LIBANON - Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, van de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds - Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds

1.

Kerngegevens

Document­datum 11-04-2002
Publicatie­datum 22-01-2013
Kenmerk 7834/02
Van Mr Sylvain BISARRE, Director, Secretariat-General of the European Commission
Aan Mr Javier SOLANA, Secretary-General/High Representative
Externe link originele PDF
Originele document in PDF

2.

Tekst

RAAD VAN Brussel, 11 april 2002 (11.04)

DE EUROPESE UNIE (OR. fr)

7834/02

Interinstitutioneel dossier: 2002/0083 (AVC) i

RL 9

INGEKOMEN DOCUMENT

van: de heer Sylvain BISARRE, directeur bij de Europese Commissie

ingekomen: 9 april 2002

aan: de heer Javier SOLANA, secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger

Betreft: LIBANON

  • Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, van de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds
  • Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2002) 170 def i./volume I.

________________________

Bijlage: COM(2002) 170 def i./volume I

DG E V NL

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 08.04.2002 COM(2002) 170 definitief i

2002/0083 (AVC) i

Volume I

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, van de Europeesmediterrane

overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de

Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon,

anderzijds

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de sluiting van de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten,

enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

  • 1. 
    Bijgaande voorstellen zijn de juridische instrumenten voor de ondertekening en sluiting van de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds.

    (i) Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening van de overeenkomst;

    (ii) Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst.

  • 2. 
    De betrekkingen tussen Libanon en de Europese Gemeenschap worden thans geregeld door de samenwerkingsovereenkomst, ondertekend te Brussel op 3 mei 1977 (in werking getreden op 1 november 1978), als gewijzigd bij de later vastgestelde protocollen. De Raad stelde onderhandelingsrichtsnoeren vast en de Commissie begon formeel met de onderhandelingen in 1995. De onderhandelingen vorderden uiterst traag: vijf onderhandelingsronden binnen een periode van vijf jaar. Vanaf oktober 2000, na de vorming van een nieuwe regering in Libanon, is het tempo van de onderhandelingen opgevoerd. Dit resulteerde in juni 2001 in de tiende en laatste formele onderhandelingsronde, gevolgd door een reeks technische besprekingen en leidend tot de afsluiting van de onderhandelingen in december 2001. De tekst werd door de Commissie en de regering van Libanon op 10 januari 2002 te Brussel geparafeerd.

    De voorgestelde associatieovereenkomst tussen de EU en Libanon markeert het begin van nieuwe, nauwere betrekkingen binnen de context van het Europeesmediterrane partnerschap dat in 1995 met de Verklaring van Barcelona van start ging. De overeenkomst zal bijdragen tot de vrede en veiligheid in de regio en de handel en economische betrekkingen tussen Libanon en de EU en tussen Libanon en zijn partners in het Middellandse-Zeegebied stimuleren. Nu acht van de negen landen die geen kandidaat-lidstaat, maar wel betrokken zijn bij het Europees-mediterrane partnerschap een associatieovereenkomst hebben gesloten, nadert het proces van Barcelona zijn voltooiing, en wordt de aandacht gevestigd op de prioriteit van de EU om haar veiligheid en de economische en sociale betrekkingen met de partners in het zuidelijke Middellandse-Zeegebied te versterken. De overeenkomsten met Tunesië, Marokko, Egypte, Israël, de Palestijnse gebieden (PLO) en Jordanië zijn reeds getekend, die met Algerije en Libanon zijn inmiddels geparafeerd. Alleen Syrië rest nog.

  • 4. 
    De associatieovereenkomst tussen de EU en Libanon is wat inhoud en vorm betreft gelijk aan de andere associatieovereenkomsten in de regio. De overeenkomst heeft een onbeperkte looptijd. Zij effent het pad voor een verdieping van de betrekkingen op een groot aantal gebieden, gebaseerd op reciprociteit en partnerschap. De eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten vormt een essentieel onderdeel van de overeenkomst.
  • 5. 
    De overeenkomst omvat de volgende hoofdcomponenten:
    • een regelmatige politieke dialoog; - een economische, sociale en culturele dialoog;
    • de geleidelijke totstandbrenging van een vrijhandelszone tussen de Europese Gemeenschap en Libanon over een periode van maximaal twaalf jaar, in overeenstemming met de regels van de WTO;
    • voor industrieproducten wordt de preferentiële regeling voor de Libanese export naar de Gemeenschap, die werd toegekend in het kader van de samenwerkingsovereenkomst uit 1978, herbevestigd. Op wederzijdse basis liberaliseert Libanon zijn invoerregeling voor producten uit de Gemeenschap, zodat de tarieven worden verlaagd tot het nulrecht tegen het einde van de overgangsperiode van twaalf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst;
    • voor bewerkte landbouwproducten zijn specifieke wederzijdse concessies voorzien;
    • landbouwproducten van Libanon naar de Gemeenschap worden geliberaliseerd, met uitzondering van een lijst van gevoelige producten waarvoor tariefcontingenten met nulrecht zullen gelden. Producten uit de Gemeenschap mogen Libanon in op concessionele basis. Beide partijen bezien na een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst of nieuwe wederzijdse tariefconcessies mogelijk zijn;
    • bepalingen inzake versterkte regionale samenwerking, in het kader waarvan ook een regionale Europees-mediterrane vrijhandelszone tot stand zal worden gebracht;
    • bepalingen inzake het verkeer van personen, het recht van vestiging en de verstrekking van diensten, alsmede inzake betalingen, concurrentie, kapitaalverkeer, bescherming van intellectuele eigendom, en overheidsaanbestedingen;
    • bepalingen inzake economische en financiële samenwerking op een groot aantal gebieden;
    • de overeenkomst zal voorzien in verbintenissen en samenwerking op het gebied van de beperking van illegale immigratie, terug- en overname, rechtsstaat, bestrijding van drugs en georganiseerde misdaad en witwassen van geld;
    • institutionele bepalingen voor het beheer van de overeenkomst, onder andere met betrekking tot de instelling van een associatieraad, die bijeenkomt op ministerniveau en toezicht houdt op de implementatie van de overeenkomst, en een associatiecomité;
    • de Associatieraad neemt maatregelen ter bevordering van de samenwerking tussen het Europees Parlement en het Libanese parlement.
  • 6. 
    Op verzoek van de Libanese autoriteiten legt de Commissie de Raad gelijktijdig een besluit voor met betrekking tot een interimovereenkomst. De interimovereenkomst zal betrekking hebben op alle met de handel verband houdende elementen van de associatieovereenkomst.
  • 7. 
    Volgens de Commissie zijn de resultaten van de onderhandelingen bevredigend. Nu de teksten van de voorgestelde overeenkomst zijn geparafeerd, verzoekt de Commissie de Raad:
    • een besluit te nemen inzake de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, van de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en Libanon;
    • de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en Libanon, namens de Gemeenschap, te sluiten.

Het Europees Parlement zal worden verzocht met de overeenkomst in te stemmen.

De overeenkomst treedt niet eerder in werking dan nadat deze door alle lidstaten is bekrachtigd.

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, van de Europeesmediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel

310 in samenhang met de eerste zin van artikel 300, lid 2, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie 1 ,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Raad keurde op 2 oktober 1995 onderhandelingsrichtsnoeren goed op basis waarvan de Commissie heeft onderhandeld over een Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds.

(2) Deze onderhandelingen zijn inmiddels afgerond en de overeenkomst werd op 10 januari 2002 geparafeerd,

BESLUIT:

Enig artikel

Onder voorbehoud van eventuele sluiting op een later tijdstip, wordt de voorzitter van de

Raad gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) namens de

Gemeenschap over te gaan tot ondertekening van de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds.

Gedaan te Brussel, op […]

Voor de Raad De Voorzitter

 5 2002/aaaa (AVC)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de sluiting van de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten,

enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel

310, in samenhang met de tweede zin van artikel 300, lid 2, en lid 3, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien de instemming van het Europees Parlement 2 ,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds, is, namens de Europese Gemeenschap, ondertekend te […] op […] 2002, onder voorbehoud van eventuele sluiting op een later tijdstip, overeenkomstig Besluit …/…/EG van de Raad van ….

(2) De overeenkomst dient te worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

  • 1. 
    De Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds, de daaraan gehechte bijlagen en protocollen, alsmede de aan de slotakte gehechte gemeenschappelijke verklaringen en verklaringen van de Europese Gemeenschap, worden namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd.
  • 2. 
    De in lid 1 genoemde geparafeerde teksten maken deel uit van dit besluit.

    Artikel 2

  • 1. 
    Het standpunt dat de Gemeenschap inneemt in de Associatieraad en het

    Associatiecomité, wordt vastgesteld door de Raad, op voorstel van de Commissie, of,

 6 in voorkomend geval, door de Commissie, in overeenstemming met de

desbetreffende bepalingen van de Verdragen.

  • 2. 
    Het voorzitterschap van de Associatieraad wordt overeenkomstig artikel 75 van de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht, bekleed door de voorzitter van de Raad. Het voorzitterschap van het Associatiecomité wordt overeenkomstig de overeengekomen procedures bekleed door een vertegenwoordiger van de Commissie.
  • 3. 
    Per geval wordt door de Raad, respectievelijk door de Commissie, besloten tot bekendmaking van de besluiten van de Associatieraad en het Associatiecomité in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 3

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) namens de Europese Gemeenschap de akte van kennisgeving neder te leggen, als bedoeld in artikel 91 van de overeenkomst.

Gedaan te Brussel, op […]

Voor de Raad Voor de Commissie

De voorzitter De voorzitter […]

BIJLAGE

HET KONINKRIJK BELGIË,

HET KONINKRIJK DENEMARKEN,

DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

DE HELLEENSE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK SPANJE,

DE FRANSE REPUBLIEK,

IERLAND,

DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,

DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,

DE PORTUGESE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK FINLAND,

HET KONINKRIJK ZWEDEN,

HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,

Verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

hierna “lidstaten” genoemd, en

DE EUROPESE GEMEENSCHAP

hierna “Gemeenschap” genoemd, enerzijds, en

DE REPUBLIEK LIBANON,

hierna “Libanon” genoemd, anderzijds,

GELET OP de nabijheid en de onderlinge afhankelijkheid van de Gemeenschap, haar lidstaten en de Republiek Libanon, gebaseerd op de historische banden en hun gemeenschappelijke waarden;

OVERWEGENDE dat de Gemeenschap, de lidstaten en Libanon deze banden wensen te versterken en duurzame betrekkingen tot stand wensen te brengen, gebaseerd op wederkerigheid, solidariteit, partnerschap en gezamenlijke ontwikkeling;

GELET OP het belang dat de partijen hechten aan de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, en in het bijzonder aan de eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen en de economische vrijheden, waarop de Associatie is gegrondvest;

GELET OP de recente politieke en economische ontwikkelingen, zowel op het Europese vasteland als in het Midden-Oosten, en de daaruit voortvloeiende gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de stabiliteit, veiligheid en welvaart van de Europees-mediterrane regio;

GELET OP het belang voor de Gemeenschap en Libanon van vrijhandel, als bedoeld bij de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 en andere multilaterale overeenkomsten die opgenomen zijn in de bijlagen bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO);

GELET OP de verschillen tussen Libanon en de Gemeenschap wat betreft economische en sociale ontwikkeling, en de noodzaak het proces van economisch en sociale ontwikkeling in Libanon te versterken;

