Brief van De Minister van Buitenlandse Zaken, toelichtende nota - Europese Overeenkomst inzake gewelddadigheden rond sportevenementen en in het bijzonder rond voetbalwedstrijden; Straatsburg, 19 augustus 1985

Nr. 1

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Ter griffies van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen 28 februari 1986. De wens dat deze overeenkomst aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal zal worden onderworpen, kan door of namens een van beide Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven op uiterlijk 30 maart 1986

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 24 februari 1986

Ter voldoening aan het ter zake bepaalde in de Grondwet, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 19 augustus 1985 te Straatsburg tot stand gekomen Europese Overeenkomst inzake gewelddadigheden gepleegd door en wangedrag van toeschouwers rond sportevenementen en in het bijzonder rond voetbalwedstrijden (Trb. 1985, 133)2. Een toelichtende nota bij deze Overeenkomst gelieve u hiernevens aan te treffen. De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Ministervan Buitenlandse Zaken, H. van den Broek 1 Art. 91,(1), add. art. XXI. (1) (a) GW en art. 61, (3), GW. 1972. 2 Ter inzage gelegd op de bibliotheek.

S-SSR S-IZ

TOELICHTENDE NOTA

I. TOTSTANDKOMING

Voetbalvandalisme is niet alleen een nationaal probleem. Groepen jongeren hebben de afgelopen jaren voetbalwedstrijden regelmatig als aanleiding aangegrepen om hun agressiviteit en vernielzucht te uiten. De reden om tot afspraken op Europees niveau te komen, is gelegen in het gegeven, dat jaarlijks tientallen wedstrijden in internationaal en met name Europees verband worden gespeeld, met de daarbij behorende supportersbewegingen door geheel Europa. Tijdens de negende bijeenkomst van de Informele Werkgroep van Sportministers (IWP) van 27 januari 1983 te Parijs stond het onderwerp voor het eerst op de agenda van de Raad van Europa, zulks op voorstel van de Minister voor Sport van het Verenigd Koninkrijk. Besloten werd om binnen het sportcomité van de Raad van Europa (CDDS) een ambtelijke werkgroep in te stellen, die nadere voorstellen zou moeten formuleren om het voetbalvandalisme op Europees niveau te bestrijden. De mogelijkheid van het opstellen van een Europese Overeenkomst werd hierbij uitdrukkelijk genoemd. Ten tijde van de tiende bijeenkomst van de IWP te Rotterdam, 17 november 1983, had bedoelde werkgroep, waarin de Unie van Europese Voetbal Organisaties (UEFA) ook vertegenwoordigd was een ontwerp-Aanbeveling opgesteld, die door de Europese bewindslieden voor sport werd besproken en waarvan de tekst met enkele wijzigingsvoorstellen werd aanvaard. Daarna werd de Aanbeveling onder nr. R(84)8 op 19 maart 1984 door het Comité van Ministers van de Raad van Europa aangenomen. De tekst daarvan is als bijlage bij deze nota gevoegd. Bovengenoemde werkgroep bleef bestaan om de voortgang van de uitvoering van Aanbeveling R(84)8 te bespreken. Tijdens de elfde bijeenkomst van de IWP te Lissabon welke op 16 en 17 mei 1985 werd gehouden, werd voorgesteld om de problemen met betrekking tot veiligheid en vandalisme tijdens de 5e (formele) Sportministersconferentie te Dublin in oktober 1986 te behandelen. Na de tragische gebeurtenissen in het Heizelstadion te Brussel op 29 mei 1985, welke voorafgingen aan de zogeheten Europa-Cup I-finale tussen Juventus (Italië) en Liverpool (Verenigd Koninkrijk), is op voorstel van staatssecretaris Van der Reijden van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) een bijeenkomst van de bewindslieden belast met sportzaken van de landen, die de zogeheten Kijkduingroep vormen, belegd. De Kijkduingroep, die in 1981 voor het eerst bijeen kwam, bestaat uit ambtelijke vertegenwoordigers van deze bewindslieden uit België, Luxemburg, Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk en Nederland. De bijeenkomst, waarbij de Adjunct-Secretaris-Generaal van de Raad van Europa en een Italiaanse delegatie aanwezig waren had plaats op 11 juni 1985 te Schiphol. De deelnemende bewindslieden besloten bij die gelegenheid onder meer, de overige collega's binnen de Raad van Europa voor te stellen om op basis van Aanbeveling R(84)8 tot een juridisch bindend document te komen, in casu een Overeenkomst, gericht op het terugdringen van het geweld bij sportwedstrijden, in het bijzonder bij voetbalwedstrijden. Daarnaast werd voorgesteld om op 27 juni, daags na een reeds geplande bijeenkomst van de ambtelijke werkgroep, de bewindslieden belast met sportzaken van de lidstaten van de Raad van Europa bijeen te laten komen, ter bespreking van een door eerder genoemde werkgroep opgestelde ontwerptekst voor een Overeenkomst. Op 27 juni 1985 bereikten deze bewindslieden van de lidstaten van de Raad van Europa, onder voorzitterschap van de Staatssecretaris van WVC, overeenstemming over bedoelde ontwerptekst. De UEFA was hierbij als waarnemer aanwezig.

