Artikelen bij COM(2025)274 - EU-brede beoordeling van de definitieve geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen De energie- en klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 verwezenlijken - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)274 - EU-brede beoordeling van de definitieve geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen De energie- en ... |
---|---|
document | COM(2025)274 ![]() ![]() |
datum | 27 mei 2025 |
Brussel, 27.5.2025
COM(2025) 274 final
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
EU-brede beoordeling van de definitieve geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen
De energie- en klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 verwezenlijken
{SWD(2025) 140 final}
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
EU-brede beoordeling van de definitieve geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen
De energie- en klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 verwezenlijken
Inleiding: VERWEZENLIJKING VAN het beleidskader voor 2030
De doelstelling van de Europese Unie om tegen 2050 klimaatneutraal te zijn, is ook de weg naar het bereiken van energie-autonomie en het bevorderen van ons concurrentievermogen. Met nog maar vijf jaar tot de mijlpaal van 2030 om de energie- en klimaatdoelstellingen van de EU te bereiken, is de noodzaak om onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen nog nooit zo dringend geweest, aangezien zij de energiekosten opdrijven, onze afhankelijkheid van derde landen vergroten en de gevolgen van klimaatverandering, die nu al zo sterk voelbaar zijn in heel Europa, versnellen. Alleen al in 2023 voerde de EU meer dan 430 miljard EUR aan fossiele brandstoffen in. Dat is 430 miljard EUR die kan worden omgeleid naar investeringen voor de schone transitie naar een meer autonome en veiligere EU.
De EU moet een innovatiecentrum worden waar de technologieën, diensten en schone producten van morgen worden ontwikkeld, vervaardigd en op de markt gebracht 1 . Met het kompas voor concurrentievermogen 2 en de Clean Industrial Deal 3 heeft de Commissie de koers uitgezet om de economische dynamiek in de EU nieuw leven in te blazen met een strategie voor groei en welvaart, waarin klimaat en concurrentievermogen worden samengebracht. In de Clean Industrial Deal is een plan geschetst om decarbonisatie te benutten als aanjager voor de groei van de Europese industrie door duidelijke zakelijke stimulansen te bieden aan energie-intensieve sectoren en productie van schone technologie, onder meer door middel van de aanbevolen tussentijdse doelstelling voor 2040 om de nettobroeikasgasemissies met 90 % te verminderen 4 . Het actieplan voor betaalbare energie 5 , als de energiepijler van deze strategieën, richt zich op het verminderen van de energiekosten voor burgers, bedrijven, de industrie en gemeenschappen in de hele EU.
De EU heeft een ambitieus kader vastgesteld om haar economie tegen 2050 koolstofvrij te maken. Stabiliteit en de volledige uitvoering van het wetgevingskader voor het halen van de klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030 zijn een voorwaarde voor de EU om op koers te blijven om de klimaatambitie van 2040 te verwezenlijken en tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken, en tegelijkertijd het volledige potentieel van de transitie te benutten.
De uitvoering van het bestaande rechtskader voor 2030 — op de eenvoudigste, eerlijkste en meest kostenefficiënte manier — is een van de politieke prioriteiten van de Commissie. De nationale energie- en klimaatplannen 6 zijn de strategische uitvoeringsinstrumenten waarmee de EU en haar lidstaten gezamenlijk de energie- en klimaatbeleidsdoelstellingen voor 2030 kunnen verwezenlijken en de weg kunnen effenen voor een echte energie-unie. De lidstaten, overheidsdiensten en belanghebbenden op alle niveaus zijn de pijlers van de uitvoering. Door prioriteiten en ambities vast te stellen, energie- en klimaatgerelateerde uitdagingen in kaart te brengen en het nodige beleid en de nodige investeringen te plannen, dragen de nationale energie- en klimaatplannen bij tot het creëren van een geloofwaardig en voorspelbaar klimaat dat gunstig is voor een concurrerende Europese industrie en tot lagere energiekosten, en hierbij wordt terdege rekening gehouden met klimaatrisico’s en paraatheid. De plannen zorgen voor een betere beleidscoördinatie tussen de lidstaten en tussen beleidsterreinen, waardoor groei wordt bevorderd, veerkracht wordt vergroot en een rechtvaardige transitie wordt gewaarborgd.