BEVESTIGENDE dat de bepalingen van deze overeenkomst die vallen onder het toepassingsbereik van deel III, titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Verenigd Koninkrijk en Ierland binden als afzonderlijke overeenkomstsluitende partijen, en niet als een deel van de Europese Gemeenschap, totdat het Verenigd Koninkrijk of Ierland (al naar gelang het geval) Libanon ervan in kennis stelt dat het gebonden is als deel van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Hetzelfde geldt voor Denemarken, overeenkomstig het aan die verdragen gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken;

VERLANGENDE de doelstellingen van deze associatie geheel te verwezenlijken door middel van de implementatie van de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomst, teneinde de niveaus van economische en sociale ontwikkeling van de Gemeenschap en Libanon dichter bij elkaar te brengen;

ZICH BEWUST VAN het belang van deze overeenkomst, die gebaseerd is op reciprociteit van belangen, wederzijdse concessies, samenwerking en dialoog;

VERLANGENDE een regelmatige politieke dialoog te ontwikkelen over bilaterale en internationale vraagstukken van wederzijds belang;

REKENING HOUDENDE MET de bereidheid van de Gemeenschap Libanon steun te verlenen in zijn streven naar economische wederopbouw, hervorming en aanpassing en sociale ontwikkeling;

VERLANGENDE te komen tot de instelling, handhaving en intensivering van samenwerking, steunende op een regelmatige dialoog op economisch, wetenschappelijk, technologisch, sociaal, cultureel en audiovisueel gebied, met het oog op een beter wederzijds begrip;

OVERTUIGD dat deze overeenkomst een gunstig klimaat zal scheppen voor de groei van hun economische betrekkingen, met name wat betreft handel en investeringen, die van doorslaggevend belang zijn voor het welslagen van het programma voor economische wederopbouw en herstructurering, alsmede voor de technologische modernisering,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT DE VOLGENDE BEPALINGEN:

Artikel 1

  • 1. 
    Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Libanon, anderzijds.
  • 2. 
    Deze associatie heeft ten doel:

    – een passend kader tot stand te brengen voor de politieke dialoog tussen de partijen met het oog op het versterken van hun betrekkingen op alle terreinen die zij in het kader van een dergelijke dialoog van belang achten;

    – de voorwaarden vast te leggen voor de geleidelijke liberalisering van het goederen-, diensten- en kapitaalverkeer;

    – het handelsverkeer en evenwichtige sociale en economische betrekkingen tussen de partijen te bevorderen, met name door middel van dialoog en samenwerking, teneinde de ontwikkeling en de welvaart van Libanon en de Libanese bevolking te bevorderen;

    – de samenwerking op economisch, sociaal, cultureel, financieel en monetair gebied te bevorderen;

– de samenwerking op andere gebieden van wederzijds belang te bevorderen.

Artikel 2

De betrekkingen tussen de partijen en alle bepalingen van deze overeenkomst zijn gegrondvest op de eerbiediging van de democratische beginselen en de fundamentele rechten van de mens, als vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, wat aan hun binnen- en buitenlands beleid ten grondslag ligt en een essentieel element van deze overeenkomst is.

TITEL I

POLITIEKE DIALOOG

Artikel 3

  • 1. 
    Er wordt een regelmatige politieke dialoog tussen de partijen ingesteld. Door middel van deze dialoog kunnen tussen de partners duurzame, op solidariteit gebaseerde betrekkingen tot stand worden gebracht, die zullen bijdragen tot welvaart, stabiliteit en veiligheid in het Middellandse-Zeegebied en een klimaat van begrip en tolerantie tussen culturen zullen scheppen.
  • 2. 
    Doelstellingen van de politieke dialoog en samenwerking zijn met name:

    (a) de partijen nader tot elkaar te brengen door het ontwikkelen van beter wederzijds begrip en door regelmatig overleg over internationale vraagstukken van wederzijds belang;

    (b) elke partij in staat te stellen het standpunt en de belangen van de andere partij in overweging te nemen;

    (c) te werken aan de consolidering van de veiligheid en stabiliteit in het Middellandse-Zeegebied en in het Midden-Oosten in het bijzonder;

    (d) bevordering van gezamenlijke initiatieven.

Artikel 4

De politieke dialoog heeft betrekking op alle onderwerpen van wederzijds belang, waarbij met name aandacht wordt besteed aan de voorwaarden die nodig zijn voor het waarborgen van vrede en veiligheid door middel van steun voor samenwerking. De dialoog is tevens gericht op de totstandbrenging van nieuwe vormen van samenwerking met het oog op gezamenlijke doelstellingen.

Artikel 5

  • 1. 
    De politieke dialoog wordt regelmatig en telkens wanneer nodig gehouden, met name:

(a) op ministerieel niveau, voornamelijk in het kader van de Associatieraad;

(b) op het niveau van hoge ambtenaren die enerzijds Libanon vertegenwoordigen en anderzijds het voorzitterschap van de Raad en de Commissie;

(c) met optimale gebruikmaking van alle diplomatieke kanalen, in het bijzonder door middel van regelmatige briefings door ambtenaren, overleg ter gelegenheid van internationale vergaderingen en contacten tussen diplomatieke vertegenwoordigers in derde landen;

(d) indien nodig met alle andere middelen die kunnen bijdragen tot de intensivering en doelmatigheid van deze dialoog.

  • 2. 
    Er wordt een politieke dialoog ingesteld tussen het Europees Parlement en het Libanese parlement.

TITEL II

VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN

BASISBEGINSELEN

Artikel 6

De Gemeenschap en Libanon brengen stapsgewijs een vrijhandelszone tot stand in de loop van een overgangsperiode van ten hoogste twaalf jaar, te beginnen bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst, overeenkomstig de bepalingen van deze titel en in overeenstemming met de bepalingen van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 en andere multilaterale overeenkomsten inzake de handel in goederen die opgenomen zijn in de bijlagen bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), hierna “GATT” genoemd.

HOOFDSTUK 1

INDUSTRIEPRODUCTEN

Artikel 7

Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap en Libanon, opgenomen in de hoofdstukken 25 tot en met 97 van de gecombineerde nomenclatuur en van het Libanese douanetarief, met uitzondering van de producten genoemd in bijlage 1.

Artikel 8

Producten van oorsprong uit Libanon worden bij invoer in de Gemeenschap toegelaten met vrijstelling van douanerechten en heffingen van gelijke werking.

Artikel 9

  • 1. 
    Douanerechten en heffingen van gelijke werking die bij invoer in Libanon van toepassing zijn op producten van oorsprong uit de Gemeenschap, worden geleidelijk afgeschaft overeenkomstig het hiernavolgende tijdschema:

    – vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 88% van het basisrecht;

    – zes jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 76% van het basisrecht;

    – zeven jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 64% van het basisrecht;

    – acht jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 52% van het basisrecht;

    – negen jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 40% van het basisrecht;

    – tien jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 28% van het basisrecht;

    – elf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 16% van het basisrecht;

    – twaalf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden alle resterende rechten en heffingen afgeschaft.

  • 2. 
    Indien zich met betrekking tot een bepaald product ernstige problemen voordoen, kan het overeenkomstig lid 1 van toepassing zijnde tijdschema in onderling overleg worden herzien door het Associatiecomité, met dien verstande dat het tijdschema waarvoor herziening wordt aangevraagd voor het betrokken product niet verder verlengd kan worden dan de maximale overgangsperiode van twaalf jaar. Indien het Associatiecomité niet binnen dertig dagen na de kennisgeving van het verzoek van Libanon om herziening van het tijdschema een besluit heeft genomen, kan Libanon het tijdschema voorlopig opschorten voor een periode van ten hoogste één jaar.
  • 3. 
    Het basisrecht waarop de verlagingen van lid 1 worden toegepast, is voor elk betrokken product het recht bedoeld in artikel 19.

Artikel 10

De bepalingen betreffende de afschaffing van de douanerechten zijn eveneens van toepassing op douanerechten van fiscale aard.

Artikel 11

  • 1. 
    Libanon mag in de vorm van verhoging of herinvoering van douanerechten buitengewone maatregelen van beperkte duur nemen die afwijken van het bepaalde in artikel 9.
  • 2. 
    Dergelijke maatregelen mogen uitsluitend worden genomen ten behoeve van nieuwe en jonge industrieën of van bepaalde sectoren waarin herstructureringen plaatsvinden of die met grote moeilijkheden te kampen hebben, vooral wanneer deze moeilijkheden ernstige sociale gevolgen hebben.
  • 3. 
    Invoerrechten die krachtens dergelijke uitzonderlijke maatregelen door Libanon worden toegepast ten aanzien van producten van oorsprong uit de Gemeenschap mogen niet meer dan 25% ad valorem bedragen en dienen een preferentie voor producten van oorsprong uit de Gemeenschap in te houden. De totale waarde van de ingevoerde producten waarop dergelijke maatregelen van toepassing zijn, mag niet meer bedragen dan 20% van het jaarlijks gemiddelde van de totale invoer van industrieproducten uit de Gemeenschap gedurende de laatste drie jaar waarvoor statistische gegevens beschikbaar zijn.
  • 4. 
    Deze maatregelen mogen gedurende niet meer dan vijf jaar worden toegepast, tenzij het Associatiecomité toepassing ervan gedurende een langere periode toestaat. Zij treden uiterlijk bij het verstrijken van de maximale overgangsperiode van twaalf jaar buiten werking.
  • 5. 
    Deze maatregelen kunnen voor een gegeven product niet langer worden getroffen, indien meer dan drie jaar is verstreken sinds de opheffing van alle rechten en kwantitatieve beperkingen of heffingen en maatregelen van gelijke werking die op het betrokken product van toepassing waren.
  • 6. 
    Libanon stelt het Associatiecomité in kennis van alle buitengewone maatregelen die het voornemens is te treffen. Op verzoek van de Gemeenschap vindt vooraf overleg plaats over deze maatregelen en de sectoren waarop zij betrekking hebben. Indien het dergelijke maatregelen neemt, legt Libanon aan het comité een tijdschema voor de afschaffing van de overeenkomstig dit artikel ingestelde douanerechten voor. Dit tijdschema dient te voorzien in geleidelijke afschaffing van deze rechten in gelijke jaarlijkse percentages, beginnende uiterlijk twee jaar nadat zij werden ingesteld. Het Associatiecomité kan een ander tijdschema vaststellen.
  • 7. 
    In afwijking van het bepaalde in lid 4 kan het Associatiecomité, in geval van problemen bij het opzetten van een nieuwe industrie, bij uitzondering Libanon toestaan krachtens lid 1 reeds genomen maatregelen te handhaven voor een periode van ten hoogste drie jaar na de overgangsperiode van twaalf jaar.

HOOFDSTUK 2

LANDBOUWPRODUCTEN, VISSERIJPRODUCTEN EN BEWERKTE

LANDBOUWPRODUCTEN

Artikel 12

Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap en Libanon, opgenomen in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur en het Libanese douanetarief, alsmede op de producten genoemd in bijlage 1.

Artikel 13

De Gemeenschap en Libanon liberaliseren geleidelijk het onderlinge handelsverkeer in landbouwproducten, visserijproducten en bewerkte landbouwproducten die voor beide partijen van belang zijn.

Artikel 14

  • 1. 
    Voor de invoer in de Gemeenschap van de landbouwproducten van oorsprong uit Libanon genoemd in protocol 1 gelden de bepalingen van dat protocol.
  • 2. 
    Voor de invoer in Libanon van de landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap genoemd in protocol 2 gelden de bepalingen van dat protocol.
  • 3. 
    Voor de handel in onder dit hoofdstuk vallende bewerkte landbouwproducten gelden de bepalingen van protocol 3.