Het Comité van Ministers van de Raad van Europa werd uitgenodigd de tekst van de ontwerp-Overeenkomst aan te nemen en open te stellen voor ondertekening. Het stemt de regering tot voldoening dat het Comité van Ministers van de Raad van Europa, door het snel en doeltreffend optreden van deze Organisatie, de Overeenkomst reeds op 23 juli heeft kunnen aannemen. Naast het tot stand brengen van de Overeenkomst is op 27 juni aan het Comité van Ministers gevraagd om het CDDS -totdat de in de Overeenkomst genoemde Permanente Commissie zal zijn geïnstalleerd -op te dragen voorbereidende besprekingen met UEFA te voeren teneinde met de UEFA overeenstemming te bereiken omtrent de te nemen maatregelen, wat de wedstrijden betreft die onder auspiciën van UEFA worden gehouden.

II. NATIONALE AANPAK

  • Op 13 december 1984 is door de Ministers van Binnenlandse Zaken, van Justitie, van Verkeer en Waterstaat en de Staatssecretarissen van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en van Economische Zaken overleg gevoerd over de gecoördineerde aanpak van het voetbalvandalisme. Besloten werd een projectgroep in te stellen die voorstellen voor die gecoördineerde aanpak diende te ontwikkelen. Het eind februari gereed gekomen rapport is vervolgens op 14 maart 1985 besproken met een aantal instanties die nauw bij de bestrijding van het voetbalvandalisme zijn betrokken. Op 16 april 1985 tenslotte heeft de Minister van Binnenlandse Zaken, mede namens de overige betrokken bewindslieden, het rapport inzake voetbalvandalisme aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 1984/85, 18943 nr. 1). In een mondeling overleg tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en van Justitie en de Staatssecretaris van WVC en de vaste commissies van de Tweede Kamer voor Welzijn en Cultuur en voor de Politie is vervolgens op 13 juni 1985 over de inhoud van het rapport en de eerder genoemde brief van 16 april 1985 uitvoerig van gedachten gewisseld. Gebleken is, dat de beide commissies de voorgestelde maatregelen in hoofdlijnen ondersteunden (verslag: Kamerstukken II 1984/85, 18943 nr. 2). Dit is dan ook de reden dat de Overeenkomst, die het besprokene omvat, ter stilzwijgende goedkeuring wordt voorgelegd. Tenslotte heeft over de ontwerptekst van de Overeenkomst op 20 juni 1985 een gesprek plaatsgevonden tussen de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, een vertegenwoordiger van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en vertegenwoordigers van de gemeenten, waar in het seizoen 1985-1986 Europacupwedstrijdeh zullen worden gespeeld.
  • Onder verwijzing naar de eerdergenoemde brief van de Minister van Binnenlandse Zaken zij vermeld dat de verantwoordelijkheid van de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond voor de aanpak van het voetbalvandalisme in Nederland op de voorgrond blijft staan. In de preambule van de Overeenkomst wordt deze verantwoordelijkheid benadrukt. Hier zij nog aan toegevoegd, dat het overgrote deel van de in de Overeenkomst genoemde maatregelen reeds door de KNVB is getroffen. De oplossing van het vraagstuk kan echter niet uitsluitend op de schouders van de KNVB worden gelegd. Een nationaal gecoördineerde aanpak is nodig, evenals afstemming op internationaal, in casu Europees niveau. Op nationaal niveau zal voor de uitvoering van de Overeenkomst voorlopig voor het op 15 juli 1985 ingestelde Landelijk Overleg Voetbalvandalisme (LOV) een belangrijke rol zijn weggelegd. In dit Overleg zijn immers alle in de Overeenkomst bedoelde betrokken overheidsinstanties en particuliere organisaties vertegenwoordigd. Waar het LOV voor de duur van twee jaar is ingesteld zal te zijner tijd bezien worden of een voortzetting van een landelijk overleg in deze of andere vorm ter uitvoering van de Overeenkomst noodzakelijk is.
  • Hoewel de Overeenkomst in eerste aanleg gericht is op het tegengaan van vandalisme bij internationale wedstrijden, nemen de staten die partij zijn bij de Overeenkomst op zich om ook bij bepaalde risicovolle nationale wedstrijden de in de Overeenkomst beschreven maatregelen te nemen. Daar de voorkoming en het tegengaan van vandalisme bij dergelijke wedstrijden echter geen internationale afspraken vereisen, is de Overeenkomst vooral van belang voor internationale wedstrijden, respectievelijk die waarbij supporters uit verschillende landen betrokken zijn. Een derde categorie wedstrijden, te weten die in het kader van het amateurvoetbal, zal slechts onder de Overeenkomst vallen, indien voldaan wordt aan de voorwaarden als gesteld in artikel 1 lid 2 (