De EU heeft al laten zien dat concurrentievermogen, de energietransitie en klimaatactie hand in hand kunnen gaan. In 2023 lag de netto-uitstoot van broeikasgassen in de EU 37 % onder het niveau van 1990, terwijl het bbp van de EU in dezelfde periode met 68 % is gegroeid. Dit was het gevolg van gestage verbeteringen in energie-efficiëntie, de uitrol van hernieuwbare energie, nieuwe technologieën en innovatieve industriële processen. In 2023 was hernieuwbare energie de belangrijkste elektriciteitsbron in de EU, goed voor 24 % van alle energieproductie, en bedroeg het eindenergieverbruik 894 megaton olie-equivalent (Mtoe) in vergelijking met het streefcijfer van 763 Mtoe voor eindenergieverbruik tegen 2030. In 2023 lag het eindenergieverbruik in de EU 2 % lager dan in 2014, terwijl het bbp van de EU in dezelfde periode met 38 % was gestegen 7 . De snelle uitrol van schone energie in de EU zal Europese huishoudens en bedrijven afschermen van onstabiele fossiele brandstofmarkten, het concurrentievermogen en leiderschap op het gebied van schone technologieën versterken en bijdragen tot een grotere energie-autonomie. Een ambitieus kader voor 2030 op basis van duidelijke doelstellingen en strategische planning heeft de EU al dichter bij onze klimaat- en energiedoelstellingen gebracht.
Uit de beoordeling van de definitieve geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen blijkt dat de volledige uitvoering ervan de EU dicht bij de verwezenlijking van haar doelstellingen zou brengen. Uit de analyse die in deze mededeling wordt samengevat, blijkt dat er aanzienlijke verbeteringen zijn ten opzichte van de ontwerpplannen en dat de EU goed op schema ligt om de streefcijfers voor 2030 te halen, namelijk een vermindering van de netto-uitstoot van broeikasgassen met ten minste 55 % ten opzichte van 1990 en een verhoging van het aandeel hernieuwbare energie tot ten minste 42,5 % met de ambitie om 45 % te bereiken, hoewel verdere inspanningen nodig zijn om het energieverbruik met 11,7 % te verminderen. Ondanks deze verbeteringen blijven er enkele lacunes bestaan. De tussentijdse klimaatdoelstelling voor 2040 kan zorgen voor meer voorspelbaarheid en de businesscase voor de schone transitie die in de plannen wordt gepresenteerd, versterken, waardoor we de doelstellingen voor 2030 kunnen halen.
De definitieve geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen werden opgesteld na een uitgebreid raadplegingsproces op nationaal en regionaal niveau en omvatten een iteratief proces met de Commissie, waarbij de ontwerpversies werden beoordeeld en aanbevelingen aan de lidstaten werden gedaan om ambitieuze en aannemelijke definitieve plannen op te stellen 8 . Eind april hadden 24 lidstaten hun definitieve geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen ingediend 9 . De lidstaten die dit nog niet hebben gedaan — België, Estland en Polen — worden dringend verzocht hun plannen zo spoedig mogelijk af te ronden 10 .
In deze EU-brede beoordeling wordt de balans opgemaakt van de collectieve ambitie van de lidstaten 11 , worden tekorten aan ambitie vastgesteld die snel moeten worden aangepakt en worden gedeelde uitdagingen en kansen voor de toekomst beschreven. De beoordeling gaat vergezeld van een werkdocument van de diensten van de Commissie met de beoordelingen van de definitieve nationale energie- en klimaatplannen van de afzonderlijke lidstaten 12 en gerichte richtsnoeren om de uitvoering te vergemakkelijken.
