Artikelen bij COM(2025)263 - Goedkeuring van het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van België

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 21.5.2025

COM(2025) 263 final


Aanbeveling voor een

AANBEVELING VAN DE RAAD

tot goedkeuring van het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van België


Aanbeveling voor een

AANBEVELING VAN DE RAAD

tot goedkeuring van het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van België

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121,

Gezien Verordening (EU) 2024/1263, en met name artikel 17,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

ALGEMENE OVERWEGINGEN

(1) Op 30 april 2024 is een hervormd EU-kader voor economische governance in werking getreden. Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en betreffende het multilaterale begrotingstoezicht 1 , de gewijzigde Verordening (EG) nr. 1467/97 betreffende de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten 2 , en de gewijzigde Richtlijn 2011/85/EU van de Raad betreffende de begrotingskaders van de lidstaten 3 vormen samen de kernelementen van het hervormde EU-kader voor economische governance. Het kader is gericht op het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsschuld en duurzame en inclusieve groei door middel van hervormingen en investeringen. Het bevordert de nationale verantwoordelijkheid en heeft een focus op de middellange termijn, in combinatie met een doeltreffende en coherente handhaving van de regels.

(2) De nationaal budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn die de lidstaten bij de Raad en de Commissie indienen, staan centraal in het nieuwe kader voor economische governance. De plannen zijn gericht op twee doelstellingen: i) ervoor zorgen dat de overheidsschuld aan het einde van de aanpassingsperiode een plausibel neerwaarts pad volgt of op een prudent niveau blijft, en dat het overheidstekort op de middellange termijn onder 3 % van het bbp wordt gebracht en gehouden, en ii) zorgen voor hervormingen en investeringen als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die in de context van het Europees Semester zijn vastgesteld, en werk gaat maken van de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie. Daartoe moet in elk plan een middellangetermijntoezegging voor een netto-uitgavenpad 4 worden opgenomen, waarbij voor de duur van het plan daadwerkelijk een budgettaire beperking van vier of vijf jaar wordt opgelegd (afhankelijk van de normale parlementaire zittingsperiode in een lidstaat). Daarnaast moet in het plan worden toegelicht hoe de lidstaat hervormingen en investeringen zal inzetten als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die in de context van het Europees Semester zijn vastgesteld, met name in de landspecifieke aanbevelingen (inclusief de aanbevelingen die relevant zijn voor de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden (PMO), indien van toepassing), en hoe de lidstaat werk gaat maken van de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie. De periode voor begrotingsaanpassing bestrijkt vier jaar en kan met maximaal drie jaar worden verlengd indien de lidstaat zich verbindt tot relevante hervormingen en investeringen die aan de criteria van Verordening (EU) 2024/1263 voldoen.

(3) Na de indiening van het plan moet de Commissie beoordelen of aan de voorwaarden van Verordening (EU) 2024/1263 is voldaan.

(4) Op aanbeveling van de Commissie moet de Raad vervolgens een aanbeveling goedkeuren waarin het netto-uitgavenpad van de betrokken lidstaat wordt vastgesteld, en, in voorkomend geval, de hervormings- en investeringstoezeggingen die de basis vormen van een verlenging van de aanpassingsperiode worden goedgekeurd.

OVERWEGINGEN BETREFFENDE HET NATIONAAL BUDGETTAIR-STRUCTURELE PLAN VOOR DE MIDDELLANGE TERMIJN VAN BELGIË

(5) Op 18 maart 2025 heeft België zijn nationaal budgettair-structurele plan voor de middellange termijn bij de Raad en de Commissie ingediend. De indiening vond plaats na een verlenging van de in artikel 36 van Verordening (EU) 2024/1263 vastgestelde termijn, zoals overeengekomen met de Commissie om België de gelegenheid te geven een plan te presenteren dat is gebaseerd op een solide beleidstoezegging van de nieuw beëdigde federale regering.

Proces voorafgaand aan de indiening van het plan

(6) Op 5 februari 2025 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2024/1263 het referentiepad 5 aan België toegezonden. De Commissie heeft het referentiepad op 19 maart 2025 bekendgemaakt 6 . Het referentiepad is op risico gebaseerd en zorgt ervoor dat de overheidsschuld tegen het eind van de begrotingsaanpassingsperiode en zonder verdere begrotingsmaatregelen na de aanpassingsperiode een plausibel neerwaarts pad volgt of op middellange termijn op een prudent niveau blijft, en dat het overheidstekort tijdens de aanpassingsperiode tot onder de 3 % van het bbp wordt teruggebracht en op middellange termijn onder die referentiewaarde blijft. De middellange termijn wordt gedefinieerd als de periode van tien jaar na het einde van de aanpassingsperiode. Overeenkomstig artikel 6, punt d), en de artikelen 7 en 8 van Verordening (EU) 2024/1263 is het referentiepad ook consistent met de tekortbenchmark, de schuldhoudbaarheidswaarborg en de waarborg voor de weerbaarheid van het tekort. 

Het referentiepad van België bepaalt dat op basis van de aannamen van de Commissie en uitgaande van een aanpassingsperiode van zeven jaar, de netto-uitgaven niet sneller mogen groeien dan de waarden in tabel 1. Dit komt overeen met een gemiddelde groei van de netto-uitgaven van 2,5 %, zowel gedurende de aanpassingsperiode (2025-2031) als gedurende de periode waarop het plan betrekking heeft (2025-2029).

Tabel 1: Referentiepad dat de Commissie op 5 februari 2025 aan België heeft verstrekt

2025202620272028202920302031Gemiddelde 2025-2029Gemiddelde 2025-2031
Maximale groei van de netto-uitgaven

(jaarlijks, %)
3,02,62,62,22,22,42,42,52,5

Bron: Berekeningen van de Commissie.

(7) Overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) 2024/1263 hebben België en de Commissie tussen december 2024 en maart 2025 een technische dialoog gevoerd. De dialoog was toegespitst op het door België beoogde netto-uitgavenpad en de onderliggende aannamen (met name de beoogde jaarlijkse begrotingsinspanning en de bbp-deflator voor 2025), de beoogde hervormings- en investeringstoezeggingen die aan een verlenging van de aanpassingsperiode ten grondslag liggen, met inbegrip van pensioenen, belasting- en arbeidsmarkthervormingen, en de beoogde uitvoering van hervormingen en investeringen als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die zijn vastgesteld in het kader van het Europees Semester en de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie op het gebied van een rechtvaardige en groene digitale transitie, sociale en economische veerkracht, energiezekerheid en de opbouw van defensievermogens.

(8) In het plan wordt geen melding gemaakt van een raadplegingsproces met betrokken nationale belanghebbenden, met inbegrip van de sociale partners, voorafgaand aan de indiening.

Andere gerelateerde processen

(9) De Raad heeft op 26 juli 2024 vastgesteld dat er in België een buitensporig tekort bestond wegens niet-naleving van het tekortcriterium 7 .