«waar gevreesd kan worden voor gewelddadigheden gepleegd door of wangedrag van toeschouwers

»).

III. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Preambule Eerste alinea: Naast de 21 lidstaten van de Raad van Europa zijn Finland en Vaticaanstad bij het Europees Cultureel Verdrag -waaronder sport ressorteert -partij.

Derde alinea: Naast «gewelddadigheden» wordt het woord «wangedrag» gebruikt, teneinde definitieproblemen met betrekking tot vandalisme te voorkomen. Voor de zinsnede «...rond sportevenementen en in het bijzonder rond voetbalwedstrijden » wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 1, tweede lid.

Zesde alinea: De achtergrond van de hier gekozen formulering is gelegen in het feit dat niet in elk der lidstaten de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de toeschouwers primair berust bij de organisator van het evenement. Voor de Nederlandse situatie en de uitleg die aan deze tekst dient te worden gegeven, zij verwezen naar de vaker genoemde brief van de Minister van Binnenlandse Zaken.

Artikel 1

Eerste lid

Het doel van de Overeenkomst wordt hier algemeen omschreven. Er wordt ruimte aan de Partijen gelaten om binnen de mogelijkheden van de eigen constitutionele bepalingen de noodzakelijke maatregelen te treffen.

Tweede lid

De passage «...waar nodig met eventuele aanpassingen, toe op andere sporten en sportevenementen, waar gevreesd kan worden voor geweld dadigheden gepleegd door of wangedrag van toeschouwers » biedt de mogelijkheid om bij andere takken van sport dan voetbal de maatregelen toe te passen.

Artikel 2

Het is duidelijk dat slechts van een gecoördineerde aanpak resultaat verwacht kan worden. In Nederland gebeurt dat op verschillende niveaus. Op landelijk niveau vindt op verschillende deelgebieden reeds coördinatie plaats tussen de betrokken departementen. Het LOV zal nadere voorstellen

voor die gecoördineerde aanpak doen. Lokaal kan het zogenaamde driehoeksoverleg tussen burgemeester, officier van Justitie en korpschef, een belangrijke functie hebben.

Artikel 3

Eerste lid

De formulering «...verbinden zich ertoe de formulering en tenuitvoerlegging te verzekeren » duidt op de beperkingen die de overheid zich dient te stellen in relatie tot de sportorganisaties. De overheid kan ook in de Nederlandse situatie niet alles zelf doen en behoort dat ook niet te doen. Een deel van de te nemen maatregelen ligt in Nederland op het terrein van de particuliere sportorganisatie(s). Aan de eisen, die gesteld worden aan de te treffen maatregelen, kan, mede door de voorzieningen die de KNVB reeds heeft getroffen, in Nederland betrekkelijk eenvoudig worden voldaan. De toevoeging «... met inbegrip van met name:» geeft aan dat het een lidstaat vrij staat om meer of verdergaande maatregelen te nemen. Tot deze maatregelen behoort in Nederland onder meer bevoegdheid van de burgemeester in het kader van de handhaving van de openbare orde.