Artikel 15

  • 1. 
    Vijf jaar na de inwerkintreding van deze overeenkomst onderzoeken de Gemeenschap en Libanon de situatie, teneinde vast te stellen welke maatregelen door

    de Gemeenschap en Libanon één jaar na de herziening van deze overeenkomst moeten worden toegepast om het in artikel 13 genoemde doel te bereiken.

  • 2. 
    Onverminderd het bepaalde in lid 1 en het volume van de handel in landbouwproducten, visserijproducten en bewerkte landbouwproducten tussen de partijen, alsmede de bijzondere gevoeligheid van deze producten in aanmerking genomen, onderzoeken de Gemeenschap en Libanon in de Associatieraad regelmatig per product en op basis van wederkerigheid de mogelijkheid om verdere wederzijdse concessies te verlenen.

Artikel 16

  • 1. 
    Indien ten gevolge van de tenuitvoerlegging van het landbouwbeleid een specifieke regeling wordt ingesteld of indien de bestaande regelingen worden gewijzigd of in geval van wijziging of uitbreiding van de bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van het landbouwbeleid, kan de betrokken partij voor de betrokken producten de in deze overeenkomst vervatte regeling wijzigen.
  • 2. 
    De partij die tot een dergelijke wijziging overgaat, stelt het Associatiecomité daarvan in kennis. Op verzoek van de andere partij komt het Associatiecomité bijeen om te voorzien in de belangen van de verzoekende partij.
  • 3. 
    Indien de Gemeenschap of Libanon in toepassing van lid 1 de regeling van deze overeenkomst voor landbouwproducten wijzigt, wordt voor de invoer van producten van oorsprong uit de andere partij een voordeel toegekend dat vergelijkbaar is met het voordeel waarin deze overeenkomst voorziet.
  • 4. 
    Over de wijziging van de in deze overeenkomst bepaalde regeling wordt op verzoek van de andere partij overleg gepleegd in de Associatieraad.

Artikel 17

  • 1. 
    Beide partijen komen overeen de mogelijkheden tot fraude bij de toepassing van de handelsbepalingen van deze overeenkomst te verminderen.
  • 2. 
    Onverminderd de overige bepalingen van deze overeenkomst, geldt dat, indien één van de partijen van mening is dat er voldoende aanwijzingen zijn voor fraude, zoals een aanzienlijke toename van de handel in producten van de ene naar de andere partij, boven het niveau dat in overeenstemming is met economische omstandigheden als de normale productie en exportcapaciteit, of het niet-verlenen van de vereiste administratieve medewerking voor de controle van het bewijs van oorsprong door de andere partij, beide partijen onverwijld overleg plegen om een passende oplossing te vinden. In afwachting van deze oplossing kan de betrokken partij de passende maatregelen nemen die zij noodzakelijk acht. Bij de keuze van deze maatregelen moet voorrang worden gegeven aan die welke de goede werking van de overeenkomst het minst verstoren.

HOOFDSTUK 3

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 18

  • 1. 
    In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Libanon worden geen nieuwe douanerechten bij invoer of uitvoer of heffingen van gelijke werking ingesteld, noch worden de rechten of heffingen welke reeds van toepassing zijn verhoogd, tenzij deze overeenkomst anders bepaalt.
  • 2. 
    In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Libanon worden geen nieuwe kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking ingesteld.
  • 3. 
    In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Libanon worden kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst afgeschaft.
  • 4. 
    De Gemeenschap en Libanon passen onderling geen douanerechten bij uitvoer of heffingen van gelijke werking, noch kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking toe.

Artikel 19

  • 1. 
    Het basisrecht waarop de in de lid 1 van artikel 9 vastgestelde achtereenvolgende verlagingen worden toegepast, is voor elk product het op de datum waarop de onderhandelingen worden afgesloten, daadwerkelijk ten opzichte van de Gemeenschap toegepaste recht.
  • 2. 
    In geval van toetreding van Libanon tot de WTO, zijn de rechten die van toepassing zijn op de onderlinge invoer van de partijen, de bij de WTO geconsolideerde rechten of de op de datum van toetreding toegepaste rechten, indien deze lager zijn. Indien de rechten na toetreding tot de WTO erga omnes zijn verlaagd, is het verlaagde recht van toepassing.
  • 3. 
    Het bepaalde in lid 2 is van toepassing op elke tariefverlaging die erga omnes wordt toegepast na de datum waarop de onderhandelingen worden afgesloten.
  • 4. 
    De partijen stellen elkaar in kennis van de door hen op de datum waarop de onderhandelingen worden afgesloten, toegepaste rechten.

Artikel 20

Voor producten van oorsprong uit Libanon geldt bij invoer in de Gemeenschap geen gunstiger regeling dan die welke tussen de lidstaten onderling geldt.

Artikel 21

  • 1. 
    De partijen onthouden zich van alle binnenlandse maatregelen of praktijken van fiscale aard die, rechtstreeks of onrechtstreeks, discrimineren tussen producten van de ene partij en soortgelijke producten van oorsprong uit de andere partij.
  • 2. 
    Terugbetaling van binnenlandse belasting voor producten die naar een der partijen worden uitgevoerd, mag de bedragen van de op deze producten rustende directe of indirecte belastingen niet overschrijden.

Artikel 22

  • 1. 
    Deze overeenkomst vormt geen beletsel voor de handhaving of de oprichting van douane-unies, vrijhandelszones of regelingen voor grensverkeer, mits de in deze overeenkomst neergelegde handelsregelingen daardoor niet worden gewijzigd.
  • 2. 
    De partijen plegen in het Associatiecomité overleg over de overeenkomsten tot oprichting van douane-unies of vrijhandelszones en, desgewenst, over andere belangrijke onderwerpen in verband met hun handelspolitiek ten aanzien van derde landen. Dit overleg vindt met name plaats bij toetreding van een derde land tot de Gemeenschap, teneinde rekening te kunnen houden met de wederzijdse belangen van de Gemeenschap en Libanon.

Artikel 23

Indien een der partijen constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij dumping plaatsvindt in de zin van de geldende internationale regels, als gedefinieerd in artikel VI van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 en haar eigen wetgeving terzake, kan zij passende maatregelen nemen tegen deze praktijk op grond van de WTO-overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 en haar eigen wetgeving terzake.

Artikel 24

  • 1. 
    Onverminderd het bepaalde in artikel 35 is de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen van toepassing in de betrekkingen tussen de partijen.
  • 2. 
    Tot de in artikel 35, lid 2, bedoelde regels zijn vastgesteld, kan, indien één der partijen constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij dumping plaatsvindt in de zin van de geldende internationale regels, als gedefinieerd in de artikelen VI en XVI van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 en haar eigen wetgeving terzake, deze partij passende maatregelen nemen tegen deze praktijk op grond van die regels, als gedefinieerd in de WTO- overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen en haar binnenlandse wetgeving op dit gebied.

Artikel 25

  • 1. 
    De bepalingen van artikel XIX van de GATT 1994 en van de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen en de betreffende binnenlandse wetgeving zijn van toepassing in de betrekkingen tussen de partijen.
  • 2. 
    Alvorens een partij vrijwaringsmaatregelen toepast, als gedefinieerd door de internationale regels, verstrekt de partij die voornemens is dergelijke maatregelen te nemen, het Associatiecomité alle terzake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

    Teneinde een dergelijke oplossing te vinden voeren de partijen onverwijld overleg in het Associatiecomité. Indien de partijen niet binnen dertig dagen na de aanvang van dit overleg tot overeenstemming komen over een oplossing waarbij de toepassing van vrijwaringsmaatregelen kan worden vermeden, kan de partij die voornemens is vrijwaringsmaatregelen te nemen, de bepalingen van artikel XIX van de GATT 1994 en de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen toepassen.

  • 3. 
    Indien krachtens dit artikel vrijwaringsmaatregelen worden toegepast, kiezen de partijen bij voorrang maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst het minst verstoren.
  • 4. 
    De vrijwaringsmaatregelen worden onmiddellijk ter kennis gebracht van het Associatiecomité, dat hierover periodiek overleg pleegt, in het bijzonder met het oog op opheffing van deze maatregelen, zodra de omstandigheden zulks toelaten.

Artikel 26

  • 1. 
    Indien als gevolg van de naleving van artikel 18, lid 4,

    (i) goederen opnieuw worden uitgevoerd naar een derde land ten aanzien waarvan de exporterende partij voor het betrokken product kwantitatieve uitvoerbeperkingen, uitvoerrechten of maatregelen of heffingen van gelijke werking toepast, of

    (ii) een ernstig tekort aan producten die van wezenlijk belang zijn voor de exporterende partij, ontstaat of dreigt te ontstaan,

    en de bovenbedoelde situaties aanleiding geven of vermoedelijk zullen geven tot ernstige moeilijkheden voor de exporterende partij, kan deze partij passende maatregelen nemen volgens de procedures van lid 2.

  • 2. 
    De moeilijkheden die voortvloeien uit de in lid 1 bedoelde omstandigheden worden ter beoordeling aan het Associatiecomité voorgelegd. Het Associatiecomité kan alle besluiten nemen die nodig zijn om aan de moeilijkheden een einde te maken. Indien het Associatiecomité niet binnen dertig dagen nadat de zaak aan het comité is voorgelegd een dergelijk besluit heeft genomen, kan de exporterende partij passende maatregelen nemen ten aanzien van de uitvoer van het betrokken product. Deze maatregelen mogen geen discriminerend karakter hebben en dienen te worden ingetrokken zodra zij niet langer gerechtvaardigd zijn.

Artikel 27

Deze overeenkomst vormt geen beletsel voor verbodsbepalingen of beperkingen ten aanzien van invoer, uitvoer of doorvoer die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen en dieren of het behoud van planten, de bescherming van het nationaal artistiek, historisch en archeologisch erfgoed, of de bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendom, of voor voorschriften betreffende goud en zilver en het behoud van uitputbare natuurlijke hulpbronnen. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie of een verkapte beperking van de handel tussen de partijen bij de overeenkomst vormen.

Artikel 28

Het begrip “producten van oorsprong” voor de toepassing van de bepalingen van deze titel en de regelingen voor administratieve samenwerking op dit gebied zijn gedefinieerd in protocol 4.

Artikel 29

Bij invoer in de Gemeenschap worden de goederen ingedeeld overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur. Bij invoer in Libanon worden de goederen ingedeeld overeenkomstig het Libanese douanetarief.