(10) Op 21 januari 2025 heeft de Raad een aanbeveling goedgekeurd krachtens artikel 126, lid 7, VWEU om een einde te maken aan de buitensporigtekortsituatie in België 8 . Zonder een door de Raad goedgekeurd nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn weerspiegelde het aanbevolen correctief netto-uitgavenpad de voor het referentiepad gebruikte methode, met een begrotingsaanpassing van vier jaar en op basis van de beschikbare gegevens. Voorts heeft de Raad 30 april 2025 als uiterste termijn voor België vastgesteld om effectief gevolg te geven aan zijn aanbevelingen en de nodige maatregelen te presenteren, samen met zijn jaarlijkse voortgangsverslag 2025, die overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) 2024/1263 bij de Commissie moeten worden ingediend. In de aanbeveling op grond van artikel 126, lid 7, van 21 januari 2025 heeft de Raad aangegeven (overweging 16) dat de Raad, na indiening van het nationaal budgettair-structurele plan voor de middellange termijn door België, de beoordeling ervan door de Commissie en de goedkeuring ervan door de Raad, een nieuw correctief netto-uitgavenpad kan aanbevelen. 

Op [8 juli 2025] heeft de Raad, samen met deze aanbeveling tot goedkeuring van het nationaal budgettair-structurele plan voor de middellange termijn, op aanbeveling van de Commissie, een herziene aanbeveling van de Raad op grond van artikel 126, lid 7, VWEU [goedgekeurd] om een einde te maken aan de situatie van het buitensporig overheidstekort in België. De goedkeuring van die twee aanbevelingen, die is afgestemd op en wordt gerechtvaardigd door de overgang naar het nieuwe kader voor economische governance, zorgt voor consistentie tussen de aanbevolen aanpassingspaden.

(11) België heeft op 30 april 2025 zijn ontwerpbegrotingsplan voor 2025 ingediend. De Commissie heeft op [4 juni 2025] een advies over dit ontwerpbegrotingsplan [aangenomen] 9 .

(12) Op 30 april 2025 heeft België overeenkomstig artikel 26, lid 1, van Verordening (EU) 2024/1263 verzocht om activering van de nationale ontsnappingsclausule om hogere defensie-uitgaven mogelijk te maken.

(13) De Raad heeft op 21 oktober 2024 in het kader van het Europees Semester landspecifieke aanbevelingen tot België gericht 10 .

SAMENVATTING VAN HET PLAN EN BEOORDELING DOOR DE COMMISSIE

(14) Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) 2024/1263 heeft de Commissie het plan op onderstaande wijze beoordeeld.

Macro-economische en budgettaire situatie en vooruitzichten

(15) De economische activiteit in België is in 2024 met 1,0 % toegenomen, hoofdzakelijk door sterke particuliere consumptie. Volgens de voorjaarsprognose 2025 van de Europese Commissie zal de groei van de economische bedrijvigheid naar verwachting vertragen tot 0,8 % in 2025, onder invloed van een gematigde binnenlandse vraag en een afnemende uitvoer. In 2026 zal het reële bbp naar verwachting met 0,9 % toenemen, aangezien de investeringen naar verwachting zullen versnellen en de uitvoer zal toenemen dankzij de verwachte verbetering van de externe omstandigheden. Gedurende de prognoseperiode (d.w.z. 2025-2026) zal het potentiële bbp in België naar verwachting vertragen, van 1,7 % in 2024 tot 1,3 % in 2026, als gevolg van de afzwakking van de bijdrage van arbeid aan de potentiële groei. Het werkloosheidspercentage bedroeg in 2024 5,7 % en ontwikkelt zich volgens de Commissie tot 6,1 % in 2025 en 5,8 % in 2026. De inflatie (bbp-deflator) zal naar verwachting stijgen van 1,9 % in 2024 tot 2,8 % in 2025 om uit te komen op 2,1 % in 2026.

(16) Wat de begrotingsontwikkelingen betreft, steeg het overheidstekort van België in 2024 tot 4,5 % van het bbp. Volgens de voorjaarsprognose 2025 van de Europese Commissie zal het tekort in 2025 naar verwachting 5,4 % van het bbp bereiken en, bij ongewijzigd beleid, stijgen tot 5,5 % in 2026. De voorjaarsprognose 2025 van de Europese Commissie omvat de Belgische (ontwerp-)begrotingen voor 2025 die de federale en de gefedereerde entiteiten in 2024 en 2025 aan de respectieve parlementen hebben voorgesteld. De overheidsschuld bedroeg eind 2024 104,7 % van het bbp. Volgens de voorjaarsprognose 2025 van de Europese Commissie zal de schuldquote eind 2025 naar verwachting stijgen tot 107,1 % van het bbp. Die zal naar verwachting eind 2026 verder stijgen tot 109,8 % van het bbp. In de begrotingsprognose van de Commissie worden de beleidstoezeggingen in het plan voor de middellange termijn pas in aanmerking genomen als zij worden geschraagd door concrete beleidsmaatregelen die op geloofwaardige wijze zijn aangekondigd en voldoende zijn gespecificeerd.

Netto-uitgavenpad en belangrijkste macro-economische aannamen in het plan

(17) Het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van België bestrijkt de periode 2025-2029 en omvat een begrotingsaanpassing over een periode van zeven jaar.

(18) Het plan bevat de overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) 2024/1263 vereiste informatie, met uitzondering van de informatie over de raadplegingen van nationale parlementen en de krachtens artikel 13, punt g), vi), van Verordening (EU) 2024/1263 vereiste raadpleging.

(19) Het plan bevat de toezegging dat het in tabel 2 aangegeven netto-uitgavenpad zal worden aangehouden, dat overeenkomt met een gemiddelde groei van de netto-uitgaven van 2,6 % in de jaren 2025-2029. Bovendien verbindt België zich tot hervormingen en investeringen teneinde de aanpassingsperiode te verlengen tot 7 jaar (2025-2031), met een geplande gemiddelde groei van de netto-uitgaven gedurende die termijn van 2,5 %. 

De in het plan opgenomen gemiddelde groei van de netto-uitgaven tijdens de aanpassingsperiode (2025-2031) is gelijk aan de gemiddelde groei van de netto-uitgaven in het referentiepad dat de Commissie op 5 februari 2025 heeft toegezonden. 

Het plan berust op de aanname dat de potentiële bbp-groei zal dalen tot 1,2 % in 2029 (van 1,7 % in 2024). Daarnaast zal het groeipercentage van de bbp-deflator volgens het plan naar verwachting dalen tot 2,1 % in 2028 (van 2,7 % in 2024), alvorens te stijgen tot 2,2 % in 2029.

Tabel 2: Netto-uitgavenpad en belangrijkste aannamen in het plan van België

Verlenging van de aanpassingsperiode
2025202620272028202920302031Gemiddelde over de looptijd van het plan

2025-2029
Gemiddelde over de aanpassingsperiode

2025 – 2031
Groei van de netto-uitgaven 
(jaarlijks, %)
3,62,52,52,12,12,32,42,62,5
Groei van de netto-uitgaven 
(cumulatief, vanaf referentiejaar 2024 11 , %)
3,66,18,811,113,416,018,8n.v.t.n.v.t.
Potentiële groei bbp (%)1,61,41,41,21,21,11,11,41,3
Inflatie (groei bbp-deflator) (%)2,52,12,12,12,22,22,22,32,3

Bron: budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van België en berekeningen van de Commissie.

Gevolgen van de netto-uitgavenverplichtingen uit het plan voor de overheidsschuld

(20) Indien het in het plan vastgelegde netto-uitgavenpad en de onderliggende aannamen bewaarheid worden, zou de overheidsschuldquote tegen 2027 met 3,9 procentpunt stijgen ten opzichte van het niveau van 2024 12 , volgens de in het plan voorspelde verandering in de brutoschuld gedurende deze periode, alvorens tegen het einde van de aanpassingsperiode (2031) met 3,0 procentpunt te dalen, conform de onderstaande tabel. De aanhoudende relatief hoge tekorten in de eerste jaren van de aanpassingsperiode verhinderen dat de schuldquote tegen 2031 afneemt. Niettemin zal de overheidsschuld op middellange termijn (d.w.z. tot 2041) naar verwachting geleidelijk dalen tot 87,6 % van het bbp in 2041.

