Artikelen bij COM(2012)124 - Toegang tot de aanbestedingsmarkt van de EU door derde landen en onderhandelingen over toegang van de EU tot aanbestedingsmarkten van derde landen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Hoofdstuk I - Algemene bepalingen Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied


1. Bij deze verordening worden regels vastgesteld over de toegang van goederen en diensten uit derde landen tot de gunning, door aanbestedende diensten van de Unie, van opdrachten voor de uitvoering van werken of een werk, de levering van goederen en de verrichting van diensten en worden procedures vastgesteld voor de ondersteuning van onderhandelingen over toegang van goederen en diensten van de Unie tot de aanbestedingsmarkten van derde landen.

2. Deze verordening is van toepassing op opdrachten die onder de volgende handelingen vallen:

(a) Richtlijn [2004/17/EG];

(b) Richtlijn [2004/18/EG];

(c) Richtlijn [201./… (betreffende de gunning van concessieopdrachten)].

Deze verordening is van toepassing op de gunning van opdrachten wanneer de goederen of diensten wordt aangekocht voor overheidsdoeleinden en niet met het oog op commerciële wederverkoop of met het oog op gebruik bij de vervaardiging van goederen of het gebruik bij dienstverlening voor commerciële verkoop.

Artikel 2 - Definities

1. Voor de toepassing van deze verordening zijn de volgende definities van toepassing.

(a) een ‘leverancier’ is een natuurlijke of rechtspersoon die goederen op de markt aanbiedt;

(b) een ‘dienstverlener’ is een natuurlijke of rechtspersoon die de uitvoering van werken of een werk, of diensten op de markt aanbiedt;

(c) een ‘aanbestedende dienst’ is een ‘aanbestedende dienst’ als gedefinieerd in [artikel 1, punt 9, van Richtlijn 2004/18/EG en ‘aanbestedende dienst’ als gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 2004/17/EG en de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 20.. betreffende de gunning van concessieopdrachten];

(d) ‘onder internationale verbintenissen vallende goederen of diensten’ zijn goederen of diensten die van oorsprong zijn uit een land waarmee de Unie een internationale overeenkomst heeft gesloten op het gebied van overheidsopdrachten, met inbegrip van verbintenissen inzake markttoegang, en waarop de desbetreffende overeenkomst van toepassing is. Bijlage I bij deze verordening bevat een lijst van toepasselijke overeenkomsten;

(e) ‘niet onder internationale verbintenissen vallende goederen of diensten’ zijn goederen of diensten die van oorsprong zijn uit een land waarmee de Unie geen internationale overeenkomst heeft gesloten op het gebied van overheidsopdrachten, met inbegrip van verbintenissen inzake markttoegang, of goederen of diensten die van oorsprong zijn uit een land waarmee de Unie een dergelijke overeenkomst heeft gesloten maar waarop de desbetreffende overeenkomst niet van toepassing is;

(f) ‘maatregel’ is een wet, reglementering of praktijk, of een combinatie daarvan;

(g) “belanghebbende partijen” zijn vennootschappen of ondernemingen die in overeenstemming met de wetgeving van een lidstaat zijn opgericht en hun statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging binnen de Unie hebben en die rechtstreeks betrokken zijn bij de vervaardiging van de goederen of het verrichten van de diensten die het voorwerp vormen van de restrictieve maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten van derde landen.

2. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

(a) “land”: een Staat of afzonderlijk douanegebied zonder dat de benaming gevolgen heeft voor de soevereiniteit;

(b) “ondernemer”: een term die zowel de begrippen leverancier als dienstverlener dekt;

(c) “inschrijver”: een ondernemer die een inschrijving heeft ingediend;

(d) de “uitvoering van werken en/of een werk in de zin van Richtlijnen [2004/17/EG, 2004/18/EG en Richtlijn 201./… (betreffende de gunning van concessieopdrachten] wordt voor de toepassing van deze verordening beschouwd als de verrichting van een dienst;

(e) een “verplichte prijstoeslag”: een verplichting voor aanbestedende diensten om behoudens bepaalde uitzonderingen de prijs te verhogen van diensten en/of goederen uit bepaalde derde landen waarvoor in aanbestedingsprocedures een offerte is ingediend.