Onderdeel a Het hier vermelde valt onder de door de Minister van Binnenlandse Zaken gevolgde benadering, dat het politieoptreden slechts een sluitstuk kan vormen van een samenhangend geheel van vooral preventief gerichte maatregelen. Zoals bekend behoort de inzet van politie in het kader van de openbare orde tot de bevoegdheden van de burgemeester. De uitvoering van dit artikel zal dan ook vooral bij hem berusten.

Onderdeel b Deze bepaling heeft zowel betrekking op samenwerking tussen de politiekorpsen van de gemeente waar de wedstrijd gespeeld zal worden en die van de bezoekende vereniging als die van tussengelegen gemeenten of landen.

Onderdeel c In Nederland is de wetgeving toereikend om aan het gestelde in deze bepaling te voldoen. Het beleid van het Openbaar Ministerie, zoals vervat in een brief van 25 november 1983 aan de Hoofdofficieren van Justitie (en gepubliceerd in de Staatscourant van 1 december 1983) geeft voldoende ruimte om in «passende straffen» te voorzien.

Tweede lid

Niet alle supportersclubs blijken in de praktijk van enkele landen te voldoen aan verwachtingen die men bij het tegengaan van vandalisme koestert. Derhalve is gekozen voor de thans gebruikte formulering («...verantwoordelijke organisatie en verantwoordelijk gedrag »). Bij de KNVB zal aangedrongen worden op het aanstellen van ordebewaarders bij elke supportersclub van betaald voetbalorganisaties, met een taakomschrijving zoals in dit lid weergegeven.

Derde lid

In veel Westeuropese landen -waaronder Nederland -is het (grond)wettelijk onmogelijk voetbalsupporters, alleen omdat zij als potentiële onruststokers zouden kunnen worden aangemerkt, te beletten het land te verlaten. Wel kan in overleg met de in dit lid genoemde

betrokkenen getracht worden het «meereizen» van «supporters» tegen te gaan. Vierde lid De inleidende zin reflecteert de verschillen tussen de lidstaten van de Raad van Europa waar het gaat om de verantwoordelijkheden voor het nemen van praktische maatregelen. Het betreft hier wederom een niet uitputtende lijst.

Onderdeel a Om het hier gestelde te verwezenlijken zullen de stadions in Nederland op de bedoelde punten onderzocht worden. In overleg met de betrokkenen zullen bedoelde voorzieningen in de Nederlandse stadions gerealiseerd dienen te worden. Het is hierbij denkbaar dat slechts een beperkt aantal stadions in Nederland voor «risicovolle» wedstrijden wordt ingericht. Vooralsnog gaat het hierbij uitsluitend om internationale wedstrijden.

Onderdeel b De strikte vakscheiding is van eminent belang voor het voorkomen van rellen tussen rivaliserende supporters. De zinsnede «...wanneer deze worden toegelaten...» moge logischerwijze overbodig zijn, deze dient om aan te geven dat het denkbaar is dat supporters van bepaalde landen of clubs de toegang geweigerd zou worden.

Onderdeel c Een van de voorwaarden voor een strikte vakscheiding is het voorkomen dat toegangsbewijzen voor één bepaald vak in handen komen van supporters van verschillende teams. Hiertoe is een strikte controle op de kaartverkoop nodig. Met name dient voorkomen te worden dat «supporters» om welke reden dan ook zonder kaartje van huis vertrekken en enkele dagen of vlak voor de wedstrijd nog kaartjes bij het stadion kopen, en zo alsnog in een niet voor hen bestemd vak terecht komen. De wijze waarop bijzondere voorzorgsmaatregelen zullen worden getroffen, zal nader onderzocht worden. Onderdeel d Deze bepaling spoort volledig met de KNVB-voorwaarden voor toelating tot bijwoning van een wedstrijd in het betaalde voetbal. Deze zijn als bijlage bijgevoegd. Zoals bekend is de Minister van Justitie bereid met de KNVB in overleg te treden teneinde de KNVB onder nader te bepalen voorwaarden strafrechtelijke gegevens te verschaffen met het oog op civielrechtelijke uitsluiting. In de praktijk zal de «potentiële onruststoker» per geval dienen te worden onderkend. Criteria hiervoor zijn in hun algemeenheid moeilijk aan te geven. Aanwijzingen kunnen gelegen zijn in agressief dan wel agressiebevorderend gedrag.