Tabel 3: Ontwikkeling van de overheidsschuld en het saldo in het plan van België

2024*2025**2026202720282029203020312041
Overheidsschuld

(% van het bbp)
103,4105,1107,0107,3107,3106,7105,6104,087,6
Overheidssaldo

(% van het bbp)
-4,6-4,7-4,6-4,1-3,5-3,0-2,5-2,0-1,8

* Door Eurostat gevalideerde gegevens voor 2024: schuld 104,7 %, begrotingstekort -4,5 %.

** BTP-kennisgeving van Eurostat: gepland begrotingstekort -5,2 % in 2025.

Bron: budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van België.

De overheidsschuldquote zou volgens het plan aan het einde van de aanpassingsperiode (2031) dus een neerwaartse trend gaan vertonen. Dit is plausibel, aangezien op basis van de aannamen van het plan wordt verwacht dat de schuld in de tien jaar na de aanpassingsperiode zal dalen op basis van alle deterministische stresstests van de schuldhoudbaarheidsanalyse van de Commissie, en op basis van de stochastische prognoses zou de schuld met een voldoende hoge waarschijnlijkheid afnemen.

De hogere begrotingsresultaten voor de overheidsschuld in 2024 (104,7 % van het bbp) verhogen het schuldniveau, maar zullen naar verwachting niet de curve van het aanpassingstraject voor de overheidsschuld veranderen. Het tekort van 4,5 % in 2024 was 0,1 % lager dan in het plan.

Op basis van de beleidstoezeggingen en de macro-economische aannamen van het plan is het in het plan voorgestelde netto-uitgavenpad derhalve in overeenstemming met de schuldvereisten van artikel 6, punt a), en artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1263.

Gevolgen van de netto-uitgavenverplichtingen van het plan voor het overheidssaldo

(21) Op basis van het netto-uitgavenpad en de aannamen van het plan zou het overheidstekort 4,6 % van het bbp in 2024 blijven en geleidelijk afnemen tot 3,0 % van het bbp in 2029 en tot 2,0 % aan het eind van de aanpassingsperiode (2031). 

Volgens het plan zou het overheidssaldo aan het einde van de aanpassingsperiode (2031) de referentiewaarde van 3 % van het bbp dus niet overschrijden. 

Het overheidstekort zou bovendien in de tien jaar na de aanpassingsperiode (tot en met 2041) de 3 % van het bbp niet overschrijden. 

Op basis van de beleidstoezeggingen en de macro-economische aannamen van het plan is het in het plan voorgestelde netto-uitgavenpad in overeenstemming met de tekortvereisten van artikel 6, punt b), en artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1263.

Tijdsprofiel van de begrotingsaanpassing

(22) Het tijdsprofiel van de begrotingsaanpassing, gemeten als de jaarlijkse verandering in het structurele primaire saldo, zoals beschreven in het plan, is uitgesteld van 2025 naar 2026-2030, in vergelijking met het lineaire pad waarnaar als regel wordt verwezen in artikel 6, punt c), van Verordening (EU) 2024/1263. In het eerste jaar van het plan (2025) is de verbetering van het structurele primaire saldo de helft van de inspanning die aan het referentiepad ten grondslag ligt (0,25 % van het bbp in plaats van 0,5 %). Dit wordt in het plan verklaard doordat de federale regering op 3 februari 2025 is aangetreden, waardoor de uitvoering van begrotingsconsolidatiemaatregelen, die dus slechts een deel van 2025 omvatten, vertraging opliep. Voor de volgende jaren verbindt België zich tot een ambitieuzere aanpassing van het primaire structurele saldo in vergelijking met het referentiepad ter compensatie van de lagere inspanning in 2025. Bijgevolg verklaart het uitstel van de aanpassing de hogere groei van de netto-uitgaven in 2025 in het plan ten opzichte van de eerdere richtsnoeren van de Commissie (3,6 % tegenover 3,0 %). Tegelijkertijd is, als gevolg van de sterkere aanpassing in de volgende jaren, de groei van de netto-uitgaven in het plan in de periode 2026-2030 lager (0,1 procentpunt), wat betekent dat de gemiddelde groei van de netto-uitgaven tijdens de aanpassingsperiode in het plan identiek is aan de eerdere richtsnoeren van de Commissie. Al met al blijft de begrotingsaanpassing over de eerste vijf jaar van het plan evenredig aan de totale inspanning gedurende de gehele aanpassingsperiode.

Op basis van de beleidstoezeggingen en de macro-economische aannamen van het plan is het in het plan voorgestelde netto-uitgavenpad dan ook in overeenstemming met de in artikel 6, punt c), van Verordening (EU) 2024/1263 bedoelde waarborg om geen uitstel toe te staan.

Tabel 4: Ontwikkeling van het structurele primaire saldo in het plan van België

20242025202620272028202920302031
Structureel primair saldo

(% van het bbp)
-2,0-1,8-1,2-0,70,00,61,11,6
Verandering in het structurele primaire saldo

(procentpunt)
n.v.t.0,20,60,60,60,60,50,5

Bron: budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van België.

Consistentie tussen het plan en de buitensporigtekortprocedure

(23) Het in het plan uitgestippelde netto-uitgavenpad is in overeenstemming met de vereisten in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten (en met name met de minimale jaarlijkse structurele aanpassing die als benchmark is vastgesteld in artikel 3, lid 4, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad), overwegende dat de lagere aanpassing in 2025 volledig wordt gecompenseerd door een hogere aanpassing in de daaropvolgende jaren.

Consistentie tussen het plan en de waarborg voor de weerbaarheid van het tekort

(24) Het in artikel 8 van Verordening (EU) 2024/1263 neergelegde vereiste van het preventieve deel met betrekking tot de waarborg voor de weerbaarheid van het tekort, die is bedoeld om een gemeenschappelijke marge ten opzichte van de tekortreferentiewaarde van 3 % van het bbp te bieden, is vanaf 2030 van toepassing op België, aangezien het tekort volgens de plannen vanaf 2029 onder de 3 % van het bbp zal uitkomen. 

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2024/1263 mag de jaarlijkse aanpassing van het structurele primaire saldo in 2030 en 2031 dus niet lager zijn dan 0,25 % van het bbp als het structurele tekort in het voorgaande jaar boven 1,5 % van het bbp is gebleven, om een structurele gemeenschappelijke weerbaarheidsmarge van 1,5 % van het bbp te bereiken. De uit de beleidstoezeggingen en macro-economische aannamen van het plan voortvloeiende budgettaire aanpassing is in zowel 2030 als 2031 hoger dan 0,25 % van het bbp. Op basis van de beleidstoezeggingen en de macro-economische aannamen van het plan is het in het plan voorgestelde netto-uitgavenpad in overeenstemming met de waarborg voor de weerbaarheid van het tekort. 