Artikel 3 - Oorsprongsregels

1. De oorsprong van een goed wordt vastgesteld overeenkomstig de artikelen 22 tot en met 26 van Verordening (EG) nr. 2913/1992 van het Europees Parlement en de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek.

2. De oorsprong van een dienst wordt vastgesteld op basis van de oorsprong van de natuurlijke of rechtspersoon die de dienst verleent. De oorsprong van de dienstverlener wordt geacht te zijn:

(a) in het geval van een natuurlijke persoon, het land waarvan de persoon onderdaan is of waar hij een permanent verblijfsrecht heeft;

(b) in het geval van een rechtspersoon, een van de volgende situaties:

(1) indien de dienst wordt verricht op een andere wijze dan door een commerciële aanwezigheid in de Unie, het land waar de rechtspersoon is opgericht of anderszins georganiseerd naar het recht van dat land en op het grondgebied waarvan hij zelfstandige zakelijke activiteiten verricht;

(2) indien de dienst wordt verricht door een commerciële aanwezigheid in de Unie, de lidstaat waar de rechtspersoon is gevestigd en op het grondgebied waarvan hij zijn zelfstandige zakelijke activiteiten zodanig verricht dat hij een rechtstreekse en daadwerkelijke band heeft met de economie van een betrokken lidstaat.

Voor de toepassing van punt (2), indien de rechtspersoon zijn zelfstandige zakelijke activiteiten niet zodanig verricht dat hij een rechtstreekse en daadwerkelijke band heeft met de economie van een betrokken lidstaat, de oorsprong van de natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is van of zeggenschap heeft over de rechtspersoon die de dienst verricht.

De rechtspersoon die de dienst verricht, wordt geacht:

de “eigendom” te zijn van personen van een bepaald land indien meer dan 50% van het aandelenkapitaal in het bezit is van personen van dat land, en onder “zeggenschap” te staan van personen van een bepaald land indien deze personen bevoegd zijn een meerderheid van de bestuurders te benoemen of anderszins de handelingen van de rechtspersoon rechtens te sturen.

3. Voor de toepassing van deze verordening worden goederen of diensten die van oorsprong zijn uit andere landen van de Europese Economische Ruimte dan de lidstaten, behandeld als die welke van oorsprong zijn uit de lidstaten.

Hoofdstuk II - Behandeling van onder internationale verbintenissen en niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten, Abnormaal lage inschrijvingen Artikel 4 Behandeling van onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten


Bij de gunning van opdrachten voor de uitvoering van werken en/of een werk, de levering van goederen of de verrichting van diensten behandelen aanbestedende diensten onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten op dezelfde wijze als goederen en diensten die van oorsprong uit de Europese Unie zijn.

Goederen of diensten die van oorsprong zijn uit de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 732/2008 vermelde minst ontwikkelde landen, worden behandeld als onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten.

Artikel 5 - Toegangsregels voor niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten

Op niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten kan de Commissie restrictieve maatregelen toepassen:

(a)          op verzoek van individuele aanbestedende diensten volgens de regels bedoeld in artikel 6;

(b)          volgens de regels bedoeld in de artikelen 10 en 11.

Artikel 6 - Machtiging van aanbestedende diensten om inschrijvingen uit te sluiten die niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten bevatten

1. Op verzoek van aanbestedende diensten beoordeelt de Commissie of zij voor opdrachten met een geraamde waarde van 5 000 000 EUR of meer exclusief belasting over de toegevoegde waarde (btw) haar goedkeuring kan verlenen aan de uitsluiting van procedures voor de gunning van opdrachten die goederen en diensten van buiten de Unie bevatten waarbij de waarde van de niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten meer bedraagt dan 50% van de totale waarde van de goederen en diensten die de inschrijving vormen, en dit onder de volgende voorwaarden.

