Rijksbegroting - -

'S RIJKS FINANCIËN

Bijlagen bij de Miljoenennota 1994

$

1.

Budgettaire kerngegevens Rekening 1992

Voorjaarsnota 1993

Vermoede-

Ontwerp lijke begroting 1994 uitkomsten 1993

I.

Opbouw Financieringssaldo van het Rijk Relevante uitgaven Rijk

203376

206115

207085

198707 Relevante niet-belastingontvangsten Rijk

29169

35539

38113

31466 -Belastingontvangsten Rijk

153467

156407

157550

146039 Mutatie Derdenrekening

-97

336

161

_

14 Financieringssaldo Rijk'

-20836

-13833

-11261

-21187

Financieringssaldo Rijk, inclusief debudgetteringen, exclusief studieleningen, VAW en inclusief correcties FES en besluitvorming VJN 1993 (genormeerd)1

-21448

-19075

-19673

-20596 -Idem, in%NI

-4,3%

-3%%

-3,9%

-3,9%

II. Financieringssaldi van de collectieve sector Financieringssaldo Rijk

-4,3%

-3%%

-3,9%

-3,9% Financieringssaldo OPL

-0,1%

0,0%

0,0%

0,0% Financieringssaldo sociale fondsen

0,3%

-0,3%

-0,4%

0,5% Financieringssaldo collectieve sector

-4,1%

-4,0%

-4,3%

-3,5%

III. Uitgaven(quoten) Relevante rijksuitgaven (incl agentschappen)

203376

206115

207085

198713 Debudgetterïngen

1124

961

961

947 Relevante rijksuitgaven incl debudgetteringen

204500

207076

208046

199660 Rijksuitgavenquote

41,2%

40,7%

41,4%

38,2%

Collectieve uitgaven incl. debudgetteringen

332620

339097

342740

347530 Collectieve-uitgavenquote

67,0%

66,6%

68,1%

66,6%

IV.

V. Collectievelastendruk Belastingdruk Premiedruk Druk niet-belastingontvangsten met een collectievelastenkarakter Collectievelastendruk

Nationaal inkomen

32,1% 20,5% 1,4% 53,9%

496530

32,0% 20,4% 1,3% 53,7%

508800

32,5% 20,8% 1,3% 54,7%

503050

28,9% 22,9% 1,2% 53,0%

522200

1 Voor een toelichting op de correcties Fonds Economische Structuurversterking en besluitvorming Voorjaarsnota 1 993 zij verwezen naar bijlage 16.6. 2 Bij de berekening van de collectievelastendruk (CLD) worden de belastingdruk en de druk van de niet-belastingontvangsten met een collectieve lastenkarakter op kasbasis opgenomen. De premiedruk wordt op transactiebasis verwerkt. De CLD-cijferszijn voorde jaren 1 990-1 994 inclusief een aantal correctiesop defeitelijke cijfers voorde collectievelastendruk Deze correcties zijn aangebracht om de cijf ers vergelijkbaar te houden met de in het regeerakkoord afgesproken normwaarde De eerste correctie betreft de ver werking van de AAW/AWW-operatie Dezeomzetting van definanciering uit belastingen naarfinanciering uitsociale premiesbeïnvloedt vanwege kas/transactie verschillen de f eitelijke CLD in 1 994. Omdat het om een in principe neutrale verschuiving gaat, wordt de CLD 1 994 hiervoor gecorrigeerd Ookde tweedecorrectie, voorde nabetaling van de socialefondsen aan het Rijk, dienttervoorkoming van een beïnvloeding van de CLD vanwege kas/transactieverschillen De derde correctie betreft de omzetting van de KST in een investeringsaftrek Bij de vierde correctie gaat het otn de boekhoudkundige verschuiving van belastingen naar de uitgaven en niet-belastingontvangsten (van de fiscale boetes en de invorderingsrente) De vijfdecorrectie hangtsamen meteen bijstelling van de premie-ontvangsten doorhetCBS in 1990en 1991 op basis van een correctie van de transactie-opbrengst in de jaren 1 987-1 990. De zesde correctie betreft de stelselherziening Ziektekostenverzekering Deze correctie komt er op neer dat de oploop van de nominale premies na 1 990 buiten beschouwing blijft bij de toetsing van de collectieve lastendruk aan de genormeerde waarde De zevende correctie dient ter compensatie van het feit dat als gevolg van het wetsvoorstel Terugdringing Ziekte verzuim een deel van de ziektewetuitkeringen niet langer geregistreerd wordt. De achtste correctie betreft een verlaging van zowel de belasting -als de premiedruk in verband met de brutering van de geneeskundige verzorging van Defensiepersoneel 3 In deze regel zijn verwerkt het binnenlands deel van de niet-belastingontvangsten uit aardgas (0,7% Nl 1 994), de ontvangsten uit riool-en reinigingsrechten van de OPL (0,5% Nl in 1 994) en een aantal rijksheffingen (WVO, Zonering, Meststoffenwet, Kernenergiewet en COVA, 0,1 % Nl in 1 994) Voor een overzicht van het totaal van de niet-belastingontvangsten zij verwezen naar de horizontale toelichting in deze Miljoenennota, bijlage 5

Bijlage 1

2.

De relevante uitgaven en niet-belasting ontvangsten 1992,1993 en 1994 en de meerjarenramingen 1995-1998

2.1 Relevante uitgaven

Hoofdstukken

1II

III IV

VVI VII VIII IXA IXB XXI

XII XIII XIV XV XVI os

AP GF PF WIR RWF MF ISF FES

EG CON

Huis der Koningin Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin Algemene Zaken Kabinet voor Nederlandse-Antilliaanse en Arubaanse Zaken Buitenlandse Zaken Justitie Binnenlandse Zaken Onderwijs en Wetenschappen Nationale Schuld Financiën Defensie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Verkeer en Waterstaat Economische Zaken Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Sociale Zaken en Werkgelegenheid Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur Ontwikkelingssamenwerking Aanvullende posten Gemeentefonds Provinciefonds Fonds Investeringsrekening Rijkswegenfonds Mobiliteitsfonds Infrastructuurfonds Fonds Economische Structuurversterking Belastingafdrachten EG Consolidatie

Totaal

1992

Rekening 11,8

240,0 53,2 3,21478,94416,04678,833696,626803,95159,414573,2

15570,09460,23247,83090,937220,713051,75950,1

15646.01272,9 49,11650,7 140,0

7 1 50,0 -1 239,4

203375,7

1993

Vermoedelijke Uitkomsten 12,2

248,0 49,8 3,31870,74634,74954,032872,628328,15221,313818,6

14399,88605,73749,02994,738109,013373,55945,0 735,616219,41992,3 265,01922,1 279,7

7438,0 -956,9

207085,3

1994

Ontwerpbegroting 12,4

249,1 48,1 3,62386,13861,36403,133601,428375,64947,613465,6

13332,98022,53255,33005,527523,912913,96142,01500,517114,72215,0 445,0

5714,4 600,07095,0 -3 528,2

198706,5

Bijlage 2

100

1995

Meerjarenraming 12,4

244,1 46,9 3,62750,64012,66027,831953,829222,74847,413579,9

13003,97701,33204,83006,425605,512730,16382,22622,8 19590,22228,3 425,0

6370,6

1 625,07542,0 -4 208,4

200531,6

1996

Meerjarenraming 12,4

246,6 46,9 3,62544,44002,56064,132312,330165,94852,7 13634,3

12590,17588,53408,52983,426081,412567,76669,95152,219972,42254,5 285,0

6 550,1

1 800,08065,0 -4268,3

205586,1

1997

Meerjarenratning 12,4

246,7 46,6 3,62779,43998,36057,632578,831489,14866,913599,1

12601 ,67542,83020,83001,626500,412558,67029,5 9 1 22,420219,52290,6 205,0

6651,9

1 875,08461,0 -4411,8

212347,5

1998

Meerjarenraming 12,4

244,9 46,6 3,63041,43990,06096,733082,532999,94863,913571,6

12327,37539,23000,23026,324788,712562,97450,514621,822213,32312,8 135,0

6 694,2

1 900,08897,0 -4477,8

220944,9

Hoofdstukken

II III

IVV VI VII VIII IXA IXBX

XI XII XIII XIV XV XVI os

AP GF PF WIR RWF MF ISF

FES EG CON

Bijlage 2

101

2.2 Relevante niet-belastingontvangsten

Hoofdstukken

1II

III IV

VVI VII VIII IXA IXB XXI

XII XIII XIV XV XVI os

AP GF PF WIR RWF MF ISF FES

EG CON

Huis der Koningin Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin Algemene Zaken Kabinet voor Nederïandse Antilliaanse en Arubaanse Zaken Buitenlandse Zaken Justitie Binnenlandse Zaken Onderwijs en Wetenschappen Nationale Schuld Financiën Defensie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Verkeer en Waterstaat Economische Zaken Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Sociale Zaken en Werkgelegenheid Welzijn, Volksgezondheid en Cnltuur Ontwikkelingssamenwerking Aanvullende posten Gemeentefonds Provinciefonds Fonds Investeringsrekening Rijkswegenfonds Mobiliteitsfonds Infrastructuurfonds Fonds Economische Structuurversterking Belastingafdrachten EG Consolidatie

Totaal

1992

Rekening 7,7 9,3

24,7 132,6 865,7 530,61865,7 325,55468,9 704,1

5 226,42503,88310,7 497,91035,71972,9

437,9

378,6 107,0 2,6

-1 239,4

29168,8

1993

Vermoedelijke Uitkotnsten 9,3 3,9

37,5 204,31007,1 521,72815,7 581,05756,3 810,0

12938,82382,97620,3 491,1 997,12067,6 480,4

175,0 170,2

-956,9

38113,1

1994

Ontwerp begroting 9,6 5,3

25,2 86,61051,7 457,22122,5 81,05898,0 691,7

3896,02429,16625,6 457,5 920,41994,2

5 191,5

100,0

2951,1

-3 528,2

31466,1

Bijlage 2

102

1995

Meerjarenraming 9,8 4,3

24,8 85,41144,9 466,51883,1 81,05604,2 633,5

3 789,92053,36807,1 463,5 905,82179,7

2301,1 50,0

3 636,9

700,0

-4 208,4

28616,6

1996

Meerjarenraming 9,8 3,7

24,5 82,41115,6 491,61711,4 81,05779,3 630,2

3 738,62033,57293,5 464,6 894,02072,7 117,8 25,0

3 650,0

700,0

^1268,3

26650,8

1997

Meerjarenraming 9,9 3,7

21,8 81,51122,3 497,21593,3 81,05960,2 626,0

3 728,41977,17660,3 492,0 884,82099,7 -142,0

3 780,5

800,0

-4411,8

26865,8

1998

Meerjarenraming 9,9 3,7

21,7 81,51128,9 517,41604,6 81,05949,7 625,6

3771,51940,28049,6 519,8 878,02131,8

-142,0

3 758,9

800,0

-4477,8

27254,3

HoofdstukkenI

II III

IVV VI VII VIII IXA IXBX

XI XII XIII XIV XV XVI os

AP GF PF WIR RWF MF ISF

FES EG CON

Bijlage 2

103

2.3 Relevante uitgaven agentschappen

VI

X

XIII

XIV

Hoofdstukken

Justitie Uitgaven Consolidatie VI'

Subtotaal Defensie Lasten Herleiding kasbasis Consolidatie X Consohdatie IXA Subtotaal Economische Zaken Lasten Herleiding kasbasis Consolidatie XIII Subtotaal Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Lasten Herleiding kasbasis Consolidatie XIV

Subtotaal

Totaal

1994

120,3 -109,0 11,3

122,5 12,3 -148,8 -0,0

-14,0 24,9 0,0 -24,9 0,0

26,8 0,0 -18,1 8,7

6,0

1995 97,0 -85,7 11,3

122,2 -14,9 -131,7 -1,0

-25,4 23,8 0,0 -23,8 0,0

26,8 0,0 -18,1 8,7

-5,4

1996 97,0 -85,7 11,3

121,1 -16,2 -130,1 -3,0

-28,2 23,8 0,0 -23,8 0,0

26,8 0,0 -18,1 8,7

-8,2

1997 97,0 -85,7 11,3

119,1 -1,3 -127,1 ^,5

-13,8

23,8 0,0 -23,8 0,0

26,8 0,0 -18,1 8,7

6,2

1998 97,0 -85,7 11,3

116,6 1,8 -127,7 -5,5

-14,8

23,8 0,0 -23,8 0,0

26,8 0,0 -18,1 8,7

5,2 1 De post consolidatie betreft een correctie voor geraamde verrekeningen tussen de begroting van een agentschap en de begroting van het ministerie waaronder het agentschap ressorteert alsmede -indien van toepassing -voor geraamde verrekeningen tussen de begroting van een agentschap en de begroting van nationale schuld 2 Dit betreft -onder bepaalde veronderstellingen -een herleiding van lasten naar uitgaven.

2.4 Relevante ontvangsten agentschappen

VI

X

XIII

XIV

Hoofdstukken

Justitie Ontvangsten Consolidatie VI'

Defensie Baten Herleiding kasbasis Consolidatie X Consolidatie IXA Econotnische Zaken Baten Merleiding kasbasis Consolidatie XIII Landbouw, Natuurbeheer Visserij Baten Herleiding kasbasis Consolidatie XIV

Totaal

1994

120,3 -109,0 11,3

134,1 14,7 -148,8 0,0

0,0

24,9 0,0 -24,9 0,0

26,8 0,0 -18,1 8,7

20,0

1995 97,0 -85,7 11.3

132,7 0,0 -131,7 -1,0

0,0

23,8 0,0 -23,8 0,0

26,8 0,0 -18,1 8,7

20,0

1996 97,0 -85,7 11,3

133,1 0,0 -130,1 -3,0 0,0

23,8 0,0 -23,8 0,0

26.8 0,0 -18,1 8,7

20,0

1997 97,0 -85,7 11,3

131,6 0,0 -127,1 ^1,5

0,0

23,8 0,0 -23,8 0,0

26,8 0,0 -18,1 8,7

20,0

1998

97,0 -85,7 11,3

133,2 0,0 -127,7 -5,5 0,0

23,8 0,0 -23,8 0,0

26,8 0,0 -18,1 8,7

20,0

' De post consolidatie betreft een correctie voor geraamde verrekeningen tussen de begroting van een agentschap en de begroting van het ministerie waaronder het agentschap ressorteert alsmede -indien van toepassing -voor geraamde verrekeningen tussen de begroting van een agentschap en de begroting van nationale schuld 2 Dit betreft -onder bepaalde veronderstellingen -een herleiding van baten naar ontvangsten

Bijlage 2

104

2.5. Relevante uitgaven en ontvangsten, inclusief agentschappen

Uitgaven

Ontvangsten

203291992

375,7

168,8

1993

207085

38113,3 ,1

198311994

712

486,5

,1

1995

200526,2

28636,6

1996

205577,9

26670,8

1997

212353,726885,8

1998

220950,127274,3

Bijlage

105

3.

De uitgaven en niet-belastingontvangsten

1993

en 1994

3.1 Vermoedelijke uitkomsten 1993

III

III

IV

VVI VII VIII IXA IXB XXI

XII XIII XIV XV XVI

Huis der Koningin Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin Algemene Zaken Kabinet voor Nederlandse-Antilliaanse en Arubaanse Zaken Buitenlandse Zaken Justitie Binnenlandse Zaken Onderwijs en Wetenschappen Nationale Schuld Financiën Defensie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Verkeer en Waterstaat Economische Zaken Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Sociale Zaken en Werkgelegenheld Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur Ontwikkelingssamenwerking Aanvullende posten Gemeentefonds Provinciefonds Fonds Investeringsrekening Rijkswegenfonds Mobiliteitsfonds Infrastructuurfonds Fonds Economische Structuurversterking Belastingafdrachten EG Consolidatie

Totaal

Uitgaven 12,2

248,0 49,8

281,36821,54634,74954,033044,159198,15664,113818,6

14400,88609,23761,53018,3 38 1 60,0 13390,4

735,616272,11992,3 265,01922,1 279,7

7438,0 -956,9

238014,5

Waarvan

Waarvan Ontwikkelings-

niet-relevante samenwerking uitgaven en overige correcties

278,04950,8 171,4

30870,0 383,6

59,2

0,9 3,5 12,5 23,6 51,0 16,9 (5 945,0) 52,7

(5945,0)

30929,2

Relevante uitgaven c.f. Bijlage 2

12,2

248,0 49,8 3,31870,74634,74954,032872,628328,15221,313818,6

14399,88605,73749,02994,738109,013373,55945,0 735,616219,41992,3 265,01922,1 279,7

7 438,0 -956,9

207085,3

Bijlage 3

106

Nietbelasting

Waarvan niet-relevante ontvangsten ontvangsten en overige correcties

9,3 3,9

37,5 204,31007,1 521,72815,742684,8

42103,85756,3 810,0

12938,82382,97620,3 491,1 997,12067,6 480,4

175,0 170,2

-956,9

80216,9

42103,8

Relevante ontvangsten c.f. Bijlage 2

9,3 3,9

37,5 204,31007,1 521,72815,7 581,05756,3 810,0

12938,82382,97620,3 491,1 997,12067,6 480,4

175,0 170,2

-956,9

38113,1

III

III IV

VVI VII VIII IXA IXS XXI

XII XIII XIV XV XVI

Huis der Koningin Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin Algemene Zaken Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken Buitenlandse Zaken Justitie Binnenlandse Zaken Onderwijs en Wetenschappen Nationale Schuld Financiën Defensie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu Verkeer en Waterstaat Economische Zaken Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Sociale Zaken en Werkgelegenheid Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur Ontwikkelingssamenwerking Aanvullende posten Gemeentefonds Provinciefonds Fonds Investeringsrekening Rijkswegenfonds Mobiliteitsfonds Infrastructuurfonds Fonds Economische Structuurversterking Belastingafdrachten EG Consolidatie

Totaal

Bijlage 3

107

3.2 Ontwerp heqroting 1994

Uitgaven c.f. ontwerp-begroting

III

III IV

VVI VII VIII IXA IXB XXI

XII XIII XIV XV XVI

Huis der Koningin Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin Algemene Zaken Kabinet voor Nederlandse-Antilliaanse en Arubaanse Zaken Buitenlandse Zaken Justitie Binnenlandse Zaken Onderwijs en Wetenschappen Nationale Schuld Financiën Defensie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Verkeer en Waterstaat Economische Zaken Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Sociale Zaken en Werkgelegenheid Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur Ontwikkelingssamenwerking Aanvullende posten Gemeentefonds Provinciefonds Fonds Investeringsrekening Rijkswegenfonds Mobiliteitsfonds Infrastructuurfonds Fonds Economische Structuurversterking Belastingafdrachten EG Consolidatie

Totaal

12,4

249,1 48,1

281,77501,13861,36403,133773,361267,75365,713465,6

13333,88025,83267,83029,827572,612930,81500,517167,42215,0 445,0

5714,4 600,07095,0 -3 528,2

231598,8

Waarvan

Waarvan Ontwikkelings-

niet-relevante samenwerking uitgaven en overige correcties

278,1 5 1 1 5,0

171,8

32892,1 417,9

0,2

0,8 3,2 12,5 24,3 48,7 16,9 (6142,0) 52,7

(6142,0)

32892,3

Relevante uitgaven c.f. Bijlage 2

12,4

249,1 48,1 3,62386,13861,36403,133601,428375,64947,613465,6

13332,98022,53255,33005,527523,912913,96142,01500,517114,72215,0 445.0

5714,4 600,07095,0 -3 528,2

198706,5

Bijlage 3

108

Nietbelasting

Waarvan niet relevante ontvangsten c.f.

ontvangsten en overige ontwerp-begroting correcties

9,6 5,3

25.2 86,61051,7 457,22122,553201,8

53 1 20,85953,8

55,8 691,7

3 896,02429,16625,6 457,5 920,41994,2

5 191,5

100,0

2951,1

-3 528,2

84642,7

53176,6

Relevante ontvangsten c.f. Bijlage 2

9,6 5,3

25,2 86,61051,7 457,22122,5 81,05898,0 691,7

3 896,02429,16625,6 457,5 920,41994,2

5191,5 100,0

2951,1

-3 528,2

31466,1

III

III IV

VVI VII VIII IXA IXB XXI

XII XIII XIV XV XVI

Huis der Koningin Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin Algemene Zaken Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken Buitenlandse Zaken Justitie Binnenlandse Zaken Onderwijs en Wetenschappen Nationale Schuld Financiën Defensie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Verkeer en Waterstaat Economische Zaken Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Sociale Zaken en Werkgelegenheid Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur Ontwikkelingssamenwerking Aanvullende posten Gemeentefonds Provinciefonds Fonds Investeringsrekening Rijkswegenfonds Mobiliteitsfonds Infrastructuurfonds Fonds Economische Structuurversterking Belastingafdrachten Consolidatie

Totaal

Bijlage 3

109

4.

De belastingontvangsten Onderstaand wordt een toelichting gegeven op de raming van de belastingontvangsten. § 4.1. bevat een overzichtstabel waarin de realisatie 1992, de verschillende ramingen voor het jaar 1993 en de raming voor 1994 worden gepresenteerd. In § 4.2. wordt een toelichting gegeven op de mutaties in de belastingontvangsten 1993 ten opzichte van de raming in de Voorjaarsnota 1993. In § 4.3. worden de gevolgen van de reeds vaststaande, bij het parlement aanhangige en voorgenomen fiscale maatregelen voor de belastingontvangsten in 1994 weergegeven. Vervolgens wordt in § 4.4. een toelichting gegeven op de groei van de belastingontvangsten 1994 ten opzichte van de Vermoedelijke Uitkomst 1993. In § 4.5. wordt de systematiek van de meerjarige belastingramingen beschreven en een meerjarige belastingraming gepresenteerd.

Bijlage 4

110

4.1. Belastingopbrengsten op kasbasis voor 1992, 1993 en 1994

Realisatie

Ontwerp Herziene raming'

Vermoedelijke 1992 begroting 1993

1993

uitkomst 1993

1 Kostprijsverhogende belastingen a Invoerrechten b Omzetbelasting c Belasting van personenauto's en motorrijwielen d Accijnsvanlichteolie e Accijns van minerale olien, anders dan lichte olie f Tabaksaccijns g Alcoholaccijns h Bieraccijns i Wijnaccijns j Suikeraccijns k Accijnsvanalcoholvrijedranken 1 Belastingenvan rechtsverkeer m Motorrijtuigenbelasting 1 exclusief toeslag Rijkswegenfonds 2 toeslag Rijkswegenfonds 3 tijdetijke toeslag Mobiliteitsfonds 4 toeslag Infrastructuurfonds n Verbrmksbelasting op een milieugrondslag o Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten II Belastingen op inkomen, winst en vermogen a Inkomstenbelastlng b Loonbelasting c Dividendbelastlng d Kansspelbelasting e Vennootschapsbelasting f Vermogensbelasting g Successierechten III Niet aan afzonderlijke belastingsoorten toe te rekenen belastingontvangsten

IV Totaal Generaal

Aandeel van het Gemeentefonds Aandeel van het Provinciefonds Aandeel van het Rijkswegenfonds Aandeel van het Mobiliteitsfonds Aandeel van het Infrastructuurfonds Aandeel van de Europese Gemeenschappen 1 in de invoerrechten 2 indeomzetbelasting Afdracht aan Investeringsrekening"

Ten bate van de Rijksbegroting

6756733044063732124600

21822581921585254614543375

2 1981630154

858056306571112080147173731394 1 394 95

15346715188' 12855 1630154

33043895 60

25516

127951

7040036004030040504625

27252900900550250504503250

30451700155

1850

919507250613002220130182001450 1 400 50

162400

1588361971' 1700155

3 6004116 10

27434

134965

6825633753942035304675

265529509205802805403325

29201691155

1335

4008810165505982620251301668014401450 50

156407

1546461930' 1691155

337539241026549

129858

67895327539150

34004700

2 65029509205802805403325

30251690155

1350

400896057600598002000130171001550142550

157550

1558361945' 1690155

327541631026821

130729

Rammg 199471204342540150

3 7005200

31003050930595280003400

3100001914 1 900

4607477565504700019501301620014751470 60

14603917572" 2244» 002744'°

342536704529700

116339

' Zie Tweede Kamer vergaderjaar 19921993, 23100, nr 1 (Voorjaarsnota 1993) 3 Tot 1993 was dit de Bijzondere verbruiksbelasttng van personenauto's en motorrijwtelen 3 Met ingang van 111994 worden de toeslag Rijkswegenfonds en de tijdelijke toeslag Mobiliteitsfonds vervangen door de toeslag Infrastructuurfonds 4 10,39% van de opbrengst exclusief die van de mvoerrechten en de motorrijtuigenbelasting 5 0,879% van de onder 4 bedoelde opbrengst 6 10,32% van de opbrengst exclusief die van de invoerrechten en de motorrijtuigenbelasting 7 1,281% van de onder 6 bedoelde opbrengst 8 12,77% van de opbrengst exclusief die van de mvoerrechten en de motorrijtuigenbelasting 9 1,631% van de onder 8 bedoelde opbrengst 10 De voeding geschiedt conform de instelüngswet van het Infrastructuurfonds (Staatsblad 1993, nr 319) 11 De voeding geschiedt conform de besluitvorming nzake het WIR dossier (Tweede Kamer, vergaderjaar 19901991, 21300 -G, nr 6)

Bijlage 4

111

4.2. De belastingontvangsten in 1993

In tabel 4.2.1. zijn voor het jaar 1993 de belangrijkste mutaties ten opzichte van de Voorjaarsnota 1993 vermeld.

Tabel 4.2.1. Raming belastingopbrengsten, kasbasis

Voorjaarsnota

Vermoedelijke 1993

Uilkomst 1993

Verschil

Kostprijsverhogende belastingen

68256

67895

-361 waarvan: -invoerrechten

3375

3275

-100 -omzetbelasting

39420

39150

-270 -accijnzen

12105

12125

+20 -verbruiksbelasting op een milieugrondslag

1335

1350

+15 -overige

12021

11995

-26 Belastingen op inkomen, winst en vermogen

88101

89605

+1 504 waarvan -inkomstenbelasting

6550

7600

+1 050 -loonbelasting

59826

59800

-26 -«ennootschapsbelasting

16680

17100

+420 -overige

5045

5105

+60 Niet aan afzonderlijke belastingsoorten toe te rekenen belastingontvangsten

Totaal Generaal

156407

157550

+1143

De raming van de invoerrechten is met 0,1 miljard verlaagd ten opzichte van de Voorjaarsnota. Deze bijstelling volgt uit het feit dat het Centraal Planbureau de verwachte groei van de invoerwaarde neerwaarts heeft bijgesteld.

De ontvangsten aan omzetbelastingworden 0,3 miljard lager geraamd dan in de Voorjaarsnota. De reden daarvoor is dat het Centraal Planbureau de raming van de bestedingen (zowel particuliere consumptie als investeringen) heeft verlaagd.

De geraamde kasopbrengst bij de inkomstenbelasting is met 1,1 miljard verhoogd ten opzichte van de Voorjaarsnota. De hogere verwachte kasopbrengst bij de inkomstenbelasting hangt samen met een geraamde eenmalige meeropbrengst van een procesmatige versnelling in de voorlopige aanslagregeling door de belastingdienst. Daarnaast wordt de winstontwikkeling voor 1993 door het CPB in de MEV 1994 iets gunstiger ingeschat dan in het CEP 1993.

De opbrengst van de loonbelasting wordt per saldo vrijwel even hoog geraamd als ten tijde van de Voorjaarsnota. Enerzijds leidt een iets hogere contractloonmutatie in 1993 tot extra loonbelasting. Anderzijds wordt de werkgelegenheidsontwikkeling voor 1993 door het Centraal Planbureau in de MEV 1994 ongunstiger ingeschat dan in het Centraal Economisch Plan 1993.

De raming van de opbrengsten aan vennootschapsbelasting\s ten opzichte van de Voorjaarsnota 1993 met 0,4 miljard verhoogd. De opwaartse bijstelling van de opbrengsten aan vennootschapsbelasting hangt ten dele

Bijlage

112

samen met een minder ongunstig ingeschatte winstontwikkeling. Daarnaast is, per saldo, sprake van een geraamde eenmalige meeropbrengst van een versnelling van zowel de definitieve als de voorlopige aanslagregeling door de belastingdienst.

De raming van de overige belastingen op inkomen, winst en vermogen is met 0,1 miljard verhoogd. De grootste bijstelling doet zich voor bij de vermogensbelasting (0,1 miljard) en is gebaseerd op het relatief gunstige kas-en aanslagpatroon bij de vermogensbelasting in de eerste zeven maanden van 1993.

4.3. De invloed van fiscale maatregelen op de belastingontvangsten 1994

De mutatie in de totale belastingontvangsten in 1994 ten opzichte van 1993 kan gesplitst worden in twee componenten. Allereerst zijn er de effecten van fiscale maatregelen, zowel uit voorgaande jaren als maatregelen voorzien voor 1994. Daarnaast wordt de belastingopbrengst 1994 beïnvloed door de endogene mutatie. In paragraaf 4.4. worden beide componenten toegelicht op basis van een verschillenanalyse tussen de belastingopbrengsten in 1993 (Vermoedelijke Uitkomst 1993) en 1994 (Ontwerpbegroting 1994).

In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de gevolgen vanfiscale maatregelen op de belastingopbrengsten in 1994. Daarbij is een onderverdeling gemaakt naar vaststaande, aanhangige en voorgenomen maatregelen.

De reeds vaststaande maatregelen leiden in 1994 tot een daling van de belastingontvangsten met 657 miljoen. Deze daling is het gevolg van de doorwerking in 1994 van de verscherping van de voorlopige aanslagregeling in de IB, VB en Vpb in 1993. Deze structurele procesmatige versnelling leidt tot een geraamde eenmalige extra kasopbrengst in 1993 van 1,5 miljard; in 1994 treedt als gevolg hiervan -ten opzichte van 1993-een negatieve kasmutatie op van 1,5 miljard. Deze wordt ten dele gecompenseerd door een verdere verscherping van de voorlopige aanslagregeling IB in 1994 (opbrengst 0,4 miljard in 1994). De overige elementen leiden in totaliteit tot een vergroting van de belastingopbrengsten in 1994 met 443 miljoen. Een substantieel deel hiervan wordt gevormd door de extra opbrengsten uit hoofde van de fraudebestrijding (+ 446 miljoenJ.Zowel de maatregelen in hetkadervan het Regeerakkoord als uit het pakket dat in de Miljoenennota 1993 is gepresenteerd, dragen hieraan bij. Daarnaast leidt de kasoverloop van maatregelen uit 1993 (Inkomenspakket en EG-harmonisatie indirecte belastingen) naar 1994 eveneens tot hogere belastingontvangsten (+ 310 miljoen). Diverse andere maatregelen leiden per saldo tot enige vermindering van de belastingopbrengst.

Bij het parlement aanhangig zijn momenteel wetsvoorstellen inzake de uitbreiding van de verbruiksbelasting op milieugrondslag, de aanpassing van het begrip «personenauto» in de Belasting op Personenauto's en Motorrijwielen (reparatie grijze kentekens), de Houderschapsbelasting, de Wet Melding Ongebruikelijke Transacties en de uitbreiding van de Wet Ketenaansprakelijkheid naarde loonconfectie. Deze wetsvoorstellen leiden gezamenlijk tot een verhoging van de belastingopbrengst in 1994 met 582 miljoen.

De voorgenomen maatregelen voor 1994 omvatten voornamelijk de elementen die in het kader van de versterking van de economische

Bijlage 4

113

structuur en de werkgelegenheid, alsmede het realiseren van een redelijk gelijkmatig inkomensbeeld voor 1994, noodzakelijk zijn. Daarbij wordt tegelijkertijd een volgende stap gezet in een ontwikkeling van verschuiving van lasten van arbeid naar milieubelastende activiteiten. Handhaving van het percentage automatische voorlopige aanslagregeling in de Vpb op 104% levert 375 miljoen op. In totaliteit resulteert uit de voorgenomen maatregelen een opbrengst van 205 miljoen.

In tabel 4.3.1. is een overzicht opgenomen van de invloed van de hiervoor genoemde fiscale maatregelen op de belastingopbrengsten 1994.

Bijlage 4

114

Tabel 4.3.1. De invloed op de belastingopbrengst 1994 van reeds vaststaande, bij het parlement aanhangige en voorgestelde fiscale maatregelen; mutaties op kasbasis ten opzichte van 1993 (in miljoenen guldens)

A.

Vaststaande maatregelen -Fraudebestrijding Regeerakkoord 1990-1994

+30 -Fraudebestrijding Miljoenennota 1993

+416 -Vervroegde afschrijving milieuvriendelijke investeringen -46 -EG-harmonisatie indirecte belastingen, kasoverloop

+230 -Inkomenspakket 1993, kasoverloop

+80 -Verhoging huurwaardeforfait 1991-1993

+115 -Verhoogdpercentageautomatische voorlopige aanslagregeling Vpb 1992 en1993

-375 -Verscherpingvoorlopige aanslagregeling 1993

-1500 -Verscherping voorlopige aanslagregeling 1994

+400 -Overig

-3

Subtotaal

-657 B.

Aanhangige maatregelen -Aanscherping grijzekentekenregeling BPM, 1-1-1994

+110 -Uitbreiding verbruiksbelasting op milieugrondslag per 1-1-1994

+400 -Overig

+72

Subtotaal

+582 C.

Voorgenomen maatregelen -Verleggingsregeling OB Loonconfectie per1-1-1994

+13 -Verbruiksbelasting op milieugrondslag, tariefsverhoging per 1 -1 -1994 voor grondwater/afval +130 -Beperking faciliëring kinderopvang per 1-1-1994

+35 -Fiscalefaciliteitvoorde zeescheepvaart

-30 -Verhoging benzineaccijns met 11 cent per 1-1-1994

+483 -Verhoging dieselaccijns met 8 cent per 1-1-1994

+352 -Verhoging LPG-toeslag MRB per 1-1-1994

+50 -Verhogingdieseltoeslag MRBper 1-1-1994

+20 -Verlaging MRB vrachtwagensper 16-3-1994

-120 -Verhoging arbeidskostenforfait 1%/f 500,= per1-1-1994

-520 -Verlaging tarief eersteschijf 0,65%-puntper 1-1-1994

-1495 -Vervallen inflatiecorrectie op belastingschijven per 1 -1 -1994

+1205 -Aanpassing vermogensbelasting, o.a. verhoging ondernemingsvrijstelling per 1-1-1994

-95 -Aanpassing loonkostenfaciliteit zeescheepvaart per 1-1-1994

+12 -R&D-faciliteitloonbelasting

-210 -Verhoging AVAR-percentage 1994 tot 104%

+375

Subtotaal

+205

Totaal

+130

Bijlage

115

Naast de in dit overzicht opgenomen posten wordt eind 1993 de definitieve verdeelsleutel inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekeringen over het jaar 1990 vastgesteld. De vaststelling van deze verdeelsleutel leidt naar verwachting tot een nabetaling van 700 miljoen in 1994 van de sociale fondsen aan het rijk. Hierdoor valt de belastingopbrengst in 1994 eenmalig 700 miljoen hoger uit.

4.4. De belastingontvangsten in 1994

Onderstaande tabel bevat een beknopt overzicht van de belastingramingen 1993 en 1994. Een uitgebreid overzicht is opgenomen in tabel 4.1.

Tabel 4.4.1. Raming belastingopbrengsten; kasbasis

Vermoede-

Ontwerplijke uit- begroting komst1993

1994

Verschil

Absoluut

Procentueel

Kostprijsverhogende belastingen

67895

71204

+ 3 309

+ 4,9 waarvan: -invoerrechten

3275

3425

+150

+4,6 -omzetbelasting

39150

40150

+1 000

+ 2,6 -accijnzen

12125

13155

+1030

+8,5 -verbruiksbelastingen op een milieugrondslag

1350

1900

+ 550

+ 40,7 -overige

11995

12574

+579

+4,8 Belastingen op inkomen, winst en vermogen

89605

74775

-14830

-16,6 waarvan: -loon-en inkomstenbelasting

67400

53550

-13850

-20,5 -vennootschapsbelasting

17100

16200

-900

-5,3 -overige

5105

5025

-80

-1,6 Niet aan afzonderlijke belastingsoorten toe te rekenen belastingontvangsten

+ 20,0

Totaal Generaal

157550

146039

-11511

-7,3

-totale belastingontvangsten

De totale opbrengst aan rijksbelastingen zal in 1994 naar verwachting 146,0 miljard bedragen. De belastingopbrengst daalt daardoor met 11,5 miljard ten opzichte van de Vermoedelijke Uitkomst 1993. Deze daling is voornamelijk het gevolg van de AAW-operatie. Deze operatie houdt in dat de AAW en de AWW met ingang van 1 januari 1994 volledig premiegefinancierd worden. In samenhang hiermee wordt het belastingtarief van de eerste schijf verlaagd. Hierdoor vallen de belastingopbrengsten in 1994 12,2 miljard lager uit. Exclusief de AAW-operatie is derhalve sprake van een stijging van de belastingopbrengst in 1994 met 0,7 miljard. In 1994 zal -in verband met de definitieve vaststelling van de verdeelsleutel inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekeringen over het jaar 1990 -een nabetaling van naar verwachting 0,7 miljard plaatsvinden van de sociale fondsen aan het rijk. Hierdoor valt de belastingopbrengst in 1994 eenmalig 0,7 miljard hoger uit. Exclusief de AAW-operatie en deze nabetaling is derhalve sprake van een geraamde belastingopbrengst in 1994 die nauwelijks hoger is dan de Vermoedelijke Uitkomst voor het jaar 1993.

Bijlage 4

116

De belastingopbrengsten die samenhangen met de aardgaswinning zullen naar verwachting in 1994 stijgen met 0,2 miljard. Derhalve daalt de belastingopbrengst uit de niet-gassector (exclusief AAW-operatie en nabetaling sociale fondsen) in 1994 met 0,2 miljard.

De groei van de belastingopbrengst in 1994 wordt -afgezien van de AAW-operatie en de nabetaling van de sociale fondsenper saldo met 0,1 miljard verhoogd door de gevolgen van autonome maatregelen (zie § 4.3). Endogeen dalen de belastingopbrengsten uit de niet-gassector derhalve met 0,3 miljard. De lage endogene groei ten opzichte van 1993 is onder andere het gevolg van de veronderstelde loonmatiging in 1994. Hierdoor is de endogene groei van de loonbelasting (exclusief automatische inflatiecorrectie) lager dan de kosten van de automatische inflatiecorrectie (welke gebaseerd is op een stijging van de inflatie in de periode augustus 1992 tot en met juli 1993 van 2,7%). Daarnaast doet zich in 1994 het effect gevoelen van de verslechterde winstontwikkeling in de jaren 1992-1993, hetgeen een lagere opbrengst van de winstbelastingen tot gevolg heeft.

-opbrengst per belastingsoort

De geraamde opbrengst aan invoerrechten stijgt met 0,2 miljard. Deze groei is gebaseerd op de door het CPB verwachte groei van de waarde van de goedereninvoer (exclusief energie).

De opbrengst aan omzetbelasting wordt voor 1994 geraamd op 40,1 miljard. Dit is een stijging van 1,0 miljard ten opzichte van de Vermoedelijke Uitkomst in 1993. De stijging wordt voor 0,2 miljard veroorzaakt door een aantal kleine autonome maatregelen. De endogene groei bedraagt 0,8 miljard. De door het CPB verwachte ontwikkeling van de bestedingen is bepalend voor de hoogte van de endogene groei.

De totale opbrengst aan accijnzen neemt met 1,0 miljard toe. De stijging van de opbrengst wordt grotendeels veroorzaakt door de verhoging van de benzine-en dieselaccijns per 1-1-1994 met respectievelijk 11 en 8 cent. De geraamde endogene groei bedraagt 0,1 miljard.

De verbruiksbelastingen op een milieugrondslag stijgen in 1994 met 0,6 miljard. De opbrengststijging wordt vrijwel volledig veroorzaakt door de uitbreiding van de verbruiksbelasting tot afval en grondwater en de verdere verhoging van de tarieven op grondwater en afval.

Voor de overige kostprijsverhogende belastingen wordt in 1994 een 0,6 miljard hogere opbrengst geraamd. De belangrijkste autonome maatregel die hierop van invloed is, betreft de reparatie grijze kentekens in de belasting op personenauto's en motorrijwielen. De endogene groei bedraagt 0,4 miljard.

De geraamde opbrengst aan loon-en inkomstenbelasting voor 1994 bedraagt 53,6 miljard. Dit is een daling van 13,9 miljard ten opzichte van de Vermoedelijke Uitkomst 1993. De belangrijkste autonome maatregel die de opbrengst beïnvloedt is de AAW-operatie per 1 januari 1994. Hierdoor daalt de opbrengst van de inkomstenbelasting in 1994 met 0,8 miljard en de loonbelasting met 11,4 miljard. Andere belangrijke autonome maatregelen die de opbrengst beïnvloeden zijn de verhoging van het arbeidskostenforfait, de verlaging van het belastingtarief eerste schijf, het vervallen van de inflatiecorrectie op de belastingschijven, de R&D-faciliteit, de -overloop van deverhoging van het huurwaardeforfait in 1993, de maatregelen uit hoofde van de intensivering van de fraudebestrijding, een verscherping van de (voorlopige) aanslagregeling en de nabetaling van de sociale fondsen aan het rijk. Voorts is, in de raming van de

Bijlage 4

117

inkomstenbelasting, rekening gehouden met de voor 1993 en 1994 geraamde effecten van de procesmatige versnelling van de voorlopige aanslagregeling door de belastingdienst. Hierdoor valt de groei van de inkomstenbelasting in 1994 -ten opzichte van 1993 -relatief laag uit. De endogene groei van de loon-en inkomstenbelasting is gebaseerd op de verwachte loon-en werkgelegenheidsontwikkeling en op de inkomensontwikkeling van zelfstandigen. De endogene groei van de loonbelasting bedraagt -0,7 miljard. Deze daling is het gevolg van de veronderstelde loonmatiging in 1994 en de verslechterende werkgelegenheid. Bij de berekening van de endogene groei van de loonbelasting wordt uitgegaan van de veronderstelling van toepassing van de automatische inflatiecorrectie (het eventueel beperken van de automatische inflatiecorrectie wordt als autonome opbrengstverhoging geboekt). Door de loonmatiging in 1994 is de endogene groei van de loonbelasting (exclusief automatische inflatiecorrectie) lager dan de kosten van toepassing van de automatische inf latiecorrectie (welke gebaseerd is op een stijging van de belastingvrije som en lengte tariefschijven met 2,7%)-Hierdoor resulteert per saldo een negatieve endogene groei.

De opbrengst van de vennootschapsbelastingzal in 1994 naar verwachting 16,2 miljard bedragen waarvan 2,2 miljard afkomstig is uit de aardgassector. Ten opzichte van de Vermoedelijke Uitkomst 1993 wordt per saldo een opbrengstdaling van 0,9 miljard verwacht. De opbrengst in de aardgassector stijgt met 0,2 miljard. De belangrijkste autonome maatregel die de opbrengst van de vennootschapsbelasting in 1994 beïnvloedt is de intensivering van de fraudebestrijding. Voorts is rekening gehouden met de voor 1993 geraamde incidenteel hogere kasopbrengst als gevolg van de genoemde procesmatige versnelling van de aanslagregeling door de belastingdienst. Hierdoor valt de groei van de vennootschapsbelasting in 1994-ten opzichte van 1993-relatief laag uit. De endogene groei van de opbrengst aan vennootschapsbelasting is gebaseerd op de ontwikkeling van het winstinkomen van NV's en BV's.

De raming van de overige belastingen op inkomen, winst en vermogen is per saldoO,1 miljard lager dan de Vermoedelijke Uitkomst 1993. Dedaling is het gevolg van de aanpassing van het regime van de vermogensbelasting (onder andere verhoging van de ondernemingsvrijstelling).

De niet toe te rekenen belastingontvangsten worden in 1994 vrijwel op hetzelfde niveau geraamd als in 1993.

4.5. Meerjarige belastingramingen

Een volwaardige meerjarige belastingraming is alleen mogelijk als deze wordt gebaseerd op een actueel inzicht in de ontwikkeling van de economie op middellange termijn.

De meest recente middellangetermijnprognose is gemaakt ten behoeve van het Centraal Economisch Plan 1993 in maart 1993. Een actueler beeld van het CPB voor de jaren 1995-1998 is niet voor handen. Dit heeft tot gevolg dat de meerjarencijfers voor de belastingontvangsten in de Miljoenennota ten dele een technisch karakter dragen. Gewijzigde economische inzichten (sinds het CEP 1993) vinden immers niet meer hun weerslag in gewijzigde inzichten met betrekking tot de economische ontwikkeling en belastingontvangsten voor de jaren 1995-1998.

In de meerjarige belastingraming zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd. De belastingraming voor het jaar 1994 is als basis voor de extrapolatie voor de jaren 1995 tot en met 1998 genomen. Wat betreft het fiscale regime in de periode 1995-1998 is uitgegaan van de gevolgen van vastgestelde en voorgenomen maatregelen. De raming van de endogene

Bijlage 4

118

opbrengstgroei -de groei bij ongewijzigd fiscaal regime -sluit voor de jaren 1995-1998 aan bij de laatste raming waarvoor een actueel middellange termijn economisch beeld beschikbaar was (het Centraal Economisch Plan uit maart 1993). De endogene groei in deze raming is als uitgangspunt genomen voor de extrapolatie voor de jaren 1995-1998. Voor de raming van de vennootschapsbelasting uit de aardgassector is ten slotte aangesloten bij de in deze Miljoenennota gepresenteerde gasbatenraming.

Op grond van de hiervoor geschetste methodiek kan de volgende meerjarige belastingraming worden gepresenteerd:

Tabel 4.5.1. Meerjarige belastingraming; kasbasis, in miljarden guldens

1993

1994

1995

1996

1997

1998

Kostprijsverhogende belastingen waarvan: -omzetbelasting -accijnzen -verbruiksbelasting op een milieugrondslag -overige Belastingen op inkomen, winst en vermogen waarvan: -loon-en inkomstenbelasting -vennootschapsbelasting -overige Niet nader toe te rekenen belastingontvangsten

Totaal Generaal

67,9

(39,2) (12,1) (1,4) (15.2)

89,6

(67,4) (17,1) (5,1)

0.1

157,6

71,2

(40,2) (13,2) (1.9) (15,9)

74,8

(53,6) (16,2) (5.0)

0,1

146,0

73,9

(41.7) (13.4) (2,0) (16.8)

74,9

(53,0) (16,9) (5,0)

0,1

148,9

76,9

(43.8) (13,6) (2,0) (17.5)

78,1

(54.7) (18,2) (5,2)

0,6

155,6

80,0

(45.9) (13,8) (2,0) (18,3)

83,0

(58,3) (19.4) (5,3)

0,7

163,8

83,6

(48,3) (14,2) (2,1) (19,0)

87,9

(61,5) (20,9) (5,5)

0,9

172,4

Bijlage

5.

Horizontale toelichting 1993-1998

Algemeen

In deze bijlage wordt het verloop toegelichtvan de meerjarencijfers. Langs deze weg kan men op een eenvoudige wijze snel inzicht krijgen in de meerjarige ontwikkeling van de uitgaven en ontvangsten van de departementen. Deze horizontale toelichting beslaat de jaren 1993-1998 en heeft aldus betrekking op de vermoedelijke uitgekomsten 1993, de ontwerpbegroting 1994 en de meerjarencijfers 1995-1998, alles op stand Miljoenennota 1994. Telkens wordt per departement een toelichting op de ontwikkeling van de uitgaven en niet-belastingontvangsten gegeven.

De ontwikkeling in de uitgaven en niet-belastingontvangsten wordt over de jaren heen (horizontaal) toegelicht op het niveau van de beleidsterreinen. !ndien de cijfers geen stijging of daling van betekenis laten zien, wordt in het algemeen geen toelichting gegeven. Voor een meer uitvoerige toelichting op artikelniveau zij verwezen naar de desbetreffende ontwerpbegrotingen en memories van toelichting.

De uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking worden niet per departement maar als totaal gepresenteerd. Alle bedragen zijn in constante prijzen en worden in miljoenen guldens weergegeven, tenzij anders is aangegeven.

uitgaven

1993

1994

1995

1996

1997

1998

HuisderKoningin

uitgaven

1993

1994

1995

1996

1997

1998

II Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin

248

249

244

247

247

245

Een tijdelijke personeelsuitbreiding bij de Raad van State loopt in 1995 af, hetgeen leidt tot een lagere raming in 1995. De hogere raming in 1996 en 1997 wordt voornamelijk veroorzaakt door een stijging van de materiële uitgaven van de Tweede Kamer en verhoging van de uitgaven voor verschillende internationale contacten van het parlement.

ontvangsten

1993

1994

1995

1996

1997

1998

II Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin

De verhoging van de raming in 1994 ten opzichte van 1993 wordt veroorzaakt door een verhoging van de ontvangsten van de Tweede Kamer in verband met de omzet van het restaurant en verhoging van diverse ontvangsten.

Bijlage 5

120

uitgaven

1993

1994

1995

1996

1997

1998

III Algemene Zaken

De vermindering van de raming vanaf 1994 wordt voornamelijk veroorzaakt door de taakstelling uit de grote efficiencyoperatie (GEO), de ombuigingstaakstellingen en de correctie op de prijsbijstelling.

ontvangsten

1993

1994

1995

1996

1997

1998

I I I Algemene Zaken

De verhoging van de raming 1994 met 1 miljoen wordt veroorzaakt door de terugbetaling van een verstrekte lening.

uitgaven

1993

1994

1995

1996

1997

1998

IV Kabinetvoor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken ontvangsten

1993

1994

1995

1996

1997

1998

IV Kabinetvoor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken

De hogere inkomsten in 1993 zijn een gevolg van uitstel van oorspronkelijk voor 1992 geplande betalingen voor rente en aflossing door de Nederlandse Antillen.

uitgaven

1993

1994

1995

1996

1997

1998

V Buitenlandse Zaken

1871

2386

2751

2544

2779

3041

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Diversen

496

454

446

445

443

444

Het verschil tussen 1993 en 1994 wordt voornamelijk veroorzaakt door de in 1993 opgelegde naheffing loonbelasting «lokaal aangetrokken personeel» op vertegenwoordigingen in het buitenland ad 46,1 mln.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Vierde eigen middel EG

1375

1932

2305

2099

2336

2597

De verhoging van de ramingen voor de jaren 1994 en volgende is met name het gevolg van het verwerken van de besluitvorming In het kader van het Delors ll-pakket tijdens de Europese Raad van Edinburgh in december 1992. Vanaf 1994 wordt nu uitgegaan van een stijgend EG-plafond: 1,20% EG-BNP in 1994; 1,21% in 1995; 1,22% in 1996; 1,24%in 1997 en 1,26%in 1998.

Bijlage 5

Voor 1995 is tevens een extra BNP-afdracht geraamd van 380 miljoen als gevolg van de monetaire herschikkingen die zich hebben voorgedaan in de jaren 1992 en 1993. De Begrotingsraad van de EG zal hierover in het kader van de aanvullende en gewijzigde begroting 1993 nog een beslissing moeten nemen.

ontvangsten

1993

1994

1995

1996

1997

1998

V Buitenlandse Zaken

204

De sterk verhoogde inkomsten in 1993 ten opzichte van 1994 en volgende jaren zijn een gevolg van een bijzondere ontvangst. Op grond van een afspraak tussen de Staat en de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden NV (NIO) is laatstgenoemde gerechtigd 150 mln. debet én credit te staan op een door Financiën gecreëerde rekeningcourantfaciliteit. Het op 31 december 1992 daadwerkelijk opgenomen bedrag ad 113 mln. is in maart j.l. reeds teruggestort. Deze vordering van de Staat uit hoofde van de rekeningcourant wordt als ontvangst op de begroting van Buitenlandse Zaken verantwoord. Voor het overige wordt de daling in de meerjarencijfers voornamelijk veroorzaakt door een geleidelijke afname van de inkomsten uit leningen verstrekt aan ontwikkelingslanden.

uitgaven

1993

1994

1995

1996

19971998

VI Justitie

4635

3861

4013

4003

3998

3990

1993

1994

1995

1996

1997

1998

z Algemeen

311

328

401

405

403

398

De toename in 1994 ten opzichte van 1993 wordt met name veroorzaakt door het voorlopig reserveren van budgetten op dit beleidsterrein die in de loop van 1994 over de diverse andere beleidsterreinen zullen worden verdeeld. Het hoge niveau in 1995 en latere jaren vloeit grotendeels voort uit het centraal reserveren van automatiseringsbudgetten, die voor 1994 al wel over de diverse beleidsterreinen zijn verdeeld.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Politie

1532

572

578

584

585

585

De forse daling in 1994 ten opzichte van 1993 betreft de structurele overboeking naar BiZa van een groot deel van de budgetten ten behoeve van de 25 regionale politiekorpsen in het kader van de reorganisatie van de politie per 1 januari 1994. De jaarlijkse toename van de omvang van het bij Justitie resterende politiebudget wordt verklaard door de jaarlijkse volumestijging van 0,5% en door een lichte stijging van de uitgaven ten behoeve van automatisering.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Vreemdelingenzaken

102

109

De omvang van de uitgaven in 1993 en 1994 wordt bepaald door de uitbreiding van de verwerkingscapaciteit van 20.000 naar 25.000 asielverzoeken in deze jaren. Vanwege de grote onzekerheid inzake de ontwikkeling van het aantal asielaanvragen is de raming voor 1995 en latere jaren vooralsnog niet aangepast t.o.v. het niveau 1992.

Bijlage 5

122

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Jeugdbescherming en reclassering

427

434

433

433

433

433

De stijgende uitgaven op dit beleidsterrein in 1994 worden met name veroorzaakt door een toename van het aantal in ons land toegelaten alleenstaande minderjarige asielzoekers, die onder het jeugdbeschermingsbeleid van Justitie vallen. 1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Delinquentenzorg en jeugdinrichtingen

1062

1184

1314

1282

1278

1275

De uitgaven ten behoeve van delinquentenzorg laten de eerste jaren een stijging zien vanwege de uitbreiding van het aantal cellen. Het betreft hier de voorgenomen uitbreiding van cellen in bestaande inrichtingen alsmede extra nieuwbouwcapaciteit. Het hoge niveau in 1995 wordt verklaard door een beroep op een bijdrage uit het Europees Sociaal Fonds ten behoeve van de opleiding van inrichtingswerkers.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Rechtspleging

1199

1234

1201

1213

1213

1213

Op het beleidsterrein Rechtspleging is vanaf 1994 sprake van een stijging die wordt veroorzaakt door extra uitgaven ten behoeve van de herziening van de rechterlijke organisatie. De ombuiging op de rechtsbijstand en de in 1994 aan dit beleidsterrein toegedeelde automatiseringsgelden verklaren het lagere niveau van de uitgaven in 1995 en latere jaren ten opzichte van 1994.

ontvangsten

1993

1994

1995

1996

1997

1998

VI Justitie

1007

1052

1145

1116

1122

1129

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Algemeen

130

141

141

141

141

141 2. Politie

108

95 3 . Vreemdelingenzaken

0 4. Jeugdbescherming en reclassering

14 5 Delinquentenzorg en Jeugdinrichtingen

126

124

201

166

166

166 6. Rechtspleging

629

678

694

700

707

713

De verhoging van de tarieven van het centraal testamentenregister leiden in 1993 en 1994tot stijgende ontvangsten bij het beleidsterrein Algemeen. Bij de reorganisatie van de politie vindt ook aan de ontvangstenzijde een overheveling naar de begroting van Binnenlandse Zaken plaats; hierdoor is op dit beleidsterrein sprake van lagere ontvangsten vanaf 1994 ten opzichte van 1993. Door de oprichting van het Agentschap Immigratie-en Naturalisatiedienst worden met ingang van 1994 de ontvangsten van het beleidsterrein Vreemdelingenzaken niet meer op de begroting van Justitie geraamd maar op de begroting van het agentschap.

Bijlage 5

123

Het hoge niveau van de ontvangsten op het beleidsterrein delinquentenzorg en jeugdinrichtingen vanaf 1995 wordt grotendeels veroorzaakt door de introductie van de eigen bijdragen gedetineerden en de hoge ontvangsten in 1995 door een beroep op een bijdrage uit het Europees Sociaal Fonds ten behoeve van de opleiding van inrichtingswerkers. De toename van de ontvangsten op het beleidsterrein rechtspleging wordt veroorzaakt door de verhoging van de griffierechten, de hogere tarieven en uitbreiding van het aantal boeten en transacties en uit het plan van aanpak georganiseerde criminaliteit.

Agentschap Immigratie en Naturalisatiedienst 1993

1994

1995

1996

1997

1998

Immigratie en Naturalisatiedienst -uitgaven

120

97 -ontvangsten

Op 1 januari 1994 wordt de directie Vreemdelingenzaken van het ministerie van Justitie een agentschap, de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND). De bijdrage aan het agentschap is geraamd op artikel 3.04 van de begroting van Justitie. Het hoge niveau van de uitgaven in 1994 wordt veroorzaakt door een verhoging van de geraamde instroom van asielzoekers in dat jaar van 20.000 (stand begroting 1993) naar 25.000. Gezien de grote onzekerheden inzake de omvang van de instroom is voor de raming 1995 en latere jaren vastgehouden aan een geraamde instroom van 20.000 asielzoekers per jaar.

uitgaven

1993

1994

1995

1996

1997

1998

VII Binnenlandse Zaken

4954

6403

6028

6064

6058

6097

1993

1994

1995

1996

19971998

1 Algemeen

257

271

274

274

274

274

De stijging van de raming in 1994 en volgende jaren ten opzichte van 1993 wordt met name veroorzaakt door de toevoeging van de loonbijstelling 1993, die bij tweede suppletoire begroting 1993 zal worden toegevoegd aan de loongevoelige artikelen.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Openbaar Bestuur

269

754

396

393

390

388

De stijging van de raming in 1994ten opzichte van 1993 betreft in de eerste plaats de invoering van het Fonds Stimulering sociale vernieuwing. Vanuit diverse andere begrotingen hebben in dit verband overboekingen naar hoofdstuk VII plaatsgevonden. De daling in de raming in 1995 wordt veroorzaakt door het feit dat een aantal departementen alleen de bedragen voor 1994 heeft overgeboekt. Daarnaast wordt de stijging in 1994 veroorzaakt door de structurele budgettaire voorziening van 50 miljoen ten behoeve van een werkgelegenheidsimpuls in 1994 gericht op gemeentelijke investeringen.

Bijlage 5

124

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Minderhedenbeleid

De verlaging van de raming in 1994 en volgende jaren ten opzichte van 1993 wordt voornamelijk veroorzaakt door de structurele reallocatie naar het Fonds stimulering sociale vernieuwing (hoofdbeleidsterrein 02) van de middelen die voorheen in het kader van het achterstandsgebiedenbeleid aan een aantal gemeenten werden verstrekt.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Openbare Orde en Veiligheid

3267

4232

4243

4296

4301

4342 -politie

3141

4125

4164

4210

4234

4283 -brandweer/LCC

126

107

De stijging van de raming politie in 1994 en volgende jaren ten opzichte van 1993 wordt met name veroorzaakt door de invoering van de regionale politie in 1994 en de hiermee samenhangende overboeking van een groot deel van de op de begroting van het ministerie van Justitie voor de rijkspolitie voorziene uitgaven ad circa 950 miljoen. De verlaging van de raming 1994 ten opzichte van 1993 bij de brandweer wordt met name verklaard door reallocaties ten behoeve van de financiering van het waarschuwingsstelsel. Dit leidt tot een eenmalige verhoging van de raming in 1993 met 15 miljoen en tot een verlaging van de raming in 1994 en 1995 met respectievelijk 13 en 2 miljoen. De verdere daling van de raming in 1995 en volgende jaren houdt verband met de overboeking in 1995 van de brededoeluitkering rampenbestrijding ad circa 27 miljoen naar het Gemeentefonds.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Binnenlandse Veiligheidsdienst

De verlaging van de raming in 1994 ten opzichte van 1993 wordt veroorzaakt doordat in 1993 incidenteel extra uitgaven worden gedaan voor de verhuizing van de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Management en Personeelsbeleid

1017

1023

994

979

979

979

De ontwikkeling in de meerjarencijfers wordt in belangrijke mate verklaard door de volgende ontwikkelingen:-een verlaging met ca. 30 miljoen in 1994 als gevolg van de decentralisatie van de SAJO-middelen (Subsidieregeling Additionele Jongeren bij de Overheid) naar de sectoren Defensie, provincies en gemeenten. In 1995 wordt de raming met circa 51 miljoen en vanaf 1996 met circa 64 miljoen verlaagd;-de raming voor eenmalige uitkeringen aan ex-KNIL-dienstplichtigen is in 1993 incidenteel 15 miljoen lager dan in 1994 in verband met een interne kasverschuiving voor de financiering van het waarschuwingsstelsel die leidt tot hogere uitgaven in 1994 en 1995 van respectievelijk 13 en 2 miljoen;-de raming voor het weduwnaarspensioen wordt in 1993 met circa 45 miljoen en structureel met 40 miljoen verlaagd in verband met een lager dan verwacht beroep op de regeling.

Bijlage 5

125

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Informatievoorziening en Automatiseringsbeleid

De verlaging van de raming in 1994 ten opzichte van 1993 wordt veroorzaakt doordat op het budget van de Centrale Archiefselectiedienst (CAS) een taakstelling in het kader van de GEO ad circa 2 miljoen is ingeboekt, alsmede doordat in de raming 1993 een incidentele verhoging van het CAS-budget van circa 1 miljoen is verwerkt in verband met de opdrachten die de CAS tegen een kostendekkende vergoeding voor derden verricht. De verlaging van de raming in 1995 ten opzichte van 1994 betreft met name de kosten voor het Advies-en Coördinatiepunt Informatiebeveiliging (ACIB) die vooralsnog alleen tot en met 1994 in de raming zijn opgenomen. De stijging van de raming van 1995 op 1996 betreft de kosten voor de gemeentelijke berichten die via het GBA-netwerk worden verstuurd. Voor deze kosten wordt van de gemeenten een vergoeding ontvangen. De verlaging van de raming in 1997 ten opzichte van 1996 wordt veroorzaakt doordat vanaf 1997 de vergoeding van de kosten voor gemeentelijke berichten buiten de begroting om via een beheersorganisatie zal worden verrekend.

ontvangsten

1993

1994

1995

1996

1997

1998

VII Binnenlandse Zaken

522

457

467

492

497

517

1993

1994

1995

1996

1997

1998

z Algemeen

7 2. Openbaar Bestuur

104

77 5. Openbare Orde en Veiligheid

286

287

305

323

342

362 7. Management en Personeelsbeleid

70 8. Informatievoorziening en Automatiseringsbeleid

811

Op het beleidsterrein Algemeen wordt de verlaging van de raming in 1994 en volgende jaren ten opzichte van 1993 met name veroorzaakt doordat in de raming 1993 een incidentele afrekening met het ABP inzake het weduwnaarspensioen is opgenomen. De verlaging van de raming Openbaar Bestuur in 1994 ten opzichte van 1993 betreft de in de raming voor 1993 verwerkte incidentele ontvangsten in verband met de van gemeenten teruggevorderde bijdragen die aan deze gemeenten waren verstrekt op basis van het Besluit sociale vernieuwing. De verlaging van de raming in 1995 ten opzichte van 1994 wordt veroorzaakt doordat vanaf 1995 in de raming voor de ontvangst van paspoortleges geen rekening wordt gehouden met een extra afgifte van paspoorten als gevolg van de maatregel dat per 1 april 1992 niet meer met een verlopen paspoort mag worden gereisd. De verhoging van de raming voor Openbare Orde en Veiligheid in 1994 en volgende jaren ten opzichte van 1993 wordt veroorzaakt door een voorziene stijging in de (premie)ontvangsten van de Dienst Geneeskundige Verzorging Politie. De verlaging van de raming Management en Personeelsbeleid in 1994 en volgende jaren ten opzichte van 1993 wordt veroorzaakt doordat in 1993 incidenteel diverse doorberekeningen zijn verwerkt.

Bijlage 5

126

De verlaging van de raming Informatievoorziening en Automatiserings-beleid in 1994 ten opzichte van 1993 wordt veroorzaakt doordat in de raming voor 1993 de incidentele ontvangsten van de Centrale Archiefselectiedienst in dat jaar zijn verwerkt, alsmede doordat de bijdrage van het ABP ten behoeve van het GBA-project lager is. De stijging van de raming in 1995 en 1996 betreft de ontvangst van de vergoedingen voor de gemeentelijke berichten die via het GBA-netwerk worden verstuurd. Na 1996 zal de vergoeding van de kosten voor gemeentelijke berichten buiten de begroting om via een beheersorganisatie worden verrekend.

uitgaven

1993

1994

1995

1996

1997

1998

VIII Onderwijs en Wetenschappen

328733360131954323123257933083

Met ingang van de begroting 1994 wordt een nieuwe indeling in beleidsterreinen gehanteerd en worden beleidsterreinen samengevoegd. Om een horizontale vergelijking tussen 1993 en volgende jaren mogelijk te maken, is het jaar 1993 in deze toelichting geconverteerd op de begrotingsindeling 1994.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Ministerie algemeen

532

499

489

485

482

482 -kerndepartement en inspectie

342

319

314

310

310

310 -uitvoerende organen

185

175

170

170

167

167 -post actieven

In verband met de vergelijkbaarheid met de vorige horizontale toelichtingen is ervoor gekozen de inspectie bij het kerndepartement mee te nemen. De uitgaven kerndepartement en inspectie geven een daling te zien. Deze betreft zowel de materiële als de personele component. Dit is een gevolg van de efficiencymaatregelen en de neerwaartse bijstelling van de automatiseringsuitgaven. Ook de daling van de uitgaven voor de uitvoerende organen is terug te voeren op efficiencymaatregelen.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Primair onderwijs

8091

8362

8397

8601

8724

8840 -onderwijsuitgaven

7701

7931

7975

8171

8289

8386 -uitgaven rechtspositie

166

158

146

141

133

129 -overige uitgaven

224

272

276

289

302

325

Dit beleidsterrein omvat de voormalige beleidsterreinen basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs. Deze samenvoeging past in het kader van het «Weer Samen Naar School»-beleid. De onderwijsuitgaven omvatten de materiële en de personele uitgaven, exclusief de wachtgelden. De stijging van deze uitgaven wordt verklaard uit een geraamde stijging van het aantal leerlingen. De uitgaven rechtspositie geven een daling te zien, omdat er van wordt uitgegaan dat het beleid, om het aantal wachtgelders terug te dringen, slaagt. De overige uitgaven omvatten de uitgaven voor de onderwijsverzorging, vernieuwingsactiviteiten, onderwijsvoorrangsbeleid en overige uitgaven. De stijging in deze uitgaven wordt verklaard door de middelen die vrijgemaakt zijn voor het onderwijsvoorrangsbeleid (Commissie van Kemenade).

Bijlage 5

127

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Voortgezet onderwijs

6343

6454

6485

6471

6465

6472 -onderwijsuitgaven

5787

5918

5979

5994

5993

6003 -uitgaven rechtspositie

198

195

187

160

161

158 -overige uitgaven

358

341

319

317

310

311

De onderwijsuitgaven omvatten de personele en de materiële uitgaven. De oploop in deze uitgaven wordt veroorzaakt door algemene salarismaatregelen en de invoering van het nieuwe bekostiginssysteem. De uitgaven rechtspositie geven een daling te zien, omdat er van wordt uitgegaan dat het beleid, om het aantal wachtgelders terug te dringen, slaagt. De overige uitgaven bestaan uit onderwijsverzorging, inventaris en projecten (waaronder minderhedenbeleid, invoering basisvorming, VBO, personeelsbeleid, examens, inventaris, emancipatie en internationalisering). Deze uitgaven lopen terug, omdat bestaande projectverplichtingen aflopen en een groot deel van dit budget door de invoering van het nieuwe bekostigingssysteem «meeloopt» in de reguliere bekostiging. Deze uitgaven vallen hierdoor onder de onderwijsuitgaven.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

3083

3046

3065

3119

3139

3162 -onderwijsuitgaven

2817

2758

2781

2826

2845

2870 -uitgaven rechtspositie

115

125

116

113

109

111 -overige uitgaven

151

163

168

180

185

181

De onderwijsuitgaven bestaan uit de personele en de materiële uitgaven. De stijging in deze uitgaven is hoofdzakelijk gelocaliseerd bij het leerlingwezen en wordt veroorzaakt door de beoogde uitbreiding met 20.000 plaatsen van deze onderwijsvorm. De uitgaven rechtspositie geven vanaf 1994 een daling te zien, omdat ervan wordt uitgegaan dat het beleid, om het aantal wachtgelders terug te dringen, slaagt. De overige uitgaven bestaan uit projecten, inventaris, scholingsactiviteiten, examens en overige uitgaven. De oploop wordt goeddeels verklaard door toename van de projectgelden en scholingsactiviteiten werklozen. De oploop wordt getemperd door het teruglopen van de uitgaven voor de examens.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Hoger beroepsonderwijs

2494

2393

2298

2312

2319

2294 -onderwijsuitgaven

1806

1804

1775

1790

1797

1786 -huisvesting

447

387

347

347

347

347 -uitgaven rechtspositie

170

156

133

133

134

121 -overige uitgaven

Naar verwachting zal het aantal studenten zich de komende jaren stabiliseren. Er is rekening gehouden met een vergroting van de doelmatigheid. De huisvestingskosten liggen in 1993 en 1994 hoger dan in latere jaren in verband met de HBO-verkoop operatie. De overige uitgaven lopen terug door het overbrengen van projectgelden naar de reguliere bekostiging. De uitgaven rechtspositie geven een daling te zien, omdat ervan wordt uitgegaan dat het beleid, om het aantal wachtgelders terug te dringen, slaagt.

Bijlage 5

128

  • Wetenschappelijk onderwijs -universiteiten en academische ziekenhuizen -uitgaven rechtspositie -overige uitgaven

1993

4793

459854141

1994

4721

4599 30 92

1995

4754

4661 30 63

1996

4831

4725 30 76

1997

4859

4738 27 94

1998

4909

475325131

Door een aantal incidentele maatregelen, het toerekenen van de incidentele looncomponent en het toevoegen van andere gelden aan het budgettaire macrokader, lopen de uitgaven voor universiteiten en academische ziekenhuizen op. Verwerkt bij dit beleidsterrein zijn de subsidiekortingen bij een aantal gesubsidieerde instellingen. Bij de lumpsumbegroting zijn kortingen toegepast op basis van efficiency, meeropbrengsten collegegelden en herijking leerwegen. Bij de overige uitgaven neemt de post rente en aflossing voor academische ziekenhuizen nog toe. De uitgaven rechtspositie geven een daling te zien, omdat er van wordt uitgegaan dat het beleid, om het aantal wachtgelders terug te dringen, slaagt.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

7 Onderzoek en wetenschapsbeleid

1260

1187

1162

1139

1126

1121 -onderzoeksinstellingen

1084

1122

1102

1084

1074

1067 -overige uitgaven

176

Bij dit beleidsterrein treedt een daling van de uitgaven op. De voornaamste oorzaken hiervan zijn de kortingen op subsidies (1% in 1994 oplopend tot 5% in 1998), verbetering van de doelmatigheid en het achterwege laten van de prijscompensatie. De daling in de overige uitgaven wordt daarnaast veroorzaakt door het overhevelen van een deel van deze budgetten naar andere beleidsterreinen van de O&W-begroting.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Studiefinancieringsbeleid

3980

4454

4414

4378

4358

4376

De voorlopige vergoeding OV-studentenkaart 1993 is reeds in december 1992 betaald, hetgeen het uitgavenniveau 1993 vertekent ten opzichte van 1994. Bij de uitgaven studiefinanciering is inbegrepen het volume aan (niet relevante) studieleningen. Als gevolg hiervan is het effect van het pakket nieuwe maatregelen, te weten minder gift meer lenen, in deze cijferopstelling beperkt zichtbaar in de vorm van een uitgavendaling.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

Huisvesting

2021

1988

516

532

503

528 -huisv primair onderwijs

1100

1094

0 -huisv VO en BV

763

725

337

348

319

344 -huisv WO en onderzoek

158

169

179

184

184

184

De uitgaven voor dit beleidsterrein tonen in 1995 een zeer sterke daling, vanwege de decentralisatie naar gemeenten van de huisvesting van het primair en voortgezet onderwijs (1995) en de toevoeging van de investeringsuitgaven HBO aan het budget van deze instellingen. Als resultaat hiervan worden na 1995 op dit artikel nog slechts de uitgaven voor universiteiten en instellingen voor beroeps-en volwasseneneducatie geraamd.

Bijlage 5

129

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Overige programma-uitgaven

277

496

374

445

605

900 -loon-en prijsbijstelling

-120

130

304

586 -uitgaven rechtspositie

309

319

236

224

210

223 -overige uitgaven

De post loon-en prijsbijstelling bevat de uit de aanvuilende post overgeboekte cumulatieve incidentele looncomponent. Deze kent een stijgend verloop. De uitgaven rechtspositie geven een daling te zien, omdat er van wordt uitgegaan dat het beleid, om het aantal wachtgelders terug te dringen, slaagt.

ontvangsten

1993

1994

1995

1996

1997

1998

VIII Onderwijs en Wetenschappen

2816

2123

1883

1711

1593

1605

-primair, voortgezet en beroepsonderwijs, volwasseneneducatie, hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs

346

180

186

190

188

185 -studiefinancieringsbeleid

1189

1614

1174

1154

1142

1161 -onderzoek en wetenschapsbeleid

225

214

202

197

193

190 -huisvesting

1040

262

111

10 -ministerie algemeen en overige programma-uitgaven

Het incidenteel hoge niveau aan ontvangsten in 1993 wordt onder andere veroorzaakt door terugbetalingen op teveel betaalde voorschotten en uitkeringen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en de beroeps-en volwasseneneducatie. Ook de ontvangsten huisvesting vertonen in 1993 en 1995 een piek ten gevolge van de voorgenomen overdracht van HBO-gebouwen (1993) en MBO-gebouwen (1995). Bij studiefinanciering en lesgelden worden in 1994 de opbrengsten van de vervroegde aflossing studieleningen met korting verwacht. De post onderzoeks-en wetenschapsbeleid geeft een terugloop te zien door kortingen op de doelsubsidies ten behoeve van TNO. Gecorrigeerd voor de incidentele ontvangsten, vertonen de cijfers overigens een vrij constant beeld.

uitgaven

1993

1994

1995

1996

19971998

IX A Nationale Schuld

283282837629223301663148933000

Als gevolg van de groei van de Staatsschuld en een stijging van de rente van 6,4% in 1993 naar 7,0% in 1998 nemen de rentelasten toe van 28,3 miljard in 1993 tot 33 miljard in 1998. Mede als gevolg van de vervroegde aflossing woningwetleningen in 1993 wordt de stijging van de rentelasten in 1994ten opzichte van 1993 gemitigeerd.

ontvangsten

1993

1994

1995

1996

1997

1998

IX A Nationale Schuld

581

De hogere ontvangsten in 1993 zijn veroorzaakt door agio en meebetaalde rente bij heropening van Staatsleningen.

BijlageS

130

uitgaven

199319941995199619971998

IX B Financiën

5221

4948

4847

4853

4867

4864

1993

19941995199619971998

  • EKI

646

463

385

385

385

385

De hogere uitgavenraming voor EKI in 1993 en 1994 in vergelijking met latere jaren is het gevolg van in 1993 opgetreden GOS-schade en de in de raming opgenomen schadedreiging in 1994 (de in de raming opgenomen dreiging is de helft van de totale dreiging GOS-schade voor 1994).

1993

19941995

199619971998

  • BF-kredieten

Het garantieplafond van de regeling BF is voor de jaren 1993-1995 met 100 mln. verhoogd. Hierdoor zullen de uitgaven naar verwachting vanaf 1995 stijgen en vanaf 1998 dalen.

1993

19941995199619971998

  • Muntwezen

De daling na 1994 wordt enerzijds veroorzaakt door de afnemende kapitaalverstrekking in verband met een gewijzigd muntprogramma. Anderzijds valt de daling te verklaren uit een afnemende verliesraming van 's-Rijksmunt.

1993

1994

1995

1996

19971998

  • Personeel en materieel kemministerie

236

236

237

237

237

237

De apparaatsuitgaven van het kemministerie laten voor de jaren 1993 tot en met 1998 een stabiele reeks zien. Tegenover een daling van de uitgaven als gevolg van ombuigingstaakstellingen (grote en kieine efficiency, ziekteverzuim, proportionele taakstellingen, niet uitkeren prijsbijstelling en taakstellende onderuitputting), staat een stijging van de uitgaven als gevolg van noodzakelijke investeringen op het gebied van de huisvesting waarvoor middelen zijn vrijgemaakt op dit hoofdstuk.

1993

1994

1995

1996

19971998

  • Personeel en materieel Belastingdienst

2823

2856

2870

2881

2899

2899

De lichte stijging van de apparaatsuitgaven van de Belastingdienst in de jaren 1993 tot en met 1997 wordt vooral veroorzaakt door de (aanloop)kosten van de verder te intensiveren fraudebestrijding vanaf 1996 (opbrengst structureel 600 miljoen) en de extra middelen die zijn vrijgemaakt op de IXB-begroting voor noodzakelijke investeringen op het gebied van de huisvesting belastingdienst. De stijging wordt gedempt door de op de personele en materiële budgetten verwerkte ombuigingen

Bijlage 5

131

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Rente teruggave belastingen

1180

1070

1070

1070

1070

1070

In 1993 is op dit beleidsterrein een tegenvaller opgetreden. Gelet op de onzekerheden is deze tegenvaller vooralsnog niet doorgetrokken in de ramingen voor 1994 en later.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Vergoeding van proceskosten

Bij arrest van 1 juli 1993 heeft de Hoge Raad het door de Staat ingestelde beroep inzake de verplichting tot vergoeding van proceskosten (indien de Belastingdienst in een fiscale procedure in het ongelijk wordt gesteld) in cassatie verworpen. Thans is bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel aanhangig op basis waarvan proceskosten zullen worden vergoed tegen genormeerde bedragen. De hogere bedragen die in 1993 tot en met 1995 worden geraamd (ten opzichte van 1996 en latere jaren) betreffen een voorziening voor oude gevallen waarin nog geen vergoeding van proceskosten tegen wettelijk genormeerde bedragen kan plaatsvinden.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Diversen

210

180

172

166

163

161

Ten opzichte van 1994 en volgende jaren is éénmalig in 1993 de uitgavenraming voor de Bijdrageregeling Opruiming Explosieven uit WO II met 30 miljoen verhoogd. De verdere daling over de jaren heen valt te verklaren uit het aflopen van de garantieportefeuille van de PPM-regeling.

ontvangsten

IX B Financiën

1993

1994

1995

1996

1997

1998

5756

5898

5604

5779

5960

5950

1993

1994

1995

1996

1997

1998

1 EKI 2 Winstafdracht DNB 3. Dividend uit staatsdeelnemingen 4. Exploitatie Domeinen 5. Verkoop Domeinen 6. Verrichte werkzaamheden 7 Inningskosten Douane 8 Rente belastingschulden 9. Kosten vervolging 10. Rente en aflossing diverse leningen 11. Diverse ontvangsten fiscale zaken 12 Bijzondere financiering 13 Diversen

41019501152143785053281140 82

46821501022093225083281140 77

41020251022093205083281140 77

41021251022093775023281140 77

41022751022084125023281140 77

41023751022073075023281140 77

155

17752250

138

21628212

139

10929208

140

13329207

139

13328206

138

13327204

De ontwikkeling van de ontvangsten uit hoofde van de exportkredietverzekering (EKI) is grotendeels gebaseerd op verwachte schaderestituties, al dan niet voortkomend uit consolidatie overeenkomsten. De hogere ontvangsten in 1994 zijn het gevolg van hogere provenuen uit

Bijlage 5

132

hoofde van afgesloten en af te sluiten schuldenregelingen in het kader van de zogenaamde Club van Parijs. De oplopende ontvangsten uit hoofde van de Winstafdracht DNB zijn het gevolg van oplopende inkomsten uit beleggingen. De daling van de winstafdracht in 1995 ten opzichte van 1994 is het (indirecte) gevolg van een neerwaartse bijstelling van het NNI waardoor de omvang van de beleggingen en deviezenreserve van DNB minder snel stijgt. Bij het artikel Dividend uit staatsdeelnemingen is in 1993 sprake van hogere ontvangsten uit hoofde van in 1993 verkochte van stockaandelen ING (die eerder als dividend waren uitgekeerd). Verder is uitgegaan van een stabiele winstontwikkeling en een gelijkblijvend dividendbeleid. De ontvangsten in 1993 bij het onderdeel Exploitatie Domeinen hangt samen met huurontvangsten van Bijzondere Jeugdzorg (WVC). De schommelingen in de ontvangsten Verkoop Domeinen houden verband met verkoopopbrengsten uit hoofde van middelenafspraken met een aantal departementen (met name Defensie en VROM (RGD)). De vergoeding van Inningskosten voor aan de EG af te dragen douanerechten betreft 10 procent van die douanerechten. De geringe daling van de ontvangsten uit (doorberekende) Kosten van vervolging na 1993 is een gevolg van het feit dat de verhoging die in de eerste suppletore begroting voor het jaar 1993 is geraamd, gegeven de onzekerheden waarmee de raming van deze ontvangstenpost is omgeven, niet meerjarig in de cijfers is verwerkt. De hogere raming Rente en aflossing diverse leningen voor het jaar 1993 ontstaat door de (gedeeltelijke) vervroegde aflossing van twee leningen door het RCC. De op het artikel Diverse ontvangsten fiscale zaken voor 1995 geraamde daling en vanaf 1996 weer optredende stijging houdt verband met de invoering van de Houderschapsbelasting per 1 januari 1995 en het -naar aanleiding van het advies van de commissie van Slooten -aangepaste wetsvoorstel Simons. De ontvangsten Bijzondere Financiering zijn in 1993 incidenteel hoger als gevolg van een ontvangst uit hoofde van de RSV-dading en een niet-geraamde BF-restitutie. De daling vanaf 1993 bij Diversen houdt o.a. verband met de incidentele ontvangst (34 miljoen) in 1993 uit hoofde van de verkoop van ING-warrants (artikel Verkoop staatsdeelnemingen) en het aflopen van de rentebetalingen voor de levering van fregatten aan Indonesië.

uitgaven

1993

1994

1995

1996

1997

1998

X Defensie

13819

1346613580136341359913572

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Algemeen

1336

1388

1297

1291

1274

1239 -personele exploitatie

562

508

488

459

440

431 -materiële exploitatie

222

246

230

228

229

227 -bouw/investeringen

422

344

276

293

295

271 -subsidies en bijdragen

115

109

105

102

98 -nog te verdelen loon-/prijsbijstelling

181

198

209

211

212

De uitgaven voor personele exploitatie dalen als gevolg van een personeelsvermindering conform de uitgangspunten van de Prioriteitennota. De verhoging van de uitgaven voor materiële exploitatie wordt voornamelijk veroorzaakt doordat, als gevolg van de agentschapconstructie voor het Duyverman Computer Centrum (DCC), met ingang van 1994 in de begroting rekening wordt gehouden met de verrekeningen van de

Bijlage 5

133

door het DCC verleende diensten. Om deze reden is ook bij de Koninklijke marine en de Koninklijke luchtmacht van 1993 op 1994 een stijging van de uitgaven voor materiële exploitatie zichtbaar. De verlaging van de uitgaven voor bouw/investeringen wordt ondermeer veroorzaakt door de gewijzigde veiligheidssituatie in Europa, als gevolg waarvan de lidstaten een structurele verlaging van het uitgavenniveau in Navoverband voorstaan. Ten opzichte van 1993 wordt in 1994 en in 1995 een daling voorzien van de, onder de post bouw opgenomen, verrekenbare Navo-infrastructuurwerken in Nederland en van de bijdrage aan het Navo-infrastructuurprogramma. De uitgaven aan subsidies en bijdragen dalen door de verlaging van de bijdrage aan de Hoofdgroep Defensie-Onderzoek van TNO en het overhevelen van 5 miljoen voor de jaren 1994-1999 naar de begroting van Buitenlandse Zaken in verband met de huisvesting van de Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons. Het kabinet heeft besloten de tranche 1994 van de prijsbijstelling niet uit te delen. Daarom is binnen de begroting een bedrag gereserveerd voor de prijsontwikkeling. Deze reservering is voorshands, in afwachting van de verdeling over de artikelen, op het beleidsterrein Algemeen verwerkt.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Pensioenen, wachtgelden en uitkeringen

1608

1627

1632

1639

1639

1629

Het stijgende verloop van de uitgaven tot 1996 wordt met name veroorzaakt door het feit dat in de meerjarenramingen rekening is gehouden met de gevolgen van de personeelsreducties voor de wachtgelduitgaven. Daarnaast is er een toename van het aantal voormalig beroepsmilitairen dat de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. Hierdoor nemen de militaire diensttijdpensioenen toe.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Koninklijke marine

2715

2568

2478

2518

2648

2700 -personele exploitatie

1429

1421

1398

1381

1360

1336 -materiële exploitatie

419

456

463

461

450

462 -infrastructuur/bouw

113

84 -overige investeringen

754

612

555

621

762

818

De uitgaven voor personele exploitatie dalen als gevolg van een personeelsvermindering conform de uitgangspunten van de Prioriteitennota. Als gevolg van temporiseringen van diverse projecten liggen de uitgaven voor infrastructuur en bouw voor 1994 en latere jaren op een lager niveau. De daling respectievelijk stijging van de uitgavenraming voor overige investeringen wordt voornamelijk veroorzaakt door aanpassing van een aantal investeringsprojecten.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Koninklijke landmacht

5059

4688

4677

4595

4387

4532 -personele exploitatie

3144

2935

2820

2693

2558

2704 -materiêle exploitatie

927

896

883

898

814

777 -infrastructuur/bouw

175

190

200

232

194

190 -overige investeringen

813

667

774

772

821

861

Bijlage 5

134

De uitgaven voor personele exploitatie dalen als gevolg van een personeelsvermindering conform de uitgangspunten van de Prioriteitennota. Met ingang van 1998 liggen, als gevolg van de definitieve overgang naar een vrijwilligersleger, de uitgaven voor personele exploitatie weer op een hoger niveau. Het materieelbestand wordt als gevolg van de uitgangspunten in de Prioriteitennota aanzienlijk kleiner. De uitgaven voor materiele exploitatie worden daardoor per saldo eveneens lager. In verband met de werving van beroepspersoneel bepaalde tijd (BBT) zullen de legeringsnormen worden aangepast. Hierdoor nemen de uitgaven voor infrastructuur/bouw tot en met 1996 toe. De daling respectievelijk stijging van de uitgavenraming voor overige investeringen wordt voornamelijk veroorzaakt door aanpassing van diverse investeringsprojecten.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Koninklijke luchtmacht

2362

2504

2609

2585

2598

2575 -personele exploitatie

1237

1196

1155

1066

1009

993 -materiële exploitatie

543

577

594

591

603

609 -infrastructuur/bouw

149

126

121

129

128

124 -overige investeringen

433

605

739

799

858

849

Conform de uitgangspunten van de Prioriteitennota dalen als gevolg van personeelsvermindering de uitgaven voor personele exploitatie. Onder meer door veroudering van het materieel zullen de uitgaven voor onderhoud toenemen. Mede hierdoor wordt de stijging van de uitgaven voor materiële exploitatie verklaard. Door het afronden van een aantal herstructureringsmaatregelen bij de Koninklijke luchtmacht die betrekking hebben op de infrastructuur en bouw (o.a. op De Peel), liggen de hieraan gerelateerde uitgaven vanaf 1994 op een lager niveau. Onder meer door de diverse modificatieprogramma's voor de F-16 (Midlife-Update) en de aanschaf van transportvliegtuigen laten de meerjarenramingen voor overige investeringen een stijgend verloop zien.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Koninklijke marechaussee

317

328

319

333

325

322 -personele exploitatie

253

267

274

266

264

260 -materiêle exploitatie

30 -bouw/investeringen

De toename van de uitgaven voor personele exploitatie is voornamelijk het gevolg van het handhaven van de brigades in Delfzijl en Terneuzen, de uitbreiding van de grensbewakingstaak op Schiphol en het belasten van de Koninklijke marechaussee met de bestrijding van de grensoverschrijdende criminaliteit. Door de verschuiving van een nieuwbouwproject te Den Haag van 1995 naar 1996 en latere jaren, worden met betrekking tot de post bouw/investeringen in 1995 eenmalig fors lagere uitgaven voorzien.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Multiservice projecten

422

363

568

673

728

575 -investeringen

112

174

379

484

539

386 -additionele uitgaven vredesoperaties

249

128

128

128

128

128 -contributies VN

Bijlage 5

135

De investeringen hebben betrekking op de Luchtmobiele brigade en betreffen de aankoop van onder meer helikopters, speciale voertuigen en de aanleg van de benodigde infrastructurele voorzieningen. De uitgaven voor vredesoperaties bestaan uit de uitgaven voor contributies aan de Verenigde Naties en de additionele uitgaven die gedaan worden in verband met de deelname door Nederland aan vredesoperaties. Het hoge uitgavenniveau in 1993 is met name het gevolg van de Nederlandse deelname aan de vredesoperaties in het voormalige Joegoslavië en in Cambodja.

ontvangsten

1993

1994

1995

1996

19971998

X Defensie

810

692

633

630

626

626

De lagere ontvangsten ten opzichte van 1993 worden met name veroorzaakt door de lagere met de Navo te verrekenen infrastructuurwerken in Nederland als gevolg van de beperking van het NAVO-infrastructuurprogramma. Daarnaast wordt de bijdrage van het ministerie van Binnenlandse Zaken voor arbeidsmarkt-en opleidingsprojecten niet langer bij de ontvangsten verantwoord. De desbetreffende middelen zijn overgeboekt van de uitgavenbegroting van Binnenlandse Zaken naar de uitgavenbegroting van Defensie. Tevens is er in 1993 sprake van enkele incidentele ontvangsten.