Onderdeel e In Nederland wordt reeds bij veel clubs via de verschillende communicatiemiddelen aangedrongen op correct gedrag van de toeschouwers. Aan de mogelijkheden van deze middelen zal echter uitbreiding dienen te worden gegeven.

Onderdeel f Het hierboven bedoelde KNVB-toeschouwersreglement bevat reeds een verbodsbepaling met betrekking tot het binnenbrengen in stadions van alcoholische dranken. De verkoop daarvan is tot nog toe slechts toegestaan met toestemming van de stadiondirectie en/of het bestuur van de ontvangende club. Deze toestemming zal in de toekomst waarschijnlijk minder vaak gegeven dienen te worden, danwei zal de noodzaak van een verbodsregeling daartoe nader bezien worden.

Onderdeel g In het genoemde KNVB-toeschouwersreglement is hierin voorzien. Middels een scherpere controle, eventueel met gebruikmaking van de modernste detectietechnieken, dient aan deze bepaling uitvoering te worden gegeven.

Onderdeel h Onder de benaming veiligheidscoördinatoren zijn de hierbedoelde «verbindingsfunctionarissen» in Nederland, conform een voorschrift van de KNVB daartoe, bij de clubs benoemd. De taakomschrijvingen daarvan sporen met het in dit lid gestelde.

Vijfde lid

Hieronder vallen initiatieven als de Jeugd-Olympische Dagen van het Nederlands Olympisch Comité en vele activiteiten die in clubs en op scholen worden ontplooid om de gedachte van «fairplay» in de sport over te dragen.

Artikel 4

Eerste lid

In het verleden heeft incidenteel correspondentie en informatie-uitwisseling tussen de betrokken autoriteiten en organisaties inzake «risicovolle» wedstrijden plaatsgehad. Deze samenwerking zal frequenter plaats dienen te hebben en een meer structureel karakter dienen te krijgen.

Tweede lid

Dit betreft de concrete uitwerking van het eerste lid. Het zal met name de betrokken sportorganisatie zijn die voor deze contacten zorg zal dienen te dragen. Tevens zullen criteria opgesteld moeten worden, aan de hand waarvan het mogelijk wordt vast te stellen welke wedstrijden hier bedoeld worden.

Artikel 5

Eerste lid

Het beleid van het Openbaar Ministerie, zoals vervat in de eerdergenoemde brief van de Procureurs-Generaal van 25 november 1983, geeft voldoende ruimte voor de uitvoering van dit lid.

Tweede lid

Dit lid sluit aan bij de op het gebied van de internationale rechtshulp in strafzaken bestaande Europese verdragen. Uiteraard blijft vervolging in het land, waar het strafbare feit is gepleegd, mogelijk.

Artikel 6

Eerste lid

Hier wordt gedoeld op het realiseren van de onder artikel 3, lid 4, onderdeel a genoemde maatregelen. Onder de woorden «...planning en uitvoering...» dient tevens de financiering te worden verstaan.

Tweede lid

De regering zal er bij de KNVB op aandringen om een systeem van voorwaarden op te stellen, op basis waarvan stadions geselecteerd kunnen worden voor «risicovolle» wedstrijden.

Artikelen 7 tot en met 10

Deze artikelen hebben betrekking op de voortgangsbewaking van de uitvoering van de Overeenkomst. De Nederlandse vertegenwoordiging in de Permanente Commissie zal door de Staatssecretaris van WVC in overleg met de Ministervan Binnenlandse Zaken worden vastgesteld. Gelet op de openbare orde en veiligheidsaspecten zal daarin een vertegenwoordiger van het Ministerie van Binnenlandse Zaken worden opgenomen.

Artikelen 12 tot en met 17

Dit zijn de standaardslotbepalingen zoals die bij overeenkomsten van de Raad van Europa in het algemeen worden gehanteerd.

IV. KONINKRIJKSPOSITIE

De Overeenkomst zal voor wat het Koninkrijk betreft alleen voor Nederland gelden.