2. Wanneer aanbestedende diensten voornemens zijn op grond van lid 1 te verzoeken om uitsluiting van inschrijving van aanbestedingsprocedures, vermelden zij dit in de aankondiging van de opdracht die zij bekendmaken overeenkomstig artikel 35 van Richtlijn 2004/18/EG of artikel 42 van Richtlijn 2004/17/EG of artikel 26 van de richtlijn betreffende de gunning van concessieopdrachten.

Aanbestedende diensten verplichten inschrijvers informatie te verstrekken over de oorsprong van de goederen en/of diensten waarop de inschrijving betrekking heeft, en over de waarde daarvan. Zij aanvaarden eigen verklaringen als voorlopig bewijs op basis waarvan inschrijvingen niet kunnen worden uitgesloten overeenkomstig lid 1. Een aanbestedende diensten kan een inschrijver tijdens de procedure te allen tijde verzoeken de vereiste documenten geheel of gedeeltelijk in te dienen wanneer dit noodzakelijk blijkt voor het goede verloop van de procedure. De Commissie kan uitvoeringshandelingen aannemen tot vaststelling van standaardformulieren voor verklaringen betreffende de oorsprong van goederen en diensten. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen volgens de in artikel 17, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure.

Wanneer aanbestedende diensten inschrijvingen ontvangen die aan de voorwaarden van lid 1 voldoen, waarvoor zij om die reden verzoeken om uitsluiting, stellen zij de Commissie daarvan in kennis. Tijdens de kennisgevingsprocedure kan de aanbestedende dienst zijn onderzoek van de inschrijvingen voortzetten.

De kennisgeving wordt elektronisch verzonden door middel van een standaardformulier. De Commissie neemt uitvoeringshandelingen aan tot vaststelling van standaardformulieren. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen volgens de in artikel 17, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure. Het standaardformulier bevat de volgende informatie:

(a) de benaming en contactgegevens van de aanbestedende dienst;

(b) een beschrijving van het onderwerp van de opdracht;

(c) de benaming en contactgegevens van de ondernemer waarvan de inschrijving zou worden uitgesloten;

(d) informatie over de oorsprong van de ondernemer, de goederen en/of diensten en de waarde ervan.

De Commissie kan de aanbestedende dienst verzoeken om aanvullende informatie.

Deze informatie wordt verstrekt binnen acht werkdagen, te rekenen vanaf de eerste werkdag volgend op de datum waarop de aanbestedende dienst het verzoek om aanvullende informatie ontvangt. Indien de Commissie binnen deze termijn geen informatie ontvangt, wordt de in lid 3 vastgestelde termijn opgeschort tot de Commissie de gevraagde informatie ontvangt.

3. Voor de in lid 1 bedoelde opdrachten neemt de Commissie een uitvoeringshandeling met betrekking tot de goedkeuring van de voorgenomen uitsluiting binnen een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de eerste werkdag volgend op de datum waarop zij de kennisgeving ontvangt. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Deze termijn kan in naar behoren gemotiveerde gevallen eenmaal worden verlengd met maximaal twee maanden, met name wanneer de gegevens in de kennisgeving of in de daarbij aangehechte documenten onvolledig of onjuist zijn of wanneer de vermelde feiten belangrijke wijzigingen hebben ondergaan. Indien de Commissie na afloop van deze termijn van twee maanden of van de verlengde termijn geen besluit tot goedkeuring of afwijzing van de uitsluiting heeft aangenomen, wordt de uitsluiting geacht te zijn afgewezen door de Commissie.

4. Bij het vaststellen van de uitvoeringshandelingen overeenkomstig lid 3 keurt de Commissie de voorgenomen uitsluiting goed in de volgende gevallen:

(a) indien de internationale overeenkomst inzake markttoegang op het gebied van overheidsopdrachten tussen de Unie en het land vanwaar de goederen en/of diensten afkomstig zijn, voor de goederen en/of diensten waarvoor uitsluiting wordt voorgesteld, uitdrukkelijk voorbehoud inzake markttoegang bevat zoals gemaakt door de Unie;

(b) wanneer er geen overeenkomst als bedoeld onder a) bestaat en het derde land restrictieve maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten handhaaft die leiden tot een gebrek aan wezenlijke wederkerigheid in openstelling van de markt tussen de Unie en het betrokken derde land.