Consistentie tussen het plan en de schuldhoudbaarheidswaarborg

(25) Aangezien de overheidsschuld volgens het plan meer dan 90 % van het bbp gedurende de aanpassingsperiode zal bedragen, moet de schuldquote, overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) 2024/1263, met gemiddeld ten minste 1,0 procentpunt per jaar afnemen totdat die onder 90 % daalt, waarna zij met gemiddeld minstens 0,5 procentpunt zal dalen. De gemiddelde daling wordt berekend over de periode 2030-2031, d.w.z. vanaf het jaar waarin de procedure bij buitensporige tekorten volgens het plan zou worden stopgezet, en bedraagt 1,6 procentpunt. Op basis van de beleidstoezeggingen en de macro-economische aannamen van het plan is het in het plan voorgestelde netto-uitgavenpad in overeenstemming met de schuldhoudbaarheidswaarborg.

Macro-economische aannamen van het plan

(26) Het plan is gebaseerd op aannamen die overeenstemmen met de aannamen van de Commissie die op 5 februari 2025 aan België zijn toegezonden. Het houdt rekening met aanvullende beschikbare informatie ten opzichte van het referentiepad en bevat een dienovereenkomstig geactualiseerde aanname voor de bbp-deflator van 2025. Bij de beoordeling wordt ook rekening gehouden met de bekendmaking van de begrotingsresultaten voor 2024 na de indiening van het plan, waardoor het basisjaar van de aanbeveling verschuift naar 2024. De geactualiseerde aanname en de verschuiving hebben geen invloed op de gemiddelde jaarlijkse groei van de netto-uitgaven gedurende de aanpassingsperiode.

Begrotingsstrategie van het plan

(27) Volgens de indicatieve begrotingsstrategie in het plan zullen de netto-uitgaventoezeggingen hoofdzakelijk door uitgavenbeheersing maar ook door discretionaire verhogingen van de ontvangsten worden nagekomen. In het plan staat dat twee derde van de budgettaire consolidatie-inspanning gedurende de geplande periode afkomstig is van structurele hervormingen op de arbeidsmarkt (beperking van werkloosheidsuitkeringen) en pensioenhervormingen (invoering van een bonus-/malussysteem, harmonisatie van verschillende pensioenstelsels om de gewerkte jaren en ontvangen pensioenen te versterken en gewijzigde indexeringen). Daarnaast wordt aangenomen dat een derde van de begrotingsinspanning afkomstig zal zijn van andere discretionaire begrotingsmaatregelen, waarvan twee derde aan de uitgavenzijde en een derde uit de belasting van huishoudens met de hoogste inkomens en andere maatregelen aan de ontvangstenzijde.

(28) De specificatie van de beleidsmaatregelen moet worden bevestigd of aangepast en gekwantificeerd in de jaarlijkse begrotingen. Tegelijkertijd zijn er risico’s voor de uitvoering van de indicatieve begrotingsstrategie in het plan, die voortvloeien uit het feit dat verscheidene door de regering aangekondigde structurele maatregelen nog niet volledig zijn gespecificeerd. Ook wordt in het plan uitgegaan van aanzienlijke, maar nog niet nader gespecificeerde, positieve tweede-ronde-effecten van een arbeidsmarktparticipatiegraad van 80 % in 2029, hetgeen een sterke stijging ten opzichte van het huidige niveau zou vereisen. Bovendien zal de uitvoering van de begrotingsconsolidatie een nauwere en effectievere begrotingscoördinatie tussen de federale en de gefedereerde entiteiten vereisen dan gedurende de afgelopen jaren. Dit laatste risico zal naar verwachting worden beperkt door de maatregel inzake begrotingscoördinatie, die deel uitmaakt van de hervormings- en investeringsverbintenissen die aan de verlenging ten grondslag liggen (bijlage II).

Hervormings- en investeringstoezeggingen in het plan die ten grondslag liggen aan een verlenging van de begrotingsaanpassingsperiode

In het plan verbindt België zich tot 25 hervormingen en investeringen, gericht op het verbeteren van de potentiële groei en de houdbaarheid van de begroting, als grondslag voor een verlenging van de begrotingsaanpassingsperiode van vier tot zeven jaar. De hervormingen en investeringen die aan een verlenging van de aanpassingsperiode ten grondslag liggen, bestaan uit drie nader gespecificeerde toezeggingen uit het herstel- en veerkrachtplan en vier nieuwe hervormingen en investeringen. Die omvatten de onderstaande maatregelen (zie ook bijlage II).

Hervorming op het gebied van pensioenen, met als doel de financiële houdbaarheid van het pensioenstelsel te verbeteren. Deze toezegging vormt een aanvulling op een bestaande maatregel in het herstel- en veerkrachtplan (met name in het kader van component 4.4, “Einde loopbaan en pensioenen”). De maatregelen in het plan zullen het verband tussen werk en de verwerving van pensioenrechten versterken en de pensioenstelsels voor werknemers, ambtenaren en zelfstandigen harmoniseren. De regering neemt ook overgangsmaatregelen voor mensen die bijna met pensioen gaan om de sociale gevolgen van de hervorming te verzachten. De meeste maatregelen zullen naar verwachting in het vierde kwartaal van 2025 worden vastgesteld en vanaf 2026 of vanaf 2027 worden uitgevoerd.    

Hervorming op het gebied van de overheidsuitgaven, met als doel de uitgaventoetsingen te voltooien om de efficiëntie en de kwaliteit van de overheidsuitgaven te verbeteren. Deze toezegging vormt ook een aanvulling op een bestaande maatregel in het herstel- en veerkrachtplan (met name in het kader van component 6.1, “Uitgaventoetsingen”). Een belangrijke doelstelling van de hervorming is een plan op te stellen voor de geleidelijke afschaffing van subsidies. Dit plan wordt naar verwachting het vierde kwartaal van 2025 goedgekeurd.    

Hervormingen op het gebied van de arbeidsmarkt. Het plan belooft werken te stimuleren, onder meer door de werkloosheidsuitkeringen in de loop van de tijd te beperken, het evenwicht tussen werk en privéleven en de flexibiliteit te verbeteren, en langdurige ziekte, administratieve lasten en de nalevingskosten voor kleine en middelgrote ondernemingen te beperken. De hervorming van de werkloosheidsuitkeringen en het algemene preventie- en re-integratieplan voor langdurig zieke werknemers zullen naar verwachting in het derde kwartaal van 2025 door het Parlement worden vastgesteld.    

Hervormingen op het gebied van belastingen hebben ten doel de belastingdruk op arbeid te verlagen, het concurrentievermogen te verbeteren en de investeringen te verhogen. Om werk lonend te maken, omvat het plan een verlaging van de belasting op arbeid voor werkenden, die naar verwachting in het vierde kwartaal van 2025 wordt vastgesteld en vanaf het eerste kwartaal van 2026 wordt uitgevoerd. Twee maatregelen in het plan zullen het concurrentievermogen ondersteunen door de loonkosten te matigen en de elektriciteitstransmissietarieven van energie-intensieve industrieën te verlagen. De financiering van deze belastinghervorming zal deels voortvloeien uit de verbreding van de belastinggrondslag, met inbegrip van de invoering van een vermogenswinstbelasting, en wordt aangevuld met een verlaging van de uitgaven voor de welvaartsaanpassingen van sociale uitkeringen.    

Hervormingen op het gebied van het concurrentievermogen en het ondernemingsklimaat. Het plan belooft de digitalisering van overheidsdiensten uit te voeren, een maatregel die is opgenomen in het herstel- en veerkrachtplan (component 2.2, “Openbaar bestuur”). De hervormingen omvatten ook een plan om het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen te vergroten en een ander plan om de administratieve lasten voor bedrijven te verlagen. Die twee maatregelen, die nieuw zijn ten opzichte van het herstel- en veerkrachtplan, worden naar verwachting in het vierde kwartaal van 2025 vastgesteld en vanaf het eerste kwartaal van 2026 uitgevoerd.    

