Artikelen bij COM(2013)884 - Rechtskader van de Unie inzake douaneovertredingen en sancties

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2013)884 - Rechtskader van de Unie inzake douaneovertredingen en sancties.
document COM(2013)884 NLEN
datum 13 december 2013

Artikel 1 - Onderwerp en toepassingsgebied

1. Met deze richtlijn wordt een kader vastgesteld met betrekking tot de schendingen van de Unie-douanewetgeving en voorzien in sancties voor deze schendingen.

2. De richtlijn is van toepassing op de schending van de verplichtingen die zijn neergelegd in Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (hierna 'het douanewetboek' genoemd) en van identieke verplichtingen die zijn neergelegd in andere delen van de Unie-douanewetgeving als omschreven in artikel 5, lid 2, van het douanewetboek.

Artikel 2 - Douaneovertredingen en ‑sancties

De lidstaten stellen regels vast met betrekking tot de in de artikelen 3 tot en met 6 vermelde sancties.

Artikel 3 - Douaneovertredingen met objectieve aansprakelijkheid

De lidstaten garanderen dat bij de volgende handelingen of nalatigheden sprake is van een douaneovertreding, ongeacht enige vorm van schuld:

(a) verzuim van eenieder die een douaneaangifte, een aangifte tot tijdelijke opslag, een summiere aangifte bij binnenbrengen, een summiere aangifte bij uitgaan, een aangifte tot wederuitvoer of een kennisgeving van wederuitvoer bij de douaneautoriteiten indient om de juistheid en volledigheid van de in de aangifte, de kennisgeving of de aanvraag verstrekte inlichtingen te garanderen overeenkomstig artikel 15, lid 2, onder a), van het douanewetboek;

(b) verzuim van eenieder die een douaneaangifte, een aangifte tot tijdelijke opslag, een summiere aangifte bij binnenbrengen, een summiere aangifte bij uitgaan, een aangifte tot wederuitvoer of een kennisgeving van wederuitvoer bij de douaneautoriteiten indient om de echtheid, juistheid en geldigheid van het bewijsstuk te garanderen overeenkomstig artikel 15, lid 2, onder b), van het douanewetboek;

(c) verzuim van eenieder om een summiere aangifte bij binnenbrengen overeenkomstig artikel 127 van het douanewetboek, een kennisgeving van aankomst van een zeeschip of luchtvaartuig over zee of door de lucht overeenkomstig artikel 133 van het douanewetboek, een aangifte tot tijdelijke opslag overeenkomstig artikel 145 van het douanewetboek, een douaneaangifte overeenkomstig artikel 158 van het douanewetboek, een kennisgeving van activiteiten in vrije zones overeenkomstig artikel 244, lid 2, van het douanewetboek, een aangifte vóór vertrek overeenkomstig artikel 263 van het douanewetboek, een aangifte tot wederuitvoer overeenkomstig artikel 270 van het douanewetboek, een summiere aangifte bij uitgaan overeenkomstig artikel 271 van het douanewetboek of een kennisgeving van wederuitvoer overeenkomstig artikel 274 van het douanewetboek in te dienen;

(d) verzuim van een marktdeelnemer om met de vervulling van de douaneformaliteiten verband houdende bescheiden en gegevens te bewaren op een wijze die toegankelijk is voor de in de douanewetgeving vereiste termijn overeenkomstig artikel 51 van het douanewetboek;

(e) de onttrekking van in het douanegebied van de Unie binnengebrachte goederen aan douanetoezicht zonder toestemming van de douaneautoriteiten, in strijd met de eerste en tweede alinea van artikel 134, lid 1, van het douanewetboek;

(f) de onttrekking van goederen aan douanetoezicht, in strijd met artikel 134, lid 1, vierde alinea, artikel 158, lid 3, en artikel 242, van het douanewetboek;

(g) verzuim van eenieder die goederen in het douanegebied van de Unie binnenbrengt om te voldoen aan de verplichtingen in verband met het vervoer van de goederen naar de plaats van bestemming overeenkomstig artikel 135, lid 1, van het douanewetboek, of om de douaneautoriteiten in kennis te stellen wanneer de verplichtingen niet kunnen worden nagekomen overeenkomstig artikel 137, leden 1 en 2, van het douanewetboek;