Voor de toepassing van punt b) wordt gebrek aan wezenlijke wederkerigheid vermoed wanneer de restrictieve maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten aanleiding geven tot ernstige en herhaaldelijke discriminatie van ondernemers, goederen en diensten uit de EU.

Bij de vaststelling van uitvoeringshandelingen overeenkomstig lid 3 keurt de Commissie een voorgenomen uitsluiting niet goed wanneer daardoor verbintenissen inzake markttoegang worden geschonden die de Unie in haar internationale overeenkomsten is aangegaan.

5. Bij de beoordeling van het gebrek aan wezenlijke wederkerigheid onderzoekt de Commissie:

(a) in welke mate de aanbestedingswetgeving van het betrokken land in overeenstemming met de internationale normen op het gebied van overheidsopdrachten transparantie waarborgt en discriminatie ten aanzien van goederen, diensten en ondernemers uit de Unie verhindert;

(b) in welke mate overheden en/of individuele aanbestedende diensten discriminerende praktijken ten aanzien van goederen, diensten en ondernemers uit de Unie invoeren of handhaven.

6. Vooraleer de Commissie een besluit overeenkomstig lid 3 neemt, hoort zij de betrokken inschrijver of inschrijvers.

7. Aanbestedende diensten die overeenkomstig lid 1 inschrijvingen hebben uitgesloten, vermelden dit in de aankondiging van gegunde opdracht die zij overeenkomstig artikel 35 van Richtlijn 2004/18/EG, artikel 42 van Richtlijn 2004/17/EG of artikel 27 van de richtlijn betreffende de gunning van concessieopdrachten bekendmaken. De Commissie neemt uitvoeringshandelingen aan tot vaststelling van de standaardformulieren voor aankondigingen van gegunde opdrachten. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen volgens de in artikel 17, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure.

8. Lid 1 is niet van toepassing wanneer de Commissie een uitvoeringshandeling heeft aangenomen betreffende de tijdelijke toegang van goederen en diensten van een land dat inhoudelijke onderhandelingen met de Unie is aangegaan als bedoeld in artikel 9, lid 4.

Hoofdstuk III - Regels inzake abnormaal lage inschrijvingen Artikel 7 Abnormaal lage inschrijvingen


Wanneer de aanbestedende dienst krachtens artikel 69 van de richtlijn inzake overheidsopdrachten en artikel 79 van de richtlijn inzake overheidsopdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten voornemens is na onderzoek van de toelichting van de inschrijver een abnormaal lage inschrijving te aanvaarden die goederen en diensten van buiten de Unie bevat, waarbij de waarde van de niet onder internationale verbintenissen vallende goederen of diensten meer bedraagt dan 50% van de totale waarde van de goederen of diensten die de inschrijving vormen, stelt hij de andere inschrijvers daarvan schriftelijk in kennis met vermelding van de redenen voor het abnormaal lage niveau van de aangerekende prijs of kosten.

Een aanbestedende dienst kan besluiten bepaalde informatie niet vrij te geven indien de openbaarmaking daarvan rechtshandhaving in de weg zou staan, in strijd zou zijn met het openbaar belang, afbreuk zou doen aan rechtmatige commerciële belangen van particuliere of overheidsbedrijven of een eerlijke concurrentie tussen hen zou belemmeren.

Hoofdstuk IV - Onderzoek door de Commissie, besprekingen en maatregelen tot tijdelijke beperking van toegang van niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten tot de EU-aanbestedingsmarkt Artikel 8 Onderzoek betreffende de toegang van EU-ondernemers, goederen en diensten tot de aanbestedingsmarkten van derde landen


1. Wanneer de Commissie dit in het belang van de Unie acht, kan zij te allen tijde op eigen initiatief dan welk op verzoek van belanghebbende partijen of een lidstaat een extern onderzoek van aanbestedingen instellen naar beweerde restrictieve maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten.

