogelijkheid biedt de actuele status van het project te volgen;

 

f)

alle voorheen beschikbare gegevens en documenten die door het systeem voor elektronische gegevensuitwisseling zijn verwerkt.

1.5.   

Zorgen voor de registratie en opslag van gegevens in het systeem waardoor audits kunnen worden uitgevoerd, alsook administratieve controles van betalingsaanvragen die door de begunstigden worden ingediend overeenkomstig artikel 74, lid 2.

2.   

Verantwoordelijkheden van de programma-autoriteiten met betrekking tot de modaliteiten voor de indiening van documenten en gegevens voor alle uitwisselingen

2.1.   

Zorgen voor het gebruik van een elektronische handtekening die overeenkomt met een van de drie typen elektronische handtekening die in Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad zijn gedefinieerd (1).

2.2.   

Ervoor zorgen dat de datum van doorgifte van de documenten en gegevens door de begunstigde aan de autoriteiten, en omgekeerd, wordt opgeslagen.

2.3.   

Zorgen voor rechtstreekse toegankelijkheid via een interactieve gebruikersinterface (webtoepassing) of via een technische interface die de automatische synchronisatie en indiening van gegevens tussen de systemen van de begunstigden en de lidstaten mogelijk maakt.

2.4.   

Toezien op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de persoonsgegevens van natuurlijke personen, en op bedrijfsvertrouwelijkheid voor rechtspersonen overeenkomstig Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), en Verordening (EU) 2016/679.

 

  • (1) 
    Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).
  • (2) 
    Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).
 

BIJLAGE XV

SFC2021: ELEKTRONISCH SYSTEEM VOOR GEGEVENSUITWISSELING TUSSEN DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE – ARTIKEL 69, LID 9

  • 1. 
    Verantwoordelijkheden van de Commissie
 
 

1.1.

Zorgen voor de werking van een systeem voor elektronische gegevensuitwisseling (hierna het "SFC2021" genoemd) voor alle officiële uitwisselingen van informatie tussen de lidstaten en de Commissie. Het SFC2021 bevat ten minste de informatie die is gespecificeerd in de overeenkomstig deze verordening vastgestelde modellen.

 
 

1.2.

Ervoor zorgen dat het SFC2021 over de volgende kenmerken beschikt:

a)

interactieve formulieren of formulieren die reeds door het systeem zijn ingevuld op basis van eerder in het systeem geregistreerde gegevens;

 

b)

automatische berekeningen, wanneer deze de invoerinspanningen van gebruikers verminderen;

 

c)

automatische ingebedde controles om de interne samenhang van de verstrekte gegevens en de consistentie van deze gegevens met de toepasselijke voorschriften te verifiëren;

 

d)

door het systeem gegenereerde signalen om de gebruikers van het SFC2021 te waarschuwen dat bepaalde acties al dan niet kunnen worden uitgevoerd;

 

e)

online tracering van de status van de behandeling van de in het systeem ingevoerde informatie;

 

f)

beschikbaarheid van historische gegevens betreffende alle ingevoerde gegevens voor een programma;

 

g)

beschikbaarheid van een verplichte elektronische handtekening in de zin van Verordening (EU) nr. 910/2014 die als bewijs zal worden erkend in gerechtelijke procedures.

 
 

1.3.

Zorgen voor een beveiligingsbeleid inzake informatietechnologie voor het SFC2021 dat van toepassing is op het personeel dat het systeem gebruikt overeenkomstig de desbetreffende voorschriften van de Unie, met name Besluit (EU, Euratom) 2017/46 van de Commissie (1) en de uitvoeringsbepalingen daarvan.

 
 

1.4.

Aanwijzen van een persoon of personen belast met het vaststellen, handhaven en waarborgen van de correcte toepassing van het veiligheidsbeleid op het SFC2021.

  • 2. 
    Verantwoordelijkheden van de lidstaten
 
 

2.1.

Ervoor zorgen dat de overeenkomstig artikel 71, lid 1, aangewezen programma-autoriteiten van de betrokken lidstaat evenals de organen die zijn aangewezen om bepaalde taken uit te voeren die vallen onder de verantwoordelijkheid van de beheerautoriteit of de auditautoriteit in overeenstemming met artikel 71, leden 2 en 3, in het SFC2021 de gegevens indienen waarvoor zij verantwoordelijk zijn, alsook eventuele aanvullingen daarop.

 
 

2.2.

Toezien op de verificatie van informatie die wordt ingevoerd door een andere persoon dan degene die de gegevens voor die indiening heeft ingevoerd.

 
 

2.3.

Regelingen treffen voor de scheiding van de hierboven beschreven taken via de beheers- en controlesystemen van de lidstaat die in automatische verbinding staan met het SFC2021.

 
 

2.4.

Benoemen van een persoon of personen belast met het beheer van de toegangsrechten om de volgende taken uit te voeren:

a)

de gebruikers identificeren die om toegang vragen, waarbij wordt gecontroleerd of zij inderdaad in dienst zijn van de organisatie;

 

b)

de gebruikers inlichten over hun verplichtingen om de veiligheid van het systeem te waarborgen;

 

c)

verifiëren of de gebruikers aanspraak kunnen maken op het vereiste privilegeniveau in verband met hun taken en hun hiërarchische positie;

 

d)

verzoeken om intrekking van de toegangsrechten, indien die toegangsrechten niet langer benodigd of gerechtvaardigd zijn;

 

e)

verdachte gebeurtenissen die de veiligheid van het systeem in gevaar kunnen brengen, snel melden;

 

f)

zorgen voor de voortdurende juistheid van de identificatiegegevens van de gebruikers door het melden van alle wijzigingen;

 

g)

de nodige voorzorgsmaatregelen nemen met betrekking tot bescherming van gegevens en bedrijfsvertrouwelijkheid in overeenstemming met de Unie- en nationale voorschriften;

 

h)

de Commissie in kennis stellen van alle wijzigingen die invloed hebben op de capaciteit van de autoriteiten van de lidstaten of gebruikers van het SFC2021 om de in punt 2.1 bedoelde verplichtingen of hun persoonlijke capaciteit om de in de punten a) tot en met g) bedoelde verantwoordelijkheden uit te voeren.

 
 

2.5.

Regelingen treffen voor de eerbiediging van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de persoonsgegevens van natuurlijke personen, en van bedrijfsvertrouwelijkheid voor rechtspersonen overeenkomstig Richtlijn 2002/58/EG, Verordening (EU) 2016/679 en Verordening (EU) 2018/1725.

 
 

2.6.

Op basis van een risicobeoordeling nationaal, regionaal of lokaal beleid inzake toegang tot SFC2021 vaststellen dat van toepassing is op alle instanties die het SFC2021 gebruiken, met aandacht voor de volgende aspecten:

a)

de IT-beveiligingsaspecten van de werkzaamheden van de persoon of personen verantwoordelijk voor het beheer van de toegangsrechten als bedoeld in afdeling II, punt 2.4, bij rechtstreeks gebruik;

 

b)

voor nationale, regionale of lokale computersystemen die met het SFC2021 zijn verbonden door middel van een in punt 2.3 bedoelde technische interface, de beveiligingsmaatregelen waarmee deze systemen kunnen worden afgestemd op beveiligingsvoorschriften van het SFC2021 en die betrekking hebben op:

 

i)

fysieke beveiliging;

 

ii)

controle van toegang en gegevensdragers;

 

iii)

controle van opslag;

 

iv)

toegangs- en wachtwoordcontrole;

 

v)

monitoring;

 

vi)

koppeling met het SFC2021;

 

vii)

communicatie-infrastructuur;

 

viii)

personeelsbeheer vóór, tijdens en na het dienstverband;

 

ix)

incidentbeheer.

 
 

2.7.

Het in punt 2.6 bedoelde document op verzoek ter beschikking stellen aan de Commissie.

 
 

2.8.

Benoemen van een persoon of personen belast met de handhaving en waarborging van de toepassing van het nationale, regionale of lokale beleid inzake IT-beveiliging en fungeren als contactpunt voor de door de Commissie aangewezen persoon of personen naar wie wordt verwezen in punt 1.4.

  • 3. 
    Gezamenlijke verantwoordelijkheden van de Commissie en de lidstaten
 
 

3.1.

Zorgen voor toegankelijkheid, hetzij rechtstreeks via een interactieve gebruikersinterface (d.w.z. een webtoepassing), hetzij via een technische interface met vooraf vastgestelde protocollen (d.w.z. webdiensten) waardoor de gegevens automatisch kunnen worden gesynchroniseerd en doorgegeven tussen informatiesystemen van de lidstaten en het SFC2021.

 
 

3.2.

Vaststellen van de datum van doorgifte, via elektronische gegevensuitwisseling, van de informatie door de lidstaat aan de Commissie en vice versa, die geldt als datum van indiening van het desbetreffende document.

 
 

3.3.

Ervoor zorgen dat officiële gegevens uitsluitend worden uitgewisseld via het SFC2021, behalve in geval van overmacht, en dat de informatie die in de in het SFC2021 ingebedde elektronische formulieren wordt verstrekt (hierna "gestructureerde gegevens" genoemd) niet door niet-gestructureerde gegevens worden vervangen en dat, in het geval van inconsistenties, gestructureerde gegevens voorrang genieten op niet-gestructureerde gegevens.

In geval van overmacht, een storing in het SFC2021 of het ontbreken van een verbinding met het SFC2021 die langer duurt dan één werkdag in de laatste week vóór een voorgeschreven termijn voor de indiening van informatie of in de periode van 18 tot en met 26 december, of vijf werkdagen in andere omstandigheden, kan de uitwisseling van informatie tussen de lidstaat en de Commissie in papieren vorm plaatsvinden met gebruikmaking van de in deze verordening vastgestelde modellen; de datum van indiening van het document is in dat geval de datum van het poststempel. Zodra er niet langer sprake is van overmacht, voert de betrokken partij zo snel mogelijk de reeds in papieren vorm verstrekte informatie in het SFC2021 in.

 
 

3.4.

Ervoor zorgen dat de in het SFC2021-portaal gepubliceerde voorwaarden inzake IT-beveiliging worden nageleefd, alsook de maatregelen die door de Commissie in het SFC2021 worden genomen om de indiening van gegevens te beveiligen, met name wat betreft het gebruik van de in punt 2.3 bedoelde technische interface.

 
 

3.5.

Uitvoering geven aan de beveiligingsmaatregelen ter bescherming van de opgeslagen en via het SFC2021 ingediende gegevens, en de doeltreffendheid van deze maatregelen verzekeren.

 
 

3.6.

Jaarlijks het IT-veiligheidsbeleid van het SFC2021 en het desbetreffende nationale, regionale en lokale IT-veiligheidsbeleid bijwerken en herzien in geval van technologische veranderingen, de vaststelling van nieuwe bedreigingen of andere relevante ontwikkelingen.

 

  • (1) 
    Besluit (EU, Euratom) 2017/46 van de Commissie van 10 januari 2017 over de beveiliging van communicatie- en informatiesystemen binnen de Europese Commissie (PB L 6 van 11.1.2017, blz. 40).
 

BIJLAGE XVI

Model voor de beschrijving van het beheer- en controlesysteem – artikel 69, lid 11

  • 1. 
    ALGEMEEN
 
 

1.1.

Informatie ingediend door:

Lidstaat:

 

Titel van het programma/ de programma's en CCI-nummer(s): (alle programma’s onder verantwoordelijkheid van de beheerautoriteit met een gemeenschappelijk beheer- en controlesysteem):

 

Naam en e-mailadres van de voornaamste contactpersoon: (instantie die verantwoordelijk is voor de beschrijving):

 
 

1.2.

De verstrekte informatie beschrijft de situatie op: (dd/mm/jj).

 
 

1.3

Systeemstructuur (algemene informatie en stroomschema met de organisatorische verhouding tussen de autoriteiten/instanties die bij het beheer- en controlesysteem betrokken zijn).

 
 

1.3.1.

Beheerautoriteit (naam, adres en contactpersoon bij de beheerautoriteit).

 
 

1.3.2.

Intermediaire instanties (naam, adres en contactpersoon bij de intermediaire instanties):

 
 

1.3.3.

De instantie die de boekhoudfunctie uitoefent (naam, adres en contactpersonen bij de beheerautoriteit of de programma-autoriteit die de boekhoudfunctie uitoefent).

 
 

1.3.4

Geef aan hoe het beginsel van scheiding van functies tussen en binnen de programma-autoriteiten in acht wordt genomen.

  • 2. 
    BEHEERAUTORITEIT
 
 

2.1

Beheerautoriteit – beschrijving van de organisatie en de procedures met betrekking tot haar functies en taken als bedoeld in de artikelen 72 tot en met 75.

 
 

2.1.1.

Statuut van de beheerautoriteit (nationale, regionale of lokale overheidsinstantie of particuliere instantie) en de instantie waar deze deel van uitmaakt.

 
 

2.1.2.

Specificatie van de rechtstreeks door de beheerautoriteit uitgeoefende functies en taken.

 
 

2.1.3.

Indien van toepassing, specificatie per intermediaire instantie van elk van de functies en taken die door de beheerautoriteit zijn gedelegeerd, identificatie van de intermediaire instanties en de wijze van delegatie. Er moet worden verwezen naar de relevante documenten (schriftelijke overeenkomsten).

 
 

2.1.4.

Procedures voor het toezicht op de door de beheerautoriteit gedelegeerde functies en taken, in voorkomend geval

 
 

2.1.5.

Kader om ervoor te zorgen dat indien nodig de juiste risicobeheersmaatregelen worden genomen, met name in het geval van belangrijke wijzigingen in het beheer- en controlesysteem.

 
 

2.1.6

Organogram van de beheerautoriteit en informatie over hoe deze in relatie staat met alle andere instanties of afdelingen (intern of extern) die functies en taken verrichten als bedoeld in de artikelen 72 tot en met 75.

 
 

2.1.7.

Indicatie van de geplande middelen die zullen worden toegewezen met betrekking tot de verschillende functies van de beheerautoriteit (met inbegrip van informatie over alle geplande uitbestedingen en hun toepassingsgebied, indien van toepassing).

  • 3. 
    INSTANTIE DIE DE BOEKHOUDFUNCTIE UITOEFENT
 
 

3.1.

Status en beschrijving van de organisatie en de procedures die verband houden met de functies van de instantie die de boekhoudfunctie uitoefent

 
 

3.1.1.

Status van de instantie die de boekhoudfunctie uitoefent (nationaal, regionaal of lokaal overheids- of particulier orgaan) en de instelling waar deze deel van uitmaakt, in voorkomend geval.

 
 

3.1.2.

Beschrijving van de functies en taken van de instantie die de boekhoudfunctie uitoefent, zoals beschreven in artikel 76.

 
 

3.1.3.

Beschrijving van de wijze waarop de werkzaamheden worden georganiseerd (werkstromen, processen, interne afdelingen), welke procedures wanneer van toepassing zijn en hoe hierop toezicht wordt gehouden enz.

 
 

3.1.4.

Indicatie van de geplande middelen die zullen worden toegewezen met betrekking tot de verschillende boekhoudfuncties.

  • 4. 
    ELEKTRONISCH SYSTEEM
 
 

4.1.

Beschrijving van het elektronische systeem of de elektronische systemen, inclusief stroomschema (centraal of gemeenschappelijk netwerksysteem of gedecentraliseerd systeem met koppelingen tussen de systemen) voor:

 
 

4.1.1

De registratie en opslag in elektronische vorm van gegevens over elke concrete actie, inclusief, in voorkomend geval, gegevens over afzonderlijke deelnemers en een uitsplitsing van gegevens over indicatoren als hierin is voorzien in deze verordening;

 
 

4.1.2

De waarborging dat de boekhoudkundige gegevens of codes over elke concrete actie worden geregistreerd en opgeslagen, en dat deze gegevens of codes de voor de opstelling van betalingsaanvragen en rekeningen benodigde gegevens ondersteunen;

 
 

4.1.3

Het bijhouden van boekhoudkundige gegevens of afzonderlijke boekhoudkundige codes over de bij de Commissie gedeclareerde uitgaven en de overheidsbijdrage die hiervoor aan de begunstigden is betaald;

 
 

4.1.4

De registratie van alle bedragen die overeenkomstig artikel 98, lid 3, punt b), tijdens het boekjaar worden geschrapt en overeenkomstig artikel 98, lid 6, op de rekeningen in mindering worden gebracht, en de redenen voor deze schrappingen en inhoudingen;

 
 

4.1.5

De vermelding dat de systemen doeltreffend functioneren en de vermelde gegevens betrouwbaar kunnen vastleggen op de datum waarop deze beschrijving wordt opgesteld zoals aangegeven in punt 1.2;

 
 

4.1.6

De beschrijving van de procedures ter waarborging van de beveiliging, integriteit en vertrouwelijkheid van de elektronische systemen.

 

BIJLAGE XVII

OVER IEDERE OPERATIE TE REGISTREREN EN ELEKTRONISCH TE BEWAREN GEGEVENS – ARTIKEL 72, LID 1, PUNT E)

In deze bijlage worden de te registreren gegevens vastgesteld zonder dat een specifieke structuur voor het elektronische systeem wordt voorgeschreven (bijvoorbeeld informatie die voor de toepassing van deze bijlage in een regel is opgenomen, kan in de desbetreffende elektronische systemen in verscheidene gegevensvelden worden uitgesplitst).

De in de eerste kolom van de tabel vermelde gegevens zijn vereist voor concrete acties waarvoor steun wordt verstrekt uit een van de onder deze verordening vallende fondsen, tenzij anders vermeld in de tweede kolom. Alleen gegevensvelden die relevant zijn voor de betrokken concrete actie moeten worden ingevuld. Voor transacties met financieringsinstrumenten wordt informatie in afdelingen waarin expliciet naar financieringsinstrumenten wordt verwezen, eveneens geregistreerd en bewaard.

Indien een concrete actie door meer dan één programma, prioriteit of fonds, of onder meer dan één regiocategorie wordt ondersteund, wordt de informatie als omschreven in de velden 28-123 van deze bijlage zodanig geregistreerd dat de gegevens per programma, prioriteit, fonds en regiocategorie opvraagbaar zijn.

Daarnaast worden de gegevens in de velden 46-152 van deze bijlage (gegevens met betrekking tot rapportagevereisten uit hoofde van artikel 42 en bijlage VII) geregistreerd op een wijze die het mogelijk maakt per specifieke doelstelling gegevens op te vragen.

 

Gegevensvelden

Fondsen waarvoor geen gegevens vereist zijn

Gegevens over de begunstigde (1)  (2)

1.

naam en unieke identificatiecode, indien van toepassing, van elke begunstigde

 

2.

vermelden of de begunstigde een publiek- of privaatrechtelijke instantie is, dan wel een entiteit met of zonder rechtspersoonlijkheid, dan wel een natuurlijke persoon. Indien de begunstigde een natuurlijke persoon is, geboortedatum en nationaal identiteitsnummer opgeven. Indien de begunstigde een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke instantie, of een entiteit met of zonder rechtspersoonlijkheid is, btw-nummer of fiscaal identificatienummer opgeven

 

3.

opgave doen van alle uiteindelijk begunstigden van de begunstigde, indien van toepassing, zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 6, van Richtlijn (EU) 2015/849, met vermelding van voornaam of voornamen en achternaam of achternamen, geboortedatum en btw-registratienummer(s) of fiscaal identificatienummer(s)

De lidstaten kunnen aan dit voorschrift voldoen door gebruik te maken van de gegevens die zijn opgeslagen in de registers als bedoeld in artikel 30 van Richtlijn (EU) 2015/849, mits er een uniek identificatienummer is opgenomen.

 

4.

Vermelden of de begunstigde de instantie is die de steun ontvangt (in het kader van staatssteun), dan wel de steun verstrekt (in het kader van de-minimissteun);

 

5.

Alleen voor concrete PPP-acties, opgeven of de begunstigde de overheidsinstantie is die het PPP initieert of de private partner die is geselecteerd voor de uitvoering ervan

 

6.

Alleen voor fondsen voor kleinschalige projecten (Interreg), opgeven of de begunstigde van een fonds voor kleinschalige projecten een grensoverschrijdende juridische entiteit, een Europese groepering voor territoriale samenwerking of een entiteit met rechtspersoonlijkheid is

Niet van toepassing op het EFRO in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei”, het ESF+, het Cohesiefonds, het JTF, het EFMZVA, het AMIF, het ISF of het BMVI

7.

Contactgegevens van de begunstigde

 

Gegevens over de begunstigde in het kader van financieringsinstrumenten

8.

Opgeven of de begunstigde:

 

a)

de instantie is die een holdingfonds opzet, of

 

b)

indien er geen holdingfondsstructuur is, de instantie die een specifiek fonds opzet, of

 

c)

indien de beheerautoriteit het financieringsinstrument rechtstreeks opzet, informatie over de beheerautoriteit

Gegevens over de concrete actie

9.