Hervormingen en investeringen op het gebied van begrotingscoördinatie. Deze maatregel, die ook nieuw is ten opzichte van het herstel- en veerkrachtplan, is bedoeld om de begrotingscoördinatie tussen de verschillende overheidsniveaus te verbeteren. De eerste stap is de aanpassing van de samenwerkingsovereenkomst van 2013, waarover naar verwachting in het vierde kwartaal van 2025 overeenstemming zal worden bereikt. De goedkeuring en de uitvoering van de herziene samenwerkingsovereenkomst met de regio’s (met terugwerkende kracht) wordt verwacht tegen het vierde kwartaal van 2026. De tweede stap is de herdefiniëring van de taken van de Hoge Raad van Financiën (onafhankelijke begrotingsinstelling).

(29) Overeenkomstig artikel 14, lid 3, van Verordening (EU) 2024/1263 is elke hervormings- en investeringstoezegging die ten grondslag ligt aan een verlenging van de aanpassingsperiode voldoende gedetailleerd, versneld uitvoerbaar, tijdgebonden en verifieerbaar.

(30) De toezeggingen op grond van het herstel- en veerkrachtplan die aan de verlenging ten grondslag liggen, bevatten aanzienlijke hervormingen en investeringen die gericht zijn op het verbeteren van de budgettaire houdbaarheid en het vergroten van het groeipotentieel van de economie. Daarnaast verbindt België zich ertoe de hervormingen voor de middellange termijn van het budgettair-structurele plan voort te zetten en de tijdens het herstel- en veerkrachtplan gerealiseerde nationaal gefinancierde investeringsniveaus te handhaven (zie tabel 5 hieronder). De toezeggingen worden gedurende de gehele uitvoering van het plan gemonitord. Bijgevolg kunnen toezeggingen op grond van het herstel- en veerkrachtplan in aanmerking worden genomen voor de verlenging van de aanpassingsperiode krachtens artikel 36, lid 1, punt d), van Verordening (EU) 2024/1263.

(31) De hervormingen en investeringen die aan de verlenging ten grondslag liggen, zullen naar verwachting het groei- en weerbaarheidspotentieel van de economie van België op duurzame wijze verbeteren, overeenkomstig artikel 14, lid 2, punt a), van Verordening (EU) 2024/1263. Het Belgische plan bevat geen raming van het totale verwachte (potentiële) groeieffect van de hervormingen en investeringen die aan de verlenging ten grondslag liggen. Dit effect wordt wel vermeld in het plan voor bepaalde hervormingen, op basis van analyses van het Federaal Planbureau (FPB) (een onafhankelijke begrotingsinstelling) en de Federale Pensioendienst. Het Federaal Planbureau heeft een aanvullende beoordeling uitgevoerd aan de hand van het QUEST-model van de Commissie, dat raamt dat het bbp tegen 2040 1,85 % hoger ligt, voornamelijk als gevolg van een verbeterd concurrentievermogen en een hogere arbeidsparticipatie die de particuliere consumptie stimuleert. Al met al lijkt op basis van de verstrekte informatie de economische strategie achter de hervormingen en investeringen, met inbegrip van de toezeggingen in het kader van het herstel- en veerkrachtplan, de eerder vastgestelde zwakke punten in het groei- en veerkrachtpotentieel van België (bv. in de landenverslagen in het kader van het Europees Semester) doeltreffend aan te pakken. De belangrijkste actiegebieden zijn de hervormingen op het gebied van pensioenen, arbeidsmarkt, belastingen en concurrentievermogen, die leiden tot een hogere arbeidsparticipatie en investeringen in combinatie met een betere begrotingscoördinatie en efficiëntere overheidsuitgaven.

(32) De hervormingen en investeringen die aan de verlenging ten grondslag liggen, zullen naar verwachting de houdbaarheid van de begroting ondersteunen, overeenkomstig artikel 14, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2024/1263. Het plan bevat geen raming van het totale verwachte begrotingseffect van de hervormingen en investeringen die aan de verlenging ten grondslag liggen. Het Federaal Planbureau heeft een aanvullende effectbeoordeling uitgevoerd aan de hand van het QUEST-model, dat raamt dat het structurele overheidssaldo tegen 2040 0,9 % van het bbp is verbeterd. Het plan bevat wel een budgettaire effectbeoordeling van alle geplande federale maatregelen voor de planperiode. Volgens de prognoses in het plan schat de Commissie dat de hervormingen en investeringen die ten grondslag liggen aan de verlenging een gemiddeld jaarlijks direct tekortverlagend effect hebben van ongeveer 0,7 % van het bbp gedurende de planperiode, voornamelijk als gevolg van de budgettaire gevolgen van de structurele hervormingen van de arbeidsmarkt en de pensioenen (0,4 % van het bbp), nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde (“sterkste schouders”, 0,2 % van het bbp) en lagere uitgaven voor sociale uitkeringen (welvaartsenveloppe, 0,2 % van het bbp), terwijl de verlaging van de belasting op arbeid gemiddeld kosten voor de begroting met zich meebrengt (0,2 % van het bbp). De begrotingskosten van de verlaging van de belasting op arbeid zijn geconcentreerd in het laatste jaar van het plan (0,5 % van het bbp in 2029), wat nog steeds resulteert in een gecombineerde begrotingsverbetering in 2029 van 0,9 % van het bbp als gevolg van hervormingen van de arbeidsmarkt en de pensioenen (0,7 % van het bbp), nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde (0,3 % van het bbp) en lagere uitgaven voor sociale uitkeringen (0,4 % van het bbp).

(33) Volgens het plan zal de totale pensioenhervorming van de nieuwe regering naar verwachting de pensioenuitgaven in 2029 met 2,4 miljard EUR doen dalen. Voor de hervorming van de arbeidsmarkt dalen de uitgaven naar verwachting door de beperking van werkloosheidsuitkeringen, het stimuleren van langer werken en de preventie en re-integratie van langdurig zieke werknemers (2,7 miljard EUR tegen 2029) 13 . Inzake de belastinghervorming wordt in de tekst geen begrotingsimpact genoemd, maar uit tabel 7.1 over federale maatregelen kan worden afgeleid dat de verlaging van de belasting op arbeid de inkomsten met 3,7 miljard EUR verlaagt, wat gedeeltelijk wordt gecompenseerd door de “sterkste schouders”-belastingverhogingen (2,3 miljard EUR) en ook door de verlaging van de uitgaven voor de welvaartsenveloppe (2,8 miljard EUR), zoals toegelicht in de beschrijving van de maatregel, stellende dat de kosten van de verlagingen van de belasting op arbeid meer dan gecompenseerd worden door de nieuwe inkomstenmaatregelen en de verminderde welvaartsenveloppe. 

Daarnaast wordt de verlenging geschraagd door twee hervormingen die naar verwachting het uitvoeringsrisico van de begrotingsconsolidatie verkleinen. Eén hervorming heeft betrekking op uitgaventoetsingen met als doel de efficiëntie en de kwaliteit van de overheidsuitgaven te verbeteren. Een tweede hervorming beoogt de begrotingscoördinatie tussen de federale en de gefedereerde entiteiten te verbeteren en de taken van de Hoge Raad van Financiën te herdefiniëren. De herdefiniëring van de taken van de Hoge Raad van Financiën moet gepaard gaan met de versterking van zijn financiële en zijn personeelscapaciteit. 