TITEL III

RECHT VAN VESTIGING EN VERLENING VAN DIENSTEN

Artikel 30

  • 1. 
    De door de ene partij aan de andere toegekende behandeling met betrekking tot het recht van vestiging en de verlening van diensten is gebaseerd op de verbintenissen van elk der partijen en andere verplichtingen in het kader van de Algemene Overeenkomst inzake de Handel in Diensten (GATS). Deze bepaling is van kracht met ingang van de datum van de definitieve toetreding van Libanon tot de WTO.
  • 2. 
    Libanon verstrekt de Europese Gemeenschap en haar lidstaten een tijdschema van specifieke verbintenissen inzake diensten, opgesteld overeenkomstig artikel XX van de GATS, zodra dat is vastgesteld.
  • 3. 
    De partijen gaan na of de bovengenoemde bepalingen verder kunnen worden uitgewerkt met het oog op de totstandkoming van een overeenkomst inzake economische integratie, als gedefinieerd in artikel V van de GATS.
  • 4. 
    De in lid 3 genoemde doelstelling wordt door de Associatieraad uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst aan een eerste onderzoek onderworpen.
  • 5. 
    De partijen mogen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst tot de toetreding van Libanon tot de WTO geen maatregelen of acties nemen waardoor de voorwaarden voor de verlening van diensten door dienstverleners uit de Gemeenschap of Libanon meer discriminerend worden dan de voorwaarden op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.
  • 6. 
    In deze titel wordt verstaan onder:

    (a) “dienstverlener” van een partij: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die diensten verleent of deze beoogt te verlenen;

    (b) “rechtspersoon”: een vennootschap of een dochteronderneming die overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat van de Gemeenschap of Libanon

    is opgericht en waarvan de statutaire zetel, de centrale administratie of de hoofdvestiging gelegen is op het grondgebied van de Gemeenschap of Libanon. Indien de rechtspersoon slechts haar statutaire zetel of centrale administratie heeft op het grondgebied van de Gemeenschap of Libanon, wordt zij beschouwd als rechtspersoon uit de Gemeenschap of Libanon wanneer uit haar transacties een werkelijke en permanente band met de economie van de Gemeenschap of Libanon naar voren treedt;

    (c) “dochteronderneming”: een rechtspersoon die daadwerkelijk door een andere rechtspersoon wordt bestuurd;

    (d) “natuurlijke persoon”: een persoon die onderdaan is van een lidstaat van de Gemeenschap respectievelijk van Libanon volgens de respectieve nationale wetgeving.

HOOFDSTUK IV

BETALINGEN, KAPITAAL, CONCURRENTIE EN ANDERE ECONOMISCHE

BEPALINGEN

HOOFDSTUK 1

LOPENDE BETALINGEN EN KAPITAALVERKEER

Artikel 31

Binnen het kader van de bepalingen van deze overeenkomst en met inachtneming van de bepalingen van de artikelen 33 en 34, zijn er geen beperkingen tussen de Gemeenschap enerzijds en Libanon anderzijds op kapitaalverkeer en is er geen discriminatie op basis van nationaliteit of woonplaats of plaats waar dergelijk kapitaal wordt geïnvesteerd.

Artikel 32

Lopende betalingen in verband met het verkeer van goederen, personen, diensten of kapitaal binnen het kader van deze overeenkomst zijn vrij van alle beperkingen.

Artikel 33

Met inachtneming van andere bepalingen in deze overeenkomst en andere internationale verplichtingen van de Gemeenschap en Libanon, doen de bepalingen van de artikelen 31 en 32 geen afbreuk aan de toepassing van enige beperking tussen beide partijen op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst, met betrekking tot het kapitaalverkeer tussen beide partijen waarbij directe investeringen worden verricht, onder andere in onroerend goed, vestiging, verrichting van financiële diensten of toelating van effecten tot de kapitaalmarkten.

Een en ander is echter niet van toepassing op de overdracht naar het buitenland van investeringen in Libanon door onderdanen van de Gemeenschap of in de Gemeenschap door Libanese onderdanen, alsmede van alle opbrengsten daarvan.

Artikel 34

Indien een of meer lidstaten van de Gemeenschap dan wel Libanon in ernstige betalingsbalansproblemen verkeren of dreigen te verkeren, kan de Gemeenschap, respectievelijk Libanon, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in het kader van de GATT en de artikelen VIII en XIV van de statuten van het Internationaal Monetair Fonds, beperkingen instellen ten aanzien van de lopende betalingen, indien dergelijke beperkingen strikt noodzakelijk zijn. De Gemeenschap, respectievelijk Libanon, stelt de andere partij hiervan onmiddellijk in kennis en doet deze partij zo spoedig mogelijk een tijdschema toekomen voor de opheffing van deze maatregelen.

HOOFDSTUK 2

MEDEDINGING EN ANDERE ECONOMISCHE VRAAGSTUKKEN

Artikel 35

  • 1. 
    Onverenigbaar met de goede werking van de overeenkomst zijn, voorzover de handel tussen de Gemeenschap en Libanon daardoor ongunstig kan worden beïnvloed:

    (i) alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen

    van ondernemingen welke ertoe strekken of die ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst, als vastgesteld bij hun respectieve nationale wetgeving;

    (ii) het misbruik van een machtspositie door een of meer ondernemingen op het gehele grondgebied van de Gemeenschap of van Libanon of op een wezenlijk deel daarvan, als vastgesteld bij hun respectieve wetgeving.

  • 2. 
    De partijen handhaven hun respectieve wetgeving op mededingingsgebied en wisselen gegevens uit, rekening houdend met de beperkingen uit hoofde van de vertrouwelijkheid. De Associatieraad neemt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst een besluit tot vaststelling van de nodige bepalingen voor samenwerking bij de implementatie van lid 1.
  • 3. 
    Indien de Gemeenschap of Libanon van mening is dat een bepaalde praktijk niet verenigbaar is met het bepaalde in lid 1 van dit artikel, en indien die praktijk de andere partij ernstig schaadt of dreigt te schaden, kan de Gemeenschap of Libanon passende maatregelen nemen na overleg in het kader van het Associatiecomité of na een termijn van dertig werkdagen volgende op het verzoek om dergelijk overleg.

Artikel 36

De lidstaten en Libanon passen, zonder afbreuk te doen aan de verplichtingen die in het kader van de GATT zijn aangegaan of nog worden aangegaan, alle staatsmonopolies van commerciële aard geleidelijk aan, zodanig dat uiterlijk vanaf het einde van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst tussen onderdanen van de lidstaten en van Libanon geen discriminatie meer bestaat wat de voorwaarden voor aankoop en verkoop van goederen betreft. Het Associatiecomité wordt in kennis gesteld van de maatregelen welke te dien einde worden genomen.

Artikel 37

Met betrekking tot overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan speciale of exclusieve rechten zijn toegekend, ziet de Associatieraad erop toe dat vanaf het vijfde jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst geen maatregelen die het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Libanon verstoren en strijdig zijn met de belangen van de partijen, worden vastgesteld of gehandhaafd. Deze bepaling vormt geen beletsel voor de uitvoering de jure of de facto van bijzondere taken die aan deze ondernemingen zijn opgedragen.

Artikel 38

  • 1. 
    Overeenkomstig het bepaalde in dit artikel en in bijlage 2 zien de partijen toe op adequate en effectieve bescherming van intellectuele-, industriële- en commerciëleeigendomsrechten, overeenkomstig de hoogste internationale normen, met inbegrip van effectieve middelen om deze rechten te doen gelden.
  • 2. 
    De tenuitvoerlegging van dit artikel en van bijlage 2 wordt regelmatig door de partijen geëvalueerd. Bij problemen op het gebied van intellectueleeigendomsrechten die afbreuk doen aan het handelsverkeer, wordt op verzoek van een partij spoedoverleg overleg gevoerd om tot een voor beide partijen bevredigende oplossing te komen.

Artikel 39

  • 1. 
    De partijen stellen zich een wederzijdse en geleidelijke liberalisering van de overheidsopdrachten ten doel.
  • 2. 
    De Associatieraad neemt de nodige maatregelen voor de uitvoering van lid 1.

TITEL V

ECONOMISCHE EN SECTORALE SAMENWERKING

Artikel 40

Doelstellingen

  • 1. 
    De twee partijen bepalen samen de strategieën en procedures voor de verwezenlijking van de samenwerking op de terreinen van deze titel.
  • 2. 
    De partijen verbinden zich ertoe hun economische samenwerking te versterken, in wederzijds belang en in de geest van partnerschap waarop deze overeenkomst is gebaseerd.
  • 3. 
    De economische samenwerking heeft als doel Libanon te steunen in zijn activiteiten ter bevordering van duurzame economische en sociale ontwikkeling.

Artikel 41

Toepassingsgebied

  • 1. 
    De samenwerking is in de eerste plaats gericht op terreinen waar zich interne beperkingen en problemen voordoen of die de gevolgen ondergaan van het liberaliseringsproces van de Libanese economie als geheel, met name de liberalisering van het handelsverkeer tussen Libanon en de Gemeenschap.
  • 2. 
    Voorts wordt bij de samenwerking prioriteit gegeven aan de sectoren die de economieën van Libanon en de Gemeenschap dichter tot elkaar brengen, met name sectoren die groei en werkgelegenheid scheppen.
  • 3. 
    De bescherming van het milieu en het ecologisch evenwicht is een centraal onderdeel van de verschillende terreinen van economische samenwerking.
  • 4. 
    De partijen kunnen overeenkomen hun economische samenwerking uit te breiden tot sectoren die niet onder de bepalingen van deze titel vallen.

Artikel 42

Methoden en procedures

De economische samenwerking wordt met name verwezenlijkt door middel van:

(a) een regelmatige economische dialoog tussen de partijen die alle terreinen van het macro-economisch beleid bestrijkt;

(b) regelmatige uitwisseling van informatie en ideeën in alle sectoren van samenwerking, onder meer door middel van bijeenkomsten van ambtenaren en deskundigen;

(c) activiteiten op het gebied van adviesverlening, expertise en opleiding;

(d) gezamenlijke activiteiten als seminars en workshops;

(e) technische en administratieve bijstand en bijstand op het gebied van regelgeving;

(f) verspreiding van informatie over samenwerking.

Artikel 43

Onderwijs en opleiding

De samenwerking is erop gericht:

(a) vast te stellen op welke manier de situatie op het gebied van onderwijs en opleiding, met name beroepsopleiding, drastisch kan worden verbeterd;

(b) de totstandkoming te bevorderen van nauwe banden tussen agentschappen die gespecialiseerd zijn in gezamenlijke acties, alsmede de uitwisseling te bevorderen van ervaring en knowhow, met name de uitwisseling van jongeren, uitwisselingen tussen universiteiten en andere onderwijsinstellingen, met het doel de verschillende culturen dichter tot elkaar te brengen;

(c) de toegang te bevorderen van vrouwen tot onderwijs, met inbegrip van technisch en hoger onderwijs en beroepsopleidingen.

Artikel 44

Wetenschappelijke, technische en technologische samenwerking

De samenwerking is gericht op:

(a) het bevorderen van permanente banden tussen de wetenschappelijke gemeenschappen van de partijen, met name door:

  • Libanon toegang te verschaffen tot communautaire programma’s voor onderzoek en technologische ontwikkeling, zulks overeenkomstig de communautaire bepalingen inzake deelname van derde landen aan deze programma’s;
  • Libanon deel te laten nemen aan gedecentraliseerde samenwerkingsnetwerken;
  • synergie tussen opleiding en onderzoek te bevorderen;

(b) de onderzoekscapaciteit en technologische ontwikkeling van Libanon te verbeteren;

(c) technologische innovatie, overdracht van nieuwe technologieën en verspreiding van knowhow te stimuleren;

(d) te onderzoeken op welke manieren Libanon kan deelnemen aan Europese kaderprogramma’s voor onderzoek.

Artikel 45

Milieu

  • 1. 
    De partijen bevorderen samenwerking gericht op de voorkoming van de afbraak van het milieu, beheersing van verontreiniging en waarborgen van een rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen om duurzame ontwikkeling tot stand te brengen.
  • 2. 
    De samenwerking is met name gericht op:
    • de waterkwaliteit van de Middellandse Zee en de bestrijding en voorkoming van verontreiniging van de zee;
    • afvalbeheer, voornamelijk van giftige afvalstoffen;
    • verzilting;
    • beheer van het milieu van gevoelige kustgebieden;
    • milieueducatie en -voorlichting;
    • het gebruik van geavanceerde instrumenten voor milieubeheer en -monitoring, met name het gebruik van een milieuinformatiesysteem en milieueffectrapportages;
    • de effecten van industriële ontwikkeling op het milieu in het algemeen en op de veiligheid van industriële installaties in het bijzonder;
    • de gevolgen van de landbouw voor de bodem- en waterkwaliteit;
    • bodembeheer en -conservering;
    • rationeel beheer van de watervoorraden;
    • gezamenlijke onderzoeks- en monitoringactiviteiten, alsmede programma’s en projecten.