Agentschap Duyverman Computer Centrum 1993

1994

1995

1996

1997

1998

Duyverman Computer Centrum -lasten

123

122

121

119

117 -baten

134

133

133

132

133

Op 1 januari 1994 wordt het DCC agentschap ingesteld. De produkten en diensten die het DCC levert, worden verrekend met de onderdelen van de Defensie-organisatie. Bij de raming van de baten en de lasten is het prijspeil 1993 gehanteerd. De raming van de baten is gebaseerd op de afzetverwachting van de produkten en diensten van het DCC. De daling van de lasten over de jaren 1994 t/m 1998 wordt voornamelijk veroorzaakt door lagere afschrijvingslasten als gevolg van dalende hardwareprijzen en efficiencyverbeteringen in de automatiseringsstruktuur. Daarnaast treden besparingen op in de uitgaven voor materieel als gevolg van minder onderhoudskosten voor hardware. Een van de primaire doelstellingen van het DCC is om de tarieven zo laag mogelijk te houden. Het positieve saldo van baten en lasten toont de ruimte die aanwezig is voor tariefverlagingen.

uitgaven

1993

1994

1995

1996

1997

1998

XI Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

144001333313004125901260212327

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Algemeen

231

217

215

211

209

206 -personeel/materieel

182

164

162

157

155

152 -overig

De daling van de uitgaven in 1994 wordt voornamelijk veroorzaakt door de voltooiing van een nieuw, geautomatiseerd systeem voor begrotingsbeheer. De lichte stijging van de overige uitgaven van 1993 op 1994 wordt veroorzaakt door toename van de voorlichtingsactiviteiten.

Bijlage 5

136

1993

1994

1995199619971998

3 Volkshuisvesting

116201066210314

9976

9953

9759

3.1 Algemeen

272

255

253

232

222

215 -personeel/materieel

225

220

208

193

180

174 -overig

De daling van de uitgaven voor personeel/materieel nemen af door een personeelsreductie van ongeveer 400 personen als gevolg van de reorganisatie bij het Directoraat-Generaal Volkshuisvesting. De overige uitgaven laten een lichte daling zien door een afname van onderzoek.

1993

1994

1995199619971998

32 Objectsubsidies aactiefdeel

782

1033

962

853

878

1105 -bijzondere aandachtsgroepen

346

418

336

207

167

164 -subsidies marktsector

7 -budget sociale sector

192

308

334

334

334 -budget kopkosten

293

231

160 -budget huurverlagingstoeslagen

26 -budget marktsector

104

29 -besluit woninggebonden subsidies 1995

284

545 -boekwaardeverlaging huurwoningen

45 -overig

De eenmalige stijging in 1994 van de uitgaven voor bijzondere aandachtsgroepen is het gevolg van een wijziging van de ramings-techniek in 1992. De daling van de uitgaven vanaf 1995 is het gevolg van de overheveling van gelden van de regeling huisvesting gehandicapten naar het Gemeentefonds in het kader van de decentralisatie-impuls. Op de budgetten inzake sociale sector, kopkosten, marktsector, huurverlagingstoeslagen, en regelingen subsidies marktsector worden vanaf 1994 geen nieuwe verplichtingen meer aangegaan aangezien deze artikelen ondergebracht worden in een meer gedecentraliseerde regeling, te weten het Besluit Woninggebonden Subsidies 1995 (BWS'95). De stijgingen van de uitgaven bij het budget sociale sector, het budget huurverlagingstoeslagen en het budget marktsector in de periode voor overheveling van deze budgetten naar het BWS'95 worden veroorzaakt door de kasverplichtingensleutels van deze regelingen en nieuwe gunningen; na 1995 wordt het verloop van de uitgaven uitsluitend bepaald door de wijze van uitfinancieren van de eerder aangegane verplichtingen. De subsidies marktsector dalen reeds vanaf 1993 door overheveling van gelden naar het budget marktsector. Bij het budget marktsector is sprake van een verhoging in 1996 als gevolg van een bijstelling van het aantal te subsidiëren woningen in het marktsegment 140.000 tot 200.000 (en een verlaging van het aantal te subsidiëren goedkopere woningen) naar aanleiding van het Trendrapport. Het uitgavenverloop van het Besluit Woninggebonden Subsidies 1995 wordt bepaald door de kassleutel voor deze nieuwe subsidieregeling, waarbij in jaar t + 2 en t + 3 vijftig procent van de subsidieverplichting wordt uitgekeerd. Hierdoor treedt het eerste kaseffect van deze regeling pas op in 1997.

Bijlage 5

137

De bedragen die zijn uitgetrokken voor boekwaardeverlagingen van huurwoningen, worden gefinancierd uit ontvangsten van rijksleningen die worden afgelost bij verkoop van deze woningen. Vanwege deze relatie en de onzekerheid over de te verkopen aantallen woningen zijn na 1995 geen ramingen bij de uitgaven en ontvangsten opgenomen.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

32 Objectsubsidies b. niet-actief deel

6649

5506

4955

4802

4628

4310 -jaarlijkse bijdragen oude regelingen en huurwoningen

1111

826

716

638

567

510 -jaarlijkse bijdragen huurwoningen DKP

4138

3745

3527

3564

3509

3302 -bijdragen verbetering huurwoningen

651

293

147

115

115

115 -jaarlijkse bijdragen koopwoningen

716

640

565

491

437

376 -overig

De betalingen op niet meer actieve objectsubsidieregelingen laten een dalende lijn zien. De kasuitgaven uit hoofde van de oude verplichtingen op deze inactieve regelingen lopen geleidelijk af. Het subsidie-afbraakpercentage van 5,5% versterkt deze daling.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

3.3 Subjectsubsidies

2034

2252

2483

2635

2745

2897 -individuele huursubsidie

1971

2190

2421

2571

2680

2830 -overig

Het verloop van de uitgaven voor de individuele huursubsidie (IHS) wordt bepaald door het aantal IHS-ontvangers en de hoogte van de gemiddelde bijdrage. Het aantal IHS-ontvangers stijgt door een toename van het aantal huishoudens (door gezinsverdunning, de toename van het aantal immigranten en de vergrijzing). Ook de gemiddelde bijdrage neemt toe voornamelijk door de jaarlijkse huurverhogingen.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

3.4 Leningen woningwet

517

417

314

250

191

135

De daling van de uitgaven leningen woningwet wordt veroorzaakt doordat er vanaf 1988 geen nieuwe rijksleningen meer zijn verstrekt. Een uitzondering hierbij is gemaakt voor verbetering en overname van Domeinwoningen, waarvoor tot 1993 rijksleningen worden verstrekt. Ook de liquiditeitstekorten (aanvullende leningen) lopen a.g.v. het op nul stellen van huur-en kostenparameter voor de met Rijksleningen gefinancierde woningen, sterk af.1993

1994

1995

1996

1997

1998

3 5 Stadsvernieuwing en verstedelijking

1355

1186

1333

1336

1290

1081 -infrastructuur en locatiesubsidies

153

151

20 -stadsvernieuwingsfonds

1202

1035

1046

1051

1049

849 -Besluit locatiegebonden subsidies

212

212

212

212

Bijlage 5

138

De daling van de uitgaven voor infrastructuur en locatiesubsidies vanaf 1995 wordt veroorzaakt door de overheveling van budgetten naar het nieuwe artikel Besluit Locatiegebonden Subsidies. Het uitgangspunt voor het stadsvernieuwingsfonds is dat er in de periode vanaf 1990 tot circa 2005 10,8 miljard (prijspeil 1990) aan rijksbijdragen zal worden uitgekeerd. In dit licht wordt uitgegaan van een gefaseerde daling van de uitgaven vanaf 1997.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

4.

5 Ruimtelijke Ordening

Milieubeheer -personeel/materieel -garanties -onderzoek -algemeen milieubeleid -milieukwaliteit en emissiebeleid -ketenbeheer en milieuzorg -overig

1993

1123167-146199

497 65 49

1994

10331592148179

445 56 44

1995

1032158814491

537 46 48

19969801571314094

487 40 49

19979801561814496

477 41 48

19989871562314696

478 40 48

De milieu-uitgaven op de begroting van VROM nemen per saldo af door een aantal ontwikkelingen. De apparaatsuitgaven nemen af vanwege een verminderde inzet van niet-regulier personeel. De uitgaven voor garanties (bodemsanering) nemen geleidelijk toe van nihil in 1993 tot structureel circa 30 miljoen. De rijksuitgaven voor algemeen milieubeleid zullen met ingang van 1995 fors afnemen door de decentralisatie van bijdrageregelingen milieuapparaatskosten voor gemeenten en provincies; de huidige budgetten zullen worden overgeheveld naar het Gemeente-en het Provinciefonds. De uitgaven voor milieukwaliteit en emissiebeleid laten bij bodemsanering in 1995 een piek zien. Door het aflopen van de stimuleringsregeling voor schone en lawaaiarme vrachtauto's en bussen nemen de uitgaven voor geluid en verkeer (eveneens onderdeel van milieukwaliteit en emissiebeleid) na 1993 af. De uitgaven voor ketenbeheer en milieuzorg nemen af met name door een heroriëntering op het afvalstoffenbeleid en door het beëindigen van de Bijdrageregeling autowrakkenbeleid per 1-1-1995.1993

1994

1995

1996

1997

1998

Huisvesting Rijksdiensten

903

910

941

925

979

900 -personeel/materieel

121

112

112

113

113

113 -exploitatie en onderhoud

166

186

168

210

205

207 -justitie/JR120

142

168

273

245

238

211 -alternatieve financiering

83 -huren

206

194

201

226

239

235 -investeringskosten rijksdiensten

211

162

40 -overig

De uitgaven voor exploitatie en onderhoud vertonen een eenmalige daling in 1995, omdat bij begroting 1990 tot en met het jaar 1994 extra gelden zijn toegevoegd op dit artikel. De uitgaven lopen hierna weer op doordat het onderhoud voor justitie panden(JR-120 programma) in die jaren is overgeheveld naar dit onderhoudsartikel. De fluctuaties op het JR-120 artikel worden voornamelijk veroorzaakt door de wisselende opbrengsten uit de afstoot van justitiepanden, die deels op dit artikel geboekt staan.

Bijlage 5

139

De oploop van de uitgaven voor zowel alternatieve financiering als huren wordt veroorzaakt omdat meer Rijkshuisvesting gehuurd en alternatief gefinancierd wordt. De investeringskosten rijksdiensten lopen sterk af omdat de nieuwbouwbehoefte bij een krimpende overheid daalt en minder rijkshuisvestingsprojecten a fonds perdu worden gefinancierd. Ook staan de opbrengsten van de afstoot van onroerend goed voor het grootste deel op dit artikel geboekt. Deze fluctueren sterk, hetgeen doorwerkt in de meerjarencijfers van dit artikel. 1993

1994

1995

1996

1997

1998

7 Huisvesting t.b.v. derden

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Kadaster

361

349

341

336

318

313

De geleidelijke daling van de uitgaven van het Kadaster wordt veroorzaakt door een daling van de personele en materiële uitgaven. Deze daling hangt samen met de uitvoering van het Kadaster Ondernemingsplan.

ontvangsten

1993

1994

1995

1996

1997

1998

XI Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

12939

3896

3790

3739

3728

3772

1993

1994

1995

1996

1997

1998

1 A/gemeen

1 3 Volkshuisvesting

12346

3421

3329

3233

3242

3291 5. Milieubeheer

2 6 Huisvesting rijksdiensten

27 7 Huisvesting derden

95 8. Kadaster vastgoedinformatie

421

346

336

381

361

354

De hoge omvang van de ontvangsten bij volkshuisvesting in 1993 wordt voor het overgrote deel veroorzaakt door vervroegde aflossingen op leningen woningwetwoningen (8 miljard). De vervroegde aflossingen leningen woningwetwoningen in 1993 leiden in latere jaren tot een derving van de reguliere aflossingen en renteontvangsten bij volkshuisvesting. De niet-belastingontvangsten bij milieubeheer nemen af door het beëindigen van de bijdrage van de Nederlandsche Spoorwegen aan VROM voor de sanering van railverkeerslawaai. Met ingang van 1994 zal deze bijdrage rechtstreeks naar het Infrastructuurfonds worden geboekt. De ontvangsten voor huisvesting rijksdiensten zijn in 1993 eenmalig 26,5 miljoen hoger omdat projectontwikkelaars/beleggers de door de Rijksgebouwendienst in 1991 en 1992 reeds gedane uitgaven voor onvermijdelijke voorbereidingsactiviteiten ten behoeve van de bouw van gevangenissen en rechtbanken hebben terugbetaald aan de RGD. De ontvangsten van het Kadaster worden bepaald door een aantal ontwikkelingen, te weten een lichte stijging van het aantal transacties, technische correcties wegens de opbouw van het eigen vermogen waarmee uitgaven en ontvangsten van het Kadaster aan elkaar gelijk worden gesteld, kasgeldleningen binnen hoofstuk XI en een mogelijke tariefverlaging in 1996.

Bijlage 5

140

uitgaven

1993

1994

1995

1996

19971998

XII Verkeeren Waterstaat

8606

8023

7701

7589

7543

7539

1993

1994

1995

1996

1997

1998

z Algemene departementale aangelegenheden

2403

2656

2748

2817

2880 -Bijdrage aan het Infrastructuurfonds

2168

2432

2527

2590

2655 -Overige uitgaven

235

224

221

227

225

Met ingang van 1 januari 1994 gaan vrijwel alle investeringsuitgaven op het terrein van verkeer en vervoer van Hoofdstuk XII over naar de begroting van het Infrastructuurfonds. Deze overgang krijgt gestalte in het bijdrageartikel van beleidsterrein 1. De sprong in de reeks van 1994 op 1995 wordt voor het overgrote deel veroorzaakt doordat een deel van de ombuigingstaakstelling 1994 incidenteel in de vorm van een kasschuif met het Infrastructuurfonds ten laste van het bijdrageartikel is gebracht. De instelling van het Infrastructuurfonds heeft tot gevolg dat een aantal beleidsterreinen op de begroting van Verkeer en Waterstaat qua omvang is afgenomen. Het betreft met name de beleidsterreinen Rijkswaterstaatsaangelegenheden en Openbaar vervoer en goederenvervoer. Tegenover een verlaging van enkele beleidsterreinen als gevolg van het wegvallen van de investeringen, staat een verhoging als gevolg van het toedelen van de voorheen op beleidsterrein 1 verantwoorde uitgaven voor personeel en materieel aan alle beleidsterreinen met ingang van 1994. Voor 1993 is bij alle beleidsterreinen uitgegaan van de voor 1994 en latere jaren geldende begrotingsindeling. 1993

1994

1995

1996

19971998

  • Rijkswaterstaatsaangelegenheden

2044

1902

1823

1715

16241555 -Algemeen

929

900

905

908

887

887 -Waterkeren

604

476

418

358

290

225 -Waterbeheren

320

399

376

324

325

321 -Mobiliteit

125

64 -Veiligheid

De daling bij de algemene uitgaven, waaronder met name personeel en materieel vallen, houdt verband met de verwerking van de taakstelling in het kader van de Grote Efficiency Operatie. De daling bij de uitgaven voor Waterkeren houdt verband met de overheveling van budgetten naar het Provinciefonds in verband met de decentralisatie van waterkeringssubsidies en -in latere jaren -de voltooiing van de Stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg en de beëindiging van de taken betreffende inrichting en ontwikkeling van de Usselmeerpolders. De fluctuatie van de uitgaven voor Waterbeheren hangt samen met het uitgavenverloop van de uitkeringsregeling zuurstofbindende stoffen. De daling bij het onderdeel mobiliteit van 1993 op 1994 is met name het gevolg van het overbrengen van uitgaven voor mobiliteit naar de sector openbaar vervoer.

Bijlage 5

141

1993

1994

1995

1996

19971998

  • Openbaar vervoer en goederenvenoer

2665

2917

2520

2456

24142412 -algemeen

147

125

125

138

135

135 -bijdragen openbaar vervoer

2518

2792

2395

2318

2279

2277

De mutatie bij de algemene uitgaven van 1993 op 1994 wordt met name verklaard door een daling van de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling. Wat betreft de bijdragen openbaar vervoer wordt de uitgavenraming 1994 beïnvloed door het feit dat de middelen die vrijvallen door de verzelfstandiging van het Spoorwegpensioenfonds worden aangewend voor de afkoop van nog resterende schuld van de Staat aan de NS. In de bijdragen openbaar vervoer zijn de Tussenbalansmaatregelen ten aanzien van tariefstijgingen van 6% verwerkt. Tevens is besloten om bij Stad-en streekvervoer te streven naar een hogere kostendekkingsgraad. Met ingang van 1995 moet deze maatregel jaarlijks 50 miljoen opleveren. Tevens worden enkele uitgaven voor mobiliteit, afkomstig van het terrein Rijkswaterstaatsaangelegenheden, met ingang van 1994 verantwoord onder de bijdragen openbaar vervoer.

1993

1994

1995

1996

19971998

  • Luchtvaartaangelegenheden

211

234

175

186

213

218

De piek in de uitgaven in 1994 wordt veroorzaakt door de versnelling van het geluidsisolatieprogramma Schiphol. Met ingang van 1996 stijgen de uitgaven wegens de bijdrage aan de voorgenomen verplaatsing van Zestienhoven.

1993

1994

1995

1996

19971998

Zeescheepvaart en maritieme aangelegenheden

234

199

171

139

132

131 -Stimulering zeescheepvaart

108

6 -Overige uitgaven

126

121

121

124

125

125

De regelingen op basis waarvan steunverlening aan de zeescheepvaart wordt verleend, lopen eind 1995 af. Het betreft afnemende uitgaven voor de reeds afgelopen IPZ, de Interimregeling Stimulering Zeescheepvaart voor 1993 en de deels fiscaal begrootte Wet Stimulering Zeescheepvaart voor 1994en 1995.

1993

1994

1995

1996

19971998

  • Telecommunicatie en en postzaken

De stijging van de uitgaven van 1993 op 1994 wordt veroorzaakt door nieuwe taken van de Hoofddirectie Telecommunicatie en Post zowel in het kader van de EG-regelgeving als op het gebied van liberalisering en vormgeving van de interne telecommunicatiemarkt.

Bijlage 5

142

1993

1994

1995

1996

19971998

  • Meteorologische aangelegenheden

De piek in 1994 en 1995 is het gevolg van de nieuwbouw van het KNMI.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Rijksdienst voor het wegverkeer

223

217

212

212

210

210

ontvangsten

1993

1994

1995

1996

1997

1998

XII Verkeeren Waterstaat

2162

2429

2053

2033

1977

1940

1993

1994

1995

1996

19971998

  • Algemene departementale aangelegenheden

2 2. Rijkswaterstaatsaangelegenheden

233

236

224

216

185

174 3. Openbaar vervoer en goederenvervoer

362

5 4. Luchtvaartaangelegenheden

134

99 5. Zeescheepvaart en maritieme aangelegenheden

71 6. Telecommunicatie en Postzaken

1499

1381

1395

1384

1372

1347 7. Meteorologische aangelegenheden

18 8. Rijksdienst voor het wegverkeer

227

229

226

226

224

224

Voor het jaar 1993 is uitgegaan van de voor 1994 en latere jaren geldende begrotingsindeling. De daling in de ontvangsten bij Rijkswaterstaatsaangelegenheden hangt samen met de afronding van de taken van de voormalige Rijksdienst voor de Usselmeerpolders. De extra ontvangsten bij het openbaar vervoer in 1994 worden veroorzaakt door de middelen die vrijvallen als gevolg van de verzelfstandiging van het Spoorwegpensioenfonds. Op het beleidsterrein Luchtvaartaangelegenheden is de incidentele verhoging van de ontvangsten in 1994 het gevolg van de versnelling van het geluidsisolatieprogramma Schiphol. De daling na 1993 bij het beleidsterrein Zeescheepvaart en Maritieme aangelegenheden wordt veroorzaakt door het wegvallen van een jaarlijkse betaling van de BV Loodswezen. De daling op het beleidsterrein Telecommunicatie en Postzaken wordt veroorzaakt door de wegvallende renteontvangsten als gevolg van de omzetting van leningen in aandelen.

uitgaven

1993

1994

1995

1996

1997

1998

XIII Economische Zaken -verplichtingen (bruto)

5052

3818

3782

3818

3555

3552 -kas

3749

3255

3205

3408

3021

3000

De ramingen zijn hierna per hoofdbeleidsterrein toegelicht. De toelichtingen richten zich op de ontwikkelingen in de verplichtingenramingen omdat deze het gevoerde beleid het meest direct weerspiegelen. De kasramingen zijn een afgeleide van de verplichtingenramingen en passen binnen het afgesproken kasplafond voor hoofdstuk XIII. De kasramingen worden onder de verplichtingenreeksen vermeld.

BijlageS

143

1993

1994

1995

1996

19971998

  • Algemeen

600

584

579

577

572

569619

591

580

577

573

569

Dit hoofdbeleidsterrein omvat de personele en materiële uitgaven van het ministerie in enge zin en een aantal buitendiensten, waaronder het CBS. Daarnaast wordt op dit hoofdbeleidsterrein de bijdrage aan het agentschap Senter geraamd. De daling in de raming (met name van 1993 op 1994) is een gevolg van de Grote Efficiency operatie.

1993

1994

1995

1996

19971998

  • Industrieel en algetneen technologie beleid

1354

789

770

781

782

781830

833

810

806

791

816

In de raming voor 1993 is rekening gehouden met de vastlegging van enkele incidentele grote garantieverplichtingen op dit beleidsterrein (staatsgegarandeerde leningen Fokker: 426 miljoen en garantie boedelkrediet DAF: 60 miljoen). Daarnaast is de raming voor 1993 op verplichtingenbasis verhoogd met 22 miljoen uit hoofde van de verplichtingenoverloop 1992-1993 en met 23 miljoen (éénmalig) in verband met het naar voren halen van verplichtingenruimte ten behoeve van de Innovatiecentra. Tenslotte kan gemeld worden dat in 1993 voor het laatst verplichtingenruimte is geraamd voor de Instir (17 miljoen).

1993

1994

1995

1996

1997

1998

3 Industriebeleid

725645

10292

8873

40297

4256

3754

De raming 1993 voor het Industriebeleidsterrein ligt ten opzichte van de meerjarenraming van dit beleidsterrein zeer hoog. Dit is een gevolg van de incidentele bijdrage van 195 miljoen aan de nieuwe DAF Trucks N.V., de voorziening van 155 miljoen voor de beoogde Financieringsfaciliteit, de staatsgegarandeerde rentelening NedCar van 85 miljoen, de staatsbijdrage van 38 miljoen in de achtergestelde converteerbare obligatielening Fokker en de bijdrage van 122 miljoen van de Staat in Fokker Holding B.V. De Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981 (PPM) is voor de periode 1992-1995 op de begroting van EZ opgenomen. Dit leidt ertoe dat na 1995 de verplichtingenruimte 50 miljoen per jaar kleiner is. Daarnaast is de daling in de ramingen ten opzichte van 1993 te verklaren uit de afname van het budget voor zeescheepsnieuwbouw in deze periode (1993: 50 miljoen, 1994: 15 miljoen en 1995: 0 miljoen). Als uitvloeisel van de met betrekking tot NedCar gesloten overeenkomst is een kasbedrag van 242 miljoen in 1996 opgenomen.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

4 Regionaal beleid

408

317

313

323

321

321399

394

383

396

388

393

De verplichtingenramingen voor het hoofdbeleidsterrein Regionaal beleid is als gevolg van de verplichtingenoverloop 1992-1993 verhoogd met 138 miljoen (de kasconsequenties kunnen binnen de uitgavenramingen opgevangen worden).

Bijlage 5

144

1993

1994

199519961997

1998

  • Diensten, midden-en kleinbedrijf en ordemng

809308

930290

924269

925250

923248

923246

Vanaf 1994 is het garantieplafond van de Borgstellingsregeling voor het Midden-en Kleinbedrijf verhoogd met 150 miljoen. Daarnaast worden in 1993 voor het laatst verplichtingen aangegaan in het kader van de Regeling tegemoetkoming ziektekosten zelfstandigen. Het structurele verschil tussen het niveau van de kas-en verplichtingenramingen vindt zijn verklaring in de garantieverplichtingen die in het kader van de Borgstellingsregeling voor het Midden-en Kleinbedrijf worden aangegaan. Van deze verplichtingen (in 1994: 750 miljoen) komt maar een deel daadwerkelijk tot uitbetaling (in 1994: 70 miljoen).

1993

19941995

1996

1997

1998

  • Energiebeleid

772716

741807

745804

813786

729765

735767

De verplichtingenraming 1993 voor het hoofdbeleidsterrein Energiebeieid is als gevolg van de verplichtingenoverloop 1992-1993 verhoogd met 34 miljoen. De kasconsequenties worden binnen de kasmeerjarencijfers opgevangen. Omdat in de verplichtingenramingen voor 1996 rekening is gehouden met de vastlegging van de vierjaarlijkse bijdrage aan Euratom, is de raming in 1996 relatief hoog.

  • Buitenlandse economische betrekkingen en exportbevordering

1993

1994

1995

19961997

1998

384232

355248

363286

359296

186200

186155

De verplichtingenraming voor het hoofdbeleidsterrein Buitenlandse Economische Betrekkingen en Exportbevordering is in 1993 als gevolg van de verplichtingenoverloop 1992-1993 verhoogd met 19 miljoen. De kasconsequenties worden binnen de kasmeerjarencijfers opgevangen. De daling in de ramingen na 1996 houdt verband met het feit dat de Oost-Europafaciliteit (172 miljoen) loopt tot en met 1996.

ontvangsten

XIII Economische Zaken

1993

1994

1995

1996

19971998

7620

6626

6807

7294

7660

8050

1993

1994

19951996

19971998

1 Algemeen 2. Technologie 3. Industrie 4 Regionaal Beleid 5. DM0 6 Energiebeleid -aardgasbaten -nietaardgasbaten 7. Export

677447843136

64184022

677012741134

58003852

70673727129

61003752

68593522122

66003862

68533411120

70003722

68543311120

74003622

Bijlage 5

145

Op het onderdeel Algemeen worden zowel de ontvangsten van algemene aard als de ontvangsten van een aantal buitendiensten geraamd. De voornaamste ontvangsten met betrekking tot het onderdeel Technologie betreffen terugbetalingen op in het verleden verstrekte Technische ontwikkelingskredieten (TOK). Bij dit artikel is sprake van een dalende trend omdat de verleende kredieten in de afgelopen jaren lager liggen dan in de eerste helft van de tachtiger jaren. De raming voor 1993 op het onderdeel Industrie is relatief hoog in verband met een aantal incidentele ontvangsten: verkoop aandelen Fokker (277 miljoen), verkoop aandelen Vredestein (30 miljoen) en hogere ontvangsten in verband met in het verleden verleende steun aan bedrijven (17 miljoen). De sterke daling van de ontvangsten vanaf 1994 wordt in belangrijke mate veroorzaakt door het aflopen van geraamde terugbetalingen uit hoofde van in het verleden aan de staalindustrie verstrekte financiële steun. De ontvangsten op het onderdeel Regionaal beleid betreffen voornamelijk de gelden die Nederland uit het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO) ontvangt. Met ingang van 1990 is de relatie tussen het EFRO en EZ beëindigd en worden de bijdragen direct aan de betrokken lagere overheden uitgekeerd. De resterende EFRO-ontvangsten hebben betrekking op projecten die in het verleden zijn vastgelegd en vertonen derhalve een dalend beeld: 32,5 miljoen in 1993, 8,8 miljoen in 1997. Bij de ontvangstenramingen van het hoofdbeleidsterrein DM0 speelt de raming voor de opbrengsten uit casino's een belangrijke rol. Daarnaast zijn de ontvangsten voor dit hoofdbeleidsterrein vanaf 1994 structureel hoger geraamd (8,4 miljoen) als gevolg van de provisieverhoging en de plafondverhoging bij de Regeling Borgstelling Midden-en Kleinbedrijf. Bij het onderdeel Energie worden de gasbaten geraamd. De ontwikkeling van de gasbaten is aan het einde van deze bijlage apart toegelicht. Voor wat betreft de overige ontvangsten op het hoofdbeleidsterrein Energie wordt het verloop in de meerjarenraming van dit hoofdbeleidsterrein veroorzaakt door een groot aantal fluctuaties in de ontvangstenramingen van o.a. dividend EBN, verkoop van stockdividend DSM, COVA en de SEP (bijdrage aan de subsidies voor warmtekrachtkoppeling). De raming van het onderdeel Export bestaat uit de ontvangsten van de EVD (Economische Voorlichting en exportpromotie) en de algemene ontvangsten op de post BEB (Buitenlandse Economische Betrekkingen).

Agentschap Senter

1993

1994

1995

1996

1997

1998

Senter -lasten

24 -baten

Op 1 januari 1994 wordt Senter een agentschap. De lasten van Senter bestaan uit apparaatskosten, rente en afschrijvingen. De baten bestaan uit inkomsten door levering van diensten en produkten aan het Ministerie van Economische Zaken en derden.

Bijlage 5

146

uitgaven

1993

1994

1995

1996

1997

1998

XIV Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

2995

3005

3006

2983

3002

3026

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Algemeen

860

831

834

860

871

870 -Personeel en Materieel

822

768

771

797

808

808 -Agentschap Plantenziektenkundige Dienst

18 -Overige

De daling van de post Personeel en Materieel in 1994 ten opzichte van 1993 hangt samen met de invulling van de taakstelling Grote Efficiency, alsmede met de verbijzondering van de post Agentschap Plantenziektenkundige Dienst. De stijging van de post Personeel en Materieel vanaf 1995 houdt verband met de uitvoeringskosten welke zijn verbonden aan de uitvoering van het mest-en ammoniakbeleid. Met ingang van 1996 zal in dit kader een regulerende mineralenboekhouding met aangifte en heffing worden ingevoerd. De stijging van de post Overige wordt veroorzaakt door meer uitgaven voor postactieven (3 miljoen) en een ongunstiger saldo van het Landbouwegalisatiefonds (3 miljoen).

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Agrarisch onderwijs

781

775

785

787

789

793 -Wetenschappelijk onderwijs

233

226

227

228

229

230 -Hoger agrarisch onderwijs

108

105

105

105

105

106 -Agrarisch praktijkschoolonderwijs

40 -Schoolgebouwen en grond

38 -Overige subsidies en uitgaven

31 -Voortgezet agrarisch onderwijs

320

326

335

341

345

348

De geleidelijke toename in de meerjarencijfers is het gevolg van de budgettaire verwerking van de incidentele loonontwikkeling op alle posten binnen het beleidsterrein Agrarisch onderwijs. Samenhangend met de looptijd van de zogenaamde Hoofdlijnaccoorden is met ingang van 1994 de ombuigingstaakstelling 1992 verwerkt bij het Wetenschappelijk en het Hoger agrarisch onderwijs. Begrotingstechnische correcties voor de uitverdieneffecten van ombuigingen op wachtgelden, bijstellingen in het kader van het loonstructuuronderzoek en de beëindiging van de VUT voor 60-jarigen leiden na 1993 tot een daling in de meerjarencijfers van de posten Overige subsidies en tot een stijging van de uitgaven van Voortgezet agrarisch onderwijs. Vanaf 1994 is de post Voortgezet agrarisch onderwijs verhoogd als gevolg van een bijstelling voor de begeleidende maatregelen in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).

1993

1994

1995

1996

1997

1998

Landbouwstructuurontwikkeling

269

316

284

258

261

280 -Bedrijfsontwikkeling

64 -Structuurverbetering

158

211

183

167

177

197 -Overige

Bijlage 5

147

Binnen de post Bedrijfsontwikkeling is over de jaren heen sprake van een daling die samenhangt met de privatisering van de Dienst Landbouwvoorlichting. In dit kader gaat het bedrijfsleven jaarlijks 5% meer bijdragen in de kosten. Het nieuwe mest-en ammoniakbeleid brengt met ingang van 1994 extra uitgaven op het gebied van de landbouwvoorlichting met zich mee (demonstratieprojecten). Hierdoor stijgt de post Bedrijfsontwikkeling in 1994 en 1995 incidenteel. Na 1995 gaan deze extra voorlichtingsuitgaven dalen. De stijging van de post Structuurverbetering in 1994 ten opzichte van 1993 hangt samen met een toename van de subsidiëring van met name milieu-investeringen. De daling in 1994 en 1995 wordt veroorzaakt doordat er tijdelijk compensatie wordt geleverd voor de middelenderving als gevolg van de vertraagde invoering van een ammoniak-en mineralenheffing en het niet doorgaan van een bestrijdingsmiddelenheffing. De bijstelling van het Programma Samenwerking Oost-Europa vindt elk jaar incidenteel plaats, zodat de post overige in 1993 hoger uitvalt dan voor 1994 en volgende jaren.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Inrichting en beheer

625

652

676

659

662

678 -Landinrichting

329

328

345

326

324

324 -Beheer landbouwgronden

107 -Natuur

139

161

166

167

170

179 -Bos-en landschapsbouw

35 -Openluchtrecreatie

De post Landinrichting is in 1995 hoger dan in 1994 als gevolg van een verhoging van de bijdrage in de Regionaal Integraal Waterbeheerprojecten in 1995 ten opzichte van 1994 en als gevolg van een incidentele compensatie in 1994 voor de middelenderving door de vertraagde invoering van de ammoniak-en mineralenheffing. Het structurele uitgavenpeil van de betreffende post wordt in 1996 en volgende jaren verlaagd als gevolg van een structurele efficiencykorting welke samenhangt met de decentralisatie van het landinrichtings-en natuur-beleid en als gevolg van het verwerken van de ombuigingstaakstellingen op subsidies Door een incidentele ombuiging is de post Beheer landbouwgronden in 1993 lager dan in 1994 en volgende jaren. In de meerjarencijfers is een toename in de jaren 1993 tot 1995 verwerkt die bestemd is voor de aankoop van gronden zoals vermeld in het Structuurschema Groene Ruimte. Vanaf 1995 is rekening gehouden met EG-inkomsten uit de structuurfondsen. De oploop in de post Natuur hangt samen met het grotere aantal beheersovereenkomsten en met de verwerving en inrichting ten behoeve van natuurontwikkeling. De stijging in de post Bos-en landschapsbouw is het gevolg van hogere uitgaven, samenhangend met de zogenaamde begeleidende MacSharrymaatregelen. De daling van de post Openluchtrecreatie heeft drie oorzaken: de doorwerking van de ombuigingen uit de tussenbalansexercitie, het aflopen van de beschikbare budgetten voor de toeristische infrastructuurprojecten en de decentralisatie-afspraken.

Bijlage 5

148

1993

1994

1995199619971998

5 Kwaliteitszorg

51 -Dierziekten

37 -Voeding en kwaliteit

Door een incidentele bijdrage aan het Fonds dierziektenbestrijding in 1993 valt de post Dierziekten in 1993 hoger uit. De daling van de post Voeding en kwaliteit hangt samen met de in 1992 genomen beslissing om met ingang van 1994 de subsidiëring in de exploitatiekosten van keuringsinstellingen te beëindigen.

1993

1994

1995

1996

19971998

Onderzoek

389

376

372

365

365

352 -Wetenschappelijk onderzoek

281

272

269

264

264

264 -Praktijkonderzoek

43 -Gebouwen en grond

De daling van de post Wetenschappelijk onderzoek is voornamelijk het gevolg van de geleidelijke afronding van onderzoeksprojecten, waarvoor additioneel middelen beschikbaar zijn gesteld vanuit het budget van de Structuurnota Landbouw. De daling van de uitgaven voor praktijkonderzoek hangt samen met het feit dat met ingang van 1994 de terugbetalingen van het bedrijfsleven van personeelskosten, voorzover die meer dan 50% van het exploitatietekort van de proefstations bedragen, geïntegreerd worden met deze uitgaven. Vanaf 1994 zijn extra bedragen uitgetrokken voor bouwkosten ten behoeve van de herstructurering van het praktijkonderzoek en voor de concentratie van het dierlijk onderzoek in Lelystad. Deze uitgaven lopen in 1998 af.

1993

1994

1995

1996

19971998

7 Visserij

ontvangsten

1993

1994

1995

1996

19971998

XIV Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

491

458

464

465

492

520

1993

1994

1995

1996

19971998

7 Algemeen

213

222

222

222

222 2 Agrarisch onderwijs

5 3 Landbouwstructuuror.twikkeling

80 4. Inrichting en beheer

173

151

160

163

170

188 5 . Kwaliteitszorg

1 6. Onderzoek

18 7 Visserij

De toename van de ontvangsten onder Algemeen wordt voornamelijk veroorzaakt door het tot een kostendekkend niveau optrekken van de keuringstarieven van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees. De post Agrarisch onderwijs valt in 1993 hoger uit als gevolg van het afstoten van gebouwen en terugontvangen subsidievoorschotten. Met ingang van 1997 wordt een mest-en ammoniakheffing ingevoerd, waardoor vanaf dat jaar de ramingen van de post Landbouwstructuurontwikkeling oplopen.

Bijlage 5

149

De piek in de ontvangsten voor Inrichting en beheer in 1993 komt voort uit hogere ontvangsten landinrichtingsrente en bijdragen van derden in de uitvoering van projecten. Vanaf 1995 is sprake van jaarlijks oplopende ontvangsten van de EG-Structuurfondsen die zullen worden aangewend in het kader van het Structuurschema Groene Ruimte. Het hoge ontvangstenniveau bij het onderdeel Onderzoek in 1993 ten opzichte van latere jaren hangt samen met terugbetalingen van het bedrijfsleven van personeelskosten die vanaf 1994 geïntegreerd worden in het uitgavenartikel.

Agentschap Plantenziektenkundige Dienst 1993

1994

1995

1996

1997

1998

Plantenziektenkundige Dienst -Lasten

27 -Baten

Op 1 januari 1994 wordt de Plantenziektenkundige Dienst een agentschap. Het agentschap gaat diensten leveren zowel aan derden als aan het departement.

uitgaven

1993

1994

1995

1996

1997

1998

XV Sociale Zaken en Werkgelegenheid

38109275242560526081

26500

24789

1993

1994

1995

1996

1997

1998

7 Ministerie algemeen

105

100

100

De vermindering van de uitgaven na 1993 wordt met name veroorzaakt door lagere apparaatsuitgaven als gevolg van de Grote Efficiency Operatie.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Algemene Beleidsaangelegenheden

1928

1797

1794

1785

1784

1782 -Jeugdspaarwet

36 -Rijksbijdrage CBA

1828

1695

1695

1695

1695

1695 -Personeel

45 -Overig

Het verloop van de raming bij de Jeugdspaarwet in de periode 1993-1995 is afgestemd op de aantallen gepremieerden. De daling in 1996 en 1997 wordt voornamelijk veroorzaakt door de rentemaatregel 1987, die inhoudt dat over de rente op de nieuwe Jeugdspaarovereenkomsten geen premie meer wordt uitgekeerd. De verdere daling in 1998 is mede toe te schrijven aan een vermindering van het aantal gepremi-eerden; deze vermindering is het gevolg van de intrekking van de Jeugdspaarwet per 1 januari 1991. Vanaf 1991 vindt daardoor alleen nog de premiëring plaats van voordien gesloten jeugdspaarovereenkomsten. De in overleg met het Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening (CBA) overeengekomen vermindering na 1993 van de Rijksbijdrage aan het CBA bestaat voor ruim 129 miljoen uit structurele verlagingen als gevolg van besluitvorming in het kader van enerzijds de beleidsbrief van 7 november 1993 en anderzijds de Voorjaarsnota 1993.

Bijlage 5

150

1993

1994

1995

19961997

1998

Arbeid -Personele uitgaven -Algemene beheersuitgaven 25 -Onderzoek -Arbeidsplaatsverbetering -Overig

1388622221

131 84 22 21

131 84 22 21

131 84 22 21

131 84 22 21

131 84 22 21

In 1993 zal naar verwachting de uitfinanciering van het beleid ten aanzien van Arbeidsplaatsverbetering tot een einde komen. De aflopende reeks bij de personeelsuitgaven is nagenoeg geheel toe te schrijven aan de verwerkte taakstellingen in het kader van de Grote Efficiency Operatie.

Sociale Zekerheid -regelingen ex-mijnwerkers -Rijksbijdragen AAW/AWW -Liquidatiewet -Toeslagenwet -WSW -WWV -IOAW/IOAZ -Bijstandsvergoedingen -JWG -Bijzondere controle -Algemene Kinderbijslagwet -Banenpools -Voeding Fonds Sociale Vernieuwing -Subsidies premiebijdragen en onderzoek -personeel en materieel

1993

1994

19951996

1997

3465

3365

385 30 62

385 30 60

385 28 60

1998

3582483133391697133534424569680202566966485254035925121697283436157410190277

69723872349145

82728338574110234357

70154272398025

720338284310571421

70494942440012

732338488810830494

7087500226936

74333869158933654

7114477

385 28 60

Het meest opvallende in de ontwikkeling van de begrotingsgefinancierde sociale zekerheidsuitgaven is het vervallen van de Rijksbijdrage AAW/AWW na 1993. Daarnaast wordt een aantal sociale zekerheidsregelingen afgebouwd, zoals de VUT-exmijnwerkers, de Liquidatiewet en de invaliditeitswetten. De gelden die in 1993 nog bij de enkele specifieke regelingen zijn opgenomen worden vanaf 1994 op een apart artikel gereserveerd voor de voeding van het Fonds Sociale Vernieuwing bij Binnenlandse Zaken. Dit betreft artikel 36 WWV, Bijzondere Controle, Startsubsidie Banenpools en het incentive budget uit hoofde van de afschaffing van de vrijlatingsbepalingen in de bijstand en de IOAW. Bij de overige regelingen worden de ontwikkelingen in de tijd grotendeels veroorzaakt door ontwikkelingen in volume-en uitkeringshoogte. Met name de fors oplopende werkloosheid leidt tot hogere geraamde uitgaven. Deze groei is echter grotendeels beteugeld door vereenvoudiging en verlaging van de normensystematiek ABW (waarover een accoord met de VNG is bereikt), een cumulatieve verlaging van alle uitgaven voor sociale voorzieningen met 1% per jaar met ingang van 1995 en kortingen op de WSW. 1993

1994

1995

19961997

1998

6 Migratie

De jaarlijkse groei van de uitgaven hangt samen met de groei van het aantal uitkeringsgerechtigden van de definitieve remigratieregeling.

Bijlage 5

151

1993

1994

1995

1996

19971998

  • TEGM

De terugloop van de uitgaven, uitmondend in een nihilraming voor 1998, vindt zijn oorsprong in de afschaffing van de opkomstplicht voor de militaire dienst per 1 januari 1998. Het aantal te werk te stellen erkend gewetensbezwaarden zal naar evenredigheid verminderen.

1993

1994

1995

1996

19971998

  • Emancipatie

De verlaging vanaf 1994 is het gevolg van de decentralisatie van de vrouwenemacipatiebureaus naar de provincies.

ontvangsten

1993

1994

1995

1996

1997

1998

XV Sociale Zaken en Werkgelegenheid

997

920

906

894

885

878

-Rijksbijdrage CBA

85 -Arbeid

19 -Sociale Zekerheid

847

867

862

857

855

853 -Migratie

4 7 2 5 -TEGMD

0 -Overig

De hogere ontvangsten in 1993 worden veroorzaakt door de eenmalige terugstorting van het CBA. De hogere ontvangsten in 1993 (CBA) bestaan voor 29 miljoen uit een bijdrage van de Arbeidsvoorzieningenorganisatie voor de oplossing van de budgettaire problematiek 1993. Het restant van 56 miljoen hangt samen met de afrekening van het jaar 1992. In latere jaren lopen de ontvangsten af door afnemende aantal tewerkgestelden bij de TEG (Tewerkstelling Erkend Gewetensbezwaarden Militaire dienst), alsmede de effecten van het wetsvoorstel Terugdringing Beroep Arbeidsongeschiktheidregelingen op de ontvangsten door samenloop van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen met WSW-loon. De verlaging vanaf 1994 bij «Arbeid» houdt verband met de privatisering van de Dienst voor het Stoomwezen.

uitgaven

1993

1994

1995

1996

1997

1998

XVI Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur

1337412914

12730125681255912563

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Algemeen

255

173

172

173

183

162

De daling na 1993 wordt voornamelijk veroorzaakt door de overheveling van het budget voor de Convenanten Sociale Vernieuwing naar het Fonds Sociale Vernieuwing alsmede door de effecten van de Grote Efficiency Operatie en de afname in de reservering voor wachtgelden en VUT-aanspraken. De stijging in 1996 en 1997 wordt verklaard door een reservering in de meerjarencijfers voor de kosten van de voor WVC voorziene verhuizing in 1997.

Bijlage 5

152

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Welzijn algemeen

114

De daling in 1994 en verdere jaren ten opzichte van 1993 vloeit hoofdzakelijk voort uit de verzelfstandiging van de opvang van asielzoekers, waardoor het personeelsbudget op dit artikel wordt overgeheveld naar het artikel Vluchtelingen, Minderheden en Asielzoekers.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Sportzaken

De geringe daling (in verband met afronding pas zichtbaar vanaf 1995) is een gevolg van de cumulatieve subsidiekorting.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Maatschappelijke ontwikkeling

188

De omvangrijke daling in 1994 en volgende jaren hangt vooral samen met de overheveling van de middelen voor de maatschappelijke opvang in het kader van de Sociale Vernieuwing naar het Fonds Sociale Vernieuwing (100 miljoen). De lichte daling (in verband met afronding pas zichtbaar vanaf 1996) wordt veroorzaakt doordat een deel van de ombuigingen wordt ingevuld door een korting van 1,6% op subsidies in 1994, oplopend naar 5,6% in 1998. 1993

1994

1995

1996

19971998

  • Vluchtelingen, minderheden en asielzoekers

951

787

471

471

471

471

Voor 1993 en 1994 zijn de begrotingsramingen voor de opvang van asielzoekers aangepast aan de meest actuele inzichten in de raming voor de in-, door-en uitstroom van asielzoekers en ontheemden. Voor 1995 en later zijn de meerjarencijfers ten opzichte van de Miljoenennota 1993 ongewijzigd gelaten. Daarnaast is de raming met ingang van 1994 met 35,9 miljoen verlaagd in verband met de decentralisatie van de steunfuncties minderheden naar het provinciefonds. Het personeelsbudget voor de opvang van asielzoekers is in het kader van de verzelfstandiging van deze opvang overgeboekt van het artikel Welzijn algemeen naar dit artikel. Voorts is er het effect van de cumulatieve subsidiekorting welzijn bij de subsidies aan minderhedenorganisaties met ingang van 1994. Tenslotte is er in het kader van het werkgelegenheidsplan 33 miljoen in 1994 en vanaf 1995 37 miljoen structureel toegevoegd hoofdzakelijk voor inburgeringscursussen ten behoeve van minderheden.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Jeugdwelzijn

1331

1267

1256

1208

1197

1187

De daling vanaf 1994 is het gevolg van de ombuigingen op schippersinternaten en de verschuiving in de financiering van de kinderopvang door middel van een verhoging van de ouderbijdragen. Voorts is er de invloed van de cumulatieve subsidiekorting.

Bijlage 5

153

1993

1994

1995

1996

19971998

7 Ouderenbeleid

3216

3124

3095

3066

3066

3066

De efficiencykorting uit hoofde van de Tussenbalans die met ingang van 1994 op dit beleidsterrein wordt geëffectueerd en de cumulatieve subsidiekorting vanaf 1994 verklaren de dalende reeks.

1993

1994

1995

1996

19971998

8 Gehandicaptenbeleid

In 1993 is bij Nota van Wijziging éénmalig gekort op het gehandicaptenbeleid en is het begeleid zelfstandig wonen van verstandelijk gehandicapten overgeheveld naar de AWBZ. De afloop van de meerjarencijfers na 1994 is een gevolg van de subsidiekorting. 1993

1994

1995

1996

19971998

  • Verzetsdeelnemers, Vervolgden en Burgeroorlogsgetroffenen

842

865

813

792

768

766

WVC zal een deel van de taakstelling voor 1993 invullen door middel van onderuitputting. De stijging van 1994 ten opzichte van 1993 hangt samen met het voorlopig parkeren van deze te realiseren onderuitputting op dit artikel in 1993. De daling in de meerjarencijfers na 1994 wordt met name veroorzaakt door een afnemend beroep op de wetten en regelingen voor oorlogsgetroffenen als gevolg van demografische ontwikkelingen. Voorts wordt de sterke daling vanaf 1995 verklaard door het voorlopig parkeren van taakstellingen uit hoofde van de begrotingsvoorbereiding 1994.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Volksgezondheid algemeen

255

244

246

245

245

245

De verlaging van het budget ten opzichte van 1993 ontstaat door de effecten van de Grote Efficiency Operatie in 1994 en door diverse ombuigingen.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Financiering en planning volksgezondheid

3212

3445

3693

3591

3590

3608

Door de intensiveringen ten behoeve van de zorgsector die voortvloeien uit het Regeerakkoord, stijgen de meerjarencijfers. Vanaf 1994 is er 180 miljoen aan het onderdeel Rijksbijdrage Ziektekosten toegevoegd teneinde de koopkracht van de minimuminkomens op een aanvaardbaar peil te brengen. De incidentele verhoging in 1995 is een gevolg van een budgettair neutrale kasschuif tussen 1994 en 1995.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

12.Gezondheidszorg

309

210

194

202

197

192

Door de overheveling van het budget voor de ambulante verslavingszorg naar het Fonds Sociale Vernieuwing dalen de meerjarencijfers ten opzichte van 1993. Daarnaast is er het effect van de cumulatieve subsidiekorting.

Bijlage 5

154

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Gezondheidsbescherming

De daling in de meerjarencijfers is een gevolg van de korting op subsidies.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Staatstoezicht Volksgezondheidsbescherming

1993

1994

1995

1996

1997

1998

15.RIVM

210

201

201

200

200

200

In 1993 is sprake van een incidentele verhoging van het budget -via een kasschuif -om de kaseffecten van ongelijkmatige ontvangsten en uitgaven ten behoeve van derden op te vangen.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

16 Cultuur Algemeen

167

170

170

170

163

163

In de periode 1993-1996 zijn extra middelen ter beschikking gesteld in het kader van het Deltaplan Cultuurbehoud om achterstanden bij musea in restauratie en conservering weg te werken.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

17.Kunsten

428

443

442

438

433

429

De stijging in 1994 ten opzichte van 1993 wordt verklaard door de overboeking van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten behoeve van de invoering van basisstipendia voor beeldende kunstenaars. De daling in latere jaren is een gevolg van de korting op subsidies.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

IS.Cultuurbeheer

256

239

212

204

210

209

Een aantal kasverschuivingen op het terrein van de monumentenzorg veroorzaakt de fluctuerende meerjarencijfers. 1993

1994

1995

1996

1997

1998

19 Media

1408

1352

1384

1432

1462

1494

Door een lagere raming van STER-inkomsten in 1994 en een incidenteel hoge opbrengst in 1993 (uit voorgaande jaren) daalt de reeks in 1994 ten opzichte van 1993. De stijging in 1995 en latere jaren wordt voornamelijk verklaard door de indexatie van de vergoeding aan de binnenlandse omroep.

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Bibliotheken

De daling 1994 is het gevolg van de decentralisatie van de wetenschappelijke steunfunctie naar het Provinciefonds.

Bijlage 5

155

1993

1994

1995

1996

19971998

  • Letteren en leenvergoeding

De daling van het uitgavenniveau hangt samen met de overdracht van de uitvoering van de leenvergoedingsregeling aan een privaatrechtelijke instelling.

ontvangsten

1993

1994

1995

1996

1997

1998

XVI Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur

2068

1994

2180

2073

2100

2132

1993

1994

1995

1996

1997

1998

1 . Algemeen

5 2. Welzijn algemeen

109

31 5. Vluchtelingen, minderheden en asielzoekers

338

343

343

343

343

343 6 Jeugdwelzijn

25 lO.Volksgezondheidalgemeen

34 1 2 . Gezondheidszorg *

2 13. Gezondheidsbescherming

90 1 4 . Staatstoezicht Volksgezondheid

0 15 RIVM

90 16. Cultuur algemeen

5 18. Cultuurbeheer

11 19.Media

1417

1358

1544

1437

1464

1496 21. Letterenen leenvergoeding

De hogere ontvangstenraming in 1993 bij Welzijn ten opzichte van de jaren daarna vloeit voor het merendeel voort uit het versneld afrekenen van openstaande subsidievoorschotten. De stijging bij Vluchtelingen, Minderheden en Asielzoekers vanaf 1994 en verdere jaren is het gevolg van de aanpassing van de meerjarenraming voor de verrekening van uitgaven voor de opvang van asielzoekers en vluchtelingen met het departement van Ontwikkelingssamenwerking die in 1992 heeft plaatsgevonden. De ontvangstenraming van het beleidsterrein Jeugdwelzijn wordt met ingang van 1994 verhoogd als gevolg van het aanpassen van de ouderbijdragen Jeugdhulpverlening en schippersinternaten. De daling van de ontvangstenraming bij Volksgezondheid algemeen ten opzichte van 1993 wordt verklaard door een incidentele verhoging van de ontvangstenraming voor 1993. De verhoging vanaf 1994 bij het beleidsterrein Gezondheidsbescherming hangt samen met de invoering van kostendekkende tarieven bij de Inspectie Gezondheidsbescherming. Het hogere niveau in 1993 bij Cultuur algemeen ontstaat door de extra ontvangsten in verband met de afrekening van de Kunstenplanperiode 1988-1992. Extra inkomsten van de musea (beleidsterrein Cultuurbeheer) in 1993 veroorzaken het verschil ten opzichte van 1994 en verdere jaren. De stijging van de mediaontvangsten hangt samen met een deel van de te verwachten opbrengsten uit de verkoop van het NOB. Deze verkoop wordt vooralsnog in 1995 voorzien. Daarnaast stijgen de uitgaven als gevolg van een andere ramingsmethodiek. De daling in de meerjarencijfers na 1993 bij Letteren en Leenvergoeding houdt verband met het feit dat de uitvoering van de leenvergoedingsregeling overgedragen zal worden aan een privaatrechtelijke instelling.

Bijlage 5

156

uitgaven

1993

1994

1995

1996

1997

1998

Ontwikkelingssamenwerking NNI (in mld)

448

463

480

501

526

554

1,B%NNI(tnmln) toevoeging regeerakkoord minus ramingsbijstelling minus vredesoperaties minus kapitaalmarktmiddelen bandbreedte: begrotingsmiddelen 1990 kapitaalmarktmiddelen 1990 begrotingsmiddelen 1991 kapitaalmarktmiddelen 1991 begrotingsmiddelen 1992 kapitaalmarktmiddelen 1992 amendement 23109nr 7 compensabele ontvangst Hulpplafond minus kapitaalmarktmiddelen minus EG-toerekeningen

6718150-62 -60 -576141622211-101

6225 -27 -253

6939150-87 -50 -576 16 22 11

6424 -22 -260

7205150-87 -50 -576 11

6652

-269

7514150-87 -50 -576

6950

-280

7884150-87 -50 -576

7321

-291

8313150-87 -50 -576

7750

-299

Begrotingsbezwaar

5945

6142

6382

6670

7030

7451

De stijging van 1993 tot en met 1998 wordt voornamelijk veroorzaakt door de groei van het netto nationaal inkomen (NNI) tegen faktorkosten zoals dat is geraamd in de Macro-Economische Verkenning van het CPB. Zowel bij Voorjaarsnota 1993 als bij de begrotingsvoorbereidingsbesprekingen 1994 is besloten tot een verlaging van het OS-plafond om het kabinet ruimte te bieden voor de financiering van de toegenomen kosten van vredesoperaties. Terzake zij tevens verwezen naar de Nota «Een wereld in geschil» die als annex bij het onderdeel Ontwikkelingssamenwerking van de begroting van Buitenlandse Zaken wordt gepubliceerd. Daarin wordt onder meer gewezen op de samenhang tussen militaire, economische, sociale, humanitaire en ecologische aspecten van veiligheid. Het bewerkstelligen van vrede in deze brede zin is ook een aandachtsgebied van Ontwikkelingssamenwerking. Door aanneming van amendement 23109nr. 7 (Amendement van het lid Leijenhorst) is in 1993 10 miljoen van het artikel «Noodhulp» van Ontwikkelingssamenwerking overgeheveld naar het artikel «Hulp in noodsituaties» (Wellinkfaciliteit) voor hulp bij calamiteiten ten behoeve van niet-DAC-landen, vallend onder de verantwoordelijkheid van de minister van Buitenlandse Zaken.

Aanvullende posten uitgaven

  • Nominale bijstelling AKW

1993

1994

1995

1996

1997

1998

136

292

541

850

In verband met een afwijkende systematiek ten opzichte van algemene prijsbijstelling is voor de indexering van de Algemene Kinderbijslagwet aan de ontwikkeling van het prijsindexcijfer een aparte aanvullende post gecreerd. De oploop in de aanvullende post wordt verklaard door de cumulatie van de opeenvolgende jaarlijkse tranches.

Bijlage 5

157

uitgaven

1993

1994

1995

1996

19971998

  • Nominale bijstelling GF/PF

226

687

1379

2346

De aanvullende post nominale bijstelling GF/PF neemt in de periode 1993-1998 toe met 2346 miljoen. Op deze post wordt het bedrag (cumulatief) geraamd voor de nominale compensatie van het Gemeentefonds en het Provinciefonds voor de jaren 1995 tot en met 1998. Voor 1993 en 1994 heeft reeds een uitdeling plaatsgevonden van de nominale compensatie. In de hiervoor genoemde reeks is rekening gehouden met de integrale benadering van de ruimte arbeidsvoorwaarden. Het gaat hierbij om aftrekposten van 80 miljoen in 1995 oplopend tot 320 miljoen in 1998.

uitgaven

1993

1994

1995

1996

19971998

  • Wachtgelden

169

247

304

314

De oploop in de reservering in de aanvullende post wachtgelden is het gevolg van het tweetal onderdelen waar de reservering uit bestaat. Enerzijds is dit een raming van de voorziening ter compensatie van uitverdieneffecten (in de vorm van extra wachtgeldverplichtingen) als gevolg van algemene ombuigingsmaatregelen in het kader van de begrotingsvoorbereiding 1994. Deze voorziening is nog niet geheel aan de begrotingshoofdstukken toegedeeld. Anderzijds betreft het de toenemende wachtgelduitgaven die op de verschillende hoofdstukken zullen ontstaan als gevolg van de invoering per 1 augustus 1993 van de Wet Terugdringing Beroep Arbeidsongeschiktheid en de doorvertaling daarvan naar de regelingen voor het overheidspersoneel.

uitgaven

  • Prijsbijstelling

tranche 1995 tranche 1996 tranche 1997 tranche 1998

1993

1994

19951996

655

1349

655

663686

1997

2309669693946

1998

36496696939461340

De aanvullende post prijsbijstelling in de Miljoenennota 1994 geeft aan met welke bedragen de uitgaven op de rijksbegroting moeten worden aangepast om van constante prijzen naar lopende prijzen te komen. Omdat het Centraal Planbureau in de Macro Economische Verkenning 1994 geen prijsontwikkelingen voor de jaren na 1994 presenteert, gebeurt dit op basis van de meerjarige ramingen in het Centraal Economisch Plan 1993. In bovenstaande tabel heeft iedere tranche betrekking op de gevolgen van de prijsmutaties in het desbetreffende jaar. Voor tranche 1994 zijn geen bedragen opgenomen; de prijsbijstellingstranche 1994 is reeds tijdens de begrotingsvoorbereiding 1994 overgeboekt naar de begrotingshoofdstukken. Tegenover deze uitdeling stond een ombuiging conform de prijsbijstellingssleutel. Terzake van de taakstelling vindt geen herberekening plaats. In onderstaande tabel is de verdeling weergegeven van de prijsbijstellingstranches 1995, 1996, 1997 en 1998 over de afzonderlijke begrotingshoofdstukken. Het betreft daarbij nog een indicatieve verdeling. Feitelijke uitdeling van de afzonderlijke tranches zal geschieden op basis van de in het betrokken jaar beschikbare meest actuele inzichten in de prijsontwikkelingen. Tijdens de begrotingsvoorbereiding heeft het kabinet besloten tot een taakstelling conform de prijsbijstellingsleutel voor de tranches 1995, 1996 en (gedeeltelijk voor) 1997. De stijging van de prijsbijstelling in de tranche 1998 is het gevolg van de door het CPB geraamde prijsstijgingen in het desbetreffende jaar.

Bijlage 5

158

1993

1994

1995

19961997

1998

1III IV VVI VII VIII IX XXI XII XIII XIV XV XVI uitgaven

  • Loonbijstelling

1007311814221134838525291068655

1993

19941995

575

13062188

210156537291422771661775561201411349

1996

3720

41023112634977248128430197102342382309

1997

5813

62031176101788115774445479149156553703649

1998

8249

De aanvullende post loonbijstelling bevat een raming van de middelen die nodig zijn om de loongevoelige uitgaven op de Rijksbegroting op het loonpeil van het desbetreffende jaar te brengen. De stand Vermoedelijke Uitkomsten 1993 omvat voornamelijk middelen die zijn gereserveerd voor de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden van de ambtenaren. De mutatie met 731 miljoen gulden van 1993 op 1994 vloeit voor een belangrijk deel voort uit de reeks (beginnend met 311 miljoen gulden in 1994 en oplopend tot 1221 miljoen in 1998) die is opgenomen om de verschillende hoofdstukken gedeeltelijk te compenseren voor de verhoging van de aan het ABP af te dragen pensioenpremie als gevolg van het zogenaamde ABP-complex. Voorts zijn middelen opgenomen voor de ontwikkeling van de premies volgens de MEV 1994 en het incidentele loon in de g + g-sector. Het incidenteel 1994 voor de overheidssector is al toegevoegd aan de hoofdstukken bij de overboeking van de loonbijstelling 1993. Tenslotte is een bedrag gereserveerd voor de mutaties in de uitkeringen aan oorlogsgetroffenen en de compensaties aan de bejaardenoorden voor de achterblijvende ontwikkeling van de eigen bijdragen van de bewoners. Voor de jaren na 1994 geldt dat de oploop eveneens het gevolg is van de jaarlijkse reserveringen ten behoeve van de ontwikkelingen in de ruimte voor de arbeidsvoorwaarden in de collectieve sector, de incidentele loonontwikkeling (bij de overheids-en de g + g-sector) en de premies, alsmede in de uitkeringen voor oorlogsgetroffenen en de compensaties aan bejaardenoorden. Voor de stijging van de salarissen en de ontwikkelingen in de premies na 1994 is aangesloten bij het behoedzame scenario van het CEP 1993 van het Centraal Planbureau.

uitgaven

  • Herstructureringsmiddelen

1993

1994

1995

1996

19971998

134

198

De aanvullende post herstructureringsmiddelen bestaat uit middelen die naar de begrotingshoofdstukken worden overgeboekt voor de beloning van vuil en onaangenaam werk danwel voor de herstructurering van de beloning van werknemers in de collectieve sector. De standen van de aanvullende post herstructureringsmiddelen hebben een stijgend verloop daar er ieder jaar een nieuwe tranche van 50 miljoen gulden (waarvan 33,6 miljoen voor de overheids-en 16,4 miljoen voor de g + g-sector) aan wordt toegevoegd. Omdat er vanuit de aanvullende post telkens reeksen met verschillend verloop (sommige stijgend, andere dalend of structureel gelijkblijvend) naar de hoofdstukken worden overgeboekt, wijkt de mutatie van jaar op jaar af van de jaarlijkse toevoeging van 50 miljoen gulden.

Bijlage 5

159

uitgaven

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Koppeling uitkeringen

236

510

936

1217

De oploop in de geraamde kosten van het koppelen van de sociale uitkeringen wordt verklaard door de cumulatie van de opeenvolgende jaarlijkse tranches.

uitgaven

1993

1994

1995

1996

1997

1998

  • Studiefinanciering

148

256

Op deze aanvullende post worden de uitgaven opgenomen die voortvloeien uit de indexering van de normbedragen voor kosten van levensonderhoud en ziektekosten. De oploop wordt veroorzaakt door de tranchegewijze opbouw van deze voorziening. Op basis van het geraamde positieve prijsindexcijfer is voor elk van de jaren 1996, 1997 en 1998 het daarmee gemoeide nominale bedrag berekend.

1993

1994

1995

1996

19971998

  • Indexering I nf rastr uctuu r toeslag Motorrijtuigenbelasting

104

162

Op deze aanvullende post worden de uitgaven geraamd die voortvloeien uit de wettelijke prijsindexering van de infrastructuurtoeslag op de Motorrijtuigenbelasting. De stijging is het gevolg van jaarlijkse inflatie.

1993

1994

1995

1996

19971998

  • Reservering aanwending gasbaten

110

Deze gelden zijn bestemd voor de bijdrage van de Rijksoverheid aan Rotterdam ten behoeve van de infrastructuur, die samenhangt met het Plan 2000-8.

uitgaven

1993

1994

1995

1996

19971998

  • Nader te bepalen/te verdelen ombuigingen

-1060

-1869

-2544 -2619

Teneinde de structureel beoogde omvang van het ombuigingspakket dat verwerkt is in deze Miljoenennota te realiseren, is als sluitstuk in de rijksbegroting uitgegaan van het afboeken, respectievelijk beperken van de prijsbijstellingstranches 1995, 1996 en 1997; de hiermee gemoeide bedragen dienen te zijner tijd, op grond van nadere politieke prioriteitenstelling, te worden geconcretiseerd.

ontvangsten

1993

1994

1995

1996

19971998

  • Incidentele niet-belastingontvangsten

480

5192

2301

118

-142

-142

De omvang van deze post wordt grotendeels verklaard door de in de Voorjaarsnota 1993 aangekondigde incidentele taakstellingen voor deze jaren alsmede door enkele uit de begrotingsvoorbereiding 1994 voort-

Bijlage 5

160

vloeiende wijzigingen daarop. Deze taakstellingen zullen worden ingevuld in de sfeer van inkomsten die buiten de collectieve lastendruk vallen. De derving aan structurele inkomsten als gevolg van de realisering van een deel van de incidentele taakstellingen is eveneens verwerkt. Deze derving verklaart volledig de voor 1997 en 1998 genoemde bedragen.

uitgaven

1993

1994

1995

1996

1997

1998

Gemeentefonds

16219

17115195901997220220

22213

In de periode 1993-1998 nemen de uitgaven van het Gemeentefonds toe met 5994 miljoen. Dit bedrag is het saldo van een volumeaccres over die periode (jaarlijks 1%) van in totaal 982 miljoen, ombuigingen over die periode van 342 miljoen, een nominale compensatie van 319 miljoen in 1994, en een bedrag aan overige wijzigingen van 5035 miljoen. Het bedrag van 5035 miljoen bestaat voor het grootste deel uit overboekingen in verband met twee omvangrijke operaties. Een bedrag van 1317 miljoen is gemoeid met de overheveling van de middelen in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten en een bedrag van 1600 miljoen met de decentralisatie van de middelen voor de huisvesting van het basisonderwijs, het speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs. Daarnaast is met de wijziging van de normensystematiek na de ABW een bedrag gemoeid van 1826 miljoen. Van het bedrag van 5035 miljoen resteert, als we beide operaties en de wijzigingen van de normensystematiek in de ABW buiten beschouwing laten, een aantal kleinere wijzigingen van per saldo 292 miljoen.

uitgaven

1993

1994

1995

1996

1997

1998

Provinciefonds

1992

2215

2228

2255

2291

2313

In de periode 1993-1998 nemen de uitgaven van het Provinciefonds toe met 321 miljoen. Dit bedrag is het saldo van een volumeaccres over die periode (jaarlijks 1%) van in totaal 110 miljoen, ombuigingen over die periode van 43 miljoen, een nominale compensatie van 38 miljoen in 1994 en een bedrag aan overige wijzigingen van 190 miljoen. Het bedrag van 216 miljoen wordt voor het belangrijkste deel bepaald door overhevelingen in het kader van het principeakkoord dat met het Interprovinciaal Overleg is bereikt over de Decentralisatielmpuls. Het gaat daarbij om een bedrag van 165 miljoen (inclusief korting). Het restant van 25 miljoen betreft een aantal kleinere wijzigingen.

uitgaven

1993

1994

1995

1996

1997

1998

Fonds Investeringsrekening Brutokasuitgaven

265

445

425

285

205

135 Netto kasuitgaven

345

375

260

205

135

De hier vermelde brutokasuitgaven zijn inclusief de temporiseringsmaatregel («WIR-knip»). Deze maatregel is in september 1990 genomen, met de bedoeling om de bruto-WIR-uitgaven te spreiden in de tijd. Dit verklaart waarom de afloop van de bruto-WIR-uitgaven (inclusief «WIR-knip») zich relatief laat vertoont. De nettokasuitgaven worden gevormd door de brutokasuitgaven te verminderen met de te ontvangen desinvesteringsbetalingen. Als gevolg van de voorgestelde opheffing van het Fonds investeringsrekening met ingang van 1 januari 1995 zullen de uitgaven en ontvangsten, die vanaf 1995 plaatsvinden, worden verantwoord op Hoofdstuk XIII van de Rijksbegroting.

Bijlage 5

161

ontvangsten

19931994

1995

1996

19971998

Fonds Investeringsrekening

175

100

De raming van de ontvangsten geeft het verloop weer van de desinvesteringsbetalingen. Het betreft een aflopende reeks omdat de WIR inmiddels is afgeschaft.

uitgaven

1993

1994

1995

199619971998

Infrastructuurfonds

-

57146371

6550

6652

6694 -rijkswegen

-

2000

2361

2198

2273

2320 -vaarwegen

625

658

555

504

522 -railwegen

2133

2275

2538

2633

2572 -regionale lokale projecten

-

956

1077

125912421280

Het Infrastructuurfonds zal per 1 januari 1994 in werking treden. De reikwijdte van het fonds omvat de rijksuitgaven voor aanleg en onderhoud van de infrastructuur in beheer bij het Rijk, de bijdragen ten behoeve van de NS voor aanleg en onderhoud van de railinfrastructuur alsmede de bijdragen van het Rijk aan derden ten behoeve van aanleg en onderhoud van regionale of lokale infrastructuur. De voeding van het fonds is afkomstig uit de vroegere investeringsartikelen op hoofdstuk XII, het Rijkswegenfonds, het Mobiliteitsfonds en het Fonds Economische structuurversterking. Deze laatste component is voor de dekking van de investeringimpuls op het terrein van Verkeer en Waterstaat in het Infrastructuurfonds verwerkt. Het betreft een totaalbedrag van 4,25 mld voor de jaren 1994-1998. De stijging van de ontvangsten en uitgaven over de jaren heen wordt met name veroorzaakt door deze investeringsimpuls.

ontvangsten

1993

1994

19951996

19971998

Infrastructuurfonds

29513637

3650

3780

3759 -bijdrage ten laste van andere begrotingen

2692

3382

3441

3586

3570 -overige ontvangsten

259

255

209

194

189

De niet-belastingontvangsten van het Infrastructuurfonds bestaan overwegend uit de bijdragen van Hoofdstuk XII en het Fonds Economische Structuurversterking. Vanuit dit fonds wordt de investeringsimpuls gefinancierd; deze is verantwoordelijk voor de stijging in 1995. De niet in deze staat opgenomen belastingontvangsten vormen de resterende voeding die het fonds doen sluiten. Het betreft de toeslag op de Motorrijtuigenbelasting en 10% van de opbrengst van de bestaande accijnzen op benzine en diesel uitgaven

1993

1994

1995

1996

19971998

Fonds Economische Structuurversterking

600

1625

1800

1875

1900

Aanhangig bij de Tweede Kamer is het wetsvoorstel Fonds Economische Structuurversterking. Het fonds is een zogenaamd «verdeelfonds», dat wil zeggen dat uitsluitend bijdragen ten behoeve van bepaalde projecten aan betrokken begrotingen worden geraamd. De geraamde bijdragen 1994-1998 hebben betrekking op de investeringsimpuls ad 5 miljard op de terreinen van verkeer en vervoer, bodemsanering en kennisinfrastructuur. De oploop in de raming heeft betrekking op de gefaseerde verdeling van de impuls over de jaren heen. Voorts zijn verwerkt de geraamde uitgaven ten laste van de ontvangsten uit de extra export van aardgas. Deze zullen met voorrang besteed worden aan de totstandkoming van de Hoge Snelheidslijn en de Betuwelijn.

Bijlage 5

162

ontvangsten

1993

1994

1995

1996

19971998

Fonds Economische Structuurversterking

-

700

700

800

800

De geraamde ontvangsten van het fonds bestaan vanaf 1995 uit het niet-belastingontvangstendeel van de ontvangsten die voortvloeien uit een stijging van het aardgasexportvolume ten opzichte van het in het Plan van Gasafzet 1990 geraamde exportvolume. De stijging van 1996 op 1997 wordt verklaard door een iets hoger exportvolume vanaf 1997. Daarnaast wordt het fonds gevoed met ontvangsten uit de overbelevering Common Area en nadere voor het fonds te bestemmen ontvangsten zoals de gedeeltelijke en gefaseerde verkoop van de staatsdeelnemening in de PTT Nederland N.V. Gezien de onzekerheid wat betreft tijdstip en omvang van deze ontvangsten worden zij vooralsnog pro memorie geraamd. Voor zover de uitgaven uit hoofde van de investeringsimpuls van 5 miljard voorafgaan aan beide hiervoor genoemde categorieën ontvangsten, zullen de ontvangsten uit de vervroegde aflossing van woningwetleningen worden aangemerkt als tijdelijke financiering. Deze ontvangsten lopen niet via het FES, waardoor er in de beginjaren van het fonds sprake zal zijn van een tekort. Dit tekort vloeit voort uit de voorgenomen financieringsconstructie van de investerïngsimpuls en heeft geen betekenis voor de rijksbegroting als geheel. Overigens wordt verwezen naar de ingediende begroting van het Fonds.

uitgaven

199319941995199619971998

Belastingaf drachten aan de EG

7438

7095

7542

8065

8461

8897

1993

1994

1995

1996

19971998

  • BTW

4163

3670

3952

4285

4481

4707

Als gevolg van de geraamde groei van de Nederlandse economie neemt de BTW-grondslag en daarmee de Nederlandse BTW-afdracht aan de EG toe. Daarnaast is rekening gehouden met te verwachten terugbetalingen door de EG in 1994 en 1995. Deze terugbetalingen zijn het gevolg van de te hoge ramingen van de Europese Commissie in de EG-begrotingen van de Nederlandse afdrachten voor 1993 en 1994.

1993

1994

1995

1996

19971998

2 Invoerrechten

3275

3425

3590

3780

3980

4190

De stijging van de invoerrechten vloeit voort uit de veronderstelde groei van de wereldhandel.

ontvangsten Aardgasbaten (x mrd.)

NBO VPB

1993 8.4

6,4 2,0

1994 8.0

5,8 2.2

1995 9.2

6,8 2.4

1996 10.0 7.3 2.7

1997 10.6 7,8 2.8

1998

11,1 8,2 2.9

De gasbatenraming is onderhevig aan onzekerheden op de olie-en valutamarkten, alsmede aan veranderingen bij de gasafzet. De contracten geven de afnemers een zekere flexibiliteit. Het niet-belasting-

Bijlage 5

163

ontvangstengedeelte van de gasbaten wordt deels geraamd op de begroting van Economische Zaken en voorzover het ontvangsten uit de extra export van aardgas betreft op de begroting van het Fonds Economische Structuurversterking. Bij de raming, op basis van de huidige vraag-en aanbodverhoudingen op de oliemarkt, wordt uitgegaan van een olieprijs voor 1993 en 1994 van respectievelijk $ 17 en $ 18 per vat, oplopend in 1995 en 1996 tot $ 19,5 en $21 per vat (CIF-Rotterdam). Voor de jaren 1997 en 1998 wordt een jaarlijkse stijging met $ 1 per vat verondersteld, zodat voor deze jaren gerekend wordt met respectievelijk $ 22 en $ 23 per vat. Het relatief lage niveau van de olieprijs in de jaren 1993 en 1994 heeft te maken met de overschrijdingen op de produktiequota van landen als Saoedi-Arabië, Iran en Koeweit. Hierdoor staat de olieprijs onder druk. De dollarkoers wordt voor 1993 geraamd op f 1,89. Voor 1994 wordt uitgegaan van een dollarkoers van f2,00. Dit niveau wordt doorgetrokken voor de jaren na 1994. Het hogere niveau van de gasbaten in 1993 ten opzichte van het niveau in 1994 wordt met name veroorzaakt door een incidentele betaling van EBN van ruim 200 miljoen in 1993 en een hogere produktie van het Groningerveld (voor het Groningergas geldt een hoger Staatsaandeel). De oploop in de gasbaten voor de jaren na 1994 kan ondermeer verklaard worden door een stijgende olieprijs en door het onlangs afgesloten contract tussen Gasunie en EnergieNed over de gasprijzen met ingang van 1 januari 1994. Voor de kleinverbruikers is er sprake van een gasprijsverhoging van 4 ct/m3 over de periode 1994-1996. Ook voor een aantal andere categorieën verbruikers is een verhoging afgesproken. Dit heeft tot gevolg dat de gasbaten in 1994 met 200 miljoen en vanaf 1995-1997 jaarlijks met 500 miljoen stijgen. In 1998 is sprake van een stijging van 600 miljoen als gevolg van deze afgesproken tariefsverhoging. In de raming van de aardgasbaten is geen rekening gehouden met de ontvangsten in verband met de overbelevering uit de Common Area in de Eemsmonding, gezien de onzekerheid wat betreft tijdstip en omvang van de ontvangsten.

1993

1994

1995

1996

19971998

Consolidatie

-957 -3528 -4208 -4268 -4412 -4478

De post consolidatie laat tussen 1994 en 1998 ten opzichte van 1993 een flinke toename zien, voornamelijk als gevolg van de volgdende twee posten:-een oploop van 2,2 miljard in 1994 tot 2,4 miljard in 1998 als gevolg van de aan de instelling van het Infrastructuurfonds gekoppelde bijdrage van hoofdstuk XII (Verkeer en Waterstaat) aan het Infrastructuurfonds en een oploop met circa 0,5 miljard in 1994 tot 1 miljard in 1998 als gevolg van een bijdrage van het het Fonds Economische Structuurversterking aan het Infrafonds.

Bijlage

164

6.

De Verticale Toelichting op de meerjarencijfers

1992-1998 vanhetRijk 6.1. Algemeen

  • Inleiding

Sinds de Miljoenennota 1988 is het gebruikelijk in de Miljoenennota een zogenoemde Verticale Toelichting te presenteren. Ten opzichte van de oorspronkelijke opzet -zie voor de achtergrond, bedoeling en opzet de Miljoenennota 1988 -is er dit jaar het een en ander veranderd. De mutaties tot en met de Voorjaarsnota zijn reeds eerder toegelicht in de Verticale Toelichting bij de Voorjaarsnota 1993. Daarom worden nu alleen de mutaties ten opzichte van de Voorjaarsnota 1993 toegelicht. Deze mutaties werden vorig jaar nog toegelicht in een andere (nu vervallen) bijlage. Met het oog op de herkenbaarheid worden het eerst de mutaties na de Voorjaarsnota gepresenteerd voorzien van een asterisk (*). Daarna worden de mutaties gepresenteerd die reeds in de Verticale Toelichting bij de Voorjaarsnota waren opgenomen. Voor de goede orde zij nog opgemerkt dat de maatregelen voor de jaren 1994-1998, als aangegeven in de Voorjaarsnota, in het overzicht als nieuwe mutaties naar voren komen. Deze maatregelen waren nog niet verwerkt in de Verticale Toelichting bij de Voorjaarsnota.

De Verticale Toelichting biedt een overzicht waarin voor alle begrotingshoofdstukken voor de jaren 1992-1998 de stand Miljoenennota 1994 wordt opgebouwd vanuit de stand Miljoenennota 1993. Hierbij is de volgende categorie-indeling aangehouden: -mee-en tegenvallers; -beleidsmatige mutaties; -desalderingen; -overboekingen; -extrapolatie. Twee van deze categorieën (overboekingen en desalderingen) zijn technisch van aard. De categorieën mee-en tegenvallers en beleidsmatige mutaties zijn beleidsmatig van belang. Ten opzichte van de indeling van vorig jaar is de belangrijkste wijziging dat de meevallers en de tegenvallers nu één categorie vormen evenals de beleidsmatige uitgavenverhogingen en verlagingen en niet langer als aparte categorieën worden onderscheiden. Omwille van de overzichtelijkheid zijn de mutaties waarvan het budgettaire effect de 25 miljoen niet te boven gaat, telkens samengevoegd en onder de categorie «diversen» in de toepasselijke categorie geplaatst. In een annex bij de Verticale Toelichting wordt ingegaan op de voortgangscontrole van de ombuigingen.