De Commissie zal in het bijzonder rekening houden met de vraag of er overeenkomstig artikel 6, lid 3, van deze verordening een aantal voorgenomen uitsluitingen zijn goedgekeurd.

Ingeval een onderzoek wordt ingesteld, maakt de Commissie een aankondiging bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en worden belanghebbende partijen en lidstaten verzocht binnen een bepaalde termijn alle relevante informatie aan de Commissie te verstrekken.

2. Het in lid 1 bedoelde onderzoek wordt gevoerd op basis van de in artikel 6 vastgestelde criteria.

3. De beoordeling van de Commissie met betrekking tot de handhaving van restrictieve maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten door het betrokken derde land wordt verricht op basis van de door belanghebbenden partijen en lidstaten verstrekte informatie en/of het feitenmateriaal dat de Commissie in haar onderzoek heeft verzameld, en wordt binnen een termijn van negen maanden na de opening van het onderzoek voltooid. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan deze termijn worden verlengd met drie maanden.

4. Wanneer de Commissie uit het externe onderzoek van aanbestedingen concludeert dat de beweerde restrictieve maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten niet door het betrokken derde land worden gehandhaafd, neemt zij een besluit tot beëindiging van het onderzoek. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 9 - Besprekingen met een derde land

1. Wanneer op basis van een onderzoek wordt vastgesteld dat restrictieve maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten door een derde land worden gehandhaafd en de Commissie het door het belang van de EU gerechtvaardigd acht, verzoekt zij het derde land besprekingen aan te gaan om ervoor te zorgen dat ondernemers, goederen en diensten uit de Unie in dat land aan procedures voor de gunning van overheidsopdrachten kunnen deelnemen onder voorwaarden die niet minder gunstig zijn dan die welke aan ondernemers, goederen en diensten uit dat land worden verleend alsmede om de toepassing van de beginselen van transparantie en gelijke behandeling te verzekeren.

Ingeval het betrokken land het verzoek om besprekingen aan te gaan afwijst, neemt de Commissie op basis van de beschikbare feiten uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 10 aan tot beperking van de toegang van goederen en diensten uit dat derde land.

2. Indien het betrokken land partij is bij de WTO-overeenkomst inzake overheidsopdrachten of met de EU een handelsovereenkomst heeft gesloten die voorziet in bepalingen inzake overheidsopdrachten, volgt de Commissie de in deze overeenkomst vastgestelde overlegmechanismen en/of procedures voor geschillenbeslechting wanneer de restrictieve praktijken betrekking hebben op overheidsopdrachten die onder door het betrokken land ten aanzien van de Unie aangegane verbintenissen inzake markttoegang vallen.

3. Wanneer het betrokken land na de opening van de besprekingen bevredigende remediërende/correctieve maatregelen neemt, maar zonder nieuwe verbintenissen inzake markttoegang aan te gaan, kan de Commissie de besprekingen opschorten of beëindigen.

De Commissie houdt toezicht op de tenuitvoerlegging van deze remediërende/correctieve maatregelen, in voorkomend geval op basis van periodiek verkregen informatie, die zij van het betrokken derde land kan opvragen.

Wanneer de remediërende/correctieve maatregelen door het betrokken derde land worden ingetrokken of opgeschort of niet naar behoren ten uitvoer worden gelegd, kan de Commissie:

(i) de besprekingen met het betrokken derde land hervatten of opnieuw openen, en/of

(ii) overeenkomstig artikel 10 optreden en uitvoeringshandelingen aannemen tot beperking van de toegang van goederen en diensten uit het derde land.

De in dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

4. Wanneer na de opening van besprekingen blijkt dat de meest geschikte wijze om een einde te maken aan een restrictieve praktijk op het gebied van overheidsopdrachten de sluiting van een internationale overeenkomst is, worden overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 207 en 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie onderhandelingen gevoerd. Indien het land met de Europese Unie inhoudelijke onderhandelingen is aangegaan met betrekking tot markttoegang op het gebied van overheidsopdrachten, kan de Commissie een uitvoeringshandeling aannemen waarbij wordt bepaald dat goederen en diensten uit dat land niet van de gunning van overheidsopdrachten kunnen worden uitgesloten overeenkomstig artikel 6.

