Artikelen bij COM(2023)769 - Welzijn van honden en katten en hun traceerbaarheid - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)769 - Welzijn van honden en katten en hun traceerbaarheid. |
---|---|
document | COM(2023)769 ![]() ![]() |
datum | 7 december 2023 |
HOOFDSTUK I
ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Inhoudsopgave
- Artikel 1 - Onderwerp
- Artikel 2 - Toepassingsgebied
- Artikel 3 - Definities
- Artikel 4 - Vrijstellingen van de in dit hoofdstuk vastgestelde verplichtingen
- Artikel 5 - Algemene welzijnsbeginselen
- Artikel 6 - Voorschriften inzake het algemene welzijn van honden en katten
- Artikel 7 - Verplichting tot kennisgeving van het fokken of houden van honden en katten in inrichtingen
- Artikel 8 - Verplichting om informatie te verstrekken over verantwoord eigenaarschap
- Artikel 9 - Competenties van dierenverzorgers op het gebied van dierenwelzijn
- Artikel 10 - Bezoeken in het kader van dierenwelzijn
- Artikel 11 - Voederen en drenken
- Artikel 12 - Huisvesting
- Artikel 13 - Gezondheid
- Artikel 14 - Gedragsbehoeften
- Artikel 15 - Pijnlijke praktijken
- Artikel 16 - Erkenning van fokbedrijven
- Artikel 17 - Identificatie en registratie van honden en katten
- Artikel 18 - Opleiding
- Artikel 19 - Databanken van honden en katten
- Artikel 20 - Verzameling van gegevens over dierenwelzijn en verslaglegging
- Artikel 21 - Binnenkomst in de Unie van honden en katten
- Artikel 22 - Wijziging van de bijlagen
- Artikel 23 - Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
- Artikel 24 - Comitéprocedure
- Artikel 25 - Strengere nationale maatregelen
- Artikel 26 - Verslaglegging en evaluatie
- Artikel 27 - Sancties
- Artikel 28 - Inwerkingtreding en toepassing
Artikel 1 - Onderwerp
a) het welzijn van honden en katten die in inrichtingen worden gefokt of gehouden of in de Unie in de handel worden gebracht;
b) de traceerbaarheid van honden en katten die in de Unie in de handel worden gebracht of in de Unie worden geleverd.
Artikel 2 - Toepassingsgebied
2. Deze verordening is niet van toepassing op het fokken, houden, in de handel brengen of leveren van voor wetenschappelijke doeleinden bestemde honden of katten.
Artikel 3 - Definities
1. “hond”: een dier van de soort Canis lupus familiaris;
2. “kat”: een dier van de soort Felis silvestris catus;
3. “welzijn van honden en katten”: de lichamelijke en geestelijke toestand van een hond of kat in verhouding tot de omstandigheden waarin de hond of kat is geboren, leeft en sterft;
4. “houden”: elke activiteit waarbij een dier in een inrichting wordt vastgehouden of behandeld;
5. “in de handel brengen”: het houden van honden en katten met het oog op de verkoop, het te koop aanbieden, de distributie of enige andere vorm van overdracht van eigendom of verantwoordelijkheid voor het dier, die tegen vergoeding of ten minste terugbetaling van de gemaakte kosten, met inbegrip van de kosten voor reclame voor dieren voor bovengenoemde doeleinden, plaatsvindt;
6. “leveren”: de overdracht van eigendom van of verantwoordelijkheid voor honden of katten, ongeacht op welke wijze of in welke vorm, al dan niet tegen vergoeding, met uitzondering van incidentele leveringen van honden of katten door natuurlijke personen op een andere wijze dan via de bemiddeling van een onlineplatform;
7. “onlineplatform”: een onlineplatform, zoals gedefinieerd in artikel 3, punt i), van Verordening (EU) 2022/2065, dat optreedt als tussenpersoon bij het in de handel brengen of leveren van honden en katten;
8. “publicatie”: het op een onlineplatform aanbieden van een hond of kat;
9. “teef”: een vrouwelijke hond vanaf het moment dat zij voor het eerst wordt gedekt of geïnsemineerd tot het spenen van het laatste nest dat zij tijdens haar leven voortbrengt;
10. “fokpoes”: een vrouwelijke kat vanaf het moment dat zij voor het eerst wordt gedekt of geïnsemineerd tot het spenen van het laatste nest dat zij tijdens haar leven voortbrengt;
11. “inrichtingen”: fokbedrijven, dierenasielen en dierenwinkels;