(h) verzuim van eenieder die goederen naar een vrije zone brengt, waar de vrije zone grenst aan de landgrens tussen een lidstaat en een derde land, om deze goederen rechtstreeks naar die vrije zone te brengen zonder gebruik te maken van een ander deel van het douanegebied van de Unie, overeenkomstig artikel 135, lid 2, van het douanewetboek;

(i) verzuim van de aangever van een tijdelijke opslag of een douaneregeling om de douaneautoriteiten van documenten te voorzien indien de Uniewetgeving dit vereist of indien dat met het oog op douanecontroles noodzakelijk is overeenkomstig artikel 145, lid 2, en artikel 163, lid 2, van het douanewetboek;

(j) verzuim van de marktdeelnemer die verantwoordelijk is voor niet-Uniegoederen in tijdelijke opslag om deze goederen onder een douaneregeling te plaatsen of weder uit te voeren binnen de termijn overeenkomstig artikel 149 van het douanewetboek;

(k) verzuim van de aangever van een douaneregeling om de bewijsstukken die nodig zijn voor de toepassing van de betreffende regeling in diens bezit en ter beschikking te hebben voor de douaneautoriteiten op het tijdstip waarop de douaneaangifte of een aanvullende aangifte wordt ingediend overeenkomstig artikel 163, lid 1, en de tweede alinea van artikel 167, lid 1, van het douanewetboek;

(l) verzuim van de aangever van een douaneregeling, in geval van een vereenvoudigde aangifte overeenkomstig artikel 166 van het douanewetboek of een inschrijving in de administratie van de aangever overeenkomstig artikel 182 van het douanewetboek, om een aanvullende aangifte in te dienen bij het bevoegde douanekantoor en binnen de specifieke termijn overeenkomstig artikel 167, lid 1, van het douanewetboek;

(m) het verwijderen of vernietigen van de identificatiemiddelen die door de douaneautoriteiten op de goederen, verpakking of vervoermiddelen zijn aangebracht zonder dat hiervoor door de douaneautoriteiten voorafgaande toestemming is verleend overeenkomstig artikel 192, lid 2, van het douanewetboek;

(n) verzuim van de houder van de regeling actieve veredeling om een douaneregeling te zuiveren binnen de vastgestelde termijn overeenkomstig artikel 257 van het douanewetboek;

(o) verzuim van de houder van de regeling passieve veredeling om de gebrekkige goederen uit te voeren binnen de vastgestelde termijn overeenkomstig artikel 262 van het douanewetboek;

(p) het oprichten van gebouwen in een vrije zone zonder toestemming van de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 244, lid 1, van het douanewetboek;

(q) niet-betaling van invoer- of uitvoerrechten door de persoon die betaling is verschuldigd binnen de voorgeschreven termijn overeenkomstig artikel 108 van het douanewetboek;

Artikel 4 - Douaneovertredingen die uit nalatigheid zijn begaan

De lidstaten garanderen dat bij de volgende handelingen of nalatigheden sprake is van een douaneovertreding indien de overtreding uit nalatigheid is begaan:

(a) verzuim van de marktdeelnemer die verantwoordelijk is voor niet-Uniegoederen in tijdelijke opslag om deze goederen onder een douaneregeling te plaatsen of weder uit te voeren binnen de termijn overeenkomstig artikel 149 van het douanewetboek;

(b) verzuim van de marktdeelnemer om de douaneautoriteiten alle nodige bijstand te verlenen voor het vervullen van de douaneformaliteiten of ‑controles overeenkomstig artikel 15, lid 1, van het douanewetboek;

(c) verzuim van een houder van een beschikking in verband met de toepassing van douanewetgeving om te voldoen aan de uit deze beschikking voortvloeiende verplichtingen overeenkomstig artikel 23, lid 1, van het douanewetboek;

(d) verzuim van een houder van een beschikking in verband met de toepassing van douanewetgeving om de douaneautoriteit onverwijld in kennis te stellen van alle voorvallen die zich voordoen na vaststelling van de beschikking door deze autoriteit en die van invloed zijn op de continuïteit of de inhoud ervan overeenkomstig artikel 23, lid 2, van het douanewetboek;