De bovenomschreven Verticale Toelichting wordt voorafgegaan door een tweetal totaaloverzichten. Hierin wordt per hoofdstuk aangegeven welk effect de mee-en tegenvallers, respectievelijk de beleidsmatige mutaties per saldo hebben op de omvang van het financieringstekort.

Bijlage 6

165

Tabel 6.2.1 Overzicht van saldi van mee-en tegenvallers per begrotingshoofdstuk voor uitgaven en niet-belastingontvangsten tezamen van Miljoenennota 1993 tot en met Miljoenennota 1994 in miljoenen guldens; + = tekortverhogend.

III III IV VVI VII VIII IXA IXB XXI XII XIII XIV XV XVI os AP GF PF WIR RWF MF ISF FES EG CON Hoofdstukken Huis der Koningin Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin Algemene Zaken Kabinet voor Nederlandse-Antilliaanse en Arubaanse Zaken Buitenlandse Zaken Justitie Binnenlandse Zaken Onderwijs en Wetenschappen Nationale Schuld Financiën Defensie Volkshuisvesting, Ruitntelijke Ordening en Milieubeheer Verkeer en Waterstaat Economische Zaken Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Sociale Zaken en Werkgelegenheid Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur Onwikkelingssamenwerking Aanvullende posten Gemeentefonds Provinciefonds Fonds Investeringsrekening Rijkswegenfonds Mobiliteitsfonds Infrastructuurfonds Fonds Economische Structuurversterking Belastingafdrachten EG Consolidatie

Totaal

1992 0,1 -0,4 -O,4 0,0 -7,6 49,0 -69,0 -260,6 -198,6 219,1 -22,9 -305,5 -142,6 -129,0 20,5 -286,1 77,8 10,9 -34,1 0,0 0.0 -249,4 -45,1 -90,3 0,0 0,0 -158,0 0,0

-1.622,1

1993 0,0 1,9 -0,1 o.o -145,0 22,6 -25,1 -106,5 -258,8 24,7 -108,3 -8 143,7 24,3 -238,9 -29,3 -61,8 190,0 -350,6 -630,5 0,0 -0,2 -265,0 0,0 0,0 0,0 0,0 -278,0 0,0

-10378,3

1994 0,2 2,2 -0,4 0,0 294,5 42,3 -34,6 -174,1 -1 .343,6 -393,3 -115,5 655,5 -76,7 870,1 -19,8 803,0 258,1 -535,4 -2790,5 -1,2 -0,4 ^15,0 0,0 0.0 -12,0 0,0 -1.194,0 0,0

-3.810,6

1995 0,2 2,1 -0,4 0,0 461,3 9,2 -24,8 -108,0 -2.317,9 -57,3 -129,5 536,7 -78,0 269,5 -20,1 1.244,1 -55,2 -641,3 ^1739,4 1,1 -0,4 50,0 0,0 0,0 5,0 0,0 -1.179,0 0,0

-6772,1

1996 0,2 2,1 -0,4 0,0 35,2 8,9 -25,2 -208,3 -3334,3 -36,3 -149,8 501,9 -78,1 -30,8 -20,5 1.694,0 -55,8 -733,1 -6818,1 19,6 -0,3 15,0 0,0 0,0 5,0 0,0 -1.107,0 0,0

-10.316,1

1997 0,2 2,1 -0,4 0,0 183,2 8,9 -25,2 -247,6 -3.909,2 -90,1 -159,0 497,6 -78,1 -530,8 -20,52253,6 -55,8 -772,0 -7.424,7 38,4 -0,3 40,0 0,0 0,0 5,0 0,0 -1.198,0 0,0

-1 1 .482,7

Tabel 6.2.2

Overzicht van saldi van beleidsmatige mutaties per begrotlngshoofdstuk voor uitgaven en niet-belastingontvangsten tezamen van Miljoenennota 1993 tot en met Miljoenennota 1994 in müjoenen guldens; + = tekortverhogend.

1II

III IV VVI VII VIII IXA IXB XXI XII XIII XIV XV XVI os AP GF PF WIR RWF MF ISF FES EG CON Hoofdstukken Huis der Koningin Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin Algemene Zaken Kabinet voor Nederlandse-Antilliaanse en Arubaanse Zaken Buitenlandse Zaken Justitie Binnenlandse Zaken Onderwijs en Wetenschappen Nationale Schuld Financiën Defensie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Verkeer en Waterstaat Economische Zaken Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Sociale Zaken en Werkgelegenheid Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur Onwikkelingssamenwerking Aanvullende posten Gemeentefonds Provinciefonds Fonds Investerïngsrekening Rijkswegenfonds Mobiliteitsfonds Infrastructuurfonds Fonds Economische Structuurversterking Belastingafdrachten EG Consolidatie

Totaal

1992 0.0 -4.0 0,5 12.5 9.3 21,5 -213,7 73,3 0,0 -15,6 32,4 -53,4 -37,5 0,0 -5,8 727,8 102,4 -51,0 -367,6 18,9 0,0 0,0 -7,0 0,0 0.0 0,0 0,0 0,0

243,0

1993 0,0 7,0 -1,1 -17,1 12,2 -13,2 205,9 -876,9 0,0 -114,4 ^162,5 -448,2 -230,5 8.3 -71,8 -709,5 46,3 -0,0 -55,9 16,6 -1,8 0,0 71,4 91.1 0,0 0,0 0,0 0,0

-2.544,1

1994 0,0 3,0 -1,7 -2,1 -43,7 74,5 38,8 -742,9 0,0 -55,9 -511.0 -807,3 -955,7 -256,3 -101,4 -165,8 121,4 0.0 -6.078,3 -94,0 ^2,8 0.0 0,0 0,0 835,2 600,0 0,0 0,0

-8 186,0

1995 0,0 -2,9 -1,9 -2,0 -43,5 105,7 27,4 -783,8 0,0 21,6 -501 ,8 -1 256,9 -975,6 -574,2 -110,3 -417,7 93,0 0,0 -6.051 ,4 -39,6 -34.4 0,0 0.0 0,0 776,81625,0 0,0 0,0

-8 146,5

1996 0,0 -0,5 -1,3 -1,9 -42,6 108,1 27,3 -732,4 0,0 -74,7 -413,1 -1 318,1 -1.014,9 -689,3 -121,2 -*34,9 65,2 0,0 -4665,3 ^2,8 -35,4 0,0 0,0 0.0 787,01800,0 0,0 0,0

-6800,8

1997 0,0 -0,5 -1,3 -1,8 -36,6 92,8 21.0 -704,1 0,0 -165,9 -351,9 -1.270,6 -1 .040,9 -703,1 -130,8 -665,8 37,2 0,0 -5570,8 -44,1 -33,2 0,0 0.0 0,0 798,91875,0 0,0 0.0

-7.896,5

Bijlage 6

166

  • Invulling taakstelling prijsbijstelling

In het kader van de begrotingsvoorbereiding 1994 is er bij Voorjaarsnota 1993 een taakstelling opgelegd ter grootte van de prijsbijstellingstranche 1994. In de Verticale Toelichting leidt dit enerzijds tot een ophoging van de begrotingen, via een uitdeling uit de aanvullende post prijsbijstelling naar de hoofdstukken (categorie overboeking) en anderzijds tot een beleidsmatige korting van de begrotingshoofdstukken voor een zelfde bedrag (categorie beleidsmatige mutaties). Door de meeste departementen is ervoor gekozen deze invulling te doen plaatsvinden door de centraal bij het departement gereserveerde prijsbijstellingstranche 1994 op voorhand te korten. Andere departementen reserveren centraal nog een bedrag voor prijsbijstelling en hebben voor het gereserveerde bedrag elders kortingen in de begroting aangebracht. In de hoofdstuksgewijze toelichting wordt voor de mutaties groter dan 25 miljoen nader ingegaan op de invulling.

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

HUIS DER KONINGIN

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers: diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

11,7

12,2

0,1

0,1

0,0

0,1

0,0

12,2 0,2

0.2

0,2

12,2

12,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0.2

0,2

12,2 0,2

0,2

0,2

11,8

12,2

12,4

12,4

12,4

12,4

12,4

12,4

II HOGE COLLEGES VAN STAAT EN KABINET DER KONINGIN

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers: diversen

Beleidsmatige mutaties: diversen

Desalderingen: diversen

Overboekingen: diversen

241,4

236,8

239,7

240,4

240,6

240,7

0,3

0,3

-5.1

-5,1 0,7

0,7 1,3

1.3

2,0

2,0

7,0

7,0

0,0

2,2

2,2

2,2

2,2

3,1

3,1

0,3

0.3

3,8

3.8

2,1

2,1

-2,9

-2,9 0,4

0,4

3,9

3,9

2,1

2,1

-0,5

-0,5 0,4

0,4

4,0

4,0

2,1

2,1

-0,5

-0,5 0,5

0.5

4,0

4,0

Bijlage 6

167

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

II HOGE COLLEGES VAN STAAT EN KABINET DER KONINGIN

NIE T-BE LA S TINGONTVANGSTC N

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers: diversen

Beleidsmatige mutaties diversen

Desalderingen: diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

III ALGEMENE ZAKEN

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers: diversen

Beleidsmatige mutaties: diversen

Desalderingen: diversen

Overboekingen diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

1992

1993

1994

1995

1996

-1,4

11,2

9,4

3,7

6,0

240,0

248,0

249,1

244,1

246,6

5,8

9,3

9,3

9.4

9.4

0,7

0.7

0,0

0.0

0.0

0,0

0,4

0,4

0.0

0,0

0,0

0,0

0,7

0,3

0,4

0,4

0.7

0.0

0,3

0,4

0,4

1,9

0,0

0,3

0,4

0,4

7,7

9,3

9,6

9,8

9,8

52,7

50,7

48,0

48,0

48,0

0,7

-0,1

-0,4

-O,4

-0,4

0.7

-0,1

-0,4

-0,4

-0,4

1,1

-0,9

-0.1

-1,3

-1,3

1,1

-0,9

-0,1

-1,3

-1.3

-1.6

-1,6

0,0

0.0

0,0

0,0

0,3

0,2

0,6

0,6

0.6

0,3

0.2

0.6

0.6

0.6

0.5

-0.9

0,1

-1,1

-1.1

1997

1998244,9

6,0

246,7

244,9

9,4

0,0

0,0

0,5

0,5

9.9

0.5

9,9

9,9

47,6 -0,4

-0.4

-1.3

-1.3 0,0

0,6

0,6

46.6

-1.0

Stand miljoenennota 1994

53,2

49,8

48.1

46,9

46.9

46.6

46.6

Bijlage 6

168

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

III ALGEMENE ZAKEN

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Stand miljoenennota 1993

Mee en tegenvallers: diversen

Beleidsmatige mutaties: diversen

Desalderingen: diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

IV KABINETVOOR NEDERLANDS-ANTILLIAANSE EN ARUBAANSE ZAKEN

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Desalderingen: diversen Overboekingen: diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

IV KABINET VOOR NEDERLANDS-ANTILLIAANSE EN ARUBAANSE ZAKEN

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers: diversen

9,3

3,7

3,7

3,7

3,7

3,7

1 ,0

0,0

1.0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,6

0,1

1,6

0,6

0,6

0,1

1,6

0,6

0,0

0,0

-1,6

-1,6

0,0

0,0

0,0

0,0

0.0

3,7

0,0

0,2

1,6

0.6

0.0

0.0

9.3

3,9

5,3

4,3

3,7

3,7

3,7

3.1

3.2

3.2

3,2

3,2

3,2

0.0

0.0

0,0

0,0

0.0

0.0

0,1

0,1

0,4

0,4

0,4

0,4

0,1

0.1

0.4

0.4

0.4

0,4

3,6

0,1

0.1

0.4

0.4

0,4

0.4

3.2

3.3

3,6

3.6

3.6

3.6

3.6

37.2

20.3

23.0

22.8

22.6

20.0

0,0

0.0

0,0

0,0

0.0

0.0

0,0

Bijlage 6

169

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

Beleidsmatige mutaties: diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

-12,4

-12,4 24,7

17,1

17,1

-12,5

17,2

2.1

2,1

2,2

2,0

2,0

2,0

1,9

1,9

1,9

37,5

25,2

24,8

24,5

1,8

1.8

1,8

21.8

21,7

21,7

V BUITENLANDSE ZAKEN

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

"vierde eigen middel tijdelijke financiering nio vierde eigen middel diversen

Beleidsmatige mutaties:

'

hulp in noodsituaties hulp in noodsituaties loonbelasting lokaal personeel '92 diversen

Desalderingen: diversen

Overboekingen: diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

1.430.6

1.885.8

2.122.6

2.320.4

2.539,6

2.620,6

13.2 0,0

14,8

14,8

48.3

113,0

263,0

525,0

181,0

14.4 0,8

0,8 2,2

0,0

12,7

0.0

12,4

2.2

-15.1

12,7

12,4

263.5

430.2

0,0

12,3

12,3 4,8

188,0 112,7 -86,1 -6,3

20,3

13,2

-136,0 -9,3

-32,3 10,0 -35,1 46,1 -6,6

41,0 -9,5

294,5

-37,5 -6,2

-54,0 -9,7

461,3

-37,5 -5,9

-136,0 -9.8

35.2

-37,5 -5,0

5,0 -9,8

183,2

-37,5 1,2

-43,7

-43,4

-42,5

-36,3 0,0

12,2

12,2

158.8

3.041,4

1.478.9

1.870.7

2.386,1

2.750,6

2.544.4

2.779.4

3.041.4

V BUITENLANDSE ZAKEN

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

tijdelijke financiering van de nio diversen

100.8 27,9

88.8

112,7

27,9

112,7

86,6

85,4

82,4

81.5

0.0

0.0

0,0

0.0

Bijlage 6

170

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

Beleidsmatige mutaties: diversen

Desalderingen: diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

3,9

2,0

0,0

3.9

2,0

0,8

0,8

31,8

115,5

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0.0

0,0

0,0

0,0

0,0

81,5

132,6

204,3

86,6

85,4

82,4

81.5

81.5

Toelichting

Uitgaven

Mee-en tegenvallers De verhoging van de ramingen voor het vierde eigen middel voor 1993 en volgendejaren is het resultaatvaneen aantalontwikkelingen. Doorma-cro-economische ontwikkelingen, zowel in Nederland als in de Gemeenschap, nemen de doorde EG benodigde BNP-middelen en het Nederlandse aandeel daarin toe. Verder wordt in de huidige ramingen rekening gehouden met een extra afdracht vanwege het gebruik van de marge ad 0,1 % BNP voor onvoorzien in de EG-begrotingen vanaf 1994. Voorts is voor 1994 een bedrag van 100 miljoen geraamd vanwege de extra EG-landbouwuitgaven in 1994 op grond van de agromonetaire ontwikkelingen in de periode oktober 1992 tot en met mei 1993. Voor 1995 is tevens een ex-tra BNP-afdracht geraamd van 380 miljoen als gevolg van de monetaire herschikkingen die zich hebben voorgedaan in de jaren 1992 en 1993. De Begrotingsraad van de EG zal hierover in het kader van de aanvullende en gewijzigde begroting 1993 nog een beshssing moeten nemen.

Beleidsmatige mutaties Bij Voorjaarsnota is besloten om de financiering van hulp in noodsituties (Wellinkfaciliteit) ad 37,5 miljoen structureel ten laste van het artikel noodhulp van Ontwikkelingssamenwerking te brengen. De overheveling voor 1993 was reeds bij Voorjaarsnota verwerkt. Door de aanvaarding van een amendementvan het lid Leijenhorst (23109, nr. 7) is voor 1993 weer 10 miljoen overgeheveld van Ontwikkelingssamenwerking naar Buitenlandse Zaken voor hulp in noodsituaties.

Bijlage 6

171

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

VI JUSTITIE

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

"toename asielzoekers opvang minderjarige asielzoekers prijsbijstelling 7-nov brief diversen

Beleidsmatige mutaties:

"exploitatiekosten 1000 cellen "exploitatiekosten 2000 cellen "noodcapaciteit "herziening rechterlijke organisatie "ombuiging rechtshulp: echtscheidingen "ombuiging begrotingsvoorbereiding 1994 "ombuiging rechtshulp: verhoging eigen bijdragen extra cellen uitgaven bestrijding georganiseerde misdaad diversen

Desalderingen:

"capaciteitsuitbreiding 2000 cellen; uit esf diversen

Overboekingen:

"naar biza: overboeking regiopolitie "prijsbijstelling tranche 1994 diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

4.297,8

4.482,8

4.532,0

4.590,9

4.611,2

4.618,5

35,8

35,8

21,5

21,5 39,5

39,5 21,3

21,3

118,2

15.0 17,4 -24,1 20,3

28,6 5,0 21,0

50,0 25,0 -53,7

47,3 3,4

3,4

72,7

72,7

151,9

30,6 25,0 -24,9 19,6

50,3

90,0 41,0 48,0 28,2 -25,0 -25,4 -30,0

31,0 -17,7

140,1 5,0 -11,3

-6,3

-957,1 37,2 65,1

-854,8

-670,7

25,0 -25,3 17,5

17,2

96,0 144,0 28,0 28,5 -35,0 -25,4 -30,0 31,0 -10,9

226,2 40,0 -11,3

28,7

-956,5 38,1 68,0

-850,4

-578,3

25,0 -25,6 17,5

16.9

96,0 175,0 28,5 -35,0 -25,4 -30,0 32,0 -6,8

234.3 5,0 -11,3

-6,3

-960,3 38,6 68,1

-853,6

-608,7

25,0 -25,6 17,5

16.9

96,0 171,0 28,5 -35,0 -25,4 -30,0 32,0 -11,4

225.7 5,0 -11,3

-6,3

-962,8 38,9 67,5

-856,4

-620,2

3.990,0

4.416,0

4.634,7

3.861,3

4.012,6

4.002,5

3.998,3

3.990.0

Bijlage 6

172

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

VI JUSTITIE

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

lagere ontvangsten boeten en transacties diversen

Beleidsmatige mutaties:

'eigen bijdragen gedetineerden tbv uitbreiding 1000 cellen aanpak georganiseerde misdaad diversen

Desalderingen:

'capaciteitsuitbreiding 2000 cellen; uit esf diversen

Overboekingen diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

839.3

-30,0 16,9

-13.1 0,0

39,5

39.5

937,3 6,0

6,0 1.7 58,7

60,4 3,4

3,4

993,1 8,0

8,0

6,7 58,9

65,6 5,0 -11,3

-6,3

996,4 8,0

8,0

28,0

13,3 79,2

120,5 40,0 -11.3

28,7

996,4 8,0

8,0

28,0

20,0 78,2

126,2 5,0 -11,3

-6,3

996,4 8,0

8.0

28,0

26,7 78,2

132.9 5,0 -11,3

-6.3

-8,7

-8,7

-8,7

-8,7

0,0

0,0

-8,7

-8,7

-8,7

-8,7

26,4

69,8

58,6

148,5

119,2

125.9

1 128,9

865,7

1.007,1

1.051,7

1.144,9

1.115,6

1.122,3

1.128,9

Toelichting

Uitgaven

Mee-en tegenvallers De verhoging van de raming van de jaarlijkse instroom van asielzoekers van 20.000 naar 25.000 leidt tot additionele uitgaven op de begroting van Justitie van 15 miljoen in de tweede helft van 1993 en 30,6 miljoen in 1994. Het betreft hiervoornamelijk personele kosten van gehoor, rechtspleging, bewaring en verwijdering. Voor de extra opvangkosten zij verwezen naar de toelichting bij WVC.

Beleidsmatige mutaties In verband met een toename van het aantal verdachten, dat wegens gebrek aan celcapaciteit niet kan worden ingesloten, heeft de regering besloten tot een forse uitbreiding van het aantal cellen. Het betreft in de eerste plaats een uitbreiding van 1000 cellen die onder meer door aan-en verbouw bij bestaande inrichtingen en bij kazernes zullen worden ge-

Bijlage 6

173

realiseerd. Voorts is een uitbreiding van 2000 cellen voorzien in nieuw te bouwen inrichtingen. De exploitatiekosten van deze uitbreidingen worden op de begroting van Justitie verantwoord, de investeringen op de begroting van de Rijksgebouwendienst (VROM). In afwachting van de realisatie van bovengenoemde celcapaciteit zal gebruik worden gemaakt van noodcapaciteit die door het inzetten van politiecellen en de inrichting van ruimtes voor meerdere personen zal worden gecreëerd. De voltooiing van de eerste fase van de herziening van de rechterlijke organisatie zal naar verwachting op 1 januari 1994 zijn beslag krijgen. Hierbij zullen de rechtsprekende taken van de Raad van State overgedragen worden aan de arrondissementsrechtbanken. De meerkosten ad circa 28 miljoen worden gecompenseerd door een ombuiging bij de gefinancierde rechtsbijstand (16 miljoen) en door hogere opbrengsten uit griffierechten (12 miljoen). Het vervallen van de verplichte rechtsbijstand in echtscheidingszaken en de invoering van een echtscheidingsbemiddelaar, waarvan de kosten door de echtgenoten zelf gedragen zullen worden, levert een besparing op van structureel 38 miljoen, waarvan reeds 3 miljoen bij Nota van Wijziging op de begroting 1993 in de meerjarencijfers is verwerkt. Invulling van de ombuigingstaakstelling in het kader van de begrotingsvoorbereiding 1994 is voor een deel gevonden in een korting van de prijsbijstellingstranche 1994. Daarnaast zullen de eigen bijdragen voor rechtshulp worden verhoogd.

Desalderingen Voor een deel van de exploitatie-uitgaven (voornamelijk opleidingskosten) voor de capaciteitsuitbreiding van 2000 cellen zal een beroep worden gedaan op het Europees Sociaal Fonds. Zie ook de toelichting bij de ontvangsten.

Overboekingen In de ontwerpbegroting 1994 is er van uitgegaan dat de nieuwe Politiewet met ingang van 1 januari 1994 in werking treedt. In verband hiermee vindt er een overboeking van een groot deel van de budgetten plaats naar Binnenlandse Zaken, bestemd voor de 25 regionale politiekorpsen.

Nietbelastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties De exploitatiekosten voor de uitbreiding van 1000 cellen zullen vanaf 1995 voor een bedrag van 28 miljoen structureel worden gefinancierd uit het heffen van eigen bijdragen van gedetineerden.

Desalderingen Voor een deel van de exploitatiekosten van de 2000 cellen zal een beroep gedaan worden op middelen uit het Europees Sociaal Fonds ten behoeve van de scholing van het personeel.

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

VII BINNENLANDSE ZAKEN

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee en tegenvallers: diversen

4.849.1

4.698.9

4.734,5

4.727,8

4.756,9

4.750.3

-39,5

-15,1

-25,2

-24,7

-25,1

-25,1

-39,5

-15,1

-25,2

-24,7

-25.1

-25,1

Bijlage 6

174

Beleidsmatige mutaties: "werkgelegenheidsimpuls amendement nr 29500agenten extra bijdrage aan gemeente den haag investeringsimpuls lagere overheden uit aardgasbaten diversen

Desalderingen:

dienst geneeskundige verzorging politie diversen

Overboekingen:

"naar def : decentralisatie sajomiddelen "naar gf: decentralisatie sajomiddelen "van justitie regiopolitie "van szw voor fonds sociale vernieuwing "van wvc voor fonds sociale vernieuwing naar aanvullende post herstructureringsmiddelen naar o&w: beeindiging tijdelijke verlaging vutleeftijd bijzondere controle diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

VII BINNENLANDSE ZAKEN

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers: diversen

Be/eidsmjtige mutaties:

paspoortleges diversen

1992

1993

1994 50,0 40,0

40,0

27,2

35,0 -179,2

179,2

-22,3

4,6

-48,4

-174,3

258.8

41,6

61,2

56,4

36,1

16,5

-12,6

36,1

77.7

43,8

-7,7

-17,0 -5,8

-12,9 957,1 346,3 283,6 -28,1

-24,5

-1 ,7

-27,6

-20,0

9,1

2,9

95,9

7,4

-66,3

1.608,5

-170,3

255,1

1.668,6

4.678,8

4.954,0

6.403,1

425.6

381.1

392.5

29,4

10,0

9,4

29.4

10.0

9.4

37,0 2,4

52,9

2,8

39.4

52.9

2.8

1995 50,0 40,0

-62,5

27,5

63,8

-4,1

59.7

-28,0 -21,2 956,5

281,9 -24,6

-20,0 92,9

1.237,5

1.300,06027,8 397,9 0,1

0,1

0,1

0.1

1996 50,0 40,0

-58,2

31.5

72,0 -1,5

70,5

-35,0 -26,5 960,3

280,2 -24,8

-17,7 93,5

1.230,0

1.307,2

6.064,1 407.7 0,1

0.1

4,5

4.5

1997

1998

50,0 40,0

-68,5

21.5

88,1 -10,5

77,6

-35,0 -26,5 962,8

278,6 -25,0

-17,7 96,1

1.233.3

6.096,7

1.307.3

6.057.6

6.096.7

410.3 0,1

0.1

0,5

0,5

Bijlage 6

175

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

Desalderingen dienst geneeskundige verzorging politie diversen

Overboekingen diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

36,1

36,1 0.0

61,2 16,5

77,7

56,4 -12,6

43,8 8,7

63,8

-4.1

59,7 8,7

0,0

8,7

8,7

72,0 -1,5

70.5 8,7

88,1 -10,5

77,6 8,7

8,7

8.7

105,0

140,6

64,7

68,6

83,9

86.9

530,6

521,7

457,2

466,5

491,6

497,2

517,4

517,4

Toelichting

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties De regering heeft besloten om een werkgelegenheidsimpuls gericht op gemeentelijke investeringsprojecten mogelijk te maken. Hiervoor wordt 50 miljoen per jaar beschikbaar gesteld. Doel is hiermee een zo groot mogelijke werkgelegenheidsimpuls te genereren. De middelen zullen worden ingezet voor stedelijke knooppunten. De keuze van het kabinet voor een gerichte inzet ten behoeve van de bevordering van de werkgelegenheid betekent derhalve dat de investeringsimpuls als bedoeld in het bestuursakkoord Rijk-VNG dit jaar op een andere wijze wordt vormgegeven, waarbij in verband met de doeltreffendheid de aanwending uitsluitend plaatsvindt ten behoeve van het reeds genoemde beperkte aantal knooppuntgemeenten. Overboekingen Als gevolg van de decentralisatie van het overlegstelsel arbeidsvoorwaarden overheidspersoneel worden de SAJO-middelen (Subsidieregeling Additionele Jongeren bij de Overheid) uit het Arbeidsmarkt-en Op-leidingsfonds geleidelijk gedecentraliseerd naar de verschillende sectoren. In de ontwerpbegroting 1994 wordt de overheveling van de middelen naar de sectoren Defensie, gemeenten en provincies verwerkt. In de ontwerp-begroting 1994 is er van uitgegaan dat de nieuwe Politiewet met ingang van 1 januari 1994 in werking treedt. In verband hiermee wordt een groot deel van de budgetten, bestemd voor de 25 regionale politiekorpsen, overgeboekt van het hoofdstuk Justitie naar het hoofdstuk Binnenlandse Zaken. Met ingang van 1994 treedt het fonds Stimulering Sociale Vernieuwing in werking. Het fonds wordt gevoed uit de overheveling van een aantal rijksbijdragen van departementen op het terrein van de Sociale Vernieuwing. SZW draagt de in 1994 beschikbare werkgelegenheidsgelden over betreffende de startsubsidies voor banenpools, het budget voor voorzieningen ingevolge de Wet Werkloosheidsvoorziening (artikel 36) en de middelen voor de bijzondere controle Bijstand en de vrijlatingsbepalingen van de Bijstand. WVC draagt de budgetten over van het Welzijnsconvenant Grote Steden, Stimulering minderheden, Maatschappelijke opvang en hulpverlening en de Ambulante verslavingszorg.

Bijlage 6

176

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

VIII ONDERWUS EN WETENSCHAPPEN

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

"reserve beroepen primair onderwijs "huisvesting: rentevergoeding mboverkoop "huisvesting: verkoop sportvelden "incidentele loonontwikkeling "pnmair onderwijs: leerlingen "studiefinanciering: leerlingen (wsf18 + ) *studiefinanciering: ovkaart "studiefinanciering: prijscompensatie ovkaart 'studiefinanciering: vraaguitval studieleningen 'voortgezet onderwijs: bijstelling bekostigingsformules 'voortgezet onderwijs: leerlingen culturele minderheden "voortgezet onderwijs: leerlingenvolume "voortgezet onderwijs: materiële exploitatie "voortgezet onderwijs: personele uitgaven beroeps en volwassenenonderwijs leerlingen volume: ontheemden en migranten personele uitgaven prijsbijstelling primair onderwijs: herbevoorschotting primair onderwijs: huisvesting primair onderwijs: nabetalingen primair onderwijs vertraging afhandeling beroepen studiefinanciering: bijstelling niet relevante uitgaven studiefinanciering: kenmerk gerechtigden ziekteverzuim: niet realiseren taakstelling diversen Bele/dsmatige mutaties: 'loonstructuuronderzoek "nog te dekken uitgaven loonstructuuronderzoek 'afrekening collegegelden "beperking projecten 1995

33.588,1 33.211.8

33.595,8 33.714,9 34.215.6 34.631,2

66,6

-47,5

-57,8 -52,7 31,6 -57,7

29,4

-30,0 29,1 -7,7

24,2

-144,4 35,3

26,0

-41,2 -15,6 -44,6

50,0

-112,3

-27,9 57,7

1,4

30,0 6,8 -0,9 -20,0 41,7 12.8 -136,9 38,7

18,9

-53,1 -28,6 -38,2

48,0

-114,7

1,4

1,0 13,2 -52,2 55,9 39,0 -101,9 30,5 9,0

^8,8 -25,1 -7,2

48,0

-116,8

1.4 20,0

-17,2

24,3 -58,4 51,8 43,2 -147,3 29,6 9,0

-58,4 -25.1 8,0

44,8

-117,9

1,4 28,0

-56,1 33,4 -39,2 48,0 45,7 -161,7 23,9 9,0

-73,4 -25.1 25,9

44,8

-117,9

-87,0

-55.3 87,6 50,1

-122,1

89,4

-82,6

100,7

117,6

17,9

-26,1

-52,5

100,0 -100,0

-25,0

100,0 -100,0

-23,4

-93,4

-36.4

-174.3

-236,7 100,0 -100,0

Bijlage 6

177

"beroep aanvullende beurs "beroeps en volwassenenonderwijs uitbreiding leerlingwezen "besparingsverlies herijking deelnamepatroon "doorwerking meevaller februarinota "ombuiging voorbereiding 1994 'hoger beroepsonderwijs: kasschuif "hoger beroepsonderwijs: kasschuif huisvesting "kasschuif ovkaart "korting nationale onderzoeksinstellingen 'korting niet-verplichte projectgelden 'ombuiging prijsbijstelling 1994 "primair onderwijs korting materiële vergoedingen "primair onderwijs: prijscompensatie 1994 "studiefinanciering: bijstelling percentage uitwonenden "studiefinanciering: ombuigingsmaatregelen "studiefinanciering: studielemngen "wetenschappelijk onderwijs: kasverschu'ving 2e nvw: linealisering formatieformules 2e nvw: loonstructuuronderzoek amendement nr.56: bouwvolume amendement nr 56: incidenteel loon beperking bouwvolume herijking deelnamepatroon kasschuif middelen loonstructuuronderzoek kasschuif ovkaart: loonstructuuronderzoek kasschuif: huisvesting ovjaarkaart reservering incidenteel uit hboverkoop studiefinanciering: kasverschuiving ovjaarkaart studiefinanciering: verlaging basisbeurs vo/

mbo vermindering projecten waarborgfonds diversen

Desalderingen:

"beroeps en volwassenenonderwijs: nabetalingen 'pnmair onderwijs: afrekeningen diversen

1992

1993 -30,0

-30,2 -139,7

-25,0 -76,3

-38,0

-30,0 18,8 -18,8 92,0 -92,0 -92,0

-88,6 88,6 -29,0

34,5

60,0 76,5

-68,8

^15,0

-55,0 55,0 -22.8

-135,3

88.2

-705,4 26,8 37,4

10,1

61,6

10,1

125,8

1994

1995

1996

1997

1998

5,0

20,0

42,0

59,0

27,0

57,0

115,0

174,0

-50,0

18,0

18,0

14,0 25,0 76,3 -7,7

-15,2

-22,9

-30,6

-165,6

-167,9

-168,9

-170,4 -31,9

-29,0

-29,0

-29,3

33,0

33,1

32,9

33,1 -30,0

-30,0

-30,0

-30,0

-64,0

-279,0

-376,0

^175,0 32,0

106,0

178,0

248,0 -25,0

10,0

15,0

31,0

19,0

-11,0

-17,8 -31,0

-19,0

11,0

17,8

-27,0

-57,0

-115,0

-174,0 88,6 -88,6 -7,7

-60,0

-30,0

-1 5,0

59,2

-86,8

-219,6

-266,0

-263,9

-475,8

-575,5

-647,2

-24,1

-18,0

-21,2

-25,3

-24,1

-18,0

-21,2

-25.3

Bijlage 6

178

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

Overboekingen

"bijdrage herstructureringsmiddelen •loonbijstelling 1993 'naar aanvullende post decentralisatie huisvesting 'naar gemeentefonds: decentralisatie huisvesting "studiefinanciering: bevriezingscomponent "studiefinanciering: tranche 1993 'studiefinanciering: tranche 1994-1 'taakstelling ziekteverzuim "wachtgelden "prijsbijstelling 1994

biza: vut 60 koopkrachtreparatie agv plan simons diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

132,6

15,0 142,7

38,0

58,0 150,0

150,3 -100,0

-115,0

78,0

78,0 152,6

155,1 -61,0

-98,0

-1.622,1

-1.616,7

-1638,1

3,7 123,3 5,6

64,2

63,9 39,5 -101,2 28,5 165,6 27,6

20,0 36,1

36,1 37,5

46,6

63,6 39,2 -101,2 34,6 167,9 20,0 36,1 37,9

63,0 38,8 -101,2 55,1 168,9 17,7 36,1 36,2

49,9 62,3 38,2 -101,2 57,6 170,4 17,7 36,1 28,8

323,1

108,5

-339,2

387,0 -1.230,7

-1.132,5 -1.143,2

5,6 -1.761,1 -1.903,3 -2.052,4

33.082,5

33.696,6 32.872,6 33.601,4 31.953,8 32.312.3 32.578,8

33.082,5

VIII ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Stand miljoenennota 1993

Mee en tegenvallers:

"huisvesting: verkoop sportvelden 'vervroegde aflossingen studielemngen "studiefmanciering ontvangsten beroeps en volwassenenonderwijs primair onderwijs volwassen-en beroepsonderwijs: verkoop diensten aan cba diversen

1.702.4

2.494,6

1.586.9

1.521,6

1.541.5

1.550.6

84,6 28,4 -50,0

75,5

138.5

-30,0

30,0

-4,0

^10,0

58,0

53,7

23,7

54,8

80,8

53,5

71,5

-40,0 23,0

-40,0 0,8

51,1

34,1

50,2

11,0

Bijlage 6

179

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

Beleidsmatige mutaties:

"bijdrage europees sociaal fonds "diversen: lesgelden *kasschuif: vervroegde aflossingen studieleningen 'studiefinanciering: vervroegde aflossingen studieleningen "verkoop mbogebouwen meeropbrengst hboverkoop studiefinanciering: vervroegde aflossing studieleningen diversen

Desa/deringen:

"beroepsonderwijs: ontvangsten rekening en verantwoording "primair onderwijs: afrekeningen diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

30,0 -V6.3

10,1

37.4 61,5

10.1

125,8

40,0

76,3

50,0

18,0

193,7

-140,0

14,8

81,6

29,0

-24,1

-24.1

8,0

163,3

321.1

535,6

361,5

50,0

-67,0

50,0

250,0

100,0 60,0 58,3

140,0

140,0

67,0 7,0

7,0

14.8

171,6

479.0

308,0

157.0

26,9

57,0

-18,0

-21,2

-18,0

-21,2

169.9

-25,3

-25.3 42,7

1.604,6

1.865.7

2.815,7

2.122.5

1.883,1

1.711,4

1.593,3

1.604.6

Toelïchting

Uitgaven

Mee-en tegenvallers Ten behoeve van beroepszaken inzake materiële uitgaven in het Primair Onderwijs (Londobekostiging) wordt een bedrag gereserveerd van 29,4 miljoen in 1993 en 1,4 miljoen vanaf 1995 structureel. In het kader van de voorgenomen verkoop van de schoolgebouwen bij het Middelbaar beroepsonderwijs is er een voorziening getroffen van 20 miljoen in 1996 en 28 miljoen vanaf 1997 structureel voor de rentevergoeding aan de scholen voor Middelbaar beroepsonderwijs. Uitgaven voor huisvesting gefinancierd uit de te realiseren verkoop sportvelden worden, als gevolg van een vertraging in het wetgevingstraject, in 1993 getemporiseerd. De uitgaven voor incidentele loonontwikkeling zullen in de jaren 1993 tot en met 1995 hoger zijn dan oorspronkelijk geraamd. In de jaren 1996 en 1997 zal een daling van de uitgaven voor incidentele loonontwikkeling plaatsvinden. Deze reeks betreft 29,1 miljoen in 1993, aflopend tot -56,1 miljoen in 1997. De referentieraming voor 1993 laat een leerlingengroei zien in het Lager en Voortgezet Speciaal Onderwijs. Met name in het Voortgezet Speciaal Onderwijs worden voor de onderwijsvormen voor kinderen met leer-en op-

Bijlage 6

180

voedingsmoeilijkheden de leerlingenaantallen hoger geraamd. De leerlingenaantallen in het basisonderwijs laten een neerwaartse bijstelling zien, omdat de leerlingenaantallen minder groeien dan eerder in de ramingen was opgenomen. Per saldo resulteert er een tegenvaller die tot 33,4 miljoen oploopt in 1997. Wijzigingen in de kenmerken van WSF-gerechtigden, alsmede een vermindering van het aantal studenten en leerlingen met recht op Studiefinanciering leiden tot een aanpassing van de raming voor de uitgaven voor Studiefinanciering met 24,2 miljoen in 1993, aflopend tot-58,4 miljoen in 1996 en -39,2 miljoen in 1997. Het nieuwe contract met de openbaar vervoerbedrijven leidt tot een stijging van de uitgaven voor de Openbaar Vervoerkaart met 41,7 miljoen in 1994, oplopend tot 48 miljoen in 1997. Deze post bestaat grotendeels uit de vereiste BTW-afdrachten. Voor de Openbaar Vervoertarieven is met ingang van 1994 een verhoging van 6% voorzien. Op grond van het van het bestaande contract Openbaar Vervoerkaart leidt dit tot extra uitgaven van 12,8 miljoen in 1994, oplopend tot 45,7 miljoen in 1997. Door de per 1 januari 1992 aangescherpte leningvoorwaarden voor studieleningen zal het beroep op studieleningen lager zijn dan oorspronkelijk wasgeraamd. Als gevolg hiervan dalen de uitgaven met 144,4 miljoen in 1993, oplopend tot 161,7 miljoen in 1997. Deze bijstelling is niet relevant voor het genormeerde financieringstekort. Door het succes van het fusiebeleid in het Voortgezet Onderwijs (er f useren meer scholen dan geraamd) ondergaan per saldo de geraamde f usie-opbrengsten een wijziging. De aangepaste bekostigingsformules van gefuseerde scholen leiden namelijk tot meer uitgaven. Als gevolg van een hogere gemiddelde personele last (GPL) die ontstaat door een toename van tussentijdse instroom van leerlingen van de culturele minderheden in het Voortgezet Onderwijs vindt er een opwaartse bijstelling plaats van de raming voor leerlingen uit culturele minderheidsgroepen. De huidige referentieramingen laten een afname zien van het aantal leerlingen in het Voortgezet Onderwijs, waardoor er een neerwaartse bijstelling van de uitgavenraming mogelijk wordt van 41,2 miljoen in 1993, oplopend tot 73,4 miljoen in 1997. Op grond van de realisatie 1992 en de verbeterde bevoorschotting van de materiële exploitatie in het Voortgezet Onderwijs kan de raming over de jaren 1993 tot en met 1998 voor nabetalingen materiële exploitatie neerwaarts worden bijgesteld. Een herberekening van de raming voor personele uitgaven in het Voortgezet Onderwijs, met name in de frictie-opslag en in de uitgaven voor arbeidsduurverkorting, leidt tot meevallers in de eerste jaren en tot tegenvallers in de jaren vanaf 1996.

Beleidsmatige mutaties De beschikbare middelen ten behoeve van de verbetering van de salarispositie van het onderwijspersoneel (loonstructuuronderzoek) zijn verdeeld over de desbetreffende begrotingsartikelen. Binnen de begroting van On-derwijs en Wetenschappen wordt vanaf 1995 een voorlopige voorziening getroffen van 100 miljoen structureel ten behoeve van het totale loonstructuuronderzoekpakket. Met ingang van 1995 wordt er van uitgegaan dat 100miljoen uitdealgemene middelen beschikbaarzalzijn voor het loonstructuuronderzoekpakket, te dekken uit de ruimte verbetering arbeids-voorwaarden voor de overheidssector. Overboeking van de middelen naar de begroting van Onderwijs en Wetenschappen is bij de loonbijstelling 1995 aan de orde. Bij de umversiteiten blijken de collegegeldopbrengsten hoger te zijn dan was geraamd. Deze zogenaamde exploitatie-overschotten worden nu versneld met de instellingen afgerekend en in de begroting van Onderwijs en

Bijlage 6

181

Wetenschappen in de jaren 1993 en 1994 aangewend ter invulling van taakstellingen in het kader van de begrotingsvoorbereiding 1994. In 1995 wordt er als invulling van de efficiencytaakstelling 1994 voor in totaal 25 miljoen gekort op diverse projecten binnen de begroting van On-derwijs en Wetenschappen. Als gevolg van een verschuiving in de verdeling van de ouderlijke inkomens van de aanvullendebeursgerechtigden is het beroep op de aanvullende beurs kleiner geworden; dit leidt in 1993 tot minder uitgaven. In het kader van het werkgelegenheidsplan heeft de regering beloten te streven naar een uitbreiding van 20.000 plaatsen in het leerlingwezen. De kosten van dit beleid lopen op van 5 miljoen in 1994 tot 59 miljoen in 1997 (65 miljoen structureel vanaf 1998). Er is sprake van een besparingsverlies omdat de oorspronkelijke besparingsmaatregel «herijking van het deelnamepatroon» uit het zogenaamde «7 november pakket» is teruggedraaid. Dit besparingsverlies wordt gecompenseerd door een versobering van de Wet op de Studiefinanciering. De doorwerking van de onderuitputting 1992, die bij Voorlopige rekening \s gepresenteerd, resulteert in 1993 in een voordelig saldo van 30,2 miljoen dat wordt benut als invulling van de taakstelling uit de Voorjaarsnota 1993. De ombuiging voorbereiding 1994 betreft het aandeel van Onderwijs en Wetenschappen voor 1993 in de generale taakstelling volgend uit de besluitvorming over de Rijksbegroting 1994. Deze taakstelling is voorlopig centraal geparkeerd in afwachting van de nadere invulling op de diverse beleidsterreinen. Ter dekking van aanloopproblemen bij de invulling van ombuigingstaakstellingen op de begroting van Onderwijs en Wetenschappen wordt binnen het beleidsterrein «Hoger Beroepsonderwijs» een kasschuif gepleegd van in totaal 50 miljoen over de jaren 1994 tot en met 1997. In verband met de voorgenomen verkoop van de schooigebouwen Hoger beroepsonderwijs zijn enkele investeringen voor een totaalbedrag van 25 miljoen in 1993 getemporiseerd. Deze huisvestingsuitgaven worden binnen de begroting van Onderwijs en Wetenschappen doorgeschoven naar 1994, waardoor eenmalig het huisvestingsbudget in 1994 wordt verhoogd. De in de Voorjaarsnota aangekondigde extra betaling in 1993 ten behoeve van de Openbaar Vervoerkaart 1994, wordt voor in totaal 76,3 miljoen ongedaan gemaakt. Deze maatregel dient ter compensatie van de verlaging van de ontvangstenraming VASK (vervroegde aflossing studielening met korting) met 76,3 miljoen in 1993. Deze ontvangsten VASK worden thans voorzien in 1994. De subsidiekorting van 1%oplopend tot5%in 1998wordtonderandere ingevuld door een proportionele korting op de budgetten van de nationale onderzoeksinstellingen. Het gaat om een korting van 7,7 miljoen in 1994 oplopend tot 30,6 miljoen in 1997 en 38,5 miljoen in 1998. Een deel van de projecten op de diverse beleidsterreinen wordt in 1993 getemporiseerd danwel geschrapt als invulling van de bij Voorjaarsnota afgesproken taakstelling 1993. De taakstelling conform de prijsbijstellingsleutel is over de diverse beleidsterreinen verdeeld. Bij het Primair Onderwijs heeft de invulling van de taakstelling op titel van de prijsbijstelling plaatsgevonden door een evenredige korting op de zogenaamde programma's van eisen (materiële vergoedingen). De prijsbijstelling 1994 is vervolgens wel uitgedeeld bij het Primair Onderwijs. De uitgaven voor Studiefinanciering zullen vanaf 1993 met 30 miljoen structureel dalen als gevolg van een afname van het aandeel uitwonende studenten. De voorgestelde versobering van de Wet op de Studiefinanciering leidt tot een opbrengst van 64 miljoen in 1994, oplopend tot 475 miljoen in 1997. Het pakket van maatregelen omvat zowel een beperking van de rechten van WSF-gerechtigden, als nieuwe mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering van studieprogramma's.

Bijlage 6

182

Een deel van deze maatregelen zal leiden tot een verschuiving van het beursgedeelte naar het leninggedeelte en daarmede tot een verhoging van de voor het financieringstekort niet-relevante studieleningen. Dit betreft de reeks «Studiefinanciering: studieleningen» van 32 miljoen in 1994, oplopend tot 248 miljoen in 1997. Ter dekking van aanloopproblemen bij de invulling van de ombuigingstaakstellingen in 1994 wordt een kasschuif gepleegd binnen het beleidsterrein van het Wetenschappelijk Onderwijs.

Desalderingen De nabetalingen in het Beroeps-en Volwassenenonderwijs ten bedrage van 26,8 miljoen in 1993 zijn het gevolg van afrekeningen op voorschotten over voorgaande jaren aan scholen voor Middelbaar beroepsonderwijs. De afrekeningen in het Primair Onderwijs bedragen in totaal 37,4 miljoen in 1993 en zijn het gevolg van afrekeningen op de voorschotten van de zogenaamde Londovergoedingen in voorgaande jaren.

Overboekingen Uit de aanvullende post herstructureringsmiddelen vindt een overboeking plaats die onderdeel uitmaakt van de dekking van het loonstructuuronderzoekpakket ter verbetering van de salarispositie van het onderwijzend personeel. De overboeking van de taakstelling Decentralisatielmpuls naar de aanvullende post Decentralisatielmpuls bestaat uit de te realiseren besparingen in verband met de decentralisatie van de huisvesting in het Primair-en Voortgezet Onderwijs en uit besparingsverliezen welke ten laste van de begroting van Onderwijs en Wetenschappen komen. De besparingsverliezen zijn het gevolg van het niet volledig realiseren van de taakstelling ingevolge de Decentralisatielmpuls binnen het huisvestingsbudget van het Primair-en Voortgezet Onderwijs. Voorts vindt een overboeking plaats naar het Gemeentefonds van de huisvestingsmiddelen Primair-en Voortgezet Onderwijs, eveneens in het kader van de Decentralisatielmpuls. De overboeking van de aanvullende post Indexatie Studiefinanciering naar de meerjarenramingen van het begrotingshoofdstuk van Onderwijs en Wetenschappen, dat verband houdt met de bevriezing van de basisbeurs in 1997 en 1998, vindt plaats als onderdeel van de versobering van de Wet op de Studiefinanciering. Daarnaast worden de tranches 1993 en 1994 (1e halfjaar) Indexering Studiefinanciering, van in totaal 80,5 miljoen in 1993, oplopend tot 100,5 miljoen in 1997, overgeboekt van de aanvullende post Indexatie Studiefinanciering naar het begrotingshoofdstuk en de meerjarenramingen van Onderwijs en Wetenschappen. De overboeking naar het begrotingshoofdstuk en de meerjarenramingen van Onderwijs en Wetenschappen van de derde tranche van de ziekteverzuimtaakstelling van 0,5% voor het departement en het onderwijspersoneel heeft tegelijkertijd met de uitdeling van de reguliere loonbijstelling plaatsgevonden. Van de aanvullende post Wachtgelden worden bedragen overgeboekt voor wachtgeldgevolgen die voortvloeien uit de invulling van de taakstellingen uit de begrotingsvoorbereiding 1994 (onder meer de efficiencykorting en de subsidiekorting); het gaat om 28,5 miljoen in 1994 oplopend tot 57,6 miljoen in 1997.

Nietbelastingontvangsten

Mee-en tegenvallers Van de totale raming van de verkoopopbrengsten voor sportvelden ad 50 miljoen in 1993 wordt, als gevolg van een vertraging in het wetgevingstraject, 30 miljoen van 1993 doorgeschoven naar 1994.

Bijlage 6

183

IXA NATIONALE SCHULD

De derving van reguliere aflossingen van Studieleningen als gevolg van de nieuwe VASK-operatie (Vervroegde aflossing studieleningen met korting) wordt vanaf 1995 geraamd op 40 miljoen structureel. Als gevolg van een herziening van de ontvangstenraming bij de Studiefinanciering wordt deze raming bijgesteld met -4 miljoen in 1994, op-en aflopend naar 58 miljoen in 1995 en 23 miljoen in 1996.

Beleidsmatige mutaties Ten behoeve van economische structuurversterkende onderwijsprogramma's wordt er een ontvangst uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) geraamd van 40 miljoen in 1994, oplopend tot 50 miljoen structureel vanaf 1995. Als gevolg van vertragingen in de afhandeling van betalingsopdrachten, gecombineerd met het betaalgedrag van lesgeldplichtigen, is een aanzienlijk bedrag aan lesgeldvorderingen niet meer in 1992 ontvangen. Er wordt van uitgegaan dat deze openstaande vorderingen in 1993 alsnog worden ontvangen. De ontvangsten van vervroegde aflossing van studieleningen die eerder al voor 1993 waren geraamd, worden thans voorzien in 1994. Tevens worden de in het «7 november pakket» ingezette middelen van de Vervroegde aflossing studieleningen met korting in de jaren 1995 en 1996 verschoven naar 1994. De totale raming van de VASK wordt tegelijkertijd met 4,7 miljoen verhoogd. De geraamde opbrengst van de VASK bedraagt nu in totaal 410 miljoen. Tegen de achtergrond van structurele beleidsaanpassingen, met name in de Wet op de Studiefinanciering, wordt in de jaren 1995 en 1996 een relatief beperkt deel van de verwachte opbrengst van overdracht van gebouwen aan instellingen van Middelbaar Beroepsonderwijs ingezet, te weten 250 miljoen in 1995 en 100 miljoen in 1996.

Desalderingen Zie toelichting uitgaven.

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

'

boete bij vervroegde aflossing 'herberekening rentelasten a.g.v. vervroegde aflossingen 'lagere rentelasten i v.m. lager rentepercentage "lagere rentelasten vervroegde aflossing woningwetleningen "rentelasten i.v.m. hoger financieringstekort boete bij vervroegde aflossing disagio hogere restant dekking 1992

26.868.7

28.086.9

29.719,2 31.540.6 33.500.3

35.398.3

69.2 121,0

40,4

52,3

66,7

61,8

-19,4

-276,4

-551,5

-688,0

-195,0

-195,0

-195,0

-195,0

0,1 1,9

97,0 90,2

23,9

100,6

225,1

100,6

476,5

100,6

752,6

100,6

Bijlage 6

184

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

lagere rente a.g.v. vervroegde aflossing woningwetleningen lagere rentelasten a.g v. vervroegde aflossingen lagere rentelasten i.v.m. lager rentepercentage rente portefeuille staatsschuld rentelasten i.v.m. lager financieringstekort diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

-72,5 5,7

-64.8

-64,8

-325,0

-325,0

-325,0

-325,0

-121,6

-250,1

-229,6

-211,4

-182,9

-680,2

-1.560,1

-2.496,2

-3127,3

-57,5

-130,6

-223,0

-332,5 -14,6

18,7

20,8

24,0

26,5

241.2

-1.343,6 -2.317.9 -3.334,3 -3.909.2

241,2

-1.343,6 -2.317,9 -3.334,3 -3.909.2

32999,9

26.803,9 28.328,1 28.375.6 29.222.7

30.165,9 31.489,1 32.999,9

IXA NATIONALE SCHULD

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

agio bij storting rente bij storting rente en agio bij storting rente portefeuille staatsschuld diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

191,7

81,0

81.0

81,0

81.0

81.0

160,4 38,1

-64,6 -0,1

133.8

500,0

500,0

0,0

0,0

0,0

0,0

133.8

500.0

0.0

0.0

0,0

0.0

81,0

325,5

581.0

81.0

81.0

81,0

81.0

81.0

Toelichting

Uitgaven

Mee-en tegenvallers Als gevolg van de dalende rente zijn oude staatsleningen vervroegd afgelost en omgezet in nieuwe leningen met lagere rentepercentages. Dit gaat gepaard met boetes ad 69,2 miljoen die in 1993 moeten worden betaald. Deze vervroegde aflossing levert meevallers op bij de rente-uitgaven in latere jaren. Hier staat een tegenvallertegenover in verband met een herberekening van de gevolgen van vervroegde aflossing van oude leningen, hetgeen leidt tot een per saldo tegenvaller van 121 miljoen in 1993, aflopend naar 61,8 miljoen in 1997.

Bijlage 6

185

Als gevolg van een lagere rekenrente voor 1994 en verdere jaren vallen de rentelasten mee met 19,4 miljoen in 1994, oplopend tot 688 miljoen in 1997. De raming van de vervroegde aflossing woningwetleningen in 1993 is met 3 miljard opwaarts bijgesteld. Als gevolg hiervan hoeft de staat in 1993 minder te lenen dan geraamd. Vanaf 1994 vallen hierdoor de rentelasten structureel met 195 miljoen mee. Als gevolg van een hoger geraamd financieringstekort is er sprake van een tegenvaller bij de rente-uitgaven op de staatsschuld van 23,9 miljoen in 1994, oplopend tot 752,6 miljoen in 1997.

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

IXB FINANCIEN

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

"exportkredietverzekering "heffings-en invorderingsrente "vergoeding van proceskosten exportkredietverzekering diverse landen exportkredietverzekenng schade gos heffings-en invorderingsrente diversen

Beleidsmatige mutaties:

"aflossen verplichtingenstuwmeer bommenregeling "huisvesting belastingdienst "ombuiging prijsbijstelling 1994 "uitvoeringskosten verdere intensivering fraudebestrijding taakstelling 7 novbrief: materieel belastingdienst verzelfstandiging staatslotenj diversen

Overboekingen:

•prijsbijstelling tranche 1994 diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

4.890.4

4.261.3

4.050,5

3.997,7

3.989,6

3.978,6

-98,0 -40,0

407,0 -3,8

265.2 -25,2 -19,0

-44,2 47,8

47.8

269.0

252,0 74,0

562,0 70,4

958.4 30,0

-15,0

-49,5

-34,5 36.1

36.1

960.0

83,0 704,0 27,0

22,9

836,9 54,5 -25,7 10,0

-30,0 -6,9 1.9

25,7 32,7

58.4

897,1

25,0 704,0 31,5

760,5 55,5 -25,5 32,0

-30,0 -0,9

31,1

25,5 32,7

58,2

849.7

25,0 704,0 17,8

746,8 55,5 -25,5 61,1

-30,0 -2,5

58.6

25,5 32,4

57.9

863.1

25,0 704,0 15,1

744,1 55,5 -25,2 90,0

-30,0 -2,5

87,8

25,2 31,5

56.7

888.3

4.863,9

5.159.4

5.221.3

4.947.6

4.847,4

4.852.7

4.866.9

4.863.9

Bijlage 6

186

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

IXB FINANCIEN

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

"admmistratieve boeten ism uitstel houderschapsbelasting "afstootprogramma rgd 'exportkredietverzekering "heffings-en invorderingsrente "verkoopopbrengsten defensiegoederen 'winstuitkering dnb administratieve boeten i.s.m wetsvoorstel simons/van slooten administratieve boeten i.s.m. houderschapsbelasting exportkredietverzekering heffings-en invorderingsrente middelenafspraken rgd winstuitkering dnb diversen

Beleidsmatige mutaties:

"afstemming diverse afstootprogramma's rgd "hogere doorberekening kosten sociale verzekeringsfondsen "verkoopopbrengsten defensie verkoop warrants ing verzelfstandiging staatsloterij diversen

Overboekingen: diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

5.452,0

4.743,4

4.610,7

4.777,5

4.863,5

4.872,8

32,0

46,6

-28,2 -0,4

-28,6

190,0 -50,0 100,0 69,0

83,0 704,0

100,0 -25,0 96,0

933,7

1.230,1

33,6

34,1

80,0

-94,0

55,8

57,7

30,0

25,0 704,0 25,0 -35,0

817,7

-73,0 57.1 9,5

-30,0 25,0 704,0

100,0 -10,0

-100,0 121,0 -86,5

112,1

-10,0 514,0 72,9 -43,0 90,8

15,5 225,0 -0,4

-0,8 75,0 -5,5

-0,4

-5,7

21,0

56,8

-0,8

-0,7

-0,6

-0,5

-0,4

25,0 704,0

150,0 -10,0

-17,5

782.9

834,0

-32,7

35,9

-34,6

-4,6

52,5 45,0

60,0

60,0

60,0

60,0

86,0

55,2

133,2

253,7 -0,3

-0,8

-0,7

-0,6

-0,5

-0,4

-0,3

16,9

1.012.9

1.287,3

826,7

915,8

1.087,4

5.949,7

5.468.9

5.756.3

5.898,0

5.604,2

5.779.3

5.960.2

5.949,7

Bijlage 6

187

Toelichting

Uitgaven

Mee-en tegenvallers De hogere uitgaven bij de exportkredietverzekering van 83 miljoen in 1994 en 25 miljoen vanaf 1995 worden enerzijds veroorzaakt door meevallende uitgaven in verband met schades met betrekking tot Peru en enkele andere landen en anderzijds door een opwaartse bijstelling van de raming in 1994 in verband met verwachte schades met betrekking tot hetGOS. Deze per saldo tegenvallende uitgaven worden gecompenseerd door even grote meevallers aan de ontvangstenkant (zie toelichting ontvangsten). Op basis van de realisatie tot en met juni wordt er een tegenvaller bij de heffings-en invorderingsrente geraamd van per saldo 62 miljoen. Deze tegenvaller vormt het verschil tussen een opwaartse bijstelling van de uitgavenraming met 252 miljoen enerszijds en een opwaartse bijstelling van de ontvangstenraming met 190 miljoen anderzijds. Daarnaast dienen op basis van de meerjarige doorwerking van de uitkomsten van de begroting 1992 (welke voor 1993 reeds bij Voorjaarsnota 1993 in het budgettaire beeld zijn verwerkt, maar voor 1994 en verdere jaren nog niet) en de laatste inzichten van de uitvoering van de begroting 1993, zowel de uitgavenals ontvangstenramingen van de heff ings-en invorderingsrente aanzienlijk te worden bijgesteld met 704 miljoen structureel vanaf 1994. Voorts is er sprake van een opwaartse bijstelling van de begroting in 1994 van 27 miljoen die het gevolg is van het arrest van de Hoge Raad waarbij de Staat wordt verplicht om de proceskosten van de beroepsfase van een belastingplichtige in fiscale geschillen (gedeeltelijk) te vergoeden indien de Staat de fiscale procedure geheel of gedeeltelijk heeft verloren. Ter beperking van het budgettaire risico is bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel ingediend dat een normering beoogt van voor vergoeding in aanmerking komende kosten voor toekomstige gevallen. Bovengenoemde 27 miljoen heeft betrekking op oude gevallen.

Beleidsmatige mutaties In 1993 wordt de raming van de Bommenregeling eenmalig met 30 miljoen opgehoogd, zodat oude verplichtingen (het stuwmeer vóór aflossing bedraagt 46,7 miljoen) deels versneld kunnen worden afgelost. In verband met de huisvestingsknelpunten bij de Belastingdienst wordt de raming voor het materieelartikel verhoogd met 54,5 miljoen in 1994 en 55,5 miljoen structureel vanaf 1995. De in het kader van de begrotingsvoorbereiding 1994 afgesproken taakstelling voor Financiën wordt voor een deel ingevuld door op de prijsbijstelling 1994 te korten. De verdere intensivering van de fiscale fraudebestrijding brengt in 1994 10 miljoen uitvoeringskosten met zich mee, oplopend tot 90 miljoen structureel vanaf 1997. De additionele belastingopbrengsten die samenhangen met de fraudemaatregelen bedragen 500 miljoen in 1996, oplopend tot 600 miljoen structureel vanaf 1998.

Nietbelastingontvangsten

Mee-en tegenvallers Een vertraging van de invoering van de houderschapsbelasting van 1-10-1994 naar 1-1-1995 leidt tot hogere niet-belastingontvangsten bij Financiën ad 32 miljoen in 1994. Hier staat een tegenvaller bij de belastingontvangsten tegenover. Als gevolg van een versnelling in he t afstootprogramma van de Rijksgebouwendienst wordt de raming van ontvangsten uit verkoop Domeinen in 1995 verhoogd met30 miljoen; in 1996 wordtde raming met30 miljoen

Bijlage 6

188

neerwaarts bijgesteld. Een spiegelbeeldige mutatie is te vinden op de VROM-begroting. De hogere ontvangsten bij de Exportkredietverzekering van 83 miljoen in 1994 en 25 miljoen structureel vanaf 1995 zijn gebaseerd op de huidige in-zichten met betrekking tot de ontvangst van provenuen uit hoofde van afgesloten en nog af te sluiten schuldenregelingen in het kader van de Club van Parijs. Voor een toelichting op de mutatie bij de heffings-en invorderingsrente wordt verwezen naar de uitgaven. De mutatie bij de verkoopopbrengsten van defensiegoederen, die reeds bij Nota van Wijziging op de 1 e suppletoire begroting is gemeld, is het gevolg van een neerwaartse bijstelling ad 50 miljoen van de geraamde opbrengsten uit verkoop van roerende en onroerende goederen van Defensie. Voor deze verlaging van de ontvangstenraming is compensatie geboden op de begroting van Defensie. De meevaller bij de winstuitkering van De Nederlandsche Bank in 1993 van 100 miljoen hangt samen met een neerwaartse bijstelling van het aanvankelijk veronderstelde renteniveau in 1993 in de Verenigde Staten, Duitsland en Nederland, welke leidt tot gerealiseerde koerswinsten. De meevallers in de winstafdracht van De Nederlandsche Bank vanaf 1994 worden veroorzaakt door de thans hoger geraamde dollarkoers in 1993 en verdere jaren. Dit effect overtreft het negatieve effect op de winstuitkering van De Nederlandsche Bankvan dethans lagergeraamde korte rentein de Verenigde Staten en een neerwaartse bijstelling van het Netto Nationaal in-komen.

Beleidsmatige mutaties Als gevolg van een wijziging in het afstootprogramma van de Rijksgebouwendienst is er sprake van een bijstelling van de ontvangsten uit verkopen Domeinen van -32,7 miljoen in 1993, 35,9 miljoen in 1994, -34,6 miljoen in 1995, -4,6 miljoen in 1996en 52,5 miljoen in 1997. Deze mutatieis spiegelbeeldig verwerkt bij de uitgaven op de VROM-begroting. De doorberekening van perceptiekosten aan de sociale verzekeringsfondsen doorde Belastingdienstvoor de inning van sociale premies wordt op basis van de integrale kosten 1992 verhoogd met 45 miljoen in 1993 en 60 miljoen structureel vanaf 1994. Als gevolg van een bijstelling van de eerder geraamde verkoopopbrengsten uit defensiegoederen wordt de raming van de ontvangsten uit verkoop Domeinen in 1994 en 1995 met respectievelijk 94 en 73 miljoen neerwaarts bijgesteld en wordt de ontvangstenraming in 1996 en 1997 met respectievelijk 21 en 86 miljoen opwaarts bijgesteld. Deze mutatie is spiegelbeeldig verwerkt bij de uitgaven op de Defensiebegroting.

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

X DEFENSIE

UITGAVEN

Stand Miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

fiscalisering ziektekosten militair personeel prijsbijstelling 7-nov brief diversen

14.445.3

14.092,8

13.713,6 13.873.7

13.853.6

13.769.8

11,6

8.4

-3,8

-22,5

-31.7

-119,9

-123,9

-125.7

-127,3

-127,3 -14,2

-14,2

-108,3

-115.5

-129,5

-149,8

-159.0

Bijlage 6

189

Beleidsmatige mutaties:

'

bouw koninklijke landmacht 'bouw koninklijke luchtmacht 'bouw koninklijke marine "burgerpersoneel centrale organisatie 'burgerpersoneel koninklijke landmacht "gevechtsvliegtuigen f-16 "internationale verplichtingen "luchtmobiele brigade "materiële exploitatie koninklijke landmacht "matenele exploitatie koninklijke luchtmacht 'materiële exploitatie koninklijke marine "militair personeel koninklijke landmacht "mihtaire pensioenen en wachtgelden "multipurpose fregatten 'overig groot materieel koninklijke landmacht 'overig groot materieel koninklijke luchtmacht "overig groot materieel koninklijke marine "ovenge personele exploitatie konmklijke landmacht "reservering voor prijsbijstelling 1994 "vredesoperaties internationale verplichtingen materiële exploitatie koninklijke landmacht militair personeel koninklijke landmacht overig groot materieel koninklijke luchtmacht overig groot materieel koninklijke marine bouw koninklijke landmacht gevechtsvliegtuigen f-16 internationale verplichtingen materiele exploitatie koninklijke landmacht materiele exploitatie koninklijke marine militair personeel koninklijke landmacht overig groot materieel koninklijke luchtmacht overig groot materieel koninklijke marme overige personele exploitatie koninklijke landmacht

1992

1993

-10,0 -7,0 -49,5 -25,8 17,0

-55,1 -4.7 -10,0

-80.0 -92,0

-41,0 -34,9

^8,4

-31,7

-31.6

41.7

-39.9 -78,9

7,8 -35,1

54,9 13,9

32,3 76,2

37,6 0,8

-36,4 -36,0

-1 6,4 27.0

-13.6

1994

-28,0 -12,7

-35,8 40,8 -40,3 -107,8 -34,4 -43,6 -38,4 23,7 -156,2 -11,7 -69,5 -132,6 -0,5 -10,9 46,0

154,3 125,0 9,0

4,3 55.0 1,6

1995

-12,1 -26,0 -26,0 -36,0 60,4 -26,7 -110,6 100,1 -27,9 -24,8 17,1 -250,0 -32.7 -13,6 -171,3 3,4 -55,1 14,2

159,7 125,0 7.8

4.3

1.6

1996 25,6 -11,5 -22,0 -35,8 99,8 59,7 -106,8 251,4 30,8 -30,1 2,7 -331,5 -28,7 61,3 -268,8 -122,6 -1 62,0 18,9

163,6 125,0 8.3

4,3 1.6

1997

1998

-12,4 -14,5 -8,0 -38,2 142,8 11,6 -97,9 100,0 -92,4 -21,8 22,5 -369,7 -28.7 10,8 -14,1 -92,3 10,8 0,2

166,1 125,0 1.8

4,3

1,6

Bijlage 6

190

overige personele exploitatie koninklijke luchtmacht vredesoperaties diversen

Desalderingen: diversen

Overboekingen:

'

prijsbijstelling tranche 1994 'loonbijstelling "van biza: decentralisatie a&o/sajo gelden koopkrachtreparatie simons mihtairen diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

1992 34,4

106,7

-48,8

70,2

-5,6

-5,6

63,0 14,7

77.7

127,9

1993 -5,2

246,2

-109,9

-315,6 0,0

52,0 7,7 63,0 27,0

149.7

-274,2

1994 6,0

-187,8

-444,5 0,8

0,8

154,3 51,5 17,0 63,0 25,2

311,0

-248,0

1995 6,0

-180,6

-493,8 1,7

1,7

159,7 51,0 28,0 63,0 26,0

327,7

-293.8

1996 6,0

-147,5

-408,3 1,7

1,7

163,6 49,7

35,0 63,0 25,9

337,2

-219,3

1997

1998

6,0

-1 64,9

-351,4 1,7

1,7

166,1 48,0 35,0 63,0 25,9

338,0

13.571,6

-170.7

Stand miljoenennota 1994

14.573.2

13.818,6 13.465,6

13.579,9

13.634,3

13.599,1

13.571,6

X DEFENSIE

NIET-BELASTINGONJVANGSTEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers: diversen

Beleidsmatige mutaties:

"bijstelling verrekenbare infrawerken nederland 'ontvangsten vredesoperaties bijstelling verrekenbare ontvangsten koninklijke landmacht bijstelling verrekenbare ontvangsten koninklijke luchtmacht

663.3

663.1

624,3

623.8

623,8

623.8

7,8

-17,5

74,5

7.8

0.0

0.0

0.0

0.0

0,0

-40,4

-42,0

-42,0

-42,0

50,0

50,0

50,0

50,0

4,3

52,3

-2,7

-2.7

-2,7

Bijlage 6

191

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

35.3

148.2

-5,6

-5,6

66,3 0,8

8,2

1.7

0,0

0.8

1,7

ontvangsten vredesoperaties

54,6 diversen

52,8

14,8

4,4

2,9

-0,4

-4,6

Desalderingen:

diversen

4,9 1.7

1,7

40,8

146,9

67,4

9,7

6,4

0,7

1.7

1.7

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

704,1

810,0

691.7

633,5

630,2

626,0 2.2

625,6

625,6

Toelichting

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties Een groot aantal mutaties bij Defensie wordt verklaard omdat in de begroting 1994 de financiële effecten van de in de Prioriteitennota aangekondigde verkleining en herstructurering van de krijgsmacht zijn verwerkt. Daarnaast is de bij begrotingsvoorbereiding 1994 opgelegde taakstelling ingevuld. Een en ander leidt ten opzichte van de Voorjaarsnota met name tot uitgavenverlagingen bij de Koninklijke landmacht (militair personeel en overig groot materieel) en bij de internationale verplichtingen.

De mutaties bij de uitgaven voor bouw bij de Koninklijke landmacht, de Koninklijke marine en de Koninklijke luchtmacht worden veroorzaakt door vertraging, herfasering en afstel van diverse projecten. De uitgaven voor het personeel van het Duyverman Computer Centrum worden met ingang van de begroting 1994 overgeheveld naar het agentschap Duyverman Computer Centrum (DCC). Met name als gevolg hiervan doet zich een daling voor van de uitgaven voor burgerpersoneel bij de centrale organisatie van Defensie. De stijging bij de uitgaven voor burgerpersoneel van de Koninklijke landmacht wordt voornamelijk verklaard door de omzetting van een aantal functies voor dienstplichtigen in burgerfuncties als gevolg van de vorming van een vrijwilligersleger. Vooral bijstellingen ten aanzien van de modernisering van het gevechtsvliegtuig F-16 (de midlife update), naar aanleiding van de Prioriteitennota, en een gewijzigd betalingsritme leiden tot lagere uitgaven voor de gevechtsvliegtuigen F-16 in 1994en 1995eneen stijging vande uitgaven in 1996 en 1997. Aangezien het Navo-infrastructuurprogramma is getemporiseerd en beperkt, worden de Nederlandse bijdrage aan dit programma en de uitgaven voor Navo-infrastructuurwerken in Nederland verlaagd. Hierdoor dalen de uitgaven voor internationale verplichtingen vanaf 1994. De uitgavenmutaties bij de luchtmobiele brigade houden onder meer verband met een wijziging in het betalingsritme dat wordt verwacht bij de aanschaf van de transporthelikopters. Bij de Koninklijke landmacht dalen per saldo de uitgaven voor materiele exploitatie voornamelijk als gevolg van de verkleining van het materieelbestand, conform de uitgangspunten van de Prioriteitennota. Daartegenover staat een uitgavenstijging als gevolg van de overheveling van het DCC-bud-

Bijlage 6

192

get naar dit krijgsmachtdeel en hogere onderhoudsuitgaven in verband met het afzien van nieuwbouw. De materiële exploitatie uitgaven van de Koninklijke luchtmacht laten over de jaren een daling zien, die voornamelijk wordt veroorzaakt door lagere uitgaven voor brandstoffen, olie en smeermiddelen, en door een vermindering van de uitgaven voor operationele trainingen en oefeningen. De stijging van de materiële exploitatie-uitgaven van de Koninklijke marine voor 1994 en volgende jaren wordt vooral veroorzaakt door de overheveling van de uitgaven voor het DCC naar het budget van de Koninklijke marine. De daling in 1993 wordt met name verklaard door de vertraging in het aanbrengen van diverse voorzieningen aan gebouwen en terreinen en een verlaging van de uitgaven voor onderhoud en herstel van schepen, voertuigen en sensorwapencommandosystemen. Door de herstructurering en verkleining van de krijgsmacht neemt in het bijzonder de omvang van de Koninklijke landmacht af. Hierdoor dalen de uitgaven voor militair personeel in 1994 met een bedrag van circa 144 miljoen, dat oploopt tot circa 370 miljoen in 1997. De stijging in 1993 wordt voornamelijk veroorzaakt door een hogere incidentele looncomponent ten gevolge van de lopende afslankingsoperatie. De daling van de uitgaven voor militaire pensioenen en wachtgelden houdt vooral verband met een vermindering van de uitgaven voor militaire diensttijdpensioenen en militaire invaliditeitspensioenen. Daarnaast wordt de daling veroorzaakt door een vermindering van de premie-afdracht voor nabestaandenuitkeringen aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds. Bij het project M-fregatten is voornamelijk als gevolg van een herziene planning en een gewijzigd betalingsritme sprake van een daling van de uitgaven in 1994 en 1995 en een stijging in 1996 en 1997. De uitgavenmutaties voor overig groot materieel bij de Koninklijke landmacht worden verklaard door vertraging en vermindering van een aantal projecten, onder andere voor de verbetering van de tank Leopard-2 en het project artilleriemunitie. Daarnaast is het betalingsritme van enkele projecten aangepast. De uitgavendaling voor overig groot materieel van de Koninklijke luchtmacht in 1996 en 1997 kan onder meer worden verklaard door een vermindering van de uitgaven voor springstoffen en munitie. Verder zijn aanpassingen in de tijd in de uitvoering van projecten van invloed op het uitgavenniveau, zoals de versnelde aanschaf van de luchttransportvliegtuigen categorie B. De mutaties bij de uitgaven voor overig groot materieel van de Koninklijke marine worden onder andere veroorzaakt door de vertraging van de betalingen voor de vervanger van de geleidewapenfregatten, door een herfasering van de aanschaf van munitie en de beslissing om af te zien van de bouw van nieuwe kustmijnenvegers en over te gaan tot aanschaf van het zogeheten Troikasysteem. Daarnaast is er sprake van een aanpassing van het betalingsritme en een herfasering van diverse andere investeringsprojecten. De stijging van de uitgaven voor overige personele exploitatie bij de Koninklijke landmacht is onder andere het gevolg van hogere uitgaven voor opleidingen als gevolg van de herstructurering en van de wervingsinspanning die moet worden verricht om de benodigde beroepskrachten aan te trekken voor het nieuw te vormen vrijwilligersleger. Binnen de Defensiebegroting is een bedrag voor prijsbijstelling gereserveerd. Dit bedrag zal tijdens de uitvoering van de begroting 1994 over de artikelen worden verdeeld. Met ingang van de begroting 1994 is voor additionele uitgaven ten behoeve van vredesoperaties een structurele voorziening getroffen van 125 miljoen per jaar.

Bijlage 6

193

Overboekingen In verband met de decentralisatie van fondsen ten behoeve van arbeidsmarktprojecten (Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds en Subsidieregeling Ad ditionele Jongeren bij de Overheid) zijn de hiermee voor Defensie gemoei-de gelden overgeboekt van de begroting van Binnenlandse Zaken naar de Defensiebegroting.

Nietbelastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties Als gevolg van de stagnatie in het Navo-infrastructuurprogramma is ook het aantal projecten in Nederland verminderd. Dit leidt tot lagere verrekeningen met de Navo. Wat betreft de kosten voor deelname aan vredesoperaties wordt verwacht dat de ontvangsten uit declaraties die zijn ingediend bij de VN in verband met uitgaven die voor vergoeding in aanmerking komen, toenemen met 50 miljoen.

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

XI VOLKSHUISVESTING. RUIMTELIJKE ORDENINGEN MILIEUBEHEER

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

'bijdragen huurwoningen oude regelïngen doorwerking 1992 'correctie gedoogdengelden "dynamische kostprijs huurwoningen exploitatie lasten 1992 1% ipv3,5% "dynamische kostpnjs huurwoningen doorwerking 1992 bijstelling raming materieel kadaster dynamische kostprijs huurwoningen realisatie 1992 kasverschuiving bodemsanering leningen woningwet realisatie 1992 locatiesubsidie realisatie 1992 rentemutaties prijsbijstelling 7-nov -brief onderuitputting milieubeheer onderuitputting volkshuisvesting overschrijding dynamische kostprijssysteem realisatie tijdvak 91/92 individuele huursubsidie

15.648,3 14.797,9

14.166,0

14.545,8

14.333,4

14.468,5

-46,2

-31,9

-24,5

-21,3

-23,5

-32,7

33,0

-21,3

-29,5

-34,4

24,4

-9,3

-39,5

-33,2 29,8

-0,3

-39,5

-35,6

35,3

54,5

29,6 -26,8 28,2

-25,2 -149,1 40,0 -63,0

-21,6 -64,9

-131,3 -63,5

-306,3 -62,0

-449,2 -62,8

-569,8 -62,8

Bijlage 6

194

terugdraaien kasschuif dynamische kostprijssysteem verbetering huurwoningen realisatie 1992 diversen

Beleidsmatige mutaties:

"woninggebondensubsidies aanpassing ivm trendbrief 'budget marktsector programma 1994 trendbrief "intensivering locatiegebonden subsidies ivm trendbrief "locatiesubsidies problematiek lelystad "boekwaardeverlaging programma 1993/94 naar 2000 woningen "dynamische kostprijs correctie raming "huurwoningen dkp systeem effect 1600 woningen "huurwoningen dkp-systeem nacalculatie rente "huisvesting gehandicapten doorwerking realisatie 1 992 "huisvesting gehandicapten correctie begroting 1993 "huisvesting gehandicapten ramingsaanpassing "kopkosten invulling subsidie taakstelling 'kasbeperking boekwaardeverlaging/ihs 'taakstelling begrotingsvoorbereiding 1994 "kasverschuiving individuele huursubsidie "kasverschuiving huurwoningen dkp-systeem "stadsvermeuwing terugdraaien kasschuif tussenbalans 'verlenging normhuurcompensatie "dynamiseren dkp-systeem "mdividuele huursubsidie aanpassen "sanering verkeerslawaai 'aflopende regeling schone vrachtwagens "heroverweging beleid afvalstoffen 'kasschuif projectfinanciering bodem 'extra onderhoud rijksgebouwen 'bouw extra cellen: 1000/knelpunten JR-120 "bouw extra cellen: 2000

1992

1993

149,1

-40,0 -25,9

47,1

-69.6

-142.0 39,0

25,2

-126,1 30,0

-38,3

-114,9 -63,6

99,0 150,0 10,0

1994 15,1

-224,2 11,4

94,6

21,0 17,5 8,6

-64,6 -6,3

-9,4

-95,1 16,0 99.3

12,0 -512,0 -89,0 -8,2

25,0 55,0 30,0

1995 24,6

-404,5 19,5

60,6

44,6

13,0 17,5

25,2

35,2 5,1

-37,6

-19,5

-89,7 47,0 31,8 -125,0 25,0 -797,0 -1 62,0 30,0 -8,5 -25,5 -30,0 25,0 61,0 55,0

1996 29,4

-534,8

-181,4 38.0

60,6 6,0 17,5

24,6

23,1

17,3

-36,8

-29,3

-89,7 27.0 8,5 -25,0

25,0 -743,0 -191,0 40.0 -40.0 -30,2 17,0 25,0 61,0 45,0

1997

1998

27,4

-645,3 12,8 8,0

60,6

-1,0 17,5

23,2

11,1

28,0

-36.8

-39,5

-90,1 -104,0 -96,3 25,0

-686,0 -241,0 40,0 -41,0 -30,0 13,0 25.0 61.0 45,0

Bijlage 6

195

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

"afstemming afstootprogramma onroerend goed aanpassing afstoot onroerend goed afstemming afstootprogramma onroerend goed meerjarenraming jr-120 nvw: invulling taakstelling 7 novemberbrief diversen

Desalderingen: diversen

Overboekingen:

"huisvesting gehandicapten van gemeentefonds correctie decentralisatie impuls 'naar provmciefonds milieu apparaatskosten 'van gemeentefonds apparaatskosten milieu diversen Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenannota 1993

Stand miljoenennota 1994

-32,7

35,9

-4,6

-34,6

52,5 -86,7 33,3

72,9

26,5 -371,7 1,0

15,5

-0,8

-0,4

-17,5

-163,3

-198,4

-200,0

-204,1 -204,4

-202,2

-117,8

-118,9

-53.4

-293,7

-710,5 -1.205.3 -1.283,6 -1.283,5

10,0

11,9

-8,4

-8,4

-8,4

-8,4

10,0

11,9

-8,4

-8.4

-8,4

-8.4

1,5

32,8

32,0

32,1

34,9

25,3

-28,9

-28,9

-28,9

-28,9 84,5 52,8

72,6

80,5

67,4

34.9

25,3

109.9

76,5

83.6

70,6

-78,3

-398.1

-833,1 -1.541,9 -1.743,3 -1.866.9

12.327,3

15.570.0 14.399,8

13.332.9

13.003.9

12.590,1

12.601.6

12.327,3

XI VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENINGEN MILIEUBEHEER

NIET-BELASTINGONIVANGSTEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

"additionele vervroegde aflossingen leningen woningwet 'effect vervroegde aflossing leningen woningwet op reguliere aflossingen "macromutatie rente 'vervroegde aflossingen leningen woningwet rente effect 'vervroegde aflossingen: rente effect additionele aflossing aflossingen leningen woningwet bijstelling raming rente leningen woningwet

4.980.7

4.770,3

4.687,2

4.688.1

4.749.3

4.892.8

3.000,0 -2.8

104,1 40,0

-45,0

-35,0

-20,7 -40,0

-48,0

-37,0

-54,7 -35,0

-54,0

^13,0

-132,1 -25,0

-57,0

-43.0

-227,3 -20.0

-262,0

-257,0

-252,0

-247,0

Bijlage 6

196

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

rente effect vervroegde aflossingen woningwetwoningen restituties objectsubsidies vervroegde aflossingen leningen woningwetwoningen wijziging rekenrente diversen

Beleidsmatige mutaties:

"aflossingen verkoop woningwetwoningen prog wijziging 93/94 'hogere aantallen restituties objectsubsidies "opbouw eigen vermogen kadaster "tariefdaling 1996 kadaster van 25%

jr-120 diversen

Desalderingen: diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoonennota 1993

Stand miljoenennota 1994

-425,0

-425,0

-425,0

-425,0

39,6

52,2

-0,1

-0.1

5000,0 4,9

-40,0 -3,9 -8,0

-43,0

-22,9 -18,6

-47,0

-41,1 -17,6

-52,0

-53,6 -18,0

235.9

8.002,1

-879.6

-941.2 -1.036.8 -1.142,9

-7,0

35,0 -23,9 26,5 124,0

154,6

92,6

-10,7 14,9

96.8

44,6

-13,2 19,9

51,3

94,9 -99,0 38,5

34,4

26,7 -24,0

-16,0

-13,3

10,0

11,9

-8,4

-8,4

-8,4

-8,4

10,0

11,9

-8,4

-8,4

-8,4

-8,4

245.7

8.168,5

-791.2

-898,2 -1.010,7

-1.164,4

3.771,5

5.226,4

12.938.8

3.896.0

3.789,9

3.738,6

3.728.4

3.771.5

Toelichting

Uitgaven

Mee-en tegenvallers In 1992 zijn meer woningbouwcomplexen definitief gereed gekomen dan verwacht, maar de bijbetalingen per complex waren lager dan verwacht. De raming voor bijdragen aan huurwoningen is voor deze twee ontwikkelingen aangepast. In 1991 zijn gelden toegevoegd aan de VROM-begroting voorhuisvesting van gedoogden (kopkosten, budget sociale sector en IHS). Aangezien mmiddels is gebleken dat er aanzienlijk minder gedoogden zijn dan oorspronkelijk geraamd zijn de bedragen bijgesteld. De raming van de dynamischekostprijssubsidie wordt aangepast aan de gerealiseerde exploitatielastenstijging in 1992 (1 % in plaats van 3,5%). Op basis van de realisatie 1992 is de meerjarenraming van de dynamische kostprijssubsidie herzien.