Die hervormingen en investeringen staat ook vermeld in bijlage II. 

De tabel met de federale discretionaire maatregelen bevat ook een raming van de tweede-ronde-effecten van 7,9 miljard EUR aan het einde van de planperiode. Die raming is gebaseerd op een toename van de arbeidsparticipatie van 72,3 % in 2024 tot 80 %, wat optimistisch wordt geacht en waarschijnlijk niet zal worden bereikt in 2029.

(34) Met de hervormingen en investeringen die aan de verlenging ten grondslag liggen, worden de gemeenschappelijke prioriteiten van de EU aangepakt, overeenkomstig artikel 14, lid 2, punt c), van Verordening (EU) 2024/1263. Met name de sociale en economische veerkracht, met inbegrip van de Europese pijler van sociale rechten, zou worden aangepakt door de hervorming van het pensioenstelsel, de verlaging van de belasting op arbeid, de hervorming van de arbeidsmarkt, met inbegrip van de re-integratie van langdurig zieke werknemers, de verbeterde efficiëntie en kwaliteit van de overheidsuitgaven, de verbetering van de begrotingscoördinatie tussen de verschillende overheidsniveaus en de vereenvoudiging van het ondernemingsklimaat. De prioriteiten in verband met een billijke groene en digitale transitie en energiezekerheid zouden worden aangepakt door een verlaging van elektriciteitstransmissietarieven voor energie-intensieve industrieën en door overheidsdiensten te digitaliseren.

(35) De hervormingen en investeringen die aan de verlenging ten grondslag liggen, beogen gevolg te geven aan de relevante 14 landspecifieke aanbevelingen die in het kader van het Europees Semester zijn gedaan, overeenkomstig artikel 14, lid 2, punt d), van Verordening (EU) 2024/1263. Met name de hervorming van het pensioenstelsel, de verbeterde efficiëntie en kwaliteit van de overheidsuitgaven en de verbetering van de begrotingscoördinatie tussen de verschillende overheidsniveaus houden verband met de structurele budgettaire landspecifieke aanbevelingen van 2024 en 2019. In die landspecifieke aanbevelingen is België verzocht de budgettaire houdbaarheid van het pensioenstelsel te waarborgen, de samenstelling en de efficiëntie van de overheidsuitgaven en de coördinatie van het begrotingsbeleid op alle overheidsniveaus te verbeteren. De hervorming van de belasting op arbeid, de hervorming van de arbeidsmarkt, met inbegrip van de re-integratie van langdurig zieke werknemers en de beperking van werkloosheidsuitkeringen in de tijd, houden verband met de landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2021, 2022, 2023 en 2024, waarin is verzocht het belasting- en uitkeringsstelsel te hervormen teneinde negatieve prikkels om te werken weg te nemen. De maatregel ter verbetering van het ondernemingsklimaat en ter verlaging van de administratieve lasten houdt verband met de landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020 en 2024, waarin is verzocht het ondernemingsklimaat te verbeteren en de regeldruk en de complexiteit te verminderen.

(36) Het plan zorgt ervoor dat het geplande algemene niveau van de nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen dat gemiddeld wordt gerealiseerd in de periode waarop het herstel- en veerkrachtplan betrekking heeft, in stand blijft, overeenkomstig artikel 14, lid 4, van Verordening (EU) 2024/1263.

Tabel 5: Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen volgens het plan (% van het bbp)

Gemiddeld niveau over de periode waarop het herstel- en veerkrachtplan betrekking heeft (2021 tot en met 2026) 15  20252026202720282029Gemiddelde over de looptijd van het plan
2,93,23,23,13,03,03,1

Bron: budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van België.

(37) Tot slot kunnen de hervormings- en investeringstoezeggingen die aan een verlenging ten grondslag liggen in overeenstemming worden geacht met de toezeggingen in het herstel- en veerkrachtplan en de in het kader van het meerjarig financieel kader gesloten partnerschapsovereenkomst, overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) 2024/1263. De nadere specificaties bij de pensioenhervorming en de uitgaventoetsingen zijn in overeenstemming met de verbintenissen die in het kader van het herstel- en veerkrachtplan zijn aangegaan.

(38) Concluderend kan worden gesteld dat de hervormingen en investeringen die aan de verlenging van de aanpassingsperiode ten grondslag liggen, aan de criteria van artikel 14 van Verordening (EU) 2024/1263 voldoen. Bijgevolg kan de aanpassingsperiode worden verlengd van vier tot zeven jaar, zoals in het plan is voorgesteld.

Andere hervormings- en investeringsvoornemens in het plan die aansluiten bij de belangrijkste uitdagingen in het kader van het Europees Semester en bij de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie

(39) Naast de hervormingen en investeringen die aan een verlenging van de aanpassingsperiode ten grondslag liggen, worden in het plan beleidsverbintenissen met betrekking tot andere hervormingen en investeringen beschreven om een antwoord te bieden op de belangrijkste uitdagingen die in het kader van het Europees Semester zijn vastgesteld, met name de landspecifieke aanbevelingen, en om de gemeenschappelijke prioriteiten van de EU aan te pakken. Het plan bevat 44 hervormingen en investeringen, waarvan er 12 financieel worden ondersteund door de herstel- en veerkrachtfaciliteit en 1 door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling.

(40) Ten aanzien van de gemeenschappelijke prioriteit van een rechtvaardige groene en digitale transitie, met inbegrip van de klimaatdoelstellingen van Verordening (EU) 2021/1119, bevat het plan 20 hervormingen en investeringen. In verband met de landspecifieke aanbevelingen van 2022 en 2023 om de algemene afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen, de energie-efficiëntie te verbeteren, het gebruik van fossiele brandstoffen in gebouwen te verlagen en het koolstofvrij maken van de industrie verder te stimuleren, bevat het plan maatregelen zoals het verhogen van het btw-tarief voor bepaalde fossiele brandstoffen (federaal niveau), verdere subsidies en leningen voor energie-efficiënte woningrenovatie (opgenomen in de herstel- en veerkrachtfaciliteit), het verschuiven van de kosten van elektriciteit naar fossiele brandstoffen, de ontwikkeling van een industrieel klimaattransitieplan (Vlaanderen), investeringen in de energie-efficiënte renovatie van openbare gebouwen en in een onderzoeksplatform voor de groene transitie (opgenomen in de faciliteit voor herstel en veerkracht) (Franse Gemeenschap). In verband met de landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2022, 2023 en 2024 over zachte mobiliteit en om het gebruik en het aanbod van emissiearm vervoer te vergroten, hebben de relevante maatregelen betrekking op investeringen in de fietsinfrastructuur en het openbaar vervoer in Vlaanderen (opgenomen in de herstel- en veerkrachtfaciliteit), alsook op de hervorming van de verkeersbelasting en investeringen in het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T) en de renovatie van bruggen in Wallonië. De maatregelen in het plan met betrekking tot de prioriteit van de digitale transitie omvatten een digitale strategie voor hoger onderwijs en de digitalisering van het beheer van kinderopvang in de Franse Gemeenschap (opgenomen in de herstel- en veerkrachtfaciliteit) en investeringen in de digitalisering en cyberbeveiliging van kleine en middelgrote ondernemingen in Vlaanderen. Het plan bevat geen andere hervormingen en investeringen in reactie op de landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2020, 2022, 2023 en 2024 op andere overheidsniveaus en om de spoorweginfrastructuur te verbeteren, te investeren in de circulaire economie en het delen van energie te vergemakkelijken.