5. De Commissie kan de besprekingen beëindigen indien het betrokken land internationale verbintenissen aangaat die met de Unie zijn overeengekomen in een van de volgende situaties:

(a) toetreding tot de WTO-overeenkomst inzake overheidsopdrachten,

(b) sluiting van een bilaterale overeenkomst met de Unie die voorziet in verbintenissen inzake markttoegang op het gebied van overheidsopdrachten, of

(c) uitbreiding van de verbintenissen inzake markttoegang die het land is aangegaan uit hoofde van de WTO-overeenkomst inzake overheidsopdrachten of uit hoofde van een bilaterale overeenkomst die in dit kader met de Unie is gesloten.

De besprekingen kunnen ook worden beëindigd wanneer de restrictieve praktijken op het gebied van overheidsopdrachten nog steeds worden toegepast op het ogenblik dat deze verbintenissen worden aangegaan, voorzover voorzien is in nadere bepalingen met betrekking tot de uitdoving van deze praktijken.

6. Ingeval de besprekingen met het derde land niet tot bevredigende resultaten leiden binnen een termijn van 15 maanden vanaf de dag waarop de besprekingen met het derde land zijn aangevangen, beëindigt de Commissie de besprekingen en overweegt zij overeenkomstig artikel 10 op te treden door middel van uitvoeringshandelingen tot beperking van de toegang van goederen en diensten uit het derde land.

Artikel 10 - Vaststelling van maatregelen tot beperking van toegang van niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten tot de EU-aanbestedingsmarkt

1. Wanneer op basis van een onderzoek overeenkomstig artikel 8 en na toepassing van de procedure overeenkomstig artikel 9 wordt vastgesteld dat de door het derde land ingevoerde of gehandhaafde restrictieve maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten leiden tot een gebrek aan wezenlijke wederkerigheid in openstelling van de markt tussen de Unie en het betrokken derde land, als bedoeld in artikel 6, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen om de toegang van niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten uit een derde land tijdelijk te beperken. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

2. De krachtens lid 1 vastgestelde maatregelen kunnen een van de volgende vormen aannemen:

(a) de uitsluiting van inschrijvingen waarin meer dan 50% van de totale waarde bestaat uit niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten uit het land dat de restrictieve praktijk op het gebied van overheidsopdrachten invoert of handhaaft; en/of

(b) een verplichte prijstoeslag op dat gedeelte van de inschrijving dat niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten bevat uit het land dat de restrictieve praktijk op het gebied van overheidsopdrachten invoert of handhaaft.

3. De krachtens lid 1 vastgestelde maatregelen kunnen in het bijzonder beperkt worden tot:

(a) overheidsopdrachten van een aantal omschreven categorieën aanbestedende diensten;

(b) overheidsopdrachten van een aantal omschreven categorieën goederen of diensten;

(c) overheidsopdrachten boven of onder een aantal omschreven drempels.

Artikel 11 - Intrekking of opschorting van maatregelen

1. Wanneer de Commissie van oordeel is dat de rechtvaardiging waarop de overeenkomstig artikel 9, lid 4, en artikel 10 vastgestelde maatregelen berusten, niet langer van toepassing is, kan de Commissie een uitvoeringshandeling aannemen tot:

(a) intrekking van de maatregelen; of

(b) opschorting van de toepassing van de maatregelen voor een periode van ten hoogste een jaar.

Met betrekking tot punt b) kan de toepassing van de maatregelen te allen tijde door de Commissie opnieuw worden ingevoerd door middel van een uitvoeringshandeling.