12. “fokbedrijven”: alle ruimten of structuren waar honden en katten voor reproductiedoeleinden worden gehouden met als doel hun nakomelingen in de handel te brengen, waaronder in huishoudens;
13. “dierenwinkels”: alle ruimten of structuren waar honden en katten worden gehouden om als gezelschapsdier te worden verkocht, zonder daar te zijn geboren;
14. “dierenasielen”: alle ruimten of structuren, met uitzondering van huishoudens, die door een natuurlijke of rechtspersoon worden beheerd en waar ongewenste, achtergelaten, voorheen zwervende, verloren of in beslag genomen honden en katten worden gehouden met het oog op levering, al dan niet tegen vergoeding;
15. “exploitant”: een natuurlijke of rechtspersoon, met uitzondering van natuurlijke of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor asielen, die honden en katten die onder zijn of haar toezicht staan, fokt, houdt, verhandelt of in de handel brengt, ook voor een beperkte periode;
16. “leverancier”: een natuurlijke of rechtspersoon die een hond of kat levert, met inbegrip van natuurlijke of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor asielen;
17. “bevoegde autoriteiten”: bevoegde autoriteiten zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 3, van Verordening (EU) 2017/625;
18. “fokstrategie”: een reeks systematische verrichtingen, waaronder het registreren, selecteren, fokken en uitwisselen van fokhonden- en -katten en levende producten daarvan, opgezet en uitgevoerd met het oog op de instandhouding of de verbetering van gewenste fenotypische en/of genotypische eigenschappen bij de beoogde fokpopulatie;
19. “verminking”: een ingreep, met inbegrip van een chirurgische ingreep, die wordt uitgevoerd om andere redenen dan therapeutische of diagnostische doeleinden, die leidt tot letsel aan of verlies van een gevoelig deel van het lichaam of tot wijziging van de botstructuur;
20. “lijden”: een onaangename, ongewenste lichamelijke of geestelijke toestand als gevolg van het feit dat een dier aan schadelijke prikkels wordt blootgesteld of geen belangrijke positieve prikkels ervaart;
21. “huisvesting”: gebouwen of afgebakende buitenruimte in inrichtingen waar honden en katten worden gehouden;
22. “kennel”: een fysieke structuur met een of meer individuele leefruimten voor honden;
23. “kattenpension”: een fysieke structuur die een of meer individuele leefruimten voor katten omvat;
24. “dierenverzorger”: een persoon die zorgt voor de honden en katten die in een inrichting worden gefokt of gehouden;
25. “verrijking”: materiaal of structuur in de omgeving van het dier met kenmerken op het gebied van bezigheid of voeding, waarmee nieuwsgierigheid, door eetlust gemotiveerd gedrag en lichamelijke motivatie kan worden gestimuleerd en bevredigd;
26. “vastbinden”: het vastmaken van een dier aan een ankerpunt om het in een gewenste zone te houden;
27. “container”: een krat, bak, houder of andere stijve constructie die wordt gebruikt om honden en katten in op te sluiten;
28. “gezelschapsdier”: een hond of kat die bestemd is om in een huishouden voor persoonlijk plezier en als gezelschap te worden gehouden;
29. “verantwoord eigenaarschap”: de verbintenis van een honden- of katteneigenaar of toekomstige honden- of katteneigenaar om verschillende taken uit te voeren die erop zijn gericht om aan de gedrags-, omgevings- en lichamelijke behoeften van de hond of kat te voldoen en om risico’s die de hond of kat voor de gemeenschap, andere dieren of het milieu kan veroorzaken, te voorkomen.
HOOFDSTUK II
VERPLICHTINGEN VOOR EXPLOITANTEN VAN INRICHTINGEN
Artikel 4 - Vrijstellingen van de in dit hoofdstuk vastgestelde verplichtingen
–vermeerderingsbedrijven die maximaal drie teven of fokpoezen houden, en die in totaal twee of minder nesten per inrichting en per kalenderjaar produceren;
–dierenwinkels waar te allen tijde maximaal drie honden of maximaal zes katten worden gehouden;
–asielen waar te allen tijde maximaal tien honden of maximaal twintig katten worden gehouden.