Naam en unieke identificatiecode van de concrete actie

 

10.

Korte beschrijving van de concrete actie. Omschrijving van hetgeen wordt gefinancierd en de belangrijkste doelstellingen

 

11.

Vermelden of de concrete actie onder artikel 94 of 95 valt

 

12.

Vermelden of de concrete actie een concrete actie van strategisch belang is.

 

13.

Vermelden of de concrete actie op grond van artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening, artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening en artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening, dan wel een specifieke actie, of een in bijlage IV bij die verordeningen vermelde actie, dan wel operationele steun of noodhulp is

Niet van toepassing op het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds, het JTF of het EFMZVA

14.

Datum van indiening van de aanvraag voor de concrete actie

 

15.

Startdatum zoals aangegeven in het document waarin de voorwaarden voor de steun worden vastgesteld

 

16.

Einddatum zoals aangegeven in het document waarin de voorwaarden voor de steun worden vastgesteld

 

17.

Feitelijke datum waarop de concrete actie fysiek is voltooid of volledig is uitgevoerd

 

18.

Orgaan dat het document uitgeeft waarin de voorwaarden voor de steun worden vastgesteld

 

19.

Datum van het document met de voorwaarden voor steunverstrekking en de datum van eventuele wijzigingen ervan

 

20.

Vermelden of de overheidssteun voor de concrete actie zal gelden als staatssteun

 

21.

Vermelden of de overheidssteun voor de concrete actie zal gelden als de-minimissteun

 

22.

Vermelden of de concrete actie een PPP-actie is

 

23.

Vermelden of de begunstigde of andere entiteiten die de concrete actie overeenkomstig de aanbestedingsregels van de Unie uitvoeren, gebruikmaken van contractanten en zo ja, zodra de desbetreffende contracten zijn ondertekend, opgave doen van:

 

a)

alle contractanten, met vermelding van naam en btw-nummer of fiscaal registratienummer van de contractant(en);

 

b)

en de uiteindelijk begunstigden van de contractant, zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 6, van Richtlijn (EU) 2015/849, met vermelding van voornaam of voornamen en achternaam of achternamen, geboortedatum en btw-registratienummer(s) of fiscaal identificatienummer(s) van deze uiteindelijk begunstigden; en

 

c)

contracten (datum van het contract, naam, referentie en contractbedrag)

 

De lidstaten kunnen aan het voorschrift van punt b) voldoen door gebruik te maken van de gegevens die zijn opgeslagen in de registers als bedoeld in artikel 30 van Richtlijn (EU) 2015/849, mits er een uniek identificatienummer is opgenomen.

De gegevens in dit veld dienen alleen te worden ingevuld wanneer het procedures voor overheidsopdrachten boven de Uniedrempels betreft.

 

24.

Vermelden (3) of de contractant, bedoeld in veld 23, gebruikmaakt van subcontractanten en zo ja, zodra de desbetreffende subcontracten zijn ondertekend, vermelden van alle in de aanbestedingsstukken vermelde subcontractanten (van de contractant), met vermelding van naam en btw-nummer of fiscaal registratienummer en gegevens over de subcontracten (datum van het contract, naam, referentie en contractbedrag)

De verplichting om de gegevens in dit veld te registreren, wordt één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

 

25.

Vermelden of de begunstigde de subsidie voor de uitvoering van de concrete actie verder doorgeeft aan andere entiteiten. Zo ja, opgave doen van hun naam, btw-nummer of fiscaal registratienummer en informatie over overeenkomsten tussen hen en de begunstigde (datum van overeenkomst, referentie en bedrag van de overeenkomst)

 

26.

Alleen wanneer de totale kostprijs van de concrete actie (inclusief btw) meer dan 5 miljoen EUR bedraagt, vermelden of de btw op door de begunstigde gedane uitgaven krachtens de nationale btw-wetgeving niet terugvorderbaar is (artikel 64, lid 1, punt c));

 

27.

Valuta waarin de concrete actie geschiedt (zoals aangegeven in het document waarin de voorwaarden voor de steun worden vastgesteld)

 

28.

CCI-nummer van programma('s) op grond waarvan de concrete actie wordt ondersteund

 

29.

Prioriteit(en) van het (de) programma('s) op grond waarvan de concrete actie wordt ondersteund

 

30.

Fonds(en) waaruit de concrete actie wordt ondersteund. Indien er meerdere fondsen of andere instrumenten van de Unie zijn waaruit de concrete actie wordt ondersteund, informatie over de uitsplitsing, de pro-rata-bedragen, enz.

 

31.

Vermelden of de operatie met deelname van een derde land of in een derde land plaatsvindt. Zo ja, dat derde land vermelden

Niet van toepassing op het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds of het JTF

32.

Uitsluitend voor ESF+-steun die wordt verstrekt in het kader van de specifieke doelstelling in artikel 4, lid 1, punt m), hoeveelheid voedselhulp:

 

a)

aangekocht door de begunstigde;

 

b)

verkregen overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de ESF+-verordening;

 

c)

geleverd aan de instanties die de voedselhulp aan de eindontvangers distribueren; en

 

d)

verstrekt aan eindontvangers

Niet van toepassing op het EFRO, het Cohesiefonds, het JTF, het EFMZVA, het AMIF, het ISF of het BMVI

33.

Uitsluitend voor ESF+-steun die wordt verstrekt in het kader van de specifieke doelstelling in artikel 4, lid 1, punt m), hoeveelheid materiële basishulp:

 

a)

aangekocht door de begunstigde;

 

b)

geleverd aan de instanties die de hulp aan eindontvangers verstrekken; en

 

c)

verstrekt aan eindontvangers

Niet van toepassing op het EFRO, het Cohesiefonds, het JTF, het EFMZVA, het AMIF, het ISF of het BMVI

34.

Alleen voor ESF+-steun in het kader van de specifieke doelstelling van artikel 4, lid 1, punt m), aantal vouchers of kaarten (of andere instrumenten voor indirecte levering) die zijn uitgegeven en aan eindontvangers zijn geleverd en door eindontvangers worden gebruikt, alsmede informatie over het totale bedrag van de uitgaven die zijn geladen op vouchers of kaarten (of andere instrumenten voor indirecte levering) die aan eindontvangers zijn geleverd en door eindontvangers worden gebruikt

Niet van toepassing op het EFRO, het Cohesiefonds, het JTF, het EFMZVA, het AMIF, het ISF of het BMVI

35.

Regiocategorie(ën) waarop de concrete actie betrekking heeft

Niet van toepassing op het Cohesiefonds, het EFMZVA, het AMIF, het ISF of het BMVI

Gegevens die specifiek zijn voor concrete acties die financieringsinstrumenten omvatten

36.

Vermelden of het financieringsinstrument wordt gecombineerd met programmasteun in de vorm van subsidies in de zin van artikel 58, lid 5

 

37.

Vermelden of de concrete actie die een financieringsinstrument omvat, rechtstreeks door de beheerautoriteit wordt uitgevoerd of wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de beheerautoriteit, in de zin van artikel 59, leden 1 en 2

 

38.

Vermelden of de concrete actie die een financieringsinstrument omvat, over opeenvolgende tijdvakken heen wordt uitgevoerd, en zo ja, vermelding van onderstaande betrokken tijdvakken:

 

a)

2014-2020 en 2021-2027

 

b)

2021-2027 en na 2027

 

39.

Indien het financieringsinstrument wordt georganiseerd via een holdingfonds, de instantie vermelden die een specifiek fonds in het kader van het holdingfonds uitvoert

 

40.

Procedure voor de selectie van de instantie die het financieringsinstrument uitvoert

 

41.

Juridische status van het financieringsinstrument, hetzij:

 

a)

een investering van programmamiddelen in het kapitaal van een juridische entiteit; of

 

b)

afzonderlijke financiële gehelen of fiduciaire rekeningen.

 

42.

Contactgegevens van de begunstigde en, indien het financieringsinstrument is opgezet met een holdingfonds, contactgegevens van de instantie die een specifiek fonds in het kader van het holdingfonds uitvoert

 

43.

Datum van ondertekening van de financieringsovereenkomst tussen de beheerautoriteit en de instantie die een holdingfonds uitvoert, of een specifiek fonds zonder holdingfonds

 

44.

Datum van ondertekening van de financieringsovereenkomst tussen de instantie die een holdingfonds uitvoert en de instantie die een specifiek fonds uitvoert;

 

45.

Datum van voltooiing van de in artikel 58, lid 3, bedoelde ex-antebeoordeling

 

Gegevens over soorten interventies

46.

Codes voor de dimensie interventiegebied, voor de dimensie vorm van steun, voor de dimensie territoriaal uitvoeringsmechanisme en territoriale focus, voor de dimensie economische activiteit, voor de dimensie locatie, voor gender tracking en voor macroregionale en zeegebiedstrategieën, indien van toepassing, overeenkomstig bijlage I bij deze verordening en bijlage VII bij de EFRO- en CF-verordening, alsook bijlage VI bij de AMIF-verordening, de ISF-verordening en de BMVI-verordening

Niet van toepassing op het EFMZVA

47.

Code(s) voor de dimensie secundair thema ESF+, overeenkomstig bijlage I bij deze verordening

Niet van toepassing op het EFRO, het Cohesiefonds, het JTF, het EFMZVA, het AMIF, het ISF of het BMVI

48.

Codes voor de dimensies voor het type actie, uitvoering en bepaalde thema's op grond van bijlage VI bij de AMIF-verordening, de ISF-verordening en de BMVI- verordening

Niet van toepassing op het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds, het JTF of het EFMZVA

Gegevens over indicatoren voor alle concrete acties (daaronder begrepen concrete acties die financieringsinstrumenten omvatten)

49.

Unieke identificatiecode en naam van de indicator voor elk van de gemeenschappelijke en/of programmaspecifieke outputindicatoren die relevant zijn voor de concrete actie

 

50.

Voor elke outputindicator:

 

a)

meeteenheid,

 

b)

streefwaarde voor de concrete actie, indien van toepassing, uitgesplitst naar geslacht, indien van toepassing,

 

c)

tot op heden bereikte cumulatieve waarden, indien van toepassing, uitgesplitst naar geslacht, indien van toepassing;

 

d)

prestatieverhouding (bereikte waarde/streefwaarde), indien van toepassing

Niet van toepassing op het EFMZVA

51.

Intermediaire mijlpaal voor elke outputindicator, indien van toepassing, uitgesplitst naar geslacht, indien van toepassing,

Niet van toepassing op ESF+-steun verstrekt in het kader van de specifieke doelstelling in artikel 4, lid 1, punt m), van de ESF+-verordening of het EFMZVA, het AMIF, het ISF of het BMVI

52.

Unieke identificatiecode en naam van de indicator voor elk van de gemeenschappelijke en/of programmaspecifieke resultaatindicatoren die relevant zijn voor de concrete actie

 

53.

Uitsplitsing naar indicator, indien specifiek vereist in de fondsspecifieke verordeningen

Niet van toepassing op het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds, het JTF of het EFMZVA

54.

Meeteenheid voor elke resultaatindicator, indien van toepassing

Niet van toepassing op het EFRO, het Cohesiefonds, het JTF of het EFMZVA

55.

Uitgangswaarden en streefcijfers voor elke resultaatindicator voor de concrete actie, indien van toepassing en uitgesplitst naar geslacht, indien van toepassing, alsmede de tot op heden behaalde waarden en de prestatieverhouding van de resultaatindicator (bereikte waarde/streefwaarde)

Niet van toepassing op het EFMZVA.

Uitgangswaarde niet van toepassing op het ESF+, het AMIF, het ISF of het BMVI

Financiële gegevens die specifiek zijn voor concrete acties (in de valuta die op de concrete actie van toepassing is

56.

Bedrag van de totale subsidiabele kosten van de concrete actie in de laatste versie van het document waarin de voorwaarden voor de steun zijn vastgesteld

 

57.

Bedrag van de totale subsidiabele kosten waarvoor een overheidsbijdrage wordt verstrekt

 

58.

Bedrag van de betaalde of te betalen steun uit de fondsen

 

Financiële gegevens die specifiek zijn voor concrete acties die financieringsinstrumenten omvatten (in de valuta die voor de concrete actie wordt gebruikt)

59.

Bedrag van de programmabijdrage, toegewezen aan een financieringsinstrument en goedgekeurd in een document met de voorwaarden voor steun (financieringsovereenkomst), waarvan:

 

a)

bedrag van de overheidsbijdrage;

 

b)

bedrag van de bijdrage uit de fondsen, uitgesplitst naar fonds

 

60.

Bedrag van particuliere en overheidsmiddelen die bovenop de fondsen zijn gemobiliseerd: garanties; eigen vermogen of quasi-eigenvermogen; subsidies in het kader van een concrete actie die een financieringsinstrument omvat

 

61.

Rente en andere baten gegenereerd door de steun die door de fondsen aan financieringsinstrumenten wordt uitgekeerd

 

62.

Bedrag aan rente en andere aan de fondsen toe te rekenen baten dat tot het einde van de subsidiabiliteitsperiode voor kapitaalinvesteringen is gebruikt, alsmede betalingen van beheersvergoedingen en terugbetaling van beheerskosten

 

63.

Aan de fondsen toe te rekenen bedragen aan rente en andere baten die niet zijn gebruikt tot het einde van de subsidiabiliteitsperiode

 

64.

Steun uit de fondsen gebruikt voor een gedifferentieerde behandeling van investeerders die volgens het beginsel van de markteconomie werken door het op passende wijze delen van de risico's en de baten

 

65.

Aan steun uit de fondsen toe te rekenen teruggestorte middelen, waaronder kapitaalaflossingen, of baten, of andere inkomsten en opbrengsten

 

66.

Informatie over het hergebruik binnen de subsidiabiliteitsperiode van teruggestorte middelen die aan steun uit de fondsen kunnen worden toegerekend, met aparte rubrieken voor de bedragen:

 

a)

hergebruikt voor dezelfde of andere financieringsinstrumenten voor nieuwe investeringen in eindontvangers,

 

b)

ter dekking van de verliezen op het nominale bedrag van de bijdrage uit de fondsen aan het financieringsinstrument als gevolg van negatieve rente, en/of

 

c)

voor eventuele beheerskosten en -vergoedingen in verband met dergelijke bijkomende investeringen

 

67.

Hergebruik binnen een periode van 8 jaar na het einde van de subsidiabiliteitsperiode van aan de steun uit de fondsen toe te rekenen terugbetaalde middelen

 

68.

Totale waarde van leningen aan en investeringen in eigen vermogen of in quasi-eigenvermogen van eindontvangers, gegarandeerd met programmamiddelen en daadwerkelijk uitgekeerd aan eindontvangers

 

69.

Informatie over:

 

a)

de eindontvanger van de steun uit de fondsen, naam (namen) en identificatienummer,

 

b)

alle uiteindelijk begunstigden van de uiteindelijke ontvanger, indien van toepassing, zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 6, van Richtlijn (EU) 2015/849, met vermelding van voornaam of voornamen en achternaam of achternamen, geboortedatum en btw-registratienummer(s) of fiscaal identificatienummer(s),

 

c)

bedrag van de ontvangen steun (subsidie, lening, gegarandeerde lening, eigen vermogen)

De lidstaten kunnen aan het voorschrift van punt b) voldoen door gebruik te maken van de gegevens die zijn opgeslagen in de registers als bedoeld in artikel 30 van Richtlijn (EU) 2015/849, mits daarin een uniek identificatienummer is opgegeven.

 

Gegevens over betalingsaanvragen van de begunstigde

70.

Datum van ontvangst van elk verzoek tot uitbetaling door de begunstigde

 

71.

Datum van de laatste betaling aan de begunstigde (voor de begindatum van de bewaartermijn van het document)

 

72.

Bedrag van de subsidiabele uitgaven in elke betalingsaanvraag zoals aan de begunstigde betaald, alsmede de datum van betaling aan de begunstigde

 

73.

Totaalbedrag van in het boekhoudsysteem of de boekhoudsystemen ingevoerde subsidiabele uitgaven die zijn opgenomen in de laatste betalingsaanvraag voor het boekjaar en totaalbedrag van de overeenkomstige geleverde of te leveren overheidsbijdrage

 

74.

Alleen voor concrete acties waarvoor de uitgaven betrekking hebben op concrete acties in meer dan één regiocategorie, evenredige toewijzing van de uitgaven aan de regiocategorieën

Niet van toepassing op het ESF+, het EFMZVA, het AMIF, het ISF of het BMVI

75.

Alleen voor concrete acties met uitgaven in verband met concrete acties waarvoor steun wordt ontvangen uit een of meer fondsen of een of meer programma's en uit andere instrumenten van de Unie, evenredige toewijzing van de uitgaven aan elk fonds en voor het (de) programma('s)

 

76.

Data en korte beschrijving van de resultaten van de beheersverificaties van de concrete actie

 

77.

Data en korte beschrijving van de resultaten van de ter plaatse verrichte audits van de concrete actie

 

78.

Instantie die de audits of verificaties uitvoert

 

Gegevens over de door de begunstigde in de betalingsaanvraag gedeclareerde uitgaven – alleen voor uitgaven op basis van de werkelijke kosten

79.

Bij de Commissie gedeclareerde subsidiabele uitgaven, vastgesteld op basis van de werkelijk gemaakte en betaalde kosten, vermeerderd met bijdragen in natura en afschrijvingen, indien van toepassing

 

80.

Overheidsbijdrage die overeenstemt met de bij de Commissie gedeclareerde subsidiabele uitgaven, vastgesteld op basis van de werkelijk terugbetaalde en betaalde kosten, gecombineerd met bijdragen in natura en afschrijvingen, indien van toepassing

 

81.

Type contract en bedrag van het contract indien het contract onderworpen is aan de bepalingen van Richtlijn 2014/23/EU (4), 2014/24/EU (5) of 2014/25/EU (6) van het Europees Parlement en de Raad

 

82.

Subsidiabele uitgaven die zijn gedaan op basis van een contract als voor de gunning van de opdracht de bepalingen van Richtlijn 2014/23/EU, Richtlijn 2014/24/EU of Richtlijn 2014/25/EU gelden

 

83.

De gevolgde aanbestedingsprocedure als voor de gunning van de opdracht de bepalingen van Richtlijn 2014/23/EU, Richtlijn 2014/24/EU of Richtlijn 2014/25/EU gelden

 

84.

Naam en btw-nummer of fiscaal registratienummer van de contractant(en) en subcontractant(en) indien de gunning van de opdracht valt onder Richtlijn 2014/23/EU, Richtlijn 2014/24/EU of Richtlijn 2014/25/EU of nationale bepalingen inzake overheidsopdrachten (7)

 

85

De gevolgde aanbestedingsprocedure, het bedrag van de opdracht en de subsidiabele uitgaven die op basis van een contract zijn gedaan en betaald, indien de gunning van de opdracht onderworpen is aan de bepalingen van Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad (8)

Niet van toepassing op het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds, het JTF of het EFMZVA

Gegevens over de door de begunstigde ingediende uitgaven in de betalingsaanvragen – alleen voor uitgaven op basis van eenheidskosten

86.

Bedrag van de bij de Commissie gedeclareerde subsidiabele uitgaven op basis van eenheidskosten

 

87.

Overheidsbijdrage die overeenstemt met de bij de Commissie gedeclareerde subsidiabele uitgaven, vastgesteld op basis van eenheidskosten

 

88.

Definitie van een eenheid die voor elke kostprijs per eenheid moet worden gebruikt

 

89.

Aantal geleverde eenheden, zoals aangegeven in de betalingsaanvraag voor elke eenheidspost voor elke eenheidskostprijs

 

90.

Kostprijs van één enkele eenheid

 

Gegevens over de door de begunstigde gedeclareerde uitgaven in de betalingsaanvragen – alleen voor uitgaven op basis van vaste bedragen

91.

Bedrag van de bij de Commissie gedeclareerde subsidiabele uitgaven op basis van vaste bedragen

 

92.

Overheidsbijdrage die overeenstemt met de bij de Commissie gedeclareerde subsidiabele uitgaven, vastgesteld op basis van vaste bedragen

 

93.

Voor elk vast bedrag, geleverde prestaties (output of resultaten) overeenkomstig het document waarin de voorwaarden voor de steun als grondslag van de uitbetaling van vaste betalingen worden vastgesteld

 

94.

Voor elk vast bedrag, het overeenkomstige bedrag overeenkomstig het document waarin de voorwaarden voor de steun zijn vastgesteld

 

Gegevens over de door de begunstigde ingediende uitgaven in de betalingsaanvragen – alleen voor uitgaven op basis van vaste percentages

95.

Bedrag van de bij de Commissie gedeclareerde subsidiabele uitgaven, alsook het vaste percentage in het document waarin de voorwaarden voor de steun zijn vastgesteld

 

96.