De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, J. P. van der Reijden De Minister van Buitenlandse Zaken, H. van den Broek

De Minister van Justitie, F. Korthals Altes De Minister van Binnenlandse Zaken, F. Korthals Altes

De Minister van Verkeer en Waterstaat, N. Smit-Kroes

Bijlage 1

(Zie met name artikelen 5 en 9)

KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE VOETBALBOND STANDAARDVOORWAARDEN, GEDEPONEERD TER GRIFFIE VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE UTRECHT D.D. 15 AUGUSTUS 1984

Inleiding Een ieder die betrokken is bij de voetbalsport in Nederland, en niet in de laatste plaats de toeschouwer, heeft er belang bij dat het bijwonen van voetbalevenementen op een ordelijke wijze kan geschieden. Onregelmatigheden, zelfs van relatief geringe omvang, kunnen aanleiding geven tot ernstige repercussies jegens spelers, clubs en de overige bij het betaald voetbal betrokken organisaties. Krachtens terzake geldende nationale en internationale bestuurlijke regelingen kunnen, onder meer, zware geldboetes worden opgelegd, en kan uitsluiting van een team van verdere deelname aan een bepaalde competitie volgen, zelfs indien de spelende clubs terzake geen enkele verwijt treft. Deze en dergelijke maatregelen kunnen bijzonder schadelijk zijn voor het Nederlandse voetbal. De KNVB wenst onordelijk en onveilig gedrag bij voetbalevenementen te beteugelen en hoopt daarmee de belangen te dienen van een ieder die de voetbalsport een goed hart toedraagt. Voorts wenst de KNVB enige huishoudelijke regels van andere aard te stellen.

Artikel 1

De onderhavige standaardvoorwaarden zijn verbindend voor een ieder die na 15 augustus 1984 in Nederland een wedstrijd in het betaalde voetbal bijwoont, dan wel anderszins aanwezig is in of rond het stadion of bijbehorende gebouwen en terreinen, daaronder begrepen de toegangen en toegangswegen (hierna in totaliteit wel aangeduid als «het Stadion»), vóór, tijdens of na het tijdstip van aanvang van een wedstrijd in het betaalde voetbal, al welke personen hierna gezamenlijk zullen worden aangeduid als «het Publiek».

Artikel 2

2.1. leder lid van het Publiek dient, wanneer hij aanwezig is in het Stadion, te beschikken over een geldig toegangsbewijs, voorzien van de vereiste controlestroken, dan wel van een deugdelijk ander schriftelijk bewijsstuk waaruit van zijn bevoegdheid blijkt om ter plaatse te vertoeven, hierna tezamen wel aangeduid als: «Toegangsbewijs».

2.2. Al die personen die met de kaartcontrole en/of het handhaven van de orde belast zijn, waaronder de Politie, hebben te allen tijde de bevoegdheid te verlangen dat het Publiek aantoont over een geldig Toegangsbewijs te beschikken dat het gerechtigt zich daar te bevinden waar men ten tijde van controle wordt aangetroffen of mogelijk doende is zich heen te begeven.

2.3. Het is verboden zich op te houden in, of te begeven naar, een ander gedeelte van het Stadion dan dat waartoe het Toegangsbewijs de houder van het Toegangsbewijs uitdrukkelijk gerechtigt. Het is het Publiek ten strengste verboden zich te eniger tijd binnen de afrastering, en met name op het veld, te bevinden.

2.4. Het Publiek mag slechts daar plaats nemen waar het Toegangsbewijs uitdrukkelijk toe gerechtigt. De eventuele nummering van de zitplaatsen dient daarbij gerespecteerd te worden.

2.5. Toegangen, trappen, gangpaden, bordessen en dergelijke, zijn mede voorzien om in geval van gevaar een gemakkelijke toegang, dan wel uitweg te bieden. Het is het Publiek dan ook ten strengste verboden zich bij of op dergelijke plaatsen langer op te houden dan strikt noodzakelijk is voor het betreden, dan wel verlaten van het Stadion.

2.6. Bij het verlaten van dat gedeelte van het Stadion waartoe het Toegangsbewijs gerechtigt, vervalt de geldigheid van het Toegangsbewijs onherroepelijk en zijn de personen die met de kaartcontrole en/of het handhaven van de orde belast zijn, waaronder de Politie, gerechtigd het Publiek de verdere toegang te weigeren en het buiten het Stadion te geleiden. 2.7. Het is verboden toegangsbewijzen te verkopen of af te geven tegen een hoger bedrag dan daarop staat aangegeven.