Belangrijkste bevindingen van de EU-brede beoordeling
Op basis van de prognoses van de lidstaten raamt de Commissie een daling van de totale nettobroeikasgasemissies 13 met ongeveer 54 % in 2030 ten opzichte van 1990, waaruit blijkt dat de EU goed op schema ligt om de doelstelling voor 2030 te bereiken. Dit is afhankelijk van de volledige uitvoering van de bestaande en aanvullende beleidslijnen en maatregelen van de lidstaten en van het EU-beleid.
De broeikasgasemissies van de sectoren die onder de verordening inzake de verdeling van de inspanningen 14 (ESR) vallen, zullen in 2030 naar verwachting met ongeveer 38 % dalen ten opzichte van 2005, ongeveer 2 procentpunten minder dan de EU-doelstelling van 40 %.
Hoewel verschillende lidstaten hun inspanningen in de landsector hebben opgevoerd vergeleken met de ontwerpplannen, is er nog steeds een kloof van ongeveer 45-60 Mt CO2-equivalent (gelijk aan ongeveer 100 % tot 140 % van het streefcijfer voor extra verwijderingen) ten opzichte van het streefcijfer voor 2030 in het kader van de verordening inzake landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) 15 .
Wat aanpassing aan klimaatverandering betreft, wordt slechts in enkele definitieve nationale energie- en klimaatplannen voldoende rekening gehouden met paraatheid en veerkracht ten aanzien van klimaateffecten. In een beperkt aantal plannen worden maatregelen op het gebied van waterweerbaarheid overwogen.
De meeste lidstaten leggen nationale bijdragen voor die in overeenstemming zijn met het bindende streefcijfer van de EU voor 2030 voor het aandeel hernieuwbare energie van ten minste 42,5 %. Er blijft echter een beperkte ambitiekloof van 1,5 procentpunt bestaan.
Ondanks verbeteringen in de bijdragen van de lidstaten aan het EU-streefcijfer voor energie-efficiëntie van 11,7 % tegen 2030, blijft er een ambitiekloof bestaan van 31,1 Mtoe voor eindenergieverbruik en 47,3 Mtoe voor primair energieverbruik. Voor het eindenergieverbruik komt dit neer op een EU-ambitieniveau van 8,1 %.
In de plannen wordt de energiezekerheid versterkt door een lager gasverbruik en meer gediversifieerde energiebronnen, waaronder een grotere rol voor kernenergie in verschillende lidstaten bij de opwekking van elektriciteit en warmte. We moeten de infrastructuur echter verder aanpassen aan een koolstofvrij energiesysteem, meer elektrificatie op basis van variabele hernieuwbare energiebronnen en snel veranderende bedreigingen zoals klimaatverandering en cyberbeveiliging.
Wat de interne energiemarkt betreft, hebben de lidstaten in hun definitieve plannen nieuwe maatregelen opgenomen om de flexibiliteit te bevorderen, de markten te stabiliseren en om hernieuwbare energiebronnen meer ingang te doen vinden. Er zijn echter aanvullende maatregelen nodig om grensoverschrijdende interconnecties te ontwikkelen en de markten verder te integreren.
Uit de definitieve plannen blijkt dat meer aandacht wordt besteed aan het concurrentievermogen van de industrie, de veerkracht van toeleveringsketens, innovatie en de ontwikkeling van vaardigheden. Op enkele uitzonderingen na ontbreekt het in de plannen echter veelal aan voldoende specifieke en uitvoerbare doelstellingen op deze gebieden.
In ongeveer de helft van de plannen wordt erkend dat het belangrijk is om de subsidies voor fossiele brandstoffen geleidelijk af te schaffen. Een lijst van bestaande subsidies voor fossiele brandstoffen, concrete tijdschema’s en maatregelen om deze geleidelijk af te schaffen ontbreken echter grotendeels.