Overheidsbijdrage die overeenstemt met de bij de Commissie gedeclareerde subsidiabele uitgaven, vastgesteld op basis van vaste percentages

 

Gegevens over uitgaven van financieringsinstrumenten in de betalingsaanvragen van begunstigden

97.

Totaal bedrag van de programmabijdrage betaald aan eindontvangers in geval van leningen, eigen vermogen of quasi-eigenvermogen, per product:

 

a)

waarvan het totale bedrag van de bijdrage uit de fondsen, uitgesplitst naar fonds

 

b)

waarvan het totaalbedrag aan nationale publieke medefinanciering

 

c)

waarvan het totaalbedrag aan nationale private medefinanciering

 

98.

Totaalbedrag van de programmabijdragen die overeenkomstig artikel 68, lid 1, punt b), voor garantieovereenkomsten zijn gereserveerd:

 

a)

waarvan het totale bedrag van de bijdrage uit de fondsen, uitgesplitst naar fonds

 

b)

waarvan het totaalbedrag aan nationale publieke medefinanciering

 

99.

Totaalbedrag van de programmabijdrage die overeenstemt met de betalingen aan of ten voordele van eindontvangers, indien financieringsinstrumenten met een andere Uniebijdrage worden gecombineerd in één enkele concrete actie die een financieringsinstrument omvat:

 

a)

waarvan het totale bedrag van de bijdrage uit de fondsen, uitgesplitst naar fonds

 

b)

waarvan het totaalbedrag aan nationale publieke medefinanciering

 

c)

waarvan het totaalbedrag aan nationale private medefinanciering

 

100.

Informatie over het bedrag van de beheerskosten en -vergoedingen wanneer instanties die een holdingfonds en/of specifieke fondsen uitvoeren, worden geselecteerd door middel van onderhandse gunning, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

 

a)

een holdingfonds: per financieel product dat binnen de holdingfondsstructuur functioneert

 

b)

specifieke fondsen (opgericht met of zonder holdingfondsstructuur): per financieel product

 

101.

Bedrag van de beheerskosten en -vergoedingen wanneer instanties die een holdingfonds en/of specifieke fondsen uitvoeren, worden geselecteerd door middel van een openbare aanbesteding

 

Gegevens over op de rekeningen in mindering gebrachte bedragen

102.

Datum en reden voor elke aftrek overeenkomstig artikel 98, lid 6, alsook informatie over het type aftrek

 

103.

Bedragen van de totale subsidiabele uitgaven waarop elke aftrek van invloed is (waarvan bedrag gecorrigeerd ten gevolge van de audit)

 

104.

Bedragen van de overheidsbijdrage waarop elke aftrek van invloed is (waarvan bedrag gecorrigeerd ten gevolge van de audit)

 

Gegevens over betalingsaanvragen aan de Commissie (in EUR)

105.

Datum van indiening van elke betalingsaanvraag, inclusief subsidiabele uitgaven van de concrete actie

 

106.

Totaalbedrag van subsidiabele uitgaven die de begunstigde heeft gedaan en betaald in het kader van de uitvoering van de concrete actie, zoals vermeld in elke betalingsaanvraag

 

107.

Totaalbedrag van de overheidsbijdrage voor de concrete actie opgenomen in elke betalingsaanvraag

 

108.

Alleen voor staatssteun waarbij voorschotten worden betaald overeenkomstig artikel 91, lid 5, het bedrag dat in het kader van de concrete actie als voorschot aan de begunstigde is betaald en in een betalingsaanvraag is opgenomen (datum en bedrag)

 

109.

Alleen voor staatssteun waarbij voorschotten worden betaald overeenkomstig artikel 91, lid 5, het bedrag van het voorschot, zoals opgenomen in een betalingsaanvraag, dat is gedekt door uitgaven van de begunstigde binnen drie jaar na de betaling van het voorschot

 

110.

Alleen voor de gevallen van staatssteun waarin voorschotten worden betaald overeenkomstig artikel 91, lid 5, het bedrag dat aan de begunstigde op grond van de concrete actie als voorschot is betaald, zoals opgenomen in een betalingsaanvraag, dat niet is gedekt door uitgaven van de begunstigde waarvoor de driejarige periode nog niet is verstreken

 

111.

Alleen voor steunregelingen op grond van artikel 107 VWEU, het bedrag van de overheidsbijdrage die aan de begunstigde is betaald in het geval van steunregelingen, overeenkomstig artikel 91, lid 6, van deze verordening

 

Gegevens over de uitgaven in elke betalingsaanvraag van de lidstaat – alleen voor uitgaven waarvoor is voorzien in een Uniebijdrage uit hoofde van artikel 94

112.

Voor elk type uitgave in een betalingsaanvraag: datum waarop deze is betaald en soort terugbetaling door de lidstaat aan de begunstigde

 

113.

Datum en korte beschrijving van de door de lidstaat verrichte audits en beheersverificaties die tot doel hebben na te gaan of de voorwaarden voor terugbetaling door de Commissie zijn nagekomen

 

114.

Uitsluitend voor de terugbetaling van subsidiabele uitgaven op grond van artikel 94, het bedrag van de subsidiabele uitgaven overeenkomstig het in artikel 94, lid 2, bedoelde besluit of de in artikel 94, lid 4, bedoelde gedelegeerde handeling, zoals opgenomen in elke betalingsaanvraag

 

Gegevens over de uitgaven in elke betalingsaanvraag van de lidstaat – alleen voor uitgaven waarvoor de Unie voorziet in een bijdrage uit hoofde van artikel 95

115.

Informatie over het type terugbetaling door de lidstaat aan de begunstigde en het type steun dat de begunstigde nodig heeft, alsmede de datum van terugbetaling

 

116.

Datum en korte beschrijving van de door de lidstaat verrichte audits en beheersverificaties die tot doel hebben na te gaan of de voorwaarden voor terugbetaling door de Commissie zijn nagekomen

 

117.

Uitsluitend voor de terugbetaling van uitgaven die in aanmerking komen voor subsidie uit hoofde van artikel 95, het bedrag van de subsidiabele uitgaven overeenkomstig het in artikel 95, lid 2, bedoelde besluit of de in artikel 95, lid 4, bedoelde gedelegeerde handeling, zoals opgenomen in elke betalingsaanvraag

 

Specifieke gegevens over betalingsaanvragen (in EUR) die bij de Commissie zijn ingediend in het kader van de financieringsinstrumenten

118.

Totaalbedrag van programmabijdragen die daadwerkelijk zijn betaald, of, in geval van garanties, die zijn gereserveerd voor de garantieovereenkomsten, als subsidiabele uitgave overeenkomstig artikel 92, lid 1

 

119.

Bedrag van de daadwerkelijk betaalde overheidsbijdrage of, in het geval van garanties, van het bedrag dat is gereserveerd voor de garantieovereenkomsten, als subsidiabele uitgave overeenkomstig artikel 92, lid 1

 

120.

Totaalbedrag van de aan het financieringsinstrument betaalde programmabijdragen die in de eerste betalingsaanvraag zijn opgenomen

 

121.

Bedrag van de aan het financieringsinstrument betaalde overheidsbijdrage dat in de eerste betalingsaanvraag is opgenomen

 

122.

Totaalbedrag van programmabijdragen die daadwerkelijk zijn betaald of, in geval van garanties, die zijn gereserveerd voor de garantieovereenkomst, als subsidiabele uitgaven en opgenomen in de betalingsaanvragen overeenkomstig artikel 92, lid 2, punt b)

 

123.

Bedrag van de overeenkomstige overheidsbijdrage, daadwerkelijk betaald of, in het geval van garanties, gereserveerd voor de garantieovereenkomst, als subsidiabele uitgaven en opgenomen in de betalingsaanvragen overeenkomstig artikel 92, lid 2, punt b)

 

Gegevens over de rekeningen die op grond van artikel 98, lid 1, punt a), bij de Commissie zijn ingediend (in EUR)

124.

Datum van indiening van elk stel rekeningen, inclusief uitgaven die gekoppeld zijn aan een concrete actie

 

125.

Totaalbedrag van de subsidiabele uitgaven in het kader van de concrete actie, opgenomen in de boekhoudsystemen van de instantie die de boekhoudfunctie uitoefent, zoals opgenomen in de rekeningen

 

126.

Totaalbedrag van de overheidsbijdrage die is geleverd of moet worden geleverd voor de uitvoering van de concrete actie, dat overeenkomt met het totale bedrag aan subsidiabele uitgaven dat in de boekhoudsystemen van de instantie die de boekhoudfunctie uitoefent is opgenomen, zoals opgenomen in de rekeningen

 

127.

Totaalbedrag van de betalingen die aan de begunstigde zijn verricht, en die overeenstemmen met het totaalbedrag van de subsidiabele uitgaven dat is opgenomen in de boekhoudsystemen van de instantie die de boekhoudfunctie uitoefent, zoals opgenomen in de rekeningen

 

128.

Totale subsidiabele uitgaven van de concrete actie, ingetrokken tijdens het boekjaar, zoals opgenomen in de rekeningen

 

129.

Totaalbedrag van de overheidsbijdrage die is geleverd of moet worden geleverd voor de uitvoering van de concrete actie, dat overeenkomt met het totale bedrag aan subsidiabele uitgaven van de concrete actie, ingetrokken tijdens het boekjaar, zoals opgenomen in de rekeningen

 

130.

Totaalbedrag van de uitgaven van de concrete actie dat overeenkomstig artikel 98, lid 6, punten a), b) en c), in de loop van het boekjaar van de rekeningen is afgetrokken, zoals weergegeven in de rekeningen (waarvan bedragen die ten gevolge van audits zijn gecorrigeerd)

 

Gegevens die specifiek zijn voor de financieringsinstrumenten betreffende de rekeningen die uit hoofde van artikel 98, lid 1, punt a), bij de Commissie zijn ingediend (in EUR)

131.

Totaalbedrag van de programmabijdragen die daadwerkelijk aan de financieringsinstrumenten zijn betaald, zoals opgenomen in de eerste betalingsaanvraag

 

132.

Bedrag van de overheidsbijdrage betaald aan het financieringsinstrument, zoals opgenomen in de eerste betalingsaanvraag

 

133.

Totaalbedrag van programmabijdragen die daadwerkelijk zijn betaald, of, in het geval van garanties, zijn gereserveerd voor de garantieovereenkomst, als subsidiabele uitgave, zoals opgenomen in de rekeningen

 

134.

Bedrag van de overeenkomstige overheidsbijdrage, dat daadwerkelijk is betaald, of, in het geval van garanties, is gereserveerd voor de garantieovereenkomst, als subsidiabele uitgave, zoals opgenomen in de rekeningen

 

Gegevens over specifieke soorten uitgaven

135.

Uit hoofde van artikel 20, lid 2, door het ESF+ medegefinancierde uitgaven van het type EFRO, betaald of nog te betalen

Niet van toepassing op het EFRO, het Cohesiefonds, het JTF, het EFMZVA, het AMIF, het ISF of het BMVI

136.

Bedrag aan ESF+-type uitgaven die uit hoofde van artikel 20, lid 2, door het EFRO medegefinancierd worden, betaald of nog te betalen

Niet van toepassing op het ESF+, het Cohesiefonds, het JTF, het EFMZVA, het AMIF, het ISF of het BMVI

137.

Bedrag van de gedane en betaalde uitgaven voor de aankoop van grond overeenkomstig artikel 64, lid 1, punt b), en bedrag in verband met de aankoop van grond overeenkomstig artikel 64, lid 1, en, indien van toepassing, de redenen voor het overschrijden van de maxima

 

138.

Bedrag van de bijdragen in natura aan de concrete actie

 

139.

Bedrag van de afschrijvingskosten waarvoor geen met facturen gestaafde betaling voor de concrete actie is verricht

 

140.

Bedrag van de bijdrage uit het EFRO of, indien van toepassing, een financieringsinstrument voor extern optreden van de Unie aan een fonds voor kleinschalige projecten binnen een Interreg-programma

Niet van toepassing op het ESF+, het Cohesiefonds, het JTF, het EFMZVA, het AMIF, het ISF of het BMVI

141.

Bedrag van de gedane en betaalde uitgaven voor operationele steun uit hoofde van artikel 16, lid 1, van de BMVI-verordening (en alleen voor LT artikel 17, lid 3, van de BMVI-verordening), artikel 16, lid 1, van de ISF-verordening of artikel 21, lid 1, van de AMIF-verordening.

Niet van toepassing op het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds, het JTF of het EFMZVA

142.

Bedrag van de gedane en betaalde uitgaven voor uitrusting, vervoermiddelen of de bouw van veiligheidsrelevante faciliteiten overeenkomstig artikel 13, lid 7, van de ISF-verordening

Niet van toepassing op het EFRO, het ESF+, het Cohesiefonds, het JTF, het EFMZVA, het AMIF of het BMVI

 

  • (1) 
    In het geval van de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg) moeten in het veld begunstigden de hoofdbegunstigde en de andere begunstigden vermeld staan.
  • (2) 
    Waar van toepassing omvat het veld begunstigde ook andere instanties die uitgaven doen in het kader van de concrete actie, hetgeen wordt behandeld als uitgaven die zijn gedaan door de begunstigde.
  • (3) 
    De gegevens in dit veld zijn alleen nodig op het eerste niveau van onderaanneming, alleen wanneer gegevens over een aannemer worden geregistreerd in veld 23, en alleen voor overeenkomsten van onderaanneming met een totale waarde van meer dan 50 000 EUR.
  • (4) 
    Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1).
  • (5) 
    Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2914, blz. 65).
  • (6) 
    Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
  • (7) 
    Dit veld moet alleen worden ingevuld indien er in veld 23 of 24 informatie wordt geregistreerd.
  • (8) 
    Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).
 

BIJLAGE XVIII

MODEL VOOR DE BEHEERSVERKLARING – ARTIKEL 74, LID 1, PUNT F)

Ik/wij, ondergetekende(n) (na(a)m(en), voorna(a)m(en), titel(s) of functie(s)), hoofd(en) van de beheerautoriteit voor het programma (naam van het programma, CCI), verklaar/verklaren hierbij

op basis van de uitvoering van (naam van het programma) in het boekjaar dat eindigde op 30 juni (jaar), op basis van mijn/ons eigen oordeel en van alle informatie die tot mijn/onze beschikking stond op de datum waarop de rekeningen bij de Commissie zijn ingediend, waaronder de resultaten van overeenkomstig artikel 74 van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (1) uitgevoerde beheersverificaties en audits met betrekking tot de uitgaven in de betalingsaanvragen die bij de Commissie zijn ingediend voor het boekjaar dat eindigde op 30 juni ... (jaar),

en rekening houdend met mijn/onze verplichtingen krachtens Verordening (EU) 2021/1060,

dat:

 

a)

de informatie in de jaarrekening naar behoren wordt weergegeven en volledig en accuraat is, overeenkomstig artikel 98 van Verordening (EU) 2021/1060,

 

b)

de in de rekeningen opgenomen uitgaven in overeenstemming zijn met het toepasselijke recht en werden gebruikt voor het beoogde doel,

Ik bevestig/wij bevestigen dat de onregelmatigheden die zijn vastgesteld in de definitieve audit- en controleverslagen met betrekking tot het boekjaar op passende wijze in de rekeningen zijn behandeld, met name om te voldoen aan artikel 98 voor de indiening van rekeningen. Ook verklaar ik/verklaren wij dat uitgaven waarvan de wettigheid en regelmatigheid nog worden gecontroleerd, buiten de jaarrekening zijn gehouden, in afwachting van de conclusie van de beoordeling, waarbij deze eventueel worden opgenomen in een betalingsaanvraag in een volgend boekjaar.

Voorts bevestig ik/bevestigen wij de betrouwbaarheid van de gegevens over indicatoren, mijlpalen en de vorderingen van het programma.

Ik bevestig/wij bevestigen ook dat doeltreffende en proportionele fraudepreventiemaatregelen zijn ingevoerd en dat deze rekening houden met de in dat verband vastgestelde risico’s.

Tot slot bevestig ik/bevestigen wij niet op de hoogte te zijn van niet-meegedeelde reputatiegerelateerde zaken met betrekking tot de uitvoering van het programma.

 

  • (1) 
    Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visabeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).
 

BIJLAGE XIX

MODEL VOOR HET JAARLIJKS AUDITADVIES – ARTIKEL 77, LID 3, PUNT A)

Aan de Europese Commissie, directoraat-generaal [naam van het (de) betrokken directora(a)t(en)-generaal]

  • 1. 
    INLEIDING

Ik, ondergetekende, vertegenwoordiger van [naam van de auditautoriteit], onafhankelijk in de zin van artikel 71, lid 2, van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (1), heb een audit verricht met betrekking tot

 

i)

de rekeningen voor het boekjaar dat is begonnen op 1 juli … [jaar] en is geëindigd op 30 juni … [jaar+1], gedateerd … [datum van de bij de Commissie ingediende rekeningen] (hierna "de jaarrekening” genoemd),

 

ii)

de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven in dat boekjaar, waarvoor bij de Commissie om vergoeding is verzocht (en die in de jaarrekening zijn opgenomen), en

 

iii)

de werking van het beheer- en controlesysteem en de beheersverklaring met betrekking tot het programma [naam van het programma, CCI-nummer] (hierna "het programma" genoemd),

teneinde een auditadvies te kunnen afgeven overeenkomstig artikel 77, lid 3, punt a).

  • 2. 
    VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE BEHEERAUTORITEIT

[Naam van de beheerautoriteit], aangewezen als de beheerautoriteit van het programma, is verantwoordelijk voor de behoorlijke werking van het beheer- en controlesysteem wat betreft de bij de artikelen 72 tot en met 75 vastgestelde functies en taken.

Daarnaast is het de verantwoordelijkheid van [naam van de beheerautoriteit of instantie die de boekhoudfunctie uitoefent, in voorkomend geval] te bevestigen dat de jaarrekening volledig, juist en waarheidsgetrouw is, zoals voorgeschreven in artikel 76 van Verordening (EU) 2021/1060 (en artikel 46 van Verordening (EU) 2021/1059 van het Europees Parlement en de Raad (2) (3).

Voorts is het overeenkomstig artikel 74 van Verordening (EU) 2021/1060 de verantwoordelijkheid van de beheerautoriteit te bevestigen dat de in de jaarrekening opgenomen uitgaven wettig, regelmatig en in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving zijn.

  • 3. 
    VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE AUDITAUTORITEIT

Zoals vastgesteld bij artikel 77 van Verordening (EU) 2021/1060 is het mijn verantwoordelijkheid om onafhankelijk te oordelen of de jaarrekening volledig, juist en waarheidsgetrouw is, of de uitgaven waarvoor bij de Commissie om vergoeding is verzocht en die in de jaarrekening zijn opgenomen, wettig en regelmatig zijn, en of het ingevoerde beheer- en controlesysteem naar behoren functioneert.

Het is tevens mijn verantwoordelijkheid in het advies vast te stellen of beweringen in de beheersverklaring in twijfel worden getrokken door de auditwerkzaamheden.

De audits met betrekking tot het programma zijn uitgevoerd in overeenstemming met de auditstrategie en voldeden aan de internationaal aanvaarde auditnormen. Die normen vereisen dat de auditautoriteit voldoet aan ethische voorschriften en de auditwerkzaamheden zodanig plant en uitvoert dat redelijke zekerheid wordt verkregen voor het opstellen van het auditadvies.

Een audit houdt in dat procedures worden uitgevoerd om voldoende en geschikte informatie te verkrijgen ter ondersteuning van onderstaand advies. De gevolgde procedures hangen af van het professionele oordeel van de controleur, met inbegrip van de beoordeling van het risico van wezenlijke niet-naleving, te wijten aan fraude of aan fouten. De gevolgde auditprocedures zijn naar mijn mening passend gezien de omstandigheden en in overeenstemming met de voorschriften van Verordening (EU) 2021/1060.

Ik geloof dat het verzamelde auditbewijs voldoende en geschikt is om als basis voor mijn advies te dienen, [indien er beperking van de reikwijdte is:] behalve voor het genoemde in punt 4, "Beperking van de reikwijdte".

De samenvatting van de voornaamste auditbevindingen met betrekking tot het programma staat in het bijgevoegde jaarlijkse controleverslag overeenkomstig artikel 77, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/1060.

  • 4. 
    BEPERKING VAN DE REIKWIJDTE

Hetzij

Er waren geen beperkingen ten aanzien van de reikwijdte van de audit.