Artikel 46

Industriële samenwerking

De samenwerking is gericht op:

(a) het bevorderen van samenwerking tussen het bedrijfsleven van de partijen, ook in het kader van de toegang van Libanon tot communautaire netwerken voor samenwerking tussen bedrijven of tot gedecentraliseerde samenwerkingsnetwerken;

(b) het steunen van de inspanningen om de Libanese publieke en particuliere industriesector te moderniseren en herstructureren (met inbegrip van de agroindustrie);

(c) het bevorderen van de totstandkoming van een gunstig klimaat voor particulier initiatief, teneinde de voor lokale en exportmarkten bestemde productie te stimuleren en te diversifiëren;

(d) het optimaal gebruiken van het menselijk potentieel en het potentieel van de industrie van Libanon door betere toepassing van beleid voor innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling;

(d) het vergemakkelijken van de toegang tot kapitaalmarkten om productieve investeringen te financieren;

(f) het stimuleren van de ontwikkeling van het MKB, met name door:

  • het bevorderen van contacten tussen bedrijven, deels door gebruik te maken van communautaire netwerken en instrumenten voor de stimulering van industriële samenwerking en partnerschap;
  • het vergemakkelijken van de toegang tot krediet om investeringen te financieren;
  • het ter beschikking stellen van informatie en ondersteunende diensten;
  • het stimuleren van de menselijke hulpbronnen ter bevordering van innovatie, en het opzetten van projecten en economische activiteiten.

    Artikel 47

    Bevordering en bescherming van investeringen

De samenwerking is gericht op versterking van de instroom van kapitaal, knowhow en technologie naar Libanon door onder meer:

(a) op gepaste wijze investeringsmogelijkheden en bronnen van informatie over investeringsregels te identificeren;

(b) informatie te verstrekken over Europese investeringsregelingen (technische bijstand, rechtstreekse financiële ondersteuning, fiscale stimuleringsmaatregelen, investeringsverzekering, enz.) voor investeringen buiten de EG, en Libanon beter in staat te stellen daarvan te profiteren;

(c) de mogelijkheden voor de oprichting van joint ventures te onderzoeken (met name ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf), en in voorkomend geval voor de sluiting van overeenkomsten tussen de lidstaten en Libanon;

(d) mechanismen in te stellen voor de stimulering en bevordering van investeringen;

(e) het instellen van een juridisch kader ter bevordering van investeringen, met name door de sluiting tussen Libanon en de lidstaten van overeenkomsten ter bescherming van investeringen, voor zover nodig, en overeenkomsten ter vermijding van dubbele belastingheffing.

De samenwerking kan zich uitstrekken tot planning en uitvoering van projecten waarmee ter plaatse de doeltreffende verwerving en aanwending van basistechnologieën, het gebruik van normen, de ontwikkeling van het menselijk potentieel en het creëren van werkgelegenheid kan worden gedemonstreerd.

Artikel 48

Samenwerking op het gebied van normalisatie en conformiteitsbeoordeling

De partijen werken samen op het vlak van:

(a) de vermindering van de verschillen op het gebied van normalisatie, metrologie, kwaliteitscontrole en conformiteitsbeoordeling;

(b) de verdere ontwikkeling van het op niveau brengen van de Libanese laboratoria;

(c) de uitwerking van overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning, zodra in de voorwaarden daarvoor wordt voorzien;

(d) de versterking van de Libanese instellingen die verantwoordelijk zijn voor normalisatie, kwaliteit en intellectuele, industriële en commerciële eigendom.

Artikel 49

Harmonisatie van de wetgevingen

De partijen doen wat in hun vermogen ligt om hun wetgeving onderling aan te passen, teneinde de implementatie van deze overeenkomst te vergemakkelijken.

Artikel 50

Financiële diensten

De samenwerking is gericht op de totstandbrenging van gemeenschappelijke regels en normen, onder andere op de volgende gebieden:

(a) de ontwikkeling van de financiële markten in Libanon;

(b) de verbetering van boekhoudings- en auditingsystemen, toezicht op en reglementering van financiële diensten en financiële controle in Libanon.

Artikel 51

Landbouw en visserij

De samenwerking is gericht op de volgende doelstellingen:

(a) de ondersteuning van beleid om de productie te diversifiëren;

(b) de vermindering van de afhankelijkheid op voedselgebied;

(c) de bevordering van landbouwactiviteiten waarbij rekening gehouden wordt met het milieu;

(d) de totstandbrenging van nauwere betrekkingen tussen ondernemingen, groeperingen en beroepsorganisaties van beide partijen;

(e) de verlening van bijstand en technische opleiding; de ondersteuning van agronomisch onderzoek, adviesverlenende diensten, agrarisch onderwijs en technische opleiding van personeel in de landbouwsector;

(f) de harmonisatie van fytosanitaire en veterinaire normen;

(g) de ondersteuning van geïntegreerde plattelandsontwikkeling, met inbegrip van de verbetering van basisdiensten en de ontwikkeling van aanvullende economische activiteiten, met name in regio’s waar illegale gewassen worden uitgeroeid;

(h) de samenwerking tussen plattelandsgebieden, de uitwisseling van ervaring en knowhow inzake plattelandsontwikkeling;

(i) de ontwikkeling van de zeevisserij en de aquacultuur;

(j) de ontwikkeling van verpakkings-, opslag- en marketingtechnieken, en de verbetering van de distributiekanalen;

(k) de ontwikkeling van de watervoorraden in de landbouw;

(l) de ontwikkeling van de bosbouwsector, met name op het vlak van herbebossing, de preventie van bosbranden, bosweilanden en de bestrijding van woestijnvorming;

(m) de ontwikkeling van de landbouwmechanisatie en de bevordering van dienstverlenende landbouwcoöperaties;

(n) de versterking van het systeem voor landbouwkrediet.

Artikel 52

Vervoer

De samenwerking is gericht op:

(a) de herstructurering en modernisering van weg-, spoorweg-, haven- en luchthaveninfrastructuur die gekoppeld is aan de belangrijkste trans-Europese verbindingen van gemeenschappelijk belang;

(b) de vaststelling en handhaving van exploitatie- en veiligheidsnormen die vergelijkbaar zijn met die welke in de Gemeenschap gangbaar zijn;

(c) de verbetering van technische installaties om aan de communautaire normen te voldoen voor multimodaal vervoer, containervervoer en overlading;

(d) de verbetering van het transitoverkeer over de weg en over zee en het multimodale transitoverkeer, en het beheer van havens, luchthavens, maritieme en luchtverkeerscontroles, spoorwegen en navigatiehulpmiddelen;

(e) de reorganisatie en herstructurering van de sector voor grootschalig vervoer, waaronder het openbaar vervoer.

Artikel 53

Informatiemaatschappij en telecommunicatie

  • 1. 
    De partijen erkennen dat informatie- en communicatietechnologieën een cruciaal element zijn van een moderne samenleving, een vitale factor voor de economische en sociale ontwikkeling en een hoeksteen van de opkomende informatiemaatschappij.
  • 2. 
    De samenwerking op dit gebied is gericht op:
    • een dialoog over de verschillende aspecten van de informatiemaatschappij, zoals het telecommunicatiebeleid;
    • de uitwisseling van informatie en technische bijstand op het gebied van regelgeving, normalisatie, conformiteitsbeoordeling en certificering in verband met informatietechnologieën en telecommunicatie;
    • de verspreiding van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën en geactualiseerde faciliteiten voor geavanceerde communicatie, informatiediensten en technologie;
    • de bevordering en implementatie van gezamenlijke projecten voor onderzoek, technische ontwikkeling en industriële toepassingen in informatietechnologieën, communicatie, telematica en de informatiemaatschappij;
    • de deelname van Libanese organisaties aan proefprojecten en Europese programma’s, zulks binnen de gevestigde kaders;
    • de interconnectie en interoperabiliteit van telematicanetwerken en -diensten in de Gemeenschap en Libanon;
    • een dialoog over regelgevende samenwerking op het gebied van internationale diensten, met inbegrip van aspecten met betrekking tot de bescherming van gegevens en privacy.

      Artikel 54

      Energie

De samenwerking is met name gericht op:

(a) de bevordering van duurzame energiebronnen;

(b) de bevordering van energiebesparing en energierendement;

(c) toegepast onderzoek naar netwerken van gegevensbanken om de economische en sociale actoren van beide partijen met elkaar in verbinding te brengen;

(d) de ondersteuning van de modernisering en ontwikkeling van energienetwerken en de interconnectie van deze netwerken met netwerken in de Gemeenschap.

Artikel 55

Toerisme

De samenwerking is gericht op:

  • de stimulering van investeringen in toerisme;
  • de verbetering van de kennis van de toeristenindustrie en het zorgen voor meer samenhang van beleid dat van invloed is op het toerisme;
  • de bevordering van een betere seizoenspreiding van toerisme;
  • de benadrukking van het belang van het culturele erfgoed voor het toerisme;
  • het zorgen voor een passende wisselwerking tussen toerisme en milieu;
  • de versterking van het concurrentievermogen van het toerisme door steun voor hogere normen en professionalisme;
  • de verbetering van de informatiestromen;
  • de intensivering van de opleidingsactiviteiten op het gebied van hotelmanagement en hoteladministratie, en opleiding inzake andere beroepen in het hotelwezen;
  • de uitwisseling van ervaring met het oog op een evenwichtige, duurzame ontwikkeling van het toerisme, in het bijzonder door de uitwisseling van informatie, tentoonstellingen, conferenties en publicaties over toerisme.

Artikel 56

Samenwerking op douanegebied

  • 1. 
    De partijen ontwikkelen de samenwerking op douanegebied, teneinde erop toe te zien dat de handelsbepalingen worden nageleefd. Daartoe stellen zij een dialoog in over douanevraagstukken.
  • 2. 
    De samenwerking is met name gericht op:
    • de vereenvoudiging van de controles en procedures voor in- en uitklaring van goederen;
    • de mogelijkheid van koppeling van de douanevervoersystemen van de Gemeenschap en Libanon;
  • de uitwisseling van informatie tussen deskundigen, beroepsopleiding;
    • technische bijstand, voor zover van toepassing.
  • 3. 
    Onverminderd de andere vormen van samenwerking waarin deze overeenkomst voorziet, met name op het gebied van de bestrijding van drugsmisbruik en het witwassen van geld, verlenen de administratieve autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen elkaar wederzijdse bijstand overeenkomstig de bepalingen van protocol nr. 5.

Artikel 57

Samenwerking op het gebied van de statistiek

De samenwerking is gericht op de harmonisatie van de door de partijen gebruikte methoden en de toepassing van gegevens, met inbegrip van gegevensbanken, over alle onder deze overeenkomst vallende terreinen waarvoor statistische gegevens kunnen worden verzameld.