2. De in dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden aangenomen volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 12 - Informatie aan inschrijvers

1. Wanneer aanbestedende diensten een aanbestedingsprocedure volgen waarbij restrictieve maatregelen kunnen worden genomen overeenkomstig artikel 10 of opnieuw worden ingevoerd overeenkomstig artikel 11, maken zij hiervan melding in de aankondiging van de opdracht die zij bekendmaken overeenkomstig artikel 35 van Richtlijn 2004/18/EG of artikel 42 van Richtlijn 2004/17/EG. De Commissie neemt uitvoeringshandelingen aan tot vaststelling van standaardformulieren overeenkomstig de in artikel 17, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure.          Wanneer de uitsluiting van een inschrijving gebaseerd is op de toepassing van maatregelen die overeenkomstig artikel 10 zijn genomen of overeenkomstig artikel 11 opnieuw zijn ingevoerd, stellen aanbestedende diensten de afgewezen inschrijvers daarvan in kennis.

Artikel 13 - Uitzonderingen

1. Aanbestedende diensten kunnen besluiten de maatregelen overeenkomstig artikel 10 niet toe te passen in een aanbestedingsprocedure indien:

(a) er geen goederen en diensten uit de Unie en/of geen onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten beschikbaar zijn die voldoen aan de voorwaarden van de aanbestedende dienst; of

(b) de toepassing van de maatregel zou leiden tot een onevenredige stijging van de prijzen of kosten van de opdracht.

2. Wanneer een aanbestedende dienst voornemens is overeenkomstig artikel 10 van deze verordening vastgestelde of overeenkomstig artikel 11 opnieuw ingevoerde maatregelen niet toe te passen, maakt hij melding van zijn voornemen in de aankondiging van de opdracht die hij overeenkomstig artikel 35 van Richtlijn 2004/18/EG of artikel 42 van Richtlijn 2004/17/EG bekendmaakt. Hij stelt de Commissie daarvan in kennis uiterlijk tien kalenderdagen na de bekendmaking van de aankondiging van opdracht.

Deze kennisgeving wordt elektronisch verzonden door middel van een standaardformulier. De Commissie neemt uitvoeringshandelingen aan tot vaststelling van de standaardformulieren voor aankondigingen van opdrachten en kennisgeving overeenkomstig de in artikel 17, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure.

De kennisgeving bevat de volgende gegevens:

(a) de benaming en contactgegevens van de aanbestedende dienst;

(b) een beschrijving van het onderwerp van de opdracht;

(c) informatie over de oorsprong van de toe te laten ondernemers, goederen en/of diensten;

(d) de reden waarop het besluit om de restrictieve maatregelen niet toe te passen berust en een detailleerde rechtvaardiging voor het gebruik van de uitzondering;

(e) voorzover van toepassing, alle andere informatie die de aanbestedende dienst nuttig acht.

De Commissie kan de betrokken aanbestedende dienst verzoeken om aanvullende informatie.

3. Ingeval een aanbestedende dienst krachtens artikel 31 van Richtlijn 2004/18/EG of artikel 40, lid 3, van Richtlijn 2004/17/EG gebruik maakt van een procedure van gunning door onderhandelingen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van opdracht en besluit een overeenkomstig artikel 10 van deze verordening vastgestelde of overeenkomstig artikel 11 opnieuw ingevoerde maatregel niet toe te passen, maakt hij hiervan melding in de aankondiging van de opdracht die hij overeenkomstig artikel 35 van Richtlijn 2004/18/EG of artikel 43 van Richtlijn 2004/17/EG bekendmaakt, en geeft hij hiervan kennis aan de Commissie uiterlijk tien dagen na de bekendmaking van de aankondiging van gegunde opdracht.

Deze kennisgeving wordt elektronisch verzonden door middel van een standaardformulier. De Commissie neemt uitvoeringshandelingen aan tot vaststelling van de standaardformulieren voor de aankondigingen van opdracht en de kennisgevingen overeenkomstig de in artikel 17, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure. De kennisgeving bevat de volgende gegevens:

(a) de benaming en contactgegevens van de aanbestedende dienst;

(b) een beschrijving van het onderwerp van de opdracht;

(c) informatie over de oorsprong van de toegelaten ondernemers, goederen en/of diensten;

(d) de reden waarop het besluit om de restrictieve maatregelen niet toe te passen berust en een detailleerde rechtvaardiging voor het gebruik van de uitzondering;

(e) voorzover van toepassing, alle andere informatie die de aanbestedende dienst nuttig acht.