Bijlage 6

197

Beleidsmatige mutaties Het besluit van woninggebondensubsidies wordt aangepast, samenhangend met de wijzigingen van de objectsubsidieregelingen zoals in de eerder dit jaar uitgebrachte Trendbnef is aangekondigd. Naast deze wijzigingen van beleidsmatige aard zijn ook de kas verplichtingensleutels sterk gewijzigd. In de Trendbrief wordt ook een groeiende behoefte geconstateerd aan nieuwe woningen in de prijsklasse van ƒ 140.000,-tot ƒ 200.000,-. Mede om de doorstroming te bevorderen is het aantal te subsidiëren woningen in deze prijsklasse voor 1994 verhoogd. De uitgaven voor locatiegebonden subsidies (grondkosten) worden verhoogd onder andere als gevolg van de uit de Trendbrief voortvloeiende hogere woningbouwtaakstelling. In de interdepartementale commissie Lelystad is in 1987 besloten dat het rijk een gedeelte van de fmanciele problematiek van Lelystad, voortvloeiend uit de gestagneerde groei van de gemeente en de daardoor veroorzaakte verliezen bij de grondexploitatie, voor haar rekening neemt. Op basis van een dit jaar uitgevoerde evaluatie van deze problematiek wordt een lumpsumbijdrage voor locatiesubsidie aan Lelystad verstrekt in 1993 en 1994. Gezien het huidige aantal aanmeldingen voor te verkopen woningwetwoningen, wordt in de raming van het artikel «bijdrage ineens boekwaardeverlaging huurwoningen» voor 1993 en 1994 uitgegaan van 2000 woningen in plaats van de eerder geraamde aantallen van 625 respectievelijk 750 woningen. In de Voorjaarsnota is melding gemaakt van het uitstellen van het ontdynamiseren van subsidieverplichtingen van de met kapitaalmarktleningen gefinancierde woningen voor de jaargangen 1993 en 1994. Bij nadere berekening bleken de effecten, als gevolg van de vertaling van de dynamische kostprijsparameters van tijdvakken naar kalenderjaren (in 1992 was in de raming een parameter voor de dynamische kostprijsstijging gehanteerd van 4,1% i.p.v. 5,5% en in 1993 van 1,4% i.p.v. 0%.), onjuist berekend. Bij de huurwoning en dkp-systeem zijn ook de budgettaire effecten verwerkt van het alsnog in de raming opnemen van circa 1600 woningen die bij de administratieve afwikkeling van wonigbouwcomplexen ten onrechte niet als verplichting in het verantwoordingssysteem bleken geregistreerd. Voorts heeft een herberekening plaatsgevonden in verband met de invloed van de rentewijziging en exploitatielastenstijging (als verwerkt bij Voorjaarsnota) op de dynamisering, waar eerder geen rekening mee was gehouden. in de begroting 1993 heeft op het budget huisvesting gehandicapten een voorlopige technische aanpassing van de verplichtingenraming plaatsgevonden, samenhangend met een overboeking naar het Gemeentefonds in het kader van de decentralisatie-impuls. De lagere realisatie 1992 van het budget huisvesting gehandicapten werkt door naar de eerstkomende jaren, maar leidt tot hogere uitgaven in latere jaren, omdat een deel van de betalingen is doorgeschoven naar latere jaren. De neerwaartse ramingsaanpassing van het budget huisvesting gehandicapten is mogelijk door de terugboeking uit het Gemeentefonds van een deel van de middelen die vorig jaar in het kader van de Decentralisatielmpuls te veel waren overgeboekt. De algemene subsidietaakstelling van 1%, waartoe eerder dit jaar bij Voorjaarsnota is besloten, is voor het grootste deel op het onderdeel kopkosten ingevuld. Mede in verband met de heroverweging van het kopkosteninstrument is besloten dat de vergoedingen voor kopkosten ten behoeve van middeldure woningen voornamelijk in het bestaand stedelijk gebied van de VINEX-stadsgewesten verstrekt zullen worden. Op de artikelen boekwaardeverlaging en mdividuele huursubsidie vindt een kasbeperking plaats als gedeeltelijke invulling van de taakstelling Voorjaarsnota 1993.

Bijlage 6

198

De incidentele taakstelling 1993 is volledig ingevuld door een kasbeperking op de individuele huursubsidie. Voor de jaren 1994 en verder zijn kortingen aangebracht op o.a. de uitgaven van onderzoek, personeel/ materieel (in het kader van de reorganisatie van het Directoraat-Generaal Volkshuisvesting) en van het huidige Besluit Woninggebonden Subsidies. Op het volkshuisvestingsterrein zijn kasverschuivingen opgenomen bij de individuele huursubsidie en huurwoningen dkp-systeem. Door deze kasverschuivingen wordt het kasbeeld over de jaren heen in evenwicht gebracht en worden eveneens eerder aangebrachte kasverschuivingen op deze artikelen (gedeeltelijk) gecorrigeerd. Ook de bij de Tussenbalans aangebrachte kasschuif bij de stadsvernieuwing wordt, nu het kasbeeld dit toelaat, teruggedraaid. De regering heeft besloten de zogenaam de normhuurcompensatie in de individuele huursubsidie, die op 1 juli 1994 zou aflopen, met een jaar te verlengen. De kosten van deze verlenging bedragen in 1994 12 miljoen en vanaf 1995 25 miljoen. Hiermee wordt de huurstijging voor de huishoudens op het niveau van het sociale minimum die individuele huursubsidie ontvangen met 1%-punt beperkt. De laatste twee mutaties, met betrekking tot de dynamisering van het dkp-systeem en de aanpassing van de individuele huursubsidie zijn reeds uitgebreid toegelicht in de hoofdtekst van de Voorjaarsnota. Het programma sanering verkeerslawaai wordt conform de wens van de Tweede Kamer geïntensiveerd zodat de doelstelling 'verstoring' uit het NMP voor het jaar 2010 zal worden bereikt. Deze beleidsintensivering is mogelijk gemaakt door interne herschikking op basis van interne herschikkingen en een gewijzigde prioriteitsstelling. De regeling stimulering schone vrachtauto's zal in de loop van 1994 aflopen en vanwege een gewijzigde prioriteitenstelling niet worden verlengd. Als gevolg van een heroriëntatie van het afvalstoffenbeleid kan de bestaande groei in de ramingen voor dit beleid grotendeels achterwege blijven. De heroriëntatie heeft met name betrekking op het stringent doorvertalen van het beginsel «de vervuiler betaalt» in het afvalbeleid. Bij de begrotingsvoorbereiding 1993 is, binnen de VROM-begroting, geschoven met de kasbedragen voor bodemsanering. Deze schuif leidde tot een forse «piek» in het beschikbare kasbedrag voor 1995. Met de onderhavige kasschuif wordt deze «piek» ongedaan gemaakt.

Bij Voorjaarsnota is besloten tot een uitbreiding van 1000 extra cellen. Deze cellen en knelpunten bij het JR/120-programma worden gedekt uit de verhoging van de accijns op benzine waartoe in deze begrotingsvoorbereiding is besloten. In verband met het bestaande cellentekort is vervolgens besloten tot het bouwen van nog eens 2000 extra cellen, waarvan er 500 a fonds perdu gefinancierd zullen worden en 1500 geleased Ter verlichting van de problematiek van het achterstallig onderhoud van rijksgebouwen wordt 25 miljoen structureel toegevoegd aan het onderhoudsartikel van de RGD. De raming van de opbrengsten uit de verkoop van onroerend goed is aangepast op basis van de meest recente inzichten in het tempo van de realisatie van de verkopen, waarvan de opbrengst volgens de middelenafspraak tussen de Rijksgebouwendienst en Domeinen ten goede komt aan hoofdstuk XI. Deze bijstelling heeft een spiegelbeeldig effect op de ontvangstenzijde van hoofdstuk IX-B.

Overboekingen Op basis van de realisatie 1992 van het budget voor de huisvesting van gehandicapten is de overboeking in het kader van de Decentralisatie-Impuls naar het Gemeentefonds van dit budget aangepast.

Bijlage 6

199

XII VERKEER EN WATERSTAAT

In het kader van de decentralisatie-impuls is besloten tot het overhevelen van een gedeelte van de milieuapparaatskosten naar het Provinciefonds. Voor 1994 wordt een eenmalig bedrag overgeboekt uit het Gemeentefonds voor milieuapparaatskosten ter uitvoering van het advies van de commissie-Ringeling.

Nietbelastingontvangsten

Mee-en tegenvallers Bij Voorjaarsnota is 5 miljard aan vervroegde aflossingen van leningen van woningwetwoningen opgenomen. De realisatie van de vervroegde aflossingen tot en met juni 1993 geeft aanleiding om deze raming op te hogen met 3 miljard. Deze additionele vervroegde aflossingen leiden tot een additionele derving van reguliere aflossingen en renteopbrengsten in de komende jaren. Op basis van de rentepercentages op de nog uitstaande leningen die naar verwachting worden afgelost, wordt voor deze 3 miljard gerekend met een gemiddeld rentepercentage van 8,75%. De meerjarige budgettaire gevolgen van de vervroegde aflossingen van 5 miljard zijn bij Voorjaarsnota berekend op basis van de veronderstelling dat de vervroegd afgeloste rijksleningen een gemiddeld rentepercentage van 8,5 zouden hebben. Op basis van de reeds nu gerealiseerde vervroegde aflossingen blijkt de gemiddelde rente echter 9,3% te zijn; dit betekent een grotere derving dan eerder was geraamd.

Beleidsmatige mutaties Gezien het huidige aantal aanmeldingen van te verkopen woningwetwoningen worden de programma's voor 1993 en 1994 opwaarts bijgesteld. De extra verkochte woningen met rijksleningen leiden tot extra ontvangsten (en extra uitgaven van dezelfde omvang op het artikel boekwaardeverlaging). Op basis van de gerealiseerde restituties van objectsubsidies in met name 1992 is de raming voor 1993 geactualiseerd. Tariefsverhoging en inhaal van de werkachterstand bij het Kadaster leiden ertoe dat de ontvangsten in de jaren 1993 tot en met 1995 hoger zijn dan de uitgaven in die jaren. Door een technische correctiereeks op de ontvangsten worden de ontvangsten gelijk gesteld aan de uitgaven. Bij de opstelling van de begroting 1993 is rekening gehouden met een tariefdaling bij het Kadaster van 25% in 1997. Gezien de verwachte ontwikkeling van het eigen vermogen wordt er thans van uitgegaan dat deze daling reeds per 1 januari 1996 ingaat.

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers havenschap vlissingen herziening voorlopige invulling voorjaarsnota prijsbijstelling 7-nov -brief diversen

9.427.2

8.856.7

9.081.6

9.103.1

9.247,0

9277,1

37,2 28,8

-59.7 6.3

-73,2 1,5

-71.7

-73,0 -3,7

-76,7

-74,3 -3,7

-78.0

-74,4 -3,7

-78.1

-74,4 -3,7

-78.1

Bijlage 6

200

Beleidsmatige mutaties:

"50% kostendekkendheid stad-en streekvervoer "ombuiging op prijsbijstelling 1994 "ombuiging voorbereiding 1994 'rijksbijdrage aan de ns "taakstelling 1993 "verhoging bijdrage infrafonds i.v.m. lagere toeslag mrb "verhoging bijdrage infrafonds voor a50/a73 uit eurovignet "verlaging bijdrage infrafonds i.v.m. provinciefonds "verlaging bijdrage infrafonds wegens accijnsvoeding nvw: invulling taakstelling 7-novemberbrief taakstelling voorjaarsnota 1993 verzelfstandiging luchtverkeersbeveiliging diversen

Desalderingen:

'afkoop oude schuld ns uit spoorwegpensioenfonds "bijdrage aan het rijkswegenfonds "verrekening voorschotten openbaar vervoer versnelling isolatieprogramma schiphol diversen

Overboekingen:

'naar aanvullende post wegens decentralisatie impuls "naar het infrafonds "naar provinciefonds "prijsbijstelling tranche 1994 diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

1992

1993

1994

-121,1 -78,6 -20,0 -36,2

-134,1

-741 ,9

-158,8

-129,0 -74,3 -96,9

-96,9 14,8

48,7

-49,7

14,8

-317,5 -1.371,3 290,3

42,3 -2,4

44,5 -4,2

33,3

31,7

-4,2

73.2

366,5

-50.0

-114,1 121,1 1 5,4

64,9

65,4

15.4

64.9

22,4

33.0

-251,0 -1.059.1

1995

-50,0 -121,4 -78,6 -20,0 62,0

-134,1

-742,4

-1 29,0

-96,9 -35,8

-1.346,2 -44,9 5,5 27,5

-11.9

-50,0

-102,7 121,4 65,5

34.2

-1.401,8

1996

-100,0 -124,4 -78,6 -30,0 63,0

40,0

-134,1

-742,5

-1 29,0

-96,9 -37,6

-1.370,1 -40,5

-125,0 6,1 26,8

-132.6 -50,0

-112,8 -106,1 124,4 67,1

-77,4

-1.658,5

1997

1998

-1 50,0 -124,3 -78,6 -30,0 64,0

80,0

-134,1

-742,6

-129,0 -96,9 -39,7

-1.381,2 -36,2

-125,0 6,6 23,8

-130.8 -50,0

-165,2 -119,3 124,3 66,2

-144.0

7539,2

-1.734,3

Stand miljoenennota 1994

9.460,2

8.605,7

8.022,5

7.701,3

7.588,5

7.542.8

7.539,2

Bijlage 6

201

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

XII VERKEER EN WATERSTAAT

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

"klm dividend dividendontvangst ptt diversen

Beleidsmatige mutaties:

"ontvangstenraming koninklijke ptt nederland "verlaging bijdrage infrafonds i.v.m. provinciefonds 'verlaging bijdrage infrafonds i.v.m. provinciefons verzelfstandiging luchtverkeersbeveiliging diversen

Desalderingen:

'afkoop oude schuld ns uit spoorwegpensioenfonds "bijdrage aan het rijkswegenfonds "verrekening voorschotten openbaar vervoer versnelling isolatieprogramma schiphol diversen

Overboekingen: diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

2.306.0

2.492.6

2.503.0

2.450,3

2.528,5

2.456,6

-25,0 -71.0

149,7

149,7 52,2

52.2 0.0

-96,0

0,0

0.0

0.0

0,0

-175,0

-132,0

-117,0

-102,0 -134,1

-134,1

-134,1

-134,1

125,0

125,0

-102,2

-102,2

-102,2

-102,2

-102,2 15,3

-4,2

-2,3

-2,3

-2,3

-86,9

-415,5

-370,6

-355,6

-340.6

290,3

-44,9

-40,5

-36,2

-125,0

-125,0 42,3 -2,4 33,3

44,5 31,7

5,5 27.6

6,1 26,8

6,6 23,8

73,2

366,5

-11,8

-132,6

-130,8

-24,8

-14,4

-6,8

-8,1

0,0

-24.8

-14.4

-6.8

8,1

197,8

-109,7

-73,9

-397,0

-495.0

-479,5

1.940,2

2.503,8

2.382,9

2.429.1

2.053.3

2.033.5

1.977,1

1.940.2

Toelichting

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties De eerste vier mutaties hebben betrekking op de invulling van de bij begrotingsvoorbereiding 1994 afgesproken taakstellingen op hoofdstuk

Bijlage 6

202

XII. Het grootste aandeel in de ombuigingen betreft het stapsgewijs 50% kostendekkend maken van het stad-en streekvervoer. Ook wordt de prijsbijstellingstranche 1994 voor Verkeer en Waterstaat niet uitgedeeld. Op de begroting van Verkeer en Waterstaat wordt voorts een opgelegde taakstelling voor Verkeer en Waterstaat en het Infrastructuurfonds verwerkt van 78,6 miljoen tezamen. Dit bedrag wordt voor 39 miljoen ingevuld via een lagere bijdrage van Verkeer en Waterstaat aan het Infrastructuurfonds en voor 39,6 miljoen op het hoofdstuk van Verkeer en Waterstaat via beperking en vertraging van diverse projecten en een korting op onderzoeksuitgaven. Tenslotte wordt een korting op de Rijksbijdrage aan de NS aangebracht (20 miljoen in 1994 oplopend tot 30 miljoen vanaf 1996). De incidentele taakstelling 1993 voor Verkeer en Waterstaat, het Rijkswegenfonds en het Mobiliteitsfonds van in totaal 46,2 miljoen wordt voor 36.2 miljoen op de uitgaven en voor 10 miljoen op de ontvangsten van Verkeer en Waterstaat ingevuld via een taakstellende korting resp. verhoging op diverse begrotingsartikelen. Tegenover een verlaging van de toeslag op de motorrijtuigenbelasting staat een verhoging van de bijdrage van Verkeer en Waterstaat aan het Infrastructuurfonds. Tevens wordt de bijdrage aan het Infrastructuurfonds verhoogd uit de opbrengst van het Eurovignet voor de aanleg van de snelwegen A50 en A73 (40 miljoen in 1996, 80 miljoen in 1997 en 155 miljoen in 1998). De voeding van het Provinciefonds ten laste van het Infrastructuurfonds zal met ingang van 1994 rechtstreeks uit het Infrastructuurfonds geschieden en niet meer via de begroting van Verkeer en Waterstaat. Voor zowel de uitgaven als de ontvangsten van Verkeer en Waterstaat betekent dit een verlaging van 134,1 miljoen. De begroting van het Infrastructuurfonds zal, ingevolge het amendement Van der Vaart, gedeeltelijk direct uit de opbrengst van accijnzen worden gefinancierd in plaats van via de begroting van Verkeer en Waterstaat. De begroting van Verkeer en Waterstaat wordt daarom in 1994 met 741,9 miljoen neerwaarts bijgesteld Desalderingen De middelen die vrijvallen door de verzelfstandiging van het Spoorwegpensioenfonds worden aangewend voor de afkoop van nog resteren-de schuld van de Staat aan de NS; dat leidt tot een uitgavenverhoging in 1994 van 290,3 miljoen en een verlaging in latere jaren. De bijdrage van het Rijkswegenfonds aan Verkeer en Waterstaat voor uitgaven ten behoeve van het Structuurschema Verkeer en Vervoer, ad 125 miljoen in 1996 en latere jaren, vervalt. Deze uitgaven zullen rechtstreeks worden verantwoord op het Infrastructuurfonds. De terugontvangen voorschotten ten behoeve van infrastructuur voor het openbaar vervoer worden in het vervolg niet meer in mindering van de uitgaven gebracht, maar worden bruto geboekt. Dit leidt tot een opwaartse bijstelling van zowel de uitgaven als de ontvangsten in 1993 van 42.3 miljoen.

Overboekingen De overboeking naar de aanvullende post Decentralisatie-impuls betreft de ten laste van de begroting van Verkeer en Waterstaat aangebrachte compensatie in verband met de Dl-taakstelling op het terrein van het Verkeer en Vervoer. Uitgaven voor het Structuurschema Verkeer en Vervoer, waar ontvangsten op het Mobiliteitsfonds tegenover stonden, worden overgeboekt naar het Infrastructuurfonds.

Bijlage 6

203

Het accoord met het IPO inzake de Decentralisatie-impuls leidt tot overdracht van taken aan het Provinciefonds. Het gaat hierbij om uitgaven voor muskusrattenbestrijding, rivierdijkversterking, onderhoud van waterkeringen, het Regionaal Integraal Waterbeheer (REGIWA) en apparaatskosten Regionale Organen voor de Verkeersveiligheid (ROV).

Nietbelastingontvangsten

Mee-en tegenvallers De KLM heeft in 1992 verlies geleden. Als gevolg daarvan keert de KLM in 1993 geen dividend uit, hetgeen leidt tot een tegenvaller van 25 miljoen.

Beleidsmatige mutaties De raming van de ontvangsten van de Koninklijke PTT Nederland moet om twee redenen neerwaarts worden bijgesteld. In de eerste plaats vindt er, gelet op de in de afgelopen jaren gerealiseerde winsten en op basis daarvan uitgekeerde dividenden, een structurele neerwaartse aanpassing plaats van de raming van de dividendontvangsten. Ten tweede derft de Staat renteontvangsten als gevolg van de omzetting van leningen in aandelen. Voor een toelichting op de verlaging van de bijdrage aan het Infrastructuurfonds zij verwezen naar de uitgaven.

Desalderingen Zie toelichting uitgaven.

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

XIII ECONOMISCHE ZAKEN

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

bevordering regionale bedrijfsinvesteringen energiebesparingssubsidies internationale technologiestimulering nationale technologieprogramma's overige activiteiten technologiestimulering prijsbijstelling 7-nov.brief regioprogramma's specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulenng diversen

Be/eidsmatige mutaties:

"afboeking prijsbijstellingstranche 1994 'ombuiging begrotingsvoorbereiding 1994 'energiebesparingssubsidies

3.572.1

3.456.4

3.392.3

3.313,1

3.510.1

3.147,7

-40.0 -28,3 69,0 -37,0 -30,0

-29,0 -43,5

-159,7

-298.5

-29,3 6,0

-23,3

-29,9

-18,4

-48,3

-30,5

-23,7

-54.2

-30,8 -7,0

-37,8

-30,8 -4,5

-35.3

1,9

-25.4 -37.9 -9,6

-30,6 -50,6 -28,4

-32,8 -63,4 -28,0

-33,9 -76,1 -0,8

Bijlage 6

204

"financieringsfaciliteit "specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering bijdrage daf n.v. dekking financieringsfaciliteit staatsbijdrage achtergestelde conv. obligatielening fokker verlaging uitgavenraming ten behoeve van bijdrage daf n.v. diversen

Desalderingen:

"deelname m fokker holding bv warmte/krachtkoppeling (wkk) diversen

Overboekingen:

'

prijsbijstelling tranche 1994 diversen

1992

1993 -25,1 -16,9

195,0 180,1 37,9

-70,0

0,1

-85.0

0,1

217.9 121,9 5,0 6,7

-0,8

6,7

126.1

-32,7

-27,9

-32,7

-27,9

1994 10,0 -49,2 -5,2

-117,3 15,0 -6,2

8.8

25,4 -5,9

19,5

1995 10,0 -4,2

-12,3

-116,1 30,0 -1,2

28,8

30,6 2,9

33,5

1996 10,0 -2,3

-8,8

-125,3 25,0 -2,2

22.8 32,8 5,9

38.7

1997

1998

10,0 -20,3

-17,1

-138.2 10,0 -2,2

7,8

33,9 4,8

38.7

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

-324.3

292,6

-137,0

-108.3

-101,6

-126,9

3.000,2

3.247.8

3.749.0

3.255.3

3.204,8

3.408,5

3.020.8

3.000,2

XIII ECONOMISCHE ZAKEN

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

'

dividendontvangsten dsm 'dollarkoers-en olieprijsontwikkelingen bij de gasbaten 'hogere aardgasbaten door lagere kosten nam/ ebn

aardgasbaten

8.472.7

7.068.5

7.395.3

7.343.7

7.413,4

7.391,8

200,0

-200,0

-30,0 -400,0

-500,0

-30,0 -100,0

-200,0

-12,5 100,0

-100,0

-10,0 200,0

300,0

Bijlage 6

205

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

energiebeheer nederland (ebn)

lager slotdividend dsm 1992 minder ontvangsten dsm-dividend opbrengst verkoop stockdividend dsm lerugbetaling-1992 door hoogovens niet in 1992 ontvangen diversen

Beleidsmatige mutaties:

"ontvangsten staalindustrie: hoogovens "ontvangsten verkoop aandelen fokker 1e tranche "tariefsverhoging aardgas 1/1/94 "verschuiving stock dividend dsm verhoging gasbaten in verband met onderhandelingen in 1994 verkoop aandelen vredestem diversen

Desalderingen:

'

deelname in fokker holding bv warmte/krachtkoppeling (wkk) diversen

Overboekingen:

"aardgasexport naar fonds economische structuurversterking diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

-30,0

-140,0 0,0 6,7

6,7

0,8

0,8

218,0 -43,6

26,6

0,5

14,5

11,6

6,2

-169,5

215,5

-918,4

-323,8

156,1

126,1 0.7

0,7

8,8

28.8

5,5

22.8

0,6

0,5

0,4

-162,0

551,8

-769,7

-536.6

-119.9

5,5

-7,0

495,5

28,0

28,0

28,0

100,0

300,0

400,0

400,0 -26,6

26,6

103,0

103,0

103,0

30.0 49,9

209,4 121,9 5,0 -0,8

12,7

139,3 15,0 -6,2

26,9

457,9 30,0 -1,2

32,9

563,9 25,0 -2,2

33,9

564,9 10,0 -2,2

7,8

-700,0

-700,0

-800,0 0,3

0,6

-699,5

-699.6

-799,7 268,5

8.049,6

8.310.7

7.620,3

6.625.6

6.807.1

7.293.5

7.660,3

8.049,6

Toelichting

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties De in het kader van de begrotingsvoorbereiding 1994 afgesproken taakstelling voor Economische Zaken wordt voor een deel ingevuld door op de

Bijlage 6

206

prijsbijstelling 1994 te korten. Voorts wordt de taakstelling ingevuld door structureel te korten op een groot aantal beleidsbudgetten en subsidies. Aangezien deze ombuigingen, als gevolg van het specifieke verplichtingenkarakter van de begroting van Economische Zaken in de eerste jaren (met name in 1994) onvoldoende kaseffect opleveren, wordt door middel van kasmanagement en door het inzetten van extra ontvangsten (doorschuiven van stockdividend naar 1994) ook in die jaren de kastaakstelling gerealiseerd. Economische Zaken heeft een spreiding over de jaren aangebracht van de betalingen aan de beoogde nieuwe financieringfaciliteit voor het bedrijfsleven van in totaal 200 miljoen. Het in 1993 gereserveerde bedrag voor de financieringsfaciliteit is daartoe met 25,1 miljoen verlaagd en komt voor 1993 uit op 155 miljoen. Het restant van de bijdrage van Economische Zaken aan de financieringsfaciliteit (45 miljoen over de jaren heen) is door middel van interne herschikkingen binnen de begroting van Economische Zaken vrijgemaakt. Bij de artikelen Bevordering Energiebesparing en duurzame energie en Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering is bij de begrotingsvoorbereiding een herberekening van het kasverloop van de aangegane verplichtingen gemaakt. Tevens heeft op deze artikelen als onderdeel van de invulling van de taakstelling een verlaging van de verplichtingenbudgetten plaatsgevonden. Het bovenstaande leidt tot een verlaging van de kasraming.

Desalderingen Voor de toelichting op de desaldering inzake de deelname in de Fokker Holding BV wordt verwezen naar de toelichting onder de niet-belastingontvangsten (beleidsmatige mutaties).

Nietbelastingontvangsten

Mee-en tegenvallers Gelet op de bedrijfsresultaten van DSM over 1992 wordt rekening gehouden met lagere ontvangsten uit hoofde van dividend DSM in de jaren 1994-1997. Er heeft een forse neerwaartse aanpassing van de olieprijs ten opzichte van de raming in de Voorjaarsnota 1993 plaatsgevonden (voor de jaren 1993, 1994 en 1995 met respectievelijk $ 1,5, $ 2 en $ 1,5 en voor de jaren na 1995 over de gehele linie met $ 1). Daarentegen is uitgegaan van een hogere dollarkoers van f I. 2,00 vanaf 1994. Dit is een verhoging met 15 cent ten opzichte van de in de Voorjaarsnota geraamde koers. Het saldo van beide ramingsbijstellingen leidt ertoe dat de aardgasbatenraming met name in 1994 en 1995 naar beneden is bijgesteld en dat voor 1996 en latere jaren de raming naar boven is bijgesteld. De meevaller in 1993 bij de aardgasbaten van 200 miljoen wordt met name veroorzaakt door meevallende exploitatielasten bij Energiebeheer Nederland (EBN) en meevallende winningskosten bij de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). Tevens speelt het groter aandeel van het Groningergas (met een hogere «govemmenttake») in de gasafzet een rol bij deze meevaller.

Beleidsmatige mutaties Met Hoogovens is overeen gekomen dat de af te lossen tranche 1992 ad 140 miljoen van de door de Staat verleende achtergestelde lening ad 570 miljoen, niet in 1992 plaatsvindt, maar gespreid over de jaren 1995 tot en met 1999 (jaarlijks 28 miljoen). Ter verwerving van het 51% belang in Fokker NV heeft DASA van de Staat 10,6 miljoen aandelen gekocht, waaronder een tranche van 5,3 miljoen aandelen afl. 23,-oftewel 121,9 miljoen. Voordit laatste bedrag heeft de Staat voor een periode van drie jaar een 22,3% belang gekocht in de

Bijlage 6

207

door DASA opgerichte Fokker Holding BV. Zowel aan de uitgavenzijde als aan de ontvangstenzijde is derhalve in 1993 een bedrag ad 121,9 miljoen opgenomen. De andere tranche van 5,3 miljoen aandelen Fokker NV is verkochttegen een koers vanfl. 37,-(opbrengst 196,1 miljoen). Daarbij isafgesproken dat -afhankelijk van de winstontwikkeling in de komende 3 jaren-40miljoen in 1997 wordt betaald; voor 1993 isderhalve 156,1 miljoen als ontvangst ingeboekt. Dit bedrag betekent een invulling van de taakstel ling 1993 van de post Verkoop Staatsdeelnemingen. De goedgekeurde hoofdlijnenovereenkomst tussen Gasunie en Energie-Ned over een stijging van de gasprijs per 1/1/1994 (in 1994: +2 cent, 1995: +1,75centen 1996: +0,25 cent) heefttotgevolgdat het niet-belastingmiddelendeel van de aardgasbaten 1994 wordt verhoogd met 100 miljoen, in 1995 met 300 miljoen en vanaf 1996 structureel met 400 miljoen. Er is besloten de in de begroting 1993 opgenomen verkoop stockdividend DSM aan te houden tot 1994.

Desalderingen Voor de toelichting op de desaldering inzake de deelname in de Fokker Holding BV wordt verwezen naar de toelichting onder de niet-belastingontvangsten (beleidsmatige mutaties).

Overboekingen In verband met het instellen van het Fonds Economische Structuurversterking zullen de gasbaten uit hoofde van extra export van aardgas die vanaf 1995 in de gasbatenraming zijn verwerkt, voortaan bij dit fonds geraamd worden. Hiertoe wordt in 1995 en 1996 een bedrag van jaarlijks 700 miljoen en voor 1997 en 1998 jaarlijks 800 miljoen overgeboekt naar het fonds. 1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

XIV LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

prijsbijstelling 7-nov bnef diversen

Beleidsmatige mutaties:

"ombuiging voorbereiding 94 "subsidie korting met 1% per jaar cumulatief taakstelling voorjaarsnota 1993 diversen

3.033,0

3.024,5

3.105,2

3.099,9

3.101.8

3.101,0

-29.2

7.0

-29,9 7.6

7,0

-5,8

-5,8

-25.3 -43,7

-69,0

-36,3 -7,3

-55.8

-30.2 7.6

-36,5 -14.5

-57,3

-30.6 7,6

-29,2

-22,3

-22,6

-23,0

-37,0 -21.8

-60,4

-30,6 7,6

-23,0

-37,0 -29.1

-62,7

-99,4

-108,3

-119,2

-128,8

Bijiage 6

208

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

Desalderingen:

"3e fase mestbeleid/ bestrijdingsmiddelenheffing hogere landinrichtingsrente ten gunste van landinrichting diversen

Overboekingen:

"prijsbijstelling tranche 1994 diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

50,5

50.5 6,3

6,3

57,9

25,0 3,6

28.6

39,7

39,7

^3.0

-11,5

-54,5 36,3 40,2

76,5

-48,0 -2,8

36,5 51,7

88.2

-50,0 -2,9

-50,8

-52,9

37,0 39,7

76,7

-29,0 3,4

-25.6 37,0 41,0

78.0

-29,8

-99.7

-93,5

-118,4

-99.4

3.026,3

3.090,9

2.994,7

3.005.5

3.006.4

2.983.4

3.001,6

3.026,3

XIV LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers: diversen

Beleidsmatige mutaties: diversen

Desalderingen:

"3e fase mestbeleid/ bestrijdingsmiddelenheffing hogere landinrichtingsrente ten gunste van landinrichting diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

461,0

459,5

512,5

514.8

518.0

518,0

-13,5

-13,50.0

50,5

0,1

0.1

2,9

2.9

-2,5

-2,5

-2,5 2,0

-2,5 2,0

2,0

-43,0

2,0

-48,0

-2,5

-2,5 2,0

2,0

-50,0

25,0 3,6

-11,5

-2,8

-2,9

-2,5

-2,5 2,0

2.0

-29,0 3,4

50.5

28.6

-54,5

-50,8

-52,9

-25,6

36,9

31,6

-55,0

-51,3

-53,4

-26,0

519,8

497,9

491.1

457.5

463.5

464.6

492.0

519,8

Bijlage 6

209

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Toelichting

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties De in het kader van de begrotingsvoorbereiding 1994 afgesproken taakstelling voor Landbouw wordt voor een deel ingevuld door op de prijsbijstelling 1994 te korten. Het niet uitkeren van de prijsbijstelling heeft tot gevolg dat er sprake zal zijn van een vertraging in de uitvoering van projecten, dan wel van een verlaging van het subsidieniveau. Tevens heeft het kabinet bij de begrotingsvoorbereiding besloten een korting aan te brengen van 1% cumulatief per jaar op alle subsidies. Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij vult deze subsidiekorting in door alle subsidie-uitgaven met 1% cumulatief te korten.

Desalderingen In het kader van het nieuwe Mest-en Ammoniakbeleid vallen eerder geraamde inkomsten weg uit de ammoniakheffing en de mestoverschotheffing, hetgeen volgens afspraak leidt tot een even grote uitgavenverlaging in het kader van de landbouwstructuurverbetering. Daarnaast is er in het bestuursconvenant tussen de tuinbouw en het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij besloten voorlopig geen bestrijdingsmiddelenheffing in te voeren. De wegvallende inkomsten worden gecompenseerd door een verlaging van de uitgaven, die mogelijk is doordat het agrarisch bedrijfsleven een aantal milieumaatregelen zelf zal gaan financieren en doordat voor cursussen op het gebied van de gewasbescherming een verhoging van de bijdrage van cursisten wordt doorgevoerd.

Nietbelastingontvangsten

Desalderingen Zie toelichting uitgaven.

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

"asielzoekersproblematiek

'asielzoekers 'bijstelling abw "uitvoering 93 ioaw 'uitvoering 93 rww/abw 'werkloosheidsontwikkeling abw/rww doorwerking uitvoering 1 992 banenpools lagere vrijval rww-uitkeringen lager aantal abw rest uitkenngen

36.666.3 38.781.6

27.145.2 24.923,4

24.969.7

25.058.5

-31,2

-49,4 -29,9 -419,4 115,7 -30,3

2,8 -34,7 -82,0 -28,5 ^24,0 239,6 -29,2

25,0 -38,8 -90,1 -25,9 ^145,7 242,5 -18,7

65,6 -37,1 -95,3 -24,8 -332,3 246,2 8,9

207,0 -35,4 -99,1 -23,7 -173,7 248,8 30,9

-45,6 -32,5

Bijlage 6

210

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

lager aantal rww-uitkeringen rww en abw: lager aantal uitkeringsgerechtigden weglek uitstel tz/tba naar toeslagenwet, ioaw, ioaz en abw werkloosheidsontwikkeling diversen

Beleidsmatige mutaties:

'aanvullend fraudepakket abw "afbouw tewerkstelling gewetensbezwaarden "beperking njksbijdrage cba "beperking uitgaven sociale voorzieningen met 1% per jaar 'effect bijstandsaccoord op taakstelling 1% 'effect wekeneis ww op toeslagenwet en abw "effect arbeidsverledeneis ww op toeslagenwet, abw en ioaw 'fraudebeleidsplannen banenpools "normensystematiek/jwgmaatregel 'subsidie leerlingwezen "uitbreiding werkervaringsplaatsen "minder uitgaven abw door uitbreiding werkervaringsplaatsen "vergroting doorstroom banenpools "vervallen intensivering algemene kmderbijslagwet "wet loonkostenreductie op minimumniveau effecten beeindiging troo-regeling kasschuif rijksbijdrage aaw/aww nader beleidspakket diversen

Desalderingen: diversen

-41.1 -38,0

-57,0

-81,0

-96,9

-35,9

-177.5

-61,8 -4,5 -10,3

-27,0 -20,2 -100,0 86,4

-135,0

-49,5 -30,1 -100,0 -146,0

181,1 97,1

-180,0

-49,5 -37,6

-100,0 -292,0

134,0 214,8 205,0

-180,0

22,1

484,0

1.240,1

1.717,0

1.935,4

2.120,8 -20,3

-44,3

0,0

-24,4

-36,8

-44,1

803,1

1.244,0

1.693,9

2.253,6 -49,5

-100,0 -438,0 132,0 214,8 146,3

-180,0

^2,1

-19,3 21,8 -18,6 0,6 -85,0

57.2

24,1 38,7

173,8 727,8

-727,8 -3,6

-33,0 24,1

-7,8

727,8

-626.2

-181.3

-0,8

1 ,4

-272.0 -27.9 43,5 -37,0

23,7 -85,0

193,6

-33,0 -23,7

-445.2 1,4

-430,0 -38,1 87,0 -74,0 51,4 -85,0

185,7

-33,0 -30,8

-472,1 1,4

-447,3 -40, 2 87,0 -74,0

60,4 -85,0

177,7

-33,0 -36.5

-710,3 1,4

0,0

-0,8

1,4

1,4

1.4

1,4

Bijlage 6

211

Overboekingen:

' prijsbijstellingstranche 1994 'decentralisatie toeslagen abw naar gemeentefonds *di taakstelling wsw "overboeking naar biza ivm sociale vernieuwing "wet loonkostenreductie op minimumniveau uitstel wvg waggs diversen

1992

1993

1994 12,5 -20,0

-130,0 -346,3 -57,2

-24,1 227,0

95,7

95,7 4,0

-22,2

-59,3

1995 11,8 -27,0

-139,0 95,7 -59,7

1996 11,8 -27,0

-132,0 95,7 -60,0

1997

1998

11,8 -27,0

-123,0 95,7 -60,3

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

4.0

16,3

-244,5

-118,2

-111,5

-102,8

24.788,7

554,4

-672,6

378,7

682,1

1.111,7

1.441,9

37.220,7

38.109,0 27.523.9 25.605,5

26.081,4 26.500,4 24.788,7

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

NIE7-BELASTINGONTVANGSTEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en legenvallers:

ontvangsten cba diversen

Beleidsmatige mutaties:

afbouw tegemoet i.v.m. afschaffing opkomstplicht nader beleidspakket ontvangsten cba diversen

Desalderingen: diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

927,1 56,0 52,6

108,6 0,0

914,7

934,5

931,9

929,9

927,9

0,0

0.0

0,0

0.0

-8,4

-18,0

0,0

o.o

-27,6

-0,8

1,4

1,4

0,0

0.0

-34,8

0,0

0.0

29,4 55,0 7,2

2,5

0,2

-2,5

-2,5

83,2

-15,5

-27,4

-37,3

-44,5

1,4

1,4

0,0

-0.8

1.4

1,4

1,4

1.4

108,6

82,4

-14,1

-26,1

-35,9

-43,1

878,0

1.035,7

997,1

920,4

905,8

894.0

884,8

878.0

Bijlage 6

212

Toelichting

Uitgaven

Mee en tegenvallers In 1992 zijn meer asielzoekers tot Nederland toegelaten dan verwacht. Bovendien is de raming van het Ministerie van Justitie van het aantal mensen dat in 1993 en 1994 asiel vraagt in Nederland fors verhoogd. Na toelating zullen de meeste van deze ex-asielzoekers zijn aangewezen op Bijstand en hebben zij recht op Kinderbijslag voor hun kinderen. Rekening houdend met minder uitgaven als gevolg van het «gedoogdenmodel», resteert per saldo een meevaller van 31 miljoen in 1993 en een tegenvaller in de bijstandsuitgaven en de kinderbijslaguitgaven van 3 miljoen in 1994 oplopend tot 207 miljoen in 1997. In de Voorjaarsnota zijn extra ABW -en AKW-gelden aan de begroting van SZW toegevoegd ten behoeve van de in ons land toegelaten ex-Joegoslaven. Deze middelen zijn thans met 20%verlaagd omdat het aantal toegelaten ex-Joegoslaven dat instroomt op een lager niveau ligt dan eerder dit jaar werd verondersteld. In zowel de raming van de RWW als van het Jeugdwerkgarantieplan (JWG) was rekening gehouden met de oplopende werkloosheid voor de groepjongeren onderde jaar. Inde raming wasditeffect perabuisdubbel opgenomen. De uitgaven worden thans gecorrigeerd met 49,4 miljoen in 1993 oplopend tot 99,1 miljoen in 1997. De bijstelling van de Wet inkomensvoorzieningen oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW), van circa 24 miljoen structureel, is gebaseerd op uitvoeringsgegevens over het eerste kwartaal 1993. De ABW en RWW worden lager geraamd op basis van uitvoeringsgegevens over het eerste kwartaal 1993. De verlaging is 419,4 miljoen in 1993, 424 miljoen in 1994, 445,7 miljoen in 1995, 332,3 miljoen in 1996 en 173,7 miljoen in 1997. Op grond van een tegenvallende werkloosheidsontwikkeling zijn de volumeramingen van de Toeslagenwet, de Bijstandsvergoedingen, IOAW en JWG verhoogd. Het budgettaire beslag van de tegenvaller bedraagt in totaal 115,7 miljoen in 1993 oplopend tot bijna 248,8 miljoen in 1997.

Beleidsmatige mutaties Het streven is om uiterlijk 1 oktober 1993 de mogelijkheid van geautomatiseerd gegevensverkeertussen de Gemeentelijke Sociale Diensten en de Informatiseringsbank te realiseren. Verwacht wordt dat door deze gegevensuitwisseling de fraude die plaatsvindt door het hebben van zowel een uitkering uit hoofde van de bijstand als uit hoofde van studiefinanciering vermindert. Dit leidt tot lagere bijstandsuitgaven op de begroting van SZW. De ramingen voor de uitgaven en ontvangsten TEGMD (Tewerkstelling Erkende Gewetensbezwaarden Militaire Dienst) zijn beide structureel verlaagd, naar aanleiding van het kabinetsbesluit om per 1 januari 1998 de opkomstplicht voor dienstplichtige militairen af te schaffen. De Rijksbijdrage aan de arbeidsvoorzieningenorganisatie (CBA) zal met ingang van 1994 met 100 miljoen worden verlaagd, bovenop de verlaging van 29,4 miljoen uit hoofde van de Novemberbrief. Een en ander is vastgelegd in een convenant Rijk-CBA. De regering heeft bij Voorjaarsnota besloten tot een cumulatieve korting van 1% met ingang van 1995 van de sociale voorzieningen op de Rijksbegroting voor de Bijstand, IOAW, IOAZ, Toeslagenwet, Jeugdwerkgarantiewet en Banenpools. Het betreft een totaalbedrag van 146 miljoen in 1995 oplopend naar 438 miljoen in 1997. Deze taakstelling is voor een bedrag van 134 miljoen in 1996 en 132 miljoen in 1997 betrokken bij het bijstandsaccoord met de VNG. Het restant zal nog nader met volumemaatregelen worden ingevuld. In verband met het sterk toenemende beroep op de Werkloosheidswet (waarvan de uitgaven ten laste komen van de sociale fondsen) is besloten

Bijlage 6

213

inzake het recht op een werkloosheidsuitkering strengere eisen te stellen door verscherping van de zogenaamde referte-of wekeneis. Dit betekent enerzijds dat de mensen sneller zijn aangewezen op Bijstand en anderzijds minder toeslagen op werkloosheidsuitkeringen ingevolge de Toeslagenwet zullen ontvangen. Per saldo betekent dit een grotere uitgave op de Rijksbegroting van naar verwachting 86,4 miljoen in 1995, oplopend naar 214,8 miljoen in 1997. Hiertegenover staat een grotere besparing bij de sociale fondsen. In aanvulling hierop heeft de regering besloten om de arbeidsverledeneis voor het recht op een verlengde uitkering inzake de werkloosheidswet (WW) te verscherpen (met ingang van 1 juli 1994 moet in de voorafgaande 4jaar3 jaarzijn gewerkt). Daaraan gekoppeld iseen verlenging vande vervolguitkering WW van 1 naar 2 jaar. Per saldo betekenen deze maatregelen dat meer werklozen voor een bijstandsuitkering in aanmerking komen, en dat minder uitgaven voor deToeslagwet en IOAW nodig zullen zijn. De totale meeruitgaven op de begroting van SZWbedragen 97,1 miljoen in 1994 oplopend naar 146,3 miljoen in 1998. Bij wet zullen gemeenten verplicht worden tot het opstellen van een plan van uitvoering voor de ABW en tot het maken van een uitvoeringsverslag. Dit fraudebeleidsplan heeft naast de fraude ook betrekking op het totale terrein van toekenning en controle op uitkeringen. Dit leidttoteen besparing van 135 miljoen in 1994 en 180 miljoen in volgende jaren. In de wet, waarvan wordt beoogd dat deze per 1 april 1994 in werking treedt, zullen enkele criteria worden neergelegd waaraan een beleidsplan inzake de uitvoering moet voldoen. De regering heeft besloten tot een vereenvoudiging van de normensystematiek in de Algemene Bijstandswet. Hierover is ook een akkoord gesloten met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De kern daarvan is dat het Rijk een basisnorm voor echtparen, alleenstaanden en alleenstaande ouders landelijk garandeert en dat de gemeenten beslissen over de wenselijkheid van een toeslag op basis van individuele omstandigheden. Voor de leeftijdsgroep onder de 21 geldt in principe een studie-of werkplicht. Hieraan gekoppeld is een wijziging van de Jeugdwerkgarantiewet die een sluitendeaanpakmoetgaranderen. Eenen ander leidtooktotbijstellingen bij het Gemeentefonds (zie toelichting aldaar). Op het artikel Jeugdwerkgarantiewet (JWG) was een reservering opgenomen voor een subsidie die de doorstroming zou moeten bevorderen naar het leerlingwezen. Omdat de desbetreffende regeling niet tot stand is gekomen wordt de raming JWG neerwaarts bijgesteld. Om het ontstaan van een nieuwe groep langdurig werklozen te voorkomen heeft de regering besloten tot uitbreiding van het aantal werkerva-rings-en instroomplaatsen met een aantal oplopend naar 20.000 in 1996. De kosten hiervan worden gedekt door besparingen op bijstandsuitkeringen van een gelijke omvang. Om de doorstroom in de banenpools te bevorderen wordt een subsidievoorziening gecreëerd die gemeenten en instellingen moet stimuleren om een banenpoolplaats om te zetten in een reguliere baan. De kosten hiervan lopen op tot circa 20 miljoen in 1997. Hier staat een besparing tegenover op de bijstandsuitkeringen van 23 miljoen in 1997. In het regeerakkoord is een beleidsintensivering in de kinderbijslaguitgaven overeengekomen van 500 miljoen. Deze verhoging zou met name ten goede komen aan de kinderbijslag voor het eerste kind. In verband met de verslechterde budgettaire situatie heeft de regering besloten het gedeelte van deze beleidsintensivering dat nog resteerde voor 1994, te weten een bedrag van 85 miljoen gulden, achterwege te laten. De Wet Loonkostenreductie op minimumniveau (WLOM) betrof een sub-sidieregeling voor loonkostenreductie op minimumniveau. Bij de evaluatie van de regeling, die uitgevoerd werd door de gemeenten, bleek dat er nauwelijks gebruik van is gemaakt. De regeling is derhalve beëindigd. Een en ander leidt tot een besparingsverlies binnen de Sociale Zekerheid. Van de

Bijlage 6

214

begroting van SZW wordt in verband hiermee 57,2 miljoen in 1993 en 24,1 miljoen in 1994 overgeboekt naar de begroting van het Gemeentefonds.

0 verboekingen In het kader van de Herinrichting van de Algemene Bijstandswet heeft de regering besloten om het bedrag, dat is gemoeid mettoeslagen op een bijstandsuitkering volgens de huidige systematiek, te decentraliseren naar de gemeenten. Het gaat hier om toeslagen voor woonkosten, diverse premies en inwonende kinderen die niet meerten laste komen van de ouders. Hiermee is een bedrag gemoeid van 20 miljoen in 1994 en 27 miljoen in de jaren daarna. De centralisatie van de sociale werkvoorziening naar de gemeenten zal niet doorgaan. Bij Voorjaarsnota heeft het kabinet besloten tot een andere invulling van de hieraan gekoppelde taakstelling. Een deel wordt ingevuld door een reeds lopende beleidsoperatie deregulering en deconcentratie WSW. De rest van de taakstelling wordt voor de helft opgevangen binnen de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de WSW en de Bijstand. Deze bedragen van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden overgeboekt naar de Aanvullende post Decentralisatie-Impuls bij Binnenlandse Zaken. Het betreft 130 miljoen in 1994, aflopend naar 123 miljoen in 1997. De minister van Binnenlandse Zaken beheert het Fonds Stimulering Sociale Vernieuwing. Dit fonds wordt vanuit de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid jaarlijks gevuld met werkgelegenheidsgelden (346,3 miljoen in 1994). Zie voor een toelichting op de mutatie Wet Loonkostenreductie op mini-mumniveau de toelichting bij de beleidsmatige mutaties.

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

XVI WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN CULTUUR

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

'meeruitgaven opvang asielzoekers meeruitgaven opvang asielzoekers prijsbijstelling 7 nov brief diversen

Beleidsmatige mutaties:

'inburgeringscursussen "jeugdhulpverlening

'

kinderopvang 'ombuigingen begrotingsvoorbereiding 1994 'restant taakstelling voorbereiding 1994

12.711.4

12.652.8

12.421,3

12.464,4

12.508,4 12.499,2

95.1

-24,3

70.8

53,4

188,8 -52,7 0,5

190.0

312,2

-54,1

258.1

-55,2

-55,2

-55.8

-55.8

-55,8

-55.8

-15,6

32,0 38,0

85,0 -114,3

36,0 38,0

85,0 48,4 -35,1

36,0 38,0

85,0 -133,0 -35,1

36,0 38.0 85.0 -158,6 -35,1

Bijlage 6

215

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

"verhoging rijksbijdrage ziektekosten compensatie verlaging 1993 rijksbijdr. awbz nota van wijziging 7-nov.brief opvang ontheemden taakstelling voorjaarsnota 1993 diversen

Desalderingen:

"afrekening dienst omroepbijdragen 1992 'bijstelling meerjarenraming media 'hogere opbrengsten media afrekening dienst omroepbijdragen 1991 sportrechten diversen

Overboekingen:

'

naar biza: voor Fonds Soc. Vernieuwing 'naar pf: steunfunkties minderheden 'prijsbijstellingstranche 1994 "uitdelen loonbijstelling g + g-sector additionele bazmiddelen (herz reeks) compensatie achterblijvende eigen bijdragen tov waggs diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

XVI WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN CULTUUR

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers: diversen

30,0

59.7

-24,0

65,7

33,7 36,0 87,9

157.6 -9.8

-56,8 167,8 -40,6 1,7

56,5

45,4 33,8 47,7

29,7

156.6

233,6 14,2

27,0 41,7

34,2 22,8

46,1

317.6

180,0

-87,0 -1,1

-2,6

12,8

12,9

91.7

180,0

-87,0 -1,0

132,6

264,3

-40,4 7,9

180,0

-87,0 -2,5

81,4

-61,5 7,9

10,2

-32.5 11,0

7,2

89.0

87.2

180,0

-87,0 -4,9

53.4

-34,5 7,9

-53,6

-26,6

283,6 -35,9 88,0 233,5 42,6 34,2

-281,9 -35,9 87,8 234,0 39,9 34,2

-280,2 -35,9 87,9 234,1 39,9 34,2

-278,6 -35,9 88,1 234,1 39,9 34,2 6,6

88,4

340,3

720,7

492,6

265,7

59,3

59,4

12.562,9

13.051.7 13.373,5

12.913.9

12.730.1

12.567,7

12.558,6

12.562.9

1.859,0

1.900,8

1.972.7

2.041,0

2.110,2

2.110,2

-7,0

-7,0

0.0

0,0

0.0

0,0

0.0

Bijlage 6

216

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

Beleidsmatige mutaties

"opbrengst financiële deelnemingen nota van wijziging 7-nov brief vertraging ontvangsten warenwet diversen

Desalderingen:

"afrekening dienst omroepbijdragen 1992 "bijstelling meerjarenraming media "hogere ontvangsten etherreclame afrekening dienst omroep bijdragen 1991 sportrechten diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

-36,7

-36.7 33,7 36,0 87,9

157,6

113,9

30,2

-25,0 5,0

10.2

45,4 33,8 47,7

29,7

156.6

166,8

1,0 10,2

11,2

155,0 6,0 10,3

171,3

6,0 10,2

6,0 10,2

16.2

-2,6

-40,4

-61,5

12,8

7,9

7,9

16.2

-34,5 7,9

10,2

-32,5

-53,6

21,5

138,7

-37,5

-26,6

-10,5

2.131,8

1.972,9

2.067,6

1.994,2

2.179,7

2.072,7

2.099,7

2.131,8

Toelichting

Uitgaven

Mee-en tegenvallers Voor 1993 en 1994 zijn extra middelen nodig in verband met de toenemende instroom van asielzoekers. Voorts is de begroting van WVC voor zowel 1993 als 1994 verhoogd teneinde, onder voorbehoud van nog af te sluiten bestuursovereenkomsten met gemeenten, de aankoop van enkele kazernes voor de opvang van asielzoekers mogelijk te maken (beide jaren circa 10 miljoen). Om te voorzien in de acute noodsituatie die optrad wegens een tijdelijk tekort in de opvangcapaciteit is in 1993 21 miljoen toegevoegd aan de begroting van WVC.

Beleidsmatige mutaties In het kader van het werkgelegenheidsplan van de regering zijn er gelden toegevoegd aan de begroting van WVC, voornamelijk ten behoeve van inburgeringscursussen voor minderheden (33 miljoen in 1994, oplopend tot 37 miljoen structureel vanaf 1995). In lijn met de wens van de Tweede Kamer vervalt de Tussenbalanstaakstelling voor de jeugdhulpverlening van 55 miljoen. In het kader van de begrotingsvoorbereiding 1994 heeft de regering voorts 85 miljoen structureel uitgetrokken voor een intensivering van het kinderopvangbeleid. De generale ombuigingen zijn grotendeels ingevuld door (oplopende) kortingen op de subsidies bij Welzijn en Volksgezondheid. Daarnaast is een deel van de ombuigingen gerealiseerd door een verhoging van de ontvangsten. Zie de toelichting bij de ontvangsten.

Bijlage 6

217

De rijksbijdrage ziektekosten is opgehoogd met een bedrag van 180 miljoen structureel vanaf 1994, waardoor de ziektekostenpremie kan dalen. Desalderingen De stijging van de omroepbijdragen in 1992 is het gevolg van de activiteiten in het kader van de zwartkijkerscampagne en de jaarlijkse indexering van de tarieven. De mutatie bij de media-uitgaven wordt veroorzaakt door een wijziging in de ramingsmethodiek, waardoor in het vervolg hogere of lagere ontvangsten in enig jaar rechtstreeks ten bate of laste van de omroepreserve komen. De mutatie hangt samen met een hogere raming van de opbrengst van de omroepbijdragen en dalende reclameopbrengsten (onder meer door de komst van RTL-5). Voor 1993 worden de opbrengsten uit hoofde van radio-en televisiereclame 47,7 miljoen hoger geraamd. Deze hogere opbrengst komt ten goe-de aan de dotatie algemene omroepreserve en aan het budget voor de binnenlandse omroep.

O verboekingen De middelen voor maatschappelijke opvang, de verslavingszorg, Stimulering minderheden en het Welzijnsconvenant Grote Steden, worden met ingang van 1994 overgeboekt naar het Fonds Stimulering Sociale Vernieuwing. Hetzelfde is het geval bij de verslavingszorg. In het kader van het Dl-accoord tussen het Rijk en het Interprovinciaal Overleg (IPO) worden onder meer de steunfunkties voor minderheden overgeheveld naar het Provinciefonds. Er is voorts sprake van een uitdeling naar WVC in het kader van de jaarlijkse loonbijstelling voor de gepremieerde en gesubsidieerde sector.

Nietbelastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties Het ligt in de bedoeling het in 1988 verzelfstandigde NOB in 1995 op een nog verdere afstand van de overheid te plaatsen en wel door de thans door de Beheersstichting beheerde aandelen geheel of gedeeltelijk bij derden te plaatsen. De mogelijkheden daartoe worden op dit moment onderzocht. In verband hiermee is een deel van de te verwachten opbrengsten vooralsnog geraamd in 1995.

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

'bijstelling nni "vredesoperaties

5.990.2

6.295.7

6.677.4

7.023.5

7.403.0

7.801.5

-53,2

-119,3 -50,0

-124,5 -50,0

-129,6 -50,0

-136,2 -50,0

Bijlage 6

218

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

bijstelling nni ramingsbijstelling 7 november 1992 vredesoperaties diversen

Beleidsmatige mutaties:

'

beleidsmatig te verwerken mee-en tegenvallers 'hulp aan suriname "milieubeleid in ontwikkelingslanden "bednjfsleven en ontwikkeling "betalingsbalanssteun en schulden 'noodhulp 'kernprogramma programmalanden "sectorale activiteiten latijns amerika "sectorale activiteiten azië en overige 'landenprogramma aziê "multilaterale financieringsinstellingen beleidsmatig te verwerken mee-en tegenvallers maatregelen 7 november 1992 hulp aan suriname bedrijfsleven en ontwikkeling betalingsbalanssteun en schulden noodhulp multilaterale financieringsinstellingen diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

10,8

10,8

-51,2

-40,1

-178,3 -62,0 -60,0 2,9

73,6

-0,1

-308,2 -62,0 4.1

-^09,5 -62,0 4,7

^•85,4 -62,0 -6,1

-350,6

-535,4

-641,3

-733,1

175,8

180,4

185,7

-267,8

-495,5

-25,3 -62,6 -30,5 62,7 62,0 -57,5

10,0

45,4 -62,0 -41,4

16,5

31,3

-612,5 16,5

13,0

-0,2

-0,2

-517,8 -62,0

-722,0 192,2

-14,8 -37,2 -17,8 6,0 47,8 4,1 9,0 -0,5

-31,5 277,0

-25,0 -100,0 -27,2 63,7 110,7 -237,0 -8,0 -63,7

285,0 -86,4 359,6

-45,0 -26,2 34,4 110,7

-260,0 -35,0 -70,0

295,0 -62,4

460,9

-20,0 0,3 1,9 110,7

-290,0 -35,0 -85,0

330,0 -37,5 547,4

0,3 -42,7 110,7

-320,0 -25,0 -85,0

360,0 54,9

579,8

-740,0

-876,5

31,3

51,2

-0,2

-0,1

-350,7

-535,4

-641,3

-733,1

-772,0

7.450,5

5.950.1

5.945.0

6.142,0

6.382,2

6.669,9

7.029.5

7.450.5

Toelichting

Mee-en tegenval/ers De raming van het Netto Nationaal Inkomen tegen factorkosten (NNI) ten opzichte van de Voorjaarnota leidt tot een nominale daling van het OS-budget van 53,2 miljoen in 1993 tot 136,2 miljoen in 1997. Tevens is in het kader van de begrotingsvoorbereiding 1994 besloten tot een plafondverlaging van OS ten behoeve van vredesoperaties ad 50 miljoen. Hiervoor zij verwezen naar de Nota «Een wereld in geschil» die als annex bij de begroting van Buitenlandse Zaken, onderdeel Samenwerking met ontwikkelingslanden, wordt gepubliceerd.

Bijlage 6

219

Beleidsmatige mutaties De sinds de Voorjaarsnota opgetreden mee-en tegenvallers zijn onder de post beleidsmatig te verwerken mee-en tegenvallers gesaldeerd en vinden hun invulling op artikelniveau. Uitgaven in het kader van de Hulp aan Suriname zullen in 1993 en 1994 naar verwaching lager uitvallen door de in de samenwerking met Suriname ontstane problemen met betrekking tot het aanpassingsprogramma. De verlaging op Milieubeleid in ontwikkelingslanden vloeit in 1993 voort uit een verwachte onderschrijding van de beschikbare middelen. Voor 1994 tot en met 1996 vloeit de verlaging voort uit de noodzaak om ombuigingen aan te brengen teneinde enerzijds de tegenvallende groei van het hulpplafond door de lagere groei van het NNI op te vangen en anderzijds middelen vrij te maken voor de toenemende behoefte aan fondsen voor noodhulp. Bij deze verlaging is in de voorgaande jaren opgetreden onderbesteding van beschikbare middelen mede in aanmerking genomen. De neerwaartse aanpassing van het artikel Bedrijfsleven en ontwikkeling in 1993 vloeit voort uit een verwachte onderschrijding van de beschikbare middelen. De verlaging voor 1994 en 1995 hangt samen met de noodzaak tot het aanbrengen van ombuigingen en de noodzakelijke verhoging van fondsen voor noodhulp. Hierbij is rekening gehouden nnet de in voorgaande jaren opgetreden onderbesteding op dit artikel. De verhogingen in 1994 en 1995 van Betalingsbalanssteun en schulden zijn noodzakelijk in verband met het beslag op de middelen die voor schuldverlichting zijn geraamd. Het in de jaren 1996 en 1997 ontstane saldo dat resteert na verwerking van de overige hier toegelichte mutaties is ten laste van deze post gebracht. De grote behoefte aan fondsen voor Noodhulp leidt tot de vermelde verhoging van dit artikel. In verband met de wijzigingen in het landenbeleid wordt het artikel Kernprogramma programmalanden met ingang van 1994 opgeheven. De fondsen zijn overgebracht naar het nieuwe artikel Landenprogramma Azië. In verband met de wijzigingen in het landenbeleid wordt het artikel Sectorale activiteiten Latijns-Amerika gewijzigd in Landenprogramma Latijns-Amerika. De omvang van het artikel in 1995 en volgende jaren is daarbij afgestemd op de groei in de artikelen Landenprogramma Afrika (voorheen Sectorale activiteiten in regio-en sectorlanden in Afrika) en Landenprogramma Azië. Dit leidt tot de voor 1995 tot en met 1997 gemelde aanpassingen. Het artikel Sectorale activiteiten Azië en Overige wordt in verband met de wijziging van het landenbeleid met ingang van 1994 opgeheven. De fondsen zijn overgebracht naar het Landenprogramma Azië. Het artikel Landenprogramma Azië bevat -zoals hiervoor toegelicht-de fondsen van de artikelen Kernprogramma programmalanden en Sectorale Activiteiten Azië en Overige. Geiet op de noodzaak tot het aanbrengen van ombuigingen, zoals hiervoor toegelicht onder Milieu-beleid in ontwikkelingslanden, is het begrotingsbedrag voor 1994 en zijn de meerjarencijfers 1995 tot en met 1997 op een lager niveau vastgesteld dan de oorspronkelijke som van genoemde artikelen. De vermelde verlagingen in 1993 tot en met 1996 en de verhoging in 1997 van de Multilaterale financieringsinstellingen zijn het gevolg van wijzigingen in de verzilveringsschema's van de overeengekomen en verwachte middelenaanvullingen van de verschillende instellingen. Voor wat betreft 1993 hangt dit mede samen met een temporisering van de afdrachten om ruimte te scheppen in verband met de behoefte aan additionele fondsen voor noodhulp.

Bijlage 6

220

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

GEMEENTEFONDS

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

"herberekening volumeaccres diversen

Beleidsmatige mutaties:

"effect toetredingseis ww op bijstandslasten "normensystematiek abw *ombuiging begrotingsvoorbereiding 1994 "wekeneis werkloosheidswet bijzondere bijstand asielzoekers ombuiging nader beleidspakket 1993 rolstoelvoorzieningen uitkering sociale vernieuwing diversen

Overboekingen:

"naar vrom: uitstel decentralisatie milieumiddelen (di) "naar szw: voorzieningen gehandicapten "naar vrom: voorzieningen gehandicapten 'van ap: voorlopige vaststelling nominale cotnpensatie 1994 "van biza: sajogelden 'van o&w: decentralisatie huisvesting onderwijs (di) "van szw: decentralisatie toeslagen "van szw: loremi-regeling naar ap: nominale compensatie 1993 van ap: nacalculatie nominale compensatie 1992 diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

15.187,8

16.189,3

17.218.0

17.743,0

18.097.5

18.288,0

0,0

439,4 17,4

456,8 1.4

1,4

458,2

0.0

40,0

-23,4 16,6 5,8

57,2 -204,7 132,8 22,4

13,5

30,1

-1,2

-1,2

37,8 -207,5 16,8

-125,8 151,0 33,7

-94,0

-84,5

-227,0 -20.7 319,4 12,9

20,0 24,1 -204,7 132,8 19,6

-8,1

-103,3

1,7 -0,6 1,1

17,2

13,9 -199,6 35,7

-81.3 160,0 14,5

-39,6

-51,6 319,4 21,21622,1 27,0

-204,7 132,8 19,5

1.885,7

1.847.2

20,6

-1,0

19.6

35,7

-5,6 -221,6 42,0

-81,3 171,0 17,0

-42.8

-43,3 319,4 26.5 1.616,7 27,0

-204,7 132,8 23,7

1.898,1

1.874,9

39,6

-1,2

38.4

23,5

-7,8

-218,3 42,0

-81,3 171,0 26,8

-44,1

-26,8 319,4 26,51638,1 27,0

-204,7 132,8 24,9

1.937,2

1.931,5

22213,3

15.646,0

16.219,4

17.114,7

19.590.2

19.972,4

20.219.5

22.213.3

Bijlage 6

221

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

GEMEENTEFOIMDS

NIET BELASTINGONTVANGSTEN

Beleidsmatige mutaties:

uitkering sociale vernieuwing diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

437,8 0,2

438,0

0.0

0.0

0,0

0.0

0,0

437.9

0.0

0.0

0.0

0.0

0,0

0,0

0.0

0.0

0,0

0.0

0,0

0,0

437.9

Toelichting

Uitgaven

Mee-en tegenvallers Als gevolg van diverse maatregelen nemen de volumeaccressen van het Gemeentefonds toe ten opzichte van de Voorjaarsnota 1993. De toename wordt met name veroorzaakt door de overheveling naar het Gemeentefonds van de middelen voor de huisvesting van het primair onderwijs.

Beleidsmatige mutaties De regering heeft besloten om de toetredingseis voor het recht op een verlengde uitkering inzake de werkloosheidswet (WW) te verscherpen (met ingang van 1 juli 1994 moet in de voorafgaande 4 jaar 3 jaar zijn gewerkt). Daaraan gekoppeld is een verlenging van de vervolguitkering WW van 1 naar 2 jaar. Per saldo betekenen deze maatregelen dat meer werklozen voor een bijstandsuitkering in aanmerking komen, en dat minder uitgaven voor de Toeslagwet en IOAW nodig zullen zijn. Voor het Gemeentefonds leidt dit tot meeruitgaven van 17,2 miljoen in 1995 met een afloop naar 12,2 miljoen in 1998. De aanpassing van de normensystematiek in de ABW en de sluitende aanpak in de JWG leidt tot besparingen op de bijstandslasten, zowel voor het Rijk (90%-deel) als voor de gemeenten (10%-aandeel). De besparingen leiden tot uitnamen uit het Gemeentefonds. Voor de gemeentelijke toeslagen -die volledig ten laste van de gemeenten blijven -worden bedragen aan het Gemeentefonds toegevoegd. Het gaat om aan het Gemeentefonds toe te voegen bedragen van 57,8 miljoen in 1994, aflopend tot 19,2 miljoen in 1997 (1853 miljoen in 1998), als som van de beleidsmatige bijstelling van het Gemeentefonds met 37,8 miljoen in 1994 (-7,8 miljoen in 1997) enerzijds en van een overboeking van de begroting van SZW anderzijds van 20 miljoen in 1994 (27 miljoen in 1997). De regering heeft bij Voorjaarsnota 1993 besloten tot een evenredig aandeel van het Gemeentefonds in de ombuigingen op de Rijksbegroting in enge zin uit hoofde van de begrotingsvoorbereiding 1994. Dit evenredig aandeel van 172,5 miljoen in 1994, oplopend tot 231 miljoen in 1997 is in de zogenaamde junicirculaire aan de gemeenten bekend gemaakt.

Bijlage 6

222

In de junicirculaire aan de gemeenten is tevens melding gemaakt van een reservering van 44,5 miljoen in 1994 met het oog op eventuele ombuigingen als gevolg van nienwe budgettaire tegenvallers op de rijksbegroting. Aangezien bij de afronding van de begrotingsvoorbereiding 1994 is besloten tot aanvullende ombuigingen op de rijksbegroting ten opzichte van vorengenoemde ombuigingen, wordt een deel van deze reservering daadwerkelijk gebruikt. Het evenredig aandeel van het Gemeentefonds in aanvullende ombuigingen begrotingsvoorbereiding komt in 1994 uit op 35,0 miljoen. Per saldo is sprake van een evenredig aandeel in de ombuigingen begrotingsvoorbereiding 1994 van 207,5 miljoen in 1994, oplopend tot 218,3 miljoen in 1997. Het evenredig aandeel van het Gemeentefonds en Provinciefonds in de ombuigingen die nog niet zijn verdeeld is opgenomen op de aanvullende post nader te verdelen uitgaven. Het gaat om bedragen van 76,8 miljoen in 1995 oplopend tot 164,5 miljoen in 1997. De regering heeft besloten tot een verscherping van de wekeneis in de Werkloosheidswet. Dit leidt tot extra bijstandsuitgaven zowel voor het Rijk (90%-deel) als voor gemeenten (10%-aandeel). De toevoeging aan het Gemeentefonds uit hoofde van de toegenomen bijstandsuitgaven en compensatie voor uitvoeringskosten bedraagt in 1994 16,8 miljoen, oplopend tot 42,0 miljoen in 1997.

Overboekingen De overheveling van milieuapparaatskosten naar het Gemeentefonds wordt met een jaar uitgesteld tot 1 januari 1995. Het uitstel leidt tot een mutatie in 1994 van -84,5 miljoen. Het uitstel van de invoering van de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) tot 1 april 1994 leidt tot een bijstelling van het Gemeentefonds van -227 miljoen in 1994 voor het AAW-deel. Het Gemeentefonds wordt voor het VROM-deel bijgesteld met -20,7 miljoen in 1994. Het gaat voor wat betreft het VROM-deel zowel om de gevolgen van het uitstel van invoering van de WVG als om een bijstelling van de bedragen. De nominale compensatie 1994 voor het Gemeentefonds wordt op basis van gegevens uit de MEV 1994 voorlopig vastgesteld op 319,4 miljoen. Hiervan is 0,2 miljoen beschikbaar voor het artikel kostenonderzoek verdeelmaatstaven. In het kader van het nieuwe sectorenmodel voor het arbeidsvoorwaardenoverleg is besloten om de sectoren zelf te laten beschikken over de middelen in het kader van de subsidie additionele jongerenbanen bij de overheid (SAJO-gelden). Voor de sector gemeenten gaat het om bedragen oplopend van 5,8 miljoen in 1993 tot 26,5 miljoen in 1997. In het kader van de Decentralisatielmpuls heeft de regering het voornemen de middelen voor de huisvesting van het basisonderwijs, speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs over te hevelen naar het Gemeentefonds. Het gaat om bedragen oplopend van 1622,1 miljoen in 1995 tot 1638,1 miljoen in 1997. Naar aanleiding van een evaluatie van de regeling loonkostenreductie op minimumloonniveau (Loremi-regeling) worden eerder geraamde besparingen op het Gemeentefonds voor de bijstandsuitgaven bijgesteld met 57,2 miljoen in 1993 en 24,1 miljoen in 1994.

Bijlage 6

223

1992

1993

PROVINCIEFONDS

UITGAVEN Stand miljoenennota 1993

1.272.9

1.993,3

Mee en tegenvallers: diversen

-0,2

0,0

-0.2 Be/eidsmatige mutaties:

'

ombuiging begrotingsvoorbereiding 1994 diversen

-1 ,8

0,0

-1,8 Overboekingen:

"naar ap: dikorting 'van ap: voorlopige vaststelling nominale compensatie 1994 'van v&w: rivierdijken/muskusratten/ waterkeringen (di) "van vrom: milieuapparaatskosten (di) "van wvc: steunfuncties minderheden (di) diversen

1 ,0

0,0

1,0

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

0,0

-1,0

Stand miljoenennota 1994

1.272,9

1.992.3

Toelichting

Uitgaven

1994

2.018,3 -0,4

-0,4

-25,6 -17,2

-42,8

-31,0

37,9 94,0

28,9 35,9 74,3

240,0

196.7

2.215,0

1995

2.045.9 -0,4

-0.4

-24,7 -9,7

-34,4

-31,0

37,9 98.5

28,9 35,9 47,1

217,3

182,4

2.228.3

1996

2.066,4 -0,3

-0,3

-27,4 -8,0

-35,4

-28,5 37,9 101,8 28,9 35,9 47,9

223.3

188.1

2.254,5

1997

1998

2.087,1 -0,3

-0,3

-27,0 -6,2

-33,2

-28,5

37,9 115,0 28,9 35,9 47,9

237,1

2.312,8

203,5

2.290,6

2.312,8

Beleidsmatige mutaties De regering heeft bij Voorjaarsnota 1993 besloten tot een evenredig aandeel van het Provinciefonds in de ombuigingen op de Rijksbegroting in enge zin uit hoofde van de begrotingsvoorbereiding 1994. Dit evenredig aandeel is in de zogenaamde junicirculaire aan de provincies bekend gemaakt. In de junicirculaire aan de provincies is tevens melding gemaakt van een reservering van 5,5 miljoen in 1994 met het oog op eventuele ombuigingen als gevolg van nieuwe budgettaire tegenvallers op de rijksbegroting. Aangezien bij de afronding van de begrotingsvoorbereiding 1994 is besloten tot aanvullende ombuigingen op de rijksbegroting ten opzichte van de eerder genoemde ombuigingen, wordt een deel van deze reservering daadwerkelijk gebruikt. Het evenredig aandeel van het Provinciefonds in de ombuigingen begrotingsvoorbereiding 1994 en de

Bijlage 6

224

aanvullende ombuigingen begrotingsvoorbereiding 1994 te zamen is 25,6 miljoen in 1994 oplopend tot 27,0 miljoen in 1997.

Overboekingen In het kader van het principeakkoord dat met het Interprovinciaal overleg is bereikt over de Decentralisatielmpuls vindt een korting op het Provinciefonds plaats van 31 miljoen in 1994 en 28,5 miljoen vanaf 1996 over het totaal van de naar de provincies te decentraliseren middelen. De nominale compensatie 1994 voor het Provinciefonds wordt op basis van gegevens uit de MEV 1994 voorlopig vastgesteld op 37,9 miljoen. De in omvang belangrijkste budgetten die naar het Provinciefonds worden overgeheveld zijn de volgende. Van de begroting van VenW worden de middelen voor rivierdijkversterking, muskusrattenbestrijding en waterkeringen overgeheveld naar het Provinciefonds, van de begroting van VROM middelen voor de opbouw van milieuapparaatskosten en van de begroting van WVC de middelen voor de steunfuncties minderheden. 1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

FONDS INVESTERINGSREKENING

U/TGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee en tegenvallers:

aanpassing raming wir diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

220,0

555,0

515,0

400,0

275,0

165,0

-170,8

-290,0

-70,0

25,0

10,0

40,0 -0,1

-170,9

-290.0

-70,0

25,0

10,0

40,0

-170,9

-290,0

-70,0

25,0

10,0

40,0

135,0

49,1

265,0

445,0

425.0

285.0

205.0

135.0

FONDS INVESTERINGSREKENING

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

aanpassing rannng wir diversen

300,0

200,0

125.0

75.0

30.0

0.0

78,6

-25,0

-25,0

-25,0

-5,0

78.6

-25,0

-25.0

-25,0

-5,0

0,0

Bijlage 6

225

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

Extrapolatie

0,0

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

78,6

-25,0

-25,0

-25,0

-5,0

0,0

Stand miljoenennota 1994

378,6

175,0

100,0

50,0

25,0

0,0

0,0

RIJKSWEGENFONDS

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

1.725,5

1.762,8

1.819,7

1.845,8

1.923,4

1.982,2

Mee-en tegenvallers:

aanleg en uitbreiding van wegen en oeververbindingen onderhoud en verbetering van wegen en oeververbindingen diversen Beleidsmatige mutaties toevoeging voordelig saldo 1992 diversen

Desalderingen:

"wijkertunnel diversen

0,0

87,9

-6,8

-13,0

-13,0

-13,0 Overboekingen:

"naar infrafonds

-1813,0

-1.832,8

-1910,4

-1.969,2

diversen

^9,6

-35,1 16,8

-67,9

0,0

88,0 -7,0

-16,6

-7,0

71,4 81,1 6,8

0,0

0,0

0.0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0.0

-6,8

-13,0

-13,0

-13,0

0,0

0,0 -1.813.0 -1.832,8

-1.910,4 -1.969,2

Extrapolatie

0,0

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

-74.8

159.3 -1.819.7 -1.845,8

-1.923,4 -1.982.2

Stand miljoenennota 1994

1.650,7

1.922.1

0.0

0.0

0.0

0.0

0.0

Bijlage 6

226

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

RIJKSWEGENFONDS

NIET-BELASTINGONJVANGSTEN

Stand miljoenennota 1993

129,7

82,3

102,2

91,3

129,9

149,7

Mee-en tegenvallers:

bijdragen van derden

-32,2 diversen

9,5

-22,7

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Desalderingen:

"wijkertunnel

81,1 diversen

6,8

-6,8

-13,0

-13,0

-13,0

0,0

87,9

-6,8

-13,0

-13,0

-13,0 Overboekingen:

'

naar infrafonds

-95,5

-78,3

-116,9

-136,7 diversen

0,0

0,0

-95,5

-78,3

-116,9

-136,7

Extrapolatie

0,0

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

-22,7

87,9

-102,2

-91,3

-129,9

-149,7

Stand miljoenennota 1994

107.0

170,2

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Toelichting

Algemeen Met ingang van 1 januari 1994 gaan het Rijkswegenfonds en het Mobiliteitsfonds op in het Infrastructuurfonds (zie toelichting aldaar).

Uitgaven

Desalderingen Het privaat gefinancierde deel van de Wijkertunnel wordt voor 1993 als uitgave en ontvangst op de begroting voor het Rijkswegenfonds verantwoord. Voor 1994 en verdere jaren vindt deze verwerking plaats bij het Infrastructuurfonds.

Overboekingen Omdat het Rijkswegenfonds per 1 januari 1994 opgaat in het Infrastructuurfonds, worden zowel de uitgaven als de niet-belastingontvangsten na 1993 overgeboekt naar het Infrastructuurfonds.

Nietbelastingontvangsten

Desa/deringen Zie toelichting uitgaven.

Bijlage

227

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

MOBILITEITSFONDS

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

bijdragen aan lagere overheden diverse projecten diversen

Beleidsmatige mutaties:

nvw: toevoeging voordelig saldo 1992 bij 7 novemberbrief toevoeging voordelig saldo 1992 bij voorjaarsnota 1993 diversen

0 verboekingen

"naar infrafonds

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

227,7

188,6

160,6

135,4

139,8

7,8

-54,5 -37,0 3,8

-«7,7 0,0

-«7,7

0,0

91,1 0,0

0.0

37,0

55,7

-1,6

0,0

0,0

0.0

-160,6

-135,4

-139,8

0,0

0,0

0,0

91.1

-160,6

-135,4

-139,8

0,0

-7,8

0,0

-160,6

-135,4

-139,8

-7,8

-7.8

140,0

279,7

0.0

0,0

0,0

0,0

0,0

0.0

MOBILITEITSFONDS

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Mee en tegenvallers:

diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

2,6

2.6

2.6

2,6

0.0

0.0

0,0

0.0

0.0

0.0

0.0

0,0

0,0

0.0

0.0

0.0

0.0

0,0

0.0

0,0

0.0

Bijlage 6

228

INFRASTRUCTUURFONDS

U/TGAVEN

Mee-en tegenvallers:

Toelichting

Algemeen Met ingang van 1 januari 1994 gaan het Rijkswegenfonds en het Mobiliteitsfonds op in het Infrastructuurfonds (zie toelichting aldaar).

Uitgaven

Overboekingen Omdat het Mobiliteitsfonds per 1 januari 1994 opgaat in het Infrastructuurfonds, worden alle uitgaven na 1993 overgeboekt naar dit Infrastructuurfonds. 1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

diversen

Beleidsmatige mutaties:

"accijnsvoeding "motorrijtuigenbelasting diversen

Desalderingen:

"bijdrage van fes: mvesteringsimpuls "bijdrage van hoofdstuk VenW "bijdragen van derden "wijkertunnel diversen

Overboekingen:

'

van aanvullende post mdexering mrb 'van het mobiliteitsfonds 'van het rijkswegenfonds 'van verkeer en waterstaat diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

-12,0

5,0

5,0

5,0

0,0

0.0

0.0

0,0

0.0

0.0

0,0

-12,0

825,4 -6,7 16,5

0,0

835.2 9,5

5.0

840,0 -63,2

776,8

5,0

851,7 -64,7

787,0

7,5

10,7

5,0

865,1 -66,2

798,9

508,0

935,0

908,0

991,02168.6

2432,5

2.527,1

2589,6 -3,0

49,0 144,5

169,2

83,4

6,1

0.0

2.830.6

3.544.2

3.526.2

3.635.7

62,0

62,0

62,0

62.0 160,6

135,4

139,8

7,81812,2

1832,8

1.910,4

1.969,2 112,8

165,2 25,7

14,4

6,8

8,1

0.0

2.060,5

2.044,6

2.231,8

2.212.3

0,0

5.714.4

6.370,6

6.550.1

6.651.9

6694,2

0.0

5.714,4

6.370.6

6.550.1

6.651.9

6.694,2

Bijlage 6

229

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

INFRASTRUCTUURFONDS

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Desalderingen:

"bijdrage van fes: investeringsimpuls 'bijdrage van hoofdstuk verkeer en waterstaat "bijdragen van derden

"wijkertunnel diversen

Overboekingen:

"van het rijkswegenfonds diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

508,02168,6 144,5 9,5

935,0 2.432,5 169,2 7,5

908,0 2.527,1 -3,0 83,4 10,7

991,0 2.589,6 49,0 6,1

0,0

0,0

2.830,6

3.544,2

3.526.2

3.635,7

92,0 28,4

74,8 17.9

0,0

0,0

0,0

120,4

92,7

113.1 10,3

123,7

133,2 11,6

144,8

0,0

2.951,1

3.636,9

3.650,0

3.780,5

3.758,9

0,0

0.0

2.951,1

3.636.9

3.650.0

3.780,5

3.758,9

Toelichting

Algemeen Met ingang van de begroting 1994 wordt het Infrastructuurfonds ingesteld. Dit leidt tot een groot aantal mutaties dat verband houdt met de voeding van het fonds uit accijnzen op benzine en diesel, uit de overheveling van de budgetten van het Rijkswegenfonds en het Mobiliteitsfonds met ingang van 1994 en uit bijdragen van Verkeer en Waterstaat en het Fonds Economische Structuurversterking.

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties Conform de instellingswet zullen de uitgaven van het Infrastructuurfonds worden gedekt uit minimaal 10% van de opbrengst van de accijnzen op benzine en diesel. De (endogene) groei in deze accijnsvoeding leidt tot extra uitgaven (en ontvangsten) op het Infrastructuurfonds vanaf 1994. De veranderingen in de ontvangsten van de motorrijtuigenbelasting leiden tot veranderingen in de uitgaven. Deze zijn enerzijds het gevolg van de volumegroei van de motorrijtuigenbelasting en anderzijds van de compensatie van de sector wegvervoer voor de verhoging van de dieselaccijns.

Desalderingen De investeringsimpuls in infrastructuur, ad 4,25 miljard in de periode 1994-1998, wordt gefinancierd uit een bijdrage ten laste van de begroting van het Fonds Economische Structuurversterking (FES).

Bijlage 6

230

FONDS ECONOMISCHE STRUCTUURVERSTERKING

Een belangrijk deel van de uitgaven van het Infrastructuurfonds wordt gedekt uit een bijdrage van Verkeer en Waterstaat. Deze bijdrage is afkomstig uit artikelen met een investeringskarakter die tot en met 1993 op de begroting van Verkeer en Waterstaat voorkwamen. De 10% opbrengst van de accijnzen op diesel en benzine is op deze bijdrage in mindering gebracht (zie ook beleidsmatige mutaties en de toelichting bij Verkeer en Waterstaat). De bijdragen die van derden worden ontvangen ten behoeve van investeringsprojecten zijn bijgesteld. Dit is het gevolg van de investeringsimpuls en het later openstellen van de Wijkertunnel. Omdat het Rijk als intermediair fungeert bij de betalingen van het privaat gefinancierde deel van de Wijkertunnel, zijn deze uitgaven in de begroting opgenomen. Deze uitgaven worden gedekt door even grote ontvangsten afkomstig van de private financier.

Overboekingen De overboekingen naar het Infrastructuurfonds betreffen voornamelijk uitgaven die tot en met 1993 op andere begrotingen voorkwamen en die werden gedekt uit de opbrengst van de Motorrijtuigenbelasting. Het gaat om uitgaven van het Rijkswegenfonds, het Mobiliteitsfonds en Verkeer en Waterstaat. De bedragen afkomstig van Verkeer en Waterstaat betreffen geraamde uitgaven ten behoeve van het Structuurschema Verkeer en Vervoer, die werden gedekt uit de toeslag Motorrijtuigenbelasting voor het Mobiliteitsfonds. Tenslotte is er in verband met prijsontwikkelingen sprake van een overboeking van structureel 62 miljoen met ingang van 1994 van de aanvullende post indexering infrastructuurtoeslag motorrijtuigenbelasting naar het Infrastructuurfonds.