Artikel 5 - Algemene welzijnsbeginselen
a) Honden en katten krijgen water en voeder van een kwaliteit en in een hoeveelheid waarmee zij een goede voedings- en hydratatietoestand kunnen bereiken.
b) Honden en katten worden in een goede fysieke omgeving gehouden die comfortabel is, met name wat betreft ruimte, temperatuur en mogelijkheid tot bewegen.
c) Honden en katten worden veilig, schoon en in goede gezondheid gehouden door ziekten, functionele beperkingen, verwondingen en pijn, met name als gevolg van beheer, behandeling of verminking, te voorkomen.
d) Honden en katten worden gehouden in een omgeving waarin zij sociaal niet-schadelijk gedrag en soortspecifiek gedrag kunnen vertonen en positieve relaties met mensen kunnen hebben.
e) Honden en katten worden zodanig gehouden dat hun geestelijke toestand zo optimaal mogelijk is door negatieve ervaringen te voorkomen of het aantal, de duur en de intensiteit ervan te beperken, en door de mogelijkheden voor het hebben van positieve ervaringen qua aantal, duur en intensiteit op de verschillende in de punten a) tot en met d) genoemde domeinen te maximaliseren.
Artikel 6 - Voorschriften inzake het algemene welzijn van honden en katten
2. Exploitanten en natuurlijke of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor asielen, zorgen ervoor dat honden en katten worden behandeld door een passend aantal dierenverzorgers die over de krachtens artikel 9 vereiste vaardigheden en competenties beschikken.
3. Exploitanten van fokbedrijven zorgen ervoor dat fokstrategieën niet leiden tot het ontstaan van genotypen en fenotypen met schadelijke gevolgen voor het welzijn van honden en katten of van hun nakomelingen.
Bij het beheer van de voortplanting van honden en katten door exploitanten is het paren van ouders met nakomelingen of van grootouders met kleinkinderen verboden.
Dit lid vormt geen beletsel voor het selecteren en het fokken van brachycefale honden en katten, mits met de selectie- of fokprogramma’s de negatieve gevolgen van brachycefale kenmerken voor het welzijn tot een minimum worden beperkt.
4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van dit artikel wat betreft de specifieke criteria waaraan exploitanten moeten voldoen bij het uitstippelen van fokstrategieën om aan de vereisten van lid 3 te voldoen, rekening houdend met de wetenschappelijke adviezen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en met de sociale, economische en milieueffecten.
Artikel 7 - Verplichting tot kennisgeving van het fokken of houden van honden en katten in inrichtingen
a) de identiteit, de naam en het adres van de exploitant;
b) de locatie van de inrichting;
c) het soort inrichting: fokbedrijf, dierenwinkel of asiel;
d) in voorkomend geval, de soort en het ras van de in de inrichting gehouden dieren;
e) het maximumaantal dieren dat in de inrichting kan worden gehouden.
Artikel 8 - Verplichting om informatie te verstrekken over verantwoord eigenaarschap
2. Wanneer er online reclame voor het leveren van honden en katten wordt gemaakt, moet de publicatie in duidelijk zichtbare en vetgedrukte letters de volgende waarschuwing bevatten:
“Een dier is geen speelgoed. Een besluit tot het kopen of adopteren van een dier zal uw leven veranderen. U bent als eigenaar van een dier verplicht om ervoor te zorgen dat er te allen tijde aan alle behoeften van het dier op het gebied van gezondheid en welzijn wordt voldaan.”
Artikel 9 - Competenties van dierenverzorgers op het gebied van dierenwelzijn
a) inzicht in hun biologische gedrag en hun fysiologische en ethologische behoeften;
b) het vermogen om hun uitingen, met inbegrip van tekenen van lijden, te herkennen en te bepalen welke passende risicobeperkende maatregelen in dergelijke gevallen moeten worden genomen;
c) het vermogen om goede praktijken op het gebied van het beheer van dieren toe te passen, de apparatuur te gebruiken en te onderhouden die wordt gebruikt voor de soorten die zij verzorgen en eventuele risico’s voor het welzijn van de dieren tot een minimum te beperken;
d) kennis van hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening.
2. De in lid 1 bedoelde competenties kunnen worden verworven door middel van onderwijs, opleiding of beroepservaring. Onderwijs, opleiding en beroepservaring worden gedocumenteerd.
3. De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen minimumeisen vaststellen met betrekking tot de inhoud van het onderwijs, de opleiding of beroepservaring die in lid 2 wordt bedoeld. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 24 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 10 - Bezoeken in het kader van dierenwelzijn
a) zorgen ervoor dat de inrichtingen die onder hun verantwoordelijkheid vallen, ten minste eenmaal per jaar door een dierenarts worden bezocht, zodat deze de exploitant of de natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het asiel, kan adviseren over maatregelen om eventuele risicofactoren voor het dierenwelzijn aan te pakken;
b) registreren de bevindingen van het bezoek van de in punt a) bedoelde dierenarts en hun follow-upmaatregelen en bewaren deze gegevens ten minste zes jaar, en stellen ze op verzoek ter beschikking van de bevoegde autoriteiten.