Hetzij

De reikwijdte van de audit werd beperkt door de volgende factoren:

 

a)

b)

c)

[N.B. Vermeld eventuele beperkingen ten aanzien van de reikwijdte van de audit, bijvoorbeeld een gebrek aan bewijsstukken of lopende rechtszaken, en geef onder de rubriek "Advies met beperking" een schatting van de uitgaven en bijdragen van de steun uit de Fondsen waarvoor dit gevolgen had, en het effect van de beperking van de reikwijdte op het auditadvies. Nadere toelichting zal, indien nodig, in het jaarlijkse controleverslag worden gegeven.]

  • 5. 
    ADVIES

Hetzij

(Advies zonder voorbehoud)

Afgaande op de uitgevoerde auditwerkzaamheden is mijn mening als volgt:

 

1)

Jaarrekening

 

de jaarrekening geeft een juist en getrouw beeld;

 

2)

Wettigheid en regelmatigheid van de in de jaarrekening opgenomen uitgaven

 

de in de jaarrekening opgenomen uitgaven zijn wettig en regelmatig (4).

 

3)

Beheer- en controlesysteem op de datum van dit auditadvies

 

het beheer- en controlesysteem functioneert naar behoren.

De beweringen in de beheersverklaring worden in de uitgevoerde auditwerkzaamheden niet in twijfel getrokken.

Hetzij

(Advies met beperking)

Afgaande op de uitgevoerde auditwerkzaamheden is mijn mening als volgt:

 

1)

Jaarrekening

 

de jaarrekening geeft een juist en getrouw beeld [indien de beperking betrekking heeft op de jaarrekening, wordt de volgende tekst toegevoegd:] behalve wat de volgende materiële punten betreft: …

 

2)

Wettigheid en regelmatigheid van de in de jaarrekening opgenomen uitgaven

 

de in de jaarrekening opgenomen uitgaven zijn wettig en regelmatig [indien de beperking betrekking heeft op de jaarrekening, wordt de volgende tekst toegevoegd:] behalve wat de volgende punten betreft: …

De gevolgen van de beperking zijn beperkt [of aanzienlijk] en komen overeen met … (bedrag in EUR van de totale in de jaarrekening opgenomen uitgaven).

 

3)

Beheer- en controlesysteem op de datum van dit auditadvies

 

het ingevoerde beheer- en controlesysteem functioneert naar behoren [indien de beperking betrekking heeft op het beheer- en controlesysteem, wordt de volgende tekst toegevoegd:] behalve wat de volgende punten betreft (5): …

De gevolgen van de beperking zijn beperkt [of aanzienlijk] en komen overeen met … (bedrag in EUR van het totaalbedrag van de in de jaarrekening opgenomen uitgaven)

De beweringen in de beheersverklaring zijn in de uitgevoerde auditwerkzaamheden niet / wel [doorhalen wat niet van toepassing is] in twijfel getrokken.

[Indien de beweringen in de beheersverklaring in de uitgevoerde auditwerkzaamheden in twijfel worden getrokken, vermeldt de auditautoriteit in deze alinea welke factoren tot deze conclusie hebben geleid.]

Hetzij

(Afkeurend advies)

Afgaande op de uitgevoerde auditwerkzaamheden is mijn mening als volgt:

 

i)

de jaarrekening geeft een / geen [doorhalen wat niet van toepassing is] juist en getrouw beeld; en/of

 

ii)

de in de jaarrekening opgenomen uitgaven waarvoor bij de Commissie om vergoeding is verzocht, zijn wettig en regelmatig / niet wettig en regelmatig [doorhalen wat niet van toepassing is]; en/of

 

iii)

het toegepaste beheer- en controlesysteem functioneert naar behoren / niet naar behoren [doorhalen wat niet van toepassing is].

Dit afkeurend advies is gebaseerd op de volgende aspecten:

 

met betrekking tot zaken van materieel belang in verband met de jaarrekening:

 

en/of [doorhalen wat niet van toepassing is]

 

met betrekking tot zaken van materieel belang in verband met de wettigheid en regelmatigheid van de in de jaarrekening opgenomen uitgaven waarvoor bij de Commissie om vergoeding is verzocht:

 

en/of [doorhalen wat niet van toepassing is]

 

met betrekking tot zaken van materieel belang in verband met het functioneren van het beheer- en controlesysteem (6):

De beweringen in de beheersverklaring worden in de uitgevoerde auditwerkzaamheden in twijfel getrokken wat betreft de volgende aspecten:

[De auditautoriteit kan ook een toelichtende paragraaf toevoegen, zoals vastgesteld krachtens internationaal aanvaarde controlenormen, die haar advies niet aantast. Een adviesonthouding kan worden overwogen in uitzonderlijke gevallen (7).]

Datum:

Handtekening:

______________

 

  • (1) 
    Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visabeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).
  • (2) 
    Verordening (EU) 2021/1059 van 24 juni 2021 betreffende specifieke bepalingen voor de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" (Interreg) ondersteund door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en door externe financieringsinstrumenten (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 94).
  • (3) 
    Van toepassing bij Interreg-programma's.
  • (4) 
    Met uitzondering van de Interreg-programma’s die vallen onder de door de Commissie te nemen jaarlijkse steekproef voor audits van concrete acties, zoals bedoeld in artikel 48 van de Interreg-verordening.
  • (5) 
    Ingeval het beheer- en controlesysteem gebreken vertoont, vermeld dan in het advies de instantie(s) en het aspect of de aspecten van hun systemen die niet hebben voldaan aan de eisen en/of die niet naar behoren hebben gefunctioneerd, tenzij deze informatie in het jaarlijkse controleverslag al duidelijk is vermeld en in het deel met het advies wordt verwezen naar de specifieke delen van dat verslag waar die informatie is vermeld.
  • (6) 
    Ingeval het beheer- en controlesysteem gebreken vertoont, vermeld dan in het advies de instantie(s) en het aspect of de aspecten van hun systemen die niet hebben voldaan aan de eisen en/of die niet naar behoren hebben gefunctioneerd, tenzij deze informatie in het jaarlijkse controleverslag al duidelijk is vermeld en in het deel met het advies wordt verwezen naar de specifieke delen van dat verslag waar die informatie is vermeld.
  • (7) 
    Deze uitzonderlijke gevallen moeten gerelateerd zijn aan onvoorzienbare, externe factoren buiten het werkterrein van de auditautoriteit.
 

BIJLAGE XX

MODEL VOOR HET JAARLIJKSE CONTROLEVERSLAG – ARTIKEL 77, LID 3, PUNT B)

  • 1. 
    Inleiding
 
 

1.1

Identificatie van de auditautoriteit en andere instanties die betrokken zijn geweest bij de voorbereiding van het verslag.

 
 

1.2

Referentieperiode (d.w.z. het boekjaar)

 
 

1.3

Auditperiode (waarin de auditwerkzaamheden hebben plaatsgevonden).

 
 

1.4

Identificatie van het (de) programma('s) waarop het verslag betrekking heeft en van de desbetreffende beheerautoriteit(en). Indien het verslag betrekking heeft op meer dan één programma of fonds, wordt de informatie voor elk programma en fonds afzonderlijk vermeld, en wordt in elk deel de informatie vermeld die specifiek is voor dat programma en/of fonds.

 
 

1.5

Beschrijving van de maatregelen die zijn genomen bij de voorbereiding van het verslag en de opstelling van het bijbehorende auditadvies.

Deel 1.5 moet worden aangepast voor Interreg-programma’s met het oog op de omschrijving van de maatregelen die bij de opstelling van het verslag zijn genomen op basis van de in artikel 49 van Verordening (EU) 2021/1059 van het Europees Parlement en de Raad (1) (de Interreg-verordening) vastgelegde specifieke regels voor audits van concrete acties die gelden voor Interreg-programma’s.

  • 2. 
    Belangrijke wijzigingen in beheer- en controlesystemen
 
 

2.1

Nadere gegevens van belangrijke wijzigingen in de beheer- en controlesystemen met betrekking tot de verantwoordelijkheden van de beheerautoriteit, met name ten aanzien van het delegeren van taken aan intermediaire instanties, aan de instantie waaraan de boekhoudfunctie is toevertrouwd, en bevestiging dat zij de artikelen 72 tot en met 76 en 81 naleven op basis van de auditwerkzaamheden die zijn uitgevoerd door de auditautoriteit.

 
 

2.2

Informatie over de toepassing van verbeterde evenredige regelingen overeenkomstig de artikelen 83, 84 en 85.

  • 3. 
    Wijzigingen van de auditstrategie
 
 

3.1

Nadere gegevens van alle wijzigingen van de auditstrategie en bijbehorende toelichtingen. Vermeld met name wijzigingen in de steekproefmethode die wordt gebruikt voor de audit van concrete acties (zie deel 5) en of de strategie is gewijzigd als gevolg van verbeterde proportionele regelingen overeenkomstig de artikelen 83, 84 en 85.

 
 

3.2

Deel 1 moet worden aangepast voor Interreg-programma’s met het oog op de omschrijving van wijzigingen van de auditstrategie op basis van de specifieke regels voor audits van concrete acties die gelden voor Interreg-programma's, overeenkomstig artikel 49 van de Interreg-verordening.

  • 4. 
    Systeemaudits (indien van toepassing (2)
 
 

4.1

Nadere gegevens van de organen (met inbegrip van de auditautoriteit zelf) die audits hebben uitgevoerd van de goede werking van het beheer- en controlesysteem van het programma ("systeemaudits").

 
 

4.2

Beschrijving van de grondslag voor de uitgevoerde audits, inclusief een verwijzing naar de toepasselijke auditstrategie, met name naar de risicobeoordelingsmethode en de resultaten die hebben geleid tot de vaststelling van het plan voor de systeemaudits. Indien de risicobeoordeling is bijgewerkt, moeten de wijzigingen in de auditstrategie worden beschreven in deel 3.

 
 

4.3

Met betrekking tot de tabel in deel 9.1, een beschrijving van de belangrijkste bevindingen en conclusies van systeemaudits, met inbegrip van de audits die gericht zijn op specifieke thematische gebieden.

 
 

4.4

Vermelding of sommige van de geconstateerde onregelmatigheden als systemisch werden beschouwd, en nadere gegevens over de genomen maatregelen, met inbegrip van een kwantificering van de onregelmatige uitgaven en daarmee samenhangende financiële correcties die zijn doorgevoerd, overeenkomstig artikel 77, lid 3, punt b), en artikel 103.

 
 

4.5

Informatie over de follow-up van auditaanbevelingen naar aanleiding van systeemaudits in voorgaande boekjaren.

 
 

4.6

Beschrijving van onregelmatigheden of tekortkomingen die specifiek zijn voor financieringsinstrumenten of andere soorten uitgaven of kosten waarop specifieke regels van toepassing zijn (bv. staatssteun, overheidsopdrachten, vereenvoudigde kostenopties, financiering die geen verband houdt met kosten) en die bij systeemaudits aan het licht zijn gekomen, en van het vervolg dat de beheerautoriteit heeft gegeven om deze onregelmatigheden of tekortkomingen te verhelpen.

 
 

4.7

Mate van betrouwbaarheid die wordt verkregen na de systeemaudits (laag/gemiddeld/hoog) en een motivering.

  • 5. 
    Audits van concrete acties

De delen 5.1 tot en met 5.10 moeten worden aangepast voor Interreg-programma’s met het oog op de omschrijving van de maatregelen die bij de opstelling van het verslag zijn genomen op basis van de in artikel 49 van de Interreg-verordening vastgelegde specifieke regels voor audits van concrete acties die gelden voor Interreg-programma’s.

 
 

5.1

Identificatie van de instanties (met inbegrip van de auditautoriteit) die audits van concrete acties hebben uitgevoerd (zoals beoogd in artikel 79).

 
 

5.2

Beschrijving van de toegepaste steekproefmethodologie en de informatie of de methodologie overeenkomstig de auditstrategie is.

 
 

5.3

Vermelding van de steekproefparameters en andere informatie voor statistische of niet-statistische steekproefprocedures, alsook toelichting bij de onderliggende berekeningen en het toegepaste professionele oordeel. Deze informatie moet het volgende omvatten: materialiteitsniveau, betrouwbaarheidsniveau, steekproefeenheid, verwacht foutenpercentage, streekproefinterval, standaardafwijking, populatiewaarde, populatieomvang, steekproefomvang en informatie over de stratificatie. De onderliggende berekeningen voor de selectie van een steekproef, het totale foutenpercentage en het resterende foutenpercentage worden vermeld in deel 9.3, in een formaat dat inzicht geeft in de basisstappen, overeenkomstig de specifieke steekproefmethode die is gebruikt.

 
 

5.4

Afstemming van de in de jaarrekening opgenomen bedragen en de bedragen die zijn gedeclareerd in betalingsaanvragen in het boekjaar, op de populatie waarvan de willekeurige steekproef was genomen (kolom "A" van de tabel in deel 9.2). Het afstemmen van de posten betreft ook negatieve steekproefeenheden indien financiële correcties zijn aangebracht.

 
 

5.5

Indien er negatieve steekproefeenheden zijn, bevestiging dat deze zijn behandeld als een afzonderlijke populatie. Analyse van de belangrijkste resultaten van de audits van deze eenheden, met de nadruk op het verifiëren of de besluiten tot toepassing van financiële correcties (genomen door de lidstaten of de Commissie) in de jaarrekening als geschrapte bedragen zijn geboekt.

 
 

5.6

Wanneer een niet-statistische steekproefmethode wordt gebruikt, geef dan de redenen voor het gebruik van de methode, het percentage van de steekproefeenheden die aan audits worden onderworpen, de maatregelen die zijn genomen om de willekeurigheid van de steekproef te garanderen, rekening houdend met het feit dat de steekproef representatief moet zijn.

Specificeer ook de maatregelen die zijn genomen om voor een voldoende grote steekproef te zorgen zodat de auditautoriteit een geldig auditadvies kan uitbrengen. Een totaal (geraamd) foutenpercentage wordt eveneens berekend indien een niet-statistische steekproefmethode is gebruikt.

 
 

5.7

Analyse van de belangrijkste bevindingen van de audits van concrete acties, met een vermelding van:

a)

het aantal geaudite steekproefeenheden, het respectieve bedrag;

 

b)

het soort fout per steekproefeenheid (3);

 

c)

de aard van de vastgestelde fouten (4);

 

d)

het foutenpercentage (5) voor elk stratum en de overeenkomstige ernstige tekortkomingen of onregelmatigheden, de bovengrens van het foutenpercentage, onderliggende oorzaken, voorgestelde corrigerende maatregelen (met inbegrip van die ter verbetering van het beheer- en controlesysteem) en het effect ervan op het auditadvies.

Er wordt verdere toelichting gegeven bij de in de delen 9.2 en 9.3 vermelde gegevens, in het bijzonder met betrekking tot het totale foutenpercentage.

 
 

5.8

Nadere gegevens over alle financiële correcties in verband met het boekjaar die door de beheerautoriteit worden uitgevoerd vóór het indienen van de jaarrekening bij de Commissie, en het gevolg zijn van de audits van concrete acties, waaronder forfaitaire of geëxtrapoleerde correcties die ertoe leiden dat het resterende foutenpercentage van de in de jaarrekening opgenomen uitgaven wordt verlaagd tot 2 % overeenkomstig artikel 98.

 
 

5.9

Vergelijking van het totale foutenpercentage en het resterende foutenpercentage (zoals vermeld in deel 9.2) met de materialiteitsdrempel van 2 %, om na te gaan of de populatie materieel onjuist is opgegeven en om het effect op het auditadvies na te gaan.

 
 

5.10

Nadere gegevens over de vraag of sommige van de geconstateerde onregelmatigheden als systemisch werden beschouwd, en over de genomen maatregelen, met inbegrip van een kwantificering van de onregelmatige uitgaven en daarmee samenhangende financiële correcties.

 
 

5.11

Informatie over de follow-up van audits van concrete acties die zijn uitgevoerd op de gemeenschappelijke steekproef voor Interreg-programma’s op basis van de specifieke regels voor audits van concrete acties die gelden voor Interreg-programma’s, overeenkomstig artikel 49 van de Interreg-verordening.

 
 

5.12

Informatie over de follow-up van audits van concrete acties uit voorgaande boekjaren, met name met betrekking tot ernstige tekortkomingen van systemische aard.

 
 

5.13

Een tabel met een indeling van de fouten naar soort.

 
 

5.14

Conclusies van de voornaamste resultaten van de audits van concrete acties met betrekking tot de goede werking van het beheer- en controlesysteem.

Deel 5.14 moet worden aangepast voor Interreg-programma’s met het oog op de omschrijving van de maatregelen die bij de opstelling van de conclusies zijn genomen op basis van de in artikel 49 van de Interreg-verordening vastgelegde specifieke regels voor audits van concrete acties die gelden voor Interreg-programma’s.

  • 6. 
    Audits van de jaarrekening
 
 

6.1

Identificatie van de autoriteiten/instanties die audits van de jaarrekening hebben uitgevoerd.

 
 

6.2

Beschrijving van de auditaanpak die is gebruikt om na te gaan of de rekeningen volledig, nauwkeurig en juist zijn. Dit omvat ook een verwijzing naar de auditwerkzaamheden die zijn uitgevoerd in het kader van systeemaudits, audits van concrete acties die relevant zijn voor de betrouwbaarheid van de jaarrekening en aanvullende verificaties van het ontwerp van jaarrekening die moeten worden uitgevoerd voordat dit aan de Commissie wordt toegezonden.

 
 

6.3

Conclusies van de audits met betrekking tot de volledigheid, nauwkeurigheid en waarachtigheid van de jaarrekening, onder vermelding van de bijbehorende financiële correcties die zijn doorgevoerd en hun weerslag kennen in de jaarrekening als gevolg van deze conclusies.

 
 

6.4

Vermelding of sommige geconstateerde onregelmatigheden als systemisch werden beschouwd, en vermelding van de genomen maatregelen.

  • 7. 
    Overige informatie
 
 

7.1

Beoordeling door de auditautoriteit van verdenkingen van fraude die zijn geconstateerd in het kader van hun audits (en van de gevallen die door andere nationale of Unie-instanties zijn gemeld en betrekking hebben op concrete acties die door de auditautoriteit zijn gecontroleerd), samen met de genomen maatregelen. Informatie over het aantal gevallen, de ernst ervan en de betrokken bedragen, indien bekend.

 
 

7.2

Gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan na de indiening van de jaarrekening bij de auditautoriteit en vóór indiening van het jaarlijkse controleverslag bij de Commissie en waarmee rekening is gehouden bij de vaststelling van de mate van betrouwbaarheid en het advies van de auditautoriteit.

  • 8. 
    Algehele mate van betrouwbaarheid
 
 

8.1

Vermelding van de algehele mate van betrouwbaarheid ten aanzien van de goede werking van het beheer- en controlesysteem en toelichting over de manier waarop die mate van betrouwbaarheid is verkregen uit de combinatie van de resultaten van de systeemaudits en de audits van concrete acties. De auditautoriteit houdt, indien relevant, ook rekening met de resultaten van andere nationale of EU-auditwerkzaamheden.

 
 

8.2

Beoordeling van verzachtende maatregelen die geen verband houden met financiële correcties en van financiële correcties, en beoordeling van de behoefte aan aanvullende corrigerende maatregelen, zowel vanuit het oogpunt van verbetering van de beheer- en controlesystemen als vanuit het oogpunt van impact op de Uniebegroting.

  • 9. 
    BIJLAGEN BIJ HET JAARLIJKSE CONTROLEVERSLAG
 
 

9.1

Resultaten van systeemaudits.

Geaudite entiteit

Fonds (programma dat door meerdere fondsen wordt gefinancierd)

Titel van de audit

Datum definitieve auditverslag

Programma: [CCI en naam programma]

Algehele beoordeling (categorie 1, 2, 3, 4)

[zoals gedefinieerd in tabel 2 van bijlage XI bij de verordening]

Opmerkingen

Hoofdvereisten (HV) (indien van toepassing)

[zoals gedefinieerd in tabel 1 van bijlage XI]

       

HV 1

HV 2

HV 3

HV 4

HV 5

HV 6

HV 7

HV 8

HV 9

HV 10

   

Beheerautoriteit

                             
                           

Intermediaire instantie(s)

                             
                       

Boekhoudfunctie (indien niet uitgeoefend door beheerautoriteit)

                             
           

Opmerking: de lege vakken in bovenstaande tabel betreffen hoofdvereisten die niet van toepassing zijn op de geaudite entiteit.