Artikel 3

3.1. Wedstrijden worden zoveel mogelijk gespeeld op de op het Toegangsbewijs vermelde tijdstip(pen) en dag(en). Het recht op het aanbrengen van wijzigingen, dan wel net herstellen van fouten terzake wordt door organisatoren echter te allen tijde voorbehouden.

3.2. De afgelasting, het staken of niet uitspelen van een wedstrijd geeft het Publiek geen recht op restitutie van (enig deel van) de toegangsprijs, of andere compensatie, behoudens nader door de KNVB te stellen regelen.

Artikel 4

De wedstrijden worden gespeeld onder de reglementen, statuten en overige toepasselijke regelingen van de KNVB en/of die organisaties waarbij de KNVB te eniger tijd aangesloten is, dan wel waaraan de KNVB zich anderzins onderworpen heeft.

Artikel 5

5.1. Het is het Publiek ten strengste verboden het Statdion te betreden, of daarin te verblijven, terwijl het verkeert onder invloed van alcohol, dan wel enige andere het gedrag mogelijk beïnvloedende stof.

5.2. Het meebrengen vanalcoholhoudende dranken is verboden. De verkoop en het nuttigen van sterk alcoholhoudende dranken is slechts toegestaan in de kantine(s) van het Stadion, doch uitsluitend indien en voorzover daartoe toestemming is verkregen van de Directie van het Stadion en/of de bestuurders van de ontvangende Club en de daartoe van overheidswege vereiste vergunningen voorhanden zijn.

5.3. Het in het Stadion verkopen, dan wel te koop aanbieden of met het oog daarop aanwezig hebben van handelswaren, zoals dranken, etenswaren, souvenirartikelen, T-shirts, sjaals, vlaggetjes en dergelijke, is slechts toegestaan indien en voor zover daartoe toestemming is verkregen van de Directie van het Stadion en/of de bestuurders van de ontvangende Club en de daartoe van overheidswege vereiste vergunningen voorhanden zijn. 5.4. Stadiondirectie en Clubbestuur behouden zich het recht voor om de verkoop van handelswaren, daaronder begrepen alcolholhoudende dranken, in zijn geheel te verbieden of te doen staken, dan wel op bepaalde tijden, of in bepaalde delen van het stadion.

5.5. Aanwijzingen van de personen belast met de controle van de Toegangsbewijzen dan wel het handhaven van de orde, waaronder de Politie, dienen door het Publiek onverwijld opgevolgd te worden.

Artikel 6

6.1. Het is ten strengste verbonden in het Stadion mede te nemen, dan wel daar voorhanden of in bezit te hebben: flessen, glazen, blikjes, stokken (langer dan 1 meter en met een grotere diamter dan 2 cm), spandoeken met, in de ogen van het controlerend personeel, discriminerende of provocerende teksten, kettingen, slag-, steek of stootwapens, dan wel andere voorwerpen welke als wapen aangewend kunnen worden, dan wel als middel om de orde te verstoren.

6.2. Het in het Stadion medenemen, dan wel voorhanden hebben of bezitten, alsook het ontsteken van vuurwerk, is ten strengste en te allen tijde verboden.

6.3. Het is ten strengste verboden in het Stadion te gooien met enig voorwerp of enige vloeistof.

6.4. Het is verboden in het Stadion middelen aan te wenden, dan wel voorhanden te hebben, welke, naar het oordeel van het controlerend personeel, onnodige hinder of overlast aan derden veroorzaken of kunnen veroorzaken, dan wel geschikt zijn om gevaar te doen ontstaan voor, of schade toe te brengen aan, een anders persoon of goed, daaronder begrepen middelen tot het produceren van geluid, dat het niveau dat door een normaal supporter pleegt te kunnen worden voortgebracht, te boven gaat.

6.5. Het is verbonden zich in het Stadion te gedragen op een wijze welke door anderen als provocerend of als bedreigend kan worden ervaren. Voorts is het ten strengste verboden enig gevaar voor het leven of de gezondheid van zichzelf of anderen te scheppen, dan wel anderen enigerlei vorm van schade toe te brengen. Met name is het verboden lichtmasten, hekken, daken, dugouts en andere toestellen of bouwwerken te beklimmen.