Nietbelastingontvangsten

Desalderingen Zie toelichting uitgaven.

Overboekingen De niet-belastingontvangsten van het Rijkswegenfonds worden met ingang van 1 januari 1994 overgeboekt naar het Infrastructuurfonds.

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

UITGAVEN

Beleidsmatige mutaties

'bijdrage tbv verkeer en vervoer (naar infrafonds) "bijdragen tbv bodemsanering "bijdragen tbv kennisinfrastructuur "bijdragen uit extra export aardgas diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

508.0

935,0

908.0

991,0

61,0 31,0

110,0 55,0 525,0

128,0 64,0 700,0

73,0 36.0

775.0

0.0

0,0

600,0

1.625.0

1.800.0

1.875,0

1 900,0

0,0

0,0

600.0

1.625,0

1.800,0

1.875.0

0.0

0.0

600.0

1.625.0

1.800.0

1.875,0

1.900.0

Bijlage 6

231

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

FONDS ECONOMISCHE STRUCTUURVERSTERKING

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Overboekingen

"ontvangsten extra export aardgas (van ez) diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

700,0

700.0

800,0

0.0

0.0

0,0

700.0

700.0

800,0

0,0

0,0

0,0

700.0

700.0

800,0

800,0

0.0

0.0

0.0

700.0

700,0

800.0

800,0

Toelichting

Algemeen Met ingang van de begroting 1994 wordt het Fonds Economische Structuurversterking ingesteld. Dit fonds wordt gevoed uit de gelden die in het kader van de begrotingvoorbereiding 1994 zijn vrijgemaakt voor een extra investeringsimpuls (5 miljard in de jaren 1994-1998), alsmede uit de ontvangsten van extra export van aardgas, de ontvangsten uit Common Area en andere voor het fonds te bestemmen ontvangsten. Gezien de onzekerheid wat betreft de omvang en het tijdstip waarop de Common Areagelden ontvangen zullen worden, zijn deze als pm-post geraamd. De uitgaven voor de investeringsimpuls van 5 miljard worden, voorzover nodig, voorgefinancierd uit de vervroegde aflossingen van woningwetleningen die verantwoord worden op de begroting van VROM. Het Fonds Economische Structuurversterking is een zogenaamd «verdeelfonds», dat wil zeggen dat uitsluitend bijdragen ten behoeve van bepaalde projecten aan betrokken begrotingshoofdstukken en -fondsen zullen plaatsvinden. Derhalve zullen vanuit dit Fonds geen rechtstreekse betalingen geschieden.

Beleidsmatige mutaties De eerste drie mutaties hebben te maken met de gelden van de extra-investeringsimpuls ad 5 miljard die bestemd zijn voor bijdragen ten behoeve van investeringen op het terrein van het verkeer en vervoer, bodemsanering en kennisinfrastructuur. Daarnaast zijn er gelden voor investeringen vrijgemaakt uit de extra export van aardgas (in de verplichtingensfeer rekening houdend met een buffer van 25% als toegelicht in de ontwerpbegroting 1994 van het fonds). De gelden voor verkeer en vervoer zijn inmiddels, via een bijdrageconstructie, toegevoegd aan de begroting van het Infrastructuurfonds (zie ook toelichting Infrastructuurfonds). Zodra de besluitvorming is afgerond over de overige projecten (onder andere bodemsanering en kennisinfrastructuur) zullen deze in de vorm van een bijdrageconstructie worden toegevoegd aan de desbetreffende begrotingen.

Bijlage 6

232

Nietbelastingontvangsten

Overboekingen In verband met het instellen van het Fonds Economische Structuurversterking worden de uitgaven, die uit de ontvangsten van de extra export van aardgas zullen worden gefinancierd (nu nog opgenomen in de aanvullende post «Reservering aanwending gasbaten»), overgeboekt naar de begroting van het Fonds.

AANVULLENDE POSTEN

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

AANVULLENDE POST NOMINALE BIJSTELLING AKW

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

bijgestelde mev en cep

Beleidsmatige mutaties

'

geen indexatie in 1994 'bijstelling premiepercentages/ belastingtarieven geen indexatie per januari 1993 diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

0.0

177,4

444,8

664,1

912.1

1.169,6

-75.0

-204,0

-218,0

-333,0

-344,0

-95,0 -5,4

-125,0 -8,8

-125,0 -13,0

-125,0 -6,0

0.0

0,0

0.0

136.1

292,1

0.0

-75.0

-204.0

-218,0

-333,0

-344,0

-65,0

-140,0

-140,0

-140,0

-2,0

-^2,0

-32,0

-16,0

-21,0

-125,0 1,0

0,0

-102,4

-240.8

-310,0

-287,0

-285,0

0.0

-177.4

-444.8

-528.0

-«20,0

-629,0

850,0

540.6

850,0

Toelichting

Beleidsmatige mutaties De regering heeft besloten om voor 1994 de sociale uitkeringen niet te indexeren. Door bijstellingen van de premiepercentages en belastingtarieven hebben er aanpassingen op de aanvullende post plaatsgevonden.

Bijlage 6

233

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

AANVULLENDE POST NOMINALE BIJSTELLING GPF

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers

"nominale bijstelling gf/pf nominale bijstelling gf/pf diversen

Beteidsmat/ge mutaties

"integrale benadering arbeidsvoorwaarden diversen

Overboekingen:

"naar gf: voorlopige vaststelling nominale compensatie 1994 "naar pf: voorlopige vaststelling nominale compensatie 1994 naar gf: nacalculatie nominale compensatie 1992

van gf: nominale compensatie 1993 diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

0,0

191,2

793,4

1.432,3

2.102,8

2.800,6

69,2

-104,1

-79,3

-56,7

6,1 -338,2

-409,8

-767,6

-919,4

-908,7

0,0

0.0

0,0

0,0

267,7 5,9

-132,8

-132,8

-132,8

-132,8

204,7 5,9

204,7 5,9

204,7 5,9

0,0

-269,0

-513,9

-846,9

-976,1

-902,6

-80,0

-160,0

-240,0

0,0

-80,0

-160,0

-240,0

-319,4

-319,4

-319,4

-319,4

-37,9

-37,9

-37,9

-37,9

-132,8 204,7 5,9

77,8

-279,5

-279,5

-279,5

-279,5

-191,2

-793,4 -1.206,4 -1.415,6 -1.422,1

2.345,5

0,0

0.0

0,0

225,9

687,2

1.378,5

2.345,5

Toelichting

Uitgaven

Mee-en tegenvallers Ten opzichte van de Voorjaarsnota 1993 is er sprake van een stijging in 1993 van de aanvullende post nominale bijstelling GF/PF met 69,2 miljoen. In 1994 is ten opzichte van de Voorjaarsnota sprake van een daling van 104,1 miljoen wijzigend in een stijging vanaf 1997. De daling wordt met name veroorzaakt door een lagere raming van de loonvoetstijging in 1994. De daling na 1994 wordt gedempt door een aanzienlijke verandering van de basis van het Gemeentefonds als gevolg van de voorgenomen overheveling van de middelen voor de huisvesting van het basisonderwijs, het speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs naar

Bijlage 6

234

het Gemeentefonds. Daar komt in 1998 de wijziging in de normensystematiek van de ABW bij.

Beleidsmatige mutaties De regering heeft besloten met ingang van 1995 over te gaan tot een integrale benadering van de apparaatsuitgaven van de overheid. Voor een meer uitvoerige toelichting wordt verwezen naar de aanvullende post loonbijstelling. De effecten van de integrale benadering ruimte arbeids-voorwaarden voor het Gemeentefonds en het Provinciefonds te zamen bedragen -80 miljoen in 1995 oplopend tot -240 miljoen in 1997 (-320 miljoen in 1998).

Overboekingen De nominale compensatie 1994 voor het Gemeentefonds wordt op basis van gegevens uit ae MEV 1994 voorlopig vastgesteld op 319,4 miljoen, die van het Provinciefonds op 37,9 miljoen.

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

AANVULLENDE POST GROTE EFFICIENCY

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee en tegenvallers: diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de rniljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

0,9

-0,9

-0,9

0,9

-0,9 0,0

0,0

0,9

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0.0

0,0

0.0

-0,9

0,9

0,0

0,0

0.0

0,0

0.0

0,0

0,0

0,0

0.0

0,0

AANVULLENDE POST ZIEKTEVERZUIM EN WACHTGELDEN

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Beleidsmatige mutaties:

'

nadere vaststelling wachtgeld effecten bij departementen algemene reserve wachtgelden 7 november brief uitstel tba diversen

0,0

25,1

40,8

101,6

137,3

152,3

-36,6

25,0

55,0

65,0

80,0

40,0

55,0

55,0

85.0

80,0 -8.0

2,0

-2,0

19,0

52,0

0,0

-4,6

82,0

108,0

169,0

212,0

Bijlage 6

235

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

Overboekingen

'naar o&w: wachtgelden diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

-5.5

-28,5

-34,6

-55,1

-57,6 -9,7

-6,2

-4,5

-2,4

0,0

-5,5

-38,2

-40,8

-59,6

-60,0

0,0

-10,2

43,8

67,2

109.4

152,0

0,0

14,9

84,6

168,8

246,7

304,3

314,2

314,2

Toelichting

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties In de Voorjaarsnota 1993 is een reservering opgenomen voor de uitverdieneffecten (namelijk door extra wachtgeldverplichtingen) van ombuigingsmaatregelen in het kader van de begrotingsvoorbereiding 1994. Toen is ook aangekondigd dat de uitdeling naar de verschillende begrotingshoofdstukken pas plaats zou vinden wanneer de precieze omvang van de effecten bij de verschillende departementen bekend zou zijn. Inmiddels bestaat hier meer duidelijkheid over zodat nu nauwkeuriger kan worden vastgesteld welke bedragen zijn gemoeid met de uitverdieneffecten. Dit resulteert in een neerwaartse aanpassing van de reservering voor 1993 met 36,6 miljoen gulden en een geleidelijke opwaartse mutatie voor de latere jaren (oplopend tot 80 miljoen gulden in 1997).

Overboekingen De overboeking naar het begrotingshoofdstuk van Onderwijs en Wetenschappen (28,5 miljoen gulden in 1994, oplopend tot 57,6 miljoen in 1997) vloeit voort uit de toepassing van de regels budgetdiscipline arbeidsvoorwaarden collectieve sector, die inhouden dat wachtgeldeffecten als gevolg van algemene ombuigingstaakstellingen generaal worden gecompenseerd. De wachtgeldeffecten zijn het gevolg van ombuigingen die voortvloeien uit de besluitvorming met betrekking tot de begrotingsvoorbereiding 1994.

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

AANVULLENDE POST DECENTRALISATIE-IMPULS

UITGAVEN Stand miljoenennota 1993

Beleidsmatige mutaties:

'besparingsverlies o&w 'bespanngsverlies szw wsw "saldo di kasschuif di diversen

255.8

-273,5

-540,2

-504,9

-504,9

-504,9

-255,8

-255,8

255,8 16,7

272,5

77.6 120.0 6,1

199,5

65,6 101.0 -32,9 -4.0

129,7

118,0 95.0 -31,0 -4.0

178,0

85,0 86.0 -38,8

132,2

Bijlage 6

236

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

Overboekingen:

"van o&w decentralisatie "van provinciefonds akkoord ipo "van szw wsw

"szw wsw loonbijstelling "van v&w diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

0,0

-255,8 0.0

1,0

1.0

100,0 31,0 130,0 50,0 29,7

115,0 31,0 139,0 10,0 50,0 30,2

61,0 28,5 132,0 23,0 50,0 32,5

98,0 28,5 123,0 41,0 50,0 32,2

340,7

273,5

540,2

0,0

0,0

375,2

504,9 0,0

327,0

504,9 0,0

372,7

504,9 0,0

0,0

0,0

Toelichting

Algemeen In de Tussenbalans was een structurele taakstelling van 550 miljoen opgenomen in verband met de Decentralisatielmpuls (Dl). In de Miljoenennota 1993 was nog slechts een beperkt deel daarvan definitief ingevuld en op de onderscheiden begrotingshoofdstukken verwerkt. In de Miljoenennota 1993 bleef derhalve een omvangrijke nog in te vullen taakstelling in de aanvuliende post staan. Inmiddels zijn over alle onderdelen van het decentralisatiedossier beslissingen genomen en heeft volledige budgettaire verwerking van het dossier plaatsgevonden. Dit leidt tot mutaties op een aantal begrotingshoofdstukken en begrotingsfondsen en de aanvullende post. De aanvullende post/nog openstaande taakstelling in verband met Dl wordt hiermee opgeheven. Uiteindelijk is gebleken dat grosso modo zou kunnen worden gesteld dat op titel van decentralisatie structureel voor ongeveer 200 miljoen aan «directe» besparingen kan worden gerealiseerd. Structureel diende derhalve voor een bedrag van circa 350 miljoen aanvullende compensatie te worden aangebracht. In de nabije jaren beloopt de noodzakelijke aanvullende compensatie -in verband met aanloopproblemen ongeveer 450 miljoen. Indien de op specifieke begrotingen (SZW, O&W en V&W) aangebrachte compensaties worden meegerekend, kan worden gesteld dat de structurele besparingen in verband met de Dl ongeveer 400 miljoen belopen. Het resterende bedrag van 150 miljoen is gecompenseerd via het generale beeld.

Een en ander betekent met betrekking tot de hiervoor weergegeven mutaties het volgende:

Beleidsmatige mutaties De reeks «besparingsverlies O&W» betreft het ten laste van het generale beeld gebrachte deel van de Dl-taakstelling op O&W-terrein. De reeks «besparingsverlies SZW/WSW» betreft het ten laste van het generale beeld gebrachte deel van de Dl-taakstelling op SZW/WSW-terrein. De reeks «saldo Dl» betreft de per saldo optredende mutaties in het generale beeld nadat alle besparings-en compensatiemutaties zijn

Bijlage 6

237

verwerkt. Structureel treedt een besparing op. Tegenover deze besparing staat een tegenvaller bij het Gemeente-en Provinciefonds in dezelfde orde van grootte in verband met het feit dat het volumeaccres toeneemt als gevolg van de Dl-overhevelingen naar de fondsen.

Overboekingen De reeks «O&W decentralisatie» betreft de overboeking van OenW in verband met decentralisatie van huisvesting onderwijs en volwasseneneducatie. De reeks «Provinciefonds akkoord IPO» betreft de overboeking van het Provinciefonds in verband met decentralisatie naar provincies. De reeks «SZW/WSW» betreft de overboeking van de begroting van SZW in verband met de Dl-taakstelling SZW/WSW. De reeks «SZW/WSW loonbijstelling» betreft de overboeking van de loonbijstelling WSW in verband met de Dl-taakstelling SZW/WSW. De reeks «van V&W» betreft de overboeking van V&W in verband met de Dl-taakstelling op het terrein van verkeer en vervoer.

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

AANVULLENDE POST VERKOOP STAATSDEELNEMINGEN

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Stand miljoenennota 1993

Mee en tegenvallers

0,0

625,0

-47,0

-47,0

194,7

-65,1

diversen

Beleidsmatige mutaties:

"ontvangst verkoop aandelen fokker 1e tranche verhoging taakstelling 1993 in verband met bijdrage daf verkoop aandelen vredestein verkoop warrants ing diversen

Overboekingen:

"naar aanvullende post te verdelen niet-belastingontvangsten diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

16,4

16,4

16,4

16,4

0,0

0,0

-156,1 100,0

-30,0 -33,6

0,0

-119,7

16,4

16,4

16,4

16,4

0,0

0,0

0,0

-505,4

30,6

30,6

-211,1

0,0

48,7

0,0

-505,4

30,6

30,6

-211,1

48,7

0,0

-625,0

47,0

47.0

-194,7

65,1

0,0

0.0

0,0

0,0

0,0

0.0

0,0

Bijlage 6

238

Toelichting

Nietbelastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties De ontvangst op het begrotingshoofdstuk van Economische Zaken van 156,1 miljoen uit hoofde van de verkoop aandelen Fokker 1e tranche dient ter invulling van de taakstelling bij de verkoop van staatsdeelnemingen 1993.

Overboekingen Met ingang van de Miljoenennota 1994 zullen de nog te verdelen niet-belastingontvangsten met een niet-CLD-karakter op één aanvullende post worden verantwoord. In verband hiermee worden de bij Miljoenennota 1994 resterende gelden op de aanvullende post Verkoop Staatsdeelnemingen overgeboekt naar de aanvullende post van de incidentele niet-belastingontvangsten met een niet-CLD-karakter.

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

AANVULLENDE POST PRIJSBIJSTELLING

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee en tegenvallers

"prijsontwikkelingen

"verlaging basisbedrag prijsbijstelling prijsontwikkelingen diversen

Overboekingen

"uitdeling prijsbijstellingstranche 1994 diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

0,0

0.0

0.0

0,0

0.0

0.0

1.237,9

2.562.8

3.968,5

5.387,6

-9,5

-19,8

-36,7 -14,1

-28,3

-47,4

-455,4

-1083,7

-1.761,7

-2177,6 5,3

5,4

5,4

5,4

0.0

-450,1 -1.101,9 -1.804,4 -2.256,3

-782,5

-800,3

-809,4

-817,3 -5,3

-5,4

-5,4

-5,4

0,0

-787,8

-805,7

-814,8

-822,7

0,0 -1.237,9 -1.907,6 -2.619,2 -3.079,0

3648,6

0.0

0.0

655.2

1.349,3

2.308.6

3.648,6

Toelichting

Uitgaven

Mee-en tegenvallers De prijsbijstellingstranche 1993 is reeds bij Miljoenennota 1993 uitgedeeld. Ten opzichte van de stand Miljoenennota 1993 hebben zich belangrijke macro-economische mutaties voorgedaan. Deze mutaties zijn

Bijlage 6

239

gelegen in veranderde inzichten in de prijsontwikkeling. Het basisbedrag, zijnde dat deel van de rijksbegroting dat wordt aangemerkt als gevoelig voor prijsontwikkelingen, is verlaagd. De verlaging van het basisbedrag hangt samen met de oprichting van het Infrastructuurfonds en het feit dat dit fonds voor een deel wordt gevoed uit de accijnzen op diesel en benzine.

Overboekingen Door het kabinet is besloten de prijsbijstellingstranche 1994 al tijdens de begrotingsvoorbereiding 1994 uit te delen. Tegenover deze uitdeling staat een ombuiging conform de prijsbijstellingssleutel 1994, die op de begrotingshoofdstukken is ingeboekt.

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

AANVULLENDE POST LOONBIJSTELLING

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee en tegenvallers:

"premie-ontwikkeling macro mutaties meevaller interim diversen

Beleidsmatige mutaties:

'arbeidsvoorwaarden collectieve sector "bevriezing inkomens niet-pggmdeel g + g-sector "bevriezing inkomens rijksoverheid "efficiencytaakstelling g&g-sector "integrale benadering arbeidsvoorwaarden 1995 "integrale benadering arbeidsvoorwaarden 1996 "integrale benadering arbeidsvoorwaarden 1997 abpcomplex 6%-correctie abp 7-november brief: arbeidsvoorwaarden collectieve sector 1993 ruimte g + g-sector 1993 diversen

407,0

2.154,9

4.320,0

6.899,0

9.574,0 12.249,0

-195,0

-90,0

-80,0

-70,0 -460,0

-1.675,0

-2.590,0

-3.020,0 -30,0

-30,0

-30,0

-30,0 11,9

14,7

14,4

14,4

-29,9

-29,9

-25,0 7,3

-17,7

-673,1 -1.780,3 -2.685,6 -3.105,6

280,0

-1 175,0

285,0

420,0 -105,0

-875,0 -43,1

331,0 -20,0 -1 410,0

335,0 -105,0

-1 170,0 -43,1 -395,0 550,0 -33,0 -1 .420,0

340,0 -105,0

-1.175,0 -43,1 -395,0 -395,0

743,0 -45,0 -1 .425,0

340,0 -105,0

-1.180,0 -43.1 -395,0 -395,0 -395.01019,0 -61,0 -1 425,0

285,0

285,0

285,0

285,0

0,0

-610,0 -1.417,1 -1.996,1 -2.215,1 -2.355,1

Bijlage 6

240

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

Overboekingen:

"naar decentralisatie-impuls (wsw-ers) "taakstelling ziekteverzuim departementen "taakstelling ziekteverzuim onderwijzend personeel "uitdeling loonbijstelling 1993 koopkrachtreparatie a.g.v. plansimons loonbijstelling departementen correcties loonbijstelling v&w waggs diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

-8,0 50,0

50,0 100,0

100,0

-19,0

-34,0 50,0

50,0 100,0

100,0

-262.3 -110,0 -4,9

-680,0 -112,1 -101,5 -35,6 -23,1

-782,7 -112,1 -116,1 -35,6 -27,0

-782,8 -112,1 -112,9 -35,6 -32,9

-784,8 -112,1 -112,6 -35,6 -98,9

-785.6 -112,1 -112,6 -35.6 -45,9

-377,2

-952,3

-923,5

-934,3

-953,0

-975,8

-407,0 -1.579,9 -3.013.7 -4.710,6 -5.853,7 -6.436,5

8.338,4

0.0

575,0

1.306,3

2.188.4

3.720,3

5.812,5

8.249,4

Toelichting

Uitgaven

Mee-en tegenvallers De raming van de premie-ontwikkeling in 1994 in de overheids-en de g + g-sector is bijgesteld op grond van het nieuwe premiebeeld van het Centraal Planbureau. Dit leidt tot een verlaging van de aanvullende post met 150 miljoen in 1994, aflopend naar 70 miljoen in 1997.

Beleidmatige mutaties Het kabinet heeft besloten extra ruimte ter beschikking te stellen om de totstandkoming van een accoord, voor de periode van 1 april 1993 tot 1 april 1995, tussen de overheidswerkgevers en de bonden van overheidspersoneel in de verschillende sectoren te bevorderen. Het gaat om een bedrag van 280 miljoen in 1993, oplopend tot 340 miljoen gulden structureel. Zoals reeds in de Voorjaarsnota 1993 is aangekondigd, is besloten tot een efficiencytaakstelling voor 1994 (met structurele doorwerking). Deze maakt deel uit van het voortdurende streven van het kabinet om te komen tot een soberder en efficiënter werkende collectieve sector. De g + g-sector deelt, als onderdeel van de collectieve sector, met een bedrag van circa 43 miljoen gulden evenredig mee in deze taakstelling, die overeenkomt met 0,35% van de loonsom, voor zover deze op de Rijksbegroting drukt. De taakstelling is verwerkt door middel van een korting op de in 1994 uit te delen loonbijstelling voor de g + g-sector. Het kabinet heeft voorts besloten tot een integrale benadering van de arbeidsvoorwaarden in de collectieve sector vanaf 1995. Deze benadering houdt in dat de verschillende sectoren meer mogelijkheden krijgen om met behulp van geïntegreerde apparaatsbudgetten zelf afwegingen te maken op welke wijze zij hun bedrijfsvoering vorm willen geven. Daarbij gaat het kabinet ervan uit dat de verschillende sectoren een eigen inverdiencapaciteit hebben waar het gaat om de financiering

Bijlage 6

241

van de verbetering van de arbeidsvoorwaarden van het personeel binnen die sectoren. Deze capaciteit wordt geraamd op 0,7% van de loonsom. Dit percentage is derhalve in mindering gebracht op de verschillende tranches van de loonbijstelling voor zowel de overheidsals de g + g-sector vanaf 1995. Dit leidt tot een daling van de aanvullende post vanaf 1995 met jaarlijks 395 miljoen gulden.

Het kabinet meent dat het, gelet op de moeilijke economische en budgettaire situatie, noodzakeiijk is om de lijn van versobering en efficiencyvergroting in de collectieve sector voor 1994 te vertalen in een nullijn voor de ruimte voor verbetering van de arbeidsvoorwaarden in die sector. Voor het PGGM-deel van de g + g-sector is reeds bij Voorjaarsnota besloten, gelet op de beschikbaar gestelde ruimte van tweemaal 3% voor de jaren 1992 en 1993, tot een nullijn voor 1994. Derhalve is, voor wat betreft de g + g-sector, nu alleen een mutatie voor het niet-PGGM-deel opgenomen. De nullijn voor dit deel komt overeen met 105 miljoen. In de aanvullende post loonbijstelling is alleen het effect op de rijksoverheidssectoren (875 miljoen in 1994, oplopend tot 1180 miljoen gulden in 1997) weergegeven. Via de gebruikelijke nominale systematiek geldt ook voor de lagere overheden de nullijn.

Overboekingen In het kader van de BDD-operatie (Budgetfinanciering, Decentralisatie en Deregulering sociale werkvoorziening) is besloten de loonbijstelling voor het personeel van de sociale werkvoorziening niet meer integraal te vergoeden. De besparing (van 8 miljoen in 1995, oplopend tot 34 miljoen gulden in 1997) die daaruit voortvloeit op de aanvullende post loonbijstelling is overgeboekt naar de aanvullende post decentralisatie-impuls, omdat de BDD-operatie daar onderdeel van uitmaakt. De derde tranche van de ziekteverzuimtaakstelling van 0,5% voor de departementen, die voortvloeit uit de Tussenbalans, stond als een minpost geparkeerd op de aanvullende post loonbijstelling. De tranche is nu tegelijkertijd met de uitdeling van de loonbijstelling 1993 over de begrotingshoofdstukken verdeeld, naar rato van het feitelijke ziekte verzuim bij ieder departement. De uitdeling wordt zichtbaar door een positieve mutatie van 50 miljoen gulden in de aanvullende post (ter compensatie van de bij de Tussenbalans opgenomen minpost). De derde tranche van de ziekteverzuimtaakstelling van 0,5% voor het onderwijspersoneel (zie voor een verdere toelichting de bovenstaande mutatie) is aan het hoofdstuk van O&W toegedeeld. Een deel van deze tranche zal bij Voorjaarsnota 1994 worden overgeboekt naar het hoofdstuk van LNV (agrarisch onderwijs). Tenslotte is de reguliere jaarlijkse loonbijstelling overgeboekt. De bijstelling (uit hoofde van de tranche 1993) bestaat voor wat betreft de overheidssector uit de mutatie in de arbeidsvoorwaarden (1% per 1 januari 1993), de gebudgetteerde incidentele loonontwikkeling voor 1994 en de premiemutaties in 1993. Voor de g + g-sector is een ruimte, bestaande uit initiële en incidentele loonontwikkeling alsmede uit premiemutaties, conform het ruimtebesluit ingevolge de WAGGS of daarvan afgeleide regelingen, aan de begrotingshoofdstukken toegevoegd.

Bijlage 6

242

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

AANVULLENDE POST HERSTRUCTURERINGSMIDDELEN

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers: diversen

Beleidsmatige mutaties: diversen

Overboekingen:

'naar o&w: Isopakket van biza: meevaller weduwnaarspensioen diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

6,7

-3,4

-3,4

-1.8

-1,8

-1.6

-1,6

-6,7

51,7 0,0 1,8

1,8

0,0

-17,7

-16,0 35,7

94,1 0,0

0,0

-58,4

-58,5 35,6

133,7 0,0

0.0

183,5

233.5

0,0

0,0

-83,1

-83,0

-104,2

0,0

5,6

5,6

-15,0 28,1 -30,8

-38,0 24,5 -44,9

-58,0 24,6 -49,7

-78,0 24,8 -51,1

-78,0

25,0 -52,0

-104,3

-105,0

50,7

79,3

-99,4

134,1

198,1

198,1

Toelichting

Uitgaven

O verboekingen Ten behoeve van de verbetering van de arbeidsvoorwaarden van het onderwijspersoneel, voortvloeiende uit de resultaten van het zogenaamde loonstructuuronderzoek (iso), heeft de minister van Onderwijs en Wetenschappen een accoord gesloten met de bonden van onderwijspersoneel. Uit de aanvullende post herstructureringsmiddelen is een bijdrage aan de financiering van dit accoord overgeboekt van 15 miljoen in 1993, oplopend tot 78 miljoen gulden structureel. Dit komt overeen met het loonsomevenredige deel van het onderwijspersoneel in het totaal van de herstructureringsmiddelen.

Bijlage 6

243

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

AANVULLENDE POST KOPPELING UITKERINGEN

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

afronding en technische correctie meevallende loonontwikkelling ontwikkeling uitkeringen diversen

Beleidsmatige mutaties:

"bevnezing uitkeringen 1994

'bijstellingen premiepercentages/ belastingtarieven diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

0.0

224,0

664.0

1.150.7

1.678,1

1.927.8

-7,0

53,5 -161,0

-407,5 -111,0

-111,0

-9,0

-29,0

-109,0 -648,0

-770,0

-498,0

-111,0

-111,0

-111,0

0,0

-279,0

-465.0

-768,0

-910,0

-718,0

-118,0 55,0

-7.0

-164,0

-164,0

-164,0 17,3

-94,1

-109,8

0,0

55,0

-125,0

-146,7

-258,1

-273,8

0.0

-224.0

-590,0

-914,7 -1.168.1

-991.8

1.217.0

0.0

0.0

74,0

236,0

510.0

936.0

1.217,0

Toelichting

Beleidsmatige mutaties Het kabinet heeft besloten om voor 1994 de sociale uitkeringen niet te indexeren. Door bijstellingen van de premiepercentages en belastingtarieven hebben er aanpassingen op de aanvullende post plaatsgevonden.

Bijlage 6

244

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

AANVULLENDE POST INDEXERING WSF

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers: diversen

Beleidsmatige mutaties:

'

bevriezen tranche 95 "volumemutatie diversen

Overboekingen:

'naar o&w bevriezingscomponent 1997 en 1998 "naar o&w tranche 1993 "naar o&w tranche 1994-1 diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

0.0

72.2

147,7

228,6

308.0

383.5

9,2

-6,0

-24,0

-9,6

-28,8

0.0

-8,6 0,8

0,0

-7,8

-64,2 -9,5

0.0

0.0

0.0

-6,4 -22,4

-28,8

-63,9 -39,5 -9,4

-53,3 -14,2 -25,0

-92.5

-63,6 -39,2 -9,3

-52,9 -6,6 -38,6

-98,1

-63,0 -38,8 -9,0

9,2

-6,0

-24,0

-9.6

-28,8

-51,5 25,4 -29,0

-55.1

-49,9 -62,3 -38,2 -1,6

-73,7

-112,8

-112,1

-110.8

-152,0

-72.2

-147,7

-228,6

-218,4

-236,0

0,0

0.0

0.0

89.6

147,5

255,7

255.7

Toelichting

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties De bevriezing van de Studiefinanciering tranche 1995 vloeit voort uit het Kabinetsbesluit om voor 1994 uit te gaan van de nullijn; dit werkt met de gebruikelijke vertraging door. Voorts is er sprake van een bijstelling van de raming indexatie Studiefinanciering op basis van onder meer nieuwe gegevens over het aantal geraamde studenten.

Overboekingen De overboeking van de aanvullende post Indexatie Studiefinanciering naar het begrotingshoofdstuk van Onderwijs en Wetenschappen, welke verband houdt met de bevriezing van de basisbeurs in 1997 en 1998, vindt plaats als onderdeel van de versobering van de Wet op de Studiefinanciering. Daarnaast worden de tranches 1993 en 1994 (1 e halfjaar) voor de Indexering Studiefinanciering van in totaal 80,5 miljoen in 1993, oplopend tot 100,5 miljoen in 1997, overgeboekt van de aanvullende post Indexering Studiefinanciering naar het hoofdstuk van Onderwijs en Wetenschappen.

Bijlage 6

245

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

BELASTINGAFDRACHTEN EG

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

'btw-afdrachten 'invoerrechten btw-afdrachten invoerrechten diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

7.308,0

7.716,0

8.289,0

8.721,0

9.172.0

9.659,0

-5,0 153,0

239,0 -100,0 -192,0 -225,0

-1 62,0

-100,0 -647,0 -285,0

-195,0 -100,0 -554,0 -330,0

-31,0 -100,0 -616,0 -360,0

-27,0 -100,0 -671,0 -400,0

-158,0

-278,0 -1.194.0 -1.179,0 -1.107,0

-1.198,0

-158,0

-278,0 -1.194,0 -1.179,0 -1.107,0 -1.198,0

8.897,0

7.150,0

7.438,0

7.095,0

7.542,0

8.065.0

8.461,0

8.897,0

Toelichting

Uitgaven

Mee-en tegenvallers De verhoging van de BTW-afdrachten in 1993 is het gevolg van de aanvullende en gewijzigde begroting 1993 die voorziet in extra landbouwuitgaven en extra afdrachten in verband met monetaire herschikkingen. Voorts zijn de BTW-afdrachten meerjarig bijgesteld als gevolg van de neerwaartse bijstelling van zowel de Nederlandse BTW-grondslag als de BTW-grondslag van de Gemeenschap. Daarnaast is rekening gehouden met terugbetalingen in 1994 en 1995. De neerwaartse bijstelling van de uitgavenraming voor invoerrechten met structureel 100 miljoen met ingang van 1993 is het gevolg van de bijgestelde ramingen met betrekking tot de import en wereldhandel. Deze mutatie in de afdracht aan de EG is financieringstekortneutraal, aangezien hiertegenover de ontvangen douanerechten (exclusief inningskosten) staan.

Bijlage 6

246

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

AANVULLENDE POST NADER TE BEPALEN UITGAVEN/TE VERDELEN OMBUIGINGEN

UITGAVEN Stand miljoenennota 1993

Beleidsmatige mutaties:

'invulling nader te verdelen maatregelen miljoenennota 1993 "naderte bepalen ombuigingen (prijsbijstelling) "nader te bepalen ombuigingen arbeidsvoorwaarden "evenredig aandeel GF/PF in nader te verdelen ombuigingen diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

0,0

0,0

-320,0

-320,0

-320,0

-320,0

320,0

320,0

320,0

320,0

-625,0

-1.335.0

-1.935.0

-438,4

-442,0

-444,2

-76,8

-132,3

-164,5 80,0

40,0

0.0

0,0

0,0

0,0

0.0

320.0

-740,2 -1.549,3 -2.223,7

320,0

-740,2 -1.549,3 -2.223,7

-2.618,7

0,0

0,0 -1.060,2 -1.869,3 -2.543.7 -2.618.7

Toelichting

Uitgaven

Beleidsmatige mutaties De vorig jaar in het kader van het beleidspakket inkomen en werkgelegenheid niet ingevulde structurele ombuiging van 320 miljoen vanaf 1994, in verband met de onzekerheden in de economische en monetaire ontwikkeling, is in het kader van de begrotingsvoorbereiding 1994 ingevuld. Als onderdeel van dit zelfde Voorjaarsnotapakket is, teneinde structureel de beoogde omvang van het ombuigingspakket te realiseren, als sluitstuk voor de rijksbegroting uitgegaan van het afboeken, respectievelijk beperken van de prijsbijstellingstranches 1996 respectievelijk 1997. Later heeft het kabinet besloten ook de prijsbijstellingstranche 1995 af te boeken. Het betreft hier overigens voorshands een technische verwerking; de hiermee gemoeide bedragen dienen te zijner tijd met nadere maatregelen, op grond van een nadere politieke prioriteitenstelling, te worden ingevuld. Daarnaast is tijdens de begrotingsvoorbereiding 1994 besloten tot het vrijmaken van extra ruimte voor de arbeids-voorwaarden in de collectieve sector. De compensatie van de kosten hiervan voor 1995 en latere jaren zal bij de begrotingsvoorbereiding 1995 worden verdeeld over de departementen en worden ingevuld. Het evenredig aandeel van het Gemeentefonds en het Provinciefonds in voornoemde ombuigingen is eveneens op deze aanvullende post verwerkt. Bijlage 6

247

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

AANVULLENDE POST INCIDENTELE NIET BELASTING-ONTVANGSTEN

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Stand miljoenennota 1993

Beleidsmatige mutaties:

"mcidentele maatregelen voorjaarsnota "nog te verdelen nader te verdelen diversen

Overboekingen:

'van aanvullende post verkoop staatsdeelnemingen diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

0,0

85,0

300,0

0.0

0,0

0,0

3.500,0

2.250,0 -1.735,0

1.479,4

139,0

-36,0

-36,0 1.625,0

-57,3

-57,3

-57,3

-57,3

0.0

-110,0

4.922.1

2.331,7

-93,3

-93,3

505,4

-30,6

-30,6

211,1

-48,7

0.0

505,4

-30,6

-30,6

211.1

-48,7

0,0

395,4

4.891,5

2.301.1

117,8

-142.0

-142,0

0,0

480,4

5.191,5

2.301,1

117,8

-142,0

-142,0

Toelichting

Nietbelastingontvangsten

Beleidsmatige mutaties Bij Voorjaarsnota is besloten tot taakstellingen in de sfeer van de niet-belastingontvangsten die niet tot de collectievelastendruk behoren met een budgettaire opbrengst van 3,5 miljard in 1994 (bovenop de nog openstaande incidentele taakstelling van 0,3 miljard in dat jaar uit de Miljoenennota 1993) en 2,25 miljard in 1995. Deze taakstellingen zijn thans verwerkt in de aanvullende post. In de Voorjaarsnota was op de aanvullende post daarenboven reeds een taakstelling verwerkt van circa 1,7 miljard aan incidentele maatregelen voor 1993. Op basis van nadere inzichten, voortvloeiend uit de begrotingsvoorbereiding 1994, is de raming voor 1993 fors neerwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota en de raming 1994 verhoogd.

Overboekingen Met ingang van de Miljoenennota 1994 zullen de incidentele taakstellingen in de sfeer van niet-belastingontvangsten die niet tot de collectieve lastendruk behoren, op één aanvullende post worden verantwoord. In verband hiermee worden de bij Miljoenennota 1994 resterende gelden op de aanvullende post Verkoop Staatsdeelnemingen overgeboekt naar deze aanvullende post Incidentele niet-belastingontvangsten.

Bijlage 6

248

AANVULLENDE POST RESERVERING AANWENDING GASBATEN

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers:

gasbaten diversen

Beleidsmatige mutaties:

'extra aardgas export kasschuif gereserveerde gasbatenmiddelen diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

110.0

0,0

730,0

800,0

-470,0

40,0

-30,0

0,0

0,0

-470,0

40,0

-30,0

0,0

-700,0

-700,0

-800,0

-110,0

110,0

-110,0

110,0

0,0

-700,0

-700,0

-800,0

-110,0

110,0

-470,0

-660,0

-730,0

-800,0

0,0

0,0

110,0

0,0

0,0

0,0

0.0

0,0

Toelichting

Uitgaven

Overboekingen In verband met het instellen van het Fonds Economische Structuurversterking (aanvankelijk genaamd het Aardgasbatenfonds) worden de uitgaven, die uit de ontvangsten van de extra export van aardgas zullen worden gefinancierd overgeboekt naar de begroting van het Fonds Economische Structuurversterking.

Bijlage 6

249

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

AANVULLENDE POST INDEXERING INFRASTRUCTUURTOESLAG MRB

UITGAVEN

"prijsontwikkeling motorrijtuigenbelasting diversen

Beleidsmatige mutaties:

infrastructuurtoeslag motorrijtuigenbelasting diversen

Overboekingen:

'prijsbijstelling naar het infrafonds diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

8,0

-24,0

-53,0

-53,0

0.0

0,0

8,0

-24,0

54,0

109,0 -1,0

-53,0

165,0 -3,0

-53,0

222,0 -3,0

0,0

0,0

54,0

108,0

162,0

219,0

-62,0

-62,0

-62,0

-62,0

0,0

0.0

-62,0

-62,0

-62.0

-62.0

0.0

0,0

0.0

22.0

47.0

104.0

162,0

0,0

0,0

0.0

22.0

47,0

104,0

162,0

Toelichting

Uitgaven

Mee-en tegenvallers De macrobijstelling op deze aanvullende post is het gevolg van de nieuwe raming van de voor de Motorrijtuigenbelasting relevante prijsontwikkeling.

Overboekingen De prijsbijstellingstranche 1994 is overgeheveld naar het Infrastructuurfonds.

Bijlage 6

250

CONSOLIDATIE

1992

1993

1994

1995

1996

19971998

UITGAVEN

Stand miljoenennota 1993

Beleidsmatige mutaties:

bijstelling consolidatie diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

CONSOLIDATIE

-800.1

-981,7

-982,8

-983,5 -1.098,3

-1.098,3

-439,3

24,8 -2.545,5

-3.225,0

-3.170,1

-3.313,6

-439,3

24,8 -2.545,5 -3.225,0 -3.170,1 -3.313,6

-439,3

24,8 -2.545,5 -3.224,9 -3.170,0 -3.313,5

-4.477,8

-1.239,4

-956,9 -3.528,2 -4.208,4 -4.268.3 -4.411,8 -4.477,8

NIET-BELASTINGONTVANGSTEN

Stand miljoenennota 1993

Mee-en tegenvallers: diversen

Beleidsmatige mutaties:

bijstelling consolidatie diversen

Extrapolatie

Totaal mutaties na de miljoenennota 1993

Stand miljoenennota 1994

-800,1

-981,7

-982,8

-983,5 -1.098,3

-1.098,3

0.0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

-439,3

24,8 -2.545,5

-3.225,0

-3.170.1

-3.313,5

-439,3

24,8 -2.545,5 -3.225,0 -3.170,1 -3.313,5

-439,3

24,8 -2.545,5 -3.224.9 -3.170,0 -3.313,5

-4.477,8

-1.239,4

-956,9 -3.528.2 -4.208,4 -4.268.3 -4.411,8 -4.477,8

Toelichting

Uitgaven en niet-belastingontvangsten De bijstelling in 1993 betreft de bijdrage van Binnenlandse Zaken aan Justitie voor het beheer van gemeenschappelijke politieverbindingen. De bijstelling van de post consolidatie in de jaren 1994 en later is met name het gevolg van de instelling van het Infrastructuurfonds dat wordt gevoed via bijdragen van Verkeer en Waterstaat en het fonds Economische Structuurversterking (structureel 3,4 miljard vanaf 1997).

Bijlage 6

251

ANIMEX BIJ VERTICALE TOELICHTING

Voortgangscontrole ombuigingen

In deze annex wordt ingegaan op de ombuigingen die eerder aan de Tweede Kamer zijn aangekondigd (te weten: Miljoenennota 1992, Miljoenennota 1993, de zogenoemde 7-novemberbrief en Voorjaarsnota 1993). Deze annex beperkt zich tot ombuigingen waarbij na Voorjaarsnota 1993 is gebleken dat de ombuigingen niet haalbaar zijn of vertraging zullen oplopen. In deze gevallen zal er sprake zijn van besparingsverliezen. Deze besparingsverliezen zijn reeds betrokken bij de besluitvorming van het kabinet in het kader van de begrotingsvoorbereiding 1994. De genoemde besparingsverliezen zijn dan ook volledig verwerkt in deze Miljoenennota.

Deze annex over de voortgangscontrole is verdeeld in drie onderdelen, namelijk besparingsverliezen op de rijksbegroting in enge zin, de besparingsverliezen Sociale Zekerheid en de besparingsverliezen Volksge zondheid. Voor de goede orde zij opgemerkt dat in de Voorjaarsnota 1993 de voortgangscontrole ombuigingen is opgenomen in bijlage 4.

  • Rijksbegroting in enge zin

Op de rijksbegroting in enge zin dient een tweetal besparingsverliezen te worden gemeld.

WVC Van de Tussenbalanstaakstelling voor Jeugdhulpverlening (ad 55 miljoen) is voor een bedrag van 38 miljoen compensatie geboden binnen het geheel van de Rijksbegroting. Het restant ad 17 miljoen is structureel opgelost via specifieke ombuigingen op de WVC-begroting.

Aandeel lagere overheden in efficiencytaakstelling In de Voorjaarsnota 1993 zijn door het kabinet efficiencymaatregelen aangekondigd, die concreet zijn vertaald in een efficiencytaakstelling van 0,35% in 1994. Deze taakstelling geldt, zoals in de Voorjaarsnota nadrukkelijk was aangegeven, voor de gehele collectieve sector, inclusief lagere overheden. In de Voorjaarsnota is uitgegaan van een loonsomevenredig aandeel van de lagere overheden in deze taakstelling. Bij nader inzien heeft het kabinet na overleg met VNG en IPO besloten het aandeel van de lagere overheden in deze taakstelling te berekenen conform de gebruikelijke evenredigheidsregels. Dit leidt tot een aandeel in de efficiencytaakstelling voor gemeenten en provincies dat structureel 24 miljoen lager ligt. Voor dit bedrag heeft compensatie plaatsgevonden binnen het geheel van de rijksbegroting.

  • Sociale Zekerheid

In de Sociale Zekerheid doen zich ten opzichte van de Voorjaarsnota 1993 de volgende besparingsverliezen voor:

50/50-maatregelen Algemene Ouderdomswet De invoering van de AOW 50/50-maatregel is in de Tweede Kamer aanvaard. Na aanvaarding in de Eerste Kamer zal de maatregel per 1 januari 1994 in werking treden. Eerder werd uitgegaan van invoering per 1 september 1993. Dit uitstel heeft een tijdelijk besparingsverlies tot gevolg.

Bijlage 6

252

Wetsvoorstel Terugdringing Ziekteverzuim De invoeringsdata van alle per 1 juli 1993 voorziene T7-maatregelen (Terugdringing Ziekteverzuim) zijn verschoven naar 1 november 1993. Het gaat hierbij om de beperking loondoorbetalingsverplichting Burgerlijk Wetboek tot 70% en het blokkeren van de herverzekering van Ziektewetuitkeringen bij de bedrijfsverenigingen. Deze laatste maatregel is ovengens niet aangemerkt als een ombuiging in de sociale zekerheid.

Wetsvoorstel Terugdringing Beroep op Arbeidsongeschiktheidsregelingen Door het uitstel met 1 maand van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Terugdringing Beroep op Arbeidsongeschiktheidsregelingen (TBA) tot 1 augustus a s , treden tijdelijk besparingsverliezen op. De besparingsverliezen hebben tot gevolg dat eerder ingeboekte weglekeffecten neerwaarts kunnen worden bijgesteld, wat zowel op de rijksbegroting als in de premiesfeer leidt tot meevallers.

Uitstel Wet Voorzieningen Gehandicapten De Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) zou per 1 januarï 1994 in werking treden. Met de VNG is afgesproken dat gemeenten na behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer een half jaar krijgen om maatregelen te treffen voor een goede organisatie van de gehele decen-tralisatie-operatie. De gehandicaptenvoorzieningen zullen dus pas per 1 april 1994 overgaan naar de gemeenten. Als gevolg daarvan zal drie maanden langer een AAW-rijksbijdrage blijven bestaan. Het uitstel van de WVG levert per saldo 21 miljoen op in 1994 omdat mensen boven de 65 jaar nu drie maanden langer geen aanspraken kunnen maken op voorzieningen voor gehandicapten.

Besparingsverliezen fraudepakket Ook op het gebied van de fraude hebben zich sinds de Voorjaarsnota enkele tijdelijke besparingsverliezen voorgedaan. Het gaat hierbij om vertraging van de inwerkingtreding van de Wet Identificatieplicht en de met deze wet samenhangende invoering van het sofinummer bij de arbeidsbureau's Daarnaast werd ten tijde van de Voorjaarsnota nog rekening gehouden met een aanvulling van het administratief sanctiesysteem AOW/ANW in 1993. Aangezien deze maatregel onderdeel uitmaakt van het wetsvoorstel ANW, kan deze opbrengst niet meer worden gerealiseerd in 1993.

Samengevat ontstaat hierdoor in de Sociale Zekerheid het volgende beeld:

1993

1994

1995

1996

1997

1998

Premiesector 50/50-maatregel AOW Terugdringing ziekteverzuim Besparingsverlies TBA Weglekeffect TBA Uitstel WVG Totaal premiesector Rijksbegroting Weglekeffect TBA Fraude Uitstel WVG Totaal rijksbegroting

5 105 15 -1-124 -1 17-16

20 20 30 -5227292-3 13 -248 -238

15 20 25 -11-49

-3_

--3

8-20 -7-21

-3---3

--10 -3-7

-2---2

--5--5

-_--

Bijlage 6

253

  • Volksgezondheid

In de Volksgezondheid doet zich ten opzichte van de Voorjaarsnota 1993 een tweetal besparingsverliezen voor.

Geneesmiddelen De regering was voornemens per 1 juli 1993 een maatregel in te voeren tot verwijdering uit het AWBZ-verzekerde pakket van geneesmiddelen die niet onder de werking van de Wet Tarieven Gezondheidszorg vallen. Teneinde een zorgvuldig invoeringstraject te waarborgen, is deze maatregel uitgesteld tot 1 januari 1994. Dit leidt in 1993 tot een besparingsverlies van 50 miljoen.

Noclaimkorting De invoering van de mogelijkheid tot het nemen van een noclaimkorting in combinatie met een eigen risico in de Ziekenfondswet, is verschoven van 1 januari 1994 tot 1 januari 1995, in verband met vertraging bij de behandeling van het betreffende wetsvoorstel. Het besparingsverlies bedraagt 50 miljoen in 1994.

Bijlage 6

254

  • HeroverwegingHeroverweging begrotingsvoorbereiding 1994

De heroverwegingsprocedure is in het afgelopen jaar hoofdzakelijk benut voor het doorlichten van subsidie-uitgaven in het kader van het «tweede spoor» van het geïntegreerde subsidiebeleid. Heroverwogen zijn de volgende subsidie-onderwerpen: 1. Verplichte procesvertegenwoordiging en procedurekosten, 2. Garantieregelingen, 3. Subsidies TNO, 4. Subsidies kopkosten en regiokopkosten, 5. Subsidies algemeen jeugdbeleid, 6. Subsidies dierziektenbestrijding. Het heroverwegingsonderzoek «Subsidies dierziektenbestrijding» is nog niet afgerond. De overige heroverwegingsonderzoeken zijn aangeboden aan de Staten-Generaal.

In tabel 7.1 iseen overzicht gegeven van het budgettaire beslag van deonderzochte beleidsterreinen in 1997 («het ijkpunt») en het maximale bedrag van de in de heroverwegingsrapporten geschetste besparingsmogelijkheden. Het laatst genoemde bedrag heeft betrekking op het ijkpuntjaar (1997); het is gebaseerd op de meest vergaande beleidsvariant of gezamenlijk uitvoerbare combinatie van varianten uit elk van de rapporten.

Tabel 7.1 Budgettair beslag van de onderzochte beleidsterreinen en maximale besparingsmogelijkheden; ijkpunt = 1997 (cf. begroting 1993)

Onderwerp

IJkpunt

Maximale varianten

  • Verplichte procesvertegenwoordiging 2. Garantieregelingen 3. Subsidies TNO 4. Subsidies kopkosten en regiokopkosten 5. Subsidies algemeen jeugdbeleid 6. Subsidies dierziektenbestrijding

35,0 96,0' 352,0 232,9 119,8 39,2

35,0 96,0" 0 74,5 50,0 nog niet bekend

Totaal

874,9

255,5

  • IJkpunt en maximale besparing in 1996.

Gerealiseerde ombuigingen

Tabel 7.2 bevat een overzicht van de budgettaire besparingen die sinds de Miljoenennota 1993 tot stand zijn gekomen, mede op basis van beleidsvarianten die zijn beschreven in heroverwegingsrapporten van de huidige en alle voorgaande onderzoeksronden. De besparingen zijn verwerkt in de onderhavige Miljoenennota.

Bijlage 7

255

Tabel 7.2 Overzicht van de budgettaire besparingen als gevolg van maatregelen die zijn getroffen sedert de Miljoenennota 1993 op terreinen waarop de heroverwegingsrapporten begrotingsvoorbereiding 1982-1994 betrekking hebben

Begrotingshoofdstuk

VI

Justitie VIII O&W X

Defensie XI

VROM XII V&W XIII EZ XIV LNV XVI WVC Premiesfeer Besparing in 1994 31,4 52,0 19,7_-8,4 3,7 43,0 112,0

1998

41,4 95,0 24,4 24,3 200,0 8,4 3,7 92,2 140,0

Totaal

270,2

629,4

De besparing van 41,4 miljoen in 1998 bij Justitie wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door het afschaffen van de verplichte procesvertegenwoordiging in echtscheidingszaken. Hiertoe is uitvoering gegeven aan het heroverwegingsrapport «Verplichte procesvertegenwoordiging en procedurekosten» (begrotingsvoorbereiding 1994, deelrapport 1). Door het marktconform maken van het wachtgeld voor het onderwijzend personeel treedt een besparing op van 95 miljoen in 1998 heroverwegingsrapport «Wachtgelden», (begrotingsvoorbereiding 1992, deelrapport nr. 3). Deze besparing komt ten gunste van de financiering van het zogenaamde convenant II (loonstructuuronderzoek onderwijzend personeel). De besparing van 24,4 miljoen in 1998 bij Defensie is het gevolg van het afschaffen van het dagelijks tenue voor dienstplichtigen en de subsidiekorting TNO. Deze besparingen zijn mede op basis van het heroverwegingsrapport«Doelmatigheid exploitatie-uitgaven defensie» (begrotingsvoorbereiding 1991, deelrapport nr. 1) en het heroverwegingsrapport «Onder-zoeks-en ontwikkelingsuitgaven defensie» (begrotingsvoorbereiding 1992, deelrapport nr. 1) tot stand gekomen. De besparing van 24,3 miljoen in 1998 bij VROM betreft een verlaging van het budget kopkosten. Daarmee wordt een combinatie van varianten bij het heroverwegingsrapport «Kopkosten en regiokopkosten» (begrotingsvoorbereiding 1994, deelrapport 4) tot uitvoering gebracht. De besparing loopt op termijn op naar ca. 100 miljoen. De besparing van 200 miljoen in 1998 bij V&W is het gevolg van het streven naar het verbeteren van de kostendekkingsgraad bij stads-en streekvervoer, mede op basis van het heroverwegingsrapport «Evaluatie openbaar vervoer» (begrotingsvoorbereiding 1986, rapport 89). De opbrengst van 8,4 miljoen bij Economische Zaken is het gevolg van een verhoging van de provisie bij de Borgstellingsregeling MKB. Deze opbrengst is aangewend voor een verhoging van het Garantieplafond. Met de verhoging van de provisie is uitvoering gegeven aan één van de varianten van het heroverwegingsrapport «Garantieregelingen» (begrotingsvoorbereiding 1994, deelrapport nr. 2). Bij LNV is de besparing van 3,7 miljoen tot stand gekomen op basis van ombuigingsmaatregelen ten aanzien van het Borgstellingsfonds (heroverwegingsrapport «Garantieregelingen», begrotingsvoorbereiding 1994, deelrapport 2). De besparing van 92,2 miljoen in 1998 bij WVC is enerzijds het gevolg van een efficiencyverbetering en het verminderen danwel beëindigen van volksgezondheidssubsidies. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan het heroverwegingsrapport «Volksgezondheidssubsidies» (begrotingsvoorbereiding 1993, deelrapport 5). Anderzijds wordt omgebogen op subsidies voor het algemeen jeugdbeleid, mede in verband met het heroverwegings-

Bijlage 7

256

rapport «Subsidies algemeen jeugdbeleid» (begrotingsvoorbereiding 1994, deelrapport 5). Deombuiging inde premiesfeervan 140miljoen in 1998 ishetgevolg van de uitvoering van een aantal maatregelen, mede op basis van het heroverwegingsrapport «Misbruikgevoeligheid van regelgeving in de sociale zekerheid» (begrotingsvoorbereiding 1993, deelrapport 6).

Politieke besluitvorming

De in de heroverwegingsrapporten ontwikkelde beleidsvarianten worden bij de reguliere budgettaire besluitvorming betrokken. Daarnaast wordt over elk rapport een regeringsstandpunt bepaald, waarin ook andere dan de budgettaire aspecten van het onderzochte beleidsterrein aan de orde komen. De stand van zaken met betrekking tot de politieke besluitvorming over de heroverwegingsrapporten is als volgt.

Heroverwegingsrapporten begrotingsvoorbereiding 1992

  • Tariefdifferentiatie openbaar vervoer Het regeringsstandpunt is opgenomen in de V&W-begroting 1994.

Heroverwegingsrapporten begrotingsvoorbereiding 1993

  • Subsidies overig wetenschappelijk onderzoek en wetenschapsbeleid

Het regeringsstandpunt is uitgebracht op 8 februari 1993 bij brief van de minister van Onderwijs en Wetenschappen (Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 16625,nr. 148).

  • Subsidies delinquentenzorg en jeugdinrichtingen

Het regeringsstandpunt is uitgebracht op 5 juli 1993 bij brief van de staatssecretaris van Justitie (Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22150, nr. 15).

c.

Subsidies ontwikkeling en sanering van de landbouw

Het regeringsstandpunt zal ongeveer gelijktijdig met deze Miljoenennotadoorde ministervan Landbouw, Natuurbeheeren Visserij worden uitgebracht.

  • Volksgezondheidssubsidies Het regeringsstandpunt is uitgebracht op 25 september 1992 bij brief van de staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 16625, nr. 147).

e.

Misbruikgevoeligheid van regelgeving in de sociale zekerheid Het regeringsstandpunt is uitgebracht op 27 april 1993 bij brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 17050, nr. 176).

Heroverwegingsrapporten begrotingsvoorbereiding 1994

  • Verplichte procesvertegentwoordiging en procedurekosten

Het regeringsstandpunt is opgenomen in het wetsvoorstel terzake van afschaffing van de verplichte procesvertegenwoordiging bij gemeen-

Bijlage 7

257

schappelijke echtscheidingsverzoeken waarbij een verklaring van een scheidingsbemiddelaar wordt overlegd.

  • Garantieregelingen

Het regeringsstandpunt is opgenomen in de begrotingsstukken 1994 van de departementen van Economische Zaken, van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Financiën.

  • SubsidiesTNO

Het regeringsstandpunt zal in november 1993 door de minister van On-derwijs en Wetenschappen worden uitgebracht.

  • Subsidies kopkosten en regiokopkosten

Het regeringsstandpunt zal ongeveer gelijktijdig met deze Miljoenennota door de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu worden uitgebracht.

  • Subsidiesalgemeen jeugdbeleid

Het regeringsstandpunt zal ongeveer gelijktijdig met deze Miljoenennota door de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur worden uitgebracht.

f.

Subsidies dierziektebestrijding

Hetonderzoekzal in het najaarworden afgerond. Het regeringsstandpunt zal daarna door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij worden uitgebracht.

Aanpassingen van de procedure

De regering heeft besloten de heroverwegingsprocedure in de komende periode enigszins aan te passen. Om tot verdergaande procedurele stroomlijning te komen is besloten dat de regeringsstandpunten over de heroverwegingsrapporten voortaan zullen worden opgenomen in de eerstvolgende ontwerpbegrotingsstukken. Voorts zullen de werkgroepvoorzitters uit een bredere kring gerecruteerd worden dan tot dusverre gebruikelijk was (ook buiten het eerstverantwoordelijke vakdepartement). Wat betreft de onderwerpselectie zal meer accent worden gelegd op horizontale en interdepartementale onderwerpen. Gegeven de toegenomen samenhang van veel vormen van overheidsbeleid bestaat aan dergelijke onderwerpen in de komende jaren in het bijzonder behoefte. Bij de onderwerpkeuze is voorts een stevige plaats ingeruimd voor subsidie-uitgaven.

Onderwerpen voor de eerstvolgende ronde

De onderwerpen waaraan het komend jaar een onderzoek zal worden gewijd zijn: 1. Systematiek van inkomensafhankelijke subsidieregelingen, 2. Rationalisering van de systematiek voor exploitatiesubsidies aan rechtspersonen, 3. Eigen bijdragen in de kwartaire sector, 4. Samenhangend stelsel ouderbijdragen, 5. Inschakeling van intern en extern personeel, 6. Het asielzoekersbeleid.

Bijlage 7

258

De omschrijving van de genoemde onderwerpen en de samenstelling van de heroverwegingswerkgroep luiden als volgt.

  • Systematiek van inkomensafhankelijke subsidieregelingen

Bij inkomensafhankelijke subsidieregelingen zoals rechtsbijstand, IHS, studiefinanciering en zorgvoorzieningen is sprake van verschillende inkomensbegrippen en eigen bijdragetabellen. De reden voor het verschil in in-komensbegrippen en bijdragetabellen is in een aantal gevallen niet duidelijk. Ook bemoeilijkt het verschil in inkomensbegrippen de controle en leidt het tot mogelijke fraudegevoeligheid. Het onderzoek heeft tot doel een meer uniforme systematiek voor de betrokken regelingen te ontwikkelen die een bijdrage levert aan beperking van fraudegevoeligheid. Ook dient te worden bezien of het wenselijk is om voor alle of een deel van de inkomensafhankelijke subsidieregelingen een uniforme minimum eigen bijdrage van een nader te bepalen percentage van de kostprijs van de voorziening vast te stellen. Hierbij kan zonodig ook betrokken worden de discussie over het subsidiebegrip. Deelnemende departementen: Just., AZ, Fin., VROM, O&W, SZW en WVC.

  • Rationalisering van systematiek voor exploitatiesubsidies aan rechtspersonen

Exploitatiesubsidies aan rechtspersonen zijn veelal gebaseerd op genormeerde kostencomponenten zoals salariskosten, bureaukosten, onderhoudskosten van gebouwen of inventaris, etc.. De normering leidt ertoe dat in relatie tot het prestatievolume sprake is van een «vaste voet» in de bekostiging, dat wil zeggen een hogere bijdrage per eenheid voor een klein volume dan voor een groot volume. Bij prestatievolume moet men in dit verband denken aan aantallen leerlingen, internaatskinderen, bewoners van bejaardenoorden, etc.. Naast genormeerde kostencomponenten spelen dikwijls ook nog (ongenormeerde) ramingen van specifieke uitgavenposten een rol bij de subsidievaststelling. Uit een oogpunt van doelmatigheid en prikkels gericht op optimale schaalgrootte, verdient subsidiëring op basis van prestaties, zonder vaste voet, de voorkeur. Een dergelijke vorm van subsidiëring legt de verantwoordelijkheid voor de schaalgrootte volledig bij de gesubsidieerde instelling en past bij een ontwikkeling in de richting van grotere zelfstandigheid van de instellingen en deregulering. In dit onderzoek wordt bezien welke mogelijkheden er bestaan voor (verdere) rationalisenng van de subsidiesystematieken in deze zin; daarbij kan ook worden bezien in hoeverre subsidiesystematieken in vergelijkbare situaties ook op vergelijkbare wijzen worden ingericht. Deelnemende departementen: WVC, Fin., AZ, O&W en Just..

  • Eigen bijdragen in de kwartaire sector

Voor diverse kwartaire diensten, ondermeer op het terrein van WVC, Justitie en OenW, wordt van de gebruiker een eigen bijdrage gevraagd. Voorbeelden hiervan zijn onder andere medische voorzieningen, bejaardenoorden, jeugdhulpverlening en onderwijsvoorzieningen. De motivering voor deze bijdragen loopt sterk uiteen: besparingsmotief, medefinancieringsmotief, consumptieremmingsmotief, profijtmotief. Ook de vormgeving van de bijdragen verschilt, doordat in een aantal bijdrageregelingen rekening wordt gehouden met de draagkracht van de consument of een maximum wordt gesteld aan de hoogte van de eigen bijdrage (inkomensbescherming). Het doel van het heroverwegingsonderzoek is om te komen tot een systematische en consistente motivering voor alle relevante eigen bijdrageregelingen voor voorzieningen in de kwartaire sector. Daarbij dient

Bijlage 7

259

steeds de vorm die aan de bijdrage wordt gegeven op consistente wijze te worden afgestemd op de motivering. In dit onderzoek blijven de ouderbijdragen ten behoeve van intramurale voorzieningen voor kinderen en jongeren buiten beschouwing. Deze ouderbijdragen kennen een specifieke problematiek en komen in een ander heroverwegingsonderzoek aan de orde. Er dient goede afstemming tussen beide onderzoeken plaats te vinden betreffende gemeenschappelijke aspecten. Het onderzoek dient uit te monden in concrete voorstellen tot aanpassing van bestaande eigen bijdrageregelingen voor deze voorzieningen. Een aspect dat mede met het oog op een sterk oplopen of cumulatie van eigen bijdragen bij het onderzoek dient te worden betrokken, is de samenloop van inkomensbeschermende elementen in de diverse regelingen enerzijds en de generieke inkomensbescherming in de vorm van bijzondere bijstand en buitengewone fiscale lastenaftrek anderzijds. Deelnemende departementen: WVC, Just., AZ, Fin. en O&W.

  • Samenhangend stelsel ouderbijdragen

Ten behoeve van kinderen en jongeren bestaan uiteenlopende collectieve voorzieningen die als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat door deze voorzieningen het onderhoud door ouders geheel of gedeeltelijk wordt overgenomen. Tot deze voorzieningen kunnen ondermeer de medische kinderdagverblijven, schippersinternaten, pleegkinderen, kinderopvang, justitiële kinderopvang, jeugdhulpverlening (semi-) residentieel, pieeggezinnen en instellingen voor gehandicapte kinderen worden gerekend. Voor genoemde voorzieningen wordt in de regel een ouderbijdrage gevraagd. Voor de verschillende voorzieningen wordt deze ouderbijdrage niet op een systematische wijze vastgesteld. In de regel dekt de ouderbijdrage een fractie van de kostprijs van de voorzieningen en wordt bij de vaststelling van de hoogte van de ouderbijdrage geen rekening gehouden met bespaarde huishoudelijke uitgaven of met eventueel ontvangen kinderbijslag. Het heroverwegingsonderwerp heeft als doel een systematisch stelsel van ouderbijdragen te ontwerpen dat rekening houdt met bespaarde uitgaven en een redelijk aandeel van ouders in de kosten (waarbij de AKW wordt betrokken). Deelnemende departementen: WVC, Just., AZ, Fin. en O&W.

  • Inschakeling van intern en extern personeel

Een afgewogen inzet van personeel vormt een belangrijk onderdeel van het streven naar efficiëntie binnen de rijksoverheid. De vraag is of in alle opzichten de meest doelmatige wijze van inzet wordt gerealiseerd. Uit gegevens van het CBS is gebleken dat het totaal van de uitgaven voor de inschakeling van externe krachten is gestegen van 700 miljoen in 1982 naar ca. 2,2 miljard in 1992. Het betreft uitgaven voor dienstverlening door derden voor proces-, advies-en accountantskosten, research, type-en vertaalwerk, keuring en werving, programmeringswerk, computerverwerking en scholing van eigen personeel. Niet meegenomen zijn vormen van uitbesteding zoals onderhoud en inrichting van gebouwen en materieel en projecten op het vlak van de ontwikkelingssamenwerking. Doel van het heroverwegingsonderzoek is om te bezien of besparingen mogelijk zijn. Daarbij zal tevens moeten worden bezien of de organisatorische condities optimaal zijn om te komen tot een adequate beheersing en afweging tussen vast personeel en uitbesteding van werkzaamheden; daarbij dient rekening te worden gehouden met het voornemen dat per 1 januari 1995 voor de sectoren een integrale benadering zal worden gevolgd. Deelnemende departementen: Biza, Fin., AZ, V&W mede namens VROM en EZ

Bijlage 7

260

  • Het asielzoekersbeleid

Er is aanleiding het asielzoekersbeleid fundamenteel te bezien, los van de bestaande departementale beleidskaders. In het heroverwegingsonderzoek worden alle onderdelen van het asielzoekersbeleid kritisch bezien Het toelatingsproces en de totale keten van voorzieningen waarvan asielzoekers gebruik maken, zoals opvang, huisvesting, begeleiding etc., worden in beeld gebracht. Doel van het onderzoek is een doorlichting van alle onderdelen van het asielzoekersbeleid in hun onderlinge samenhang op effectiviteit en doelmatigheid, mede in het licht van het beleid in de ons omringen-de landen. Bijzonder punt van aandacht is de bestuurlijke en financiële verhouding tussen Rijk en gemeenten voor wat betreft de verantwoordelijkheid voor de opvang van asielzoekers en de integratie van ex-asielzoekers. De gemeenten ontvangen voor de decentrale opvang van asielzoekers een vergoeding van ƒ14.000,-per asielzoeker per jaar. Als een asielzoeker tenslotte een verblijfsstatus krijgt, wordt de persoon (die inmiddels als toegelaten vreemdeling recht heeft op reguliere voorzieningen) in een gemeente geplaatst in een reguliere woning. De gemeente ontvangt hiervoor een stimuleringsuitkering van f5000,per asielzoeker als vergoeding voor de integratiekosten voor de nieuwkomer. Deelnemende departementen: Just., AZ, Fin., O&W, SZW, VROM, WVC, BuiZa en BiZa.

Technisch nog uitvoerbare beleidsvarianten uit de heroverwegingsrapporten begrotingsvoorbereiding

1982-1994

In tabel 7.3 is een overzicht opgenomen van (nog) niet uitgevoerde, maar technisch nog uitvoerbare beleidsvarianten, beschreven in de heroverwegingsrapporten van de afgelopen en alle voorgaande onderzoeksronden. De opbrengsten van de varianten zijn vermeld in de desbetreffende rapporten maar behoeven actualisering, met name bij de oudere rapporten. Deze tabel kan worden gebruikt in het budgettaire afwegingsproces, maar dient met voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. In de heroverwegingsrapporten worden de voor-en nadelen, die aan de uitvoering van de varianten zijn verbonden, beschreven. Deze dienen in de afweging te worden betrokken.

Bijlage 7

261

Tabel 7.3:

Overzicht van technisch uitvoerbare beleidsvarianten uit de heroverwegingsrapporten begrotingsvoorbereiding 1982-1993

Ukpunt jaar

Begrotingshoofdstuk V BUITENLANDSE ZAKEN

Taak, omvang en opbouw van de buitenlandse vertegenwoordigingen van het koninkrijk (rapport 58) 1 Beperking takenpakket buitenlandse posten

1988

Buza 2 Profijtbeginsel bij consulaire taken en taken op het

1988

Buza gebied van de handelsbevordering/economisch criterium bij incassoactiviteiten Toerekening aan het budgettaire plafond voor ontwikkelingssamenwerking (begrotingsvoorbereiding 1990, deelrapport nr. 1) 1 ODA normstellingsvariant

1993

OS 2 Versterkte toerekeningsvariant (eigen Nederlandse

1993

OS normstelling) 3 Vermaatschappelijkingsvariant

1993

OS Gevolgen EG beleid voor het bestaande nationale beleid (begrotingsvoorbereiding 1 990, deelrapport nr. 2) 1. Specifieke besparingsvoorstellen ten aanzien van

1993

OS/EZ/Biza beleid, niet betrekking hebbend op medefinanciering 2 Specifieke besparingsvoorstellen in verband met

1993

LNV/SZW/V&W EG-beleid waarbij medefinanciering in het geding is 3 Mogelijke besparïngen als gevolg van verwant

1993

O&W/EZ/LNV beleid

VI JUSTITIE

Beroepsprocedures (rapport 51) 1. Invoering proceskostenveroordeling in het 1987 administratief recht Diensten met opsporingsbevoegdheid (rapport 73) 1. Herverdeling opsporing op de weg 2. Opheffing opsporingstaak Dienst Omroepbijdragen d.m.v. gemeentelijke inning van omroepbijdragen Rechtsbijstand (begrotingsvoorbereiding 1988, deelrapport nr. 5) 1. afschaffing verplichte vertegenwoordiging overige 1990 personen en familiezaken 2 afschaffing formele verweren bij ontslagaanvraag

1990 GAB 3 afschaffing procureursvergoeding

1990 4 afschaffen procesmonopolie advocatuur

1990 5. verscherping toevoegingsbeleid bij rijden onder

1990 invloed 6 afschaffing ambtshalve toevoeging

1990 7 bevordering transactiebeleid

1990 8. verbetering voorlichting en uitvoering

1990 Subsidies delinquentenzorg en jeugdinrichtingen (begrotingsvoorbereiding 1993, deelrapport nr2) 1 beperking voortgezette hulp aan ex ots pupillen

1996 2. dienstverlening zelfmelders

1996 3. elektronisch huisarrest

1996 4 selectiecriteria HOI

1996 5 extramurale executie

1996 6 concretiserïng OCAS-rapport

1996

VII BINNENLANDSE ZAKEN

alle

1989

V&W/SZW/Just/BiZa 1989

V&W

Just

Just

Just Just Just

Just Just Just

Just Just Just Just Just Just

De positie van niet-Nederlanders in stelsels van sociale en culturele voorzieningen (begrotingsvoorbereiding 1989, deelrapport nr 3) 1. woonlandbeginsel in de Algemene Kinderbijslagwet

1 992 2 beperking export Toeslagenwet

1992 3 beperking export volksverzekeringen

1992 4 beperking export werknemersverzekeringen

1992

SZW SZW premies premies

Bijlage 7

262

Ukpunt jaar

Begrotingshoofdstuk 5 afscherming AWBZ

1992 6 beperking hoogte remigratie-uitkeringen

1992 7. remigratie van de groep Surinamers die hier met 1992 speciale instemming heeft verbleven 8. remigratie van Surinamers ouder dan 50 jaar met 1992 Ned Nationaliteit 9 groepsremigratie van Surinatners 1992 VUT in de collectieve sector (begrotingsvoorbereiding 1990, deelrapport nr 3) 1. Gefaseerd beperken vutuitgaven -afschaffing vut bij 40 dienstjaren

1993 -verhoging vut leeftijd tot 62 jaar

1993 -verhoging vut leeftijd tot 63 jaar

1993 -verhoging vut leeftijd tot 64 jaar

1993 -afschaffing van de vut

1993 2 Verlaging uitkeringspercentage en/of invoering inhouding -invoering inhouding

1993 -verlaging uitkeringspercentage tot 73%

1993 -invoering inhouding + verlaging

1993 uitkeringspercentage 3 Koppeling vutaanspraken aan dienstjaren -3 maanden vut per dienstjaar (max 60 mnd.)

1993 -2 maanden vut per dienstjaar (max. 60 mnd.)

1993 4. Flexibele uittreding -individuele vutreserve spreiden over zelf gekozen 1993 vutperiode -vut voor, tijdens en na 62-jarige leeftijd resp 75,80

1993 en 85% 5 Deeltijdvut -deeltijdvut als extra keuzemogelijkheid

1993 -50% deeltijdvut voor 60-jarigen

1993 6. ATV in plaats van vut -ATV met werkgelegenheidseffect gelijk aan vut 1993 Wachtgelden (begrotingsvoorbereiding 1992, deelrapport nr. 3) 1. Afschaffen van de verhoging van 1995 wachtgelduitkeringen met 3% 2 Verlaging van de uitkeringspercentages tot 70% 1995 3. Invoering van een maximumuitkeringsgrondslag

1995 4. Afschaffing van de verlenging van de

1995 wachtgelduitkering 5. Maximering van de uitkeringsduur tot 1995 WW/IOAW-periode 6. Invoering minimale werkloosheidsomvang

1995 7 Wijzigen anticumulatiebepalingen

1995 8. Invoering sollicitatieplicht in het RWB

1995 9. Afstemmen sanctiebeleid op bediïjfsverenigingen 1995 10 Marktconforme wachtgeldregeling -aanvullende voorziening cf bedrijven met 1995 regelingen -aanvullende voorziening cf gemiddelde in

1995 marktsector

WVC SZW SZW

SZW

SZW

BiZa/SZW BiZa/SZW BiZa/SZW BiZa/SZW BiZa/SZW

BiZa/SZW BiZa/SZW BiZa/SZW

BiZa/SZW BiZa/SZW

BiZa/SZW

BiZa/SZW

BiZa/SZW BiZa/SZW

BiZa/SZW BiZa

BiZa BiZa BiZa

BiZa

BiZa BiZa BiZa BiZa

BiZa

BiZa

VIII ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN

Beheer openbaar onderwijs (rapport 84) 1 Aanpassing van de administratief organisatorische 1990 regelingen binnen de huidige wetgeving 2 Instellen functionele bestuurscommissies voor 1990 openbaar onderwijs 3 Een apart openbaar lichaam per gemeente als 1990 bevoegd gezag Regeling tegemoetkoming studiekosten (begrotingsvoorbereiding 1991, deelrapport nr. 2) 1 Integratie TS-regeling met AKW

1994 2 Integratie TS-regeling met LB en IB

1994 3 Gecombineerde variant

1994 4 -20%-variant (t.o.v. vereenvoudiging regeling)

1994

O&W

O&W

O&W

O&W O&W O&W O&W

Bijlage 7

263

Ukpunt jaar

Begrotingshoofdstuk

5 -20% variant (inkomensgrens)

1994

O&W Subsidies overig wetenschappelijk onderzoek en wetenschapsbeleid (begrotingsvoorbereiding 1993, deelrapport nr 1) 1. verdergaande doelmatigheidsvariant

1996

O&W Subsidies TNO (begrotingsvoorbereiding 1994, deelrapport nr 3) 1. versterking huidige stelsel

1997

O&W 2. concentratie van aansturing bij O&W, Def en EZ

1997

O&W 3 vergaande aanpassing van de relatie tussen

1997

O&W overheid en TNO

IX-B FINANCIËN

Invordering rijksbelastingen (rapport 76) 1. Compensatie belastingen, subsidies, uitkeringen

1989

Fin. Garantieregelingen: Borgstellingsregeling MKB/Bijzondere Financiering/Borgstellingsfonds LNV (begrotingsvoorbereiding 1994, deelrapport nr. 2) 1. Verlaging Garantieplafonds (-20% variant)

1996

LNV/EZ/Fin. 2 Kostendekkend «omslagstelsel»

1996

LNV/EZ/Fin.

X DEFENSIE

Personeelszorg Defensie (rapport 77) 1. Toepassing profijtbeginsel geneeskundige

1989

Def verzorging 2. Verlaging voorzieningenniveau kantineverzorging,

1989

Def welzijnszorg en sociale diensten Doelmatigheid exploitatie-uitgaven defensie (begrotingsvoorbereiding 1991 deelrapport nr. 1) 1. Verplaatsingenbeleid

1994

Def 2 Integratie van opleidingen

1994

Def 3 Aanschaffingen -verhoging kantineprijzen

1994

Def -uniformering verstrekkingsnormen kleding

1994

Def personeel -schrappen kledingvergoeding beroepspersoneel

1994

Def -beperking PSU pakket mobilisabel personeel en

1994

Def intensivering hergebruik kleding 4 Aanspraken postactieve militairen

1994

Def Onderzoeks-en ontwikkelingsuitgaven defensie (begrotingsvoorbereiding 1992, deelrapport nr. 1) 1. Organisatievariant

1995

Def 2. Marktconforme variant

1995

Def 3 Ministerialiseringsvariant

1995

Def 4. Herschikkingsvariant

1995

Def 5 Prioriteitenvariant -minimaal

1995

Def -maximaal

1995

Def 6 Taakstellende 20% varianten -combinatievariant A . minimaal

1995

Def . maximaal

1995

Def -variantB

1995

Def

XI VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER Steun en subsidiebeleid ten aanzien van eigen woning (rapport 20) 1 Doorstromingsheffing

1985

VROM 2 Optrekking huurwaardeforfait

1985

Fin. Groeikernenbeleid (rapport 40) 1. Verlaging verfijning groeikernen in gemeentefonds

1986

GF Huur-en subsidiebeleid in de '90-er jaren (rapport 78) 1 Beperking subjectsubsidies

1999

VROM 2 Liberalisatievariant

1999

VROM

Bijlage 7

264

Ukpunt jaar

Begrotingshoofdstuk Nieuwbouwprogrammering (rapport 88) 1.5%-variant

1990

VROM 2. 10%-variant

1990

VROM 3. 20%-variant

1990

VROM 4. Liberalisatievariant

1990

VROM Ruimtelijk beleid (begrotingsvoorbereiding 1988, deelrapport nr. 2) A. Vereenvoudiging en beperking indicatieve planning op rijksniveau -opheffen van de planologische kernbeslissing

1990

VROM -opschonen/bundelen planologische

1990

VROM kernbeslissingen -wijziging rol rijksheren

1990

VROM B. Globalisenng, uniformering en standaardisering bestemmingsplan, opheffing planverplichting buitengebied -uitvoering uniformering en standaardisering

1990

VROM bestemmingsplan -opheffing verplichting bestemmingsplannen

1990

VROM buitengebied C. Versobering van de bestemmingsplanprocedure -beperking van de kring der beroepsgerechtigden

1990

VROM -vervanging van het vol beroep bij de Kroon

1990

VROM -verkorting bestemmingsplan procedures

1990

VROM -latenvervallenvan het preventief toezicht door GS

1990

VROM D. Stroomlijnen/integratie/opheffen commissies -stroomlijnen commissies

1990

VROM -integratie/opheffen commissies

1990

VROM Huisvesting van kostendekkende rijksdiensten (begrotingsvoorbereiding 1989, deelrapport nr. 5) 1 Vergroten van inkomsten door tariefverhoging

1992

alle 2. Kostenbesparing en doorberekeningen

1992

alle Subsidies kopkosten en regiokopkosten (begrotingsvoorbereiding 1994, deelrapport nr. 4) 1. Beperking subsidie tot goedkope sector

1997

VROM 2. Beperkingsubsidietot normatieve percentagesvan

1997

VROM de bouwprogramma's 3. Berperking subsidie tot VINEX-stadsgewesten

1997

VROM 4. Lagere normbedragen regiokopkosten

1997

VROM 5. Vervanging subsidie in de middeldure sector door

1997

VROM leningfinanciering

XIII ECONOMISCHE ZAKEN

Kolenbeleid (rapport 66) 1. Verdergaande beperking nationaal

1992

EZ onderzoekprogramma Regionaal sociaal-economisch beleid (rapport 43)* 1 Bestuurlijke varïant (opheffing ISP-middelen)

1992

EZ 2. Economische variant (verlaging IPR-premie voor

1988

EZ vestigings-en uitbreidingsinvesteringen) 3 Afschaffen IPR voor uitbreidingsinvestenngen

1988

EZ Exportbeleid (begrotingsvoorbereiding 1988, deelrapport nr. 7) 1. Intensivering profijtbeginsel bij

1990

BuZa vertegenwoordigingen in het buitenland 2 Reductie actieprogramma's EVD en LAVI

1990

EZ/LNV Technische ontwikkelingskredieten (begrotingsvoorbereiding 1990, deelrapport nr. 5) A Gemengdkredietvariant

1993

EZ B. Garantievariant

1993

EZ C Subsidievariant

1993

EZ D Subsidiekredietvariant

1993

EZ E. Doelgroepvariant

1993

EZ F. -20%-variant

1993

EZ G. Nulvariant

1993

EZ H Fiscale variant

1993

EZ

Bijlage 7

265

IJkpunt jaar

Begrotingshoofdstuk

XIV LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Landbouwonderwijs (rapport 81) 1 Maatregelen op het terrein van cursusgelden,

1989

LNV groepsgrootte, student/stafratio's, opheffingsnormen, exploitatie-uitgaven en bouw die alleen in samenhang met O&W-beleid getroffen kunnen worden 2 Verzorgingsstructuur landbouwonderwijs

1989

LNV 3. Internationaal onderwijs (onder OS-plafond)

1989

LNV Pachtwetgeving (begrotingsvoorbereiding 1989, deelrapport nr. 6) A. Afschaffing Pachtwet

1992

LNV B. Mogelijkheden tot liberalisering van de pachtwetgeving waarvoor wijziging van de Pachtwet nodig is -vanaf een bepaalde datum vrijlaten van de

1992

LNV pachtprijs waarbij prijs verhogingen worden gereguleerd -het laten vervallen van het continuatierecht en de

1992

LNV pachtprijsbeheersing bij pachtovereenkomsten voor los land tot een bepaalde oppervlakte -invoering loopbaanpacht

1992

LNV -het afdragen van (een deel van) de winst indien

1992

LNV verkocht wordt binnen een bepaalde periode nadat van het voorkeursrecht gebruik is gemaakt etc. -directe doorwerking van verhogingen van de

1992

LNV pachtnormen in contracten C Mogelijkheden tot liberalisering van de toepassing van de pachtwetgeving waarvoor wijziging van de uitvoeringsregelingen nodig is -verhoging pachtnormen

1992

LNV -wijziging systeem pachtnormenbesluit

1992

LNV -verdere clustering secretarïaten grondkamers

1992

LNV Voorbereidings-en uitvoeringsduur van landinrichtingsprojecten (begrotingsvoorbereiding 1991, deelrapport nr 3) 1 Verminderingvande jaarlijksin uitvoering te nemen

1994

LNV projecten met 80.000 ha. in samenhang met aanvullende maatregelen 2. Verlaging rijksaandeel per hectare

1994

LNV 3. Afschaffing landinrichtingsrente

1994

LNV 4. Doorlichting van projecten die op het

1994

LNV voorbereidingsschema staan 5. Decentralisatie van taken en bevoegdheden op het

1994

LNV terrein van de landinrichting

XV SOCIALE ZAKEIM EN WERKGELEGENHEID

Misbruikgevoeligheid van regelgeving in de sociale zekerheid (begrotingsvoorbereiding 1993, deelrapport 6) 1. Stroomlijning begripsomschrijvingen regelgeving

1996

SZW 2. Beperken van criteria/differentiatie bij toekenning

1996

SZW uitkeringen 3 Wijziging

1996

SZW verantwoordelijkheidsverdeling/vergroting betrokkenheid uitkeringsontvanger 4. Systematisering AOW, TW,

1996

SZW lOAW/IOAZ/individualisering uitkeringen

XVI WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN CULTUUR

Alcohol-en drugsbeleid (rapport 85) 1 Onderbrengen categorale verslavingszorg in één

1990

WVC organisatie 2. Afschaffing rijkssubsidie aan landelijke

1990

WVC hulpverleningsvoorzieningen

Bijlage 7

266

Ukpunt jaar Begrotingshoofdstuk Subsidies podiumkunsten (begrotingsvoorbereiding 1993, deelrapport nr. 2) 1 vraagstimulering

1996

WVC 2 specifieke groepen

1996

WVC 3. verhoging eigen inkomsten

1996

WVC Subsidies algemeen jeugdbeleid (begrotingsvoorbereiding 1993, deelrapport nr 5) 1 kwalitatieve variant jeugdbeleid

1997

WVC

1 Gebaseerd op ABP-gegevens; de PGGM kent geen vut bij 40 dienstjaren. 2 In het kader van het regionaal economisch beleid zijn met betrekking tot het ISP en het decentrale deel van de IPR over de periode 1991-1994 bestuurlijke afspraken met het Noorden gemaakt Tevens spelen de twee genoemde instrumenten (ISP en IPR) mee in de decentralisatie-impuls 3 5% resp 20%-variant, aangepast aan in 1988 getroffen maatregelen

Bijlage 7

267

  • Ontwikkelingen in de binnenlandse financiële

betrekkingen en in de f inanciën van de lagere overheden

8.1. Inleiding

In deze bijlage komen de ontwikkelingen in de binnenlandse financiële betrekkingen aan de orde. Op dit terrein is veel in beweging en zullen in de komende jaren belangrijke beslissingen worden genomen. Een veranderende organisatie van het binnenlands bestuur, een herverdeling van taken en bevoegdheden tussen de verschillende overheidslagen en groeiende financiële verantwoordelijkheden van lagere overheden liggen hieraan ten grondslag.