2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen om dit artikel aan te vullen met minimumcriteria die tijdens bezoeken in het kader van dierenwelzijn moeten worden beoordeeld.
Artikel 11 - Voederen en drenken
2. Exploitanten en natuurlijke of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor asielen zorgen ervoor dat honden en katten naar behoren worden gevoederd en gedrenkt door te voorzien in:
a) drinkwater, naar behoefte;
b) voldoende voeder van voldoende kwaliteit om aan de fysiologische, voedings- en metabole behoeften en de verzadiging van honden en katten te voldoen, in het kader van een dieet dat is aangepast aan de leeftijd, het ras, de categorie, het activiteitsniveau en de gezondheidstoestand van de honden en katten;
c) voeder dat vrij is van stoffen die lijden kunnen veroorzaken;
d) voeder op zodanige wijze dat abrupte veranderingen worden voorkomen en een goede werking van het maag-darmkanaal wordt gegarandeerd, met name tijdens het spenen.
3. Exploitanten en natuurlijke of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor asielen, zorgen ervoor dat voeder- en drinkvoorzieningen zodanig worden gebouwd en geïnstalleerd dat:
a) zij alle honden en katten gelijke toegang bieden, zodat de dieren onderling zo min mogelijk hoeven te concurreren en strijdlustig gedrag wordt vermeden, met name wanneer honden en katten niet naar behoefte toegang hebben tot voeder;
b) morsen tot een minimum wordt beperkt en verontreiniging van voeder en water met schadelijke stoffen wordt voorkomen;
c) verwondingen, verdrinking of andere negatieve gevolgen voor honden en katten worden voorkomen;
d) zij gemakkelijk kunnen worden gereinigd en ontsmet om ziekten te voorkomen.
Artikel 12 - Huisvesting
2. Exploitanten en natuurlijke of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor asielen, zorgen ervoor dat:
a) de inrichtingen waar dieren worden gehouden en de daarin gebruikte apparatuur geschikt zijn voor het aantal en de soorten honden en katten die in deze inrichtingen worden gehouden, en dat de inrichtingen de noodzakelijke toegang tot alle honden en katten bieden en een grondige inspectie van alle honden en katten mogelijk maken;
b) alle bouwonderdelen van de inrichting, met inbegrip van vloeren, daken en ruimteverdelers, alsmede de voor honden en katten gebruikte uitrusting, naar behoren worden gebouwd en onderhouden, en gemakkelijk kunnen worden gereinigd en ontsmet om ervoor te zorgen dat zij geen risico’s voor het welzijn van de dieren veroorzaken;
c) wanneer dieren in fokbedrijven of dierenwinkels worden gehouden, de luchtcirculatie, het stofgehalte, de temperatuur, relatieve luchtvochtigheid en gasconcentraties beperkt blijven tot een niveau dat niet schadelijk is voor honden en katten en dat er voldoende ventilatie is om oververhitting te voorkomen en, indien nodig, in combinatie met verwarmingssystemen, overmatig vocht te verwijderen;
d) honden en katten over voldoende ruimte beschikken om zich vrij te kunnen bewegen en om naar behoefte soortspecifiek gedrag te vertonen, er voldoende ruimte is voor verrijkingsmateriaal en -structuren, dieren de mogelijkheid hebben om te socialiseren en zich terug te trekken, en dat er schone rustplaatsen zijn;
e) honden en katten die buiten worden gehouden, worden beschermd tegen negatieve weersomstandigheden, waaronder hittestress, verbranding door de zon en bevriezingsverschijnselen.
3. Het is verboden honden of katten in containers te houden.
Containers mogen alleen worden gebruikt voor het vervoer en de tijdelijke isolatie van individuele honden en katten, mits stress als gevolg van extreme temperaturen wordt vermeden.
4. Het is verboden honden uitsluitend binnen te houden. Honden die binnen worden gehouden, moeten dagelijks toegang hebben tot een buitenruimte waar zij kunnen bewegen en socialiseren. Wanneer honden in kennels worden gehouden, moeten exploitanten bovendien individuele leefruimten ontwerpen en bouwen zodat de honden vrije toegang hebben tot een afgesloten buitenruimte en een binnenruimte of een individueel onderkomen.