6.6. Het medebrengen van honden en andere mogelijke agressieve dieren in het Stadion is aan anderen dan de personen welke belast zijn met het handhaven van de orde, waaronder de Politie, verboden.

6.7. Personen belast met de controle van de Toegangsbewijzen, dan wel het handhaven van de orde, waaronder de Politie, zijn steeds gerechtigd het Publiek te fouilleren op het bezit van ongeoorloofde voorwerpen en deze, in voorkomend geval, in beslag te nemen.

Artikel 7

De bepalingen in de strafwetgeving zijn, voor zover deze gedragingen op de openbare weg betreffen, of kunnen betreffen, op het Stadion van toepassing, dan wel van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8

Met uitzondering van, naar het oordeel van de Stadiondirectie en/of het Clubbestuur, bevoegde persfotografen, filmers of journalisten is het maken van beeld-en/of geluidsopnamen in het Stadion, verboden. Daarenboven is het maken van beeld-en/of geluidsopnamen ten behoeve van radio-of televisie slechts toegestaan na voorafgaande schriftelijke

toestemming van de KNVB. Daarnaast en daarenboven kan, afhankelijk van het soort wedstrijd, tevens de toestemming van het Clubbestuur noodzakelijk zijn. Inlichtingen terzake dienen uitsluitend bij de KNVB ingewonnen te worden.

Artikel 9

9.1. Een ieder die op enigerlei wijze in strijd handelt met het hiervóór in enig artikel bepaalde, kan door de personen, belast met de controle van de Toegangsbewijzen dan wel het handhaven van de orde, waaronder de Politie, zonder voorafgaande waarschuwing de toegang tot het Stadion worden geweigerd, ofwel uit (enig deel van) het Stadion worden verwijderd, dan wel worden overgedragen aan (collegae van) de Politie. Een en ander heeft tot onmiddellijk en onherroepelijk gevolg dat het Toegangsbewijs van de betrokkene(n), dat ingenomen kan worden, zijn geldigheid verliest, zonder dat enig recht op restitutie ontstaat.

9.2. Een ieder die in strijd handelt met het hiervoor in enig artikel bepaalde, verbeurt aan de KNVB een voor onmiddellijke opeising vatbare geldboete van f 1000 zonder dat daartoe enige ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst noodzakelijk zal zijn. Hét boetebedrag zal door het Bureau Veiligheid van de KNVB worden aangewend ter bevordering van de veiligheid in het betaalde voetbal.

9.3. Het Clubbestuur, de Stadiondirectie, dan wel de KNVB, zijn bovendien gerechtigd, in geval een strijdig handelen als bedoeld in 9.1 geconstateerd wordt, de betrokkene(n) voor de toekomst de toegang tot één of meer wedstrijden in het betaald voetbal, dan wel tot een of meer Stadons, te ontzeggen, al dan niet onder tijdslimiet, en die maatregelen te nemen welke tot handhaving van een dergelijke maatregel noodzakelijk mochten blijken.

Artikel 10

Het Publiek houdt zich in het Stadion geheel voor eigen risico op. De KNVB, zijn Bestuur, en de internationale organisaties waarbij de KNVB te eniger tijd aangesloten mocht zijn en hun Besturen, de Organisatoren van wedstrijden in het betaalde voetbal, de Clubs en Besturen der Clubs, de eigenaren der Stadions en hun Directies, alsmede al diegenen die door of vanwege de voornoemde instellingen of personen belast mochten zijn met enige taak in het kader van een wedstrijd in het betaalde voetbal, terzake waarvan zich een of meer schadetoebrengende feiten mochten voordoen, kunnen door het Publiek op geen enkele wijze aansprakelijk worden gehouden voor enige schade, zelfs niet indien deze het gevolg mocht zijn van énige mate van onachtzaamheid, onjuist of gebrekkig handelen van een of meer van de genoemde instellingen of personen.

Artikel 11

Inlichtingen omtrent en afschriften van deze voorwaarden worden, binnen redelijke grenzen, op aanvraag verstrekt door de KNVB te Zeist.

Zeist, juli 1984