 
 

9.2

Resultaten van audits van concrete acties

Fonds

CCI-nummer programma

Titel programma

A

B

C

D

E

F

G

H

Bedrag in EUR dat overeenkomt met de populatie waarvan de steekproef werd genomen (*)

Uitgaven met betrekking tot het boekjaar dat in het kader van de willekeurige steekproef is geaudit

Bedrag aan onregelmatige uitgaven in willekeurige steekproef

Totaal foutenpercentage (**)

Correcties uitgevoerd als gevolg van het totale foutenpercentage

Resterend foutenpercentage

Overige geaudite uitgaven (***)

Bedrag aan onregelmatige uitgaven in andere geaudite uitgaven

Bedrag (****)

% (*****)

           
                       
 
 

9.3

Berekeningen die hebben geleid tot de vaststelling van de willekeurige steekproef, het totale foutenpercentage en het resterende foutenpercentage

 

  • (1) 
    Verordening (EU) 2021/1059 van 24 juni 2021 betreffende specifieke bepalingen voor de doelstelling Europese territoriale samenwerking (Interreg) ondersteund door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en financieringsinstrumenten voor extern optreden (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 94).
  • (2) 
    Dit deel is facultatief voor programma's die vallen onder de "verbeterde proportionele regelingen" voor het betrokken boekjaar.
  • (3) 
    Toevallig, systemisch of afwijkend.
  • (4) 
    Bijvoorbeeld: subsidiabiliteit, openbare aanbesteding of staatssteun.
  • (5) 
    Het foutenpercentage moet voor elk stratum worden vermeld bij stratificatie naar subpopulaties met vergelijkbare kenmerken zoals concrete acties die bestaan uit financiële bijdragen van een programma aan financieringsinstrumenten, waardevolle elementen, fondsen (bij programma's die door meerdere fondsen worden gefinancierd).

(*)  Kolom A heeft betrekking op de positieve populatie waaruit de willekeurige steekproef is genomen, d.w.z. het totaalbedrag van de subsidiabele uitgaven die zijn opgenomen in het boekhoudsysteem van de beheerautoriteit/of instantie die de boekhoudfunctie uitoefent, en die zijn opgenomen in de bij de Commissie ingediende betalingsaanvragen, minus negatieve steekproefeenheden, indien van toepassing. In voorkomend geval wordt in deel 5.4 een toelichting gegeven.

(**)  Het totale foutenpercentage wordt berekend vóór financiële correcties worden toegepast met betrekking tot de gecontroleerde steekproef of de populatie waarvan de willekeurige steekproef was genomen. Indien de willekeurige steekproef betrekking heeft op meer dan één fonds of programma, heeft het (berekende) totale foutenpercentage dat is vermeld in kolom D, betrekking op de hele populatie. Bij stratificatie wordt voor elk stratum nadere informatie verstrekt in deel 5.7.

(***)  Kolom G verwijst naar de gecontroleerde uitgaven in het kader van een aanvullende steekproef.

(****)  Bedrag aan gecontroleerde uitgaven (indien substeekproeven zijn gehanteerd, wordt alleen het bedrag van de uitgavenposten die daadwerkelijk zijn gecontroleerde in deze kolom opgenomen).

(*****)  Percentage van de gecontroleerde uitgaven in verhouding tot de populatie.

 

BIJLAGE XXI

MODEL VOOR HET JAARLIJKSE AUDITVERSLAG – ARTIKEL 81, LID 5

  • 1. 
    Inleiding
 
 

1.1

Contactgegevens van het externe auditkantoor dat betrokken was bij de opstelling van het verslag.

 
 

1.2

Referentieperiode (bijvoorbeeld 1 juli N-1 tot en met 30 juni N).

 
 

1.3

Financieringsinstrument(en)/manda(a)t(en) en programma('s) waarop het auditverslag betrekking heeft. Financieringsovereenkomst waarop het verslag betrekking heeft (de "financieringsovereenkomst").

  • 2. 
    Audit van de internecontrolesystemen die worden toegepast door de EIB/het EIF of andere internationale financiële instellingen

Resultaten van de externe audit van het interne controlesysteem van de EIB of andere internationale financiële instellingen (IFI's) waarvan een lidstaat aandeelhouder is, waarin de opzet en doeltreffendheid van dit interne controlesysteem zijn beoordeeld en de volgende elementen zijn opgenomen:

 
 

2.1

Procedure voor mandaataanvaarding

 
 

2.2

Procedure voor de beoordeling en selectie van financiële intermediairs: formele en kwaliteitsbeoordeling.

 
 

2.3

Procedure voor de goedkeuring van transacties met financiële intermediairs en de ondertekening van financieringsovereenkomsten ter zake.

 
 

2.4

Procedure voor het toezicht op financiële intermediairs in verband met:

2.4.1

rapportage door financiële intermediairs;

 

2.4.2

bijhouden van gegevens;

 

2.4.3

betalingen aan eindontvangers;

 

2.4.4

subsidiabiliteit van eindontvangers;

 

2.4.5

door de financiële intermediairs aangerekende vergoedingen en kosten;

 

2.4.6

voorschriften betreffende zichtbaarheid, transparantie en communicatie;

 

2.4.7

toepassing van de voorschriften inzake staatssteun door de financiële intermediairs;

 

2.4.8

gedifferentieerde behandeling van investeerders, in voorkomend geval;

 

2.4.9

naleving van het toepasselijke Unierecht inzake witwassen van geld, terrorismefinanciering, belastingontwijking, belastingfraude of belastingontduiking.

 
 

2.5

Systemen voor het verwerken van door de beheerautoriteit ontvangen betalingen.

 
 

2.6

Systemen voor de berekening en betaling van bedragen in verband met beheerskosten en -vergoedingen.

 
 

2.7

Systemen voor de verwerking van betalingen aan financiële intermediairs.

 
 

2.8

Systemen voor de verwerking van rente en andere voordelen als gevolg van steun uit de fondsen aan financieringsinstrumenten

Voor de punten 2.1, 2.2 en 2.3 hoeft na de indiening van het eerste jaarlijkse auditverslag alleen informatie te worden verstrekt over de actualiseringen of wijzigingen van de bestaande procedures of regelingen.

 
 

2.9

In het jaarlijkse auditverslag betreffende het laatste boekjaar moet naast de informatie in de punten 2.1 tot en met 2.8 ook informatie over de volgende punten worden opgenomen:

2.9.1

Gedifferentieerde behandeling van investeerders

 

2.9.2

Bereikte multiplicatorratio in vergelijking met de overeengekomen multiplicatorratio in de garantieovereenkomsten voor financieringsinstrumenten die garanties verstrekken;

 

2.9.3

Gebruik van rente en andere voordelen die kunnen worden toegeschreven aan steun uit de fondsen aan financieringsinstrumenten als bedoeld in artikel 60;

 

2.9.4

Gebruik van middelen die aan financieringsinstrumenten zijn terugbetaald en die kunnen worden toegeschreven aan de steun uit de fondsen, tot het einde van de subsidiabiliteitsperiode en regelingen voor het gebruik van die middelen na afloop van de subsidiabiliteitsperiode overeenkomstig artikel 62.

  • 3. 
    Conclusies van de audit
 
 

3.1

Conclusie over de vraag of het externe auditkantoor redelijke zekerheid kan bieden over de opzet en doeltreffendheid van het door de EIB of andere IFI's ingestelde internecontrolesysteem waarvan een lidstaat aandeelhouder is, overeenkomstig de toepasselijke regels, aan de hand van de in deel 2 bedoelde elementen.

 
 

3.2

Bevindingen en aanbevelingen die het resultaat zijn van de verrichte auditwerkzaamheden.

Bij de punten 3.1 en 3.2 moet worden uitgegaan van de resultaten van de auditwerkzaamheden bedoeld in deel 2, en in voorkomend geval moet rekening worden gehouden met de resultaten van andere nationale of Unie-auditwerkzaamheden die zijn verricht met betrekking tot dezelfde instantie die financieringsinstrumenten of hetzelfde mandaat voor de financieringsinstrumenten uitvoert.

 

BIJLAGE XXII

MODEL VOOR DE AUDITSTRATEGIE – ARTIKEL 78

  • 1. 
    INLEIDING
 

a)

Vermelding van het (de) programma('s) (titel(s) en CCI-nummer(s) (1), de fondsen en periode die onder de auditstrategie vallen.

 

b)

Vermelding van de auditautoriteit die verantwoordelijk is voor de opstelling van, het toezicht op en de bijwerking van de auditstrategie, en van andere instanties die aan dit document hebben bijgedragen.

 

c)

Verwijzing naar de status van de auditautoriteit (nationale, regionale of lokale overheidsinstantie) en de instantie waar deze deel van uitmaakt.

 

d)

Verwijzing naar de beleidsverklaring, het audithandvest of de nationale wetgeving (indien van toepassing), met uitleg over de functies en verantwoordelijkheden van de auditautoriteit en andere instanties die controles uitvoeren onder haar verantwoordelijkheid.

 

e)

Bevestiging door de auditautoriteit dat de instanties die audits uitvoeren, over de nodige functionele en organisatorische onafhankelijkheid beschikken.

  • 2) 
    RISICOBEOORDELING
 

a)

uitleg over de gebruikte risicobeoordelingsmethode; en

 

b)

interne procedures voor het bijwerken van de risicobeoordeling.

3   METHODOLOGIE

3.1   Overzicht

 

a)

Verwijzing naar de internationaal aanvaarde auditnormen die de auditautoriteit zal toepassen bij haar auditwerkzaamheden.

 

b)

Informatie over de wijze waarop de auditautoriteit haar zekerheid zal verkrijgen met betrekking tot programma's in het standaard beheer- en controlesysteem en voor programma’s met verbeterde evenredige regelingen (beschrijving van de belangrijkste bouwstenen – soorten audits en hun toepassingsgebied).

 

c)

Verwijzing naar de bestaande procedures voor het opstellen van het jaarlijkse controleverslag en auditadvies die moeten worden ingediend bij de Commissie overeenkomstig artikel 77, lid 3, van deze verordening, met de nodige uitzonderingen voor Interreg-programma's op basis van de specifieke regels voor audits van concrete acties die gelden voor Interreg-programma's, overeenkomstig artikel 49 van de Interreg-verordening.

 

d)

Verwijzing naar audithandleidingen of -procedures die een beschrijving bevatten van de belangrijkste stappen van de auditwerkzaamheden, waaronder de indeling en behandeling van de geconstateerde fouten bij de voorbereiding van het jaarlijkse controleverslag dat bij de Commissie moet worden ingediend overeenkomstig artikel 77, lid 3, punt b).

 

e)

In het geval van Interreg-programma's, verwijzing naar specifieke auditregelingen en uitleg over de manier waarop de auditautoriteit wil zorgen voor samenwerking met de Commissie met betrekking tot de audits van concrete acties in het kader van de gemeenschappelijke Interreg-steekproef die de Commissie moet nemen overeenkomstig artikel 49 van de Interreg-verordening.

 

f)

In het geval van Interreg-programma's, wanneer aanvullende auditwerkzaamheden nodig kunnen zijn overeenkomstig artikel 49 van de Interreg-verordening, verwijzing naar specifieke auditregelingen in dat verband en naar de follow-up van die aanvullende auditwerkzaamheden.

3.2   Audits van de goede werking van beheer- en controlesystemen (systeemaudits)

Naam van de instanties/structuren die moeten worden geaudit en vermelding van de hoofdvereisten in het kader van systeemaudits. De lijst omvat alle instanties die in de voorbije twaalf maanden zijn aangewezen.

Indien van toepassing, verwijzing naar de auditinstantie waar de auditautoriteit bij de uitvoering van deze audits op vertrouwt.

Vermelding van alle systeemaudits die gericht zijn op specifieke thematische gebieden of instanties, zoals:

 

a)

de kwaliteit en de kwantiteit van de administratieve beheersverificaties en de beheersverificaties ter plaatse met betrekking tot toepasselijke wetgeving zoals de regels inzake overheidsopdrachten, staatssteunregels of milieuvoorschriften;

 

b)

de kwaliteit van de projectselectie en van de beheersverificaties op het niveau van de beheerautoriteit of de intermediaire instantie;

 

c)

de opzet en de uitvoering van financieringsinstrumenten op het niveau van de instanties die de financieringsinstrumenten uitvoeren;

 

d)

de werking en de beveiliging van elektronische systemen, en hun koppeling met het elektronisch systeem voor gegevensuitwisseling van de Commissie;

 

e)

de betrouwbaarheid van gegevens met betrekking tot streefdoelen en mijlpalen en met betrekking tot de voortgang van het programma in de richting van de doelstellingen, zoals verstrekt door de beheerautoriteit;

 

f)

financiële correcties (en inhoudingen op de rekeningen);

 

g)

de uitvoering van doeltreffende en evenredige fraudepreventiemaatregelen, onderbouwd door een frauderisicobeoordeling.

3.3   Audits van concrete acties

3.3.1   Voor alle programma's behalve Interreg-programma's

 

a)

Beschrijving van de steekproefmethode (of verwijzing naar een intern document waarin de methode wordt beschreven) die wordt gebruikt overeenkomstig artikel 79 (en andere specifieke bestaande procedures voor audits van concrete acties, met name met betrekking tot de classificatie en behandeling van de vastgestelde fouten, met inbegrip van vermoedens van fraude).

 

b)

Er wordt een afzonderlijke beschrijving voorgesteld voor de jaren waarin de lidstaat de verbeterde evenredige regeling wenst toe te passen voor een of meer programma als bedoeld in artikel 83.

3.3.2   Voor Interreg-programma's

 

a)

Beschrijving van de behandeling van bevindingen en fouten (of verwijzing naar een intern document waarin deze behandeling wordt beschreven) die wordt gebruikt overeenkomstig artikel 49, lid 1, van de Interreg-verordening, en andere specifieke bestaande procedures voor audits van concrete acties, met name met betrekking tot de gemeenschappelijke Interreg-steekproef die de Commissie ieder jaar moet nemen.

 

b)

Er wordt een afzonderlijke beschrijving voorgesteld voor de jaren waarin de gemeenschappelijke steekproef voor audits van concrete acties voor Interreg-programma's geen concrete acties of steekproefeenheden van het programma in kwestie bevat en wanneer de auditautoriteit een steekproef verricht overeenkomstig artikel 49, lid 10, van de Interreg-verordening.

In het in punt b) bedoelde geval van een steekproef wordt een beschrijving gegeven van de steekproefmethode die door de auditautoriteit wordt gebruikt en van andere bestaande specifieke procedures voor audits van concrete acties, met name met betrekking tot de indeling en behandeling van vastgestelde fouten enz.

3.4   Audits van de jaarrekening

Beschrijving van de auditaanpak voor audits van de jaarrekening.

3.5   Verificatie van de beheersverklaring

Verwijzing naar de interne procedures die een overzicht geven van de werkwijze bij de verificatie, in het kader van het auditadvies, van de beweringen in de door de beheerautoriteit opgestelde beheersverklaring.

  • 4. 
    GEPLANDE AUDITWERKZAAMHEDEN
 

a)

beschrijving en motivering van de auditprioriteiten en -doelstellingen met betrekking tot het lopende boekjaar en de twee daaropvolgende boekjaren, en een toelichting bij de koppeling van de resultaten van de risicobeoordeling met de geplande auditwerkzaamheden;

 

b)

een indicatieve lijst van systeemaudits, waaronder audits gericht op specifieke thematische gebieden, voor het lopende boekjaar en de twee daaropvolgende boekjaren, als volgt:

 

Autoriteiten/instanties of specifieke thematische gebieden die moeten worden geaudit

CCI

Titel van het programma

Instantie verantwoordelijk voor de audit

Resultaat risicobeoordeling

20xx

Doelstelling en reikwijdte audit

20xx

Doelstelling en reikwijdte audit

20xx

Doelstelling en reikwijdte audit

               
               
               
               
               
  • 5) 
    MIDDELEN
 

a)

Organogram van de auditautoriteit.

 

b)

Vermelding van de geplande middelen die zullen worden toegewezen met betrekking tot het lopende boekjaar en de twee daaropvolgende boekjaren (waaronder informatie over alle geplande uitbestedingen en hun toepassingsgebied, indien van toepassing).

 

  • (1) 
    Vermeld de programma's die onder een gemeenschappelijk beheer- en controlesysteem vallen, indien één auditstrategie wordt opgesteld voor meerdere programma's.
 

BIJLAGE XXIII

MODEL VOOR BETALINGSAANVRAGEN – ARTIKEL 91, LID 3

BETALINGSAANVRAAG

EUROPESE COMMISSIE

 
   

Betrokken fonds (1):

<type="S" input="S"> (2)

Referentie van de Commissie (CCI):

<type="S" input="S">

Naam van het programma:

<type="S" input="G">

Besluit van de Commissie:

<type="S" input="G">

Datum van het besluit van de Commissie:

<type="D" input="G">

Nummer van de betalingsaanvraag:

<type="N" input="G">

Datum van indiening van de betalingsaanvraag:

<type="D" input="G">

Nationaal referentienummer (optioneel):

<type="S" maxlength="250" input="M">

   

Overeenkomstig artikel 91 heeft deze betalingsaanvraag betrekking op het boekjaar:

 

Van (3)

<type="D" input="G">

tot:

<type="D" input="G">

Uitgaven uitgesplitst naar prioriteit en, indien relevant, naar regiocategorie, zoals opgenomen in de rekeningen van de instantie die de boekhoudfunctie uitoefent

(Inclusief programmabijdragen aan financieringsinstrumenten (artikel 92) en in de context van staatssteun betaalde voorschotten (artikel 91, lid 5)

Deze tabel mag geen uitgaven bevatten in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden niet zijn vervuld, met uitzondering van concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden

 

Prioriteit

Berekeningsgrondslag (publiek of totaal) (4)

Totaalbedrag van door begunstigden gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties overeenkomstig artikel 91, lid 3, punt a), en lid 4, punt c)

Totaalbedrag van de Uniebijdrage overeenkomstig artikel 91, lid 4, punten a) en b)

Bedrag voor technische bijstand overeenkomstig artikel 91, lid 3, punt b)

Totaalbedrag van de geleverde of te leveren overheidsbijdrage overeenkomstig artikel 91, lid 3, punt c)

(A)

(B)

(C)

(D)

(E)

Prioriteit 1

         

Minder ontwikkelde regio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 2

         

Minder ontwikkelde regio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 3

         

Minder ontwikkelde regio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Algemeen totaal

 

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

OF

Uitgaven uitgesplitst naar specifieke doelstelling, zoals opgenomen in de rekeningen van de beheerautoriteit

Toepasselijk op het AMIF, het ISF en het BMVI

Deze tabel mag geen uitgaven bevatten in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden niet zijn vervuld, met uitzondering van concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden

 

Specifieke doelstelling

Berekeningsgrondslag (publiek of totaal)

Totaalbedrag van door begunstigden gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties overeenkomstig artikel 91, lid 3, punt a), en lid 4, punt c)

Totaalbedrag van de Uniebijdrage overeenkomstig artikel 91, lid 4, punten a) en b)

Totaalbedrag van de geleverde of te leveren overheidsbijdrage overeenkomstig artikel 91, lid 3, punt c)

(A)

(B)

(C)

(D)

Specifieke doelstelling 1

       

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 2, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 3, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (met uitzondering van de bijzondere doorreisregeling) of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (bijzondere doorreisregeling)

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 6, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de BMVI-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 2

       

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 2, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 3, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 6, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 3

       

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 4 (AMIF)

       

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 19 van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 20 van de AMIF-verordening (“overdrachten in”)

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 20 van de AMIF-verordening (“overdrachten uit”)

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling technische bijstand

       

Technische bijstand overeenkomstig artikel 36, lid 5

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Technische bijstand overeenkomstig artikel 37

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Algemeen totaal

 

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Het model wordt automatisch aangepast op basis van het CCI. Bijvoorbeeld: in het geval van programma's zonder regiocategorieën (Cohesiefonds, JTF, doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg), EFMZVA indien van toepassing) of programma's zonder differentiëring van de medefinancieringspercentages binnen een prioriteit (specifieke doelstelling), ziet de tabel er als volgt uit:

Deze tabel mag geen uitgaven bevatten in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden niet zijn vervuld, met uitzondering van concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden

 

Prioriteit

Berekeningsgrondslag (publiek of totaal) (')

Totaalbedrag van door begunstigden gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties overeenkomstig artikel 91, lid 3, punt a), en lid 4, punt c)

Totaalbedrag van de Uniebijdrage overeenkomstig artikel 91, lid 4, punten a) en b)

Bedrag voor technische bijstand overeenkomstig artikel 91, lid 3, punt b)

Totaalbedrag van de geleverde of te leveren overheidsbijdrage overeenkomstig artikel 91, lid 3, punt c)

 

(A)

(B)

(C)

(D)

(E)

Prioriteit 1

<type="S" input="C">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 2

<type="S" input="C">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 3

<type="S" input="C">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

VERKLARING

Door deze betalingsaanvraag te valideren verzoekt de instantie die de boekhoudfunctie uitoefent/beheerautoriteit om betaling van de hieronder vermelde bedragen.