(e) verzuim van een marktdeelnemer om de in het douanegebied van de Unie gebrachte goederen bij de douaneautoriteiten aan te brengen overeenkomstig artikel 139 van het douanewetboek;

(f) verzuim van de houder van de regeling Uniedouanevervoer om de goederen binnen de gestelde termijn ongeschonden bij het douanekantoor van bestemming aan te brengen overeenkomstig artikel 233, lid 1, onder a), van het douanewetboek;

(g) verzuim van een marktdeelnemer om de in de vrije zone gebrachte goederen bij de douaneautoriteiten aan te brengen overeenkomstig artikel 245 van het douanewetboek;

(h) verzuim van een marktdeelnemer om de goederen die het douanegebied van de Unie verlaten bij de douaneautoriteiten aan te brengen overeenkomstig artikel 267, lid 2, van het douanewetboek;

(i) het lossen of overladen van goederen uit het vervoermiddel waarop zij zich bevinden, zonder toestemming van de douaneautoriteiten of op plaatsen die niet door deze autoriteiten zijn aangewezen of goedgekeurd overeenkomstig artikel 140 van het douanewetboek;

(j) de opslag van goederen in ruimten voor tijdelijke opslag zonder toestemming van de douaneautoriteiten overeenkomstig de artikelen 147 en 148 van het douanewetboek;

(k) verzuim van de houder van de vergunning of de houder van de regeling om de verplichtingen na te komen die voortvloeien uit de opslag van goederen onder de regeling douane-entrepot overeenkomstig artikel 242, lid 1, onder a) en b), van het douanewetboek.

Artikel 5 - Douaneovertredingen die met opzet zijn begaan

De lidstaten garanderen dat bij de volgende handelingen of nalatigheden sprake is van een douaneovertreding indien de overtreding met opzet is begaan:

(a) het verstrekken van onjuiste gegevens of documenten aan de douaneautoriteiten overeenkomstig de artikelen 15 of 163 van het douanewetboek betreffende de door deze douaneautoriteiten vereiste gegevens of documenten;

(b) het gebruikmaken door een marktdeelnemer van valse verklaringen of een andere onregelmatige wijze om een vergunning van de douaneautoriteiten te verwerven;

i) om een geautoriseerde marktdeelnemer te worden overeenkomstig artikel 38 van het douanewetboek;

ii) om gebruik te maken van een vereenvoudigde aangifte overeenkomstig artikel 166 van het douanewetboek;

iii) om gebruik te maken van andere douanevereenvoudigingen overeenkomstig de artikelen 177, 179, 182 en 185 van het douanewetboek;

iv) om goederen onder een bijzondere regeling te plaatsen overeenkomstig artikel 211 van het douanewetboek;

(c) de binnenkomst in of het uitgaan van goederen uit het douanegebied van de Unie zonder dat deze bij de douaneautoriteiten zijn aangebracht overeenkomstig artikel 139, artikel 245 of artikel 267, lid 2, van het douanewetboek;

(d) verzuim van een houder van een beschikking in verband met de toepassing van douanewetgeving om te voldoen aan de uit deze beschikking voortvloeiende verplichtingen overeenkomstig artikel 23, lid 1, van het douanewetboek;

(e) verzuim van een houder van een beschikking in verband met de toepassing van douanewetgeving om de douaneautoriteit onverwijld in kennis te stellen van alle voorvallen die zich voordoen na vaststelling van de beschikking door deze autoriteit en die van invloed zijn op de continuïteit of de inhoud ervan overeenkomstig artikel 23, lid 2, van het douanewetboek;

(f) de veredeling van goederen in een douane-entrepot zonder toestemming van de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 241 van het douanewetboek;

(g) het verwerven of onder zich houden van goederen die bij een van de in artikel 4, onder f) en in dit artikel, onder c) genoemde douaneovertredingen zijn betrokken.

Artikel 6 - Aanmoedigen, mede mogelijk maken, uitlokken en pogen

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat het aanmoedigen of mede mogelijk maken en het uitlokken van een in artikel 5 vermelde handeling of nalatigheid een douaneovertreding betreft.

2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat een poging om een in artikel 5, onder b) of c) vermelde nalatigheid of een handeling te begaan een douaneovertreding betreft.