5. Wanneer katten in kattenpensions worden gehouden, moeten exploitanten individuele leefruimten zodanig ontwerpen en bouwen dat de katten zich vrij kunnen bewegen en hun natuurlijke gedrag kunnen vertonen.
6. Exploitanten zorgen ervoor dat er in de binnenruimten waar de honden of katten worden gehouden, een voor deze dieren geschikte thermisch neutrale zone wordt gehandhaafd.
7. Exploitanten zorgen ervoor dat honden en katten te allen tijde toegang hebben tot daglicht. Indien de klimatologische omstandigheden en de geografische ligging van een lidstaat dit vereisen, zorgen exploitanten voor kunstmatige verlichting.
8. Dit artikel is van toepassing met ingang van [5 years from the date of entry into force of this Regulation].
Artikel 13 - Gezondheid
2. Exploitanten en natuurlijke of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor asielen, zorgen ervoor dat:
a) honden en katten die onder hun verantwoordelijkheid vallen, ten minste eenmaal per dag door dierenverzorgers worden geïnspecteerd;
b) honden of katten die tekenen van ziekte, letsel of anderszins geschaad welzijn vertonen, zo nodig onverwijld worden afgezonderd, in voorkomend geval door een dierenarts worden behandeld en daar worden gehouden totdat zij volledig zijn hersteld of anders onverwijld worden geëuthanaseerd;
c) een hond of kat alleen door een dierenarts wordt geëuthanaseerd;
d) er maatregelen worden genomen, met inbegrip van het toedienen van diergeneesmiddelen, om uitwendige en inwendige parasieten te voorkomen en te bestrijden, met inbegrip van preventieve diergeneeskundige behandelingen ter voorkoming van veelvoorkomende ziekten waaraan honden of katten waarschijnlijk zullen worden blootgesteld, rekening houdend met de epidemiologische situatie;
e) verrijkingsmateriaal geen risico van verwondingen, biologische of chemische verontreiniging of eventuele andere gezondheidsrisico’s oplevert.
3. Exploitanten zorgen ervoor dat:
a) er alleen met teven en fokpoezen wordt gefokt als zij een minimumleeftijd hebben overeenkomstig bijlage I, punten 3.1 en 3.2, hun botten volgroeid zijn en zij vrij zijn van ziekten of lichamelijke aandoeningen die negatieve gevolgen kunnen hebben voor hun zwangerschap en welzijn;
b) de zwangerschappen van teven en fokpoezen waarbij een nest wordt voortgebracht, hebben een maximale frequentie;
c) zogende fokpoezen mogen niet worden gedekt of geïnsemineerd;
d) teven van acht jaar of ouder en fokpoezen van zes jaar of ouder moeten, alvorens voor de fokkerij te worden gebruikt, lichamelijk worden onderzocht door een dierenarts, die schriftelijk moet bevestigen dat hun zwangerschap geen enkel risico inhoudt voor hun welzijn, met inbegrip van hun gezondheid;
e) volwassen vrouwelijke honden en katten die niet langer voor de voortplanting worden gebruikt, ook niet als gevolg van de bepalingen van deze verordening, worden niet gedood of achtergelaten. Exploitanten blijven het welzijn van die dieren overeenkomstig deze verordening waarborgen.
De exploitant bewaart de in punt d) bedoelde schriftelijke bevestiging gedurende een periode van ten minste drie jaar na de dood van de teef of de fokpoes.
4. Dit artikel is van toepassing met ingang van [5 years from the date of entry into force of this Regulation].
Artikel 14 - Gedragsbehoeften
2. Het is verboden honden en katten te houden in ruimten waar hun natuurlijke bewegingen worden beperkt, behalve voor het uitvoeren van de volgende procedures of behandelingen:
a) lichamelijke onderzoeken, met inbegrip van identificatie van de dieren;
b) het merken van dieren met het oog op identificatie;
c) het nemen van monsters en het toedienen van vaccinaties;
d) procedures met het oog op hygiëne, gezondheid of voortplanting;
e) medische behandeling.
3. Het is verboden om dieren gedurende meer dan één uur in de gebouwen van de inrichting vast te binden, behalve voor de duur van een medische behandeling.
4. Exploitanten en natuurlijke of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor asielen, zorgen voor omstandigheden waarin dieren sociaal niet-schadelijk gedrag en soortspecifiek gedrag kunnen vertonen en positieve gevoelens kunnen ervaren.
5. Exploitanten van fokbedrijven zorgen voor een passende strategie om dieren te socialiseren met mensen en, waar mogelijk, met andere dieren.