Wat de rechtvaardige transitie betreft, beschrijven de plannen grotendeels de gevolgen van de energietransitie voor de behoeften aan vaardigheden en opleiding, maar ontbreekt een gedetailleerde analyse van de gevolgen op sociaal en werkgelegenheidsgebied, met name voor kwetsbare huishoudens, werknemers en regio’s. Concretere maatregelen en een duidelijke indicatie van de middelen om deze effecten te beperken, zouden een troef zijn geweest. Bovendien bieden de lidstaten geen toereikende analytische basis voor het opstellen van hun sociale klimaatplannen.
De meeste lidstaten pakken energiearmoede aan en schetsen structurele of inkomenssteunmaatregelen met de nadruk op energie-efficiëntie, renovatie van gebouwen en decarbonisatie. Tegelijkertijd geven slechts enkele lidstaten duidelijke definities van energiearmoede of stellen zij specifieke reductiedoelstellingen vast.
De investeringsramingen van de lidstaten zijn aanzienlijk verbeterd ten opzichte van de ontwerpplannen, maar er zijn verdere inspanningen nodig om deze te verfijnen en een alomvattende strategie te ontwikkelen voor het mobiliseren van publieke en particuliere financiering om de zekerheid voor investeerders te vergroten, zodat de nationale energie- en klimaatplannen doeltreffende investeringsplannen kunnen worden.
In de meeste plannen wordt een duidelijker overzicht gegeven van het openbare raadplegingsproces voor de voorbereiding van de definitieve nationale energie- en klimaatplannen. De inspraakprocedures hadden inclusiever en doeltreffender kunnen zijn, met meer informatie en langere raadplegingstermijnen.
Een koolstofvrije economie met een schone en concurrerende energiesector
Decarbonisatie
De definitieve geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen zijn aanzienlijk beter dan de ontwerpplannen, waardoor de EU veel dichter bij de verwezenlijking van de broeikasgasemissiereductiedoelstelling voor 2030 van ten minste 55 % komt. Op basis van een analyse van de prognoses van de lidstaten in de ingediende plannen schat de Commissie dat de totale nettobroeikasgasemissies in 2030 met ongeveer 54 % zullen dalen ten opzichte van 1990 16 , waaruit blijkt dat de EU goed op schema ligt om haar streefcijfer voor 2030 te halen. Hoewel dit resultaat wordt ondersteund door bestaande en nieuwe nationale maatregelen, zou het niet haalbaar zijn zonder de bijdrage van EU-beleid en -maatregelen in het kader van het “Fit for 55”-pakket, zoals het EU-emissiehandelssysteem en de CO2-normen voor voertuigen.
Voor de sectoren die onder de verordening inzake de verdeling van de inspanningen (ESR) vallen, zijn de definitieve plannen weliswaar aanzienlijk ambitieuzer dan de ontwerpversies, maar is er nog steeds een kloof ten opzichte van de doelstelling voor 2030. Krachtens de ESR moeten de emissies van binnenlands vervoer, gebouwen, landbouw, kleine industrie en afval tegen 2030 met 40 % worden verminderd ten opzichte van 2005. Op basis van de beschikbare prognoses wordt verwacht dat de emissies in 2030 met 38 % zullen dalen ten opzichte van het niveau van 2005, wat ongeveer 2 procentpunt lager is dan het EU-streefcijfer 17 . Dankzij aanvullende of aangescherpte maatregelen betekent dit een aanzienlijke verbetering ten opzichte van de kloof van meer dan 6 procentpunten op basis van de EU-brede beoordeling van de ontwerpen van de nationale energie- en klimaatplannen. Twaalf lidstaten 18 verwachten hun ESR-streefcijfers voor 2030 te halen met bestaande en aanvullende beleidslijnen en maatregelen (tegenover acht in de ontwerpplannen), terwijl zes 19 andere verwachten hun streefcijfers te halen door gebruik te maken van de beschikbare binnenlandse flexibiliteit. Vijf lidstaten 20 verwachten een kloof te hebben ten opzichte van hun streefcijfers voor 2030 21 .