Artikel 7 - Vergissing van de douaneautoriteiten

Er is in de artikelen 3 tot en met 6 vermelde handelingen of nalatigheden geen sprake van een douaneovertreding indien zij het gevolg zijn van een vergissing van de douaneautoriteiten.

Artikel 8 - Aansprakelijkheid van rechtspersonen

1. De lidstaten waarborgen dat rechtspersonen aansprakelijk worden gesteld voor overtredingen die in hun voordeel zijn gepleegd door eenieder die ofwel individueel of als lid van een orgaan van de rechtspersoon optrad en die een leidende positie bekleedde binnen de rechtspersoon, op grond van:

(a) de bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen, of

(b) de bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen te nemen, of

(c) de bevoegdheid om binnen de rechtspersoon toezicht uit te oefenen.

2. De lidstaten waarborgen eveneens dat rechtspersonen aansprakelijk worden gesteld indien het gebrek aan toezicht of controle door een in lid 1 genoemd persoon het begaan van een douaneovertreding ten gunste van die rechtspersoon door een persoon onder toezicht van de in lid 1 vermelde persoon mogelijk heeft gemaakt.

3. De aansprakelijkheid van een rechtspersoon op grond van de leden 1 en 2 doet geen afbreuk aan de aansprakelijkheid van natuurlijke personen die de douaneovertreding hebben gepleegd.

Artikel 9 - Sancties voor de in artikel 3 vermelde douaneovertredingen

De lidstaten waarborgen dat er effectieve, evenredige en afschrikkende sancties worden opgelegd aan de in artikel 3 vermelde douaneovertredingen, binnen de volgende grenzen:

(a) een geldboete van 1 % tot 5 % van de waarde van de goederen indien de douaneovertreding betrekking heeft op specifieke goederen,

(b) een geldboete van 150 EUR tot 7 500 EUR indien de douaneovertreding geen betrekking heeft op specifieke goederen.

Artikel 10 - Sancties voor de in artikel 4 vermelde douaneovertredingen

De lidstaten waarborgen dat er effectieve, evenredige en afschrikkende sancties worden opgelegd aan de in artikel 4 vermelde douaneovertredingen, binnen de volgende grenzen:

(a) een geldboete tot 15 % van de waarde van de goederen indien de douaneovertreding betrekking heeft op specifieke goederen,

(b) een geldboete tot 22 500 EUR indien de douaneovertreding geen betrekking heeft op specifieke goederen.

Artikel 11 - Sancties voor de in de artikelen 5 en 6 vermelde douaneovertredingen

De lidstaten waarborgen dat er effectieve, evenredige en afschrikkende sancties worden opgelegd aan de in de artikelen 5 en 6 vermelde douaneovertredingen, binnen de volgende grenzen:

(a) een geldboete tot 30 % van de waarde van de goederen indien de douaneovertreding betrekking heeft op specifieke goederen,

(b) een geldboete tot 45 000 EUR indien de douaneovertreding geen betrekking heeft op specifieke goederen.

Artikel 12 - Effectieve toepassing van sancties en uitoefening van bevoegdheden om sancties op te leggen door bevoegde autoriteiten

De lidstaten garanderen dat de bevoegde autoriteiten bij het bepalen van het soort en de hoogte van de in de artikelen 3 tot en met 6 vermelde douaneovertredingen rekening houden met alle relevante omstandigheden, inclusief, in voorkomend geval:

(a) de ernst en de duur van de overtreding;

(b) het feit dat de voor de overtreding verantwoordelijke persoon een geautoriseerde marktdeelnemer is;

(c) het bedrag aan ontdoken invoer- of uitvoerrechten;

(d) het feit dat de betrokken goederen onderworpen zijn aan de verboden of beperkingen in artikel 134, lid 1, tweede zin, van het douanewetboek en in artikel 267, lid 3, onder e), van het douanewetboek, of een gevaar vormen voor de openbare veiligheid;

(e) de mate waarin de voor de overtreding verantwoordelijke persoon met de bevoegde autoriteit samenwerkte;

(f) eerdere overtredingen van de voor de overtreding verantwoordelijke persoon.

Artikel 13 - Verjaring

1. De lidstaten garanderen dat de verjaringstermijn voor de procedures die verband houden met de in de artikelen 3 tot en met 6 vermelde douaneovertredingen vier jaar bedraagt en begint op de dag dat de douaneovertreding is gepleegd.