 

Namens de instantie die de boekhoudfunctie uitoefent:

of

Namens de beheerautoriteit die verantwoordelijk is voor de boekhoudfunctie:

<type="S" input="G">

BETALINGSAANVRAAG

 

FONDS

   

Minder ontwikkelde regio's

Overgangsregio's

Meer ontwikkelde regio's

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

 

(A)

(B)

(C)

(D)

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

OPMERKINGEN

 
 

Het model wordt automatisch aangepast op basis van het CCI. Bijvoorbeeld: in het geval van programma's zonder regiocategorieën (Cohesiefonds, JTF, doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg), EFMZVA indien van toepassing) of programma's zonder differentiëring van de medefinancieringspercentages binnen een prioriteit (specifieke doelstelling), ziet de tabel er als volgt uit:

 

FONDS

BEDRAG

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="G">

Of

Toepasselijk op het AMIF, het ISF en het BMVI

 

Fonds

 

Bedragen

<type="S" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="S" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 2, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="S" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 3, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="S" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (met uitzondering van de bijzondere doorreisregeling) of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="S" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (bijzondere doorreisregeling)

<type="Cu" input="G">

<type="S" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 6, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="S" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de BMVI-verordening

<type="S" input="G">

<type="S" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 19 van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="S" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 20 van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="S" input="G">

Technische bijstand overeenkomstig artikel 36, lid 5

<type="Cu" input="G">

<type="S" input="G">

Technische bijstand overeenkomstig artikel 37

<type="Cu" input="G">

OPMERKINGEN

 
 

Betaling zal plaatsvinden op de volgende bankrekening:

 

Aangewezen instantie

<type="S" maxlength="150" input="G">

Bank

<type="S" maxlength="150" input="G">

BIC-code

<type="S" maxlength="11" input="G">

IBAN-code bankrekening

<type="S" maxlength="34" input="G">

Rekeninghouder (indien deze niet de aangewezen instantie is)

<type="S" maxlength="150" input="G">

Aanhangsel 1

Informatie over programmabijdragen aan financieringsinstrumenten als bedoeld in artikel 92, die zijn opgenomen in de betalingsaanvragen (cumulatief vanaf de aanvang van het programma)

 

Prioriteit

Bedrag dat in de eerste betalingsaanvraag is opgenomen en aan het financieringsinstrument is betaald overeenkomstig artikel 92 (maximaal 30 % van het totaalbedrag aan programmabijdragen dat in het kader van de desbetreffende financieringsovereenkomst is vastgelegd voor [het/de] financieringsinstrument[en])

Overeenkomstige goedgekeurde bedrag als bedoeld in artikel 92, lid 3 (5)

(A)

(B)

(C)

(D)

Totaalbedrag van aan financieringsinstrumenten betaalde programmabijdragen

Totaalbedrag van de overeenkomstige overheidsbijdrage

Totaalbedrag van de programmabijdragen overeenkomstig artikel 92, lid 2, punt b)

Totaalbedrag van de overeenkomstige overheidsbijdrage

Prioriteit 1

       

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 2

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 3

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Het model wordt automatisch aangepast op basis van het CCI. Bijvoorbeeld: in het geval van programma's zonder regiocategorieën (Cohesiefonds, JTF, doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg), EFMZVA indien van toepassing) of programma's zonder differentiëring van de medefinancieringspercentages binnen een prioriteit (specifieke doelstelling), ziet de tabel er als volgt uit:

 

Prioriteit

Bedrag dat in de eerste betalingsaanvraag is opgenomen en aan het financieringsinstrument is betaald overeenkomstig artikel 92 (maximaal 30 % van het totaalbedrag aan programmabijdragen dat in het kader van de desbetreffende financieringsovereenkomst is vastgelegd voor [het/de] financieringsinstrument[en])

Overeenkomstige goedgekeurde bedrag als bedoeld in artikel 92, lid 3 (6)

(A)

(B)

(C)

(D)

Totaalbedrag van aan financieringsinstrumenten betaalde programmabijdragen

Totaalbedrag van de overeenkomstige overheidsbijdrage

Totaalbedrag van de programmabijdragen overeenkomstig artikel 92, lid 2, punt b)

Totaalbedrag van de overeenkomstige overheidsbijdrage

Prioriteit 1

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 2

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 3

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Of

Toepasselijk op het AMIF, ISF en het BMVI

 

Specifieke doelstelling

Bedrag dat in de eerste betalingsaanvraag is opgenomen en aan het financieringsinstrument is betaald overeenkomstig artikel 92 (maximaal 30 % van het totaalbedrag aan programmabijdragen dat in het kader van de desbetreffende financieringsovereenkomst is vastgelegd voor [het/de] financieringsinstrument[en])

Overeenkomstige goedgekeurde bedrag als bedoeld in artikel 92, lid 3 (7)

(A)

(B)

(C)

(D)

Totaalbedrag van aan financieringsinstrumenten betaalde programmabijdragen

Totaalbedrag van de overeenkomstige overheidsbijdrage

Totaalbedrag van de programmabijdragen overeenkomstig artikel 92, lid 2, punt b)

Totaalbedrag van de overeenkomstige overheidsbijdrage

Specifieke doelstelling 1

       

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 2

       

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 3

       

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 4 (AMIF)

       

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Aanhangsel 2

Informatie over uitgaven in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden niet zijn vervuld, met uitzondering van concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden (cumulatief vanaf het begin van de programmeringsperiode)

 

Prioriteit

Berekeningsgrondslag (publiek of totaal) (8)

Bedrag aan door begunstigen gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties in de zin van artikel 91, lid 3, punt a) of c), of bijdrage van de Unie overeenkomstig artikel 91, lid 4, in verband met niet-vervulde randvoorwaarden in de zin van artikel 15, lid 5 of 6, met uitzondering van concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden

Bedrag aan door begunstigden gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties in de zin van artikel 91, lid 3, punt a) of c), of bijdrage van de Unie overeenkomstig artikel 91, lid 4, in verband met vervulde randvoorwaarden in de zin van artikel 15, lid 5 of 6, of concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden (9)

Totaal

Publiek

Totaal

Publiek

(A)

(B)

(C)

(D)

(E)

Prioriteit 1

         

Minder ontwikkelde regio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 2

         

Minder ontwikkelde regio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 3

         

Minder ontwikkelde regio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Algemeen totaal

 

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Aanhangsel 3

Informatie over uitgaven in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden niet zijn vervuld, met uitzondering van concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden (cumulatief vanaf het begin van de programmeringsperiode) voor het AMIF, het ISF en het BMVI

 

Specifieke doelstelling

Berekeningsgrondslag (publiek of totaal)

Bedrag aan door begunstigen gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties in de zin van artikel 91, lid 3, punt a) of c), of bijdrage van de Unie overeenkomstig artikel 91, lid 4, in verband met niet-vervulde randvoorwaarden in de zin van artikel 15, lid 5 of 6, met uitzondering van concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden

Bedrag aan door begunstigden gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties in de zin van artikel 91, lid 3, punt a) of c), of bijdrage van de Unie overeenkomstig artikel 91, lid 4, in verband met vervulde randvoorwaarden in de zin van artikel 15, lid 5 of 6, of concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden (10)

(A)

Totaal

(B)

Publiek

(C)

Totaal

(D)

Publiek

(E)

Specifieke doelstelling 1

         

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 2, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 3, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (met uitzondering van de bijzondere doorreisregeling) of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (bijzondere doorreisregeling)

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 6, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de BMVI-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 2

         

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 2, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 3, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening of artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 4 van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 6, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 3

         

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 4 (AMIF)

         

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 19 van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 20 van de AMIF-verordening (“overdrachten in”)

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 20 van de AMIF-verordening (“overdrachten uit”)

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Technische bijstand overeenkomstig artikel 36, lid 5

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Technische bijstand overeenkomstig artikel 37

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Algemeen totaal

 

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="M">

Aanhangsel 4

Voorschotten betaald in het kader van staatssteun (artikel 91, lid 5), die in de betalingsaanvraag zijn opgenomen (cumulatief vanaf de aanvang van het programma)

 

Prioriteit

Aan voorschotten betaald totaalbedrag (11)

Bedrag dat is gebruikt voor uitgaven door de begunstigden binnen drie jaar na het jaar van betaling van de voorschotten

Bedrag dat niet is gebruikt voor uitgaven door de begunstigden en waarvoor de periode van drie jaar nog niet is verlopen

(A)

(B)

(C)

Prioriteit 1

     

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 2

     

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 3

     

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Totaal

     

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Het model wordt automatisch aangepast op basis van het CCI. Bijvoorbeeld: in het geval van programma's zonder regiocategorieën (Cohesiefonds, JTF, doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg), EFMZVA) ziet de tabel er als volgt uit:

 

Prioriteit

Aan voorschotten betaald totaalbedrag (12)

Bedrag dat is gebruikt voor uitgaven door de begunstigden binnen drie jaar na betaling van de voorschotten

Bedrag dat niet is gebruikt voor uitgaven door de begunstigden en waarvoor de periode van drie jaar nog niet is verlopen

(A)

(B)

(C)

Prioriteit 1

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 2

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 3

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Of

Toepasselijk op het AMIF, het ISF en het BMVI

 

Specifieke doelstelling

Aan voorschotten betaald totaalbedrag (13)

Bedrag dat is gebruikt voor uitgaven door de begunstigden binnen drie jaar na betaling van de voorschotten

Bedrag dat niet is gebruikt voor uitgaven door de begunstigden en waarvoor de periode van drie jaar nog niet is verlopen

(A)

(B)

(C)

Specifieke doelstelling 1

     

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 2

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 3

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 4 (AMIF)

     

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

 

  • (1) 
    Indien een programma betrekking heeft op meer dan één fonds, moet voor elk fonds afzonderlijk een betalingsaanvraag worden ingediend.
  • (2) 
    Legenda:

type: N = aantal, D = datum, S = string, C = checkbox, P = percentage, B = booleaans, Cu = munteenheid

input: M = manueel, S = selectie, G = gegenereerd door systeem

  • (3) 
    Eerste dag van het boekjaar, die automatisch door het elektronische systeem wordt vermeld.
  • (4) 
    In geval van medefinanciering uit het EFMZVA zijn alleen "totale subsidiabele overheidsuitgaven" van toepassing. In dat geval wordt de berekeningsgrondslag in dit model daarom automatisch beperkt tot "publiek".
  • (5) 
    Dit bedrag wordt niet opgenomen in de betalingsaanvraag.
  • (6) 
    Dit bedrag wordt niet opgenomen in de betalingsaanvraag.
  • (7) 
    Dit bedrag wordt niet opgenomen in de betalingsaanvraag.
  • (8) 
    In geval van medefinanciering uit het EFMZVA zijn alleen "totale subsidiabele overheidsuitgaven" van toepassing. In dat geval wordt de berekeningsgrondslag in dit model daarom automatisch beperkt tot "publiek".
  • (9) 
    De bedragen in deze kolom moeten identiek zijn aan de bedragen in de eerste tabel van bijlage XXIII.
  • De bedragen in deze kolom moeten identiek zijn aan de bedragen in de eerste tabel van bijlage XXIII.
  • Dit bedrag wordt opgenomen in het totaalbedrag aan door begunstigden gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties, zoals vermeld in de betalingsaanvraag. Aangezien staatssteun per definitie behoort tot de overheidsuitgaven, is dit totaalbedrag gelijk aan de overheidsuitgaven.
  • Dit bedrag wordt opgenomen in het totaalbedrag aan door begunstigden gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties, zoals vermeld in de betalingsaanvraag. Aangezien staatssteun per definitie behoort tot de overheidsuitgaven, is dit totaalbedrag gelijk aan de overheidsuitgaven.
  • Dit bedrag wordt opgenomen in het totaalbedrag aan door begunstigden gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties, zoals vermeld in de betalingsaanvraag. Aangezien staatssteun per definitie behoort tot de overheidsuitgaven, is dit totaalbedrag gelijk aan de overheidsuitgaven.
 

BIJLAGE XXIV

MODEL VOOR DE REKENINGEN – ARTIKEL 98, LID 1, PUNT A)

REKENINGEN VOOR BOEKJAAR

 

<type="D" – type="D" input="S">

EUROPESE COMMISSIE

 
   

Betrokken fonds (1):

<type="S" input="S"> (2)

Referentie van de Commissie (CCI):

<type="S" input="S">

Naam van het programma:

<type="S" input="G">

Besluit van de Commissie:

<type="S" input="G">

Datum van het besluit van de Commissie:

<type="D" input="G">

Versie van de rekeningen:

<type="S" input="G">

Datum van indiening van de rekeningen:

<type="D" input="G">

Nationaal referentienummer (optioneel):

<type="S" maxlength="250" input="M">

   

VERKLARINGEN

De beheerautoriteit / de instantie die de boekhoudfunctie voor het programma uitoefent, bevestigt hierbij dat:

 

1)

de rekeningen volledig, nauwkeurig en waarachtig zijn;

 

2)

voldaan is aan de bepalingen in artikel 76, lid 1, punten b) en c).

 

Namens de beheerautoriteit / instantie die de boekhoudfunctie uitoefent:

<type="S" input="G">

De beheerautoriteit die verantwoordelijk is voor het programma, bevestigt hierbij dat:

 

1)

de in de rekeningen opgenomen uitgaven in overeenstemming zijn met het toepasselijke recht en wettig en regelmatig zijn;

 

2)

voldaan is aan de bepalingen van de fondsspecifieke verordeningen, van artikel 63, lid 5, van het Financieel Reglement en van artikel 74, lid 1, punten a) tot en met e), van onderhavige verordening;

 

3)

voldaan is aan de bepalingen van artikel 82 met betrekking tot de beschikbaarheid van documenten.

 

Namens de beheerautoriteit

<type="S" input="G">

Aanhangsel 1

In de boekhoudsystemen van de boekhoudfunctie opgenomen bedragen – artikel 98, lid 3, punt a)

Deze tabel mag geen uitgaven bevatten in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden niet zijn vervuld, met uitzondering van concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden

 

Prioriteit

Totaalbedrag van de subsidiabele uitgaven die zijn opgenomen in de boekhoudsystemen van de instantie die de boekhoudfunctie uitoefent en die zijn opgenomen in betalingsaanvragen voor het boekjaar overeenkomstig artikel 98, lid 3, punt a)

Bedrag voor technische bijstand overeenkomstig artikel 91, lid 3, punt b)

Totaalbedrag van de overeenkomstige geleverde of te leveren overheidsbijdrage overeenkomstig artikel 98, lid 3, punt a)

(A)

(B)

(C)

Prioriteit 1

     

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 2

     

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 3

     

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Totaal

     

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Of

Toepasselijk op het AMIF, het ISF en het BMVI

Deze tabel mag geen uitgaven bevatten in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden niet zijn vervuld, met uitzondering van concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden

 

Specifieke doelstelling

Totaalbedrag van de subsidiabele uitgaven die zijn opgenomen in de boekhoudsystemen van de beheerautoriteit en die zijn opgenomen in de betalingsaanvraag voor het boekjaar overeenkomstig artikel 98, lid 3, punt a)

Totaalbedrag van de overeenkomstige geleverde of te leveren overheidsbijdrage overeenkomstig artikel 98, lid 3, punt a)

(A)

(B)

Specifieke doelstelling 1

   

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 2, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 3, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (met uitzondering van de bijzondere doorreisregeling) of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (bijzondere doorreisregeling)

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 6, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de BMVI-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 2

   

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 2, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 3, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening of artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 6, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 3

   

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 4 (AMIF)

   

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 19 van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 20 van de AMIF-verordening (“overdrachten in”)

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 20 van de AMIF-verordening (“overdrachten uit”)

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Technische bijstand overeenkomstig artikel 36, lid 5

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Technische bijstand overeenkomstig artikel 37

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Totaal

   

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 2, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 3, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (met uitzondering van de bijzondere doorreisregeling) of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (bijzondere doorreisregeling)

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 6, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de BMVI-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 19 van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 20 van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Technische bijstand overeenkomstig artikel 36, lid 5

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Technische bijstand overeenkomstig artikel 37

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Het model wordt automatisch aangepast op basis van het CCI. Bijvoorbeeld: in het geval van programma's zonder regiocategorieën (Cohesiefonds, JTF, doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg), EFMZVA indien van toepassing) of programma's zonder differentiëring van de medefinancieringspercentages binnen een prioriteit (specifieke doelstelling), ziet de tabel er als volgt uit:

Deze tabel mag geen uitgaven bevatten in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden niet zijn vervuld, met uitzondering van concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden

 

Prioriteit

Totaalbedrag van de subsidiabele uitgaven die zijn opgenomen in de boekhoudsystemen van de instantie die de boekhoudfunctie uitoefent en die zijn opgenomen in betalingsaanvragen voor het boekjaar overeenkomstig artikel 98, lid 3, punt a)

Bedrag voor technische bijstand overeenkomstig artikel 91, lid 3, punt b)

Totaalbedrag van de overeenkomstige geleverde of te leveren overheidsbijdrage overeenkomstig artikel 98, lid 3, punt a)

(A)

(B)

(C)

Prioriteit 1

<type="Cu" input="M">

 

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 2

<type="Cu" input="M">

 

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 3

<type="Cu" input="M">

 

<type="Cu" input="M">

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

 

<type="Cu" input="G">

Aanhangsel 2

Tijdens het boekjaar geschrapte bedragen – artikel 98, lid 3, punt b), en lid 7

 

Prioriteit

Geschrapte bedragen

Totaalbedrag aan in de betalingsaanvragen opgenomen uitgaven

Overeenkomstige overheidsbijdrage

(A)

(B)

Prioriteit 1

   

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 2

   

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 3

   

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Totaal

   

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Tijdens het boekjaar geschrapte bedragen, uitgesplitst naar de boekjaren waarin de overeenkomstige uitgaven zijn gedeclareerd

Met betrekking tot het boekjaar dat afloopt op 30 juni XX... (totaal)

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Waarvan met name de bedragen die zijn gecorrigeerd naar aanleiding van audits

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Met betrekking tot het boekjaar dat afloopt op 30 juni XX... (totaal)

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Waarvan met name de bedragen die zijn gecorrigeerd naar aanleiding van audits

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Het model wordt automatisch aangepast op basis van het CCI. Bijvoorbeeld: in het geval van programma's zonder regiocategorieën (Cohesiefonds, JTF, doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg), EFMZVA indien van toepassing) of programma's zonder differentiëring van de medefinancieringspercentages binnen een prioriteit (specifieke doelstelling), ziet de tabel er als volgt uit:

 

Prioriteit

Geschrapte bedragen

Totaalbedrag aan in de betalingsaanvragen opgenomen uitgaven

Overeenkomstige overheidsbijdrage

(A)

(B)

Prioriteit 1

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 2

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 3

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Tijdens het boekjaar geschrapte bedragen, uitgesplitst naar de boekjaren waarin de overeenkomstige uitgaven zijn gedeclareerd

Met betrekking tot het boekjaar dat afloopt op 30 juni XX ... (totaal)

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Waarvan met name de bedragen die zijn gecorrigeerd naar aanleiding van audits

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Met betrekking tot het boekjaar dat afloopt op 30 juni XX... (totaal)

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Waarvan met name de bedragen die zijn gecorrigeerd naar aanleiding van audits

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Of

Toepasselijk op het AMIF, het ISF en het BMVI

 

Specifieke doelstelling

Geschrapte bedragen

Totaalbedrag aan in de betalingsaanvragen opgenomen uitgaven

Overeenkomstige overheidsuitgaven

(A)

(B)

Specifieke doelstelling 1

   

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 2, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 3, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (met uitzondering van de bijzondere doorreisregeling) of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (bijzondere doorreisregeling)

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 6, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de BMVI-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 2

   

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 2, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 3, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening of artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 6, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 3

   

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 4

   

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 19 van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 20 van de AMIF-verordening (“overdrachten in”)

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 20 van de AMIF-verordening (“overdrachten uit”)

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Technische bijstand overeenkomstig artikel 36, lid 5

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Technische bijstand overeenkomstig artikel 37

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Totaal

   

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 2, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 3, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (met uitzondering van de bijzondere doorreisregeling) of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (bijzondere doorreisregeling)

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 6, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de BMVI-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 19 van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 20 van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Technische bijstand overeenkomstig artikel 36, lid 5

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Technische bijstand overeenkomstig artikel 37

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Tijdens het boekjaar geschrapte bedragen, uitgesplitst naar de boekjaren waarin de overeenkomstige uitgaven zijn gedeclareerd

Met betrekking tot het boekjaar dat afloopt op 30 juni XX... (totaal)

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Waarvan met name de bedragen die zijn gecorrigeerd naar aanleiding van audits

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Met betrekking tot het boekjaar dat afloopt op 30 juni XX... (totaal)

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Waarvan met name de bedragen die zijn gecorrigeerd naar aanleiding van audits

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Aanhangsel 3

Bedragen van aan financieringsinstrumenten betaalde programmabijdragen

(cumulatief vanaf de aanvang van het programma) – artikel 98, lid 3, punt c)