Wat de landsector betreft, blijkt uit de prognoses van de lidstaten dat de EU niet op schema ligt om haar doelstelling voor 2030 te halen om tegen 2030 nog 42 Mt Co2-equivalent aan nettoverwijderingen te genereren 22 . De landsector heeft de afgelopen jaren steeds minder koolstof uit de atmosfeer opgeslagen. Uit de geaggregeerde analyse blijkt dat de koolstofput naar verwachting niet zal verbeteren ten opzichte van de huidige niveaus. In feite blijft de EU met ongeveer 45 tot 60 Mt CO2-equivalent nog steeds achter bij de doelstelling voor 2030. Niettemin hebben verschillende lidstaten hun ambitie opgevoerd en concretere trajecten voorgesteld om hun streefcijfer voor 2030 te halen met aanvullend beleid in de landsector. Negen lidstaten 23 (tegen vijf in de ontwerpplannen) verwachten nu hun LULUCF-streefcijfers te halen. Een van deze lidstaten, namelijk Denemarken, heeft onlangs belangrijke hervormingen doorgevoerd, waaronder het beprijzen van emissies door de landbouw en het gebruik van de gegenereerde inkomsten om de transitie van de landsector te financieren. In verschillende definitieve plannen wordt ook erkend dat moet worden geïnvesteerd in betere monitoring, rapportage en verificatie van land om de kwaliteit van de gegevens te verbeteren met het oog op een doeltreffende en efficiënte beleidsvorming in de sector. De meeste plannen bevatten echter onvoldoende details over de maatregelen die nodig zijn om de streefcijfers te halen en een kwantificering van de effecten ervan. Een efficiënter algemeen gebruik van biomassa (voor energie, levensmiddelen en biogebaseerde producten) in de richting van biogebaseerde producten met een hogere toegevoegde waarde zou van cruciaal belang zijn voor de landsector.
In de definitieve nationale energie- en klimaatplannen wordt in vergelijking met de ontwerpen meer nadruk gelegd op beleid voor het koolstofvrij maken van vervoer en gebouwen, maar er zijn meer inspanningen nodig. Het EU-emissiehandelssysteem voor de verbranding van brandstoffen in gebouwen, het wegvervoer en andere sectoren (ETS2) en het bijbehorende Sociaal Klimaatfonds spelen een belangrijke rol bij het verminderen van emissies in het wegvervoer en gebouwen, maar aanvullende nationale inspanningen zijn onontbeerlijk. De meeste lidstaten hebben maatregelen gepland om de duurzame transitie van de vervoerssector te ondersteunen, voortbouwend op EU-beleid zoals CO2-normen voor voertuigen en de verordening infrastructuur voor alternatieve brandstoffen. De plannen omvatten maatregelen ter ondersteuning van de elektrificatie en de invoering van emissievrije infrastructuur voor wegen, spoorwegen, havens en luchthavens, alsook maatregelen ter bevordering van verschuivingen tussen vervoerswijzen, onder meer naar openbaar vervoer en actieve/niet-gemotoriseerde mobiliteit. De lidstaten verwachten dat deze maatregelen de emissies van het vervoer de komende jaren aanzienlijk zullen verminderen, wat een snelle uitvoering van het beleid en de maatregelen van de EU en de lidstaten vereist, naast voortdurende monitoring. Sommige lidstaten 24 hebben nog steeds steunregelingen voor voertuigen op fossiele brandstoffen die haaks staan op de decarbonisatiedoelstellingen en die geleidelijk moeten worden afgeschaft. Wat de gebouwensector betreft, nemen de lidstaten, zoals uiteengezet in de punten 2.2 en 2.3, stappen om hernieuwbare energiebronnen voor verwarming en koeling te bevorderen en de renovatie van gebouwen te ondersteunen, maar er moet meer worden gedaan om het desbetreffende beleid te plannen en uit te voeren.