Artikel 58

Bescherming van de consument

De samenwerking op dit gebied is gericht op de harmonisatie van de regelingen voor de bescherming van de consument in de Europese Gemeenschap en Libanon en is voor zover mogelijk gericht op:

  • de versterking van de onderlinge compatibiliteit van de consumentenwetgeving, teneinde handelsbelemmeringen te voorkomen;
  • de totstandkoming, ontwikkeling en onderlinge koppeling van systemen voor wederzijdse verstrekking van informatie over gevaarlijke voedingsmiddelen en industrieproducten (systemen voor vroegtijdige waarschuwing);
  • de uitwisseling van informatie en deskundigen;
  • de organisatie van opleidingsregelingen en verlening van technische bijstand.

Artikel 59

Samenwerking bij institutionele versterking en opbouw van de rechtsstaat

De partijen wijzen nogmaals op het belang dat zij hechten aan de rechtsstaat en de goede werking van instellingen op alle niveaus, bij de overheid in het algemeen en op het gebied van de rechtshandhaving en het justitieel apparaat in het bijzonder. Een onafhankelijk en efficiënt justitieel apparaat en een goed opgeleide rechterlijke macht zijn in deze context van bijzonder belang.

Artikel 60

Witwassen van geld

  • 1. 
    De partijen zijn het erover eens dat gebieden moet worden samengewerkt om te voorkomen dat hun financiële stelsels worden gebruikt voor het witwassen van opbrengsten uit criminele activiteiten in het algemeen en drugsmisdrijven in het bijzonder.
  • 2. 
    De samenwerking op dit gebied omvat administratieve en technische bijstand met het oog op de totstandkoming van doeltreffende normen en efficiënte implementatie daarvan op het gebied van de bestrijding van het witwassen van geld, in overeenstemming met de internationale normen.

Artikel 61

Preventie en bestrijding van georganiseerde criminaliteit

  • 1. 
    De partijen werken samen bij de preventie en bestrijding van georganiseerde criminaliteit, met name op de volgende gebieden: mensenhandel; exploitatie voor seksuele doeleinden; corruptie; vervalsing van financiële instrumenten; illegale handel in verboden, vervalste of illegaal gekopieerde producten, illegale transacties van, met name, industrieel afval of radioactief materiaal; handel in vuurwapens en explosieven; computercriminaliteit; gestolen auto’s.
  • 2. 
    De partijen werken nauw samen met het oog op de totstandkoming van passende mechanismen en normen.
  • 3. 
    De technische en administratieve samenwerking op dit gebied omvat opleiding en de versterking van de doeltreffendheid van de autoriteiten en structuren die verantwoordelijk zijn voor de bestrijding en preventie van criminaliteit en de totstandkoming van maatregelen op het gebied van misdaadpreventie.

Artikel 62

Samenwerking op het gebied van drugs

  • 1. 
    In het kader van hun respectieve bevoegdheden en bekwaamheden werken de partijen samen met het oog op een evenwichtige en geïntegreerde aanpak van de bestrijding van drugs. Drugsbeleid en drugsmaatregelen zijn gericht op de vermindering van het aanbod van, de handel in en de vraag naar drugs, maar ook op een doeltreffendere controle van precursoren.
  • 2. 
    De partijen komen overeen welke samenwerkingsmethoden nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken. De maatregelen zijn gebaseerd op gezamenlijk overeengekomen beginselen die berusten op de vijf basisbeginselen die zijn goedgekeurd op de speciale zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over drugs van 1998 (UNGASS).
  • 3. 
    De samenwerking tussen de partijen kan technische en administratieve bijstand omvatten, met name op de volgende terreinen: opstelling van nationale wetgeving en nationaal beleid; oprichting van instellingen en informatiecentra; opleiding van personeel; onderzoek in verband met drugs; preventie van oneigenlijk gebruik van precursoren voor de illegale productie van drugs. De partijen kunnen overeenkomen de samenwerking uit te breiden tot andere terreinen.

TITEL VI

SAMENWERKING INZAKE SOCIALE EN CULTURELE VRAAGSTUKKEN

HOOFDSTUK 1

DIALOOG EN SAMENWERKING OP SOCIAAL GEBIED

Artikel 63

De twee partijen bepalen gezamenlijk welke methoden nodig zijn voor de verwezenlijking van samenwerking op de onder deze titel vallende terreinen.

Artikel 64

  • 1. 
    Tussen de partijen wordt een regelmatige dialoog ingesteld over elk onderwerp op sociaal gebied dat voor hen van belang is.
  • 2. 
    In het kader van deze dialoog wordt onderzocht op welke wijze vooruitgang kan worden geboekt op het gebied van het verkeer van werknemers, gelijke behandeling en sociale integratie van onderdanen van Libanon en van de lidstaten van de Gemeenschap die legaal op het grondgebied van de andere partij verblijven.
  • 3. 
    De dialoog heeft met name betrekking op alle vraagstukken betreffende:

(a) de levens- en werkomstandigheden van de migrantengemeenschappen;

(b) migratie;

(c) illegale immigratie;

(d) activiteiten en programma’s ter bevordering van de gelijke behandeling van ingezetenen van Libanon en van de Gemeenschap, wederzijdse kennis van cultuur en beschaving, de bevordering van tolerantie en de afschaffing van discriminatie.

Artikel 65

  • 1. 
    Teneinde de samenwerking tussen de partijen op sociaal gebied te consolideren, worden activiteiten en programma’s uitgevoerd op elk gebied dat voor hen van belang is, waaronder:

    (a) de verbetering van de levensomstandigheden, met name in gebieden met een achterstand en gebieden waarvan de bevolking ontheemd is geraakt;

    (b) de bevordering van de rol van vrouwen in het proces van economische en sociale ontwikkeling, met name door onderwijs en de media;

    (c) de ontwikkeling en versterking van Libanese programma’s voor geboorteregeling en bescherming van moeder en kind;

    (d) de verbetering van de stelsels voor sociale zekerheid en ziektekostenverzekering;

    (e) de verbetering van het gezondheidszorgstelsel, met name door samenwerking op het gebied van de volksgezondheid en preventie, gezondheid en veiligheid, alsmede opleiding en management op medisch vlak;

    (f) de implementatie en financiering van uitwisselings- en vrijetijdsbestedingsprogramma’s voor gemengde groepen van Europese en

    Libanese jongeren, jeugdwerkers, vertegenwoordigers van NGO’s voor jongeren en andere deskundigen op dit gebied die in de lidstaten verblijven, met het oog op de bevordering van de kennis van elkaars cultuur en de stimulering van tolerantie.

  • 2. 
    De partijen stellen een dialoog in over alle aspecten van wederzijds belang, met name over sociale problemen als werkloosheid, revalidatie van minder gezonde bevolkingsgroepen, gelijke behandeling van mannen en vrouwen, arbeidsverhoudingen, beroepsopleiding en veiligheid en gezondheid op het werk.

    Artikel 66

De samenwerkingsactiviteiten kunnen worden geïmplementeerd in overleg met de lidstaten en relevante internationale organisaties.

HOOFDSTUK 2

SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN CULTUUR, AUDIOVISUELE MEDIA EN INFORMATIE

Artikel 67

  • 1. 
    De partijen bevorderen de culturele samenwerking op gebieden van wederzijds belang, in een geest van respect voor elkaars cultuur. Zij stellen een duurzame dialoog in over cultuur. De samenwerking is met name gericht op het bevorderen van:
    • de conservering en restauratie van historisch en cultureel erfgoed (monumenten en locaties van cultuurhistorische waarde, artefacten, zeldzame boeken en handschriften en dergelijke);
    • de uitwisseling van kunsttentoonstellingen en kunstenaars;
    • de opleiding van personen die in de cultuursector werkzaam zijn.
  • 2. 
    De samenwerking op het gebied van de audiovisuele media is gericht op de bevordering van coproducties en opleidingsactiviteiten. De partijen streven ernaar de deelname van Libanon aan communautaire initiatieven in deze sector te stimuleren.
  • 3. 
    De partijen zijn het erover eens dat cultuurprogramma’s van de Gemeenschap en een of meer lidstaten, alsmede andere activiteiten van wederzijds belang, tot Libanon kunnen worden uitgebreid.
  • 4. 
    De partijen stimuleren culturele samenwerking van commerciële aard, met name door middel van gezamenlijke projecten (voor productie, investering en marketing), opleiding en uitwisseling van informatie.
  • 5. 
    Bij de vaststelling van samenwerkingsprojecten en -programma’s en gezamenlijke activiteiten besteden de partijen bijzondere aandacht aan jongeren, zelfexpressie, monumentenzorg, verspreiding van cultuur, en communicatievaardigheden met gebruikmaking van schriftelijke en audiovisuele media.
  • 6. 
    De samenwerking wordt geïmplementeerd als uiteengezet in artikel 42.

HOOFDSTUK 3

SAMENWERKING BIJ DE VOORKOMING EN BEHEERSING VAN ILLEGALE

IMMIGRATIE

Artikel 68

  • 1. 
    De partijen komen overeen samen te werken bij de voorkoming en beheersing van illegale immigratie. Daartoe wordt het volgende overeengekomen:
    • iedere lidstaat van de Europese Gemeenschap verbindt zich ertoe eigen onderdanen die illegaal op het grondgebied van Libanon verblijven op verzoek van Libanon zonder verdere formaliteiten over te nemen, zodra de betrokken personen uitdrukkelijk als zodanig zijn geïdentificeerd;
    • Libanon verbindt zich ertoe eigen onderdanen die illegaal op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Gemeenschap verblijven op verzoek van die lidstaat zonder verdere formaliteiten over te nemen, zodra de betrokken personen uitdrukkelijk als zodanig zijn geïdentificeerd.

Voor dergelijke doeleinden verstrekken de lidstaten en Libanon hun onderdanen passende identiteitsdocumenten.

Wat de lidstaten van de Europese Unie betreft zijn de verplichtingen van dit artikel uitsluitend van toepassing op personen die voor de toepassing van het Gemeenschapsrecht geacht worden hun onderdanen te zijn overeenkomstig Verklaring nr. 2 bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Unie.

Wat Libanon betreft zijn de verplichtingen van dit artikel uitsluitend van toepassing op personen die overeenkomstig het Libanese rechtsstelsel en alle relevante wetgeving betreffende het staatsburgerschap geacht worden onderdanen van Libanon te zijn.

Artikel 69

Na de inwerkingtreding van de overeenkomst openen de partijen op verzoek van een van hen onderhandelingen over de sluiting van onderlinge bilaterale overeenkomsten waarin hun specifieke verplichtingen betreffende de overname van hun onderdanen worden geregeld. Indien een partij zulks noodzakelijk acht, bevatten dergelijke overeenkomsten tevens regelingen voor de overname van onderdanen van derde landen. In die regelingen wordt bepaald welke categorieën personen onder de regelingen vallen, alsmede op welke wijze de overname dient te geschieden.

Libanon wordt passende financiële en technische steun verleend voor de implementatie van deze regelingen.

Artikel 70

De Associatieraad onderzoekt welke andere gezamenlijke inspanningen kunnen worden geleverd ter voorkoming en beheersing van illegale immigratie.

TITEL VII

FINANCIËLE SAMENWERKING

Artikel 71

Teneinde zoveel mogelijk bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst wordt een financiële samenwerking ten gunste van Libanon in overweging genomen volgens de passende financiële procedures en met de passende financiële middelen.

Deze procedures worden in overleg tussen de partijen vastgesteld met behulp van de meest geschikte instrumenten en met ingang van de inwerkingtreding van de overeenkomst.