(41) Inzake de gemeenschappelijke prioriteit van sociale en economische veerkracht, met inbegrip van de Europese pijler van sociale rechten, omvat het plan 16 hervormingen en investeringen in verband met de landspecifieke aanbeveling van 2019 over de budgettaire houdbaarheid van de overheidsfinanciën, zoals de evaluatie van inkomsten en uitgaven en de verbetering van de langdurige zorg in Vlaanderen, alsook investeringen in preventieve gezondheidszorg in Wallonië. In verband met de landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2022, 2023 en 2024 met betrekking tot het tekort aan arbeidskrachten en de discrepanties tussen de gevraagde en aangeboden vaardigheden bevat het plan maatregelen om het socialezekerheidstelsel te hervormen (federaal niveau), werkzoekenden meer te activeren en de competenties van werkzoekenden beter af te stemmen op de behoeften van de arbeidsmarkt (ondersteund door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling) (Vlaanderen), het werkgelegenheidsbeleid te hervormen (Wallonië) en te investeren in vroegtijdige kinderopvang in Vlaanderen en Wallonië. In verband met de landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2022, 2023 en 2024 om de onderwijs- en opleidingsstelsels te verbeteren, bevat het plan maatregelen om het basiscurriculum te hervormen en de talenkennis in het Vlaamse onderwijssysteem te verhogen en de schooluitval in de Franse Gemeenschap te bestrijden (opgenomen in de herstel- en veerkrachtfaciliteit). In verband met de landspecifieke aanbevelingen van 2019 en 2024 om de regeldruk en de administratieve lasten voor ondernemingen te verminderen, bevat het plan maatregelen om het ondernemingsklimaat in Vlaanderen te vereenvoudigen. Het plan bevat geen andere hervormingen en investeringen om de landspecifieke aanbevelingen van 2019, 2022, 2023 en 2024 op andere overheidsniveaus aan te pakken, het stelsel van langdurige zorg kosteneffectiever te maken en het beroep van leraar te versterken.

(42) Met betrekking tot de gemeenschappelijke prioriteit van energiezekerheid omvat het plan drie maatregelen, zoals de studie en de ontwikkeling van kleine kernreactoren en nader onderzoek van de nucleaire capaciteit. In verband met de landspecifieke aanbevelingen van 2022 en 2023 om de uitrol van hernieuwbare energie en de bijbehorende netwerkinfrastructuur te versnellen, bevat het plan maatregelen zoals een verdere stroomlijning van de vergunningsprocedures in Vlaanderen. Het plan bevat geen andere hervormingen en investeringen om de landspecifieke aanbevelingen van 2022 en 2023 op andere overheidsniveaus aan te pakken.

(43) Inzake de gemeenschappelijke prioriteit van defensievermogens bevat het plan drie maatregelen om de doelstellingen van zijn strategisch defensieplan STAR (veiligheid/dienst, technologie, ambitie, weerbaarheid) te verwezenlijken met het oog op het versterken van het defensiebeleid en van zijn defensievermogens boven de NAVO-norm. Het plan omvat ook op de defensie-industrie in Vlaanderen gerichte innovatiesteun.

(44) Het plan bevat informatie over de samenhang en, in voorkomend geval, de complementariteit met de fondsen van het cohesiebeleid en het herstel- en veerkrachtplan van België. In het plan wordt benadrukt dat alle overheidsinstanties zich ertoe verbinden het herstel- en veerkrachtplan uit te voeren conform de landspecifieke aanbevelingen. Daarnaast verklaart het Vlaams Gewest zich ertoe te verbinden de projecten van het cohesiebeleid voor 2021-2027 uit te voeren.

(45) Het plan biedt een overzicht van de nodige overheidsinvesteringen van België in verband met de gemeenschappelijke prioriteiten van de EU. 

Met betrekking tot de billijke groene en digitale transitie wordt in het plan benadrukt dat in hernieuwbare energie, het spoorwegnetwerk en cyberbeveiliging moet worden geïnvesteerd. 

Inzake de sociale en economische veerkracht verwijst het plan naar investeringsbehoeften om het pensioenstelsel te hervormen en Belgen aan te moedigen ondernemersactiviteiten te ontplooien door een aantrekkelijk klimaat te scheppen met zo weinig mogelijk belemmeringen. 

Inzake energiezekerheid wordt in het plan benadrukt dat België de veiligheid van zijn energieapparaat moet versterken door te investeren in onderzoek en in zijn elektriciteitsnet om het robuuster te maken. 

Met betrekking tot de opbouw van defensievermogens benadrukt het plan de ambitie van België om de NAVO-toezeggingen na te komen.

Conclusie van de beoordeling door de Commissie

(46) Concluderend is de Commissie van oordeel dat het plan van België aan Verordening (EU) 2024/1263 voldoet.

ALGEMENE CONCLUSIE

(47) Overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) 2024/1263 moet het in het plan vastgelegde netto-uitgavenpad door de Raad bij België worden aanbevolen en moeten de hervormingen en investeringen die aan de verlenging van de aanpassingsperiode tot zeven jaar ten grondslag liggen, worden goedgekeurd,

BEVEELT AAN DAT BELGIË:

(1) Waarborgt dat de groei van de netto-uitgaven de in bijlage I bij deze aanbeveling vastgestelde maxima niet overschrijdt.

(2) Binnen de aangegeven termijnen uitvoering geeft aan de hervormingen en investeringen die aan de verlenging van de begrotingsaanpassingsperiode van zeven jaar ten grondslag liggen, zoals vastgesteld in bijlage II bij deze aanbeveling.

Voorts verzoekt de Raad België te zorgen voor andere hervormingen en investeringen als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die in de context van het Europees Semester zijn vastgesteld, met name in de landspecifieke aanbevelingen, en voor de aanpak van de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie.

BIJLAGE I

Maximale groeipercentages van de netto-uitgaven
(jaarlijkse en cumulatieve groeipercentages, nominaal)

België

Jaar20252026202720282029
Groeipercentage

(%)
Jaarlijks3,62,52,52,12,1
Cumulatief (*)3,66,18,811,113,4


* De cumulatieve groeipercentages worden berekend op basis van het referentiejaar 2024. De cumulatieve groeipercentages worden gebruikt bij de jaarlijkse controle van naleving achteraf in de controlerekening.


BIJLAGE II

Hervormingen en investeringen die aan een verlenging van de aanpassingsperiode tot zeven jaar ten grondslag liggen

Belangrijkste doelstellingBeschrijving en tijdschema van de belangrijkste stappenMonitoringindicator(en)
Pensioenhervorming

(Toevoeging aan maatregel R-4.07 van het herstel- en veerkrachtplan)
De financiële houdbaarheid van het pensioenstelsel verbeterenTegen het vierde kwartaal 2025 verwezenlijking van de mijlpalen C44-R-407-M157 en C44-R-407-M158 van het Belgische herstel- en veerkrachtplan, met name door een permanente verlaging van de verwachte stijging van de overheidsuitgaven voor pensioenen tegen 2029 met ten minste 0,3 % van het bbp en tegen 2040 met ten minste 1,0 % van het bbp ten opzichte van de prognoses van het vergrijzingsverslag 2024, en te waarborgen dat het totale effect van de pensioenhervorming tussen 2029 en 2070 niet tot schuldcumulatie zal leiden.