In paragraaf 8.2. worden de ontwikkelingen in de financiële en bestuurlijke organisatie besproken. In paragraaf 8.3. wordt ingegaan op de inkomstenbronnen van de lagere overheden. Het gaat hierbij om de eigen inkomsten, algemene uitkeringen en specifieke uitkeringen. In paragraaf 8.4. komen de liquiditeitspositie en de kapitaaluitgaven (en de financiering daarvanj van de lagere overheden aan de orde. Tenslotte wordt in paragraaf 8.5. de ontwikkeling van het financieringstekort van de lagere overheden besproken.

8.2. Ontwikkelingen in de financiële en bestuurlijke organisatie

8.2.1. Inleiding

De bestuurlijke verhouding tussen het Rijk en de lagere overheden is in beweging. De ontwikkelingen op dit gebied hebben betrekking op de organisatie van het binnenlands bestuur (Bestuur op niveau, herziening gebiedsindeling Wet gemeenschappelijke regelingen, totstandkoming van een regionaal bestuur in de regio Rotterdam) en op een verschuiving van taken en bevoegdheden. Hierbij kan vooral worden gedacht aan de decentralisatie-impuls.

De hiervoor genoemde ontwikkelingen hebben ook betekenis voor de financiële verhouding tussen het Rijk en de lagere overheden. Op dit moment zijn vier operaties gaande ter verbetering van de financiële verhouding. Deze hebben onderling sterke raakvlakken. Dit zijn de evaluatie van de Financiële-Verhoudingswet 1984 (FVW 1984), het fundamenteel onderzoek Provinciefonds, de verruiming van het eigen belastinggebied van de lagere overheden (naar aanleiding van het rapport van de Commissie Verruiming Eigen Middelen van Lagere Overheden, Commissie De Kam) en tenslotte de bekostiging van toekomstige regionale besturen. Aan dit laatste onderwerp is in de Miljoenennota 1993, bijlage 9, aandacht besteed. Hoewel deze operaties hun eigen traject volgen, is het van belang verbanden te leggen met de bestuurlijke ontwikkelingen.

In deze paragraaf wordt ingegaan op de onderlinge verbanden tussen de operaties die gaande zijn in het kader van de financiële verhouding en de bestuurlijke ontwikkelingen.

Bijlage 8

268

8.2.2. Context van de in gang gezette ontwikkelingen Sinds onder meer de rapporten van de Commissie Montijn (Grote steden grote kansen) en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) (Van de stad en de rand), is er in toenemende mate aandacht gekomen voor de problematiek van de grote steden en de grootstedelijke gebieden. Naar aanleiding van deze problematiek heeft het kabinet de twee nota's Bestuur op niveau vastgesteld. In deze nota's wordt een perspectief geboden voor de zogenaamde Bongebieden om uiteindelijk door te groei-en naar een definitieve vorm van regionaal bestuur, met de mogelijkheid om een provincienieuwestijl te worden. In de nota Vernieuwing Bestuurlijke Organisatie heeft het kabmet ook aangegeven langs welke weg de overige gebieden in Nederland kunnen toegroeien naar een verbeterd bestuur op regionaal niveau.

Het Bonproces is een groeiproces waarbij vooral de gebieden zelf bestuurlijke oplossingen moeten aandragen die aansluiten bij de specifieke behoeften in de betreffende gebieden. Verschillen in vorm en tempo zijn daarbij mogelijk. Het groeiproces betekent dat het thans nog onduidelijk is hoe de bestuurlijke structuur van Nederland in zijn uiteindelijke vorm eruit zal zien.

8.2.3. Raakvlakken tussen de verschillende bestuurlijke en financiële ontwikkelingen

Evaluatie FVW 1984

De evaluatie van de FVW 1984 is gericht op een verbetering van het verdeelstelsel van het Gemeentefonds. In dit verband is vooral ook de positie van de zogenaamde centrumgemeenten van belang. Dit zijn gemeenten met een centrumfunctie die bovendien vaak een zwakke sociale structuur hebben. Deze gemeenten dragen de kosten van voorzieningen met een grotere reikwijdte dan alleen de eigen gemeente. De randgemeenten, die ook gebruik maken van deze centrumvoorzieningen, hebben vaak, in tegenstelling tot de zogenaamde centrumgemeenten, een relatief sterke sociale structuur. Omdat de centrumfunctie op dit moment onvoldoende in de verdeling van het Gemeentefonds tot uitdrukking lijkt te komen, ontvangen veel van deze centrumgemeenten een relatief gering aandeel uit het Gemeentefonds ten opzichte van de randgemeenten. Dit nadeel komt mede tot uitdrukking in hogere belastingtarieven.

Het relatief grote gewicht van de verdeelmaatstaf woonruimten leidt ertoe dat de gemeentelijke inkomsten uit het Gemeentefonds in sterke mate afhankelijk zijn van de gemeentegrootte. Deze afhankelijkheid bestaat ook in de tijd gezien. Dat wil zeggen dat de verdeling van de middelen in de tijd te sterk opschuift ten gunste van gemeenten met een groeiend aantal woonruimten en ten nadele van gemeenten met een dalend of stabiel aantal woonruimten. Het relatief grote gewicht van de woonruimten in het verdeelstelsel leidt ertoe dat het verdeelstelsel van het Gemeentefonds onvoldoende mogelijkheden heeft om rekening te houden met verschillen tussen gemeenten. De centrumfunctie van gemeenten komt daardoor onvoldoen-de in het verdeelstelsel tot uitdrukking.

Vooruitlopend op een meer definitieve oplossing in het Gemeentefonds voor de positie van de centrumgemeenten, heeft het kabinet besloten voor de jaren 1994 en 1995 een interimmaatregel te treffen die een beperkte herverdeling binnen het Gemeentefonds tot stand brengt ten gunste van de zogenaamde centrumgemeenten.

Bijlage 8

269

Bij het verleggen van accenten in de verdeling van het Gemeentefonds, richt de evaluatie van de FVW 1984 zich mede op het meer rekening houden met structuurverschillen tussen gemeenten dan thans het geval is. Daarbij zal niet naar een uiterste verfijning worden gestreefd maar een zekere globaliteit in acht worden genomen. De verdeelmaatstaven en verfijningen die op dit moment als basis voor de verdeling van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds dienen, hebben niet geleid tot een in alle opzichten bevredigende verdeling.

Relatie FVW 1984/vernieuwing bestuurlijke organisatie Bij de herziening van het verdeelstelsel van het Gemeentefonds is tevens de vraag aan de orde hoe om te gaan met de vernieuwing van de bestuurlijke organisatie. In de Miljoenennota 1993, bijlage 9, is aangegeven op welke wijze tijdens dit groeiproces regio's kunnen worden ingepast in de bestaande f inanciële verhouding. Tevens is daar aangegeven dat een ordelijke financiële verhouding grenzen stelt aan de mate van differentiatie in het binnenlands bestuur. De vernieuwing van de bestuurlijke organisatie is een groeiproces. Daarbij is bewust gekozen voor de mogelijkheid van differentiatie in vormgeving en tempo. Dat betekent dat bij de verbetering van de financiële verhouding rekening moet worden gehouden met het voortgezette proces van bestuurlijke reorganisatie, in eerste aanleg de inpassing van de regio's. Bij de besluitvorming over de resultaten van de evaluatie van de FVW 1984is hetdaaromzaakvoldoende mogelijkheden tebieden voorde inpassing van toekomstige regio's. Dat betekent dat het Gemeentefonds zoveel mogelijk «reorganisatiebestendig» moet zijn.

Omdat de vernieuwing van het binnenlands bestuur in belangrijke mate een groeiproces van onderop is, kan er differentiatie ontstaan in de takenpakketten van regionale besturen en gemeenten. Het huidige verdeelstelsel van het Gemeentefonds is hier niet op ingericht. De evaluatie van de FVW 1984, die mede is gebaseerd op het gemeentelijk takenpakket, zal naar verwachting leiden tot een verdeelstelsel dat beter rekening houdt met verschillende en veranderende omstandigheden.

Fundamenteel onderzoek Provinciefonds

In hetfundamenteel onderzoek Provinciefonds wordt bezien of hetverdeelstelsel van het Provinciefonds (en daarmee de verdeling van de in het Provinciefonds beschikbare middelen) nog voldoet. Het onderzoek beoogt een voorstel op te leveren voor een eenvoudig en inzichtelijk verdeelsysteem dat zo goed mogelijk recht doet aan interprovinciale behoefteverschillen. Het onderzoek is inmiddels afgerond en geeft een normatieve onderbouwing van de behoefte aan middelen. Zowel de provincies als het Rijk bereiden zich thans voor op een standpunt.

Relatie fundamenteel onderzoek Provinciefonds/vernieuwing bestuurlijke organisatie In de nota Vernieuwing Bestuurlijke Organisatie heeft het kabinet aangegeven dat de regio Rotterdam een provincienieuwestijl wordt. Deze mogelijkheid is ook aangegeven voor de andere Bongebieden. De totstandkoming van provinciesnieuwestijl kan leiden tot meer differentiatie tussen provincies. Zowel tussen de huidige provincies met de huidige takenpakketten en de provinciesnieuwestijl met daarvan afwijkende takenpakketten als ook tussen de provinciesnieuwestijl onderling. Ook het Provinciefonds zal na de herziening van het verdeelstelsel zoveel mogelijk «reorganisatiebestendig» moeten zijn. Dat geldt zowel voor de inpas-

Bijlage 8

270

sing van de provinciesnieuwestijl als voor de inpassing van de op te delen provinciesoudestijl. Bij een herziening van het verdeelstelsel van het Provinciefonds zal in ieder geval rekening gehouden moeten worden met de instelling van een nieuwe provincie in de regio Rotterdam en dientengevolge met de splitsing van de provincie Zuid-Holland.

Meer verantwoordelijkheden op decentraal niveau (decentralisatie-impuls en verruiming eigen belastinggebied van de lagere overheden)

Het proces van decentralisatie leidt ertoe dat taken aan de lagere overheden worden overgedragen. Het proces van decentralisatie is door dit kabinet sterk gestimuleerd. Vanaf de start van deze kabinetsperiode werd vormgegeven aan de brede doeluitkering sociale vernieuwing. Door bundeling en deregulering van een groot aantal specifieke uitkeringen kregen gemeenten de ruimte om binnen het brede sociale vernieuwingsterrein zelf prioriteiten te stellen. Het per 1994 in te stellen «fonds» sociale vernieuwing is hierop het vervolg. Hierin worden onder meer opgenomen middelen voor verslavingszorg, maatschappelijke opvang en de uitstroomincentive algemene bijstand. Bij de Tussenbalans werd besloten tot de decentralisatie-impuls. In dat verband werden taken en bevoegdheden van het Rijk geanalyseerd ter beantwoording van de vraag welk overheidsniveau in staat moet worden geacht deze het meest doelmatig uit te voeren. Het resultaat is dat een omvangrijk pakket taken en bevoegdheden werd en nog wordt gedecentraliseerd. De decentralisatie-impuls heeft erin geresulteerd dat ca. f3,4 miljard naar het Gemeentefonds is of nog wordt overgeheveld (waaronder de gehandicaptenvoorzieningen, onderwijshuisvesting, milieuapparaatskosten en kinderopvang). Daarnaast kregen de gemeenten eerder op het terrein van de bijzondere bijstand een aanmerkelijk grotere bestedingsruimte. De middelen (f 300 miljoen, inclusief een intensivering van f 100 miljoen) werden overgeheveld naar het Gemeentefonds. Voorts zijn de gemeentelijke middelen voor het wegenbeheer (f428 miljoen) naar het Gemeentefonds overgeheveld. In totaal betekent dit dus dat een bedrag van ruim f4,1 miljard is of nog wordt overgeheveld naar het Gemeentefonds. De voorstellen van het kabinet ten aanzien van de wijzigingen van de normensystematiek van de algemene bijstand leiden ertoe dat ook als gevolg van deze maatregelen in de nabije toekomst een aanmerkelijke overheveling van financiële middelen naar het Gemeentefonds zal plaatsvinden. Het gaat hierbij om de toeslagen die gemeenten kunnen verstrekken als aanvulling op de basisnormen. Het kabinet heeft over deze voornemens overeenstemming bereikt met de VNG. De VNG heeft het concept-akkoord aan haar achterban voorgelegd. Naast aanzienlijke overhevelingen naar het Gemeentefonds wordt een groot aantal taken naar gemeenten gedecentraliseerd via brede doeluitkeringen. In totaal gaat het hierbij om een bedrag van ca. f 400 miljoen (waaronder de bijdrage verbetering particuliere huurwoningen en lokatiegebonden subsidies). In overeenstemming met het concept Dl-akkoord met het IPO wordt naar het Provinciefonds een pakket maatregelen gedecentraliseerd ten bedrage van ca. f 200 miljoen (waaronder middelen voor steunfuncties minderheden, rivierdijkversterking, onderhoud waterkeringen en milieuapparaatskosten). Als gevolg van de decentralisatie van het wegenbeheer wordt ca. f 680 miljoen naar het Provinciefonds overgeheveld. In totaal wordt daarmee vanaf 1993 bijna f 900 miljoen aan het Provinciefonds toegevoegd als gevolg van decentralisatiemaatregelen (in 1992 was de omvang van het Provinciefonds ca. f 1,3 miljard). Tevens wordt ca. f 80 miljoen gedecentraliseerd via brede doeluitkeringen (waaronder therapeutische gezinsverpleging, ROV-programmakosten en openluchtrecreatie en waaronder tevens het natuur-en landinrichtingsbeleid, het zogenaamde groenfonds). De totale besparing uit hoofde van de Dl bedraagt ca. f 0,4 miljard.

Bijlage 8

271

Als gevolg van deze omvangrijke verschuiving van taken en bevoegdheden nemen de verantwoordelijkheden van de lagere overheden aanmerkelijk toe. In het bijzonder vanuit een oogpunt van een verbetering van de allocatie is het wenselijk te bezien in hoeverre deze toename van de eigen verantwoordelijkheden voor het te voeren beleid gepaard dient te gaan met een toenemendeverantwoordelijkheid voordeeigen inkomsten. Een mogelijke verruiming van het belastinggebied van de lagere overheden zou, ten einde een stijging van de collectieve lastendruk te voorkomen, moeten worden gecompenseerd door belastingverlaging bij het Rijk. De lagere overheden zouden bij een ruimer eigen belastinggebied meer dan thans het geval is, nadrukkelijk een afweging moeten maken tussen de uitgaven die zij willen doen en de hiervoor te genereren belastingopbrengsten. Op lokaal niveau zou aldus een scherpere afweging mogen worden verwacht tussen nut en offer. De financiële middelen zijn immers geen gegeven meer, maar moeten door de lagere overheden zelf worden verworven via belastingheffing binnen hun eigen grenzen, hetgeen om afweging vraagt tussen voorzieningen en belastingoffers. De burger zal bij een significante verruiming van het eigen belastinggebied van lagere overheden naar verwachting directer bij de lokale politieke afwegingen betrokken worden, hetgeen kan leiden tot intensivering van lokale democratische besluitvormingsprocessen.

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) beveeltverruiming van het eigen belastinggebied van de lagere overheden aan in zijn advies «Van de stad en de rand». Een sterk en slagvaardig overheidsbestuur is naar de mening van de WRR niet alleen gebaat bij een grotere verantwoordelijkheid voor de uitgaven, maar vooral ook (in samenhang daarmee) bij een grotere verantwoordelijkheid voor de inkomsten. Hierdoor wordt de afhankelijkheid van de rijksoverheid kleiner en bestaan er meer mogelijkheden om vorm te geven aan de gewenste ontwikkelingen in het eigen gebied. Tevens impliceert dit dat gemeenten en provincies zich in-dringender tegenover de burger moeten verantwoorden voor hun beleid. Dit pastvolgensde WRR ookin hetkabinetsvoornemenom in hetkadervan de bestuurlijke vernieuwing het bestuur dichter bij de burger te brengen. Het versterkt de verantwoordelijkheid, bevordert de zelfstandigheid en draagt bij aan een (financieel) weerbaarder overheid.

Vanuit deze overwegingen heeft het kabinet op 9 maart 1992 de Commissie Verruiming Eigen Middelen van Lagere Overheden (commissie De Kam) ingesteld om te onderzoeken of, en zo ja op welke wijze een verruiming van het eigen belastinggebied van lagere overheden mogelijk is. Deze commissie heeft op 31 augustus 1992 haar eindrapport uitgebracht. Het kabinet verwacht voor het kerstreces zijn standpunt te bepalen.

Bijbrief van29 januari 1993 (kamerstukken II, 1992/1993,22236, nr. 14) heeft het kabinet aangegeven van mening te zijn dat bestuurlijke vernieuwing impliceert dat de lagere overheden in beginsel ook fmancieel een grotere zelfstandigheid wordt toegekend.

Relatie verruiming eigen middelen van de lagere overheden/FVW 1984

Tussen de verschillende gemeenten bestaan vaak grote verschillen in tarieven van heffingen en belastingen. Deze verschillen zijn verklaarbaarvanuit de aard van de heffingen/belastingen en de rol die deze inkomstencategorieën spelen in de financiële huishouding van de gemeenten. Daarbij moet een onderscheid worden gemaakt tussen:

Bijlage 8

272

  • heffingen; 2. algemene belastingen (bij de discussie over de verruiming van de eigen middelen van de lagere overheden gaat het om deze categorie).

Voor wat betreft de heffingen (bijvoorbeeld riool-en reinigingsrechten) geldt dat er een directe relatie is tussen de heffingen en de daarmee te bekostigen voorziening(en). Gemeenten mogen maximaal een kostendekken-de heffing aan de burger opleggen. De burger wordt geconfronteerd met de kosten en zal van het gemeentebestuur een doelmatige uitvoering van de betreffende taken verwachten. Aldus ontstaat een prikkel voor gemeenten zo goedkoop mogelijk te werken. Bij de voorzieningen die uit de categorie heffingen worden betaald, geldt dat het meestal om gemeentelijke taken gaat waarop strakke, door het Rijk gestelde, (milieu-)normen van toepassing zijn (o.a. beperking emissies toxische stoffen). Gemeenten hebben daarbij geen of slechts een beperkte vrijheid in de keuze om de betreffende voorziening wel of niet tot stand te brengen. De hoogte van de uitgaven kan slechts worden beperkt door een doelmatiger uitvoering. De gemiddelde jaarlijkse opbrengstenstijging van de gemeentelijke heff ingen in de periode 1980-1993 was 9,6%. De gemiddelde jaarlijkse stijging van de belastingen was in diezelfde periode van 13 jaar aanmerkelijk geringer nl. 5,0%. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met het feit dat de dekkingsgraad van de milieuheffingen aanmerkelijk is gestegen Voor wat betreft de algemene belastingen (vooral de onroerende zaakbelastingen) geldt dat er in beginsel geen directe relatie bestaat tussen voorzieningen en de geheven belasting. De belastingopbrengsten behoren tot de algemene dekkingsmiddelen van de gemeenten. De (algemene) belastingen hebben twee functies, te weten: 1. het opvangen van onvolkomenheden in het verdeelstelsel van het Gemeentefonds; 2. het bekostigen van eigen beleid van de lagere overheden.

De eerste functie heeft tot gevolg dat in een aantal gemeenten de belastingtarieven noodzakelijkerwijs hoger zijn dan in andere gemeenten. Deze gemeenten moeten een tekortschietende algemene uitkering uit het Gemeentefonds immers opvangen door hogere belastingtarieven. In paragraaf 8.2.3. is reeds aangegeven dat dit effect zich vaak voordoet in de zogenaamde centrumgemeenten. De «scheefheid» in de belastingtarieven is, zoals eerder al is aangegeven, voor een deel het gevolg van het verdeelstelsel van het Gemeentefonds waarin de centrumfunctie onvoldoende tot uitdrukking komt. Het kabinet onderkent dit en streeft ernaar dit effect met de evaluatie van de Financië-le-Verhoudingswet 1984zoveel mogelijkrechttetrekken. Alsgevolg van een tot stand te brengen betere verdeling van de middelen uit het Gemeentefonds zullen de centrumgemeenten een relatief hogere uitkering uit het Gemeentefonds gaan krijgen dan de randgemeenten. Dat betekent datvervolgens het eigen belastinggebied niet meer of in aanmerkelijk mindere mate dan thans hoeft te worden gebruikt om deze «centrum»-scheefheid op te vangen. In dat geval zal een eventuele verruiming van het lokale belastinggebied niet leiden tot een verdergaande scheefheid in de hoogte van de belastingtarieven tussen gemeenten met een relatief rijke bevolking en gemeenten met een relatief arme bevolking als gevolg van onvolkomenheden in het verdeelstelsel van het Gemeentefonds. Verschillen in belastingtarievenzullen in detoekomstvoornamelijkhetgevolgkunnen zijn vaneigen beleid: gemeenten die een hoog voorzieningenpeil willen realiseren, zullen hun inwoners relatief zwaar moeten belasten. In gemeenten met een laag voorzieningenniveau kunnen de belastingtarieven lager zijn.

Bijlage 8

273

Hiervoor is aangegeven dat het verdeelstelsel van het Gemeentefonds naar verwachting meer rekening zal houden met structuurverschillen tussen gemeenten. Hoewel de scheefheid in de verdeling als gevolg van de centrum-functie van gemeenten zoveel mogelijk zal verdwijnen, zal de bufferfunctie van belastingen van toepassing blijven. Bij de verdeling van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds wordt immers niet gestreefd naar de uiterste verfijning. Vooreen dergelijke benadering zou een meergedetailleerd inzicht in de kostenstructuur noodzakelijk zijn. Op rijksniveau is dit inzicht, zo dit al wenselijk zou zijn, niet te verkrijgen.

Relatie verruiming eigen middelen van lagere overheden/vernieuwing bestuurlijke organisatie In bijlage 9 bij de Miljoenennota 1993 is aandacht besteed aan de relatie tussen de financiële verhouding Rijk -lagere overheden en de ontwikkelingen ten aanzien van de reorganisatie van het binnenlands bestuur (regionalisatie). Daarbij is ook ingegaan op de vraag onder welke voorwaarden regionale belastingheffing aan de orde kan zijn. De eerste voorwaarde is dat het bestuur rechtstreeks moet zijn gekozen, bestuurders moeten rechtstreeks ter verantwoording kunnen worden geroepen (no taxation without representation). Als tweede voorwaarde is aangegeven dat een eigen belastinggebied niet voor de hand ligt zolang een gebied zich in de fase van een gesloten huishouding met een gelimiteerd takenpakket bevindt.

Tevens is de vraag welke omvang het belastinggebied van de gemeenten in deze regio's zal moeten hebben. Een deel van de belastingheffing zal naar verwachting naar het regionale bestuur overgaan. Gelet op het streven naar een doelmatiger bestuur hoeft de totale belastingdruk in de regio hierdoor overigens naar verwachting niet toe te nemen. Het gaat bij regionalisatie immers in beginsel alleen om een herschikking van taken, waarbij bestuurlijke en beleidsmatige doelmatigheid uitgangspunt zijn.

De totstandkoming van regionale besturen leidt tot de vraag of dit niet zou kunnen leiden tot een groter eigen belastinggebied en een beperking van de specifieke of algemene uitkeringen, mede omdat een differentiatie in het binnenlands bestuur om een minder centrale middelentoedeling vraagt. Ook zou de totstandkoming van grotere bestuurlijke eenheden kunnen leiden tot andere belastingbronnen dan de huidige. Dit wordt betrokken in de standpuntbepaling ten aanzien van het rapport van de Commissie de Kam.

8.2.4. Grenzen aan bestuurlijke ontwikkelingen

Bij de bestuurlijke ontwikkelingen is gekozen voor de mogelijkheid van differentiatie in vormgeving en tempo. Dat betekent dat bij de verbetering van de financiële verhouding rekening moet worden gehouden met het voortgezette proces van bestuurlijke reorganisatie. Voor de Rotterdamse regio zal dit er naar verwachting toe leiden dat de regio een eigen plaats in het Gemeentefonds krijgt. De regio krijgt alle Gemeentefondsmiddelen die anders naar de afzonderlijke gemeenten zouden zijn gegaan. Op basis van een objectief verdeelmodel verdeelt het regionaal bestuur deze middelen vervolgens over de regiogemeenten en het regionaal bestuur zelf. Tevens krijgt de regio een uitkering uit het Provinciefonds.

De verschillende in deze paragraaf geschetste processen hangen met elkaar samen en beïnvloeden elkaar over en weer. De ontwikkelingen tot verbetering van de financiële verhouding moeten de bestuurlijke ontwikkelingen mogelijk maken, en omgekeerd. Dat betekent voor de financiële ver-

Bijlage 8

274

houding dat deze voldoende flexibel moet zijn. Dat laat onverlet dat er grenzen zijn aan de mate waarin een ordelijke financiële verhouding kan in-spelen op onzekere ontwikkelingen. Gewaakt moet worden voor een financiële verhouding die dermate complex is dat de financiële verhouding niet meer doorzichtig is, daarmee moeilijk controleerbaar wordt en daardoor het gevaar van ondoelmatigheid met zich brengt. Daarom stelt een ordelijke financiële verhouding grenzen aan het aantal variaties aan bestuurlijke vormgevingen.

8.3. Inkomstenbronnen van gemeenten en provincies

8.3.1. Algemeen

Een overzicht van de bedragen die zijn gemoeid met de financiële verhouding tussen het Rijk en de lagere overheden is opgenomen in tabel 8.3.1. Het relatieve aandeel van de specifieke uitkeringen in de inkomstenbronnenvande lagereoverheden nam in 1993 afvan 61,8% in 1992 tot 59,2% in 1993 (het bedrag aan specifieke uitkeringen nam af, terwijl het totaalbedrag van de gezamenlijke inkomstenbronnen toenam). Sinds 1989 is het aandeel van het bedrag aan specifieke uitkeringen gedaald met 4,7%-punten. Het aandeel van de algemene uitkeringen nam in 1993 toe (sinds 1989 met ca. 2,2%-punten). De verschuivingen van 1992 op 1993 zijn voor een belangrijk deel het gevolg van de decentralisatie van het wegenbeheer (ca. f 1,1 miljard).

Tabel 8.3.1 Inkomstenbronnen van gemeenten en provincies (begrotingscijfers: in miljoenen guldens)

1989

%

1990

1991

%

1992

1993

gemeenten

1.

-Heffingen en rechten -Eigen belastinggebied 2.

Algemeneuitkering 3.

Specifieke uitkeringen

Totaal Aantal Specifieke uitkeringen

1928

323713952

33888

53005243

3,7

6,1 26,3

63,9

100,0

2184

334714982

35016

55619216

3,9

6,0 27,0

63,1

100,0

2465

355815785

36457

58265218

4,2

6,1 27,1

62,6

100,0

3156

379616476

37822

61250

208

5,2

6,1 26,9

61,8

100,0

3385

377715967

335135

56642provincies

266

2881972

3818

6344

totaal

3651

406517939

37331

62986205

%

5,8

6,5 28,5

59,2

100,0

1 Wat de gemeenten betreft: rioolrechten, reinigingsrechten, verontreinigingsheffing, leges, precariorechten, marktgelden, begraafrechten en parkeergelden. (Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek: «Statistiek der gemeentebegrotingen 1993, voorlopige uitkomsten»). Wat de provincies betreft: leges, grondwaterheffing, verontreinigingsheffing en opcenten omroepbijdrage (Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek: «Statistiek der provmciale fmanciën») 2 Het betreft voor gemeenten onroerendezaakbelastingen, hondenbelasting, woonforensenbelasting, toeristenbelasting, baatbelasting en bouwgrondbelasting. (Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek: «Statistiek der gemeentebegrotingen 1993, voorlopige uitkomsten»). Het betreft voor provincies: de provmciale opcenten op de motorrijtuigenbelasting (Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek: «Statistiek der provinciale financiên»), 3 Uitgegaan is van de bedragen in de ontwerp-begrotingen van het Gemeentefonds en het Provinciefonds, inclusief Nota's van wijziging. In het bedrag van de algemene uitkering is ook de integratie-uitkering begrepen " Het gaat hierbij tevens om organen op basis van de Wet gemeenschappehjke regelingen. * Van dit bedrag gaat circa f3,3 miljard naar Wgr-organen.

De stijging van het relatieve aandeel van de eigen inkomsten heeft zich voortgezet. In de afgelopen jaren was dit voornamelijk toe te schrijven aan een stijging van de heffingen (vooral de milieuheffingen) en rechten. In 1993 nam ook het relatieve aandeel van het eigen belastinggebied toe. Het relatieve aandeel van de eigen inkomsten is sinds 1989 gestegen van 9,8% naar 12,3%.

Bijlage 8

275

8.3.2. Eigen inkomsten

De eigen inkomsten bedragen 12,3% van de totale inkomsten van de lagere overheden. Zoals al eerder is opgemerkt in paragraaf 8.2. beziet het kabinet op basis van een onderzoek van de Commissie De Kam of en zo ja hoe verruiming van het belastinggebied van de lagere overheden mogelijk is. Het kabinetsstandpunt over het rapport van de Commissie De Kam zal naar verwachting voor het kerstreces worden afgerond.

De Memorie van Antwoord op het Voorlopig Verslag van de Tweede Kamer bij het wetsvoorstel Waardering Onroerende Zaken wordt binnenkort aan de Tweede Kamer aangeboden.

8.3.3. Algemene uitkeringen uit het Gemeentefonds en het Provinciefonds De omvang van de algemene uitkeringen uit het Gemeentefonds en het Provinciefonds wordt in belangrijke mate bepaald door in de bestuursakkoorden vastgelegde afspraken tussen het Rijk en de VNG en het Interprovmciaal Overleg (IPO). De bestuursakkoorden zijn afgesloten voor de huidige kabinetsperiode. Over de wijze waarop in een volgende kabinetsperiode de omvang van het Gemeentefonds en het Provinciefonds moet worden vastgesteld zal door een nieuw kabinet worden besloten. Wel worden, conform de bestuursakkoorden, in deze kabinetsperiode tussen de beheerders van het Gemeentefonds en het Provinciefonds en de VNG en het IPO besprekingen gevoerd over de mogelijkheden voor de toekomstige ontwikkeling van de fondsen. Hierbij worden ook de voornemens met betrekking tot de invoering van een integrale benadering van de ruimte arbeidsvoorwaarden betrokken Daarnaast wordt het negende rapport van de Studiegroep Begrotingsruimte, getiteld «Naar een trendmatig begrotingsbeleid» (bijlage bij de brief aan deTweede Kamervan 7 juli 1993; Kamerstukken II 1992/93, 20995, nr. 6), bij de besprekingen betrokken. Over de afloop van de besprekingen zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd.

De onderdelen uit de bestuursakkoorden die relevant zijn voor de bepaling van de omvang van het Gemeentefonds en het Provinciefonds hebben betrekking op het volumeaccres, het evenredig aandeel in ombuigingen, gecorrigeerd voor besparingsverliezen, en in niet-gecompenseerde beleidsintensiveringen, de impulsen uit hoofde van de in het Regeerakkoord gestelde prioriteiten en de nominale ontwikkelingen. Daarnaast hebben taakverzwaringen en -verlichtingen, saneringen van specifieke uitkeringen en wijzigingen in de bekostigingswijze van taken invloed op de omvang van de fondsen. In het navolgende worden voor beide fondsen puntsgewijs de in omvang belangrijkste mutaties besproken. Zoals uit tabel 8.3.2. blijkt nemen de uitkeringen uit het Gemeentefonds en het Provinciefonds in 1994 toe met respectievelijk f 898,2 en f 222,7 miljoen tot respectievelijk f17159,9 en f 2215,0 miljoen.

Bijlage 8

276

Tabel 8.3.2: Overzicht opbouw algemene uitkering en integratie-uitkering voor het jaar 1994 (bedragen in miljoenen guldens)

Gemeentefonds

Provinciefonds

Uitkeringen 1993

16261,7'

1992,3

Wijzigingen: a)

Volumeaccres b)

Ombuigingen c)

Aandeel beleidsintensiveringen/besparingsverliezen d)

Prioriteiten Regeerakkoord/impulsen e)

Nominale ontwikkelingen f)

Bijstelling aandeel gemeenten in bijstandslasten a.g.v. rijksbeleid g)

Taakwijzigingen h)

Sanering specifieke uitk./wijziging bekostigingswijze i)

Overige

Totaal wijzigingen

Uitkeringen 1994

184,0 -399,8 -0,9-357,0 74,5 13,2

669,1 1,1

898,2

17159.91

19,9 -49,5 -0,1 6,0 41,3 nvt 2,7

202,4-

222.7

2215,0

1 Dit bedrag betreft de algemene en integratie-uitkering van het Gemeentefonds inclusief een bedrag van f 52,7 miljoen, zijnde het deel van de welzijnsgelden dat betrekking had op de Rijksbijdrageregeling welzijn minderheden Dit bedrag maakt deel uit van het plafond voor ontwikkelingssamenwerking. In de bedragen van de uitkeringen uit het Gemeentefonds zijn dus niet opgenomen de kosten onderzoek verdeelmaatstaven en de vergoeding voor de kosten van de Raad voor de gemeentefinanciën.

Volume accres

In beide bestuursakkoorden is opgenomen dat het volumeaccres voor deze kabinetsperiode gehandhaafd blijft op 1%. Voor het Gemeentefonds is hiermee in 1993 een bedrag van f 184,0 miljoen gemoeid en voor het Provinciefonds een bedrag van f 19,9 miljoen.

Evenredig aandeel in ombuigingen, besparingsverliezen en beleidsintensiveringen In de bestuursakkoorden is opgenomen dat het Gemeentefonds en het Provinciefonds evenredig zullen delen in ombuigingen als gevolg van macro-economische tegenvallers, achteraf te corrigeren voor besparingsverliezen. Het Gemeentefonds en het Provinciefonds zullen tevens een evenredig aandeel ontvangen in niet-gecompenseerde beleidsintensiveringen. De evenredigheidsmethodiek is begin 1993 aangepast. Kern van de aanpassing is dat, naast de macro-economische tegenvallers aan de uitgavenkant, voortaan ook de macro-economische tegenvallers aan de ontvangstenkant van de rijksbegroting relevant zijn voor de vaststelling van het aandeel van het Gemeentefonds en het Provinciefonds in de ombuigingen. De aangepaste methodiek is toegepast op de ombuigingen in het kader van het Nadere beleidspakket 1993, de Voorjaarsnota 1993 en de begrotingsvoorbereiding 1994. De hiermee gepaard gaande bedragen voor het Gemeentefonds en het Provinciefonds lopen af van f 333,3 respectievelijk f 41,2 miljoen in 1994 tot f 299,6 respectievelijk f37,1 miljoen in 1997 en volgende jaren. Voorts is in de aanvullende post «nader te bepalen/te verdelen ombuigingen» het evenredig aandeel opgenomen van het Gemeentefonds en het Provinciefonds in de ombuigingen die nog niet zijn ingevuld. Het gaat hierbij in totaal om bedragen oplopend van 76,8 miljoen in 1995 tot 164,5 miljoen in 1997 en latere jaren.

BijlageS

277

Het aandeel van het Gemeentefonds en het Provinciefonds in de niet-gecompenseerde beleidsintensiveringen en de correctie voor besparingsverliezen op de rijksbegroting in enge zin zal na de totstandkoming van de Miljoenennota 1994 worden vastgesteld. De bevindingen worden neergelegd in de zogenaamde Uitvoeringsnota nr. 4. Als basis voor de berekening zullen de Miljoenennota 1994, de Voorjaarsnota 1993 en de Voorlopige Rekening 1992 dienen. De eventuele financiële effecten van de Uitvoeringsnota nr. 4 zullen worden verwerkt in de Voorjaarsnota 1994.

Impulsen

In het bestuursakkoord tussen het Rijk en de VNG is vastgelegd dat in de jaren 1992, 1993 en 1994 jaarlijks structureel f 50 miljoen aan het Gemeentefonds wordt toegevoegd voor prioriteiten die ook het kabinet in het regeerakkoord heeft vastgelegd, zoals milieu, sociale vernieuwing en investeringen. Het kabinet heeft gekozen voor een gerichte inzet ten behoeve van de werkgelegenheid. Deze keuze betekent dat de impuls, bedoeld in het bestuursakkoord Rijk-VNG, voor 1994 op een andere wijze wordt vormgegeven, waarbij, in verband met de doeltreffendheid, de aanwending uitsluitend plaats heeft ten behoeve van het beperkte aantal knooppuntgemeenten dat in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening is aangewezen. De middelen voor de impuls komen ten laste van de begroting van Binnenlandse Zaken.

In het bestuursakkoord met het IPO/de provincies is opgenomen dat aan het Provinciefonds voor 1992, 1993 en 1994 telkens structureel f 7,5 miljoen wordt toegevoegd voor prioriteiten die de regering in het regeerakkoord heeft gesteld.

Nominale ontwikkelingen

De nominale compensatie 1994 bedraagt voor het Gemeentefonds f319,2 miljoen en voor het Provinciefonds f 37,9 miljoen. Daarnaast wordt aan de gemeenten en provincies als aanvulling op de nominale compensatie 1994 respectievelijk f 17,8 miljoen en f 1,4 miljoen beschikbaar gesteld. Voorts wordt als tegemoetkoming in de kosten van incidentele loonontwikkeling ten opzichte van 1993 f 20 miljoen aan het Gemeentefonds en f 2 miljoen aan het Provinciefonds toegevoegd.

Sanering specifieke uitkeringen/wijziging bekostigingswijze Het grootste deel van de mutatie van f 669,1 miljoen op het Gemeentefonds betreft de decentralisatie van middelen in verband met de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG). Hiervoor wordt aan het Gemeentefonds f 670,1 miljoen toegevoegd. Bij het Provinciefonds wordt het grootse deel van de mutatie van f 202,4 miljoen bepaald door het bereikte principeakkoord met het IPO over de decentralisatie-impuls.

Overige wijzigingen

Tot slot is er voor beide fondsen in 1994 ten opzichte van 1993 een aantal kleinere wijzigingen.

8.3.4. Specifieke uitkeringen

In 1993 is het aantal specifieke uitkeringen verder gedaald van 208 in 1992 naar 205 in 1993. Ook het bedrag aan specifieke uitkeringen nam af (met ca. f 0,5 miljard), na een stijging in de voorgaande jaren. Deze

Bijlage 8

278

daling is voor het belangrijkste deel het gevolg van de decentralisatie van het wegenbeheer (f 679,4 miljoen naar het Provinciefonds en f 428,2 miljoen naar het Gemeentefonds). De decentralisatie-impuls zal naar verwachting ook in het komende jaar voor een verdere daling zorgdragen. Ook als gevolg van de instelling van het fonds sociale vernieuwing met ingang van 1994 zal een aantal specifieke uitkeringen worden gebundeld op de begroting van Binnenlandse Zaken. Oeze bundeling leidt tot een afname van het aantal specifieke uitkeringen met per saldo 12.

Tabel 8.3.3. Totaal bedragen van specifieke uitkeringen (bedragen in miljoenen guldens)

Ministerie

1989

1990

1992

1992

1993

Gemeen-

Aantal specifieke uitketen' Provincies

Justitie Binnenlandse Zaken Onderwijs en Wetenschappen Financiên Defensie VROM Verkeer en Waterstaat Economische Zaken Landbouw en Visserij SZW WVC

TOTAAL

Waarvan sociale zekerheidsuitgaven Aantal specifieke uitkeringen

320564795977638233232850131743120

34052

13679243

11212547609108427259232047137313244

35276

13731216

1421505021968429273242742140293780

36639

14027218

2123645392958178271835642144174457

37959

14415208

712599567995696622022327144451487

335132

12513

500169183522929

3818

Derden

Totaal 8326045692957466 1

237248

2544

3614447 52

4468

105

37436

14446

ringen 194812 39 21 15 15 16 30

205

Het gaat hierbij tevens om organen op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen Van dit bedrag gaat circa f 3,3 miljard naar Wgr-organen.

In 1994 zal de gehandicaptenregeling worden gedecentraliseerd. In 1993 is ter voorbereiding van de decentralisatie reeds f113 miljoen naar het Gemeentefonds overgeheveld. In de structurele situatie leidt de decentralisatie van de gehandicaptenregeling tot een overheveling naar het Gemeentefonds van ca. f 1,4 miljard. De milieuapparaatskosten (f 93,9 miljoen naar het Gemeentefonds, f 28,9 naar het Provinciefonds, bedragen exclusief korting) en de onderwijshuisvesting (in 1995 f 155,6 miljoen naar het Gemeentefonds, structureel f 1 556 miljoen naar het Gemeentefonds, bedragen exclusief korting) zullen per 1995 worden gedecentraliseerd.

De decentralisatie van de kinderopvang zal uiterlijk in 1996 worden gerealiseerd. De bijbehorende middelen worden overgeheveld naar het Gemeentefonds.

De decentralisatie van de WSW naar het fonds sociale vernieuwing zal geen doorgang hebben. Onderzoek heeft uitgewezen dat decentralisatie langs de lijnen van de kabinetsvoornemens via het fonds sociale vernieuwing niet haalbaar is, gelet op de door het Rijk gestelde randvoorwaarden. De belangrijkste oorzaak hiervan is dat toekenning aan gemeenten van de WSW-middelen via geobjectiveerde sleutels zou leiden tot te grote herverdeeleffecten.

De normuitkering gemeentepolitie zal met ingang van 1994 rechtstreeks aan de politieregio's worden uitgekeerd. Omdat bij de politieregio's geen sprake meer is van territoriaal bestuur, maar van functioneel bestuur, valt

Bijlage 8

279

deze uitkering vanaf dat moment niet meer onder de definitie van specifieke uitkeringen. Met de politie-uitkering was in 1993 een bedrag van ca. f 2,1 miljard gemoeid.

Het kabinet heeft met de VNG een principeakkoord bereikt over een wijziging van de normensystematiek in de Algemene Bijstandswet. De voorstellen van het kabinet zullen ertoe leiden dat gemeenten aanmerkelijk grotere financiële en beleidsmatige verantwoordelijkheden krijgen bij de uitvoering van de ABW.

8.4. De kapitaaluitgaven van de lagere overheden en de financiering daarvan Kapitaaluitgaven van de gemeenten en de provincies De totale kapitaaluitgaven van de gemeenten en de provincies stegen in 1992 met 3,5 miljard tot 18,8 miljard (3,8% Nl). De stijging is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de post «Verstrekte leningen» die met 1,9 miljard steeg. De toename van de verstrekte leningen heeft vooral betrekking op een stijging van het volume aan achtergestelde leningen aan voormalige gemeentelijke nutsbedrijven, die in 1992 zijn verzelfstandigd. Wanneer de post «Verstrekte leningen» buiten beschouwing wordt gelaten, blijkt dat de kapitaaluitgaven van gemeenten en provincies zijn toegenomen van 11,9 miljard naar 13,5 miljard. Uit tabel 8.4.1. kan worden opgemaakt dat met name de post «Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting» een forse stijging liet zien van 4,6 miljard naar 5,9 miljard. Deze toename kan worden toegeschreven aan de stijging van de uitgaven in de stadsvernieuwing in met name de grote steden. Bij de andere posten zijn mineure wijzigingen opgetreden.

Tabel 8.4.1. Kapitaaluitgaven van gemeenten en provincies; in miljarden guldens

Jaar

1989

1990

1991

1992

Algemeen bestuur Openbare orde en veiligheid Verkeer. vervoer en waterstaat Economische Zaken Onderwijs Cultuur en recreatie Sociale voorzieningen en maatschappelijk werk Volksgezondheid Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting Financiering en algemene dekkingsmiddelen

Subtotaal Verstrekte leningen

Totaal kapitaaluitgaven Idem in % Nl

0.8 0,2 1,4 0.8 0,7 0,7

0,1 0,7 4,7 0,2

10,3 3,5 13,8 3,3

0,9 0,3 1,9 0,8 0,7 0,8

0,2 0,9 4.9 0,2 11,6 2,1 13,7 3,0

1.1 0.2 2.0 0,6 0,6 0,9

0,3 1,3 4,6 0,3

11,9 3,4 15,3 3,2

1.2 0.3 2.0 0.5 0,7 0,9

0,3 1,4 5,9 0,3 13,5 5,3 18,8 3,8

Bron: CBS

Financiering van de kapitaaluitgaven van de gemeenten en de provincies Tabel 8.4.2. geeft een overzicht van de wijze waarop de kapitaaluitgaven van de gemeenten en de provincies zijn gefinancierd.

Bijlage 8

280

Tabel 8.4.2. De financiering van de kapitaaluitgaven van gemeenten en provincies; in miljarden guldens

Jaar

Kapitaaluitgaven (-) kapitaalinkomsten, waarvan -Overschot gewone dienst (voor afschrijvingen) -Opbrengst verkoop goederen -Rijksleningen woningbouw (netto) -Ontvangen bijdragen Ovenge kapitaalinkomsten (inclusief ontvangen aflossingen

Financieringstekort (-) Aflossingen (-)

Financieringsbehoefte Bruto beroep op lange middelen

1989

-13,8 4,2

3,6 0,4 2,5

2,9

-0,2 -7,2

-7,4 7,8

1990

-13,7 3,6

3.8 0,2 2,8

3,2

-0,1 -6,3

-6,4 6,1

1991

-15,3 4,2

4,8 0,0 2,7

4,2

0,6 -9,0

-8,4 9.1

1992

-18,8 3.4

5,8 -0,3 2,9

6,6

-0,4 -9,8

-10,2 11,4

Mutatie netto vlottende schuld (stijging = -)

0,4

-0.3

0,7

1,2

Bron: CBS, DNB en Ministerie van Financiën

In tabel 8.4.2. wordt een daling van de netto vlottende schuld van 1,2 miljard genoemd Het verschil van 0,1 miljard is veroorzaakt door de waterschappen en gemeenschappelijke regelingen.

Uit de tabel kan worden opgemaakt dat, nadat in 1991 sprake was van een financieringsoverschot van 0,6 miljard, in 1992 de lagere overheden een financieringstekort hebben geboekt van 0,4 miljard. De stijging van het tekort van de lagere overheden hangt vooral samen met de gestegen kapitaaluitgaven. Deze stijging werd ten dele gecompenseerd door de toegenomen opbrengsten uit de verkoop van goederen en de stijging van de overige kapitaalmkomsten. De toegenomen opbrengsten uit de verkoop van goederen met 1,0 miljard tot 5,8 miljard hangt vooral samen met de verkoop van nutsbedrijven. De stijging van de overige kapitaalinkomsten van 4,2 miljard in 1991 naar 6,6 miljard in 1992 wordt veroorzaakt door het feit dat het CBS een integraal deel van de afschrijvingen, die voorheen werden ondergebracht bij de gewone dienst, heeft geboekt onder deze post. Het financieringssaldo en de aflossingen bepalen de financieringsbehoefte van gemeenten en provincies. In 1992 bedroeg deze 10,2 miljard, een stijging van 1,8 miljard ten opzichte van 1991. Deze stijging houdt zowel verband met de stijging van het financieringstekort als de stijging van de aflossingen. Het kapitaalmarktberoep overtrof in 1992 de financieringsbehoefte, hetgeen resulteerde in een daling van de netto vlottende schuld met 1,2 miljard. Deze daling hing mede samen met de daling van de kapitaalmarktrente, hetgeen resulteerde in een grotere consolidatievraag van gemeenten.

Liquiditeitspositie van gemeenten, provincies, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen In 1992 is de bruto vlottende schuld van de lagere overheid gedaald met 0,8 miljard tot 4,9 miljard. De daling werd met name veroorzaakt door de gemeenten die mede als gevolg van de daling van de lange rente tot consolidatie overgingen. Aangezien de vlottende middelen met 0,5 miljard toenamen, daalde de netto vlottende schuld met 1,3 miljard [1] tot -0,5 miljard. Dit betekent dat de lagere overheid ultimo 1992 een overschot aan vlottende middelen had. Dit is sinds de invoering van de Wet Filo op 1 januari 1987 nog niet eerder voorgekomen. De daling van de netto vlottende schuld is geconcentreerd bij de gemeenten. Zoals grafiek 8.4.1. laat zien, steeg de ruimte onder de kasgeldlimiet in 1992 van 7,3 miljard naar 8,7 miljard.

Bijlage 8

281

In het eerste kwartaal van 1993 steeg de bruto vlottende schuld van de lagere overheden met 0,5 miljard tot 5,4 miljard. In dezelfde periode stegen de aangehouden vlottende middelen met 0,2 miljard, zodat het overschot aan vlottende middelen per saldo afnam van 0,5 miljard naar 0,2 miljard. De ruimte onder de kasgeldlimiet daalde tot 8,5 miljard.

Grafiek 8.4.1. Liquiditeitspositie van gemeenten, provincies, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen; primo kwartaalcijfers in miljarden guldens

1098

4321

0 -11 2 3 4 1 2 3 I

4 1 2 3 4 89

2 3 4 90

2 3 4 91

1 2 3 4 1 92

193

NVS

KGL

8.5. Het f inancieringstekort van de lagere overheden Nadat in 1991 de lagere overheden een financieringsoverschot boekten van 0,2% van het nationaal inkomen, is in 1992 weer sprake van een financieringstekort van 0,1% van het nationaal inkomen. Uit tabel 8.5.1 blijkt dat deze ontwikkeling zowel samenhangt met een daling van het sa!do op de gewone dienst als een stijging van het tekort op de kapitaaldienst van de gemeenten en provincies. De stijging van het tekort op de kapitaaldienst wordt vooral veroorzaakt door de gestegen kapitaaluitgaven.

Tabel 8.5.1. Het financieringssaldo van de lagere overheden naar onderdelen; in % van het nationaal inkomen.

Jaar

1989

1990

1991

1992

Provincies en gemeenten Saldo gewone dienst (na afschrijvingen) Saldo kapitaaldienst Saldo totale dienst Diversen Finanieringssaldo lagere overheden

1,0 (0,0) -1,0 0,0 -0,1 -0,1

0,8 (-0,1) -0,8 0,0 0,0 0,0

0,9 (0,0) -0,7 0,2 0,0 0,1

0,7 (-0.1) -0,8 -0,1 0,0 -0,1

1 Deze post omvat het saldo op de totale dienst van waterschappen en gemeenschappelijke regelingen (voor zover geregistreerd). 2 Door afronding kan een verschil ontstaan tussen financieringssaldo en de som van de saldi van de gewone dienst en de kapitaaldienst Bron: CBS Gelet op de ontwikkeling van het financieringstekort in de laatste jaren, kan het tekort voor 1993 en 1994 op 0% van het nationaal inkomen worden geraamd.

Bijlage 8

282

  • De financiering van de Europese Gemeen-

schappen

9.1. Inleiding

De uitgaven van de EG worden gefinancierd uit landbouwheffingen, invoerrechten, BTW-afdrachten en BNP-afdrachten. Voordeperiode 1993-1999 heeft de Europese Raad van Edinburgh op 11 en 12 december 1992 jaarlijkse maxima voor deze eigen middelen van de EG vastgesteld, uitgedrukt in een percentage van het EG-BNP. De lidstaten dragen in principe alle ontvangen landbouwheffingen en in-voerrechten af aan de EG. De BTW-afdracht bedraagt een bepaald percentage (maximaal 1,4%) van de in EG-verband geharmoniseerde BTW-grondslag.

De BNP-afdracht hangt af van de door de EG totaal benodigde (BNP-)middelen en het aandeel van een lidstaat in het EG-BNP. Voorde EG-begroting is het BNP-middel het sluitstuk van definanciering. Wijzigingen in de uitgaven van de EG -met name tijdens het begrotingsjaarvertalen zich in principe hoofdzakelijk in een wijziging van de BNP-afdracht, omdat het maximum van de BTW-afdracht reeds is bereikt.

De afdracht van de invoerrechten, de BTW-afdrachten en de BNP-afdrachten worden in Nederland aangemerkt als relevante overheidsuitgaven; de landbouwheffingen als niet relevante overheidsuitgaven. Aangezien alle ontvangen invoerrechten aan de EG worden afgedragen, leiden wijzigingen in deze ontvangsten niet tot wijzigingen in het financieringstekort. Wel zijn dergelijke wijzigingen van invloed op de collectievelastendruk. Wijzigingen in de BTW-en BNP-afdrachten zijn volledig relevant voor het financieringstekort.

Uit de begroting van de EG voor enig jaar en het (voor-)ontwerp van de begroting van het daarop volgende jaar blijkt welke middelen Nederland in die jaren aan de EG dient af te dragen. Bij de EG worden voor de afzonderlijke eigen middelen geen meerjarenramingen van verwachte en benodigde ontvangsten bijgehouden. Aan de hand van het door de Raad en de Commissie gehanteerde financiële meerjarenkader voor de EG-begrotingen, de zogenoemde Financiële Vooruitzichten, die in Edinburgh zijn afgesproken, een inschatting van de benodigde eigen middelen van de EG, en de geraamde ontwikkeling van het EG-en het Nederlandse BNP wordt de Nederlandse afdracht geraamd. Deze wijze van ramen is mede oorzaak van de grote mate van onzekerheid bij de EG-afdrachtraming.

In paragraaf 2 worden de Financiële Vooruitzichten voor de periode 1993-1999, zoals die op de Europese Raad van 11 en 12 december 1992 in Edinburgh zijn vastgesteld, nader bezien. Daarbij wordt aandacht gegeven aan de onderhandelingen met het Europees Parlement over een nieuw Interinstitutioneel Akkoord over de budgetdiscipline. In paragraaf 3 wordt ingegaan op het aandeel van Nederland in de bijdragen uit de Structuurfondsen in de periode 1993-1999. Nederland kan voor deze periode een bedrag van circa f 6 miljard tegemoet zien. in paragraaf 4 wordt een overzicht gegeven van de ontwikkelingen rond de EG-begroting 1993 en de voorbereiding van de EG-begroting 1994. Pa-

Bijlage 9

283

ragraaf 5 bevat een overzicht van de ontwikkeling van de Nederlandse afdrachten sinds de Miljoenennota 1993. In paragraaf 6 wordt ingegaan op de onzekerheden die spelen bij de raming van de EG-afdrachten, in het bijzonder op de effecten van valutaschommelingen. In paragraaf 7 wordt toegelicht op welke wijze bij de beoordeling van (voorstellen voor) nieuw EG beleid en regelgeving met de budgettaire gevolgen voor Nederland wordt omgegaan (in het kader van de zogenoemde Eurotoets).

9.2. Financiële Vooruitzichten na Edinburgh

Op 11 en 12 december 1992 heeft de Europese Raad in Edinburgh Financiële Vooruitzichten voor de periode 1993-1999 vastgesteld. Hierover heeft de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken in zijn brief van 15 april 1993 (Kamerstukken II, 1992-1993, 22677, nr.3) kort verslag gedaan. Voor de eigen middelen houdt de Europese Raad de volgende jaarlijkse maxima aan (uitgedrukt in procenten van het EG-BNP):

1993

1994

1995

1996

1997

1998

1999

1,20

1,20

1,21

1,22

1,24

1,26

1,27

Hierbij is de Europese Raad uitgegaan van een reële economische groei van circa 1,4% in 1993, van circa 2,2% in 1994 en van gemiddeld 2,5% per jaar daarna. Deze maxima liggen aanzienlijk beneden de voorstellen uit het pakket Delors II (zie bijlage 10 van de Miljoenennota 1993). Die voorstellen vormden een te zware last voor de nationale budgetten, die toch al met grote problemen kampen. Bovendien speelde een rol dat er onder het vigerende plafond (1,20% EG-BNP) nog voldoende ruimte aanwezig werd geacht voor extra uitgaven. In hoeverre de daadwerkelijk benodigde eigen middelen onder het nieuwe plafond blijven, hangt af van het beloop van de uitgaven (in het bijzonder de landbouwgarantie-uitgaven), EG-beleid en de ontwikkeling van het EG-BNP. Inmiddels blijkt de ruimte onder het plafond voor groei van de uitgaven van de EG door de lagere economische groei tegen te vallen. Dit leidt er toe dat reeds in het ontwerp van de EG-begroting voor 1994 de marge voor onvoorzien (0,01% van het EG-BNP) wordt aangesproken. Dit ontwerp komt overeen met 1,20% EG-BNP aan benodigde eigen middelen, hetgeen gelijk is aan het plafond voor 1994; hierbij is uitgegaan van 1,8% reële economische groei voor dat jaar.

De Europese Raad besloot met betrekking tot de structuur van de eigen middelen het volgende: -het maximum van het uniforme percentage van de BTW-afdracht wordt in de loop van de periode 1995-1999 in gelijke stappen verminderd van 1,4%tot 1,0%; -voor landen met een BNP per capita van minder dan 90% van het gemiddelde van de Gemeenschap wordt de grondslag van de BTW-afdracht vanaf 1995 beperkt tot 50% van het BNP van een lidstaat, in plaats van de huidige 55%. Deze wijziging zal in de loop van de periode 1995-1999 ook voor de overige lidstaten in gelijke stappen worden ingevoerd. Verder zou bezien moeten worden of er een vast percentage voor de BTW-middelenbron moet worden vastgesteld. Aan de Commissie is verzocht vóór 2000 na te gaan wat eventuele opties zijn voor een vijfde middelenbron voor de EG; -vóór 2000 dient de Commissie verslag uit te brengen over de werking van het stelsel van eigen middelen;

Bijlage 9

284

-de correctie van de begrotingsonevenwichtigheid betreffende het Verenigd Koninkrijk (VK-compensatie) wordt op de bestaande wijze gehandhaafd. Binnen het kader van de maxima voor de eigen middelen heeft de Europese Raad Financiële Vooruitzichten voor de periode 1993-1999 per uitgavencategorie vastgesteld (zie tabel 9.2). Rekening houdend met een marge voor onvoorziene uitgaven van 0,01% van het EG-BNP komt dit overeen met een stijging van de EG-begroting van maximaal 65,9 miljard ecu in 1993 tot 80,1 miljard in 1999 (betalingskredieten uitgedrukt in prijzen 1992).

Sedert de Europese Raad van 11 en 12 december 1992 zijn de Raad en het Europese Parlement met elkaar in overleg over een herziene versie van het Interinstitutioneel akkoord (IIA) van 1988-1992. In een dergelijk akkoord spreken de Raad, de Commissie en het Europees Parlement regels af met het oog op een vlotte en tijdige afronding van de begrotingsvoorbereiding. Ook de Financiële Vooruitzichten maken deel uit van dit IIA. In deze onderhandelingen vraagt het Europese Parlement als voorwaarde voor het accepteren van de Financiële Vooruitzichten van Edinburgh in het bijzonder medezeggenschap bij de verplichte uitgaven (in hoofdzaak landbouwuitgaven). Indien er ten aanzien van de budgetdiscipline geen IIA komt, treden de Financiële Vooruitzichten van Edinburgh niet in werking en zal artikel 203 lid 9 Verdrag het kader voor de begrotingen blijven. Dat bepaalt dat voor uitgaven die niet verplicht uit het Verdrag voortvloeien elk jaar een maximum voor de stijging van de uitgaven ten opzichte van het voorafgaande jaar wordt vastgesteld. Deze beperking geldt thans (nog) voor de EG-begroting voor 1994. Overigens zij hierbij opgemerkt dat Raad en Commissie zich in Edinburgh in ieder geval gebonden hebben de daar overeengekomen plafonds te respecteren.

Tabel 9.2. Financiële Vooruitzichten vastgesteld door de Europese Raad van Edinburgh; vastleggingskredieten in miljoenen ecu; prijzen 1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

1999

Vast/eggingskredieten 1 Gemeenschappelijk landbouwbeleid 2 Structurele maatregelen 2. 1 . Structuurfondsen 2 2 Cohesiefonds 3. Interne politiek 4 Externe politiek 5 Huishoudelijke uitgaven 6 Reserves -monetaire reserve -leninggaranties -spoedhulp

Totaal vastleggingskredieten

Totaal betalingskredieten

Betalingskredieten als % BNP

Marge onvoorzien

Plafond eigen middelen in % BNP

35230212771977715003940395032801500 1000300200

69177

659081,20

0,00

1,20

35095218852013517504084400033801500 1000300200

69944

670361,19

0,01

1,20

35722234802148020004323428035801100500300300

72485

69150

1,20

0,01

1,21

3636424990227402250452045603690 1100500300300

75224

71290

1,21

0,01

1,22

37023265262402625004710483038001100500300300

77989

742911,23

0,01

1,24

37697282402569025504910518938501100500300300

80977

774911,25

0,01

1,26

38389300002740026005100 560039001100500300300

84089

801141,26

0,01

1,27

Bron: Budgettair Vademecum; Europese CommissieVoor de landbouwgarantie-uitgaven (categorie 1; zie tabel 9.2 ad 1) zijn de Financiële Vooruitzichten gelijkgesteld aan het ongewijzigde

Bijlage 9

285

landbouwrichtsnoer uit 1988. Dit houdt in een groeipercentage van maximaal 74% van de groei van het EG-BNP. Hiermee wordt nagestreefd het aandeel van de landbouwuitgaven in het totaal van de EG-uitgaven terug te dringen. De werkingssfeer van het richtsnoer zal in 1996 opnieuw worden bezien. Het functioneren van de monetaire reserve -aanvankelijk bedoeld om de schommelingen van de dollar ten opzichte van de ecu op te vangen -zal worden aangepast zodat nu ook de uit de monetaire herschikkingen tussen de lidstaten resulterende kosten, zo veel als nodig na andere maatregelen ter beheersing van het budget, in aanmerking worden genomen. Uiteraard voor zover de monetaire reserve niet benodigd is om de eventuele budgettaire gevolgen voor de EG van de ecudollarkoerswijzigingen op te vangen. De monetaire reserve zal vanaf 1995 worden teruggebracht van 1000 miljoen ecu tot 500 miljoen ecu, met een gelijktijdige vermindering van het bedrag aan wijzigingen van de landbouwgarantie-uitgaven dat buiten de monetaire reserve moet worden opgevangen (een franchise) van 400 tot 200 miljoen ecu.

Voor structurele maatregelen (categorie 2; zie tabel 9.2 ad 2} is in de periode 1993-1999 een bedrag van in totaal circa 176 miljard ecu (prijzen 1992) beschikbaar (circa 161 miljard ecu voor de structuurfondsen en circa 15 miljard ecu voor het Cohesiefonds), tegen 67 miljard ecu voor de structuurfondsen over de periode 1988-1992. Ofwel gemiddeld 25 miljard ecu per jaar over de periode 1993-1999, tegen 13 miljard ecu per jaar over de periode 1988-1992 (prijzen 1992).

De uitgaven voor structurele maatregelen worden geconcentreerd op de minst welvarende regio's, de perifere gebieden en de plattelandsgebieden van de Gemeenschap. Zo wordt ruim 108 miljard ecu vastgelegd uit hoofde van doelstelling 1 (regio's met een ontwikkelingsachterstand). Voor de vier lidstaten die kunnen profiteren van het Cohesiefonds betekent dit een bedrag van ongeveer 85 miljard ecu over de periode 1993-1999, ofwel een verdubbeling tussen 1992 en 1999 (ca 70 miljard ecu voor doelstelling 1 en ruim 15 miljard ecu uit het Cohesiefonds).

Bij categorie 3 (tabel 9.2 ad 3), de interne beleidsmaatregelen, is bepaald dat het gedeelte bestemd voor onderzoek en ontwikkeling gelijke tred moet houden met de totale uitgaven voor de interne beleidsmaatregelen, en tussen de helft en twee derde van dit totaalbedrag blijft. Voor HDTV is op de Telecomraad van 16 juni 1993 in Luxemburg na moeizame onderhandelingen een bedrag uitgetrokken van 228 miljoen ecu voor de periode 1993-1999. Verder moet de hoogte van de middelen uit te trekken voor de transeuropese netwerken beantwoorden aan de nadruk die hierop in het Verdrag van Maastricht wordt gelegd. Dit is nog eens bevestigd door de tijdens de Europese Raden van Edinburgh (groei-initiatief) en Kopenhagen aangenomen besluiten.

Voor externe beleidsmaatregelen worden, naast het totaal van categorie 4 (tabel 9.2 ad 4), in categorie 6 (tabel 9.2. ad 6) twee reserves opgenomen: -een reserve voor spoedhulp in derde landen, en -een reserve met het oog op financiering van een fonds voor leninggaranties. Gestreefd wordt naar een fonds met een grootte van 10% van het totaalbedrag van de uitstaande leningen en garanties van de Gemeenschap aan derde landen. Telkens wanneer de Gemeenschap besluit tot een nieuwe lening of garantie aan derde landen, wordt er bij wijze van voorziening een bedrag van 14% van de hoofdsom van de

Bijlage 9

286

lening of de garantie in het garantiefonds gestort, totdat het streefbedrag van 10% is gerealiseerd. Daarna worden de betalingen aan het garantiefonds beperkt tot 10%. In geval van wanbetaling geschieden de betalingen rechtstreeks van het garantiefonds aan de crediteur. Bij onvoldoende fondsmiddelen wordt in eerste instantie een beroep gedaan op de ruimte van de reserve voor de garanties. Dit is een reserve naar het model van de monetaire reserve; de lidstaten hoeven pas middelen te storten wanneer er betalingen in het garantiefonds vereist zijn.

De marge voor onvoorziene uitgaven is op jaarbasis teruggebracht van 0,03% EG-BNP in de periode 1988-1992 naar 0,00% EG-BNP in 1993 en naar 0,01% EG-BNP in 1994.

9.3. Nederland en de structuurfondsen

In de nieuwe structuurfondsperiode 1994-1999 heeft de EG omvangrijke bedragen beschikbaar voor structurele maatregelen (zie paragraaf 9.2.). Nederland kan rekenen op een bedrag van + f 6 miljard in deze periode. Navolgend wordt op de achtergronden van het Nederlands aandeel ingegaan.

De verwachting is dat de Nederlandse ontvangsten van de EG in de komende jaren ver zullen achterblijven bij de groei van de Nederlandse afdrachten. Een belangrijke reden hiervoor is dat het aandeel van Nederland in de EG-landbouwuitgaven af zal nemen als gevolg van de invoering van de McSharry maatregelen. In de komende jaren zal Nederland dan ook in steeds sterkere mate nettobetaler aan de Gemeenschap worden.

Mede tegen deze achtergrond heeft het kabinet zich maximaal ingezet om bij de verdeling van de structuurfondsen voor de periode 1994-1999 een aanzienlijk groter aandeel in de structuurfondsen te krijgen dan in de voorafgaande periode.

Het feit dat Nederland in de voorafgaande periode per capita het laagste bedrag uit de structuurfondsen had ontvangen, terwijl Nederland van de niet-cohesielanden het op èén na laagste BNP per capita heeft, rechtvaardigde een hoger Nederlands aandeel. Behalve de relatieve welvaart van Nederland was ook de werkgelegenheidssituatie een belangrijk argument. Alhoewel de officiële werkloosheid in Nederland niet extreem hoog is ten opzichte van het EG-gemiddelde, is de participatiegraad in Nederland na Spanje het laagste in Europa.

Nederland, alsmede een groot aantal andere lidstaten, stelde een toezegging over het bedrag dat het in de komende periode uit de structuurfondsen zal ontvangen als voorwaarde voor medewerking aan aanvaarding van de structuurfondsenverordeningen in de Algemene Raad van 19/20 juli. De Europese Commissie heeft daarop toegezegd dat Nederland in de periode 1994-1999 een bedrag in de orde van grootte van 2,6 tot 2,7 miljard ecu zal ontvangen. Dit bedrag komt neer op ongeveer 1,9% van de structuurfondsmiddelen, hetgeen nagenoeg een verdubbeling van het Nederlandse aandeel ten opzichte van de vorige periode inhoudt. In dat kader is Flevoland door de Algemene Raad op de lijst van doelstelling-1 regio's (regio's met een ontwikkelingsachterstand) geplaatst.

Naar verwachting zal het grootste deel van de voor Nederland bestemde structuurfondsmiddelen besteed worden aan maatregelen op sociaal gebied (bestrijding langdurige werkloosheid en jeugdwerkloosheid en

Bijlage 9

287

scholing van met werkloosheid bedreigde werkenden). De definitieve verdeling van de structuurfondsmiddelen zal in de komende maanden plaatsvinden. De Commissie zal in overleg met de lidstaten besluiten over de aanwijzing van regio's die in aanmerking komen voor middelen uit doelstelling 2 (regio's in industrieel verval) en doelstelling 5b (plattelandsontwikkeling). De Raad heeft de regio's die in aanmerking komen voor doelstelling 1 reeds vastgelegd (deze lijst vormt een bijlage bij éèn van de structuurfondsverordeningen). De Commissie zal vervolgens op basis van voorstellen van lidstaten en in overleg met lidstaten Communautaire Bestekken vastleggen. In deze Communautaire Bestekken wordt per doelstelling en per regio het bedrag aangegeven dat door de Gemeenschap beschikbaar wordt gesteld alsmede de acties waaraan deze middelen uitgegeven mogen worden.

9.4. De EG-begrotingen 1993 en 1994

9.4.1. De EG-begroting 1993

In aansluiting op zijn resolutie van april 1992 over de richtsnoeren voor het begrotingsbeleid 1993 (zie bijlage 10 MN 1993, blz. 280) heeft het Europees Parlement (EP) in eerste lezing de daarin genoemde elementen opgenomen in zijn voorstellen tot verhoging van de Ontwerpbegroting voor1993. De belangrijkste kritiek van het EP betrof het feit dat de Ontwerpbegroting niet in overeenstemming zou zijn met de interne en externe financieringsbehoefte van de Gemeenschap en evenmin de financiering bevat die het mogelijk moet maken de doelstellingen zoals opgenomen in het Verdrag van Maastricht betreffende de Europese Unie te verwezenlijken. Daarom besloot het EP onder andere om kredieten op te nemen ten behoeve van de invoering van het Cohesiefonds (1565 miljoen ecu); daarnaast werd besloten de kredieten op te trekken voor de economische en sociale samenhang met het oog op de verdubbeling van de middelen voor de structuurfondsen en extra middelen (400 miljoen ecu) uit te trekken voor de sector onderzoek en ontwikkeling om zo het concurrentievermogen van de Gemeenschap te versterken. Voor wat betreft het externe beleid werden de kredieten voor het Phareprogramma verhoogd alsmede voor nieuw beleid dat moet worden gevoerd na de UNCED-conferentie van Rio. Ook besloot het EP om in het kader van het ontwikkelingsbeleid, naast opname van het Europees Ontwikkelingsfonds in de algemene begroting, een reserve ad 209 miljoen ecu voor humanitaire hulp aan derde landen in te stellen.

Nadat de Raad in tweede lezing aanvankelijk niet met deze verhogingen accoord kon gaan, kon toch overeenstemming worden bereikt na een triloog tussen Raad, Commissie en EP over de begroting 1993. Inmiddels was op 12 december op de Europese Raad van Edinburgh overeenstemming bereikt over een groot aantal elementen uit het zogenaamde Delors ll-pakket zoals de Financiële Vooruitzichten 1993-1999 en de instelling van een Cohesiefonds. Zodoende kon de Raad tegemoet komen aan een aantal wensen van het EP. In de definitieve begroting zijn de eerste gevolgen verwerkt van de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en blijven de landbouwuitgaven, inclusief visserij en inkomenssteun, ongeveer 2,6 miljard ecu onder het uitgavenplafond van de Financiële Vooruitzichten, die voor de periode 1993-1994 gelijk zijn aan het zogenaamde landbouwrichtsnoer. Met betrekking tot de structurele acties werden kredieten opgenomen, conform de wens van het EP, voor het Cohesiefonds en voor de

Bijlage 9

288

daadwerkelijke verdubbeling van de structuurfondsen voor de periode 1988-1993. Ook werd de monetaire reserve gehandhaafd op 1 miljard ecu en een reserve voor spoedhulp ad 209 miljoen ecu ingesteld. Zodra daarvoor een rechtsbasis (Verordening) tot stand gekomen is, zal de garantiereserve ten behoeve van externe leningen in de begroting 1993 worden opgenomen voor een bedrag van 313 miljoen ecu.

De definitieve begroting, zoals vastgesteld door de voorzitter van het EP op 17 december 1992, bedraagt 69058miljoen ecu aan vastleggingskredieten ( + 8,06%ten opzichte van 1992) en 65523miljoen ecu aan betalingskredieten ( + 7,24%ten opzichte van 1992). Hiermee komt het opvraagpercentage van de eigen middelen op 1,15% van het EG-BNP (= 0,05% onder het maximum voor de eigen middelen in 1993).

9.4.2. Voorontwerp van gewijzigde en aanvullende begroting nr. 1 voor 1993 alsmede nota van wijzigingen nr. 1

In het voorjaar 1993 diende de Commissie wijzigingsvoorstellen in met betrekking tot de begroting 1993. De belangrijkste onderdelen van dit Voorontwerp gewijzigde en aanvullende begroting (GAB), zoals gewijzigd bij Nota van 21 juni 1993, zijn: -een verhoging van de landbouwuitgaven wegens de monetaire herschikkingen, nieuwe beleidsmaatregelen, marktschommelingen en het prijzenpakket 1993-1994: totale extra kosten 1447 miljoen ecu; -reeds tijdens de uitvoering van de begroting 1993 correctie van de BNP-en BTW-grondslagen 1993 wegens monetaire herschikkingen binnen het EMS in 1992 en 1993; -verwerking van het batig saldo 1992 (1004 miljoen ecu); -correctie van de BNP-en BTW-grondslag 1992: per saldo een terugbetaling aan de lidstaten van ongeveer 1165 miljoen ecu. Door een te hoge inschatting van de grondslagen in de begroting 1992 dient het teveel betaalde terug te vloeien naar de lidstaten; dit wordt gefinancierd uit extra opvraag BNP-middelen; -een verlaging van de geraamde inkomsten 1993 uit de invoerrechten ad 1,7 miljard ecu en een overeenkomstige verhoging van het uniforme BNP-afdrachtpercentage; -verhoging van de administratieve uitgaven van de Commissie en overige instellingen: 17,6 miljoen ecu (opvulling resterende marge in categorie 5); -enkele technische aanpassingen.

De voorstellen die de Commissie in dit GAB doet met betrekking tot de ontvangstenkant van de begroting betekenen in feite dat de financiële gevolgen van een aantal correcties reeds in 1993 worden doorgevoerd, terwijl die volgens de normale procedures pas in 1994 en 1995 zouden moeten plaatsvinden. De Commissie voorziet namelijk dat met name in 1994 de ruimte onder het eigenmiddelenplafond onvoldoende zal zijn om zowel de correcties van de BTW-en BNP-grondslagen te verrichten alsook om een begroting 1994 op een realistisch niveau uit te voeren. Een en ander impliceert dat er fors gekort zou moeten worden in de begroting waarbij de verplichte uitgaven niet buiten schot kunnen blijven maar veeleer zelfs het leeuwendeel zouden moeten opbrengen.

In de Budgetraad van 22 juli 1993 werden door een aantal lidstaten (waaronder Nederland) bezwaren aangevoerd tegen de afwijking van de normale procedures, hetgeen problemen oplevert voor de nationale

Bijlage 9

289

begrotingen die plotseling met aanzienlijke extra afdrachten geconfronteerd zouden worden. Indien het toepassen van de normale procedures tot problemen zou leiden voor de communautaire begroting zou volgens Nederland de oplossing primair gevonden moeten worden in het doorvoeren van besparingen bij de uitgaven. Daarnaast bleven er nog grote onzekerheden bestaan bij de ramingen voor de landbouwuitgaven voor 1993. Besloten werd tot uitstel van de besluitvorming tot september 1993, wanneer met meer zekerheid is aan te geven hoe hoog de werkelijke behoeften voor de landbouw zijn voor 1993. Bovendien zal dan ook inzicht moeten bestaan in hetgeen de Commissie in de wijzigingsbrief op de begroting 1994 zal voorstellen ten aanzien van de extra landbouwuitgaven in 1994 boven het landbouwrichtsnoer vanwege de wisselkoersaanpassingen in 1992 en 1993.

Tabel 9.4.1. Begrotingsprocedure 1993; miljoenen ecu; lopende prijzen

Betalingskredieten

Voorontwerpbegroting

66311 -Ontwerpbegroting

62926 -Definitieve begroting

65522 -Voorontwerp aanvullende begroting plus wijzigingsbrief

67017

Financiële Vooruitzichten

68611

9.4.3. De EG-begroting 1994

Het Voorontwerp van begroting voor 1994 werd op 28 april jl. door de Commissie bij de Raad ingediend. De Commissie gaat uit van de Financiële Vooruitzichten zoals overeengekomen tijdens de Europese Raad van Edinburgh, hoewel nog een Interinstitutioneel Accoord (IIA) tussen Raad, Commissie en EP gesloten moet worden. Zolang echter nog geen IIA tot stand is gekomen waarin de uitgavenplafonds voor de jaren tot en met 1999 zijn vastgelegd, blijven de begrotingsregels zoals vastgelegd in het Verdrag (met name artikel 203) van kracht en wordt het plafond van de niet-verplichte uitgaven bepaald door het maximum stijgingspercentage (msp) dat voor 1994 vastgesteld is op 6,9%. Het msp vloeit voort uit de ontwikkeling van het volume van het BNP-EG, de gemiddelde variatie van de begrotingen der lidstaten en uit het verloop van de kosten van levensonderhoud in het laatste begrotingsjaar. Met betrekking tot de landbouw wordt het maximum van het richtsnoer geheel opgevuld, dat wil zeggen een stijging van 7,1% ten opzichte van 1993. Gelijktijdig geeft de Commissie echter aan dat dit niet voldoende zal zijn om ook de financiële gevolgen van de wisselkoerswijzigingen in de periode oktober 1992 t/m mei 1993 te dekken. De stijging voor structurele acties bedraagt nominaal 4,5%, het Cohesiefonds gaat van 1565 naar 1853 miljoen ecu terwijl de structuurfondsen met 3,44% worden verhoogd. Voor wat betreft het buitenlands beleid stelt de Commissie voor de vastleggingskredieten voor de samenwerking met de landen in Midden-en Oost-Europa, alsmede de ex-USSR, te consolideren op 1,5 miljard ecu; de betalingen stijgen echter met 43% om de uitvoering van lopende projecten te versnellen.

Met betrekking tot de personeelsuitgaven wordt de Commissie genoopt tot strenge besparingsmaatregelen als gevolg van enerzijds de stijging (18%) van de pensioenuitgaven en anderzijds door de waardevermindering van de ecu ten opzichte van de Belgische en Luxemburgse frank.

Bijlage 9

290

De Commissie heeft daarom een aanwervingsstop voor bijna 1000 posten ingesteld.

Voor de overige instellingen, te weten Raad, EP, Europese Rekenkamer en Hof van Justitie wordt in het Voorontwerp uitgegaan van een stijging van 4,1%.

In totaal bedraagt het Voorontwerp 199473167miljoen ecu aan vastleggingen en 70099miljoen ecu aan betalingskredieten. Dit komt overeen met 1,20% EG-BNP benodigd aan eigen middelen (een reële stijging van 2,4% respectievelijk 3,5% ten opzichte van 1993, bij een inflatie van 3,5%).

De Begrotingsraad van 22 juli stelde op basis van het Voorontwerp een Ontwerpbegroting 1994 vast. De Raad was zich daarbij terdege bewust van de conjuncturele situatie waarbinnen de begroting voor 1994 moet worden opgesteld en die zich bijvoorbeeld ook weerspiegelt in de budgettaire beperkingen die in acht genomen worden bij het opstellen van de nationale begrotingen. Daarom besloot de Raad een Ontwerpbegroting op te stellen die voor de niet-verplichte uitgaven een stijging vertoont die duidelijk minder is dan een half maximum stijgingspercentage (msp). Daarbij voegde de Raad een verklaring waarin hij het EP oproept om gezien de economische omstandigheden het niveau van de niet-verplichte uitgaven lager vast te stellen dan het bedrag dat voortvloeit uit het volledig invullen van het msp.

Met betrekking tot de verplichte uitgaven zal de Commissie in september 1993 een wijzigingsbrief indienen ten aanzien van de landbouwuitgaven. Hierin zullen de kosten van het landbouwprijzenpakket 1993/1994 verwerkt worden (313 miljoen ecu) alsmede de meest recente ramingen van de kosten van de hectaresteun. Bovendien zal de Commissie dienen aan te geven in hoeverre de geraamde kosten in 1994 van de agromonetaire ontwikkelingen uit 1992 en 1993 (momenteel geraamd op circa 1150 miljoen ecu) ook onder het richtsnoer financierbaar zijn. Indien dit laatste niet mogelijk zou zijn dan kan de Commissie gedurende het begrotingsjaar 1994-conform de besluiten van Edinburgh -putten uit de monetaire reserve. De reserve kan echter slechts worden gebruikt als de kredieten besteed zijn en de werkelijke behoeften en de invloed van de pariteitsschommelingen tussen de dollar en de ecu voldoende nauwkeurig kunnen worden geraamd. Bovendien is in Edinburgh overeengekomen dat de Raad passende maatregelen zal nemen ter aanvulling van het EOGFL-garantie als ten gevolge van de monetaire bewegingen de landbouwuitgaven het richtsnoer zouden overschrijden en dientengevolge de financiering van het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid zoals dat reeds is vastgesteld, in gevaar zou komen.

De Ontwerpbegroting 1994 is vastgesteld op 72382miljoen ecu aan vastleggingskredieten en 68986miljoen ecu aan betalingskredieten.

Met betrekking tot de inkomstenkant van de begroting is geconstateerd dat de Commissie voor wat betreft de ramingen van de BTW-en BNP-grondslagen van een aantal lidstaten van een hoger niveau uitging dan door deze lidstaten zelf aangegeven was. Ook werd door Spanje en Portugal erop gewezen dat de gevolgen van de devaluatie van hun valuta gevolgen heeft voor de uiteindelijke inkomsten van de Gemeenschap in ecu. Een en ander zal tot gevolg kunnen hebben dat in het begrotingsjaar t + 2 omvangrijke terugbetalingen aan de lidstaten gedaan moeten

Bijlage 9

291

worden, waardoor de toekomstige EG-begrotingen nog meer onder druk komen te staan. Door deze manier van ramen aan de inkomstenkant creëert de Commissie in feite ruimte in 1994 voor uitgaven boven het financiële plafond, hetgeen echter in 1996 zal leiden tot terugbetalingen.

Tabel 9.4.2. Begrotingsprocedure 1994; miljoenen ecu, lopende prijzen

Betalingskredieten

Voorontwerpbegroting

70099 -Ontwerpbegroting

68986

Financiële Vooruitzichten

70232

Gezien de problemen met de verrekening van de lagere opbrengsten aan eigen middelen in voorafgaande jaren, zoals die onder andere in de aanvullende begroting 1/93 naar voren zijn gebracht, heeft de Commissie een mededeling aan de Raad hierover gestuurd. Teneinde te voorkomen dat de verwerking van negatieve saldi uit eerdere jaren bij de eigen middelen leidt tot een neerwaartse bijstelling van de uitgavenbegroting, omdat er onvoldoende ruimte is onder het vastgelegde plafond van de eigen middelen, stelt de Commissie voor de verwerking van dergelijke saldi niet te betrekken bij het bepalen van het maximum voor de eigen middelen voor het betrokken begrotingsjaar. In feite komt deze gedachte van de Commissie erop neer dat er uitzonderingen gemaakt kunnen worden op de plafonds uit het eigenmiddelenbesluit, hetgeen kan leiden tot onverwachte extra belasting van de nationale begrotingen. In de Begrotingsraad bleek dat verschillende delegaties, waaronder Nederland, problemen hebben met de door de Commissie voorgestelde aanpak.

In tabel 9.4.3. wordt een overzicht gegeven van de EG-begroting naar uitgavencategorie.