Naast de in de titels V en VI van deze overeenkomst genoemde terreinen kan de samenwerking ook betrekking hebben op:

  • de vergemakkelijking van hervormingen die gericht zijn op de modernisering van de economie;
  • de wederopbouw en het op peil brengen van de economische infrastructuur;
  • de bevordering van particuliere investeringen en activiteiten die werkgelegenheid scheppen;
  • de bestudering van de gevolgen van de geleidelijke instelling van een vrijhandelszone voor de Libanese economie, met name vanuit het oogpunt van het op

    peil brengen en herstructureren van de betrokken economische sectoren, zoals de industriesector;

  • de totstandkoming van flankerende maatregelen voor beleid in de sociale sectoren, met name met het oog op de hervorming van de sociale zekerheid.

Artikel 72

In het kader van de communautaire instrumenten ter ondersteuning van de programma’s voor structurele aanpassing in de landen van het Middellandse-Zeegebied en in nauwe samenwerking met de Libanese autoriteiten en andere partijen, in het bijzonder de internationale financiële instellingen, onderzoekt de Gemeenschap de geschikte middelen ter ondersteuning van de structuurmaatregelen van Libanon die gericht zijn op het herstel van een algemeen financieel evenwicht en het creëren van een economisch klimaat dat een versnelde groei bevordert, waarbij echter de verbetering van het sociale welzijn van de bevolking niet uit het oog wordt verloren.

Artikel 73

Met het oog op een gecoördineerde benadering van de bijzondere macro-economische en financiële problemen die zouden kunnen voortvloeien uit de geleidelijke uitvoering van de bepalingen van deze overeenkomst besteden de partijen bijzondere aandacht aan de ontwikkelingen in het handelsverkeer en de financiële betrekkingen tussen de Gemeenschap en Libanon in het kader van de krachtens titel V ingestelde regelmatige economische dialoog.

TITEL VIII

INSTITUTIONELE, ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 74

Hierbij wordt een Associatieraad opgericht die telkens wanneer de omstandigheden zulks vereisen op ministerniveau bijeenkomt, op initiatief van zijn voorzitter en overeenkomstig de bepalingen in het reglement van orde.

Hij behandelt alle belangrijke vraagstukken die zich in het kader van deze overeenkomst voordoen en alle andere bilaterale of internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang.

Artikel 75

  • 1. 
    De Associatieraad bestaat uit leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Commissie van de Europese Gemeenschap enerzijds en leden van de regering van Libanon anderzijds.
  • 2. 
    De leden van de Associatieraad mogen regelingen treffen om zich te doen vertegenwoordigen, overeenkomstig de daartoe in het reglement van orde vast te stellen voorwaarden.
  • 3. 
    De Associatieraad stelt zijn eigen reglement van orde vast.
  • 4. 
    De Associatieraad wordt beurtelings voorgezeten door een lid van de Raad van de Europese Unie en een lid van de regering van Libanon, overeenkomstig de bepalingen in het reglement van orde.

Artikel 76

De Associatieraad heeft voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de overeenkomst beslissingsbevoegdheid in de daarin genoemde gevallen.

Besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. De Associatieraad kan ook aanbevelingen doen.

Besluiten en aanbevelingen van de Associatieraad worden in onderlinge overeenstemming tussen de partijen vastgesteld.

Artikel 77

  • 1. 
    Hierbij wordt een Associatiecomité opgericht, dat toezicht houdt op de implementatie van de overeenkomst, onder voorbehoud van de aan de Raad toegekende bevoegdheden.
  • 2. 
    De Associatieraad kan alle of een deel van zijn bevoegdheden aan het Associatiecomité delegeren.

Artikel 78

  • 1. 
    Het Associatiecomité vergadert op het niveau van ambtenaren en bestaat uit vertegenwoordigers van de leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Europese Commissie enerzijds en vertegenwoordigers van de regering van Libanon anderzijds.
  • 2. 
    Het Associatiecomité stelt zijn reglement van orde vast.
  • 3. 
    Het Associatiecomité vergadert in beginsel beurtelings in de Gemeenschap en in Libanon.

Artikel 79

  • 1. 
    Het Associatiecomité heeft beslissingsbevoegdheid inzake het beheer van de overeenkomst en op de terreinen waarop de Associatieraad bevoegdheden aan het Associatiecomité heeft gedelegeerd.
  • 2. 
    Besluiten worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen de partijen. Deze besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan.

Artikel 80

De Associatieraad kan besluiten werkgroepen of lichamen in te stellen die voor de uitvoering van de overeenkomst nodig zijn. Hij stelt voor alle aldus aan hem ondergeschikte werkgroepen of lichamen de werkopdracht vast.

Artikel 81

De Associatieraad kan alle nuttige maatregelen nemen ter vergemakkelijking van de samenwerking en de contacten tussen het Europees Parlement en het Libanese parlement, en tussen het Economisch en Sociaal Comité van de Gemeenschap en de tegenhanger van deze instelling in Libanon.

Artikel 82

  • 1. 
    Elk der partijen kan ieder geschil in verband met de toepassing of interpretatie van deze overeenkomst aan de Associatieraad voorleggen.
  • 2. 
    De Associatieraad kan het geschil bij besluit beslechten.
  • 3. 
    Elke partij is gebonden de maatregelen verbonden aan de uitvoering van het in lid 2 genoemde besluit te treffen.
  • 4. 
    Indien het geschil niet overeenkomstig lid 2 kan worden beslecht, kan elk der partijen de andere partij ervan in kennis stellen dat zij een scheidsrechter heeft aangewezen, waarop de andere partij binnen twee maanden een tweede scheidsrechter dient aan te wijzen. Voor de toepassing van deze procedure worden de Gemeenschap en de lidstaten geacht één der beide partijen bij het geschil te zijn.

    De Associatieraad wijst een derde scheidsrechter aan.

    De scheidsrechters beslissen bij meerderheid van stemmen.

    Elke partij bij het geschil treft de maatregelen die voor de tenuitvoerlegging van het besluit van de scheidsrechters noodzakelijk zijn.

Artikel 83

Niets in de overeenkomst belet een der partijen maatregelen te nemen:

(a) die zij nodig acht om de onthulling van informatie die tegen haar vitale veiligheidsbelangen indruist, te beletten;

(b) die verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie of oorlogsmateriaal of met onderzoek, ontwikkeling of productie die absoluut vereist zijn voor defensiedoeleinden, mits deze maatregelen geen afbreuk doen aan de concurrentievoorwaarden voor producten die niet voor specifiek militaire doeleinden bestemd zijn;

(c) die zij van vitaal belang voor haar eigen veiligheid acht, in geval van ernstige binnenlandse problemen die de openbare orde bedreigen, in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen die een oorlogsdreiging inhouden, of om verplichtingen na te komen die zij voor de bewaring van de vrede en de internationale veiligheid is aangegaan.

Artikel 84

  • 1. 
    Op de door deze overeenkomst bestreken terreinen en onverminderd de daarin neergelegde bijzondere bepalingen, geldt het volgende:
    • de regelingen die Libanon ten opzichte van de Gemeenschap toepast mogen geen aanleiding geven tot onderlinge discriminatie van de lidstaten, hun onderdanen of hun vennootschappen;
    • de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van Libanon toepast mogen geen aanleiding geven tot onderlinge discriminatie van Libanese onderdanen of vennootschappen.

Artikel 85

Ten aanzien van directe belastingen heeft geen der bepalingen van de overeenkomst tot gevolg dat:

– de door een partij toegekende voordelen op fiscaal gebied in enige internationale overeenkomst of regeling waardoor deze partij gebonden is, worden uitgebreid;

– de vaststelling of toepassing door een der partijen van enige maatregel die gericht is op het voorkomen van fraude of belastingontduiking, wordt verhinderd;

– afbreuk wordt gedaan aan het recht van een partij de ter zake doende bepalingen van haar fiscale wetgeving toe te passen op belastingplichtigen die zich niet in een zelfde situatie bevinden, met name ten aanzien van hun woonplaats.

Artikel 86

  • 1. 
    De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens deze overeenkomst te voldoen. Zij zien erop toe dat de in de overeenkomst aangegeven doelstellingen worden bereikt.
  • 2. 
    Indien een van de partijen van mening is dat de andere partij een verplichting van de overeenkomst niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen. Alvorens dit te doen, behalve in bijzonder dringende gevallen, verstrekt zij de Associatieraad alle terzake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.
  • 3. 
    Bij de keuze van maatregelen als bedoeld in lid 2 wordt voorrang gegeven aan maatregelen die de werking van deze overeenkomst het minst verstoren. De partijen komen voorts overeen dat deze maatregelen in overeenstemming dienen te zijn met het internationale recht en in verhouding dienen te staan tot de schending.

Deze maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van de Associatieraad gebracht; op verzoek van de andere partij wordt daaromtrent in de Associatieraad overleg gepleegd.

Artikel 87

De bijlagen 1 en 2 en de protocollen 1 tot en met 5 vormen een integrerend onderdeel van de overeenkomst.

Artikel 88

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder “partijen” verstaan: enerzijds de Gemeenschap, of de lidstaten, of de Gemeenschap en haar lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden en anderzijds Libanon.

Artikel 89

Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

Elk van beide partijen kan deze overeenkomst door kennisgeving aan de andere partij opzeggen. Zes maanden na de datum van die kennisgeving houdt deze overeenkomst op van toepassing te zijn.

Artikel 90

Deze overeenkomst is van toepassing op enerzijds het grondgebied waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, onder de voorwaarden waarin dat Verdrag voorziet en anderzijds het grondgebied van Libanon.

Artikel 91

Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse, de Zweedse en de Arabische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. Zij wordt nedergelegd bij het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

Artikel 92

  • 1. 
    Deze overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen procedures goedgekeurd. De overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de partijen elkaar kennisgeving doen van de voltooiing van de in de eerste zin bedoelde procedures.
  • 2. 
    Bij haar inwerkingtreding vervangt deze overeenkomst de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de

    Republiek Libanon en de Overeenkomst tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en Libanon, die op 3 mei 1977 te Brussel werden ondertekend.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN

Gemeenschappelijke verklaring betreffende de preambule

De partijen verklaren zich ervan bewust te zijn dat liberalisering van het handelsverkeer tussen beide partijen impliceert dat maatregelen dienen te worden genomen voor de aanpassing en herstructurering van de Libanese economie, hetgeen gevolgen kan hebben voor de begrotingsmiddelen en het tempo van de wederopbouw van Libanon.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 3

De partijen herhalen hun voornemen inspanningen te ondersteunen voor het bereiken van een rechtvaardige, alomvattende en duurzame vredesregeling in het Midden-Oosten.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 14

Beide partijen komen overeen te onderhandelen met het oog op de wederzijdse verlening van concessies in de handel in vis en visserijproducten, op basis van reciprociteit en wederzijds belang, met het doel uiterlijk twee jaar na de ondertekening van deze overeenkomst tot overeenstemming te komen over de details.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 27

De partijen bevestigen hun voornemen de export van giftige afvalstoffen te verbieden en de Europese Gemeenschap bevestigt haar voornemen Libanon bijstand te verlenen bij het zoeken naar oplossingen voor de door giftige afvalstoffen veroorzaakte problemen.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 28

Gezien het tijdsbestek dat nodig is voor de totstandkoming van vrijhandelszones tussen Libanon en de andere mediterrane landen, zal de Gemeenschap alle bij haar ingediende verzoeken om vroegtijdige toepassing van diagonale cumulatie met deze landen, in welwillende overweging nemen.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 35

De implementatie van de in artikel 35, lid 2, genoemde samenwerking is afhankelijk van de inwerkingtreding van een Libanese mededingingswet en het aantreden van de autoriteit die verantwoordelijk is voor de toepassing van die wet.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 38

De partijen komen overeen dat voor de toepassing van de overeenkomst intellectuele, industriële en commerciële eigendom inzonderheid het volgende omvat: auteursrechten, met inbegrip van de auteursrechten op computerprogramma’s, en naburige rechten, de rechten voor databanken, de rechten inzake octrooien, industriële ontwerpen, geografische aanduidingen, met inbegrip van benamingen van oorsprong, handelsmerken en dienstmerken, topografieën van geïntegreerde schakelingen, alsmede bescherming tegen oneerlijke mededinging als bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom, en bescherming van niet-openbaargemaakte informatie over knowhow.