2. De lidstaten garanderen dat, in het geval van voortdurende of herhaalde overtredingen, de verjaringstermijn begint op de dat waarop de handeling of nalatigheid die een douaneovertreding vormt, is beëindigd.

3. De lidstaten garanderen dat de verjaringstermijn wordt gestuit door elke aan de betrokken persoon gemelde onderzoekshandeling of gerechtelijke procedure met betrekking tot dezelfde douaneovertreding. De verjaringstermijn begint op de dag dat de handeling is onderbroken.

4. De lidstaten garanderen dat de aanvang of voortzetting van de in de artikelen 3 tot en met 6 vermelde procedure met betrekking tot een douaneovertreding wordt uitgesloten na het verstrijken van de termijn van acht jaar vanaf de in lid 1 of 2 vermelde dag.

5. De lidstaten garanderen dat de verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging van een beslissing over het opleggen van een sanctie drie jaar bedraagt. Deze termijn begint op de dag waarop die beslissing definitief is.

6. De lidstaten stellen de gevallen vast waarvoor de in de leden 1, 4 en 5 vermelde verjaringstermijnen worden gestuit.

Artikel 14 - Opschorting van de procedures

1. De lidstaten garanderen dat de administratieve procedure met betrekking tot een in de artikelen 3 tot en met 6 vermelde douaneovertreding wordt opgeschort indien een strafrechtelijke procedure is ingeleid tegen dezelfde persoon in verband met dezelfde feiten.

2. De lidstaten garanderen dat de opgeschorte administratieve procedure met betrekking tot een in de artikelen 3 tot en met 6 vermelde douaneovertreding wordt stopgezet indien de in lid 1 vermelde strafrechtelijke procedure definitief is afgehandeld. In andere gevallen kan de opgeschorte administratieve procedure met betrekking tot een in de artikelen 3 tot en met 6 vermelde douaneovertreding worden hervat.

Artikel 15 - Jurisdictie

1. De lidstaten garanderen dat zij jurisdictie uitoefenen over de in de artikelen 3 tot en met 6 vermelde douaneovertredingen overeenkomstig de volgende criteria:

(a) de douaneovertreding is geheel of gedeeltelijk op het grondgebied van deze lidstaat begaan;

(b) de persoon die de douaneovertreding heeft begaan is een onderdaan van deze lidstaat;

(c) de goederen waarop de douaneovertreding betrekking heeft, bevinden zich op het grondgebied van deze lidstaat.

2. De lidstaten garanderen dat in het geval dat meer dan één lidstaat de jurisdictie opeist voor dezelfde douaneovertreding, de lidstaat waarin een strafrechtprocedure tegen dezelfde persoon in verband met dezelfde feiten aanhangig is, de jurisdictie uitoefent. Indien de jurisdictie op grond van de eerste alinea niet kan worden vastgesteld, garanderen de lidstaten dat de lidstaat waarin de bevoegde autoriteit als eerste de procedure start met betrekking tot de douaneovertreding tegen dezelfde persoon in verband met dezelfde feiten, de jurisdictie uitoefent.

Artikel 16 - Samenwerking tussen de lidstaten

De lidstaten werken samen en wisselen inlichtingen uit die nodig zijn voor de procedure met betrekking tot een handeling of nalatigheid die een in de artikelen 3 tot en met 6 vermelde douaneovertreding vormt, in het bijzonder in het geval waarin meer dan een lidstaat een procedure is begonnen tegen dezelfde persoon in verband met dezelfde feiten.

Artikel 17 - Inbeslagneming

De lidstaten garanderen dat de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid hebben goederen, transportmiddelen of andere instrumenten tijdelijk in beslag te nemen die bij het plegen van de in de artikelen 3 tot en met 6 vermelde douaneovertredingen zijn gebruikt.

Artikel 18 - Verslaglegging door de Commissie en toetsing

De Commissie dient uiterlijk op [1 mei 2019] een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van deze richtlijn en de mate waarin de lidstaten de nodige maatregelen hebben genomen om aan deze richtlijn te voldoen.

Artikel 19 - Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [1 mei 2017] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 20 - Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 21 - Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.