Tabel 9.4.3. EG-begroting naar bestedingscategorie; betalingskredieten in miljoenen ecu, lopende prijzen

    • 78. 
      910 Garantie van de landbouwmarkten Structuurfondsen en visserij Opleiding, jeugd, cultuur, voorlichting en andere acties op sociaal gebied Energie, euratomonderzoek en milieu Consumentenbescherming, interne markt, industrie en innovatie Onderzoek en technologische ontwikkeling Samenwerking met derde landen Vergoedingen, garanties en (negatieve) reserves Huishoudelijke kredieten Overige instellingen

Totaal

1991

3106813508

387163

272158723631325 1845971

53489

1992

3136917908

458197

3252056228387720931057

58623

1993

3494320709464243

2922202285641322841117

65523

1994

3746521681

515304

4422402337733524161163

70100

1 991: realisatie (bron Begroting 1993) 1992: vermoedelijke realisatie (bron: Voorontwerp 1994) 1993 definitieve begroting 1993 exclusief Voorontwerp 1ewijziging 1994: Voorontwerpbegroting Ter illustratie van de omvang van het Gemeenschapsbudget geeft de Commissie aan dat het totaal van de EG-uitgaven «slechts» 2,4% van de totale publieke uitgaven van de lidstaten bedraagt. Hierbij dient uiteraard de omvang van de EG-taken in ogenschouw te worden genomen. Per hoofd van de bevolking geeft de EG in 1993 f427,69 uit

Bijlage

292

(omgerekend in prijzen 1993 was dat in 1988 nog f346,42, terwijl dat in 1994 f 438,68 zalzijn).

9.5. De ontwikkeling van de Nederlandse afdrachten

9.5.1. De ontwikkeling van de raming van de Nederlandse afdrachten sinds de stand Miljoenennota 1993

De ontwikkeling van de verschiliende Nederlandse afdrachtramingen tussen Miljoenennota 1993 en Miljoenennota 1994 wordt samengevat in onderstaande tabel.

Tabel 9.5.1. Nederlandse afdrachten aan de EG; in miljoenen guldens Invoerrechten -stand MN 1993 -stand MN 1994 -mutatie BTW-afdracht -stand MN 1993 -stand MN 1994 -mutatie BNP-afdracht -stand MN 1993 -stand MN 1994 -mutatie T.l.v. Rijksbegroting -stand MN 1993 -stand MN 1994 -mutatie

Landbouwheffingen

Totale afdrachten stand MN 1994

1992

34103257 -153

38983893 -5

940854-86

82488004 -244

432

8436

1993

36003275325

4 1164163 47

1 3981375 23

91148813 -301

435

9248

1994

38103425385

44793670809

1 6281932304

99179027890

400

9427

1995

40203590 -430

47013952 -749

18342305471

105559847 -708

400

10247

1996

42403780460

49324285 -647

20542099 45

1122621501--1 062

400

10564

1997

44803980 -500

51794481 -698

21432336193

1180121501--1 004

400

11197

1998

4190

4707

2597

11494

400

11894

De bedragen zijn in lopende prijzen; in de meerjarenramingen is uitgegaan van geschatte reële en nominale groei van zowel nationale als communautaire variabelen. De nationale ramingen zijn gebaseerd op cijfers van het CPB, communautaire groeicijfers zijn afkomstig van de Europese Commissie.

De meerjarige ramingen in de Miljoenennota 1993 waren gebaseerd op een geleidelijke oploop van de EG-uitgaven tot een volledige benutting van het vigerende eigenmiddelenplafond van 1,20% EG-BNP in 1996. De Europese Raad van Edinburgh stelde in december 1992 de nieuwe financiële plafonds vast voor de jaren 1993-1999. De gevolgen voor de raming van de Nederlandse afdrachten werden reeds opgenomen in de Voorjaarsnota 1993. De aanpassingen van de ramingen met betrekking tot de BTW-en BNP-afdrachten zijn onder andere een gevolg van een bijstelling van de ecukoers. De begrotingskoers voor 1993 is vastgesteld op f2,19669en vanaf 1994 meerjarig geschat op f 2,19, terwijl in de MN 1993 nog gerekend werd met een koers van f2,30 vanaf 1993. De hieruit resulterende meevallende afdrachten zijn echter tijdelijk. In latere jaren worden door de koerswijzigingen ook de grondslagen voor de BTW en BNP gewijzigd en er vindt een verrekening plaats van de grondslagen. Deze grondslagaanpassingen vinden eerst plaats in het begrotingsjaar t + 2. Zo is in 1995 een extra afdracht voorzien als gevolg van de monetaire

Bijlage 9

293

ontwikkelingen in de jaren 1992 en 1993 en de daaruit voortvloeiende grondslagwijziging over 1993. Voor de jaren 1996 en verder zijn vooralsnog geen verhoogde ramingen met betrekking tot extra BNP-afdrachten als mogelijke compensatie van genoemde koerswijzigingen opgenomen.

Tevens zijn de cijfers bij Najaarsnota 1992 en Voorjaarsnota 1993 aangepast op grond van nieuwe verwachtingen met betrekking tot de economische groei zowel in Nederland als voor de EG. Zo zijn niet alleen de grondslagen voor de BNP-en BTW-afdrachten 1993 neerwaarts bijgesteld, maar zijn ook de groeiprognoses voor de komende jaren aangepast.

Eenzelfde dalende tendens doet zich voor bij de verwachte opbrengst aan invoerrechten, zowel voor Nederland als voor de EG als geheel. Deze verlaging van de Nederlandse afdrachten heeft geen directe gevolgen voor het nationale financieringstekort. Een vermindering van de communautaire inkomsten bij een van de drie traditionele eigen middelen heeft echter wel tot gevolg dat het vierde eigen middel (BNP-afdrachten) omhoog gaat.

Voor 1993 is in deze Miljoenennota ook reeds de eerste aanvullende en gewijzigde EG-begroting 1993 met de daarbij ingediende nota van wijziging opgenomen. Dit resulteert in een verhoging van de BTW-afdrachten met ongeveer f 195 miljoen en van de BNP-afdrachten met ± f 130 miljoen, terwijl de invoerrechten ruim f 75 miljoen lager werden ingeschat. Hierbij zij opgemerkt dat in afwijking van het Commissievoorstel ervan uitgegaan wordt dat de aanpassing van de BTW-en BNP-grondslagen 1993 vanwege de monetaire aanpassingen in 1992/1993, pas in 1995 zullen plaatsvinden. De extra afdrachten die hieraan verbonden zijn worden geraamd op f 380 miljoen in 1995. De Begrotingsraad zal hierover in september 1993 nog een formeel besluit moeten nemen.

Voor 1994 wordt ervan uitgegaan dat de monetaire reserve ad 1 miljard ecu geheel opgevraagd zal worden ter dekking van de extra uitgaven als gevolg van de valutaschommelingen in de landbouwsfeer. Deze extra afdracht was bij Voorjaarsnota reeds als mogelijke dreiging in beeld gebracht. Ook hierover zal de Begrotingsraad pas in september beslissen.

Het feit dat de Commissie de grondslagen voor met name de BTW in 1993 en 1994 hoger blijft inschatten dan de Nederlandse ramingen, zal er naar huidig inzicht toe leiden dat er terugbetalingen in latere jaren zullen volgen. Zo is in de afdrachtraming een terugbetaling over 1993 van de BTW-afdrachten verwerkt van ongeveerf 413 miljoen in 1994, en van f 140 miljoen in 1995 over de in 1994 betaalde BTW.

Bijlage 9

294

9.5.2. De ontwikkeling van de eigen middelen en het Nederlandse aandeel Tabel 9.5.2. De ontwikkeling van de eigen middelen en de inkomsten van de EG Landbouwheffingen Invoerrechten BTW-afdrachten BNP-afdrachten"" Overige inkomsten Overschotten t-1

1991 mln ecu

2294119503025685643372616

56017

%

421541515

100

1992 mln.ecu

23291160034666102743862794

62049

%

419561614

100

1993' mln.ecu

2240115923487618006464-/-161

67017

%

31752271-

100

1 994" mln.ecu

2039126193593119008501-

70098

%

31851271-

100

' Begroting 1993 inclusief wijzigingsvoorstellen '" Voorontwerp begroting 1994. "" Inclusief monetaire reserve.

De besluitvorming van de Europese Raad in Edinburgh zal ook gevolgen hebben voor de samenstelling van de eigen middelen. Vanaf 1995 zal het maximum opvraagpercentage van de BTW geleidelijk dalen van 1,4% naar 1% en zal de BTW-grondslag afgetopt worden op 50% in plaats van op 55%. Hierdoor zal het accent verschuiven van de BTW-afdrachten naar afdrachten gebaseerd op het BNP. Zodoende wordt bij de afdrachten van de lidstaten in feite meer rekening gehouden met hun relatieve welvaart. Dit effect wordt op dit moment voor Nederland ingeschat op extra afdrachten van ± f 30 miljoen.

Tabel 9.5.3. Nederlands aandeei in eigen middelen; % van het totaal van het eigen middel Landbouwheffingen Invoerrechten BTW-afdrachten BNP-afdrachten Aandeel in vier eigen middelen 1991 8,2 11,2 5,3 4,4

6,7

1992 9,4 12,8 4,9 4,4

6,6

1993' 8,8 11,8 5,5 4,7

6,5

1994" 7,9 11,6 4,7 4,7

6,3

' Begroting 1993 inclusief wijzigingsvoorstellen '" Voorontwerpbegroting.

9.6. Risico's en onzekerheden

9.6.1. Algemeen

Uit de voorafgaande paragrafen blijkt dat de ramingen van de EG-afdrachten met vele onzekerheden en risico's zijn omgeven. Het betreft een groot aantal exogene factoren zoals de ontwikkeling van het BNP, de BTW-grondslag en de invoerrechten, zowel op communautair als op nationaal niveau. Daarnaast zijn er onzekerheden omtrent de ecukoers, het eventuele opvragen van de monetaire reserves en de reserves voor spoedhulp en leninggaranties, het verloop van de landbouwuitgaven en het inpassen van een steeds groter wordend stuwmeer van nog niet tot betaling gekomen verplichtingen binnen de plafonds voor de betalingskredieten. Verder zijn er beleidsmatig en politiek bezien diverse onzekerheden die van invloed kunnen zijn op de ramingen. Genoemd kunnen worden: het ontbreken van een nieuw Interinstitutioneel Accoord met financiële vooruitzichten per uitgavencategorie en een aangepast eigen middelenbesluit met verhoogde maxima voor de eigen middelen; verder

Bijlage 9

295

1 Dit systeem houdt in dat de landbouwprijzen in nationale valuta niet dalen voor valuta binnen de bandbreedte van 2,25% van het EMS indien een land revalueert, doch dat in de devaluerende lidstaten een additionele prijsverhoging wordt doorgevoerd Voor de zwevende valutalanden betekent dit dat in alle appreciërende lidstaten prijsdalingen in nationale valuta optreden zijn de financiële consequenties voor de afdrachten van uitbreiding van de EG door mogelijke toetreding van nieuwe landen nog niet in kaart te brengen.

Op de onzekerheden als gevolg van de monetaire herschikkingen van najaar 1992 en voorjaar 1993 en de monetaire besluiten rond de ecu van 1 en 2 augustus 1993 wordt onderstaand nader ingegaan. Hierbij zal afzonderlijk worden stilgestaan bij de landbouwgarantie-uitgaven.

9.6.2. Effecten valutaschommelingen op nationale afdrachten aan de EG Met betrekking tot de gevolgen van monetaire herschikkingen en valutaschommelingen op de afdrachten van de lidstaten aan de EG doet zich een tweetal effecten voor. Ten eerste het koerseffect; dat wil zeggen dat devaluerende lidstaten in nationale valuta meer aan de EG gaan afdragen. Tegelijk stijgen de overige valuta echter in waarde ten opzichte van de ecu en zullen deze lidstaten dus in nationale valuta minder betalen Daarnaast is er een effect op het aandeel van de lidstaten in het EG-BNP ; dit is een tegengestelde beweging: het aandeel van devaluerende lidstaten in het EG-BNP neemt af en derhalve neemt de afdracht aan de EG voor die lidstaten in nationale valuta ook af; het aandeel van de overige lidstaten neemt hierdoor toe met een vergelijkbaar effect op hun afdrachten.

In principe compenseren beide effecten (koers-en BNP-effect) elkaar. De reden waarom er in de praktijk toch een gevolg voor de nationale afdrachten optreedt, is gelegen in het feit dat de gewichten van de lidstaten in de ecu afwijken van de BNP-gewichten. Een devaluatie van valuta van lidstaten waarvan het gewicht in de ecu kleiner is dan hun BNP-aandeel (Portugal, Spanje, Italië, Griekenland, Verenigd Koninkrijk) zal voor alle lidstaten tot een stijging van hun afdracht aan de EG in nationale valuta leiden. De EG-begroting, die immers in ecu's is uitgedrukt, behaalt dan voordeel. Het totale EG-BNP (in ecu gemeten) neemt dan af. De EG-begroting, uitgedrukt in procenten EG-BNP, neemt echter licht toe. Een omgekeerd effect doet zich voor bij devaluatie van landen wier gewicht in ecu groter dan hun BNP-aandeel is (Nederland, België, Frankrijk, Duitsland, lerland, Denemarken).

Bovenstaand beeld wordt echter nog gecompliceerd door een aancal -op voorhand moeilijk kwantificeerbare -bijkomende elementen. Allereerst kan van de EG-begroting worden opgemerkt dat deze weliswaar in ecu luidt, en derhalve theoretisch bezien niet muteert ten gevolge van een valutaschommeling, doch dat indirect via de landbouwuitgaven en het voor de landbouwkoersen mgestelde switchoversysteem', elke devaluatie in potentie leidt tot een hogere EG-begroting (effect afhankelijk van herschikkingen). Via deze weg leidt elke devaluatie tot hogere afdrachten, die bovendien groter zijn dan het directe effect van valutabewegingen op de afdracht (zo zal de koersval van het Britse pond, de lire, peseta en escudo van vorig jaar, gevoegd bij de zich eerder voorgedane schommelingen, leiden tot een tegenvaller bij de landbouwuitgaven van structureel 1150 miljoen ecu, hetgeen de Nederlandse schatkist jaarlijks circa 150 miljoen gulden kost). De recente koersontwikkelingen hebben geleid tot de monetaire besluiten van de Raad op 1 en 2 augustus. Hierdoor zijn de voor de landbouwgarantie-uitgaven gehanteerde groene valuta in feite zwevend geworden. Het switchover systeem is hierdoor onder druk komen te staan. In september zal hierover en met name over een eventueel compensatiesysteem in Brussel aan de hand van nadere voorstellen van de Commissie verder gesproken worden.

Bijlage 9

296

Ten tweede is het effect afhankelijk van een aantal variabelen welke in de berekeningen constant zijn gehouden, maar die in de loop der tijd muteren (opvraagpercentage BTW, effect VK-compensatie, opbrengst traditionele Eigen Middelen, omvang EG-begroting). Ten derde treedt er in het jaar waarin de valutaschommeling zich voordoet geen effect op de feitelijke afdracht op. De begrotingssystematiek is namelijk zodanig dat voor de afdrachten tijdens een begrotingsjaar t de ecukoers van 31 december van het voorgaande jaar wordt genomen. In het jaar t-l-1 wordt bij de nationale afdrachten uiteraard uitgegaan van de nieuwe koersen. Tenslotte treedt er een naijleffect op doordat de grondslagen van de BTW-en BNP volgens de bestaande methodiek pas in het begrotingsjaar t + 2 worden aangepast.

9.7. Compensatie op de rijksbegroting in verband met uitbreiding of intensivering EG-beleid (Eurotoets)

In december 1983 werd bij ministerraadsbesluit een afspraak gemaakt omtrent de financiering van extra afdrachten aan de EG. Deze afspraak werd bevestigd in de ministerraad begin 1990 naar aanleiding van het heroverwegingsrapport «Gevolgen EG-beleid voor het bestaand nationaal beleid» Besloten werd met name dat extra afdrachten van Nederland aan de EG generaal gecompenseerd worden; voorzover er echter sprake is van herkenbaar specifiek vervangend beleid zal de compensatie ten laste kunnen komen van het betreffende begrotingshoofdstuk. Met betrekking tot aanvullend beleid dat naar het oordeel van de minister van Financiën van bijzonder belang is voor een bepaald beleidsterrein, kan hij dan de Raad voorstellen dat zulks meeweegt bij de vaststelling van de omslag (Kamerstukken II, 1989-1990, 16625nr. 123).

In de nota Buitenlanduitgaven (Kamerstukken II, 1991-1992, 22610, nrs. 1-2) en de daaraan gewijde UCV in november 1992 werd aandacht besteed aan de begrippen vervangend beleid en subsidiariteit. Daarbij werd reeds aangegeven dat het niet eenvoudig is vast te stellen in hoeverre door de EG gevoerd beleid daadwerkelijk specifiek nationaal beleid vervangt op concrete nationale begrotingsartikelen.

In Edinburgh zijn de financiële kaders voor 1993-1999 vastgelegd en inmiddels is er ook globale overeenstemming bereikt over de verdeling tussen de lidstaten van de gemeenschapsgelden afkomstig uit de structuurfondsen. Aangezien de gelden uit de structuurfondsen aanvullend zijn en derhalve cofinanciering vanuit het nationale budget vereist wordt, is er geen sprake van Europees beleid dat nationaal beleid vervangt en derhalve toegerekend kan worden aan de nationale begrotingshoofdstukken.

Ten aanzien van toerekening van de overige beleidsterreinen is de regering tot de conclusie gekomen dat het niet mogelijk is een vaste, mechanische systematiek op te stellen die voldoet aan de voorwaarden van: doorzichtigheid en redelijke compensatieherverdeling. Dit neemt niet weg dat de relatie tussen de Europese financiën en de nationale begrotingen toch in beeld dient te blijven. Daarom zullen nieuwe Commissievoorstellen expliciet bezien worden op mogelijke gevolgen voor het nationale beleid en daarmee voor de Nederlandse begroting.

Tijdens de UCV met betrekking tot de nota Buitenlanduitgaven in november 1992 werd door de Tweede Kamer gesteld dat wanneer beleid naar Brussel overgeheveld wordt, van de departementen kan worden

Bijlage 9

297

gevraagd aan te geven wat de eventuele gevolgen voor de nationale financiën kunnen zijn. Dat is wel de Eurotoets genoemd. Deze wens om te bezien hoe met enige systematiek kan worden gekeken naar de besparingen, die mogelijk in Nederland kunnen worden gerealiseerd bij het eventuele overdragen van bepaalde bevoegdheden en werkzaamheden naar Brussel, werd door de regering in genoemde UCV positief ontvangen.

In concreto betekent dit dat op nationaal niveau in een vroegtijdig stadium geanalyseerd zal worden wat de gevolgen (kunnen) zijn van een voorstel tot Europese regelgeving door de Commissie, voor die gevallen waarbij evident sprake is van overheveling van nationaal beleid naar het Europese niveau. In feite zal bij de Eurotoets het accent moeten liggen op een beoordeling ten principale. Gekeken zal moeten worden naar elementen als effectiviteit, inpasbaarheid in het nationale stelsel en de financiële baten en lasten voor Nederland. Nu de financiële kaders voor de EG-begroting voor de komende jaren vastliggen, dient via de Eurotoets primair bezien te worden welke waarde Nederland aan de voorstellen hecht en of Nederland wel behoefte aan bepaalde regelingen heeft (subsidiariteit).

Via een Eurotoets komt dus uiteindelijk al het EG-beleid (zij het nieuw of aanvullend dan wel herziening of verlenging van bestaand beleid) exphciet in beeld, ook voor wat betreft de mogelijke financiële gevolgen daarvan voor de rijksbegroting (bijvoorbeeld cofinanciering). Procedureel wordt deze Eurotoets ingepast in de bestaande werkzaamheden van de Ambtelijke Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen. In deze werkgroep passeren alle Commissievoorstellen de revue en wordt onder andere bezien wat de gevolgen zijn van een voorstel voor de Nederlandse wetgeving en voor de totale rijksbegroting. Ook zal daarbij in beeld komen of het voorstel al dan niet in overeenstemming is met de subsidiariteitsgedachte en of en in hoeverre er sprake is van overheveling van beleid naar het Europese niveau. Aangezien de behandeling in Brussel van een Commissievoorstel vaak een langdurige zaak is en het geruime tijd kan duren voordat tot een beslissing gekomen wordt -vaak in sterk gewijzigde vorm ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel -is het niet steeds mogelijk om al in een vroegtijdig stadium de precieze financiële en personele gevolgen van een eventuele overheveling van beleid aan de Kamer te presenteren. Dit zal pas kunnen geschieden op het moment dat de besluitvorming concreet gestalte krijgt.

Bijlage 9

298

  • Overzicht van de garantieverlening

door het Rijk Deze bijlage vermeldt in tabel 10.1 het uitstaande risico voor het Rijk per ultimo van het vorige, het lopende en het komende jaar, uit hoofde van reeds verleende en nog in het lopende en komende jaar te verlenen garanties. Daarnaast worden in tabel 10.2 vermeld de betalingen en de ontvangsten op door het Rijk verstrekte garanties. De informatie wordt hier gepresenteerd per hoofdstuk van de begroting. In de afzonderlijke begrotingen van de hoofdstukken wordt deze informatie weergegeven bij de garantie-artikelen, respectievelijk in de artikelsgewijze toelichting.

Tabel 10.1. Uitstaand risico en nieuwe machtigingen per hoofdstuk

Hoofdstuk

Risico van het Rijk aan het einde van

1992'

19932

19943

Machtiging tot het verlenen van meuwe garanties 19932

19943

III

Algemene Zaken IV

Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken' V

Buitenlandse Zaken VI

Justitie VII

Binnenlandse Zaken VIII

Onderwijs en Wetenschappen IX-B Financiên X

Defensie XI

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer XII

Verkeer en Waterstaat XIII

Economische Zaken XIV

Landbouw, Natuurbeheer en Visserij XV

Sociale Zaken en Werkgelegenheid XVI

Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur Infrastructuurfonds'1

Totaal (idem, excl gemeentelijke garanties voor huurwoningen)

111361485 22185090982 47

894234081554744076047-

205712

(162017)

82859345 20182590586 47

91788477248794523599210-

207131

(162146)

77457035 1718199102946

939642952511746225921'° 1 490"

209302

(163319)

02700105208030

236591 20010002906600

26189

(24899)

02200110111090

21769 08492506450

14937

(13938)

1 Rekening 2 Vermoedelijke uitkomsten. 3 Ontwerpbegroting. 4 Betreft Ontwikkelingssamenwerking 5 Betreft voornamelijk Ontwikkelingssamenwerking.

8 Exclusief garanties krachtens artikel N-2 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet. 1 Inclusief een aandeel voor O.S. en inclusief waarborg betalingsverplichtingen Nederlandse Waterschapsbank N.V. ad 21,8 miljard ultimo 1992. Exclusief het risico op grond van de Wet Aansprakelijkheid kernongevallen. " Inclusief de gemeentelijke garanties met rijksbijdrage in een eventueel verlies voor huurwoningen van woningbouwcorporaties van circa 45 miljard Dit in afwijking van vorige jaren.

9 Vermelde bedragen betreffen het saldo van aflossingen en nieuwe garanties. 10 Het risico uit hoofde van de indemniteitsregeling gedurende het dienstjaar is p m. geraamd. " Met ingang van 1994 gesplitst van Hoofdstuk XII, Verkeer en Waterstaat

Bijlage 10

299

Tabel 10.2. Betalingen en ontvangsten op door het Rijk verstrekte garanties

Hoofdstuk

  • Betalingen IV

Kabinet voor Nederlands Antilliaanse en Arubaanse Zaken

V

Buitenlandse Zaken

VIII

Onderwijs en Wetenschappen IX-B

Financiën

XI

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

XII

Verkeer en Waterstaat

XIII

Economische Zaken

XIV

Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

XV

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Infrastructuurfonds

Totaal

  • Ontvangsten V

Buitenlandse Zaken IX-B

Financiën

XIII

Economische Zaken

Totaal

Omschrijving

Ontwikkelingssamenwerking

Ontwikkelingssamenwerking

Lager dan 5 miljoen Regeling bijzondere financieringen Particuliere participatiemaatschappijen Exportkredietverzekering Nederlandse F'nancieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden Deelneming in verlies gemeentegaranties eigen woningbezit Lager dan 5 miljoen Lager dan 5 miljoen Midden-en Kleinbedrijf Energiebeleid Particuliere participatiemaatschappijen Lager dan 5 miljoen

Lager dan 5 miljoen

Lager dan 5 miljoen

Lager dan 5 miljoen

Ontwikkelingssamenwerking Regeling bijzondere financieringen en PPM Exportkredietverzekering Lager dan 5 miljoen

Midden-en Kleinbedrijf Lager dan 5 miljoen

1992

Ontwerpbegroting 0

353

1744020

3403

471002

-

6840

224501

170

490

Rekemng 30

381

3062420

1203

548

-

87523

634500

171

554

1993

Ontwerpbegroting 0

353

1757220

1513

591142

-

8090

274201

152

465

Vermoedelijke uitkomsten

351

2564620

1203

591102

-

9111

524101

152

481

1994

Ontwerpbegroting 0

351

204630

1520

701262

7090

284681

232

522

Bijlage 10

300

  • Burgerlijk rijkspersoneel Het overzicht in tabel 11.1 geeft inzicht in de begrotingssterkte van het burgerlijk rijkspersoneel voor 1994, alsmede in de personele meerjarenramingen 1995-1998. Het betreft personeel dat valt onder de hoofdstukken van de rijksbegroting (desector Rijk). Ookzijn in tabel 11.1 opgenomen devolumegegevens voor 1993.

De thans gepresenteerde begrotingssterkte voor 1994 (en volgende jaren) wijkt aanzienlijk af van het volume zoals gepresenteerd in de Miljoenennota 1993. Deze wijziging is het saldo van een aantal inkrimpingen en uitbreidingen.

Allereerst heeft de invoering van het sectorenmodel ertoe geleid, dat een aantal onderdelen dat voorheen opgenomen was in het overzicht van de begrotingssterkte van de Rijksdienst, thans daar geen deel meer van uitmaakt. Hierdoor is het personeelsvolume van de sector Rijk ten opzichte van het volume van de Rijksdienst zoals vermeld in de Miljoenennota 1993 aanzienlijk afgenomen. Zo maakt het burgerpersoneel van het ministerie van Defensie geen deel meer uit van de sector Rijk, waardoor het volume met 21789fte's terugloopt. De sectorvorming bij de politie en de Rechterlijke Macht leidt tot een af name van de begrotingssterkte van het ministerie van Justitie met resp. 15086en 2 130 fte's. In aanvulling op tabel 11.1 is in tabel 11.2 een overzicht van het volume van deze sectoren weergegeven.

Daarnaast heeft een aantal inkrimpingen tot een totaal van meer dan 1400 fte's plaatsgevonden, waarvan als belangrijkste genoemd kunnen worden de inkrimpingen in het kader van privatisering (126 fte's), de taakstelling ziekteverzuim (370 fte's) en diverse andere ontwikkelingen bij vooral de ministeries van Justitie en LNV (totaal 375 fte's).

Tegenover de inkrimpingen staat een aantal beleidsintensiveringen, dat geleid heeft tot een uitbreiding van de begrotingssterkte bij enkele onderdelen van de rijksdienst. Ook dit jaar komen de uitbreidingen voor het grootste deel ten laste van het ministerie van Justitie en de Belastingdienst. Bij Justitie gaat het vooral om uitbreiding van de celcapaciteit (1 800 fte's in 1994 oplopend tot 3 000 fte's vanaf 1996), stijging van asielverzoeken (164 fte's in 1994) en herziening van de Rechterlijke Organisatie (van 100 fte's in 1994 oplopend tot 230 fte's in 1995). Bij de Belastingdienst betreft het de invoering van diverse zowel tijdelijke als structurele belastingmaatregelen, waaronder invoering van de boete-inspecteur, verlaging van de teruggaafgrens voorheffingen, versnelde inning van de voorlopige aanslagregeling en additionele maatregelen in het kader van de fraudebestrijding (oplopend van 200 fte's in 1994 tot 435 fte's vanaf 1997).

Als laatste ontwikkeling kan nog gewezen worden op de invoering van agentschappen per 1-1-1994 waarbij sprake is van interne verzelfstandiging. Het be'reft de Immigratie-en Naturalisatiedienst (het grootste deel van de directie Vreemdelingenzaken van Justitie), SENTER (voorheen Stipt/DIR van het ministerie van EconomischeZaken) en de Plantenziektekundige Dienst (ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij). Aan-

Bijlage 11

301

gezien de agentschappen deel blijven uitmaken van het moederdepartement, is de begrotingssterkte van de agentschappen in de totale sterkte van de desbetreffende departementen opgenomen.

Ten aanzien van de personele aspecten van de rijksbegroting wordt de Tweede Kamer nog geïnformeerd in een afzonderlijke nota.

Tabel 11.1 Overzicht personeelssector Rijk voor de jaren 1993 en 1994-1998

Begrotingshoofdstuk

Begr.st. 93 Begr st. 93 Milj.nt. 93 Milj.nt. 94

II III IV VVI VII VIII IX-B

XXI XII XIII XIV XV XVI Moge Colleges v. Staat & Kabinet der Koningin Algemene Zaken KabNAA BuiZa (mcl OS) Justitie Binnenlandse Zaken O&W Financiën/departement Financiën/Belastingdienst Defensie VROM Verkeer en Waterstaat Economische Zaken LNV SoZaWe WVC

Totaal

1656334603654370802118325818012922622535 72411415952871141925736700

149101

1675319813685195252138323318112927772011415952941131725856699

108999 Werk.bezett. per 30-6-93

1611318753580178752185324416102832469651385049231088323805239

103062

Begr. sterkte 1994

1691306813696222371921213417012891669951349249151087624766543

107980

Meerjarenramingen

1995

1676306813680236231911163017012863166581349249041085624426531

108122

1996

1685306813680235211649163016912860663241349249041104624516521

107587

1997

1686306813680235211649163016912870162721335649041110824516362

107398

1998

1686306813678234961649163016912870162711335649041110824516362

107370

Tabel 11.2 Niet meer sector Rijk t.o.v. stand Miljoenennota 1993

Justitie -Politie -Rechterlijke Macht Defensie"

Totaal

1993

15033199222535

39560

1994

15086213021789

39005

1995

15086213021316

38532

1996

15086213020287

37503

1997

15086213019201

36417

1988

15086213019201

36417

  • • 
    Stand Miljoenennota 1993.

Bijlage 11

302

12.

Overheidsschuld, financieringsbehoefte, rentelasten en aflossingen Tabel 12.1. Oe ontwikkeling van de bruto overheidsschuld vanaf 1970; in miljoenen guldens en (tussen haakjes) in procenten van het nationaal inkomen'

per ultimo

197019711972197319741975197619771978197919801981198219831984198519851986198719881989199019911992staatsschuld (1) 3294835119365483877441301467355499661704725298439499518118457144653174795203 1 16228283228283238735251157274473293842317666338535358087(29,6) (28,1) (25,8) (23,8) (22,4) (23,4) (24,0) (24,6) (26,9) (29,5) (32,8) (37,5) (43,8) (51,1) (56,6) (60,7) (60,2) (61,2) (64,3) (68,2) (68,4) (69,5) (70,7) (72.1)

schuld van provincies en gemeenten (2)

4561350160552236056466680722047735281250854749040799110108943114951120203125107129433129433123725118862120400121554127990127352127539 (40.9) (40,1) (39,0) (37,2) (36,2) (36,1) (33,7) (32,3) (31,7) (31,6) (32,6) (34,4) (34,8) (35,1) (34,9) (34,4) (34,1) (31,7) (30,4) (29,9) (28,3) (28,0) (26,6) (25,7)

onderlinge schuldverhoudingen (3)

152921727119794222802528227895309913370436515398354400649867547015888563785663936639355395455634528145762503135149551147(13,7) (13,8) (14,0) (13,7) (13,7) (14,0) (13,5) (13,4) (13,5) (13,9) (14,5) (15,8) (16,5) (17,2) (17,8) (17.7) (17,5) (14,2) (11.7) (11.2) (10,7) (11.0) (10,7) (10,3)

overheidsschuld (4 = 1 + 2 -3 )

632696800871977770588269991044101357109250121488134966154622177533204903236113264438291323291323307065324456349592369634395343414392434479 (56,8) (54,4) (50,8) (47,4) (44,9) (45,5) (44,1) (43,5) (45,1) (47,2) (50,9) (56,1) (62,0) (69,0) (73.8) (77,5) (76,8) (78,8) (83,0) (86,8) (86,0) (86.5) (86,5) (87,5)

Bron: Mmistene van Financiën, DNB ' De NNI-cijfers bevatten een reeks breuk in 1985, Vanaf dat jaar zijn alle NNI cijfers door het CBS herzien.

Bijlage 12

303

Tabel 12.2. De ontwikkeling van de bruto overheidsschuld vanaf 1975 volgens EMU-definitie; in miljoenen guldens en (tussen haakjes) in procenten van het bruto binnenlands produkt per ultimo 1975197619771978197919801981198219831984198519851986198719881989199019911992199319941995199619971998centrale overheid (1)

468915515261860726908455599676118614144808174949203775228886228886238345251631274370295074318350339439359361370622391210413094435268455850476058(21,3) (21,9) (22,5) (24,5) (26,8) (29,6) (33,6) (39,3) (45,9) (50,9) (54,6) (53,8) (54,5) (57,1) (60,0) (60,9) (61,7) (62,6) (63,8) (64,7) (65,8) (66,9) (67,6) (67,4) (66,8)

lagere overheid (2)

7668883245875949243797645105787114361120517127333131185138095138095135481131082133705134726 135804135738136163132163132163132163132163132163132163(34,9) (33,0) (31,9) (31,1) (30,9) (31,4) (32,4) (32,7) (33,4) (32,8) (33,0) (32,5) (31,0) (29,8) (29,2) (27,8) (26,3) (25,0) (24,2) (23,1) (22,2) (21,4) (20,5) (19,5) (18,5)

sociale fondsen (3)

143558922425921046 1 32913337409124382438241996281305 1066463962 1 4541454 1 4541454 1 4541454 1 454 (0,1) (0,2) (0,0) (0,1) (0,2) (0,3) (0,4) (0,4) (0,2) (0,2) (1.0) (1.0) (1-0) (0.1) (0,3) (0,2) (0.1) (0,2) (0,3) (0,3) (0,2) (0,2) (0,2) (0,2) (0,2)

munten (4)

697771836919102412311 3771430 1 4571492 1 5331533 1 577163220452401260726642684268426842684268426842684(0,3) (0,3) (0,3) (0,3) (0,3) (0,4) (0,4) (0,4) (0.4) (0,4) (0,4) (0.4) (0,4) (0,4) (0,4) (0,5) (0,5) (0,5) (0,5) (0,5) (0,5) (0,4) (0,4) (0,4) (0,4)

onderlinge schuldverhoudingen (5) (6 =

31063(14,1) 34004(13,5) 36667(13,3) 39653(13,4) 42581(13,5) 47339(14,1) 53355(15,1) 57450(15,6) 61630(16,2) 66190(16,5) 68647(16,4) 68647(16,1) 57907(13,2) 49497(11,2) 49169(10,7) 49624(10,2) 502895080750718427184271842718427184271842718

9.7) 9,4) 9,0) 7,5) 7,2) 6,9) 6,6) 6,3) 6,0)

  • 1 + 2 + 3 +

93356105722113715126635141235160401182326210638242849271174304249304249321695335476362256383643406935427996448944464205484793506677528851549433569641totaal

4-5)

(42,4) (42,0) (41,4) (42,6) (44,7) (47,6) (51,7) (57,1) (63,7) (67,8) (72,6) (71,5) (73.5) (76,1) (79,2) (79,2) (78,8) (79,0) (79,7) (81,0) (81,6) (82,1) (82,1) (81,2) (79,9)

Bron: Ministerie van Financiën, DNB CBS

1 De BBP-cijfers bevatten een reeksbreuk in 1985. Vanaf dat jaar zijn alle BBP-cijfers door het CBS herzien. 2 Rijk, PBO's en overige instellingen. 3 Hieronder worden verstaan: provincies, gemeenten, andere overheden van integraal bestuur en waterschappen, alsmede tot en met 1988 de Bank voor Nederïandsche Gemeenten en Nederlandse Waterschapsbank. Met ingang van 1989 worden de Bank voor Nederlandsche Gemeenten en de Nederlandse Waterschapsbank niet meer tot de lagere overheid gerekend.

Bijlage 12

304

Tabel 12.3. De ontwikkeling van de financieringsbehoefte van de overheid (rijk en lagere overheid) vanaf 1970; in miljoenen guldens en (tussen haakjes) in procenten van het nationaal inkomen 197019711972197319741975197619771978197919801981198219831984198519851986198719881989199019911992

183922647411961737731810104991811608158221850524596310243455036387317903179018419299064174842830438824702548158

rijk (1)

( 1.6) ( 1.8) ( 0,5) ( 0,1) ( 0.9) ( 3,7) ( 4,4) ( 3,9) ( 4.3) ( 5,5) ( 6,1) ( 7,8) ( 9.4) (10,1) (10,1) ( 8,5) ( 8,4) ( 4,7) ( 7,7) (10,4) (10,0) ( 9.6) ( 9,8) ( 9.7)

lagere overheid (2)

39184264399044456103567448333968480850119944865360645791712411922119222704624987147477406678792999374(3,5) (3.4) (2.8) (2.7) (3.3) (2.8) (2,1) (1.6) (1.8) (1.8) (3,3) (2.7) (1.8) (1.7) (2.0) (3.2) (3,1) (6,9) (6,4) (3,7) (1.7) (1.5) (1.9) (1.9)

overheid (3 = 1+2)

5757652847314641784012992149371388616416208332844933249370884034143511437124371245465548935649550236506695632457532( 5,2) ( 5,2) ( 3,3) ( 2,9) ( 4,3) ( 6,5) ( 6,5) ( 5,5) ( 6,1) ( 7,3) ( 9,4) (10,5) (11.2) (11,8) (12.1) (11.6) (11.5) (11.7) (14,0) (14.0) (11.7) (11.1) (11-8) (11-6)

Bron Ministerie van Financiên, DNB. 1 Zie voetnoot bij tabel 12 1 2 Zie noot 3 bij tabel 122

Tabel 12.4. Da ontwikkeling van het feitelijk financieringstekort, de aflossingen en de financieringsbehoefte van de overheid (rijk en lagere overheid) vanaf 1970; in miljoenen guldens en (tussen haakjes) in procenten van het nationaal inkomen feitelijk financieringstekort (1)

197019711972197319741975197619771978197919801981198219831984198519851986198719881989199019911992

4052448127062347506610089110649469112381505221771258562880232121310662706727067226993020827188231042221392118020429(3,6) (3,6) (1.9) (1,4) (2,8) (5.0) (4,8) ( 3.8) (4.2) (5.3) (7.2) (8,2) (8.7) (9.4) (8,7) (7,2) (7,1) (5,8) (7.7) (6.8) (5.4) (4.8) (4.4) (4,1)

aflossingen financieringsbehoefte

(2)

(3=1+2)

1705204720252294277429033873441751785781667873938286822012445166451664522766246852930627132285303514437103(1.5) (1.6) (1.4) (1.4) (1.5) (1.5) (1.7) (1.8) (1.9) (2.0) (2,2) (2,3) (2.5) (2.4) (3,5) (4,4) (4,4) (5,8) (6,3) (7,3) (6,3) (6,2) (7.3) (7.4)

5757652847314641784012992149371388616416208332844933249370884034143511437124371245465548935649450236506695632457532( 5.2) ( 5.2) ( 3,3) ( 2,9) ( 4.3) ( 6,5) ( 6,5) ( 5.5) ( 6,1) ( 7,3) ( 9-4) (10,5) (11.2) (11.8) (12.1) (11.6) (11-5) (11.7) (14,0) (14,0) (11.7) (11.1) (11.8) (11.6)

Bron: Ministerie van Financiên, DNB. 1 Zie voetnoot bij tabel 12.1 1 Zie voetnoot 3 bij tabel 125

Bijlage 12

305

Tabel 12.5. De ontwikkaling van de rentelasten' en de aflossingen van het rijk vanaf 1970; in miljoenen guldens en (tussen haakjes) in procenten van het nationaal mkomen'

rentelasten (1)

197019711972197319741975197619771978197919801981198219831984198519851986198719881989199019911992199319941995199619971998

1 70119662045219525342876336240814734545468938923117841445917199195501955021156214632200821757229682526126804283282837629223301663148933000(1.5) (1.6) (1.4) (1.3) (1.4) (1.4) (1.5) (1.6) (1.8) (1.9) (2.3) (2,8) (3.6) (4.2) (4.8) (5.2) (5.2) (5,4) (5,5) (5,5) (5,1 )3 (5,0) (5.3) (5.4) (5,6) (5,4) (5.4) (5.3) (5,3) (5,3)

aflossingen (2)

577660700109577010161483 190524022798327437133981401357868744874411015144311959119975209132647627322288703089233292226731491521127(0,5) (0.5) (0.5) (0.7) (0.4) (0.5) (0.6) (0,8) (0,9) (1.0) (1-1) (1-2) (1.2) (1.2) (1.6) (2.3) (2.3) (2.8) (3.7) (4,9)" (4,6) (4,6) (5.5) (5.5) (5,7) (5.9) (6,1) (4.0) (2,5) (3.4)

totale uitgaven hoofdstuk IX A (3 = 1 +2)

22782626274532903304389248455986713682521016712636157651847222985282942829432171358944159941732438815173754126571985926862515528394640454127( 2.0) ( 2,1) ( 1-9) ( 2,0) ( 1.8) ( 1.9) ( 2,1) ( 2,4) ( 2,6) ( 2,9) ( 3,3) ( 4,0) ( 4,8) ( 5,4) ( 6,4) ( 7,5) ( 7.5) ( 8,3) ( 9,2) (10,3) ( 9-7) ( 9.6)5 (10,8) (10.9) (11-4) (11.3) (11,5) ( 9,3) ( 7.8) ( 8.6)

Bron: Voor de jaren 1970 tot en met 1991 Rekening Hoofdstuk IX A, voor 1992 Vermoedelijke Uitkomsten en vanaf 1993 Begroting en Meerjarenramingen van Hoofdstuk IX A. 1 Inclusief overige kosten 2 Zie voetnoot bij tabel 12.1 3 Als gevolg van de privatisering van de PTT vervallen met ingang van 1989 op Begroting IX A de post rente over reserves van de PTT (onderdeel uitmakend van artikel 03 01) en de post rente over in 's Rijks schatkist aanwezige gelden van de PTT (onderdeel uitmakend van artikel 02.01). Deze wijziging heeft een neerwaarts effect op de rentelasten in 1989 en volgende jaren. In 1988 bedroegen de desbetreffende posten in totaal 1036 miljoen gulden, hetgeen overeenkomt met 0,25% van het nationale inkomen. ' Sinds 1 januari 1988 wordt, als uitvloeisel van de deregulering van de kapitaalmarkt per 1 januan 1986, het schatkistpapier met een oorspronkelijke looptijd van 2 jaar of meer tot de gevestigde schuld gerekend. Het gaat hierbij om een bedrag van 5834 miljoen gulden. Dit heeft tot gevolg dat het in 1988, 1989 en 1990 vervallende schatkistpapier met een oorspronkelijke looptijd van 2 jaar of meer tot de aflossingen op de gevestigde schuld wordt gerekend. In 1988 gaat het om een bedrag van 3004 miljoen, in 1989 om 1855 miljoen en in 1990 om 975 miljoen gulden. s Bij de Vermoedehjke Uitkomsten 1990 is de portefeuille staatsschuld overgebracht van begrotingshoofdstuk IX B naar begrotingshoofdstuk IX A Voor de jaren 1992 tot en met 1997 is in de begroting een bedrag van 2 miljard opgenomen (artikel 04.01). De cijfers m de tabel zijn exclusief dit bedrag.

Bijlage 12

306

13.

Staatsbalans per 31 december 1992

(met ter vergelijking de cijfers van de balans per 31 december 1991)

Activa

  • 2.

3.

4.

5.

6.

    • 8. 
      9.

Kas-, bank-en girosaldi Vorderingen op korte termijn : a. belastingen b. overige vorderingen Vorderingen uit hoofde van contracten e.d. waartegenover verplichtingen staan (contrapost aan de creditzijde onder no. 11) Vorderingen op lange termijn: a. leningen woningwetbouw b. overige vorderingen Deelnemingen in en leningen aan internationale instellingen Deelnemingen in en leningen aan ondernemingen en staatsbedrijven Onroerende en roerende goederen Diverse activa Saldo

19915189

3539520488

55883

16893

4786014749

62609

22029

57935141240206131526

493510

19924272

3041020218

50628

16530

4786215253

63115

22048

53835143220154157200

511002

Voor een overzicht van de door het Rijk verstrekte garanties wordt verwezen naar bijlage 10 in de Miljoenennota 1994 «Overzicht van de garantieverlening door het Rijk».

Bijlage 13

308

Passiva

  • Schulden op korte termijn 1 1 . Verplichtingen uit hoofde van contracten e.d. waartegenover vorderingen staan (contrapost aan de debetzijde onder no. 3) 1 2 Verplichtingen verband houdende met de deelnemingen in internationale instellingen 13

Stortingen door rijksfondsen in anticipatie op uit te geven vaste leningen 14

Schulden op lange termijn: a. geconsolideerde bmnenlandse schuld b verplichtingen betreffende pensioenfondsen c. verplichtingen betreffende het Invaliditeits-en Ouderdomsfonds d overige schulden

  • Reserve waardeveranderingen

199122558

16893

17028290

334984

266

535106335891100850493510

199222605

16530

164834

356135 231

3958935685098530511002

Bijlage 13

309

Toelichting op de balanscijfers

Postl. Kas-, bank-en girosaldi

De balansbedragen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

De Nederlandsche Bank N.V.

Overige saldi

1991

3222

1967

5189

1992

3114

1158

4272

Post 2. Vorderingen op korte termijn

  • Belastingen

De samenstelling van het bedrag van 30410miljoen luidt als volgt:

  • Kohierbelastingen: Reeds opgelegd (saldo kohierdebiteuren) Nog niet opgelegd (globale schatting): -over 1991 en voorgaande jaren -over 1992
  • Niet kohierbelastingen

Loonbelasting Omzetbelasting Accijnzen Successierechten Diversen

Hierop in mmdering gebracht:

Aandeel Gemeentefonds en aandeel Provinciefonds Aandeel van de Europese Gemeenschappen in de omzetbelasting

2102910

69353250155091575

3925345

188353 120

21955

12725

346804270

30410

  • Overige vorderingen

De balansbedragen kunnen als volgt worden gespecificeerd Fonds Investeringsrekening Vordenngen inzake aardgasbaten") Lopende rente van leningen ingevolge de woningwet Winst van de Nederlandsche Bank N.V. Vooruitbetahngen inzake langlopende projecten Vorderingen Dienst der Domemen op derden Winstafdracht Koninklijke PTT Nederland N.V. Vorderingen op gemeenten inzake onroerendgoedbelastingen Vorderingen op de Europese Gemeenschappen Diverse vorderingen

1991

1013123861863 1364972279546

139-2808

20488

1992

97341949 1 8341133 1070763566

261982810

20218

•) De vordering uit hoofde van de overbelevering van gas aan Brigitta uit de Common Area van het Groningenveld is uit een oogpunt van voorzichtigheid op pro memorie gesteld

Bijlage 13

310

Posten 3 en 11. Vorderingen respectievelijk verplichtingen uit hoofde van contracten en dergelijke De balansbedragen hebben voornamelijk betrekking op het Ministerie van Defensie (ca. 7 440 miljoen) en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (ca. 8 845 miljoen).

Post 4. Vorderingen op lange termijn

  • Leningen woningwetbouw

De mutaties in 1992 hebben betrekking op de verstrekking van en aflossing op leningen; beide voor een bedrag van ca. 560 miljoen.

  • Overige vorderingen

De balansbedragen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Kredieten aan het buitenland

Studievoorschotten

Op derden te verhalen ruil-en herverkavelingskosten Voorschotten aan het Bureau Beheer Landbouwgronden

Ontwikkelingskredieten aan industrie en handel

Vordering op de Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken N.V (achtergestelde lening in het kadervan de herstructurering van de Europese staalindustrie)

Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N V. (inzake leningen aan diverse landen)

Vordering op de Nederlandse Antillen met betrekking tot het leninggedeelte van de ontwikkelingshulp Vordering op Aruba met betrekking tot het leninggedeelte van de ontwikkelingshulp Vordering op Indonesië krachtens de overeenkomst van 1966

Vorderingen inzake aangesproken garantieleningen Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V.

Vordering inzake leningen voor warmte-isolatie van woningwetwoningen Bijdrage aan de Europese Investeringsbank, ten behoeve van de kredietverlening aan Turkije

Diverse vorderingen

1991

5792

4180

1594

746

625

470

371

146

10094

12070

396

14749

1992

6212

4143

1561

833

661

430

329

133

10086

577

15253

Bijlage 13

311

Post 5. Deelnemingen in en leningen aan internationale instellingen Post 12. Verplichtïngen verband houdende met de deelnemingen in internationale instellingen De balansbedragen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling

Internationale Ontwikkelingsassociatie

Europese Investeringsbank

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

Aziatische Ontwikkelingsbank

Aziatisch Ontwikkelingsfonds

Afrikaanse Ontwikkelingsbank

Afrikaans Ontwikkelingsfonds

Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank

Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank -Fonds voor Speciale Operaties -

Internationale Financieringsmaatschappij

Multilateraal Agentschap voor Investenngsgaranties

Inter-Amerikaanse Investeringsmaatsohappij

Deelnemingen en leningen (balanspost 5)

1991

7319

5172

6989568

444

627

224

381

15947

40522029

1992

7613

5178

6696544

453

627

234

383

16649

43522048

Verplichtingen (balanspost 12)

1991

6890

1742

6567534

394

321

196

181

153 13-

37-17028

1992

7129

1380

6273489

398

259

204

143

1609

-

39-16483

De deelnemingen zijn voor de nominale waarde opgenomen, de mutaties in 1992 zijn voornamelijk het gevolg van koersveranderingen. Het totaal van de verplichtingen is in 1992 afgenomen met 546 miljoen. Deze afname is voornamelijk het gevolg van verzilveringen van «notes» door de Internationale Ontwikkelingsassociatie en het Aziatisch Ontwikkelingsfonds, ten bedrage nvan respectievelijk 362 miljoen en 62 miljoen.

Post 6. Deelnemingen in en leningen aan ondernemingen en staatsbedrijven De waardering is in het algemeen gebaseerd op de intrinsieke waarde, zoals deze uit de gepubliceerde balansen van de desbetreffende bedrijven en ondernemingen kan worden afgeleid. In de gevallen dat de Staat een minderheidsdeelneming heeft in een onderneming, waarvan de aandelen aan de beurs zijn genoteerd (Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken N.V., N.V. Koninklijke Nederlandse Vliegtuigenfabriek Fokker, Internationale Nederlanden Groep N.V. en N.V. DSM), is de beurskoers op de balansdatum als grondslag voor de waardebepaling gebruikt.

Bijlage 13

312

De balansbedragen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

De Nederlandsche Bank N.V

Koninklijke PTT Nederland N.V

N.V. Nederlandse Spoorwegen

Internationale Nederlanden Groep N.V.

N.V. Bank Nederlandse Gemeenten

Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.

Energiebeheer Nederland B V

N.V. Luchthaven Schiphol

N.V. DSM

Nationale Investeringsbank N V

N.V. Verenigd Streekvervoer Nederland

Ultra-Centrifuge Nederland N.V.

N.V. Koninklijke Nederlandse Vliegtuigenfabhek Fokker

N.V. Nederlandse Gasunie

Nederlandse Mij. voor Energie en Milieu B V. (NOVEM)

N.V. Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij

Alpinvest Holding N V

N.V. Industriebank LIOF

Nederlandse Waterschapsbank N.V.

N.V. Nozema

Konmkhjke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken N.V.

N.V. RCC

Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V.

N.V. Nederlands Inkoopcentrum

N.V. SDU

Ovenge deelnemingen en staatsbedrijven

199123323

1734516080

23192

12893

1 259"

1156

1048

987

4545

335

3386

314

258

2287

202'

157

1329

104'°

120 73"

54'2

50"

47"

204

57935

199217988

177841

6656

25442

13683

1 149"

1140

1132

852

4805

385

3616

318

254

247'

2118

159

1369

1161068

621'

5812

49"

208

53835

1 Inclusief achtergestelde lening ad 1 573 miljoen en een lening ad 4 927 miljoen (ultimo 1991) resp. 4517 miljoen (ultimo 1992). 2 Inclusief achtergestelde lening ad 619 miljoen en een lening ad 950 miljoen 3 Waarvan nog te storten 35 miljoen, welk bedrag is opgenomen onder balanspost 10. * Inclusief 5% preferente niet-winstdelende aandelen ad nominaal 200 miljoen en preferente converteerbare winstdelende aandelen ad nominaal 360 miljoen waarvan nog te storten resp 22 en 360 miljoen, welke bedragen zijn opgenomen onder balanspost 10. 5 Inclusief achtergestelde lening ad 120 miljoen. 6 Inclusief achtergestelde lening ad 53 miljoen. 7 Inclusief lening ad 149 miljoen (ultimo 1991) resp 166 miljoen (ultimo 1992) • Inclusief renteloze lening ad 69 miljoen (ultimo 1991) resp 71 miljoen (ultimo 1992). 9 Inclusief lening ad 7 miljoen 10 Waarvan nog te storten 3 miljoen, welk bedrag is opgenomen onder balanspost 10 11 Inclusief lening ad 27 miljoen (ultimo 1991) resp 10 miljoen (ultimo 1992) 12 Waarvan nog te storten 6 miljoen, welk bedrag is opgenomen onder balanspost 10 13 Inclusief lening ad 20 miljoen 14 Inclusief lening ad 5 miljoen

Bijlage 13

313

Het balansbedrag is in 1992 met 4 100 miljoen afgenomen.

De mutaties in 1992 kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Netto-investeringen : N V Nederlandse Spoorwegen N V Verenigd Streekvervoer Nederland Overige Nettotoeneming van de reserves: Koninklijke PTT Nederland N.V. De Nederlandsche Bank N.V. N V Bank Nederlandse Gemeenten N V. Luchthaven Schiphol Nationale Investeringsbank N.V. Ultra Centrifuge Nederland N.V. Nederlandse Waterschapsbank N.V N V Nederlandse Spoorwegen Komnkhjke Luchtvaart Maatschappij N.V. Overige Wijzigingen van het balansbedrag wegens waarde vera n der in gen : Internationale Nederlanden Groep N.V. N.V. Nederlandse Spoorwegen N V. Luchthaven Schiphol De Nederlandsche Bank N.V .*) N.V. DSM Koninklijke PTT Nederland N.V. Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken N.V. Energiebeheer Nederland B.V. Overige Diversen: Betaling van de bijdrage in de exploitatietekorten t/m 1975 van de N V Nederlandse Spoorwegen Stockdividend Internationale Nederlanden Groep N.V. Directe verkoopwaarde warrants Internationale Nederlanden Groep N.V. Stockdividend N V. DSM Toename van de langlopende lening van de Staat aan Nederlandse Mij. voor Energie en Milieu B.V. (NOVEM) Afname van de langlopende lening van de Staat aan Koninklijke PTT Nederland N.V. Afname van de langlopende lening van de Staat aan N.V. RCC Overige

693427

92610479 61 27 23 11 V. 210 -z 109 47

146 39 24 V 5440 -z 1 57 -1.11

V. 57 -z 16 V.

5344

3423

V-410

V. 17 -z 4

742

959

V. 5 542

-z 259 V. 4 100

De omvangrijke waardevermindering van deze deelneming houdt onder meer verband met de herwaardering door de Nederlandsche Bank N.V. van de daar aanwezige goudvoorraad (voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het Jaarverslag 1992 van de Nederlandsche Bank N.V.).

Bijlage 13

314

Post 7. Onroerende en roerende goederen

De goederen zijn in het algemeen gewaardeerd op de vervangingswaarde. In een aantal gevallen is voor de benadering hiervan uitgegaan van de historische kostprijs welke door middel van indexcijfers is herleid tot de vervangingswaarde. De afschrijvingen worden als volgt bepaald. De kosten van de verharding van wegen worden in het jaar van investering tot op 50% afgeschreven. Op kunstwerken in wegen, op gebouwen en op waterbouwkundige werken bedragen de afschrijvingen 1% per jaar, waarbij rekening wordt gehouden met een geschatte residuwaarde. Op gronden vindt geen afschrijving plaats. De afschrijving op de overige activa is gebaseerd op de voor elke groep geschatte economische levensduur, de verstreken gebruikstijd en de geschatte residuwaarde.

De samenstelling voor het balansbedrag en de mutaties in 1992 blijken uit het volgende overzicht:

Ministerie van Defensie -Marine -Landmacht -Luchtmacht Ministerie van Verkeer en Waterstaat Burgerlijke njksgebouwen Agrarische eigendommen Diversen

(Gecorrigeerde) waarde per 31-12-1991

122531712210446687091813894153462

139545

Investeringen in 1992

1 7421585807955' 227 -z 152692

5570

Afschrïj-vingen in 19928271992103677231227209

5175

Verhoging waarde i.v.m. stijging prijspeil 421701382083482212153

3280

Waarde per 31-12-1992

132101688510355709751853595853675

143220

Inclusief investeringen ten laste van het Rijkswegenfonds. Hierin begrepen 16 miljoen wegens afname van de voorraden van het Landbouw-Egalisatiefonds Het bedrag van 3 280 miljoen is gereserveerd onder post 15, zodat het balanssaldo door deze waardeverhoging van de activa niet is beïnvloed.

Het balansbedrag ultimo 1992 kan als volgt worden onderverdeeld naar onroerende goederen respectievelijk roerende goederen:

Onroerende goederen: Ministerie van Verkeer en Waterstaat Burgerlijke rijksgebouwen Ministerie van Defensie Agrarische eigendommen Mimsterie van Landbouw, Natuurbeheer en Vissenj Overige Roerende goederen: Goederen van militaire aard Goederen van culturele aard Civiele motorvoertuigen en vaartuigen Inventarisgoederen Goederen civiele verdediging Voorraden van het Landbouw-Egalisatiefonds Overige

7089818535119139 54519622

2853737427267215048312

11285530365

143220

Bijlage 13

315

Post 10. Schulden op korte termijn

De balansbedragen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Lopende interest van de Staatsschuld Ontmuntingsreserve Nog ten laste van 1991 resp 1992 en voorgaande jaren te betalen bedragen Verplichtingen verband houdende met de deelneming van het Rijk in Nederlandse ondernemingen Gemeentefonds Schulden aan de Europese Gemeenschappen Mobiliteitsfonds Nog te verrekenen voorlopige en tijdelijke ontvangsten van de ontvangers der belastingen Diverse schulden

1991

155932260

1429

426363292174

1131908

22558

1992169342514749

426290-198

1181376

22605

Post 13. Stortingen door rijksfondsen in anticipatie op uit te geven vaste leningen Het bedrag van 4 miljoen heeft geheel betrekking op de stortingen (ingevolge de beleggingswet) door het Algemeen burgerlijk pensioenfonds.

De afneming van het balansbedrag is het gevolg van deelname in diverse openbare en onderhandse leningen en stortingen door het fonds.

Post 14. Schulden op lange termijn

  • Geconsolideerde binnenlandse schuld

In het «Algemeen verslag van de stand der Staatsschuld op 31 december 1992» zijn specificaties van de ultimo 1992 openstaande leningbedragen opgenomen. De mutaties in 1992 worden gevormd door de uitgifte van leningen tot een bedrag van 48478miljoen en amortisatie ten bedrage van 27326miljoen.

  • Verplichtingen betreffende pensioenfondsen

Van het balansbedrag heeft 158 miljoen betrekking op het Spoorwegpensioenfonds en 73 miljoen op het Algemeen Mijnwerkersfonds. De vermindering van de verplichtingen jegens het Spoorwegpensioenfonds in 1992 bestaat uit de aflossingsbestanddelen van de in 1992 vervallen, doch niet uitbetaalde annuïteiten, welke zijn opgenomen onder balanspost 10. De verplichtingen jegens het Algemeen Mijnwerkersfonds verminderden in verband met de in 1992 aan het betrokken fonds gedane betalingen.

  • Verplichtingen betreffende het Invaliditeits-en Ouderdomsfonds

Op grond van de thans beschikbare gegevens wordt het tekort globaal becijferd op 395 miljoen.

  • Overige schulden

Het balansbedrag heeft betrekking op de voorfinancieringen door derden van (gezamenlijke) langlopende projecten.

Post 15. Reserve waardeveranderingen

Voor de mutaties in 1992 kan worden verwezen naar de toelichting bij de balansposten 6 en 7.

Bijlage 13

316

Balanssaldo

Het nadelige balanssaldo is in 1992 toegenomen met 25674miljoen.

Dit verschil kan als volgt worden geanalyseerd:

Rekeningcijfer 1992 der uitgaven bij: in 1993 betaalde bedragen welke als lasten van 1992 zijn aan te merken af: in 1992 betaalde bedragen welke als lasten van 1991 zijn aan te merken In het bedrag ad 206406 miljoen zijn de volgende posten begrepen welke geen lasten vormen: -aflossing op Staatsleningen -investeringen in onroerende en roerende goederen -investeringen in deelnemingen -verstrekkingen van en aflossingen op leningen en voorschotten: leningen woningwetbonw overige

HERZIENE UITGAVEN

Rekeningcijfer 1992 der middelen bij: in 1993 ontvangen bedragen welke als baten van 1992 zijn aan te merken (excl. belastingen) af: in 1992 ontvangen bedragen welke als baten van 1991 zijn aan te merken (excl belastingen)

In het bedrag ad 206370miljoen zijn de volgende posten begrepen welke geen baten vormen: -opbrengst Staatsleningen -desinvesteringen in deelnemingen in ondernemingen en staatsbedrijven -ontvangsten van en aflossingen op leningen en voorschotten: leningen woningwetbouw overige

HERZIENE MIDDELEN

HERZIENTEKORT1992 Bijzondere posten:

Afschrijving roerende en onroerende goederen Nadelig verschil inzake belastingen Korrektie van de roerende en onroerende goederen, voornamelijk als gevolg van desinvesteringen en inhaalafschrijvingen Toeneming lopende rente, per saldo Toeneming reserves inzake deelnemingen in ondernemingen Toeneming vorderingen Dienst der Domeinen op derden Toeneming kredieten aan het buitenland Opbrengst van de opcenten op de motorrijtuigenbelasting ten behoeve van het Rijkswegenfonds voor zover met deze opbrengst investeringen zijn gefinancierd (De investeringen komen voor onder post 7) Afname tekort van het Invaliditeits-en Ouderdomsfonds Diversen (dit bedrag bestaat uit een groot aantal kleine posten, welke elkaar in belangrijke mate compenseren), per saldo voordelig

560501

5601082

51754985

1 6951371

959484420

364140

7491429

2732652231344

1061

4956

5650

484780

1642

132262367

207086

-z 680

206406

34954

171452

207064

V. 694206370

50120

15625015202

10859387

10472

25674

Bijlage 13

317

Onderstaand volgt nog een opstelling waarin de Staatsbalans ultimo 1992 en de balansen van de vier voorafgaande jaren in gecomprimeerde vorm zijn weergegeven.

Activa

31 dec. 1988

31 dec. 1989

31 dec. 1990

31 dec. 1991

31 dec. 1992

Kas-, bank-en girosaldi Vorderingen op korte termijn: a Belastingen b. Overige vorderingen Vorderingen uit hoofde van contracten e d waartegenover verplichtingen staan Vorderingen op lange termijn: a. Leningen woningwetbouw b Overige vorderingen Deelnemingen in en leningen aan internationale instellingen

4583

2748524838

14572

4641211821

14424

994

3078022800

14928

4718711710

17561

2230

3644521062

13510

4767014120

16897

5189

3539520488

16893

4786014749

22029

Passiva

31 dec 1988

31 dec. 1989

31 dec 1990

31 dec. 1991

4272

3041020218

16530

4786215253

22048 -Deelnemingen in en leningen aan ondernemingen en staatsbedrijven Onroerende en Diverse activa Saldo roerende goederen

841501270406290149

445536

5820513150078104995

440738

56150134650206 1 17024

459964

57935141240206131526

493510

53835143220154157200

511002

31 dec. 1992

Schulden op korte termijn: a. Schatkistpapier in omloop b Overige schulden Verplichtingen uit hoofde van contracten e.d waartegenover vorderingen staan Verplichtingen verband houdende met de deelnemingen in internationale instellingen Stortingen door njksfondsen in anticipatie op uit te geven vaste leningen Schulden op lange termijn: a Binnenlandse schuld b. Verplichtingen betreffende pensioenfondsen en het Invaliditeits-en Ouderdomsfonds c. Overige schulden Reserve waardeveranderingen

675242196

14572

106911 225

263949

1435456104260

445536

328222610

14928

13535932

287155

123229996765

440738

157522706

13510

12542630

312110

97532695590

459964

-22558

16893

17028290

334984

801106100850

493510

-22605

16530

164834

3561356268998530

511002

In de Miljoenennota 1993 (bijlage 14, bladzijde 304 t/m 306) is de relatie tussen de Staatsbalans en het gulden oriëntatiepunt (zie paragraaf 4.7 van deze Miljoenennota) toegelicht.

Bijlage 13

318

14.

De uitgaven en de ontvangsten van de hoofd- stukken van de rijksbegroting en de begro- tingsfondsen 1992-1994 ingedeeld volgens de functionele classificatie 1 Een uittreksel van de classificatie is gepubliceerd in de Nederlandse Staatcourant nr. 18 van 25 januari 1990 De volledige tekst is opgenomen in het Handboek Financiêle Informatie en Administratie Rijksoverheid (HAFIR). 2 In bijlage 16.3 is een overzicht van de functionele (hoofd)groepen in de periode 1985-1994 opgenomen. 3 In de Miljoenennota 1991 is voor het eerst volgens de nieuwe Benelux Functionele Classificatie gegroepeerd Enkele afwijkingen ten opzichte van de Benelux Functionele Classificatie 1972 zijn in de desbetreffende bijlage 15 nader toegelicht.

Cijfermatig overzicht gebaseerd op de Benelux Functionele Classificatie 19891

In deze bijlage zijn de uitgaven en ontvangsten van de hoofdstukken van de rijksbegroting (inclusief agentschappen) en de begrotingsfondsen (aangevuld met de afdrachten aan de EG (BTW en invoerrechten) en de aanvullende posten uitgaven en niet-belastingontvangsten) gegroepeerd naar onderwerpen van staatszorg. De indeling naar onderwerpen van staatszorg is gebaseerd op de Benelux Functionele Classificatie van de uitgaven en ontvangsten van 19893. Deze classificatie sluit nauw aan bij de Classification of Functions of Govemment (kortweg COFOG genoemd) van de Verenigde Naties, doch er is een klein aantal verschillen te signaleren. De belangrijkste twee zijn dat de Benelux Functionele Classificatie ook van toepassing is op de ontvangsten (de COFOG is alleen van toepassing op de uitgaven) en dat er een aparte groep (07.3) in is opgenomen voor de uitgaven voor milieu.

Relatie met de begrotingswetsontwerpen en begrotingshoofdstukken In de artikelsgewijze toelichtingen op de begrotingswetsontwerpen zijn per begrotingsartikel de uitgaven c.q. de ontvangsten gecodeerd met onder meer een functionele code, die het desbetreffende (deel)ontwerp van staatszorg weergeeft. Sommatie van de gecodeerde bedragen per begrotingsartikel(onderdeel) van de rijksbegroting (inclusief agentschappen, fondsen e.d.) resulteert in het cijferoverzicht van deze bijlage. Met ingang van de Rijksbegroting 1993 is in elke departementale begroting een samenvatting opgenomen van de uitgaven en ontvangsten naar onderwerpen van staatszorg. Onderwerpen van staatszorg lopen niet volledig parallel met de indeling in de begrotingshoofdstukken. Zo komen uitgaven voor onderwijs of sociale voorzieningen voor op verschillende begrotingshoofdstukken (de functionele hoofdgroep onderwijs komt onder meer voor op de hoofdstukken O&W en LNV). Dit betekent dat de totalen per functie niet gelijk zijn aan de totalen per hoofdstuk van bijlage 2 ook al lijkt de omschrijving in een aantal gevallen dezelfde.

In de navolgende gevallen is er een directe relatie tussen een onderwerp van staatszorg volgens de Benelux Functionele Classificatie en andere «bekende» cijfers betreffende het onderwerp. Ontwikkelingssamenwerking (groep 01.5) spoort met het totaal (van de hoofdstukken van de rijksbegroting) van het ontwikkelingssamenwerkingsplafond. Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek (groep 04.6) spoort met de definitie van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek van het kamerstuk Wetenschapsbudget 1993. De belastingopbrengsten (groep 13.6) sporen met het cijfer in bijlage 4 van deze Miljoenennota.

Bijlage 14

319

Ter illustratie

Ter illustratie van het procentuele aandeel van de diverse onderwerpen van staatszorg in de totale uitgaven is onderstaande grafiek opgenomen. Een vergelijkbare grafiek van de ontvangsten is achterwege gelaten omdat 80% van de ontvangsten uit belastingen en heffingen bestaat.

UITGAVEN VOLGENS DE FUNCTIONELE CLASSIFICATIE

Onderwijs en onderzoek 14.9% Volksgezondheid 2.0%

Sociale voorzieningen 16.0%

Volkshuisvssting 3.7% Miheu, landbouw e,i oveng 2.2% Cultuur en recreatie 1.0% Economische aangelegenheden 1.8% Verkeer en waterstaat 4.7%

Openbare orde en veligheid 3.2%

Defensie 5.8% Ontwikkelingssamenwerking 2.7% Buitenlandse betrekkingen 4.1 % Algemeen bestuur 3.1 %

Lagere overheden 8.3%

Overheidsschuld 26.5%

Onderwerpen van staatszorg lopen niet volledig parallel met de indeling in begrotingshoofdstukken ook al lijkt de omschrijving het zelfde

Bijlage 14

320

Code

Omschrijving

1992

1993 Rekening

Vermoedelijke uitkomsten

01 1

01.2

01 3 01.4 01.5

02 02.0 02 1 02.2 02.3 024 02.5

03 03.0 03.1 03.2 03.3 03.4 03.5 03.6

04.0 04.1 04.2 04.3 04.4 04.5 04.6

05 05.0 051 05.2 05.3

Algemeen bestuur, buitenlandse betrekkingen en ontwikkelingssamenwerking Algemeen Bestuur: uitvoerende en wetgevende lichamen, bestuursorganen Financieel bestuur en domeinen en eigendommen Centrale diensten van het bestuursapparaat Buitenlandse betrekkingen Ontwikkelingssamenwerking Defensie Algemeen Landmacht Luchtmacht Marine Militaire pensioenen Buitenlandse militaire bijstand Openbare orde en veiligheid Algemeen Rechtspleging Politie Gevangeniswezen Brandweer Burgerlijke bescherming Overige beschermde diensten Onderwijs en fundamenteel wetenschappelijk onderzoek Onderwijs algemeen Leerlingen-en studentenvoorzieningen Primair onderwijs Secundair onderwijs Tertiair onderwijs Overig onderwijs Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek Volksgezondheid Algemeen Preventieve gezondheidszorg Medische behandeling Overige gezondheidszorg

21924

6284366

241685645950

744562087577627262956737174

6911397113442109161147565

34505451090081324092723462188

475647924634310

226768244402

220992965945

136972041547823652719784310

725735012004409106511054 69

33708614091291259687173232329

451256024237100

Uitgaven 1994 Ontwerpbegroting 227256194360

221593896142

733301 900526325502613815189

7452328123445171 175 90 44 64

34466585094201295488703082329

456344119739250

Ontvangsten

1992

1993

1994 Rekening

Vermoe-

Ontwerpdelijke begroting uitkomsten

374426278764319494

68511121113416720 42

8681044861411243100

7660301049763382354

33077162370

3397742986636135160

79314524613812620118

7000130629106126270

2630209381614682510

35547362720

372022296752413374

673691661861211952

1058141678107124170

797320429646862250

43659982790

Bijlage 14

321

Code

Omschrïjving

1992

1993 Rekening

Vermoedelijke uitkomsten

06 06.0 06.1 06.2 06.3 06.4

07.0 07.1 07.2 07.3 07.4 07.5

08 08.0 08.1 08.2 08.3 08.4 08.5

09 09.0 09.1 09.2 10 10.0 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5

Sociale voorzieningen Algemeen Sociale verzekering Sociale bijstand Maatschappelijke dienstverlening Algemene arbeidsaangelegenheden Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Mi/ieu Algemeen Volkshuisvesting Ruimtelijke ordening Milieu Drinkwater Natuur en landschapsbehoud Cultuur, recreatie en erediensten Algemeen Kunsten en oudheidkunde Volksontwikkeling Sport en recreatie Radio, televisie en pers Erediensten en levensbeschouwelijke en maatschappelijke organisaties Brandstoffen en energie Algemeen Brandstoffen Electriciteit en overige energie Landbouw, jacht en visserij Algemeen Akkerbouw, tuinbouw, wijnbouw en veeteelt Ruilverkaveling Bosbouw Jacht en visserij Ontginning en ontwikkeling van aangewonnen land

462602041998012913104532710

1261320197451229 12260212

24712077477913013080

681296284101

2089717509414204 32

213

471771772053813044105412877

7757621483841267 14080243

25092186838111914080

690249277164

196062153540018516

203

Uitgaven 1994 Ontwerpbegroting 37071173967613855106912676

1040420073751100 14630266

24061906797610913520

796286307203

789957754940118315

174

Ontvangsten

1992

1993

1994 Rekening

Vermoe-

Ontwerpdelijke begroting uitkomsten

7778798677580 77

479054597118403

74642411010113100

774907739 10

55949183159459

7739868547662 61

12461312269118503

757510251011214180

67618166800

4944317316243 10

993286769253

355913353020005

7474411010013590

6777

1660950

46030190140449

Bijlage 14

322

Code

Omschrijving

1992

1993 Rekening

Vermoedelijke uitkomsten

11.0 11.1 11.2113114115 11.6 11.7

12 12.0 121 12.2 12.312412512.6 127 12.8

13 1 13.2

13.6 13.9

14141

142

14.3 14.6 14.7

Algemene economische aangelegenheden, handel, nijverheid en diensten Algemeen Algemene economische aangelegenheden Mijnwezen (exclusief brandstoffen) Industrie Handel en opslag Horeca Toerisme Overige diensten Verkeer, vervoer, communicatie en waterstaat Algemeen Landwegen (inclusief bus, metro en tram) Spoorwegen Scheepvaartwegen en havens Luchtvaartwegen Pijpleidingen Communicatie Waterkering en waterkwantiteitsbeheer Landaanwinning Uitgaven en ontvangsten die niet of niet onmiddellijk overde hoofdgroepen 01 t/m 12 worden verdeeld Rente Betrekkingen met lagere publiekrechtelijke lichamen voorzover niet in andere functies opgenomen Belastingen Uitgaven en ontvangsten nader te verdelen over de hoofdgroepen 01 t/m 13 (ondermeer aanvullende posten)

Overheidsschuld Aflossing en Opneming' van gevestigde schuld in nationale valuta Aflossing en opneming van gevestigde schuld in vreemde valuta Ontmunting en aanmunting Aanen verkoop van staatsschuld Agio/disagio bij aflossing en opneming van gevestigde schuld

Totaal

32066569241213861600 57 11

1073326959042385112630807764915

4318826656

165320

28614

27352041110

148

231807

403387113131415711790 57 28

1007416353732407109923805772116

4718528238

182110

736

31021

288710602000 90

238015

Uitgaven 1994 Ontwerpbegroting 340366313211311381750 61 32

1099115355863112 11792290466779

4920728376

193300

1501

32892

308920020000

231605

Ontvangsten

1992

1993 Rekening

Vermoedelijke uitkomsten

347846884540533002105

235663795514623831509155

15359913201534670

7550

(48478)0 171138

195

183790

3651318639742329002235

22002398571416521517180

1583122820157550

480

2301

(40104) 012000 300

197663

1994 Ontwerpbegroting 340540618733239002369

2457246534411412021399110

1513198801460395 192

2057

(51121)05720000

179581

Opneming is niet in de telling opgenomen

Bijlage 14

323

15.

De uitgaven en de ontvangsten van de hoofd- stukken van de rijksbegroting en de begrotings- f ondsen 1990-1994 ingedeeld volgens de eco- nomische classif icatie In deze bijlage zijn de uitgaven en de ontvangsten van de rijksbegroting gegroepeerd naar macro-economische categorieën. De indeling is gebaseerd op de Benelux Economische Classificatie (BEC) van 1982, die op haar beurt is gebaseerd op het «System of National Accounts (SNA)» van de Verenigde Naties en het «Europees Stelsel van Economische Rekeningen» (ESER) van het Bureau voor de Statistiek van de Europese gemeenschappen. Dit maakt het mogelijk de uitgaven en de ontvangsten van de rijksbegroting in te passen in het systeem van de nationale boekhouding (de Nationale Rekeningen). In de BEC worden 10 hoofdgroepen onderscheiden: dehoofdgroepen 1 t/m 4 omvatten de lopendeverrichtingenen de hoofdgroepen 5 t/m 9 de kapitaalverrichtingen. Hoofdgroep 0 is bestemd voor niet-verdeelde posten. Binnen de hoofdgroepen vindt een meer gedetailleerde codering plaats. Zo worden overdrachten binnen de sector overheid nader uitgesplitst in overdrachten naar universiteiten, sociale verzekeringsinstellingen, gemeenten, provincies etc. In de artikelsgewijze toelichtingen van de begrotingswetsontwerpen zijn de bedragen onder meer voorzien van een (macro-)economische code volgens de BEC. Sommatie van de begrotingsbedragen per economische co-de resulteert in onderstaand overzicht. Met ingang van de Rijksbegroting 1993 is in elke departementale begroting een samenvattend overzicht opgenomen van de uitgaven en ontvangsten ingedeeld volgens de economische classificatie. De indeling in macro-economische categorieën geeft inzicht in de economische aard (bijvoorbeeld consumptie, investeringen) en bestemming (bijvoorbeeld sector bedrijven, sector gezinnen) van de uitgaven en de ontvangsten van de rijksbegroting. Ter bepaling van de economische code die bij een bepaald begrotingsartikel hoort, is het criterium van de «eerste geldstroom» relevant en niet het criterium van de «tweede geldstroom c.q. eindbestemming». Toepassing van «het criterium van de eerste geldstroom» betekent dat bijvoorbeeld bijstandsuitkeringen gecodeerd worden als overdracht aan gemeenten (eerstegeldstroom;code43.2) en nietalsoverdrachtaangezinnen (detweede geldstroom; code 34.4). Een ander voorbeeld: kapitaaloverdrachten van het rijk aan bijvoorbeeld gemeenten respectievelijk gezinnen met als oogmerk dat ze leiden tot investeringen door gemeenten respectievelijk gezinnen worden niet geboekt als overheidsinvesteringen maar als kapitaaloverdracht binnen de sector overheid (groep 6) of aan andere sectoren (groep 5).Door het hanteren van «het criterium van de eerste geldstroom» geeft de indeling in macro-economische categorieën dus niet altijd een kant en klaar inzicht in de uiteindelijke bestemming en aard van de rijksuitgaven. Daarvoor is veelal een aanvullende analyse noodzakelijk. Ter illustratie van het procentuele aandeel van de diverse economische categorieën in de uitgaven van het Rijk is onderstaande grafiek opgenomen.

1 De uitgaven en ontvangsten van de agent-

Een vergelijkbare grafiek van de ontvangsten is achterwege gebleven schappen zijn op bruto wijze verwerkt in de omdat ongeveer 80% van de ontvangsten uit belastingen en heffingen becijfers.

Bijlage

324

staat. In bijlage 16.4 is voor de economische hoofdgroepen een tienjarenoverzicht gepresenteerd.

UITGAVEN VOLGENS DE ECONOMISCHE CLASSIFICATIE

Inkomensoverdrachten aan andere sectoren 14.4%

Lopende uitgaven 13.3%

Rente, pacht en andere resultaten van ondernemingsactiviteiten 12.3%

Overheidsschuld 14.3%

Kapitaaloverdrachten binnen de sector overheid 2.7% Inkomensoverdrachten binnen de sector overheid 38.8% Kredieten en deelnemingen 0.7% Investeringen 1.5% Kapitaaloverdrachten aan andere sectoren 2.0% In het onderstaande overzicht worden voor de jaren 1990 tot en met 1994 de totaalcijfers per economische hoofdgroep gepresenteerd (de uitgavenkant). Bij de hoofdgroepen 5 (voor zover het kapitaaloverdrachten aan de NS betreft), 6 (kapitaaloverdrachten binnen de overheid) en 7 (rijksinvesteringen) worden tevens (tussen haakjes) cijfers voor (denkbeeldige) afschrijvingen gepresenteerd. Deze cijfers zijn gebaseerd op toepassing van de eenvoudige vuistregel, die in hoofdstuk 4 van de Miljoenennota 1994 is gehanteerd om het gulden oriëntatiepunt te berekenen, voor de desbeteffende economische hoofdgroepen.

Tabel 15.1 Totaalbeeld economische hoofdgroepen; in miljoenen

1.

2.

  • 5.

6.

9 10 Lopende uitgaven en ontvangsten voor goederen en diensten (consumptieve bestedingen) Rente, pacht en andere resultaten van vermogen en van ondernemingsactiviteit Inkomensoverdrachten aan en van andere sectoren Inkomensoverdrachten binnen de sector overheid Kapitaaloverdrachten aan en van andere sectoren (afschrijvingen)1 Kapitaaloverdrachten binnen de sector overheid (afschrijvingen)2 Investeringen en desinvesteringen (afschrijvingen)3 Kredietverleningen en -aflossingen, deelnemingen en liquidatie van deelnemingen Overheidsschuld Diversen

Totaal

1990

31898

2285127981851446173 (200) 6404 (2562) 3 101 (1 395)

237122096-

208 01 9

1991

31549

2497233126924094735 (186) 7 101 (2 840) 3 128 (1 408)

190028077-226997

1992

32997

2665331704959943777 (164) 6970 (2 788) 3 101 (1 395)

199728614-

231807

1993

32026

2836933483956484241 (233) 7 251 (2 900) 3231 (1 454)

200031030736

238015

1994

30613

2849533015890124536 (350) 6 167 (2467) 3434 (1 545)

1733330991501

231605

Afschrijvingen bedragen 35% van de kapitaaloverdracht aan de NS Afschrijvingen bedragen 40% van de kapitaaloverdrachten binnen de sector overheid Afschrijvingen bedragen 45% van de (rijks)investeringen Bijlage 15

325

Code

1.

11 12 en 14

1316

16, 17 en 18 2.

2122

2627

3.

30.1

31.1 31.2 en31.3

34 35.1, 35.2 en 353 35.4, 35.5 en 356

30.6

3637

Omschrijving

Lopende uitgaven en ontvangsten voor goederen en diensten (consumptieve bestedingen) Uitgaven Lonen en sociale lasten Aankoop van niet duurzame goederen en van diensten Aankoop van duurzame militaire goederen Afdracht omroepbijdragen Ontvangsten Inhoudingen op lonen (voornamelijk wegens inkoop van diensttijd voor pensioen) Verkoop van goederen en diensten Rente, pacht en andere resultaten van vermogen en van ondernemingsactiviteit Uitgaven Rente overheidsschuld Bijdragen in incidentele exploitatieverliezen van overheidsbedrijven Overige uitgaven aan vermogen Ontvangsten Rente overheidsvorderingen Aandeel in exploitatiewinsten van overheidsbedrijven Overige opbrengsten van vermogen (voornamelijk aardgasopbrengsten) Inkomensoverdracfiten aan en van andere sectoren U/tgaven Inkomensoverdrachten aan overheidsdiensten die overwegende voor de markt produceren Huur-en renteverlagende subsidies aan bedrijven Prijssubsidies en andere exploitatiesubsidies aan bedrijven Andere inkomstensoverdrachten aan bedrijven en financiële instellingen Inkomensoverdrachten: Aan privaatrechtelijke instellingen zonder winstoogmerk t b v gezinnen Aan gezinnen

Aan E G.-instellingen en landen

Aan andere internationale mstellingen en andere landen Ontvangsten Inkomensoverdrachten van overheidsdiensten die overwegend voor de markt produceren Indirectie belastingen en heffingen Directe belastingen

1990

Rekening 3189817340852850241006 4 TI7924025

228512271713121133513957360

9034

2798166638

37997

79143545964

3074138599666057276566

1991

Rekening 31549172748209482412424204674137

24972248070165160724650363

11059

33126

103602

35494607717163

8053

3119154138

1036405088884

1992

1993 Vermoedelijke Rekening uitkomsten

329971877883284589130244251104315

26653265220131759454123392

11434

3170485573

372668476152058043

3312155461856742986843

3202618134

83964113138344551114344

28369282370132145814592229

9760

3348378459

3628786

10315987

8853

3589159800786673391719

1994 Ontwerpbegroting 306731632089404012134139761103866

28495283600135129823597

205

9180

330/5

55409

260975295164499070

3576740286557013876886

Bijlage 15

326

Code

39.1, 39 2 en 39.3

39 4, 39.5 en 396

Omschrijving

1990

1991

1992

1993

1994 Vermoedelijke

Ontwerp-Rekening

Rekening

Rekening uitkomsten begroting

Overige inkomensoverdrachten van bedrijven, financiële instellingen, privaatrechtelijke instellingen en gezinnen

1273

937

935

Inkomensoverdrachten van E G.-instellingen en -landen

Inkomensoverdrachten van andere internationale

993

997

instellingen en andere landen

96 4.