Artikel 15 - Pijnlijke praktijken
2. Het steriliseren van mannelijke en vrouwelijke dieren is alleen toegestaan indien dit onder verdoving en met langdurige pijnstilling door een dierenarts wordt uitgevoerd.
3. De volgende behandelingen zijn verboden:
a) het continu vastbinden van lichaamsdelen;
b) het schoppen, slaan, meeslepen, gooien en knijpen van dieren;
c) het blootstellen van honden en katten aan elektrische stroom;
d) langdurig gebruik van muilkorven, tenzij dit noodzakelijk is om gezondheids- of welzijnsredenen; in dat geval wordt de duur beperkt tot de minimaal noodzakelijke periode;
e) het optillen van honden of katten aan de ledematen, de kop, de staart en het haar.
Artikel 16 - Erkenning van fokbedrijven
2. De bevoegde autoriteit verleent een certificaat van erkenning aan een fokbedrijf, mits bij een voorafgaande inspectie ter plaatse is bevestigd dat de inrichting aan de voorschriften van deze verordening voldoet.
3. De bevoegde autoriteiten houden een lijst bij van de erkende fokbedrijven en maken deze openbaar.
HOOFDSTUK III
IDENTIFICATIE EN REGISTRATIE VAN HONDEN EN KATTEN
Artikel 17 - Identificatie en registratie van honden en katten
2. Met ingang van [3 years from the date of entry into force] worden de overeenkomstig lid 1 geïdentificeerde honden en katten door de dierenarts, of door een assistent onder verantwoordelijkheid van de dierenarts, geregistreerd in een nationale databank als bedoeld in artikel 19. Voor honden en katten die in fokbedrijven worden gehouden, wordt de registratie gedaan op naam van de eigenaar van het fokbedrijf dat verantwoordelijk is voor de hond of kat. Voor honden en katten die in asielen worden gehouden, wordt de registratie gedaan op naam van de persoon die verantwoordelijk is voor het asiel. Voor natuurlijke personen die voornemens zijn een hond of kat in de Unie te leveren, wordt de registratie gedaan op naam van die persoon. Elke latere eigenaar van of verantwoordelijke voor de hond of kat zorgt ervoor dat de verandering van eigenaar of verantwoordelijkheid wordt geregistreerd in de in artikel 19 bedoelde databank.
3. Met ingang van [3 years from the date of entry into force] verstrekt de leverancier, alvorens een hond of kat in de Unie te leveren, aan de verkrijger van het dier:
a) bewijs van de identificatie en registratie van het dier overeenkomstig de leden 1 en 2;
b) de volgende informatie over de hond of kat:
i) soort;
ii) geslacht;
iii) datum en land van geboorte, en
iv) waar nodig, ras.
De verkrijgers moeten de authenticiteit van de identificatie en registratie van dieren die via het in lid 7 bedoelde systeem worden geleverd, kunnen verifiëren.
4. Met ingang van [5 years from the date of entry into force], zorgen aanbieders van onlineplatforms ervoor dat hun online-interface zodanig is ontworpen en georganiseerd dat leveranciers van honden en katten hun verplichtingen uit hoofde van lid 3 kunnen nakomen, in overeenstemming met artikel 31 van Verordening (EU) 2022/2065, en informeren zij afnemers op zichtbare wijze over de mogelijkheid om de identificatie en registratie van het dier via een weblink naar het in lid 6 bedoelde systeem te verifiëren.
De leverancier van honden en katten is als enige verantwoordelijk voor de nauwkeurigheid van de informatie die via de interface van het onlineplatform wordt verstrekt. Niets in dit lid mag worden uitgelegd als een algemene verplichting tot monitoring voor de aanbieder van het onlineplatform in de zin van artikel 8 van Verordening (EU) 2022/2065.
5. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot nadere bepaling van de informatie die leveranciers moeten verstrekken als bewijs van de identificatie en registratie van het dier overeenkomstig lid 3, punt a), zowel in gevallen waarin honden en katten via onlineplatforms worden aangeboden als via andere wegen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 24 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
6. Met ingang van [3 years from the date of entry into force] zorgt de Commissie ervoor dat er een systeem voor geautomatiseerde controles van de authenticiteit van de identificatie en registratie van de geleverde honden of katten, met gebruikmaking van de in artikel 19 bedoelde databank, kosteloos openbaar beschikbaar is. De Commissie kan de ontwikkeling, het onderhoud en de exploitatie van dit systeem toevertrouwen aan een onafhankelijke entiteit. Het systeem voldoet aan de volgende criteria:
–een betrouwbare verificatie van de authenticiteit van de identificatie en registratie van de hond of kat met gebruikmaking van de in artikel 19 bedoelde nationale databanken;
–naleving van gegevensbescherming overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 60 en Verordening (EU) 2016/679 61 .