Wat koolstofafvang, -gebruik en -opslag (CCUS) betreft, bevatten de definitieve geactualiseerde plannen aanvullende informatie en ambitieuzere projecten. Meer dan de helft van de lidstaten heeft ten minste gedeeltelijk rekening gehouden met de desbetreffende aanbevelingen van de Commissie 25 . In tegenstelling tot de ontwerpversies verkleinen de definitieve plannen de kloof ten opzichte van het in de verordening voor een nettonulindustrie vastgestelde streefcijfer van 50 miljoen ton CO2 per jaar tegen 2030. Op basis van de beschikbare informatie zijn de lidstaten van plan in 2030 jaarlijks 42,4 Mt CO2 af te vangen, waarvan 14,9 Mt CO2 uit biogene bronnen. De lidstaten schatten dat de jaarlijkse injectiecapaciteit in 2030 tussen 27,1 en 45,1 Mt CO2 zal liggen. Sommige lidstaten hebben geen geplande injectiecapaciteit op hun grondgebied gemeld. Sinds juni 2024 vereist de verordening betreffende de versterking van het Europese ecosysteem voor de productie van nettonultechnologie 26 echter dat de lidstaten jaarlijks verslag uitbrengen over toekomstige projectontwikkelingen in verband met de behoefte aan CO2-afvang- en -injectiecapaciteit op hun grondgebied. Verschillende geactualiseerde plannen weerspiegelen de noodzaak om een CO2-pijpleidingnet te ontwikkelen, en sommige lidstaten hebben ook vooruitgang geboekt bij het opzetten van het noodzakelijke faciliterende regelgevingskader voor het beheer van industriële koolstof.
Wat aanpassing aan klimaatverandering betreft, hebben de lidstaten de aanbevelingen van de Commissie slechts gedeeltelijk opgevolgd. Dit is een belangrijk punt van zorg gezien de bevindingen van het verslag van het Europees Milieuagentschap van maart 2024 over de Europese klimaatrisicobeoordeling (EUCRA) 27 , waarin werd vastgesteld dat de EU en de lidstaten achterblijven bij de toenemende klimaatrisico’s. In het verslag van president Niinistö van oktober 2024 28 wordt gesteld dat klimaatverandering een risicomultiplicator is en wordt benadrukt dat het beginsel “paraatheid door ontwerp” moet worden geïntegreerd in een holistische aanpak van alle bedreigingen.
Desondanks worden aanpassingsbeleid en -maatregelen in slechts een handvol definitieve plannen 29 naar behoren geïntegreerd in de verschillende dimensies van de energie-unie. In veel gevallen bevatten de plannen kruisverwijzingen naar nationale aanpassingsstrategieën en -plannen. In andere plannen worden aanpassingsaspecten en verbanden slechts gedeeltelijk in aanmerking genomen en ontbreekt het aan kwantitatieve metingen van de aanpassingsbehoeften en van de effecten en voordelen van aanpassingsbeleid. Er ontbreekt vaak informatie over klimaatkwetsbaarheden en -risico’s voor de energie-unie. In sommige plannen wordt ingegaan op de gevolgen van de klimaatverandering voor de toekomstige beschikbaarheid van water en de risico’s ervan voor de energiesector 30 (bijvoorbeeld het risico van onvoldoende of verstoorde watervoorziening voor de opwekking van waterkracht en groene waterstof en voor het koelen van energiecentrales, waaronder kerncentrales). Slechts een beperkt aantal lidstaten heeft noemenswaardige aanvullende aanpassingsbeleidslijnen en -maatregelen vastgesteld 31 . Hoewel de rol van op de natuur gebaseerde oplossingen in sommige gevallen wordt erkend, is er een onbenut potentieel om het gebruik ervan te bevorderen ter ondersteuning van de doelstellingen van de energie-unie.
Volgende stappen
Ondanks een duidelijke verbetering ten opzichte van de ontwerpplannen blijft er een kloof bestaan ten opzichte van de ESR- en LULUCF-doelstellingen voor 2030. Er zijn aanvullende maatregelen nodig om de streefcijfers te halen en de inspanning voor aanpassing aan de klimaatverandering op te schalen.