Tegen het eerste kwartaal van 2027: inwerkingtreding van wetgeving over onder meer de onderstaande maatregelen:

(I)actuariële neutraliteit (afschaffing van de huidige bonus en invoering van een bonus/malussysteem)

(II)vermindering van gelijkgestelde tijdvakken bij de berekening van het pensioen

(III)geleidelijke afschaffing van preferentiële regelingen voor ambtenaren

(IV)afschaffing van het ziektepensioen

(V)beperkte indexering van de hoge pensioenen van ambtenaren

(VI)harmonisatie van de loopbaanvereisten voor vervroegd pensioen

Tegen het vierde kwartaal van 2029: resultaat van een effectbeoordeling van de pensioenhervorming.
Bevredigende verwezenlijking van mijlpalen C44-R-407-M157 en C44-R-407-M158 van het herstel- en veerkrachtplan van België.

Resultaat van de effectbeoordeling van de pensioenhervorming door het Federaal Planbureau.
Uitgaventoetsingen

(Toevoeging aan maatregel R-6 van het herstel- en veerkrachtplan)
Vaststelling van verplichte besparingsdoelstellingen voor de jaren 2026-2029Tegen het vierde kwartaal van 2026 de uitgaventoetsingen voltooien op het gebied van a) subsidies voor fossiele brandstoffen en b) de vrijstelling van bronbelasting voor O&O-werkzaamheden, overuren en nacht- en ploegenarbeid.

Vanaf het vierde kwartaal van 2026: een jaarlijks effectbeoordelingsverslag indienen over de permanente algehele verlaging van de jaarlijkse uitgaven van ten minste 0,1 % van het bbp in 2026 en van ten minste 0,3 % vanaf het vierde kwartaal van 2029 ten opzichte van de uitgavenprognoses bij ongewijzigd beleid.

bevredigende verwezenlijking van mijlpalen C61-R-6-M207 van het herstel- en veerkrachtplan van België.

Voltooiing van de uitgaventoetsingen door de federale autoriteiten op het gebied van a) subsidies voor fossiele brandstoffen en b) de vrijstelling van bronbelasting voor O&O-werkzaamheden, overuren en nacht- en ploegenarbeid.

Uitvoering van een jaarlijkse effectbeoordeling waarin de verwezenlijking van een permanente vermindering van de jaarlijkse uitgaven tot en met 2029 ten opzichte van de uitgavenprognoses bij ongewijzigd beleid wordt toegelicht.
Hervorming arbeidsmarkt

(nieuwe maatregel)
De prikkels om te werken versterken en langdurige ziekte terugdringenTegen het vierde kwartaal van 2025, de inwerkingtreding van wetgeving die de overheidsuitgaven voor werkloosheidsuitkeringen en langdurig ziekteverlof vanaf 2027 permanent verlaagt met ten minste 0,3 % van het bbp per jaar door:

(I)werkloosheidsuitkeringen te beperken tot maximaal twee jaar

(II)langdurige ziekte terug te dringen door werkgevers te verplichten om bij te dragen aan de betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en de verantwoordingsplicht van werknemers en artsen te vergroten.

Tegen het tweede kwartaal van 2027 een effectbeoordeling uit te voeren ter rechtvaardiging van de permanente verlaging met 0,3 % van het bbp van de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen en langdurig ziekteverlof ten opzichte van de uitgavenprognoses bij ongewijzigd beleid.
Inwerkingtreding van wetgeving om werkloosheidsuitkeringen te beperken en langdurige ziekte terug te dringen.


Uitvoering van een effectbeoordeling waaruit blijkt dat de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen en langdurig ziekteverlof permanent worden verlaagd.
Hervorming fiscaliteit

(nieuwe maatregel)
De arbeidsmarktparticipatie verhogen door de belastingdruk op arbeid te verlagen en de belastinguitgaven af te schaffenTegen het eerste kwartaal van 2026, inwerkingtreding van wetgeving die de belastingdruk verlaagt voor actieven op de arbeidsmarkt, voor in totaal 0,5 % van het bbp in 2029, onder meer door:

(I)verhoging van de persoonsgebonden belastingvrije som voor inkomen uit arbeid

(II)hervorming van de bijzondere socialezekerheidsbijdrage

Tegen het eerste kwartaal van 2026, inwerkingtreding van wetgeving ter financiering van de verlaging van de belasting op arbeid voor 0,5 % van het bbp in 2029 door:

(I)afschaffing van de belastinguitgaven, met inbegrip van:

§de afschaffing van de belastingverlaging voor werkloosheidsuitkeringen

§beperking van de “huwelijksquotiënt”

(II)verhoging van de vermogensbelastingen, met inbegrip van:

§invoering van een vermogenswinstbelasting van 10 % op gerealiseerde vermogenswinsten

§afschaffing van de fiscale aftrekbaarheid van hypotheekrente voor tweede woningen

(III)beperking van de welvaartsenveloppe


Tegen het tweede kwartaal van 2029 een effectbeoordeling uit te voeren ter rechtvaardiging van de budgettaire impact van 0,5 % van het bbp van de gecombineerde maatregelen van de belastinghervorming ten opzichte van ongewijzigd beleid.

Inwerkingtreding van een wet tot hervorming van de belasting op arbeid.

Inwerkingtreding van een wet tot invoering van vermogenswinstbelasting.

Vaststelling van een besluit tot beperking van de welvaartsenveloppe.

Tegen het tweede kwartaal van 2029 een effectbeoordeling uit te voeren ter rechtvaardiging van de budgettaire impact van de gecombineerde maatregelen van de belastinghervorming.
Begrotingscoördinatie

(nieuwe maatregel)
Invoering van doeltreffende begrotingscoördinatie tussen de federale en de gefedereerde entiteitenTegen het vierde kwartaal 2025: inwerkingtreding van wetgeving:

(I)houdende doeltreffende begrotingscoördinatie tussen de federale en de gefedereerde entiteiten.

(II)Herdefiniëring van de taken en versterking van de financiële en de personeelscapaciteit van de Hoge Raad van Financiën

Tegen het vierde kwartaal van 2026, inwerkingtreding van wetgeving houdende doeltreffende begrotingscoördinatie tussen de federale en de gefedereerde entiteiten door meerjarige begrotingsdoelstellingen voor alle entiteiten vast te stellen.
Inwerkingtreding en doeltreffende uitvoering van de aangepaste samenwerkingsovereenkomst van 2013 met het oog op doeltreffende begrotingscoördinatie tussen de federale en de gefedereerde entiteiten.


Vaststelling van een koninklijk besluit tot herdefiniëring van de taken van de afdeling Financieringsbehoeften van de Overheid van de Hoge Raad van Financiën.
Ondernemingsklimaat en regelgeving

(nieuwe maatregel)
Het ondernemingsklimaat verbeteren door de regelgeving te vereenvoudigen en de administratieve lasten te verminderenTegen het vierde kwartaal van 2025, inwerkingtreding van wetgeving en goedkeuring van maatregelen ter verbetering van het ondernemingsklimaat door:

(I)vermindering van de administratieve lasten voor ondernemingen.

(II)vereenvoudiging van de procedures om de toegang van kleine en middelgrote ondernemingen tot overheidsopdrachten te verbeteren.

(III)een plan voor kleine en middelgrote ondernemingen met bijzondere aandacht voor startende ondernemingen om de kosten van ondernemen te verlagen.
Inwerkingtreding van wetgeving en goedkeuring van maatregelen ter verbetering van het ondernemingsklimaat door:

levering van het plan voor kleine en middelgrote ondernemingen.