7. Uiterlijk [3 years from the date of entry into force] stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast waarin de volgende aspecten van het in lid 6 bedoelde systeem worden gespecificeerd:
–de belangrijkste functies van het systeem;
–de technische, elektronische en cryptografische eisen voor het systeem.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 24 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
HOOFDSTUK IV
BEVOEGDE AUTORITEITEN
Artikel 18 - Opleiding
a) het garanderen van beschikbare opleidingen voor dierenverzorgers;
b) het goedkeuren van de inhoud van de in punt a) bedoelde opleidingen.
Artikel 19 - Databanken van honden en katten
2. Met ingang van [5 years from date of entry into force of this Regulation] zorgen de lidstaten ervoor dat hun databanken als bedoeld in lid 1 interoperabel zijn met dezelfde databanken van andere lidstaten, zodat de identificatie van een hond of kat in de hele Unie kan worden geauthenticeerd en getraceerd.
3. Uiterlijk op [the date of application] stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen voorschriften vast voor de in lid 1 bedoelde databanken met betrekking tot:
a) de inhoud ervan;
b) de interoperabiliteit ervan tussen de lidstaten;
c) de functionaliteit ervan voor het leveren van bewijs van de identificatie en registratie van een hond of kat, als bedoeld in artikel 17, lid 3, punt a);
d) het register waarin de lidstaten hun databanken zullen opgeven, en de parameters die nodig zijn om die databanken met elkaar te verbinden overeenkomstig de in punt b) vastgestelde bepalingen;
e) de toegang die moet worden verleend tot het in artikel 17, lid 6, bedoelde systeem om de authenticiteit van de identificatie en registratie van honden en katten te bevestigen;
f) bepalingen inzake gegevensbescherming overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EU) 2018/1725 en Verordening (EU)2016/679.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 24 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 20 - Verzameling van gegevens over dierenwelzijn en verslaglegging
2. De bevoegde autoriteiten stellen vanaf [6 years from the date of entry into force] om de drie jaar uiterlijk op 31 augustus een verslag op, in machineleesbare vorm, over de in lid 1 bedoelde gegevens, waarin de in het voorgaande jaar verzamelde gegevens worden samengevat, en dienen dit verslag in bij de Commissie.
3. Door middel van uitvoeringshandelingen kan de Commissie een geharmoniseerde methode vaststellen voor het verzamelen van de in lid 1 bedoelde gegevens en het model vaststellen voor het in lid 2 bedoelde verslag. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 24 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
HOOFDSTUK V
BINNENKOMST IN DE UNIE VAN HONDEN EN KATTEN
Artikel 21 - Binnenkomst in de Unie van honden en katten
a) hoofdstuk II van deze verordening;
b) voorwaarden die door de Unie worden erkend als gelijkwaardig aan die welke in deze verordening zijn vastgesteld; of
c) in voorkomend geval, de voorschriften van een specifieke overeenkomst tussen de Unie en het land van uitvoer.
2. Met ingang van [5 years from date of entry into force of this Regulation] mogen honden en katten alleen in de Unie worden binnengebracht om in de handel te worden gebracht of te worden geleverd, mits zij afkomstig zijn uit een derde land of gebied en uit een inrichting die overeenkomstig de artikelen 126 en 127 van Verordening (EU) 2017/625 in een lijst is opgenomen.
3. Met ingang van [date of entry into force of this Regulation + 5 years] bevat het officiële certificaat dat honden en katten vergezelt die vanuit derde landen en gebieden de Unie binnenkomen een verklaring waaruit blijkt dat aan lid 1 is voldaan en waarin wordt bevestigd dat de honden en katten afkomstig zijn van een inrichting die overeenkomstig lid 2 in een lijst is opgenomen.
4. Onverminderd artikel 10, lid 1, punt a), van Verordening (EU) nr. 576/2013 en artikel 74, lid 1, van Verordening (EU) 2020/692 62 worden honden en katten die de Unie binnenkomen, geïdentificeerd met een microchip als bedoeld in artikel 17, lid 1, die traceerbaarheid mogelijk maakt.