 

Prioriteit

Bedrag dat in de eerste betalingsaanvraag is opgenomen en aan het financieringsinstrument is betaald overeenkomstig artikel 92 (maximaal 30 % van het totaalbedrag aan programmabijdragen dat in het kader van de desbetreffende financieringsovereenkomst is vastgelegd voor [het/de] financieringsinstrument[en])

Overeenkomstige goedgekeurde bedrag als bedoeld in artikel 92, lid 3 (3)

(A)

(B)

(C)

(D)

Totaalbedrag van aan financieringsinstrumenten betaalde programmabijdragen

Totaalbedrag van de overeenkomstige overheidsbijdrage

Totaalbedrag van de programmabijdragen overeenkomstig artikel 92, lid 2, punt b)

Totaalbedrag van de overeenkomstige overheidsbijdrage

Prioriteit 1

       

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 2

       

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 3

       

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Totaal

       

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Het model wordt automatisch aangepast op basis van het CCI. Bijvoorbeeld: in het geval van programma's zonder regiocategorieën (Cohesiefonds, JTF, doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg), EFMZVA indien van toepassing) of in het geval van programma's zonder differentiëring van de medefinancieringspercentages binnen een prioriteit (specifieke doelstelling), ziet de tabel er als volgt uit:

 

Prioriteit

Bedrag dat in de eerste betalingsaanvraag is opgenomen en aan het financieringsinstrument is betaald overeenkomstig artikel 92 (maximaal 30 % van het totaalbedrag aan programmabijdragen dat in het kader van de desbetreffende financieringsovereenkomst is vastgelegd voor [het/de] financieringsinstrument[en])

Overeenkomstige goedgekeurde bedrag als bedoeld in artikel 92, lid 3 (4)

(A)

(B)

(C)

(D)

Totaalbedrag van aan financieringsinstrumenten betaalde programmabijdragen

Totaalbedrag van de overeenkomstige overheidsbijdrage

Totaalbedrag van de programmabijdragen overeenkomstig artikel 92, lid 2, punt b)

Totaalbedrag van de overeenkomstige overheidsbijdrage

Prioriteit 1

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 2

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 3

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Of

Toepasselijk op het AMIF, het ISF en het BMVI

 

Specifieke doelstelling

Bedrag dat in de eerste betalingsaanvraag is opgenomen en aan het financieringsinstrument is betaald overeenkomstig artikel 92 (maximaal 30 % van het totaalbedrag aan programmabijdragen dat in het kader van de desbetreffende financieringsovereenkomst is vastgelegd voor [het/de] financieringsinstrument[en])

Overeenkomstige goedgekeurde bedrag als bedoeld in artikel 92, lid 3 (5)

(A)

(B)

(C)

(D)

Totaalbedrag van aan financieringsinstrumenten betaalde programmabijdragen

Totaalbedrag van de overeenkomstige overheidsbijdrage

Totaalbedrag van de programmabijdragen overeenkomstig artikel 86, lid 2, punt b)

Totaalbedrag van de overeenkomstige overheidsbijdrage

Specifieke doelstelling 1

       

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 2

       

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 3

       

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 4

       

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Aanhangsel 4

Afstemming van uitgaven – artikel 98, lid 3, punt d), en artikel 98, lid 7

 

Prioriteit

Totaalbedrag aan subsidiabele uitgaven opgenomen in de bij de Commissie ingediende betalingsaanvragen

Overeenkomstig artikel 98 van de verordening gedeclareerde uitgaven

Verschil

Toelichting (verplicht in geval van verschillen voor elke methode van in mindering brengen overeenkomstig artikel 98, lid 6)

Totaalbedrag aan door begunstigden gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden zijn vervuld of concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden, zoals opgenomen in het systeem van de instantie die de boekhoudfunctie uitoefent

Totaalbedrag van de geleverde of te leveren overheidsbijdrage aan de uitvoering van concrete acties in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden zijn vervuld of concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden, zoals opgenomen in het systeem van de instantie die de boekhoudfunctie uitoefent

Totaalbedrag aan subsidiabele uitgaven dat is opgenomen in de boekhoudsystemen van de boekhoudfunctie en in de bij de Commissie ingediende betalingsaanvragen in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden zijn vervuld of concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden

Totaalbedrag van de overeenkomstige geleverde of te leveren overheidsbijdrage voor de uitvoering van concrete acties in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden zijn vervuld of concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden

(E=A-C)

(F=B-D)

 

(A)

(B)

(C)

(D)

(E)

(F)

(G)

Prioriteit 1

             

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Prioriteit 2

             

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Prioriteit 3

             

Totaal

             

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

 

Overgangsregio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

 

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

 

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

 

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

 

Waarvan bedragen die in de lopende rekeningen zijn gecorrigeerd naar aanleiding van audits

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

 

Of

Toepasselijk op het AMIF, het ISF en het BMVI

 

Specifieke doelstelling

Totaalbedrag aan subsidiabele uitgaven opgenomen in de bij de Commissie ingediende betalingsaanvragen

Overeenkomstig artikel 98 van de verordening gedeclareerde uitgaven

Verschil

Toelichting (verplicht in geval van verschillen voor elke methode van in mindering brengen overeenkomstig artikel 98, lid 6)

Totaalbedrag aan door begunstigden gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden zijn vervuld of concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden, zoals opgenomen in het systeem van de instantie die de boekhoudfunctie uitoefent

Totaalbedrag van de geleverde of te leveren overheidsbijdrage aan de uitvoering van concrete acties in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden zijn vervuld of concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden, zoals opgenomen in het systeem van de instantie die de boekhoudfunctie uitoefent

Totaalbedrag aan subsidiabele uitgaven dat is opgenomen in de boekhoudsystemen van de beheerautoriteit en in de bij de Commissie ingediende betalingsaanvragen in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden zijn vervuld of concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden

Totaalbedrag van de overeenkomstige geleverde of te leveren overheidsbijdrage voor de uitvoering van concrete acties in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden zijn vervuld of concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden

(E=A-C)

(F=B-D)

 

(A)

(B)

(C)

(D)

(E)

(F)

(G)

Specifieke doelstelling 1

             

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 2, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 3, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (met uitzondering van de bijzondere doorreisregeling) of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (bijzondere doorreisregeling)

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 6, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de BMVI-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Specifieke doelstelling 2

             

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 2, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 3, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 6, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Specifieke doelstelling 3

             

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 2, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 3, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 6, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Specifieke doelstelling 4 (AMIF)

             

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 19 van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 20 van de AMIF-verordening (“overdrachten in”)

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 20 van de AMIF-verordening (“overdrachten uit”)

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Technische bijstand overeenkomstig artikel 36, lid 5

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Technische bijstand overeenkomstig artikel 37

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Totaal

             

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 2, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 3, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (met uitzondering van de bijzondere doorreisregeling) of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (bijzondere doorreisregeling)

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 6, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 19 van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

 

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 20 van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

 

Technische bijstand overeenkomstig artikel 36, lid 5

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

 

Technische bijstand overeenkomstig artikel 37

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

 

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

 

Waarvan bedragen die in de lopende rekeningen zijn gecorrigeerd naar aanleiding van audits

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

 

Het model wordt automatisch aangepast op basis van het CCI. Bijvoorbeeld: in het geval van programma's zonder regiocategorieën (Cohesiefonds, JTF, doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg), EFMZVA indien van toepassing) of programma's zonder differentiëring van de medefinancieringspercentages binnen een prioriteit (specifieke doelstelling), ziet de tabel er als volgt uit:

 

Prioriteit

Totaalbedrag aan subsidiabele uitgaven opgenomen in de bij de Commissie ingediende betalingsaanvragen

Overeenkomstig artikel 98 van de verordening gedeclareerde uitgaven

Verschil

Toelichting (verplicht in geval van verschillen)

Totaalbedrag aan door begunstigden gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden zijn vervuld of concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden, zoals opgenomen in het systeem van de instantie die de boekhoudfunctie uitoefent

Totaalbedrag van de geleverde of te leveren overheidsbijdrage aan de uitvoering van concrete acties in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden zijn vervuld of concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden, zoals opgenomen in het systeem van de instantie die de boekhoudfunctie uitoefent

Totaalbedrag aan subsidiabele uitgaven dat is opgenomen in de boekhoudsystemen van de boekhoudfunctie en in de bij de Commissie ingediende betalingsaanvragen in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden zijn vervuld of concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden

Totaalbedrag van de overeenkomstige geleverde of te leveren overheidsbijdrage voor de uitvoering van concrete acties in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden zijn vervuld of concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden

(E=A-C)

(F=B-D)

 

(A)

(B)

(C)

(D)

(E)

(F)

(G)

Prioriteit 1

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

Prioriteit 2

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="S" maxlength="500" input="M">

               

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

 

Waarvan bedragen die in de lopende rekeningen zijn gecorrigeerd naar aanleiding van audits

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

 

Aanhangsel 5

Informatie over uitgaven in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden niet zijn vervuld

(cumulatief vanaf het begin van de programmeringsperiode)

 

Prioriteit

Berekeningsgrondslag (publiek of totaal) (6)

Bedrag aan door begunstigen gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties overeenkomstig artikel 91, lid 3, punt a) of c), of bijdrage van de Unie overeenkomstig artikel 91, lid 4, in verband met niet-vervulde randvoorwaarden in de zin van artikel 15, lid 5 of 6, met uitzondering van concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden

Bedrag aan door begunstigden gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties overeenkomstig artikel 91, lid 3, punt a) of c), of bijdrage van de Unie overeenkomstig artikel 91, lid 4, in verband met vervulde randvoorwaarden in de zin van artikel 15, lid 5 of 6, of concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden (7)

Totaal

Publiek

Totaal

Publiek

(A)

(B)

(C)

(D)

(E)

Prioriteit 1

         

Minder ontwikkelde regio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 2

         

Minder ontwikkelde regio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 3

         

Minder ontwikkelde regio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Algemeen totaal

 

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Aanhangsel 6

Informatie over uitgaven in verband met specifieke doelstellingen waarvoor de randvoorwaarden niet zijn vervuld

(cumulatief vanaf het begin van de programmeringsperiode) voor het AMIF, het ISF en het BMVI

 

Specifieke doelstelling

Berekeningsgrondslag (publiek of totaal)

Bedrag aan door begunstigen gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties in de zin van artikel 91, lid 3, punt a) of c), of bijdrage van de Unie overeenkomstig artikel 91, lid 4, in verband met niet-vervulde randvoorwaarden in de zin van artikel 15, lid 5 of 6, met uitzondering van concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden

Bedrag aan door begunstigden gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties in de zin van artikel 91, lid 3, punt a) of c), of bijdrage van de Unie overeenkomstig artikel 91, lid 4, in verband met vervulde randvoorwaarden in de zin van artikel 15, lid 5 of 6, of concrete acties die bijdragen tot de vervulling van de randvoorwaarden (8)

(A)

Totaal

(B)

Publiek

(C)

Totaal

(D)

Publiek

(E)

Specifieke doelstelling 1

         

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 2, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 3, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (met uitzondering van de bijzondere doorreisregeling) of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening (bijzondere doorreisregeling)

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 6, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de BMVI-verordening

<type="S" input="G">

<type="S" input="M">

<type="S" input="M">

<type="S" input="M">

<type="S" input="M">

Specifieke doelstelling 2

         

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 2, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 3, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening of artikel 12, lid 4, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 6, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 3

         

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 5, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 4 (AMIF)

         

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 2, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 3, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 4, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 5, van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden gefinancierd overeenkomstig artikel 19 van de AMIF-verordening

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden gefinancierd overeenkomstig artikel 20 van de AMIF-verordening (“overdrachten in”)

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden gefinancierd overeenkomstig artikel 20 van de AMIF-verordening (“overdrachten uit”)

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Technische bijstand overeenkomstig artikel 36, lid 5

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Technische bijstand overeenkomstig artikel 37

<type="S" input="G">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Algemeen totaal

 

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

 

Aanhangsel 7

Voorschotten betaald in het kader van staatssteun op grond van artikel 91, lid 5 (cumulatief vanaf de aanvang van het programma)

 

Prioriteit

Aan voorschotten betaald totaalbedrag (9)

Bedrag dat is gebruikt voor uitgaven door de begunstigden binnen drie jaar na het jaar van betaling van de voorschotten

Bedrag dat niet is gebruikt voor uitgaven door de begunstigden en waarvoor de periode van drie jaar nog niet is verlopen

(A)

(B)

(C)

Prioriteit 1

     

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 2

     

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 3

     

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Totaal

     

Minder ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Overgangsregio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Meer ontwikkelde regio's

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Ultraperifere gebieden en noordelijke dunbevolkte gebieden

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Het model wordt automatisch aangepast op basis van het CCI. Bijvoorbeeld: in het geval van programma's zonder regiocategorieën (Cohesiefonds, JTF, doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg), EFMZVA) ziet de tabel er als volgt uit:

 

Prioriteit

Uit het programma betaald totaalbedrag aan voorschotten (10)

Bedrag dat is gebruikt voor uitgaven door de begunstigden binnen drie jaar na betaling van de voorschotten

Bedrag dat niet is gebruikt voor uitgaven door de begunstigden en waarvoor de periode van drie jaar nog niet is verlopen

(A)

(B)

(C)

Prioriteit 1

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 2

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Prioriteit 3

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

Of

Toepasselijk op het AMIF, het ISF en het BMVI

 

Specifieke doelstelling

Uit het programma betaald totaalbedrag aan voorschotten (11)

Bedrag dat is gebruikt voor uitgaven door de begunstigden binnen drie jaar na betaling van de voorschotten

Bedrag dat niet is gebruikt voor uitgaven door de begunstigden en waarvoor de periode van drie jaar nog niet is verlopen

(A)

(B)

(C)

Specifieke doelstelling 1

     

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 2

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening, artikel 12, lid 1, van de BMVI-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 3

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de ISF-verordening of artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Specifieke doelstelling 4

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Acties die worden medegefinancierd overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de AMIF-verordening

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

<type="Cu" input="M">

Algemeen totaal

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

<type="Cu" input="G">

 

  • (1) 
    Indien een programma betrekking heeft op meer dan één fonds, moeten de rekeningen voor elk fonds afzonderlijk worden ingediend.
  • (2) 
    Legenda: type: N = aantal, D = datum, S = string, C = checkbox, P = percentage, B = booleaans, Cu = munteenheid

input: M = manueel, S = selectie, G = gegenereerd door systeem

  • (3) 
    Dit bedrag wordt niet opgenomen in betalingsaanvragen.
  • (4) 
    Dit bedrag wordt niet opgenomen in betalingsaanvragen.
  • (5) 
    Dit bedrag wordt niet opgenomen in de betalingsaanvraag.
  • (6) 
    In geval van medefinanciering uit het EFMZVA zijn alleen "totale subsidiabele overheidsuitgaven" van toepassing. In dat geval wordt de berekeningsgrondslag in dit model daarom automatisch beperkt tot "publiek".
  • (7) 
    De bedragen in deze kolom moeten identiek zijn aan de bedragen in de eerste tabel van aanhangsel 1 bij bijlage XXIV.
  • (8) 
    De bedragen in deze kolom moeten identiek zijn aan de bedragen in de eerste tabel van bijlage XXIV.
  • (9) 
    Dit bedrag wordt opgenomen in het totaalbedrag aan door begunstigden gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties, zoals vermeld in de betalingsaanvraag. Aangezien staatssteun per definitie behoort tot de overheidsuitgaven, is dit totaalbedrag gelijk aan de overheidsuitgaven.
  • Dit bedrag wordt opgenomen in het totaalbedrag aan door begunstigden gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties, zoals vermeld in de betalingsaanvraag. Aangezien staatssteun per definitie behoort tot de overheidsuitgaven, is dit totaalbedrag gelijk aan de overheidsuitgaven.
  • Dit bedrag wordt opgenomen in het totaalbedrag aan door begunstigden gedane subsidiabele uitgaven dat is betaald voor de uitvoering van concrete acties, zoals vermeld in de betalingsaanvraag. Aangezien staatssteun per definitie behoort tot de overheidsuitgaven, is dit totaalbedrag gelijk aan de overheidsuitgaven.
 

BIJLAGE XXV

VASTSTELLING VAN DE HOOGTE VAN DE FINANCIËLE CORRECTIES: FINANCIËLE CORRECTIES VOLGENS EEN VAST PERCENTAGE EN DOOR MIDDEL VAN EXTRAPOLATIE – ARTIKEL 104, LID 1

  • 1. 
    Elementen voor de toepassing van een geëxtrapoleerde correctie

Indien geëxtrapoleerde financiële correcties moeten worden toegepast, worden voor de bepaling van de financiële correctie de resultaten van het onderzoek van de representatieve steekproef geëxtrapoleerd naar de rest van de populatie waaruit de steekproef werd genomen.

  • 2. 
    In overweging te nemen elementen bij de toepassing van een forfaitaire correctie
 

a)

de zwaarte van de ernstige tekortkoming(en) in de context van het beheer- en controlesysteem als geheel;

 

b)

de frequentie en omvang van de ernstige tekortkoming(en);

 

c)

de omvang van de financiële schade voor de begroting van de Unie.

  • 3. 
    De hoogte van de forfaitaire financiële correctie wordt als volgt bepaald:
 

a)

indien de ernstige tekortkoming(en) dusdanig fundamenteel, frequent of wijdverbreid is/zijn dat dit tot volledig falen van het systeem leidt, waardoor de wettigheid en regelmatigheid van alle betrokken uitgaven in gevaar worden gebracht, wordt een vast percentage van 100 % toegepast;

 

b)

indien de ernstige tekortkoming(en) dusdanig frequent en wijdverbreid is/zijn dat dit tot zeer ernstig falen van het systeem leidt, waardoor de wettigheid en regelmatigheid van een zeer groot deel van de betrokken uitgaven in gevaar worden gebracht, wordt een vast percentage van 25 % toegepast;

 

c)

indien de ernstige tekortkoming(en) het gevolg is/zijn van een niet volwaardig, of slecht of onregelmatig functionerend systeem, waardoor de wettigheid en regelmatigheid van een groot deel van alle betrokken uitgaven in gevaar worden gebracht, wordt een vast percentage van 10 % toegepast;

 

d)

indien de ernstige tekortkoming(en) het gevolg is/zijn van een niet consistent functionerend systeem, waardoor de wettigheid en regelmatigheid van een aanzienlijk deel van alle betrokken uitgaven in gevaar worden gebracht, wordt een vast percentage van 5 % toegepast.

Indien een verantwoordelijke autoriteit nalaat corrigerende maatregelen te treffen naar aanleiding van een financiële correctie tijdens een boekjaar, en dezelfde ernstige tekortkoming(en) in een volgend boekjaar opnieuw vastgesteld word(t)en, kan het correctiepercentage, vanwege de aanhoudende ernstige aard van de tekortkoming(en), worden verhoogd tot een niveau dat niet hoger is dan dat van de naasthogere categorie.

Indien het niveau van het vaste percentage na beoordeling van de in punt 2 vervatte elementen onevenredig blijkt, kan het correctiepercentage worden verlaagd.

 

BIJLAGE XXVI

METHODE VOOR DE TOEWIJZING VAN DE TOTALE MIDDELEN PER LIDSTAAT – ARTIKEL 109, LID 2

Toewijzingsmethode voor de minder ontwikkelde regio's die onder de doelstelling "investeren in werkgelegenheid en groei" vallen – artikel 108, lid 2, punt a)

 
 

1.