De bepalingen van artikel 38 mogen niet worden uitgelegd op een wijze die een der partijen ertoe verplicht toe te treden tot andere internationale verdragen dan die genoemd in bijlage 2.

De Gemeenschap verleent de Republiek Libanon technische bijstand bij haar streven te voldoen aan haar verplichtingen in het kader van artikel 38.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 47

De partijen erkennen de noodzaak van modernisering van de Libanese productiesector om deze beter aan te passen aan de realiteit van de internationale en Europese economie.

De Gemeenschap zal Libanon steunen bij de uitvoering van een steunprogramma voor de industriesectoren die zullen worden geherstructureerd en gemoderniseerd om het hoofd te bieden aan problemen die kunnen voortvloeien uit de liberalisering van het handelsverkeer en met name de afschaffing van tarieven.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 60

De partijen zijn het erover eens dat de normen die zijn opgesteld door de Financiële Actie Task Force (FATF) deel uitmaken van de in lid 2 bedoelde internationale normen.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende werknemers (artikel 65)

De partijen bevestigen opnieuw het belang dat zij hechten aan de eerlijke behandeling van buitenlandse werknemers die legaal op hun grondgebied tewerkgesteld zijn. De lidstaten komen overeen dat zij, op verzoek van Libanon, bereid zijn onderhandelingen te openen over bilaterale overeenkomsten met betrekking tot arbeidsomstandigheden, betaling, ontslag en rechten inzake sociale zekerheid van Libanese werknemers die legaal op hun grondgebied tewerkgesteld zijn.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 67

De partijen verklaren bijzondere aandacht te besteden aan de bescherming, conservering en restauratie van locaties en monumenten.

Zij komen overeen samen te werken bij het streven naar de terugkeer van die onderdelen van het Libanese culturele erfgoed die het land illegaal hebben verlaten in de periode sinds 1974.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 86

(a) De partijen komen, met het oog op de juiste interpretatie en praktische toepassing van deze overeenkomst, overeen dat onder de in artikel 86 bedoelde “bijzonder dringende gevallen” worden verstaan: gevallen van wezenlijke inbreuk op de overeenkomst door één van de partijen. Wezenlijke inbreuk op de overeenkomst houdt in:

– afwijzing van de overeenkomst die niet in overeenstemming is met de algemene regels van het internationaal recht;

– schending van het essentiële onderdeel van de overeenkomst, namelijk artikel 2.

(b) De partijen komen overeen dat onder de in artikel 86 genoemde “passende maatregelen” worden verstaan: maatregelen die in overeenstemming zijn met het internationaal recht. Indien een partij in bijzonder dringende gevallen als bedoeld in artikel 86 een maatregel neemt, kan de andere partij een beroep doen op de procedure voor de beslechting van geschillen.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende visa

De partijen komen overeen te onderzoeken of de procedures voor de afgifte van visa vereenvoudigd en versneld kunnen worden, met name voor te goeder trouw zijnde personen die betrokken zijn bij de uitvoering van deze overeenkomst, zoals onder andere zakenlieden, investeerders, academici, personen in opleiding en overheidsfunctionarissen. Partners en minderjarige kinderen van personen die legaal op het grondgebied van de andere partij verblijven, komen eveneens in aanmerking.

VERKLARINGEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende Turkije

De Gemeenschap herinnert eraan dat, overeenkomstig de douane-unie die van kracht is tussen de Gemeenschap en Turkije, dit land verplicht is, in de betrekkingen met landen die geen lid zijn van de Gemeenschap, het gemeenschappelijk douanetarief toe te passen, alsmede, geleidelijk, de preferentiële douaneregeling van de Gemeenschap, hetgeen inhoudt dat maatregelen dienen te worden genomen en onderhandelingen dienen te worden geopend over overeenkomsten met de betrokken landen op een voor beide partijen voordelige basis. Bijgevolg nodigt de Gemeenschap Libanon uit zo spoedig mogelijk onderhandelingen te openen met Turkije.

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 35

De Europese Gemeenschap verklaart dat zij, in het kader van de interpretatie van artikel 35, lid 1, alle handelwijzen die in strijd zijn met dat artikel zal beoordelen aan de hand van de criteria die voortvloeien uit de regels die vervat zijn in de artikelen 81 en 82 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met inbegrip van het afgeleide recht.

BIJLAGEN EN PROTOCOLLEN

BIJLAGE 1 Landbouwproducten en bewerkte landbouwproducten vallend onder de GS-hoofdstukken 25 tot en met 97, bedoeld in de artikelen 7 en 12

BIJLAGE 2 betreffende intellectuele eigendom

PROTOCOL 1 betreffende de regelingen die van toepassing zijn op de invoer in de Gemeenschap van landbouwproducten van oorsprong uit Libanon

PROTOCOL 2 betreffende de regelingen die van toepassing zijn op de invoer in Libanon van landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap

PROTOCOL 3 Regelingen betreffende bewerkte landbouwproducten

PROTOCOL 4 betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en regelingen voor administratieve samenwerking

PROTOCOL 5 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten op douanegebied

BIJLAGE 1

Landbouwproducten en bewerkte landbouwproducten vallend onder de GS-hoofdstukken 25 tot en met 97, bedoeld in de artikelen 7 en 12

GS-code 2905.43 (mannitol)

GS-code 2905.44 (sorbitol)

GS-code 2905.45 (glycerol)

GS-post 33.01 (etherische oliën)

GS-code 3302.10 (geurige oliën)

GS-posten 35.01 t/m 35.05 (eiwitstoffen; gewijzigd zetmeel; lijm)

GS-code 3809.10 (appreteermiddelen)

GS-post 38.23 (industriële vetzuren; bij raffinage verkregen acid-oils; industriële vetalcoholen)

GS-code 3824.60 (sorbitol n.e.g.)

GS-posten 41.01 t/m 41.03 (huiden en vellen)

GS-post 43.01 (pelterijen, niet gelooid noch anderszins bereid)

GS-posten 50.01 t/m 50.03 (ruwe zijde; afval van zijde)

GS-posten 51.01 t/m 51.03 (wol; fijn haar; grof haar)

GS-posten 52.01 t/m 52.03 (katoen, niet gekaard en niet gekamd; afval van katoen; katoen, gekaard of gekamd)

GS-post 53.01 (ruwe vlas)

GS-post 53.02 (ruwe hennep)

BIJLAGE 2

(bedoeld in artikel 38)

INTELLECTUELE, INDUSTRIËLE EN COMMERCIËLE EIGENDOM

  • 1. 
    Vóór het einde van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst, ratificeert Libanon de herzieningen op de volgende multilaterale verdragen inzake intellectuele eigendom waar de lidstaten en Libanon partij bij zijn of die door de lidstaten de facto worden toegepast:
    • Overeenkomst van Parijs voor de bescherming van de industriële eigendom (Akte van Stockholm, 1967, geamendeerd 1979);
    • Berner conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (Akte van Parijs 1971, geamendeerd 1979);
    • Overeenkomst van Nice betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken (Genève 1977, geamendeerd 1979);
  • 2. 
    Vóór het einde van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst, treedt Libanon toe tot de volgende multilaterale verdragen waar de lidstaten en Libanon partij bij zijn of die door de lidstaten de facto worden toegepast:
    • Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties (Rome, 1961);
    • Verdrag inzake samenwerking bij octrooien (Washington 1970, geamendeerd 1979 en gewijzigd 1984);
    • Verdrag van Boedapest inzake de internationale erkenning van het depot van micro-organismen ten dienste van de octrooiverlening (1977, gewijzigd 1980).
    • Protocol bij de Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken (Madrid 1989);
    • Verdrag betreffende het merkenrecht (Genève 1994);
    • Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekproducten (UPOV) (Akte van Genève, 1991);
    • Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, bijlage 1C bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (TRIPs, Marrakesh 1994).

    De partijen stellen alles in het werk om de volgende multilaterale verdragen zo spoedig mogelijk te ratificeren:

    • WIPO-verdrag inzake auteursrecht (Genève 1996);
    • WIPO-verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen (Genève 1996).
  • 3. 
    De Associatieraad kan besluiten dat punt 1 op andere multilaterale verdragen op dit gebied van toepassing is.

    FINANCIEEL MEMORANDUM […]

    DATUM: 05.02.2002 1. BEGROTINGSLIJN: 10 – landbouwheffingen KREDIETEN:

    […] 2. TITEL:

    Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds

  • 3. 
    RECHTSGROND:

    Artikel 310 van het Verdrag, in samenhang met artikel 300, lid 2, en artikel 300, lid 3 4. DOELSTELLINGEN:

    Totstandbrenging van handelsconcessies tussen de Gemeenschap en de Republiek Libanon 5. FINANCIËLE IMPLICATIES PERIODE LOPEND VOLGEND

    12 MAANDEN BEGROTINGS- BEGROTINGS- JAAR JAAR

    (mln euro) [n] [n+1] (mln euro) (mln euro)

5.0 UITGAVEN

  • TEN LASTE VAN DE EG-BEGROTING 0,024 0,024 0,024 (TERUGBETALINGEN/MAATREGELEN) - NATIONALE AUTORITEITEN - OVERIG

5.1 ONTVANGSTEN

  • EIGEN MIDDELEN EG -0,55 -0,55 -0,55 (HEFFINGEN/DOUANERECHTEN) - NATIONAAL 2004 2005

5.0.1 VERWACHTE UITGAVEN 0,024 0,024

5.1.1 VERWACHTE ONTVANGSTEN -0,55 -0,55

5.2 BEREKENINGSMETHODE

Uitgaven: 12 personen/dienstreizen/jaar x € 2000/dienstreis Ontvangsten: het verlies van de ontvangsten is gebaseerd op het huidige handelsvolume en wordt geschat op een jaarlijks bedrag van € 0,25 miljoen voor verwerkte landbouwproducten en € 0,30 miljoen voor landbouwproducten. Dit bedrag blijft onveranderd bij een toename van het handelsvolume binnen de tariefcontingenten, aangezien deze toename de komende jaren naar verwachting de grenzen van de handelscontingenten niet zal overschrijden.

6.0 FINANCIERING MOGELIJK UIT KREDIETEN DIE IN HET BETROKKEN

HOOFDSTUK VAN DE LOPENDE BEGROTING ZIJN OPGEVOERD? JA 6.1 FINANCIERING MOGELIJK DOOR OVERSCHRIJVING TUSSEN

HOOFDSTUKKEN VAN DE LOPENDE BEGROTING? JA 6.2 AANVULLENDE BEGROTING NODIG? NEE 6.3 KREDIETEN OPVOEREN OP DE VOLGENDE BEGROTING? NEE OPMERKINGEN:

De berekening van het verlies van eigen middelen is gebaseerd op de gemiddelde invoer (traditionele handel) en de feitelijk toegepaste tarieven voor de betrokken producten.

 
 
 
 

3.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.