Indien de honden of katten die de Unie binnenkomen, nog niet zijn geregistreerd in een databank van een lidstaat, zoals bedoeld in artikel 19, lid 1, zorgt de eigenaar of de voor het dier verantwoordelijke persoon er na aankomst op de plaats van bestemming voor dat het dier binnen 48 uur na aankomst in een van de databanken van de lidstaten wordt geregistreerd.
5. De Commissie is bevoegd om door middel van uitvoeringshandelingen een procedure voor de erkenning door de Unie van gelijkwaardige voorwaarden, zoals bedoeld in lid 1, punt b), vast te stellen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 24 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
HOOFDSTUK VI
PROCEDURELE BEPALINGEN
Artikel 22 - Wijziging van de bijlagen
a) voederfrequenties en het speenproces;
b) temperatuurbereik;
c) verlichtingsparameters;
d) het ontwerp van kennels en kattenpensions;
e) het ontwerp van voeder- en drenkvoorzieningen;
f) beschikbare ruimte voor verschillende categorieën honden en katten;
g) de frequentie van zwangerschappen;
h) de minimumleeftijd van teven en fokpoezen voor de eerste keer fokken;
i) socialisatie, verrijking en andere maatregelen om tegemoet te komen aan de gedragsbehoeften van honden en katten;
j) voorschriften voor transponders die worden gebruikt voor het merken van honden en katten;
k) gegevens die moeten worden verzameld voor beleidsmonitoring en -evaluatie.
Aanvullingen van de voorschriften in de bijlagen worden gebaseerd op geactualiseerde wetenschappelijke of technische gegevens, met name met betrekking tot de specifieke voorwaarden die nodig zijn om het welzijn te waarborgen van de honden en katten die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen. In voorkomend geval voorzien die gedelegeerde handelingen in overgangsperioden die lang genoeg zijn om de getroffen exploitanten de mogelijkheid te bieden zich aan de nieuwe eisen aan te passen.
Artikel 23 - Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
2. De in artikel 6, lid 4, artikel 10, lid 2, en artikel 22 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [date of entry into force of this Regulation].
3. De in artikel 6, lid 4, artikel 10, lid 2, en artikel 22 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheidsdelegatie. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6. Een overeenkomstig artikel 6, lid 4, artikel 10, lid 2, en artikel 22 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 24 - Comitéprocedure
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
HOOFDSTUK VI
STRENGERE NATIONALE MAATREGELEN EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 25 - Strengere nationale maatregelen
2. Deze verordening belet niet dat de lidstaten strengere nationale maatregelen nemen met het oog op een uitgebreidere bescherming van het welzijn van honden en katten die in inrichtingen op het grondgebied van een lidstaat worden gehouden, met betrekking tot de volgende kwesties inzake dierenwelzijn:
a) huisvestingsomstandigheden;
b) verminkingen;
c) verrijking;
d) selectie- en fokprogramma’s, met inbegrip van de minimum- en maximumleeftijd voor het fokken.
De lidstaten stellen de Commissie van deze nationale voorschriften in kennis voordat zij worden goedgekeurd. De Commissie brengt de maatregelen ter kennis van de andere lidstaten.
3. De in lid 2 bedoelde maatregelen zijn alleen toegestaan mits zij niet onverenigbaar zijn met deze verordening en geen belemmering vormen voor de goede werking van de interne markt.
4. De lidstaten mogen het op hun grondgebied in de handel brengen van honden en katten die in een andere lidstaat worden gehouden, niet verbieden of belemmeren op grond van het feit dat de betrokken honden en katten niet overeenkomstig hun strengere nationale voorschriften inzake dierenwelzijn zijn gehouden.
Artikel 26 - Verslaglegging en evaluatie
2. Uiterlijk [15 years after the date of entry into force of this Regulation] voert de Commissie een evaluatie van deze verordening uit, met inbegrip van een beoordeling van een mogelijke maximumleeftijd voor het fokken van honden en katten, en dient zij een verslag over de belangrijkste bevindingen in bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.
3. Met het oog op de in de leden 1 en 2 bedoelde verslaglegging verstrekken de lidstaten de Commissie de informatie die nodig is voor het opstellen van die verslagen.
Artikel 27 - Sancties
De lidstaten stellen de Commissie van die voorschriften en maatregelen in kennis en stellen haar onverwijld in kennis van alle latere wijzigingen daarvan.
Artikel 28 - Inwerkingtreding en toepassing
Zij is van toepassing met ingang van [2 years after the date of entry into force of this Regulation], tenzij in deze verordening anders is bepaald.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.