De toewijzing voor elke lidstaat is de som van de toewijzingen voor zijn afzonderlijke in aanmerking komende regio's, die wordt berekend volgens de hiernavolgende stappen:

a)

er wordt een absoluut bedrag per jaar (in EUR) bepaald door de bevolking van de betrokken regio te vermenigvuldigen met het verschil tussen het bbp per hoofd van de bevolking van die regio, gemeten in KKS, en het gemiddelde bbp per hoofd van de bevolking van de EU-27 (in KKS);

 

b)

op het bovengenoemde absolute bedrag wordt een percentage toegepast om de financiële toewijzing voor de betrokken regio te bepalen; dat percentage wordt naargelang van de relatieve welvaart, gemeten in KKS, ten opzichte van het gemiddelde van de EU-27, van de lidstaat waar de in aanmerking komende regio ligt, als volgt gedifferentieerd:

 

i)

voor regio's in lidstaten waarvan het niveau van het bni per hoofd van de bevolking minder dan 82 % van het gemiddelde van de EU-27 bedraagt: 2,85 %;

 

ii)

voor regio's in lidstaten waarvan het niveau van het bni per hoofd van de bevolking tussen de 82 % en 99 % van het gemiddelde van de EU-27 ligt: 1,25 %;

 

iii)

voor regio's in lidstaten waarvan het niveau van het bni per hoofd van de bevolking meer dan 99 % van het gemiddelde van de EU-27 bedraagt: 0,75 %;

 

c)

aan het overeenkomstig punt b) verkregen bedrag wordt, in voorkomend geval, een bedrag toegevoegd dat resulteert uit de toewijzing van een premie van 570 EUR per werkloze per jaar, die geldt voor het aantal werklozen in die regio boven het aantal werklozen dat de regio zou tellen indien zij het gemiddelde werkloosheidspercentage van alle minder ontwikkelde regio's zou hebben;

 

d)

aan het overeenkomstig punt c) verkregen bedrag wordt, in voorkomend geval, een bedrag toegevoegd dat resulteert uit de toewijzing van een premie van 570 EUR per jonge werkloze (in de leeftijdsgroep 15-24) per jaar, die geldt voor het aantal jonge werklozen in die regio boven het aantal jonge werklozen dat de regio zou tellen indien zij het gemiddelde jeugdwerkloosheidspercentage van alle minder ontwikkelde regio's zou hebben;

 

e)

aan het overeenkomstig punt d) verkregen bedrag wordt, in voorkomend geval, een bedrag toegevoegd dat resulteert uit de toewijzing van een premie van 270 EUR per persoon (in de leeftijdsgroep 25-64) per jaar, die geldt voor het aantal laaggeschoolden in die regio boven het aantal laaggeschoolden dat de regio zou tellen indien zij het gemiddelde percentage laaggeschoolden (lager dan basisonderwijs, basisonderwijs en lager secundair onderwijs) van alle minder ontwikkelde regio's zou hebben;

 

f)

aan het overeenkomstig punt e) verkregen bedrag wordt, in voorkomend geval, een bedrag van 1 EUR per ton CO2-equivalent per jaar toegevoegd, toegepast op het bevolkingsaandeel van de regio in het aantal ton CO2-equivalent dat is teruggedrongen bovenop het voor 2030 vastgestelde streefdoel van de lidstaat inzake de terugdringing van broeikasgassen buiten het emissiehandelssysteem, zoals door de Commissie is voorgesteld in 2016;

 

g)

aan het overeenkomstig punt f) verkregen bedrag wordt een bedrag toegevoegd dat resulteert uit de toewijzing van een premie van 405 EUR per persoon per jaar, toegepast op het bevolkingsaandeel van de regio's in de netto-immigratie van buiten de Unie in de lidstaat sinds 1 januari 2014.

Toewijzingsmethode voor overgangsregio's die onder de doelstelling "investeren in werkgelegenheid en groei" vallen – artikel 108, lid 2, punt b)

 
 

2.

De toewijzing voor elke lidstaat is de som van de toewijzingen voor zijn afzonderlijke in aanmerking komende regio's, die wordt berekend volgens de hiernavolgende stappen:

a)

voor elke in aanmerking komende overgangsregio wordt de minimale en maximale theoretische steunintensiteit bepaald. Het minimumniveau van de steun wordt bepaald op basis van de initiële gemiddelde steunintensiteit per hoofd van de bevolking van alle meer ontwikkelde regio's, d.w.z. 15,2 EUR per hoofd van de bevolking en per jaar. Het maximumniveau van de steun heeft betrekking op een theoretische regio met een bbp per hoofd van de bevolking van 75 % van het gemiddelde van de EU-27 en wordt berekend volgens de in punt 1, a) en b), beschreven methode. Van het volgens die methode verkregen bedrag wordt 60 % meegeteld;

 

b)

er worden initiële regionale toewijzingen berekend, rekening houdend met het regionale bbp per hoofd van de bevolking (in KKS) door een lineaire interpolatie van het relatieve bbp per hoofd van de bevolking van de regio ten opzichte van de EU-27;

 

c)

aan het overeenkomstig punt b) verkregen bedrag wordt, in voorkomend geval, een bedrag toegevoegd dat resulteert uit de toewijzing van een premie van 560 EUR per werkloze per jaar, die geldt voor het aantal werklozen in die regio boven het aantal werklozen dat de regio zou tellen indien zij het gemiddelde werkloosheidspercentage van alle minder ontwikkelde regio's zou hebben;

 

d)

aan het overeenkomstig punt c) verkregen bedrag wordt, in voorkomend geval, een bedrag toegevoegd dat resulteert uit de toewijzing van een premie van 560 EUR per jonge werkloze (in de leeftijdsgroep 15-24) per jaar, die geldt voor het aantal jonge werklozen in die regio boven het aantal jonge werklozen dat de regio zou tellen indien zij het gemiddelde jeugdwerkloosheidspercentage van alle minder ontwikkelde regio's zou hebben;

 

e)

aan het overeenkomstig punt d) verkregen bedrag wordt, in voorkomend geval, een bedrag toegevoegd dat resulteert uit de toewijzing van een premie van 250 EUR per persoon (in de leeftijdsgroep 25-64) per jaar, die geldt voor het aantal laaggeschoolden in die regio boven het aantal laaggeschoolden dat de regio zou tellen indien zij het gemiddelde percentage laaggeschoolden (lager dan basisonderwijs, basisonderwijs en lager secundair onderwijs) van alle minder ontwikkelde regio's zou hebben;

 

f)

aan het overeenkomstig punt e) verkregen bedrag wordt, in voorkomend geval, een bedrag van 1 EUR per ton CO2-equivalent per jaar toegevoegd, toegepast op het bevolkingsaandeel van de regio in het aantal ton CO2-equivalent dat is teruggedrongen bovenop het voor 2030 vastgestelde streefdoel van de lidstaat inzake de terugdringing van broeikasgassen buiten het emissiehandelssysteem, zoals door de Commissie is voorgesteld in 2016;

 

g)

aan het overeenkomstig punt f) verkregen bedrag wordt een bedrag toegevoegd dat resulteert uit de toewijzing van een premie van 405 EUR per persoon per jaar, toegepast op het bevolkingsaandeel van de regio's in de netto-immigratie van buiten de Unie in de lidstaat sinds 1 januari 2014.

Toewijzingsmethode voor de meer ontwikkelde regio's die onder de doelstelling "investeren in werkgelegenheid en groei" vallen – artikel 108, lid 2, punt c)

 
 

3.

De totale initiële theoretische toewijzing wordt verkregen door de steunintensiteit per hoofd van de bevolking en per jaar van 15,2 EUR te vermenigvuldigen met de in aanmerking komende bevolking.

 
 

4.

Het aandeel van elke betrokken lidstaat is de som van de aandelen van zijn in aanmerking komende regio's, die worden bepaald volgens de onderstaande criteria, gewogen zoals vermeld:

a)

totale regionale bevolking (weging 20 %);

 

b)

aantal werklozen in regio's van NUTS-niveau 2 met een werkloosheidspercentage boven het gemiddelde van alle meer ontwikkelde regio's (weging 12,5 %);

 

c)

extra werkgelegenheid die nodig is om de gemiddelde arbeidsparticipatiegraad (in de leeftijdsgroep van 20 tot en met 64 jaar) van alle meer ontwikkelde regio’s te bereiken (weging 20 %);

 

d)

extra aantal hoger opgeleiden van 30 tot en met 34 jaar oud dat nodig is om het gemiddelde percentage hoger opgeleiden (in de leeftijdsgroep van 30 tot en met 34 jaar) van alle meer ontwikkelde regio's te bereiken (weging 22,5 %);

 

e)

het aantal voortijdige schoolverlaters (in de leeftijdsgroep van 18 tot en met 24 jaar) bovenop het gemiddelde percentage voortijdige schoolverlaters (in de leeftijdsgroep van 18 tot en met 24 jaar) van alle meer ontwikkelde regio's (weging 15 %);

 

f)

het verschil tussen het waargenomen bbp van de regio (gemeten in KKS) en het theoretische regionale bbp indien de regio hetzelfde bbp per hoofd van de bevolking zou hebben als de meest welvarende regio van NUTS-niveau 2 (weging 7,5 %);

 

g)

bevolking van regio's van NUTS-niveau 3 met een bevolkingsdichtheid onder 12,5 inwoners per km2 (weging 2,5 %).

 
 

5.

Aan de overeenkomstig punt 4) verkregen bedragen per regio van NUTS-niveau 2 wordt, in voorkomend geval, een bedrag van 1 EUR per ton CO2-equivalent per jaar toegevoegd, toegepast op het bevolkingsaandeel van de regio in het aantal ton CO2-equivalent dat is teruggedrongen bovenop het voor 2030 vastgestelde streefdoel van de lidstaat inzake de terugdringing van broeikasgassen buiten het emissiehandelssysteem, zoals door de Commissie is voorgesteld in 2016.

 
 

6.

Aan de overeenkomstig punt 5) verkregen bedragen per regio van NUTS-niveau 2 wordt een bedrag toegevoegd dat resulteert uit de toewijzing van een premie van 405 EUR per persoon per jaar, toegepast op het bevolkingsaandeel van de regio in de netto-immigratie van buiten de Unie in de lidstaat sinds 1 januari 2014.

Toewijzingsmethode voor de lidstaten die in aanmerking komen voor steun uit het Cohesiefonds – artikel 108, lid 3

 
 

7.

De toewijzing wordt verkregen door de gemiddelde steunintensiteit per hoofd van de bevolking en per jaar van 62,9 EUR te vermenigvuldigen met de in aanmerking komende bevolking. De toewijzing uit deze theoretische totale toewijzing waarop iedere in aanmerking komende lidstaat recht heeft, komt overeen met een percentage dat is gebaseerd op zijn bevolking, oppervlakte en nationale welvaart, en dat is verkregen door toepassing van de volgende stappen:

a)

er wordt een rekenkundig gemiddelde berekend van het aandeel van de bevolking en de oppervlakte van de betrokken lidstaat in de totale bevolking en oppervlakte van alle in aanmerking komende lidstaten. Indien evenwel het aandeel van een lidstaat in de totale bevolking zijn aandeel in de totale oppervlakte met een factor vijf of meer overschrijdt, dat wil zeggen indien die lidstaat een uiterst hoge bevolkingsdichtheid heeft, wordt voor deze stap alleen het aandeel in de totale bevolking gebruikt;

 

b)

op de aldus verkregen percentages wordt een coëfficiënt toegepast gelijk aan een derde van het percentage waarmee het bni per hoofd van de bevolking (in KKS) van de betrokken lidstaat voor de periode 2015-2017 boven of onder het gemiddelde bni per hoofd van de bevolking van alle in aanmerking komende lidstaten ligt (welk gemiddelde wordt weergegeven als 100 %).

Voor iedere in aanmerking komende lidstaat is het aandeel van het Cohesiefonds niet hoger dan een derde van de totale toewijzing min de toewijzing voor de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" (Interreg) na toepassing van de punten 10 tot en met 16. Door deze aanpassing nemen alle andere overdrachten die voortvloeien uit de punten 1 tot en met 6 op evenredige wijze toe.

Toewijzingsmethode voor de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" (Interreg) – artikel 12

 
 

8.

De toewijzing van middelen per lidstaat voor grensoverschrijdende samenwerking, transnationale samenwerking en samenwerking tussen ultraperifere gebieden is gelijk aan de gewogen som van de aandelen die worden bepaald volgens de onderstaande criteria, gewogen zoals vermeld:

a)

de totale bevolking van alle grensregio's van NUTS-niveau 3 en van andere regio's van NUTS-niveau 3 waarvan ten minste de helft van de bevolking binnen 25 kilometer van de grens woont (weging 45,8 %);

 

b)

de bevolking die binnen 25 kilometer van de grenzen woont (weging 30,5 %);

 

c)

de totale bevolking van de lidstaten (weging 20 %);

 

d)

de totale bevolking van de ultraperifere gebieden (weging 3,7 %).

Het aandeel van het grensoverschrijdende onderdeel komt overeen met de som van de gewichten van de criteria a) en b). Het aandeel van het transnationale onderdeel komt overeen met het gewicht van criterium c). Het aandeel van de samenwerking tussen ultraperifere gebieden komt overeen met het gewicht van criterium d).

Toewijzingsmethode voor de aanvullende financiering voor de in artikel 349 VWEU bedoelde ultraperifere gebieden en de regio's van NUTS-niveau 2 die aan de criteria in artikel 2 van Protocol nr. 6 bij de Toetredingsakte van 1994 voldoen – artikel 110, lid 1, punt e)

 
 

9.

Aan de ultraperifere regio's van NUTS-niveau 2 en de noordelijke dunbevolkte regio's van NUTS-niveau 2 wordt een extra speciale toewijzing met een steunintensiteit van 40 EUR per hoofd van de bevolking per jaar toegekend. Deze toewijzing zal per regio en per lidstaat evenredig aan de totale bevolking van die regio's worden verstrekt.

Minimum- en maximumniveaus van overdrachten uit de fondsen ter ondersteuning van de economische, sociale en territoriale samenhang

 
 

10.

Om bij te dragen tot een passende concentratie van middelen uit het Cohesiefonds op de minst ontwikkelde regio's en lidstaten, en tot de verkleining van de verschillen in de gemiddelde steunintensiteit per hoofd van de bevolking, wordt het maximumniveau voor overdrachten (plafonnering) uit de fondsen aan elke afzonderlijke lidstaat bepaald op basis van een percentage van het bbp van de lidstaat, waarbij volgende percentages gelden:

a)

voor lidstaten met een gemiddeld bni per hoofd van de bevolking (in KKS) voor de periode 2015-2017 van minder dan 55 % van het gemiddelde per hoofd van de bevolking van de EU-27: 2,3 % van het bbp;

 

b)

voor lidstaten met een gemiddeld bni per hoofd van de bevolking (in KKS) voor de periode 2015-2017 van 68 % of meer van het gemiddelde per hoofd van de bevolking van de EU-27: 1,5 % van het bbp;

 

c)

voor lidstaten met een gemiddeld bni per hoofd van de bevolking (in KKS) voor de periode 2015-2017 van minimaal 55 % en minder dan 68 % van het gemiddelde per hoofd van de bevolking van de EU-27: het percentage wordt verkregen door een lineaire interpolatie tussen 2,3 % en 1,5 % van hun bbp, resulterend in een proportionele reductie van het plafonneringspercentage naargelang de toename van de welvaart.

De plafonnering wordt op jaarbasis toegepast op de bbp-prognoses van de Commissie en vermindert in voorkomend geval alle overdrachten aan de betrokken lidstaat (behalve voor de meer ontwikkelde regio's en de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" (Interreg)) evenredig om uit te komen op de maximumoverdracht.

 
 

11.

De in punt 10 beschreven regels mogen er niet toe leiden dat de toewijzingen per lidstaat hoger zijn dan 107 % van hun niveau in reële termen voor de programmeringsperiode 2014-2020. Die correctie wordt evenredig toegepast op alle overdrachten aan de betrokken lidstaat (behalve voor de doelstelling "Europese territoriale ontwikkeling" (Interreg)) om uit te komen op de maximumoverdracht.

 
 

12.

De minimale totale toewijzing uit de fondsen aan een lidstaat komt overeen met 76 % van zijn individuele totale toewijzing voor 2014-2020. De minimale totale toewijzing uit de fondsen voor een lidstaat waar ten minste een derde van de bevolking in regio's van NUTS-niveau 2 met een bbp per hoofd van de bevolking (in KKS) van minder dan 50 % van het gemiddelde van de EU-27 leeft, komt overeen met 85 % van zijn individuele totale toewijzing voor 2014-2020. De aanpassingen die nodig zijn om aan dit voorschrift te voldoen, worden evenredig toegepast op de toewijzingen van de fondsen, met uitzondering van de toewijzingen in het kader van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" (Interreg).

 
 

13.

De maximale totale toewijzing uit de fondsen aan een lidstaat met een bni per hoofd van de bevolking (in KKS) van minimaal 120 % van het gemiddelde van de EU-27 komt overeen met 80 % van zijn individuele totale toewijzing voor 2014-2020. De maximale totale toewijzing uit de fondsen aan een lidstaat met een bni per hoofd van de bevolking (in KKS) van minimaal 110 % en minder dan 120 % van het gemiddelde van de EU-27, komt overeen met 90 % van zijn individuele totale toewijzing voor 2014-2020. De aanpassingen die nodig zijn om aan dit voorschrift te voldoen, worden evenredig toegepast op de toewijzingen uit de fondsen, met uitzondering van de toewijzingen in het kader van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" (Interreg). Indien een lidstaat overgangsregio's heeft waarvoor punt 16 geldt, wordt 25 % van de toewijzing voor de meer ontwikkelde regio's van die lidstaat overgedragen naar de toewijzing voor de overgangsregio's van die lidstaat.

Aanvullende bepalingen

 
 

14.

Voor alle regio's die zijn ingedeeld als minder ontwikkelde regio’s voor de programmeringsperiode 2014-2020, maar waarvan het bbp per hoofd van de bevolking meer dan 75 % van het gemiddelde per hoofd van de bevolking van de EU-27 bedraagt, komt het jaarlijkse minimumniveau van de steun in het kader van de doelstelling "investeren in werkgelegenheid en groei" overeen met 60 % van hun vroegere indicatieve gemiddelde jaarlijkse toewijzing in het kader van de doelstelling "investeren in werkgelegenheid en groei", berekend door de Commissie binnen het meerjarig financieel kader voor 2014-2020.

 
 

15.

Geen overgangsregio mag minder ontvangen dan zij ontvangen zou hebben als zij een meer ontwikkelde regio zou zijn geweest.

 
 

16.

De minimale totale toewijzing aan een lidstaat voor zijn overgangsregio's, die al overgangsregio's waren in de periode 2014-2020, komt overeen met een toewijzing van ten minste 65 % van de totale toewijzing voor deze regio's in die lidstaat voor 2014-2020.

 
 

17.

Onverminderd de punten 10 tot en met 13 gelden de extra toewijzingen als beschreven in de punten 18 tot en met 23.

 
 

18.

In totaal 120 000 000 EUR wordt toegewezen aan het Peace Plus-programma wanneer het optreedt ter ondersteuning van vrede en verzoening en de voortzetting van de grensoverschrijdende Noord-Zuidsamenwerking. Daarnaast wordt ten minste 60 000 000 EUR toegewezen aan het Peace-Plus-programma uit de toewijzing voor Ierland in het kader van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" (Interreg).

 
 

19.

Indien de bevolking van een lidstaat jaarlijks gemiddeld met meer dan 1 % is afgenomen tussen de perioden 2007-2009 en 2016-2018, ontvangt die lidstaat een extra toewijzing die overeenkomt met de totale afname van zijn bevolking tussen die twee perioden, vermenigvuldigd met 500 EUR. Waar van toepassing is die extra toewijzing bestemd voor de minder ontwikkelde regio's in de betrokken lidstaat.

 
 

20.

De minder ontwikkelde regio's van de lidstaten die pas in de programmeringsperiode 2014-2020 voor het eerst steun uit de fondsen hebben ontvangen, ontvangen een extra toewijzing van 400 000 000 EUR.

 
 

21.

Om rekening te houden met de moeilijke situatie van insulaire lidstaten en de afgelegen ligging van bepaalde delen van de Unie, ontvangen Malta en Cyprus voor de structuurfondsen in het kader van de doelstelling "investeren in werkgelegenheid en groei" elk een extra bedrag van 100 000 000 EUR. De noordelijke dunbevolkte gebieden van Finland krijgen een extra toewijzing van 100 000 000 EUR bovenop het in punt 9 bedoelde bedrag.

 
 

22.

Om het concurrentievermogen, de groei en het scheppen van banen in sommige lidstaten te stimuleren, wordt in het kader van de doelstelling "investeren in werkgelegenheid en groei" in de volgende extra toewijzingen uit de fondsen voorzien:

a)

200 000 000 EUR voor de overgangsregio's in België;

 

b)

200 000 000 EUR voor de minder ontwikkelde regio's in Bulgarije;

 

c)

1 550 000 000 EUR voor Tsjechië in het kader van het Cohesiefonds;

 

d)

100 000 000 EUR voor Cyprus in het kader van de structuurfondsen;

 

e)

50 000 000 EUR voor Estland in het kader van de structuurfondsen;

 

f)

650 000 000 EUR voor de overgangsregio's van Duitsland die onder punt 16 vallen;

 

g)

50 000 000 EUR voor Malta in het kader van de structuurfondsen;

 

h)

600 000 000 EUR voor de minder ontwikkelde regio's in Polen;

 

i)

300 000 000 EUR voor de overgangsregio's in Portugal;

 

j)

350 000 000 EUR voor de meer ontwikkelde regio van Slovenië.

 
 

23.

Een extra bedrag van 100 miljoen EUR dient ter ondersteuning van grensoverschrijdende samenwerking. Dit vormt een aanvulling op de toewijzingen van middelen per lidstaat volgens de gewogen criteria van punt 8, a) en b).

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.