Inkomensoverdrachten binnen de sector overheid Uitgaven

85144 -Inkomensoverdrachten: 41.2

Aan rijksuniversileiten 41 3

Aan vrije universiteiten 41 4

Aan overige instellingen met landelijke reikwijdte 42

Aan de sociale verzekeringsinstellingen 43.1

Aan provincies 43.2

Aan gemeenten 43.3

Aan waterschappen 43 4

Aan mstellingen zonder winstoogmerk met regionale of lokale reikwijdte 43 5

Aan overige regionale en lokale overheden 44

Aan het bijzonder/vrij niet-universitair onderwijs

Ontvangsten Inkomensoverdrachten: 46

Van de centrale overheid 47

Van de sociale verzekeringsinstellingen 48

Van regionale en lokale overheden (voornamelijk gemeenten) 49

Van het bijzonder/vrij niet-universitair onderwijs 5.

Kapitaaloverdrachten aan en van andere sectoren Uitgaven 50 1

Kapitaaloverdrachten aan overheidsdiensten die overwegend voor de markt produceren 51.1

Investeringsbijdragen aan bedrijven en financiële instellingen 51.2

Andere kapitaaloverdrachten aan bedrijven 51.3 en 51.4 Andere kapitaaloverdrachten aan kredietinstellingen en verzekeringsmaatschappijen 52

Kapitaaloverdrachten aan privaatrechtelijke inslellingen zonder winstoogmerk t.b.v. gezinnen 53

Kapitaaloverzichten aan gezinnen (voornamelijk investeringsbijdragen) 54.1, 54.2 en 54.3

Kapitaaloverdrachten aan E G -instellingen en -landen

172 54.4, 54.5 en 54 6

Kapitaaloverdrachten aan andere internationale instellingen en andere landen

141

92409198

174

136

95994213

153

264

196

95648200

195

89012

317667936091473052654102110

21809614378 / 695

192

1093

236174

61730

3978138

1 529 54

213

37328655562174805137429475

24089314180

1937

1231108

522184

47350

261582

1 463 65

138

33247065674177356147456060

15517315178

23631851197

696285

37770

1 723 39

1 400 75

174

31737055466168006407475880

1354821407323253691230

399327

42410

1999233

1 376 70

168

3147705554761806300477840

126336701441622863131253

571149

45360

2591254

1 013 70

181

224

203

Bijlage 15

327

Code

50.6

5657

59 6.

61.2 61.3 61.4 62 63.1 63.2 63.3 63.4

63.5 64

69 7.

71 72 73.1 73.2, 73.3 en 73.4

76 en 77 8.

81.1 en81.2

81.4 en 81.5 83 84.1 84.2

Omschrijving

Ontvangsten Kapitaaloverdrachten van overheidsdiensten die overwegend voor de markt produceren Vermogensheffingen Kapitaaloverdrachten van bedrijven en financiële instellingen Kapitaaloverdrachten van privaatrechtelijke instellingen zonder winstoogmerk t.b.v gezmnen Kapitaaloverdrachten van het buitenland Kapitaaloverdrachten binnen de sector overheid Uitgaven Kapitaaloverdrachten: Aan rijksuniversiteiten Aan vrije universiteiten Aan overige instellingen met landelijke reikwijdte Aan de sociale verzekeringsinstellingen Aan provincies Aan gemeenten Aan waterschappen Aan instellingen zonder wmstoogmerk met regionale of lokale reikwijdte Aan overige regionale en lokale overheden Aan het bijzonder/vrij niet-universitair onderwijs Ontvangsten Kapitaaloverdrachten: Van regionale en lokale overheden (voornamelijk gemeenten) Van het bijzonder/vrij niet-universitair onderwijs Investeringen en desinvesteringen Uitgaven Aankoop van grond en gebouwen Nieuwbouw en gebouwen Aanleg van wegen Aanleg van waterbouwkundige werken, pijpleidingen en overige werken Verwerving van andere investeringsgoederen Ontvangsten Verkoop van investeringsgoederen Kredietverleningen en -aflossingen, deelnemingen en liquidatie van deelnemingen Uitgaven Kredietverleningen aan bedrijven en kredietinstellingen Deelnemingen in bedrijven en kredietinstellingen Kredietverleningen aan gezinnen Kredietverleningen aan het buitenland Deelnemingen in het buitenland

1990

Rekening 21940 1 154

970664

64041935915317143481919023327217038320

3/0? 136041 064

572848350350

237117642506112426

1991

Rekening 279401 312

14045 73

7101

169471211702705049246323994350

32236

312815702891

729791337391

7900137115250457

1992

1993

1994 Vermoedelijke

Ontwerp-Rekening uitkomsten begroting

247401 389

940 14 71

69701183011116931152396603923207

16641

310132642891

726810375315

7997229354630562

212101 425

643 10 43

725796308216953249491832212067324

370954

323786531024

807739407407

20002752235230383

269701 470

1 164 21 42

6167

1023260169476406599221160763

11944

343496901239

863633337337

7733

116156640429

Bijlage 15

328

Code

85.1 85.2

853

87.2 88.1 88.2 89.2

89.3

9.

90.1 91.1 91.5 92

90.6 96.1 96.4 97 10.

Omschrijving

Kredietverleningen aan de centrale overheid Kredietverleningen aan sociale verzekeringsinstellingen Kredietverleningen aan regionale en lokale overheden (voornamelijk woningwetwoningen) Ontvangsten Kredietaflossingen door en liquidatie van deelnemingen in bedrijven en financiële instelhngen Kredietaflossingen door gezinnen Kredietaflossingen door het buitenland Liquidaties van deelnerningen in het buitenland Kredietaflossingen door sociale verzekeringsinstellingen Kredietaflossingen door regionale en lokale overheden (voornamelijk woningwetwoningcn)1 Overheidsschuld Uitgaven Verwerving en staatsschuld Aflossing van gevestigde overheidsschuld Disagio bij opneming van schuld Ontmuntingen Ontvangsten Verkoop van staatsschuld Opneming van gevestigde overheidsschuld Agio bij opneming van schuld Aanmuntingen Diversen Aanvullende post uitgaven Aanvullende post niet-belastingontvangsten

Totaal uitgaven Totaal ontvangsten

Saldo Overige mutaties en correcties (o.m. aflossingen)

Financieringssaldo'

1990

Rekening 560

10532775

1758379733

562

2209610282091315501290 1 008 (45843) 4024200

208019164474

-4354521606

-21939

1991

Rekening 740

6961157

247350648

488

2807713062648528607386 1 290 (49354) 78900

226997182437

-4456025451

-19109

1992

1993 Vermoedelijke Rekening uitkomsten

930

6151306

23637972120

607

2861411102735214841350 1 138 (48478) 1951700

231807183790

-4801727181

-20836

770

5199869998494621

8314

37030200028880906023072000 (40104) 3001

736480

238015197663

-4035229091

-11261

1994 Ontwerpbegroting 890

4207606

562603521

388

330992000310990020562000 (51121) 0 56

1 5015192

231605179581

-5202430837

-21187

1 Inclusief vervroegde aflossingen woningwetleningen 2 Niet in de telling opgenomen. 3 Tot en met 1993 is dit saldo gelijk aan het begrotingssaldo. Vanaf 1994 is dit verminderd met de saldi van de agentschappen.

saldo gelijk aan het begrotingssaldo vermeerderd cq

Bijlage 15

329

  • Tienjarenoverzicht 1985-1994

16.1. Financieringssaldo

1.

45.

67.

9 10.

    • 12. 
      13.
  • 15.
  • 17.

18.

  • 20 21. 22.

24 Totale uitgaven incl agentschappen Uitgaven agentschappen Totale uitgaven excl agentschappen Aflossingen Aankoop portefeuille staatsschuld Ontmuntingen Relevante rijksuitgaven (7 = 3-4-5-6)

Totale ontvangsten incl. agentschappen Ontvangsten agentschappen Totale ontvangsten excl. agentschappen Verkoop portefeuille staatsschuld Aanmuntingen Relevante ontvangsten (13 = 10-7-8) w.v. belastingontvangsten w.v. rel.nietbelast ontvangsten Begrotingssaldo (14 = 10-3) Saldo relevante uitgaven en relevante ontvangsten (15 = 13-7) Mutatie derdenrekening Feitelijk Financieringssaldo(1 7 = 15 + 16) (idem in % NNI) Vervroegde aflossingen woningwetleningen Debudgetteringen Studieleningen Correctie FES Correctie besluitvorming Voorjaarsnota 1993 Genormeerd Financieringssaldo (23 = 1 7-1 8-1 9-20-21-22) (idem in % NNI) (idem in % BBP) Opneming Staatsschuld

1985

1747560

17475687206580165378

1428420

142842504231423149832643988

-31915

-23065147

-21501--6.0%

2296111300

-21501--6.9% -6.2% 33994

1986

1819470

18194711017

4390170491

1 64 1 54 0

1 6415458435163535

10564557890

-17793

-6956 -589

-7 545 -1.9%

16219107100

-21501--6.4% -5.7% 22072

1987

1891440

1891441443181516173882

1601210

160121795139159186

11297346213

-29024

-21501--748

-15443 -4.0%

13218115700

-21501--7.6% -6.8% 29478

1988

1916090

191609195906720171347

1509550

150955700421149834

11837131463

^10654

-21501--667

-22 1 80 -5.5%

20111716 00

-21501--6.4% -5.7% 49082

1989

1940110

194011199759720173064

1487130

148713996357147360

12037126989

^15298

-257042828

-21501--5.3%

-185205600

-21501--5.8% -5.1% 43190

1990

208 01 90

2080192091310280186078

1644740

1644741008200163266

13632326943

-43545

-22812873

-21501--4.8%

-206190300

-21501--5.2% -4.6% 45843

1991

2269970

2269972647713060199214

1824370

182437129062181086

15155729529

-44560

-21501--980

-21501--4.0%

-206138600

-21501--4.2% -3.7% 49354

1992

2318070

2318072732211100203376

1837900

183790113716182636

15346729169

-48017

-21501--97

-21501--4.2%

-2061124 -3070

-21501--43% -3.8% 48478

1993

2380150

23801528870200059207085

1976630

19766320000195663

15755038113

^10351

-11422161

-21501--2.2%

7794961-3430

-21501--3.9% -3.4% 40104

1994

2316056

2315993089220000198707

179581 20

179561200056177505

14603931466

-52038

-2120114

-21501--4.1%

-326947-438 -600

-175

-21501--3.9% -3.5% 51121

Bijlage 16

330

16.2. Budgettaire kerngegevens; in miljoenen resp. in % NNI, tenzij anders aangegeven

1985

1986

1987

1988

1989

1990

1991

1992

1993

1994

3.

6.

7.

89.

    • 11. 
      12.

13.

14.

15.

  • 17.
    • 19. 
      20.

21.

22 Financieringssaldo Rijk Financieringssaldo OPL, incl. VAW Financieringssaldo OPL, excl VAW Exploitatiesaldo sociale fondsen Financieringssaldo collectieve sector (5 = 1 +3+4) Idem in % BBP Relevante rijksuitgaven, incl. debudgetteringen en incl agentschappen Rijksuitgavenquote Idem in % BBP Collectieve uitgaven Collectieve-uitgavenquote Idem, in % BBP Belastingdruk Premiedruk Druk niet-belastingontvangsten met een collectievelastenkarakter Collectievelastendruk Idem, in % BBP Nationaal Inkomen (netto, marktprijzen) Binnenland produkt (bruto, marktprijzen)

Staatsschuld Staatsschuldquote

Vorderingensaldo Rijk in % BBP Vorderingensaldo OPL in % BBP Vorderingensaldo sociale fondsen in % BBP Vorderingensaldo Overheid in % BBP(= EMU-tekort) Overheidsschuldquote in % BBP

-6.9%

-6.4%

-7.6%

-6.4%

-5.8%

-5.2%

-4.2%

-4.3%

-3.9%

-3.9%

-1.1%

-3.9%

-3.8%

-1.3%

-0.1%

-0.0%

0.1%

-0.1%

-0.8%

0.0%

-0.8%

-1.4%

-1.4%

-0.9%

-0.1%

-00%

0.1%

-0.1%

0.0%

0.0% 1.1%

-0.0%

0.4%

0.9%

0.5%

-0.7%

0.4%

0.3%

-0.4%

0.5%

-6.6%

-7.9%

-8.6%

-6.4%

-5.4%

-5.9%

-3.7%

-4.1%

-4.3%

-3.5% -5.9%

-7.0%

-7.6%

-5.7%

-4.7%

-5.2%

-3.2%

-3.6%

-3.8%

-3.1%

166491171561175040173063175120187981200601204500208046199660 43.9%

44.0%

44.8%

43.0%

40.8%

41.1%

41.9%

41.2%

41.4%

38.2% 39.1%

39.2%

39.7%

37.8%

36.1%

36.4%

37.0%

36.3%

36.3% 33.6% 268800277060283160284310286650303340319510332620342740347530 70.9%

71.1%

72.4%

70.6%

66.7%

66.4%

66.7%

67.0%

68.1%

66.6% 63.2%

63.3%

64.3%

62.2%

59.1%

58.8%

59.0%

59.1%

59.8%

58.5%

27.1%

28.1%

29.9%

30.5%

29.1%

31.5%

32.8%

32.1%

32.5%

28.9% 22.7%

21.8%

22.9%

23.1%

21.0%

19.4%

19.9%

20.5%

20.8%

22.9%

2.8%

2.7%

1.7%

1.3%

1.1%

1.2%

1.5%

1.4%

1.3%

1.2% 52.6%

52.6%

54.5%

54.9%

51.2%

52.1%

54.1%

53.9%

54.7%

53.0% 46.9%

46.9%

48.4%

48.3%

45.4%

46.1%

47.8%

47.6%

48.0%

46.6%

379100389780390890402720429590457130479110496530503050522200

425350437650440580457410484670516270541880563220573300594150

228283238735251157274473293842317666338535358087369348389934 60.2%

61.2%

64.3%

68.2%

68.4%

69.5%

70.7%

72.1%

73.4%

74.7%

-4.6%

-5.2%

-6.5%

-5.7%

-5.5%

-5.1%

-3.3%

-3.8%

-3.5%

-4.1% 0.2%

0.1%

0.2%

0.2%

0.3%

0.1%

0.4%

0.2%

0.3%

0.3%

0.8%

-0.0%

0.4%

0.9%

0.4%

-0.1%

0.4%

0.1%

0.2%

0.2%

-3.6%

-5.1%

-5.9%

-4.6%

-4.7%

-5.1%

-2.5%

-3.5%

-3.0%

-3.6% 71.5%

73.5%

76.1%

79.2%

79.2%

78.8%

79.0%

79.7%

81.0%

816%

N.B. De regels 18 t/m 22 zijn relevant in het kader van de EMU

Bijlage 16

331

16.3. Uitgaven en ontvangsten naar functionele hoofdgroepen

A. Uitgaven

Vermoedelijke Rekening

uit-

Algerneen bestuur Buitenlandse betrekkingen (exclusief ontwikkelingssamenwerking) Ontwikkelingssamenwerking Defensie Openbare orde en veiligheid Onderwijs en fundamenteel wetenschappelijk onderzoek Volksgezondheid Sociale voorzieningen Voikshuisvesting en ruimtelijke ordening Milieu, natuur en landschapsbehoud Cultuur en recreatie Algemene econotnische aangelegenheden, handel, nijverheid en diensten (inclusief brandstoffen en energie) Landbouw, jacht en visserij Verkeer, vervoer. communicatie en waterstaat Betrekkingen met de lagere publiekrechtelijke lichamen voor zover deze niet in andere functies zijn opgenomen Overheidsschuld (incl. rente) Diversen (aanvullende posten e.d.)

Totaal van de uitgaven

1985

5495

48583653135895401

27152298730828

132519982483

80882235

11597

1320328938-

174756

1986

5459

52894556137895561

28403273229019

1323610812556

112322099

11420

1290132614-

181947

1987

5663

53914443138905597

30719264627446

128059732782

128892 169

11606

1339536730-

189144

1988

5799

66754593140075597

30361278927989

11896

10012917

87982042

11444

1342542276-

191609

1989

6215

65444868141455549

30869442530117

11785

10632504

74102077

9381

1433942720-

1 94 01 1

1990

6047

62775265141335968

31756397341370

107501 2692176

69552054

10226

1489144909-

208 01 9

1991

6864

85265623141446395

32578420647742

1085114472292

50982154

10373

1566153043-

226997

1992

7410

85645950144566911

34505415646260

11175

14382471

38872089

10733

1653255270-

231807komsten 1993

7435

92965945136977257

33708451247177

9865

16512509

47231960

10074

1821159259736

238015

Ont-werpbegroting 1994

7194

93896142133307452

344664563370718675

17292406

4 1991899

10991

1933061268

1501

231605

Bijlage 16

332

B. Ontvangsten

V(

Rekening

Algemeen bestuur Buitenlandse betrekkingen (exclusief ontwikkelingssamenwerking) Ontwikkelingssamenwerking Defensie Openbare orde en veiligheid Onderwijs en fundamenteel wetenschappelijk onderzoek Volksgezondheid Sociale voorzieningen Volkshuisvesting en ruimtelijke ordening Milieu, natuur en landschapsbehoud Cultuur en recreatie

1985

2359289256640442

8942681615

96254421194

1986

2632279161598441

11261981227

239534551231

1987

2496233122658456

17342181399

193074701325

1988

2676471233698468

20601901258

70404691235

1989

2536172137574544

20713161114

50925431396

1990

2387129135696604

12862921136

44637641348

1991

3167

12456606675

14652961247

4608

1 0771400

1992

345619494685868

16603301178

46031871464jrmoedelijke uitkomsten 1993

36961351607931000

26303551139

122731881575

Ont-werpbegroting 1994

3513133746131058

1919436993

33542051474-Algemene economische aangelegenheden, handel, nijverheid en diensten (inclusief brandstoffen en energie) Landbouw, jacht en visserij Verkeer, vervoer, communicatie en waterstaat Betrekkingen met de lagere publiekrechtelijke lichamen voor zover deze niet in andere functies zijn opgenomen Overheidsschuld (incl. rente) Diversen (aanvullende posten e.d.) Belastingen w.o. Kostprijsverhogende belastingen Belasting op inkomen winst en vermogen

20110

19498

11441514

591

502

7700

10460

10856

12142

11227

10412

9516667

597

530

544

539

494

460

4448

4638

5027

5416

1304

2190

1833

2356

2200

2457

256

01410

1479

1737

1747

1483

1334

1640

1482

2583

2145

480

519298326105645112973118371120371136323151556153467

157550146039

46998

49834

53460

55471

56117

59698

61360

65485

65297

68532

51328

55811

59513

62900

64254

76625

90196

87982

92253

77507

Totaal van de ontvangsten

142842164154160121150955148713164474182437183790

197663

179581

Opneming gevestigde staatsschuld

33994

22072

29478

49082

43190

45843

49354

48478

40104

51121

Bijlage 16

333

16.4. Uitgaven en ontvangsten naar economische hoofdgroepen

19851986

Vermoede-

Ont-lijke

werp Rekening

uit-

be komsten groting 1987

19881989199019911992

19931994

Uitgaven 1 Lopende uitgaven voor goederen en diensten (consumptieve bestedingen) 2 Rente, pacht en bijdragen in incidentele exploitatieverliezen van overheidsbedrijven 3 Inkornensoverdrachten aan andere sectoren dan de overheid 4 Inkomensoverdrachten binnen de sector overheid 5 Kapitaaloverdrachten aan andere sectoren dan de overheid 6 Kapitaaloverdrachten binnen de sector overheid 7 Investeringen 8 Kredietverleningen en deelnemingen 9 Overheidsschuld en ontmuntingen Aanvullende posten Ontvangsten 1 Lopende ontvangsten voor goederen en diensten 2 Rente, pacht en andere opbrengsten van vermogen en van ondernemingsactiviteit 3 Inkomensoverdrachten van andere sectoren dan de overheid 4 Inkomensoverdrachten binnen de sector overheid 5 Kapitaaloverdrachten van andere sectoren dan de overheid 174756181947189144191609194011208019226997231807238015231605

28682

29222299693060231411318983154932997

32086

30613

19713

21296

21502217192165822851

24972

26653

28459

28495

19885

21021

212562269228992279813312631704

33483

33015

71081

699067180671913709968514492409

95994

95648

89012

9029

11762

12958

9095

6879

6173

4735

3777

4241

4536

5431

5375

5282

61587140

6404

7101

6970

7251

61672593

2426

2766

2924

2942

3101

3128

3101

3231

3434

8964

9483

8343

6077

2962

23711900

1997

2000

1733

937811456

152622042921031220962807728614

30880

33099736

1501

742842164154160121150955148713164474182437183790197663179581

3039

3164

32153823

3595

4117

4204

4425

4455

3976

274592732417225

12449

118061335116072

15949

1458112982

100922107492115110120810122797138599154138155461159800148286

1851

1725

2170

1971

1882

1695

1937

2363

2325

2286

1929

2344

26192269

18122194

27942414

2121

2697

9 de sector overheid Desinvesteringen Kredietaflossingen en liquidatie van deelnemingen Overheidsschuld en aanmuntingen Aanvullende post niet-belastingontvangsten

178

156

154

103

358

207

1324123

292

419

387

333

350

391

315

407

697321016183817849

4887

2775

1157

1306

9869

528

619

934

1241

1447

1290

1386

1350

2301480

163337

1606

2056

5192

Saldo' Aflossing en overige mutaties en correcties

-21501--21501-21501--21501-21501--21501-21501--21501-21501--52024

8997

10248

1358018474224222160625451

27181

29091

30837

Financieringssaldo

-21501--7545-21501--21501-21501--21501-21501--21501-21501--21187

' Tot en met 1993 is dit saldo gelijk aan het begrotingssaldo met de saldi van de agentschappen Vanaf 1994 is dit saldo gelijk aan het begrotingssaldo vermeerderd c q verminderd

Bijlage 16

334

16.5. Enkele saldogrootheden betreffende de rijksbegroting, gebaseerd op de economische codering

A. In miljarden guldens

Vermoede-

Ont-lijke

werp-Rekening

uit

be komsten groting 1987

19881989199019911992

1993

1994

19851986

1 Saldo lopende vernchtingen (hoofdgroepen 1 t/m 4)1 2 Saldo kapitaaloverdrachten (hoofdgroepen 5 en 6)

3 Subtotaal (1 +2) 4 Investeringen (hoofdgroep 7)

5 Vorderingensaldo Rijk (3+4) 6 Saldo kredieten en deelnemingen (hoofdgroep 8) 7 Saldo aflossingen Rijk2 (hoofdgroep 9)

8 Saldo Rijk (5 + 6 + 7) 9 Aflossing en overige mutaties en correcties 10 Financieringssaldo Rijk incl. V.A.W. (8 + 9) 11 Vervroegde aflossingen woningwetwoningen (V A.W.) 12 Debudgetteringen 13 Studieleningen 14Correctie FES 15 Correctie besluitvorming Voorjaarsnota 1993

16 Genormeerd financieringssaldo (16 = 10-11-12-13-14-15)

-6,1

-1,8

-6,8

-8,1 -13,0 -10,1

-5,7

-9,1

-9,3

-15,1

-12,5

-14,6 -15,6 -12,7 -12,0 -10,3

-8,7

-8,1

-8,0

-7,9

-18,6 -16,4 -22,4 -20,8 -25,0 -20,4 -14,4

-17,2

-17,2

-23,0 -2,5

-2,1

-2,3

-2,4

-2,6

-2,7

-2,7

-2,8

-2,8

-3,1

-21,1 -2,0 9)

-8,8

-31,9

+ 9,0

-22,9

+ 2,3 + 1,1-

)ta

-18,5

+ 11,5 -10,8

-17,8

+ 10,3

-7,5

+ 16,2 + 1,1--24,7

+ 10,0 -14,3

-29,0

+ 13,5

-15,5

+ 13,2 + 1,2--23,2

+ 1,7 -19,2

-40,7

+ 18,5

-22,2

+ 2,0 + 1,7--27,6

+ 1,9 -19,6

-45,3

+ 22,4

-22,9 -0,2 + 2,0--23,1

+ 0,4 -20,8

-43,5

+ 21,6

-21,9 -0,2 + 1,9--17,1 -0,7 -26,8

-44,6

+ 25,5

-19,1 -0,2 + 1,4-

-20,0

-0,7 -27,3

-48,0

+ 27,2

-20,8 -0,2 + 1,1 -0,3

-20,1 + 8,4 -28,6

-40,3

+ 29,0

-11,3 + 7,8 + 1,0 -0,4

-26,1 + 5,1 -31,0

-52,0

+ 30,8

-21,2 -0,3 + 1,0 -0,5 -0,6

-0,2

-26,3

-24,8 -29,9 -25,9 -24,7 -23,6 -20,3 -21,4

-19,7

-20,6

1 Inclusief de aanvullende posten. 2 Inclusief aan-en verkoop staatsschuld 3 Tot en met 1993 is dit saldo gelijk aan het begrotingssaldo Vanaf 1994 is dit saldo gelijk aan het begrotingssaldo vermeerderd c q verminderd met de saldi van de agentschappen.

Bijlage 16

335

B. In procenten van het nationale inkomen

Vermoede-

Ont-lijke

werp-Rekening

uit-

bekomsten

1 Saldo lopende verrichtingen (hoofdgroepen 1 t/m 4)' 2 Saldo kapitaaloverdrachten (hoofdgroepen 5 en 6)

3 Subtotaal (1 +2) 4 Investeringen (hoofdgroep 7)

5 Vorderingensaldo Rijk (3+4) 6 Saldo kredieten en deelnemingen (hoofdgroep 8) 7 Saldo aflossingen Rijk (hoofdgroep 9)2

8 Saldo Rijk (5 + 6 + 7) 9 Overige mutaties en correcties (o m aflossingen)

1 0 Financieringssaldo Rijk incl. V.A.W (8 + 9) 1 1 Vervroegde aflossingen woningwetwoningen (V.A.W ) 1 2 Debudgetteringen 13 Studieleningen 14Correctie FES 15Correctie besluitvorming Voorjaarsnota 1993

1985

-1,6

-3,3

-4,9

-0,7

-5,6

-0,5 -2,4

-8,5

+ 2,4

-6,1

+ 0,6 + 0,3-1986

-0,4

-3,8

-4,2

-0,6

-4,8

+ 3,0 -2,8

-4,6

+ 2,7

-1,9

+ 4,3 + 0,3-

1987

-1,8

-4,0

-5,8

-0,6

-6,4

+ 2,6 -3,7

-7,5

+ 3,5

-4,0

+ 3,4 + 0,3-

1988

-2,0

-3,2

-5,2

-0,6

-5,8

+ 0,4 -4,7

-10,1 +4,6

-5,5

+ 0,5 + 0,4-

1989

-3,1

-2,8

-5,9

-0,6

-6,5

+ 0,4 -4,5

-10,6

+ 5,3

-5,3

-0,0 + 0,5-

1990

-2,2

-2,3

-4,5

-0,7

-5,2

+ 0,1 -4,6

-9,7

+ 4,9

-4,8

-0,0 + 0,4-1991

-1,2

-1,8

-3,0

-0,6

-3,6

-0,1 -5,6

-9,3

+ 5,3

-4,0

-0,0 + 0,3-

1992

-1,8

-1.7

-3,5

-0,5

-4,0

-0,1 -5,5

-9,6

+ 5,4

-4,2

-0,0 + 0,2 -0,1

1993

-1,8

-1,6

-3,4

-0,6

-4,0

+ 1,7 -5,7

-8,0

+ 5,8

-2,2

+ 1,6 + 0,2 -0,1

1994

-2,9

-1,5

-4,4

-0,6

-5,0

+ 1,0 -6,0

-10,0

+ 6,0

-4,0

-0,1 + 0,2 -0,1 -0,1

-0,0

16 Genormeerd financieringssaldo (16 = 10-11-12-13-14-15)

-7,0

-6,4

-7,8

-6,4

-5,8

-5,2

-4'A

-4%

-3,9

-3,9

1 Inclusief de aanvullende posten 2 Inclusief aan-en verkoop staatsschuld. 3 Tot en met 1993 is dit saldo gelijk aan het begrotingssaldo Vanaf 1994 is dit saldo gelijk aan het begrotingssaldo vermeerderd c.q verminderd met de saldi van de agentschappen 16.6. De verwerking van de investeringsimpuls, de incidentele tekortreducerende taakstellingen 1994 en 1995, de KPN-ontvangsten, de Common-Areabaten en het Fonds Economische Structuurversterking

  • Inleiding

Tijdens de begrotingsvoorbereiding heeft de regering besloten tot een investeringsimpuls van 5 miljard in de jaren 1994 tot en met 1998. Dit is toegelicht in de Voorjaarsnota 1993'. Daarin is ook weergegeven dat de regering heeft besloten tot incidentele maatregelen ter beperking van het financieringstekort in 1994 en 1995. In de Voorjaarsnota is voorts aangegeven dat bij de dekking van de investeringsimpuls en de invulling van de incidentele tekortreducerende taakstellingen aan de middelenzijde twee elementen een rol spelen. Dit zijn de opbrengsten van de (gedeeltelijke en gefaseerde) verkoop van de Koninklijke PTT Nederland NV (KPN) en de baten in verband met de overbelevering van gas uit de zogenoemde Common Area. De verwachting is en was dat de omvang van deze middelen voldoende is voor de bedoelde financieringsbehoefte, maar dat het beschikbaar komen van de middelen en het optreden van de financieringsbehoefte niet zullen samenvallen in de tijd. Met het oog daarop is in de Voorjaarsnota tevens aangegeven dat in 1993 te ontvangen 1 Kamerstukken II, vergaderjaar 19921993, 23100, nr 1.

Bijlage 16

336

middelen uit de vervroegde aflossing van woningwetleningen, voorzover en zolang als nodig en tot maximaal 5 miljard, een rol spelen in het tijdelijk opvangen van het tijdsverschil tussen de realisatie van ontvangsten uit hoofde van KPN en Common Area enerzijds, en de behoefte aan middelen voor de investeringsimpuls en de incidentele tekortreducerende taakstellingen in 1994 en 1995 anderzijds. De verwerking in de Miljoenennota 1994 van deze besluiten uit de Voorjaarsnota overeenkomstig de daar aangegeven intenties, vereist dat bij de berekening van het genormeerde financieringstekort vanuit het feitelijke financieringstekort, een correctie wordt aangebracht. Aldus zal het hiervoor beschreven cluster van uitgaven en ontvangsten het genormeerde financieringstekort niet belasten.

In deze Miljoenennota is ook verwerkt de instelling van het Fonds Economische Structuurversterking. Uit dit verdeelfonds worden investeringsprojecten gefinancierd die van nationaal belang zijn en die leiden tot versterking van de economische structuur. De projecten in het kader van de bovengenoemde investeringsimpuls zullen via dit fonds worden gefinancierd. De wijze waarop met mutaties in het saldo in het Fonds Economische Structuurversterking zal worden omgegaan bij de bepaling van het genormeerde financieringstekort, betekent eveneens de introductie van een nieuwe correctiepost bij de berekening van dit tekort.

In deze bijlage wordt aangegeven welke nieuwe correctieposten nodig zijn, hoe zij worden bepaald en waar zij in deze Miljoenennota zijn verwerkt.

  • Het Fonds Economische Structuurversterking

In tabel 16.6 worden alle budgettaire effecten in verband met de oprichting van het Fonds Economische Structuurversterking op een rij gezet.

Tabel 16.6. Verwerking Fonds Structuurversterking Economie

1994

1995

1996

1997

1998

Reguliere ontvangsten en uitgaven 1 Ontvangsten uit extra export aardgas

700

700

800

800 2 Bijdragen ten laste van ontvangsten uit extra export aardgas

525

700

775

800 3 Saldovorming uit hoofde van reguliere ontvangsten en uitgaven

175

0 Investeringsimpuls 4 KPN-ontvangsten/Common-Areabaten

pm

pm

pm

pm

pm 5 Bijdrage aan Infrastructuurfonds uit hoofdevaninvesteringsimpuls

508

935

908

991

908 6 Overig deel investeiïngsimpuls

165

192

109

192 7 Saldovorming uit hoofdevan investeringsimpuls

-600

-1 100

-1 100

-1 100

-1 100 +pm

+pm

+pm

+pm

+pm Correctiepost Fonds Economische Structuurversterking (3 + 7) (-= neerwaartse correctie op feitelijke tekort)

-600

-925

-1 100

-1 075

-1 100 +pm

+pm

+pm

+pm

+ pm

Een onderscheid kan worden gemaakt tussen de reguliere ontvangsten en uitgaven van hetfondsendeontvangsten en uitgaven in het kadervan de investeringsimpuls.

Bijlage 16

337

2 Deze vervroegde aflossingen van woningwetleningen ontvangt het Rijk in 1993. Via een afzonderlijke correctieregel (zie regel 18 in bijlage 161) wordt bewerkt dat deze ontvangsten geen invloed hebben op het genormeerde financieringstekort en als gevolg daarvan automatisch tot staatsschuldreductie leiden De ontvangsten uit de extra export van aardgas vloeien vanaf 1995, voor wat betreft het niet-belastinggedeelte, volledig in het Fond Economische Structuurversterking (regel 1). Deze ontvangsten vormen de reguliere ontvangsten van het fonds. Ten laste van deze ontvangsten worden thans reeds uitgaven geraamd. De concrete invulling ervan zal pas op een later moment kunnen geschieden. Daarbij wordt de in het wetsvoorstel voorgeschreven buffersystematiek toegepast. Er mogen tot 75% van de ontvangsten uit de extra export van aardgas uitgaven worden geraamd, vermeerderd met het batig saldo van het fonds van het voorafgaande jaar (regel 2). Uit hoofde van de buffersystematiek ontstaat er een positief saldo in het fonds (regel 3). Conform het wetsvoorstel Fonds Economische Structuurversterking mag hiervan geen invloed uitgaan op het genormeerde financieringstekort. Daarom wordt hiervoor gecorrigeerd bij de berekening van het genormeerde financieringstekort.

De uitgaven in het kader van de investeringsimpuls worden gedekt met KPN-ontvangsten en Common-Areabaten. Voorzover en zolang als nodig, en tot maximaal 5 miljard zal voorfinanciering plaatsvinden met ontvangsten uit de vervroegde af lossing van woningwetleningen. Omvang en tijdstip van ontvangst van de KPN-ontvangsten en de Common-Areabaten zijn nog onzeker. Daarom is een promemorieraming opgenomen (regel 4). Voor het onderdeel verkeer en vervoer van de investeringsimpuls is de besluitvorming over de uit te voeren projecten reeds afgerond. In dit kader vinden bijdragen plaats vanuit het Fonds Economische Structuurversterking aan het Infrastructuurfonds (regel 5). Terzake van de onderdelen bodemsanering en kennisinf rastructuur van de investeringsimpuls kon de besluitvorming over de uit te voeren projecten niet vóór de totstandkoming van deze Miljoenennota worden afgerond. De budgettaire voorziening voor bijdragen in het kader van deze onderdelen van de investeringsimpuls is wel reeds verwerkt in de ontwerpbegroting van het Fonds Economische Structuurversterking (regel 5). De ontvangsten en uitgaven in het kader van de investeringsimpuls hebben invloed op het saldo van het Fonds Economische Structuurversterking (regel 6). Via een correctiepost wordt bewerkstelligd dat deze invloed op het fondssaldo niet doorwerkt in het genormeerde financieringstekort.

Samenvattend bevat de correctiepost Fonds Economische Structuurversterking het saldo van de correctie in verband met buffersystematiek en de correctie in verband met de investeringsimpuls. Deze correctiepost staat vermeld in regel 21 van tabel 16.1 van deze bijlage.

  • Correctiepost besluitvorming Voorjaarsnota 1993

Naast de investeringsimpuls heeft de regering bij de Voorjaarsnota 1993 ook besloten tot incidentele tekortreducerende maatregelen in 1994 en 1995. Deze incidentele tekortreductie is taakstellend verwerkt in een aanvullende post, en daarmee reeds ten gunste van het feitelijke financieringstekort geboekt. Voor de concrete invulling zijn aangewezen de KPN-ontvangsten en Common-Areabaten. Omdat omvang en tijdstip van ontvangst van deze ontvangsten nog onzeker zijn, zijn deze middelen nog niet in het feitelijke financieringstekort verwerkt. Dit betekent dat er een correctie op het feitelijke financieringstekort nodig is als de ontvangsten uit de desbetreffende bronnen in 1994 en 1995 afwijken van hetgeen nodig is voor de invulling van de incidentele tekortreducerende taakstellingen. Als er minder ontvangsten vrijkomen dan nodig is voor de invulling van de incidentele tekortreducerende taakstellingen, dan zal een correctie worden toegepast waardoor het genormeerde financieringstekort hierdoor niet wordt beïnvloed. Komen er in de jaren 1994 en 1995 daarentegen meer KPN-ontvangsten en Common-Areabaten binnen dan nodig is voor de

Bijlage 16

338

invulling van de incidentele tekortreducerende taakstellingen, dan zal een tegengestelde correctie worden toegepast.

Voorts is het volgende van belang. Besloten is de indirecte budgettaire effecten van de (gedeeltelijke en gefaseerde) verkoop van de KPN te betrekken bij de voor dekking van de investeringsimpuls en de invulling van de incidentele tekortreducerende taakstellingen beschikbare financieringsmiddelen. Deze posten mogen derhalve evenmin als de investeringsimpuls, de incidentele tekortreducerende taakstellingen in 1994 en 1995, de KPN-ontvangsten en de Common-Areabaten leiden tot belasting van het genormeerde financieringstekort. In tabel 16.7 worden deze indirecte budgettaire effecten in kaart gebracht. Het betreft de derving van rente en aflossingen (regel 1), de derving van dividend KPN na verkoop (regel 2), de kosten bij verkoop KPN (regel 3) en extra BTW-ontvangsten (regel 4). Omdat van de dividendderving KPN en de kosten bij verkoop nog geen ramingen in de cijfers zijn verwerkt, is hiervoor in tabel 16.7 een pm opgenomen. In de tabel is ook opgenomen de resulterende invloed op het feitelijke tekort (regel 5) en de vereiste correctie op het feitelijke tekort (regel 6).

Tabel 16.7. Indirecte effecten verkoop KPN 1994

1995

1996

1997

1998

    • 234. 
      5

6 Derving rente-en aflossingen KPN Derving dividend KPN Kosten bij verkoop KPN BTW-ontvangsten KPN Effect op feitelijke tekort (1 +2 + 3-4) (-= tekortverlagend)

Correctiepost (-= neerwaartse correctie op feitelijke tekort):

175 pm pm0

175 + pm

-175 -pm

132 pm pm0

132 + pm

-132 -pm

117 pm pm 410

-293 + pm

293 -pm

102 pm pm 440

-338 + pm

338 -pm

102 pm pm 480

-378 + pm

378 -pm

Deze correctiepost besluitvorming Voorjaarsnota 1993 staat vermeld in regel 22 van tabel 16.1 van deze bijlage.

16.7. De raming van het vorderingentekort volgens EMU-definitie Het EMU-criterium voor het tekort heeft betrekking op het vorderingensaldo van de gehele overheid op transactiebasis. Het vorderingensaldo geeft de mutatie in het saldo van de financiële activa en passiva van de overheid weer. Een aantal elementen van het EMU-tekortbegrip wordt hieronder toegelicht: a. Het vorderingensaldo betreft het saldo van relevante uitgaven en ontvangsten, exclusief de posten die behoren tot de financiële sfeer. Deze posten hebben met name betrekking op de hoofdgroepen 8 en 9 van de economische classificatie van de rijksuitgaven. Dit betekent dat de nettokredietverlening en het saldo van aankoop en liquidatie van staatsdeelnemingen niet worden meegenomen. Daarnaast blijven het saldo van agio en disagio en de relevante muntslag bij de berekening van het vorderingensaldo buiten beschouwing. Ook het saldo van de derdenrekening en de huidige correcties op het feitelijke financieringstekort van het Rijk (o.a. debudgetteringen) tellen niet mee. b. Het vorderingentekort volgens EMU-definitie is gebaseerd op het Europees Stelsel van Economische Rekeningen (ESER) van het Europees Statistisch Bureau (Eurostat). De Nationale Rekeningen van het CBS worden conform het ESER opgesteld; de EMU-tekortcijfers zijn dan ook uit de Nationale Rekeningen af te leiden. De cijfers in de Nationale Rekeningen zijn op transactiebasis. Het

Bijlage

339

huidige (genormeerde) financieringstekort van het Rijk luidt op kasbasis'. Tussen het kastekort en het transactietekort kunnen zich zogenaamde kas-/transactieverschillen voordoen. c. Het EMU-tekort heeft betrekking op de gehele overheid. Niet alleen het vorderingentekort van het Rijk is dus van belang, maar ook de vorderingensaldi van de overige publiekrechtelijke lichamen (OPL) en de sociale fondsen. d. Het EMU-tekort wordt uitgedrukt in procenten van het bruto binnenlands produkt.

Bij de bepaling van de cijfers voor het EMU-tekort wordt een onderscheid gemaakt tussen realisatiecijfers en ramingscijfers. De reaüsatiecijfers van het EMU-tekort worden gebaseerd op de Nationale Rekeningen van het CBS. Voor de ramingvan het EMU-tekort zijn geen Nationale-Rekeningencijfers beschikbaar. De raming van het vorderingentekort van het Rijk wordt gebaseerd op de ramingen voor de uitgaven en ontvangsten op de rijksbegroting, exclusief de posten die behoren tot de financiële sfeer. Omdat de rijksbegroting in kastermen luidt, wordt een correctie aangebracht voor kas-/transactieverschillen, die met name betrekking hebben op de rente-uitgaven, de indirecte belastingen en de aardgasbaten. De trendmatige waarde van deze correctie wordt geraamd op 0,2% BBP (tekortverlagend). Het EMU-tekort is, evenals de EMU-overheidsschuld, berekend exclusief de investeringsimpuls 1994-1998 en de dekking daarvan. Voor de raming van de vorderingensaldi van de OPL en de sociale fondsen wordt uitgegaan van een trendmatige waarde en niet van een feitelijke. De reden is dat wat betreft het saldo van de OPL er voor de ramingsjaren op dit punt slechts weinig gegevens beschikbaar zijn, en bovendien dat het Rijk deze saldi slechts beperkt kan beïnvloeden. Voor het vorderingensaldo van de sociale fondsen wordt een trendmatige raming gehanteerd omdat het feitelijke saldo vaak een sterk erratisch verloop heeft, en omdat raming en realisatie vaak sterk van elkaar verschillen. Het trendmatige vorderingensaldo van de OPL wordt geraamd op 0,25% BBP (dus een vorderingenoverschot). Deze raming is gebaseerd op het gemiddelde over de periode 1987-1991. De trendmatige raming van het vorderingensaldo van de sociale fondsen is 0,2% BBP (overschot). Deze raming is afgeleid van het overschot dat de fondsen moeten hebben om bij oplopende uitgaven aan de normvermogens te kunnen blijven voldoen.

Samenvattend komt de raming van het EMU-tekort op het volgende neer (cijfervoorbeeld 1994;-= tekort):

in mrd

in % BBP

1 Uitgaven Rijk (incl aflossingen staatsschuld) 2 Ontvangsten Rijk (excl opname staatsschuld) 3 Saldo posten in de financiële sfeer' 4 Kas-/transactieverschillen 5 Vorderingensaldo Rijk 6 Vorderingensaldo OPL 7 Vorderingensaldo sociale fondsen 8 EMU-vorderingensaldo

-231,6 177,5 26,6 1.2

1,5 1.2

0,2% -24,3

0,25% 0,2% -21,6

-4,1%

-3,6% 1 Voor de opbouw van dit tekort zie bijlage 16.1.

' Inclusief investerïngsimpuls 1994-1998 en de dekking daarvan

Bijlage

340

16.8. De reële groei van de netto rijksuitgaven en de netto collectieve uitgaven In de tabellen 3.1.1 en 4.1.1 van deze Miljoenennota wordt de reële groei van de netto rijksuitgaven en de netto collectieve uitgaven gepresenteerd. De berekeningswijze van deze cijfers is als volgt:

Netto rijksuitgaven a.

de netto rijksuitgaven hebben betrekking op de relevante bruto rijksuitgaven (inclusief debudgetteringen), gesaldeerd met een deel van de niet-belastingontvangsten; b.

de bruto rijksuitgaven zijn exclusief rijksbijdragen aan de sociale fondsen; c.

De niet-belastingontvangsten die bij de berekening van de netto uitgaven van de bruto uitgaven worden afgetrokken, zijn exclusief de niet-belastingontvangsten met een collectievelastenkarakter (binnenlands deel aardgasbaten en milieuheffingen) en exclusief incidentele posten zoals vervroegde aflossingen op woningwetleningen, verkoop staatsdeelnemingen en overige incidentele taakstellingen.

Netto collectieve uitgaven d.

de netto collectieve uitgaven betreffen hier de netto rijksuitgaven en de uitgaven van de socialeverzekeringsfondsen (exclusief onderlinge betalingen)

Reële groei e.

De reële groei is gedefinieerd als de totale groei van de netto rijksuitgaven of de netto collectieve uitgaven, gedefleerd met de prijsmutatie van het bruto binnenlands produkt (BBP-deflator). Van volumegroei is sprake wanneer als deflator de specifieke pnjsindex van de collectieve uitgaven wordt gehanteerd. Het verschil tussen reële groei en volumegroei heeft aldus betrekking op de prijsindex waarmee wordt gedefleerd. In de reële groei komt het verschil tussen de prijsontwikkeling van de collectieve uitgaven en de prijsontwikkeling van het BBP tot uitdrukking. De negatieve reële groei van de uitgaven in 1994 wordt mede veroorzaakt doordat de prijscomponent van de collectieve uitgaven minder snel stijgt dan de prijscomponent van het BBP (zie ook Macro Economische Verkenning 1994, pagina 19).

Ada. De reële groei van de netto uitgaven wordt gepresenteerd, omdat een belangrijk deel van de niet-belastingontvangsten een directe relatie heeft met de uitgaven (bijvoorbeeld invorderingsrente en heffingsrente).

Adb. Om dubbeltellingen te voorkomen bij de berekening van de netto collectieve uitgaven, zijn de bruto rijksuitgaven exclusief rijksbijdragen aan de sociale fondsen.

Adc. De niet-belastingontvangsten met een collectievelastenkarakterworden niet meegenomen bij de saldering van de bruto uitgaven met de niet-belastingontvangsten, omdat dit tot tegenstrijdige signalen zou kunnen leiden. Bijvoorbeeld: hogere niet-belastingontvangsten met een collectievelastenkarakter leiden enerzijds tot een lagere reële groei van de netto rijksuitgaven, maar anderzijds tot een hogere collectievelastendruk.

Bijlage

341

De incidentele posten worden buiten de berekening van de netto rijksuitgaven gehouden omdat deze de reële uitgavengroei vertekenen.

Wat betreft de punten a, b en c kan gewezen worden op de overeenkomsten met de regels budgetdiscipline. Deze regels hebben namelijk betrekking op het saldo van uitgaven en niet-belastingontvangsten (exclusief de niet-belastingontvangsten die tot de collectievelastendruk worden gerekend). Tevens geldt dat de rijksbijdragen aan de sociale fondsen buiten het bereik van de budgetdiscipline vallen.

Add. De uitgaven van de overige publiekrechtelijke lichamen (OPL) vallen als zodanig buiten de berekening van de reële groei van de netto collectieve uitgaven, omdat de uitgaven van de OPL slechts ten dele direct door de rijksoverheid kunnen worden beïnvloed. De omvang van de uitgaven gefinancierd uit de algemene en specifieke uitkeringen, die wel beïnvloedbaar zijn omdat ze op de rijksbegroting staan, vallen wèl onder de berekening van de netto collectieve uitgaven. De door de lagere overheden zelf gefinancierde uitgaven worden niet tot de netto collectieve uitgaven gerekend. Een additionele reden waarom de uitgaven van de OPL slechts voor het via de rijksbegroting gefinancierde deel worden meegenomen bij de berekening van de reële groei, is dat van de lagere overheden als totaal nauwelijks actuele meerjarencijfers beschikbaar zijn.

De berekening van de reële netto-uitgavengroei in de tabellen 3.1.1 en 4.1.1 van deze Miljoenennota is in principe dezelfde als die in paragraaf 4 van hoofdstuk 4. Op onderdelen is evenwel sprake van verschillen. De berekening in paragraaf 4.4 is meer toegesneden op een analyse over een lange periode. In paragraaf 4.4 zijn de netto rijksuitgaven daarom exclusief alle aardgasbaten en zijn enkele correcties op een andere wijze aangebracht.

Op de berekening van de reële groei van de netto collectieve uitgaven wordt uitgebreid ingegaan in het negende rapport van de Studiegroep Begrotingsruimte (paragraaf 5.3).

Bijlage

342

17.

De collectieve sector 1970-1994

17.1 Uitgaven van de collectieve sector naar bestedende organen'; in procenten van het nationale inkomen

Rijks-

Onder-Rijksaan-

OPL-

Onder-OPL-aan-Uitgaven

Onder-

SF-aan-Collectie-uitgaven linge be deel CUQ uitgaven linge bedeel CUQ sociale linge bedeel CUQ ve uitgaquote talingen talingen fondsen talingen venquote (1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

(8)

(9)

(10)

19701971197219731974197519761977197819791980198119821983198419851985198619871988198919901991199219931994

30,5 31,9 31,1 31,5 32,6 37,2 37,5 37,4 40,3 41,4 43,0 45,1 46,9 46,3 45,7 44,3 43,9 44,0 44,8 43,0 40,8 41,1 41,9 41,2 41,4 38,2

16,6 17,5 17,0 17,5 18,3 20,6 21,4 21,6 22,8 23,4 23,6 24,0 24,6 23,0 22,6 22,1 21,6 20,4 20,2 19,3 17,6 19,2 20,1 20,3 19,8 17,0

13,9 14,4 14,2 14,0 14,3 16,5 16,1 15,8 17,4 18,0 19,4 21,1 22,3 23,3 23,2 22,1 22,3 23,6 24,5 23,6 23,2 21,9 21,8 20,9 21,6 21,2

20,0 21,0 21,6 21,4 22,0 24,1 24,0 23,8 23,6 24,4 24,6 25,5 26,2 26,6 26,2 26,3 28,1 30,6 29,3 25,3 23,1 22,1 22,1 22,3 23,7 21,7

0,7 0,8 0,9 0,8 0,9 0,9 0,9 1,1 1.1 1,5 1,3 1,3 1,4 1,5 1,8 2,4 2,4 5,9 4,7 1,6 1.2 1,0 0,9 0,9 2,4 0,7

19,4 20,1 20,7 20,6 21,2 23,3 23,0 22,7 22,5 22,9 23,3 24,3 24,8 25,0 24,4 24,0 25,7 24,8 24,6 23,6 21,9 21,1 21,2 21,4 21,2 21,0

15,7 16,8 17,6 17,8 18,9 20,9 20,8 21,4 22,5 23,4 24,2 24,8 25,3 24,7 23,6 22,9 23.2 23,0 23,5 23,5 21,9 23,5 23,9 24,8 25,5 24,6

0,3 0,3 0,3 0,2 0,2 0.2 0,2 0,2 0,2 0,2

15,7 16,8 17,6 17,8 18,9 20,9 20,8 21,4 22,5 23,4 24,2 24,8 25,3 24,7 23,6 22,9 22,9 22,7 23,3 23,3 21,6 23,3 23,7 24,6 25,3 24,4

49,0 51,3 52,4 52,3 54,3 60,7 59,9 60,0 62,5 64,3 66,9 70,2 72,4 73,0 71,2 69,1 70,9 71,1 72,4 70,6 66,7 66,4 66,7 67,0 68,1 66,6

(idem. in % BBP) (") (45,1) (47.0) (48,2) (48,4) (50,0) (55,1) (54,5) (54,8) (56,7) (58,2) (60,3) (62,9) (64,9) (65,6) (63,8) (62,1) (63,2) (63,3) (64,3) (62,2) (59,1) (58,8) (59,0) (59,1) (59,8) (58,5)

Vanaf 1985 is rekening gehouden met de revisie van de Nationale Rekeningen. Het betreft hier ongecorrigeerde cijfers.

Bijlage 17

343

17.2 De uitgaven van de collectieve sector naar economische categorieën; m procenten van het nationale mkomen

Lonen en Materiële sociale consump lasten

tie (1)

(2)

19701971197219731974197519761977197819791980198119821983198419851985198619871988198919901991199219931994

12,0 12,6 12,8 12.8 13,3 14,3 14,1 14,2 14,4 14,6 14,4 14,1 14,0 13,6 12,9 12,4 12,4 12,1 12,4 11,9 11,2 10,9 10,8 10,9 11.0 10,8

4,8 4,7 4,4 4,1 4,4 4,7 4,6 5,0 5,3 5,7 5,7 6,0 6,0 6,2 6,2 6,3 6,7 6.7 6,8 6,9 6,8 6,6 6,6 6,7 6.7 6,5

Rente Ink.over-Ink.over-Ink.over-

Investe Aankopen

Vermo

Krediet Collectiedrachten drachten drachten

ringen

grond gensover verlemng' ve uitgabedrijven gezinnen buitenl.

drachten venquote (3)

(4)

(5)

(6)

(7)

(8)

(9)

(10)

(11)

2,9 3,0 2,8 2,7 2,9 3,1 3.0 3.1 3.2 3,3 3.7 4.3 5,1 5.8 6,1 6,6 6.6 6,9 7,1 6,9 8.6 6,5 6,8 6,9 7,1 6,8

0,4 0,5 0,7 0,7 0,9 1.1 1.5 1,5 1,6 1.5 1,6 1,7 1,9 2,0 2.1 2,3 2,7 2,6 2,7 2,6 2,6 2,5 2,6 2,6 2,4 2,2

18,3

0,4 19,6

0,8 20,7

0.8 21.2 22,6 25,6 25.9 26,4 27,5 28.3 29,1 30,6 32,2 32,7 31,5

,1 ,1 ,5 ,1 ,2 ,6 ,6 ,6 ,7 .8 ,7 ,9 30,1

2,0 30,7

1,9 30,3

2,1 30,9

2,1 30,7

2,2 29,7

2,2 30,5

2,1 31,2

2.5 31,6

2.4 32.5

2,6 31,7

2,6

5,1 5.3 4,7 4,1 4.0 4.3 4,1 3,7 3,6 3,4 3,6 3,5 3,2 3,0 3,3 2,9 3.2 3,0 3,0 3,1 3,0 3,1 3,0 3,1 3,1 3,2

0,3 0,3 0,3 0,4 0,4 0,4 0,4 0,3 0,3 0,3

1,5 1,3 1,4 1,7 1,4 2,0 2,1 1,3 1,4 2,0 2,9 3,3 3,2 3,0 3.3 3,2 3,1 3,6 3,9 3,0 2,4 2,1 1,6 1,4 1,4 1,4

3,6 3,5 4,2 4,0 3,7 4,0 3,3 3,7 4,0 3,9 4,2 5,0 4,9 4,9 4,0 3,3 3,3 3,5 3,3 2,9 ,8 ,5 ,1 ,1 ,0 ,0

49,0 51,3 52,4 52,3 54,3 60,7 59,9 60,0 62,5 64,3 66,9 70,2 72,4 73.0 71.2 69,1 70,9 71,1 72,4 70,6 66,7 66,4 66,7 67,0 68,1 66,6

1 Inclusief debudgetteringen.

17.3 Collectieve-uitgaven, collectieve lastendruk en financieringstekort van de collectieve sector; in procenten van het nattonale inkomen 19701971197219731974197519761977197819791980198119821983198419851985198619871988198919901991199219931994

Collectieve uitgavenquote (1)

49,0 51,3 52,4 52,3 54,3 60,7 59,9 60.0 62,5 64,3 66,9 70,2 72.4 73,0 71,2 69,1 70,9 71,1 72,4 70,6 66,7 66,4 66,7 67,0 68,1 66,6

NBO en Overig (2)

4,8 4,8 5,9 6,0 5,7 6,7 6,7 6,2 7.3 7,4 6,7 7,7 8.2 8.8 9,6 9.3 11,7 10,6 9,3 9.3 10,2 8,4 8,9 8,9 9,2 10,1

CUQ minus NBO (3)

44,1 46,5 46,6 46,4 48,6 54,0 53,2 53,9 55,2 56,9 60,2 62,5 64,2 64,2 61,7 59,7 59,2 60,5 63,1 61,3 56,5 58,0 57,8 58,1 58,9 56,5

Belast Premiedruk NBO-druk druk (4)

(5)

(6)

25,8 27,2 28,0 28,0 27,7 28,9 28,7 29,4 30,2 30,3 30,6 29,6 29,1 27,9 27,4 27,3 27,1 28,1 29,9 30,5 29,1 31,5 32,8 32,1 32,5 28,9

15,0 15,9 16,1 17,4 18,4 19,3 18,8 18,7 19,1 19,7 20,2 20,9 21,9 24,3 23,1 22,9 22,7 21,8 22,9 23,1 21,0 19,4 19,9 20.5 20,8 22,9

0,2 0,3 0.3 0,4 0,6 1,3 1,7 1,6 1,5 1,5 1,8 2,3 2,5 2,3 2,6 2,9 2,8 2,7 1,7 1,3 1.1 ,2 ,5 ,4 ,3 ,2

Collec-

Fin.tekort

Fin.tekort

Fin.tekort tieve

Rijk

OPL

SV astendr. (7)

(8)

(9)

(10)

41,1 43,4 44,4 45,8 46,8 49,5 49,2 49,7 50,8 51,4 52,6 52,8 53,5 54,6 53,1 53,1 52,6 52,6 54,5 54,9 51,2 52,1 54,1 53,9 54,7 53,0

1,2 1,4 0,1 -0,2 0.7 3,3 3,9 3,4 3,8 4,9 5,7 7,7 9,4 10.1 9,0 7,0 6,9 6,4 7,6 6,4 5,8 5,2 4,2 4,3 3,9 3,9

2,4 2,2 1,8 1,7 2,2 1.8 1,0 0.6 0.7 0,7 2,1 1,6 0,6 0.4 0,1 0,8 0,8 1,4 1,4 0,9 0,1 0,0 -0,1 0,1 0,0 0,0

-0.6 -0,5 0,2 -1,0 -1,0 -0,7 -0,9 0,2 -0,1 -0,1 -0,2 0,4 0,7 -0.9 -0.5 -1.1 -1,1 0,0 -0.4 -0.9 -0,5 0,7 -0,4 -0,3 0,4 -0,5

Dit betreft enkel voor de jaren 1990-1994 gecorrigeerde cijfers (zie voetnoot 2 bij bijlage 1).

Bijlage 17

344

Figuur 17.1 De collectieve uitgavenquote in een aantal geïndustrialiseerde landen (in procenten bruto binnenlands produkt) % BBP

1970

1975

Bron OECD National Accounts

1980

1985

1990

De hierboven gehanteerde collectieve-uitgavenquote is het quotiënt van de collectieve uitgaven en het bruto binnenlands produkt, berekend op basis van gegevens van de OECD Onder de collectieve uitgaven worden begrepen de uitgaven van het Rijk, de overige publiekrechtelijke lichamen en de sociale fondsen. Het betreffen zowel de lopende uitgaven (lonen en salanssen, netto materiële consumptie, en inkomensoverdrachten) als de kapitaaluitgaven (netto investeringen en netto vermogensafdrachten) De kredietverlening wordt niet meegenomen De bedoeling van deze cijfers is inzicht te bieden in de ontwikkeling van de collectieve-uitgavenquote van een aantal geïndustrialiseerde landen over een relatief lange periode

17.4 De revisie van de Nationale Rekeningen

  • Inleiding

In de Nationale Rekeningen 1991 van augustus 1992 heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek een revisie doorgevoerd van de Nationale Rekeningen. Om praktische redenen heeft het Centraal Planbureau in augustus 1992 besloten om de effecten hiervan niet te verwerken in de Macro Economische Verkenning 1993. Bij de begrotingsvoorbereiding 1993 (en de Miljoenennota 1993) zijn deze revisie-effecten dan ook nog

Bijlage 17

345

1 Kamerstukken II, vergaderjaar 1992-1993, 23100, nr 1. 2 Naast de bovenbeschreven ramingsbijstellingen verwerkt het CBS ook een aantal wijzigingen in de definitie van de begrippen belastingen en premie ontvangsten Deze definitiewijzigingen worden niet gevolgd, otndat definitiewijzigingen bij voorkeur niet tijdens een kabinetsperiode dienen plaats te vinden, gezien dit de vergelijkbaarheid van de cijfers vertninderd. Voorts dienen deze wijzigingen ook inhoudelijk te worden beoordeeld (zie het negende rapport van de Studiegroep Begrotingsruimte, hoofdstuk 7) Het CPB daarentegen heeft deze definitiewijzigingen wel overgenomen en heeft dan ook de plafondwaarde opwaarts aangepast naar 53,7% NNI (zie CEP 1993, pag.95).

niet verwerkt. In de Macro Economische Verkenning 1994 en deze Miljoenennota zijn de effecten van de revisie wel verwerkt, evenals in het in maart verschenen Centraal Economisch Plan 1993 en de Voorjaarsnota 1993.

De revisie van de Nationale Rekeningen heeft geleid tot bijstellingen van een groot aantal cijfers. Ook de gegevens voor de collectieve sector zijn mede door het gebruik van verbeterde statistieken gewijzigd. In deze bijlage wordt ingegaan op de gevolgen van de revisie voor de collectieve-uitgavenquote, het financieringstekort en de collectievelastendruk.

  • Effecten op de collectieve-uitgavenquote

Na revisie komt de collectieve uitgavenquote (CUQ) in 1985 1,8%-punt NNI hoger uit. Bij de revisie is het NNI met ruim 1% opwaarts bijgesteld. Tegenover dit noemereffect staat echter een grotere bijstelling van de teller. Uit 17.1 blijktdatdegrootsteaanpassing zich voordoet bijdeOPL (zie 17.1, kolom 6). Bij desocialefondsen zijn er na revisie ookonderlinge betalingen aan Rijk en OPL (zie 17.1, kolom 8). Het betreft hoofdzakelijk anticumulatiebaten van de sociale fondsen aan Rijk en OPL welke voor revisie gesaldeerd met de WSW opgenomen werden. Na revisie wordt de WSW-uitgaven bruto geregistreerd en vormen de anticumulatiebaten een onderdeel van de niet-belastingontvangsten van het Rijk en de OPL. In 17.2 is te zien in welke economische categorieën de collectieve uitgaven neerslaan. De verschillen in 1985 van voor en na revisie zijn niet alleen het gevolg van mutaties binnen economische categorieën maar ook verschuivingen tussen categorieën. Nieuw is na de revisie de economische categorie aankopen grond. De aankopen van grond werden voor revisie gesaldeerd opgenomen in de post niet-belastingontvangsten en overig. De opwaartse bijstelling van de collectieve-uitgavenquote in samenhang met de neerwaarts bijgestelde collectievelastendruk en de vrijwel ongewijzigde financieringstekorten in de collectieve sector gaan samen met een opwaartse bijstelling van de post niet-belastingontvangsten en overig (zie 17.3, kolom 2). Deze bijstelling van 2,4%-punt NNI hangt onder andere samen met de brutering van de aan-en verkopen van grond en een andere verwerking van de eigen bijdragen AWBZ.

  • Effecten op financieringstekort en collectievelastendruk

Zoals reeds in bijlage 7 in de Voorjaarsnota 19931is toegelicht heeft de revisie van de Nationale Rekeningen een zeer klein effect op het financieringstekort (-0,01%-punt NNI). Aangezien de revisie gepaard gaat met een verhoging van het cijfer voor het nationale inkomen betreft dit effect het saldo van enerzijds de stijging van NNI-gerelateerde uitgaven (Ontwikkelingssamenwerking en EG-afdrachten), terwijl anderzijds het hogere nationale inkomen via het zogenaamde noemereffect leidt tot een verlaging van het financieringstekort als percentage van het nationale inkomen. De effecten op de collectievelastendruk (eveneens toegelicht in bijlage 7 van de Voorjaarsnota 1993) zijn groter van omvang. Het noemereffect is vanwege de omvang van de collectievelastendruk groter dan het noemereffect bij het financieringstekort (-0,35%-punt NNI). Naast het noemereffect doet zich bij de premie-ontvangsten een ramingsbijstelling voor (+0,1%-punt NNI). Deze twee effecten samen leiden tot een neerwaartse bijstelling van de collectievelastendruk met 0,3%-punt Nl. Gelet op de omvang en de aard van deze mutatie wordt sinds de Voorjaarsnota 1993 naast deze bijstelling van de geregistreerde CLD ook de plafondwaarde met 0,3%-punt neerwaarts bijgesteld. De plafondwaarde van de collectievelastendruk in deze kabinetsperiode is daarmee bijgesteld van 53,6 naar 53,3% NNI2.

Bijlage 17

346

18.

Accountantsverklaringen

Tabel 18. Stand van de accountantsverklaringen bij de financiële verantwoordingen 1992

Soort verklaring opgenomen in accountantsrapport

Opmerkingen

II

Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin III1

Algemene Zaken IV

Kabinet voor Nederlandse Antilliaanse en Arubaanse Zaken

V

Buitenlandse Zaken

VI

Justitie

VII

Binnenlandse Zaken VIII

Onderwijs en Wetenschappen IX2

Financiën X

Defensie XI

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer XII

Verkeer en Waterstaat XIII

Economische Zaken XIV

Landbouw, Natuurbeheer en Visserij XV

Sociale Zaken en Werkgelegenheid XVI

Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur Fonds Investeringsrekening Gemeentefonds Provinciefonds Rijkswegenfonds Landbouw Egalisatiefonds A Mobiliteitsfonds Staatsmuntbednjf goedkeurende verklaring goedkeurende verklaring verklanng met beperking verklaring met beperking verklaring met beperking goedkeurende verklaring goedkeurende verklaring goedkeurende verklaring goedkeurende verklaring goedkeurende verklaring goedkeurende verklaring goedkeurende verklaring goedkeurende verklaring goedkeurende verklaring goedkeurende verklaring goedkeurende verklaring goedkeurende verklaring oordeelonthouding goedkeurende verklaring goedkeurende verklaring goedkeurende verklaring bedenkingen tegen de fmanciële verantwoording i.v.m. onvoldoende werking van de verplichtingenadministratie onzekerheden m.b.t. volledigheid van de ontvangsten en rechtmatigheid van een deel van de uitgaven onzekerheden m.b.t. de volledigheid van de ontvangsten uit boete-en transactiegelden en de rechtmatigheid van een deel van de uitgaven Rijkspolitie alleen een rapport van bevindingen onvoldoende functioneren van de interne controle van de contractuitgaven voor infrastructurele werken 1 Inclusief I, Huis der Koningin. 2 Betreft IX A en IX B.

Toelichting bij tabel 18

Tabel 18 bevat een overzicht van de stand van de accountantscontrole bij de departementen met betrekking tot het dienstjaar 1992.

De algemene controle van de departementale accountantsdienst mondt uit in een samenvattend accountantsrapport aan de minister. Indien sprake is van een controle die het gehele terrein van de financiële verantwoording bestrijkt, wordt in dat rapport één van de volgende accountantsverklaringen bij de financiële verantwoording opgenomen.

Bijlage 18

347

De goedkeurende verklaring houdt in dat de accountant tot het oordeel is gekomen dat de verantwoording voldoet aan de eraan te stellen eisen. Eventuele afwijkingen zijn in ieder geval niet materieel;

De verklaring met beperking houdt in dat de accountant: -als gevolg van onzekerheden van materieel belang met betrekking tot de controle niet tot het oordeel is gekomen dat de verantwoording in alle opzichten aan de eraan te stellen eisen voldoet en/of -als gevolg van bedenkingen van materieel belang tegen de verantwoording tot het oordeel is gekomen dat de verantwoording niet in alle opzichten aan de daaraan te stellen eisen voldoet. De verklaring met beperking heeft geen goedkeurende betekenis;

De verklaring van oordeelonthouding houdt in dat de accountant als gevolg van onzekerheden met betrekking tot de controle die de getrouwheid van de verantwoording wezenlijk kunnen aantasten, niet tot het oordeel heeft kunnen komen dat de verantwoording aan de eraan te stellen eisen voldoet. Veelal zal dit een gevolg zijn van ernstige tekortkomingen in het stelsel van de administratieve organisatie en interne controle;

De afkeurende verklaring houdt in dat de accountant als gevolg van bedenkingen tegen de verantwoording die de getrouwheid wezenlijk aantasten, tot het oordeel is gekomen dat de verantwoording niet voldoet aan de eraan te stellen eisen.

Bijlage

348

19.

De convergentiecriteria van het EMU-Verdrag

' Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22647(R 1437). nr. 44. 2 In bijlage 16.7 van de Miljoenennota 1994 wordt een toelichting gegeven op de berekening van het Nederlandse vorderingentekort van de overheid.

Deze bijlage bevat een overzicht van het convergentieverloop in de EG. Een dergelijk jaarlijks overzicht is tijdens het debat over het Verdrag van Maastricht door de regering aan de Kamer toegezegd. In het Verdrag van Maastricht is vastgelegd dat een lidstaat alleen als volwaardig lid tot de derde fase van de Economische en Monetaire Unie kan toetreden als een voldoende mate van convergentie heeft plaatsgevonden. De mate van convergentie zal aan de hand van een viertal convergentiecriteria worden beoordeeld. Het inflatiecriterium bepaalt dat de inflatie niet meer dan 1,5%-punt hoger mag liggen dan de inflatie van ten hoogste de drie lidstaten die wat betreft prijsstabiliteit het best presteren. Het criterium voor de overheidsfinanciën bepaalt dat er geen sprake mag zijn van een excessief tekort. Er is een indicatie van een excessief tekort als:het vorderingentekort van de overheid hoger is dan 3% BBP, tenzij de tekortquote aanzienlijk en voortdurend afneemt en de 3% BBP benadert, of tenzij de overschrijding van uitzonderlijke en tijdelijke aard is en de tekortquote in de buurt van de 3% BBP blijft2; de overheidsschuld hoger is dan 60% BBP, tenzij de schuldquote in voldoende mate afneemt en de 60% BBP in bevredigend tempo nadert. De Raad beslist op basis van een nader rapport van de Europese Commissie over de vraag of sprake is van een excessief tekort. Het rentecriterium bepaalt dat de nominale kapitaalmarktrente niet meer dan 2%-punt hoger mag liggen dan het niveau van ten hoogste de drie lidstaten die wat betreft prijsstabiliteit het best presteren. Het wisselkoerscriterium bepaalt dat de valuta van een land tenminste twee jaar in de normale band van het EMS moet hebben deelgenomen zonder spanningen en met name zonder devaluatie op eigen initiatief. In de beoordelingsprocedure is enige ruimte gelaten voor nadere afweging en interpretatie. De criteria met betrekking tot prijsstabiliteit en renteniveau zijn geformuleerd in termen van afwijkingen ten opzichte van ten hoogste de drie lidstaten met de laagste inflatie. De formulering geeft de Raad de vrijheid om bij de berekening van de referentiewaarden uit te gaan van het niveau van het op twee na best presterende land, het gemiddelde van de drie best presterende landen, dan wel het niveau van het best presterende land. Het criterium voor de overheidsfinanciën biedt ruimte voor interpretatie waar het gaat om een beoordeling van de aard van overschrijdingen van het tekortcriterium en het tempo waarin de referentiewaarden voor tekort en schuld worden benaderd. Verder zal bij de vorming van een oordeel over de aanwezigheid van een excessief tekort ook worden gekeken naar relevante landenspecifieke factoren, middellangetermijn vooruitzichten op economisch en budgettair terrein en de verhouding van het tekort tot de overheidsinvesteringen. Tabel 19.1 geeft inzicht in het convergentieverloop in de lidstaten van de EG. Opgemerkt zij dat de cijfers met de nodige voorzichtigheid moeten worden gehanteerd, onder meer vanwege het nog niet afgeronde overleg over harmonisering van definities.

Bijlage 19

349

Tabel 19.1 Convergentie-eisen van de EMU

Overheidstekort

EMU-referentiewaarde

Nederland België Denemarken (West) Duitsland Frankrijk Griekenland lerland Italiê Luxemburg Portugal Spanje Veremgd Koninkrijk

19913

2.5 6.6 2.2 3.2 2.1 15.2 2.3 10.2 1.3 6.4 5.0 2.9

19923

3.5 6.9 2.4 2.8 3.9 13.8 2.4 9.5 1.6 5.4 4.5 6.2

19933

30 7.0 4.4 4.6 5.9 13.1 3.4 10.4 2.0 5.7 4.7 7.7

Overheidsschuld

199160

791307245491011011016 69 46 41

199260

8013274465010699107766 47 46

199360

8113476495210699112866 50 53

Inflatie

1991 4.3

33 2.9 2.5 3.9 3.2 18.4 3.2 6.9 2.9 11.9 6.2 7.2

Lange rente

1992 3.7

3.3 2.4 1.9 4.1 2.4 149 2.6 5.4 2.8 9.7 6.2 4.6

1993 3.4

2.3 2.8 1.0 4.0 2.5 13.8 3.5 5.2 3.7 6.8 5.0 4.1

1991 10.7 8.9 9.3 10.1 8.6 9.0 24.2 9.2 13.0 87 17.1 12.4 9.9

1992 10.1 8.1 8.6 10.1 8.0 8.6 25.0 9.1 13.7 8.1 15.0 12.2 9.1

1993 9.3

6.7 6.8 8.2 6.6 7.1 20.6 8.5 12.6 6.9 12.6 11.5 82

Bron: voor Nederlands overheidstekort en -schuld: Miljoenennota 1994, tabel 3.1.1; overige cijfermateriaal: EG-prognoses juni 1993; EC, the European Economy rir 54. Overheidstekort: vorderingensaldo van de totale overheid in % BBP. Overheidsschuld: bruto schuld totale overheid in % BBP. Inflatie: procentuele stijging consumptieprijzen. Referentiewaarde inflatie: het gemiddelde van de drie landen met de laagste inflatie plus 1,5%-punt Referentiewaarde lange rente het gemiddelde van de drie landen met de laagste inflatie plus 2%-punt.

Bijlage 19

350

Trefwoordenregister (paragraafnummers)

aardgasbaten Aardgasbatenfonds ABP-convenant accountantscontrole accijns op motorbrandstoffen additionele exportbaten afschrijvingen agentschappen Algemene wet bestuursrecht ambtenarensalarissen arbeidsinkomensquote arbeidskostenforfait arbeidsmarkt arbeidsongeschiktheidsregelingen arbeidsparticipatie arbeidsvoorwaarden collectieve sector asielzoekers autogebruik AWBZ banenpools begrotingsbeleid, zie budgettair beleid begrotingspresentatie belastingdruk belastingfaciliteiten belastingontvangsten belastingramingen belastingvrije voet beleidsconcurrentie beleidsdoelstellingen beleidsevaluatie bestuurlijke verhoudingen Betuwelijn bodemsanering bouwsector budgetdiscipline budgettair beleid budgettair beeld bijstand caolonen celcapaciteit Centraal Europa collectieve lastendruk collectieve sector collectieve uitgaven collectieve uitgavenquote commissie-Brokx 2.3.3,3.2,3.3.2,4.3,4.7 2.3.3 3.3.2 5.6 3.3.4, 3.3.5, 4.3 2.3.3 4.7 5.2, 5.3 5.4 3.3.2, 3.3.3 1, 2.4.1 1,3.3.5,4.3 1,2.2.1,2.3.1 2.3.6, 3.3.6, 4.2 1,2.3.1,3.3.5,4.3 3.2

3.3.2, 3.3.3, 4.3 2.3.6 4.4

1,3.3.4 3

5.4 2.3.5, 2.3.6, 3.3.7 1, 2.3.4,3.3.5 1, 2.3.6, 3.1, 3.2, 3.3.5, 3.3.7, 4.3 3.3.2 3.3.5,4.3 2.3.6 2.3.6, 3.1,3.3.4,4.3 2.3.6, 5.4 5.2 2.3.3 1, 2.3.3 15.3 2.4.2, 3 3.2 2.3.6

2.3.1,2.3.6 3.1,3.3.4,4.3 2.2.1 1, 2.3.6,2.4.2,3.1,3.2,3.3.7 2.3.6,4 1,3,4.4 3.2 2.3.2

Trefwoordenregister

351

Common Areabaten comptabele regelgeving concurrentiepositie conjuncturele ontwikkeling controlebeleid convergentiecriteria decentralisatie defensiepersoneel defensie-uitgaven derdenrekening doelmatigheid (collectieve sector) dollarkoers Duitsland (economische ontwikkeling)

economisch beleid economische classificatie economische groei Economische en Monetaire Unie (EMU) economische ontwikkeling economische recessie economische structuur EG-afdrachten energiegebruik energieheffing Europees Monetair Instituut (EMI) Europees Monetair Stelsel (EMS) Europese integratie Europese Gemeenschap -controle op EG-gelden -financieeleconomische ontwikkeling -fraudebestrijding Europese structuurfondsen eurovignet evenredigheidssystematiek exportsector financieel beheer financieel-economisch beleid financiële positie bedrijven financiële verhouding financieringsfaciliteit(ondernemingen)

financieringsbehoefte financieringstekort fiscaal beleid Fonds Economische Structuurversterking (FES) fraudebestrijding functioneel bestuur functionele classificatie GATT gedetineerden (eigen bijdrage) Gemeente-en Provinciefonds gemeentelijke investeringsprojecten goedkeuringstoleranties Grote Efficiëncy Operatie (GEO) gulden oriëntatiepunt 2.3.3,3.3.3,3.3.4 5.3 2.2.1, 2.2.3, 2.3.4, 2.3.5 2.4 5.6 2.2.2,2.3.6

2.3.6,4.4, 5.2 3.3.4 4.4 3.2 2.3.6,3.3.3, 5.2 4.3 2.4

14.6, 4.7 2.3.5, 2.4.1,3.1,4.4 2.2.2

3.3.5 4.3, 4.4, 4.6

21,2.4 1,2.3,3.1 3.2,3.3.2, 2.3.5 2.3.5 2.2.2 2.2.2 2.2.2

5.6 2.4.2

5.6 1,2.3.3,3.3.4 3.3.5 3.3.3 2.2.1,2.2.3

2.3.6, 5 12.4.1 5.2 2.3.4

3.2 1, 2.3.6,3,4.1 3.1, 3.3.5 2.3.3,3.3.4,4.4,4.5,4.6

2.3.6, 5.2 4.4

2.2.1 3.3.4 2.3.6,3.3.3, 3.3.4, 4.5

3.3.3,3.3.5,5.6 3.3.4, 4.4, 5.2

5.6 2.3.6,3.3.3 4.7

Trefwoordenregister

352

Handboek Controle DAD handelspartners heffings-en invorderingsrente hoge snelheidslijn huurstijging huurwaardeforfait immigratie inactieven individuele huursubsidie inflatiecorrectie Infrastructuur Infrastructuurfonds inkomensontwikkeling inkomensoverdrachten innovatie instroom-en werkervaringsplaatsen internationale kerngegevens investeringen investeringsimpuls Jeugdwerkgarantiewet kapitaaldienst kapitaaloverdrachten kapitaaiuitgaven kengetallen kemministeries kinderopvang Koninklijke PTT Nederland (KPN) koopkracht kredietverlening (Rijk)

lagere overheden Landbouw-Egalisatiefonds leerlingenaantallen leerlingwezen loon-en inkomstenbelasting loonkosten loonkostenfaciliteit loonmatiging Maastricht maatschappelijke organisaties marktordening marktsector mededingingsbeleid midden-en kleinbedrijf milieubelasting milieubeleid milieu-investeringen milieulasten minimumloon mobiliteitskosten motorrijtuigenbelasting Nabestaandenwet Nationaal Milieubeleidsplan nationale rekeningen (revisie)

5.6 2.4.1 3.2 2.3.3 14.3

2.3.1,3.3.4 2.3.1 1,3.3.4 1,3.3.5,4.3 1,2.2.3,2.3.3,2.3.4,3.3.4,4.3, 4.4, 4.5 3.3.4, 3.3.5 3.3.5,4.2 4.6 2.3.2, 2.3.4 3.3.4

11,2.3.3,2.4.1,3.3.4 3.3.4,4.3

4.7 4.6, 4.7 4.7 5.2, 5.3, 5.4 5.2 3.3.4 2.3.2 1 4.6

3.3.5 3.3.3, 3.3.4, 4.7

2.3.3, 5.2 3.2 4.3 1,3.3.4 1,3.3.5 1,2.2.1,2.3.1,2.3.4, 2.4.1 3.3.5 1

2.2.2 5.2 2.3.2 5.2 2.3.2 12.3.5, 3.3.5, 4.3 2.3.5 4.5 2.3.5 2.2.1,2.3.1 2.3.6 3.3.5, 4.3

3.3.6 2.3.5 3.3.7

Trefwoorden reg ister

353

De Nederlandsche Bank (winstafdracht) Nederlandse Spoorwegen niet-belastingontvangsten Nimbywet noemereffect nota 'Meer werk, weer werk' olieprijs ombuigingen omzetbelasting ondernemingsvrijstelling onderwijsuitgaven onderzoek en ontwikkeling ontkoppeling ontwikkelingslanden ontwikkelingssamenwerking Oost Europa openbaar vervoer overdrachtsuitgaven overheidsinvesteringen overheidsschuld overheidstaken overheidsuitgaven particuliere consumptie politie premiedruk private financiering privatisering produktieverschuivingen profijtbeginsel prijsafspraken prijsontwikkeling rechterlijke macht regionale besturen rentelasten rentevoet rijksbegroting rijksbegrotingsvoorschriften rijksdienst rijksfinanciën rijkshuisvesting rijksuitgaven rijksuitgavenquote schoolgebouwen (verkoop) sectorstructuur sigarettenaccijns sociale fondsen sociale zekerheid staatsdeelnemingen (verkoop) staatsschuld startbrief stelselherzieningen studiefinanciering subsidiebeleid

3.2

2.3.2 3.2,3.3.7,4.3 2.3.3 2.3.6 1,2.3.1

4.3 3.1,3.2,3.3.3,4.2,4.3 4.3 14.4, 4.6 1,2.3.4,3.3.5 3.3.6 2.2.1 3.3.2,3.3.3,3.3.4,4.6 2.2.1 2.3.2,2.3.6,4.3,4.5,4.6 2.3.6 1,2.3.3, 2.3.6,3.1,3.3.4, 3.3.5, 4.3,4.5,4.6 1, 2.3.6, 2.4.2 2.3.6, 5.2 2.3.6,3.1,3.23.3.7

2.4.1 3.3.4, 4.3 2.3.5, 2.3.6, 2.3.3 5.2 2.2.1 2.3.6,3.3.3 2.3.2 4.2

4.3 5.2 2.3.6,3.2,3.3.2,4.4,4.6 2.2.2, 4.3 3,4 5.4 2.3.6 4.6 3.3.4 3,4.3 3.2

4.7 2.3.5 3.3.5 2.3.6, 3.2, 4.4 3.2,3.3.3, 3.3.6, 4.2,4.4, 5.2 2.3.3,3.2,3.3.3,3.3.4,4.7 3.2, 4.4 4.2, 4.3 4.4 4.3, 4.4 2.3.6,3.3.3, 5.5

Trefwoordenregister

354

taakstellingen tabaksaccijns tariefverlaging inkomstenbelasting tarieven rijksoverheid technologiebeleid tekortreductie telecommunicatie Tracéwet uitgavenbeheersing uitvoeringsorganisaties Uruquayronde valutamarkten vennootschapsbelasting verkeer en vervoer vermogensbelasting vervroegde aflossing verzelfstandiging verzuringsproblematiek vestigingsbeleid volksgezondheid volkshuisvesting vorderingentekort (EG) vredesoperaties wachtgelden WAO, zie arbeidsongeschiktheidsregelingen welzijnssector wereldeconomie werkloosheid werkgelegenheid Wet melding ongebruikelijke transacties WIR-uitgaven witboek-Delors woningwetleningen woonkosten ziekteregelingen ziekteverzuim zorgsector 3.2 4.3 1,3.3.5,4.3 5.4, 5.5 2.2.3, 2.3.4, 2.3.5 2.3.3, 2.3.6, 2.4.2, 3.1,3.3.3,4.2,4.3 2.3.2 2.3.3

1,2.3.6,3.1, 3.2,3.3.3,4.2 5.2 2.2.1

4.3, 4.4, 4.5, 4.6

2.2.2 4.3 2.3.3, 3.3.5, 1,3.3.5 2.3.3,3.2 2.3.2, 5.2 2.3.5 2.3.2 4.4 2.3.6,4.4 2.4.2 3.3.3, 3.3.4

3.3.4 3.3.4 2.2, 2.4.1 1,2.2.2,2.3.6,2.4.1,3.3.2,4.2, 4.3 1, 2.3.1, 2.3.2, 2.4.1, 2.4.2, 3.3 4 3.3.5

4.4, 4.6 2.2.2 2.3.3, 3.2, 3.3.2, 4.6 2.3.6

2.3.6, 3.3.6, 4.4 4.2 1,3.3.4,3.3.6,4.2, 5.2

Trefwoordenregister

355