Hoofdstuk V - Gedelegeerde en uitvoeringsbevoegdheden, verslaglegging en slotbepalingen Artikel 14


Wijzigingen van de bijlage

De Commissie wordt gemachtigd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot wijzigingen van de bijlage om rekening te houden met de sluiting door de Unie van nieuwe internationale overeenkomsten op het gebied van overheidsopdrachten.

Artikel 15 - Uitoefening van de delegatie van bevoegdheden

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 14 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie verleend voor een onbepaalde periode vanaf de [datum van inwerkingtreding van deze verordening].

3. De in artikel 14 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan door het Europees Parlement of de Raad te allen tijde worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5. Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van deze termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Deze termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 16 - Tenuitvoerlegging

1. In geval van onjuiste toepassing door aanbestedende diensten van de in artikel 13 bedoelde uitzonderingen kan de Commissie het correctiemechanisme van artikel 3 van Richtlijn 89/665/EEG of artikel 8 van Richtlijn 92/13/EEG toepassen.

2. Opdrachten die aan een ondernemer zijn gegund in strijd met uitvoeringsbesluiten welke de Commissie overeenkomstig artikel 6 heeft vastgesteld met betrekking tot een door een aanbestedende dienst aangemeld voornemen tot uitsluiting of in strijd met overeenkomstig artikel 10 genomen of overeenkomstig artikel 11 opnieuw ingevoerde maatregelen, worden onverbindend verklaard in de zin van Richtlijn 2007/66/EG.

Artikel 17 - Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten, dat is ingesteld bij Besluit 71/306/EEG van de Raad en door het comité dat is ingesteld bij artikel 7 van de verordening inzake handelsbelemmeringen. Deze comités zijn comités in de zin van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing en is het bij de verordening inzake handelsbelemmeringen ingestelde comité bevoegd.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing en is het bij Besluit 71/306/EEG van de Raad ingestelde comité bevoegd.

Artikel 18 - Vertrouwelijkheid

1. Op grond van deze verordening ontvangen informatie wordt uitsluitend gebruikt voor het doel waarvoor zij is gevraagd.

2. De Commissie, de Raad, het Europees Parlement, de lidstaten, alsmede hun functionarissen mogen de gegevens van vertrouwelijke aard die zij op grond van deze verordening hebben ontvangen, niet bekendmaken zonder de uitdrukkelijke toestemming van degene die ze heeft verstrekt.

3. De persoon die de gegevens verstrekt, kan vragen dat de verstrekte gegevens als vertrouwelijk worden behandeld en vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke samenvatting van de gegevens of van een opgave van de redenen waarom de gegevens niet kunnen worden samengevat.

4. Indien blijkt dat een verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gerechtvaardigd is, en degene die de gegevens heeft verstrekt deze niet openbaar wil maken, noch machtiging wil geven tot bekendmaking ervan in algemene bewoordingen of in de vorm van een samenvatting, kunnen de betrokken gegevens buiten beschouwing worden gelaten.

5. De leden 1 tot en met 5 sluiten niet uit dat algemene informatie kan worden bekendgemaakt door de autoriteiten van de Unie. Bij deze bekendmaking moet rekening worden gehouden met het rechtmatige belang van de betrokken partijen bij een vertrouwelijke behandeling van hun zakengeheimen.

Artikel 19 - Verslaglegging

Voor 1 januari 2017 en ten minste om de drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de tenuitvoerlegging van deze verordening en over de voortgang van internationale onderhandelingen betreffende de toegang van EU-ondernemers tot procedures voor de gunning van overheidsopdrachten in derde landen overeenkomstig deze verordening. De lidstaten verstrekken de Commissie daartoe op verzoek de passende inlichtingen.

Artikel 20 - Intrekkingsbepalingen

De artikelen 58 en 59 van Richtlijn 2004/17/EG worden ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 21 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de 60e dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.