De Commissie zal een constructieve dialoog blijven voeren met en steun blijven verlenen aan de lidstaten om de uitvoering te vergemakkelijken en de ambities waar nodig te versterken. De Commissie zal de vooruitgang in de richting van de ESR- en LULUCF-doelstellingen jaarlijks monitoren, waar nodig met behulp van instrumenten zoals het aanvragen van plannen met corrigerende maatregelen.
Lidstaten die niet op schema liggen om hun ESR-doelstellingen te halen, worden aangemoedigd een degelijke strategie te ontwikkelen om aanvullende maatregelen te combineren met het gebruik van beschikbare flexibiliteit. Alle lidstaten moeten ETS2 snel uitvoeren om kosteneffectieve emissiereducties door wegvervoer en gebouwen te waarborgen en aanvullende nationale maatregelen om deze sectoren koolstofvrij te maken, te versnellen. Voor de vervoerssector zijn onder meer elektrificatie en de uitrol van infrastructuur, vraagsturing, een toename van het gebruik van openbaar en gedeeld vervoer en actieve/niet-gemotoriseerde mobiliteit van cruciaal belang.
De lidstaten moeten ook de emissies van de lucht- en zeevaart blijven verminderen. Daartoe moeten zij de productie van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen voor de zeevaart en van duurzame luchtvaartbrandstoffen ondersteunen 32 en investeren in infrastructuur voor toekomstige emissievrije luchtvaartuigen en de elektrificatie van havens en luchthavens.
De lidstaten moeten hun land-, bio-economie- en energiebeleid dringend aanvullen om een duurzamer oogstniveau en meer nettoverwijderingen in de land- en bosbouw te bereiken, rekening houdend met circulariteit. Een gerichter gebruik van overheidsmiddelen, zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid of staatssteun, kan de invoering ondersteunen van betere monitoringtechnologieën en landbeheerpraktijken die de grootste klimaatvoordelen opleveren, op de natuur gebaseerde oplossingen bevorderen, de klimaatbestendigheid vergroten en zo de voedselzekerheid en de biodiversiteit beschermen.
De lidstaten kunnen ook marktgebaseerde benaderingen overwegen die voortbouwen op de EU-verordening betreffende een certificeringskader van de Unie voor permanente koolstofverwijderingen, koolstoflandbeheer en koolstofopslag in producten 33 . In 2025 zal de Commissie de methoden voor koolstoflandbeheer in het kader van deze verordening vaststellen om duurzaam landbeleid met voordelen voor de biodiversiteit verder te stimuleren.
Een duurzamere productie en een efficiënter gebruik van biomassa is een belangrijke bouwsteen van de komende nieuwe EU-strategie voor de bio-economie (die tegen eind 2025 moet worden goedgekeurd). Een verbeterde, meer gestroomlijnde monitoring van biomassa zou een faciliterend instrument zijn voor deze ambitie.
De lidstaten worden aangemoedigd de beoordeling van klimaatkwetsbaarheden en -risico’s te verbeteren, onder meer door risico-eigenaren in alle gerelateerde sectorale beleidsmaatregelen in kaart te brengen en opeenvolgende en samengestelde risico’s in overweging te nemen, in overeenstemming met het EUCRA-verslag. Klimaatscenario’s en risicobeoordelingen moeten als basis dienen voor de programmering van energie- en watergerelateerde investeringen en maatregelen.
De lidstaten worden aangemoedigd hun inspanningen op te voeren om bij de voorbereiding van hun komende plannen voor natuurherstel synergieën met maatregelen ter beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering in kaart te brengen en dienovereenkomstig prioriteit te geven aan de uitvoering van maatregelen.
De Commissie zal in 2026 een Europees klimaataanpassingsplan voorleggen om de lidstaten te ondersteunen, met name op het gebied van paraatheid en planning, en ervoor zorgen dat regelmatig wetenschappelijk onderbouwde risicobeoordelingen worden uitgevoerd.
Door de uitvoering van de Clean Industrial Deal en de strategie voor het beheer van industriële koolstof 34 zal de Commissie de ontwikkeling van een markt voor afgevangen CO2 blijven ondersteunen. De lidstaten worden aangemoedigd de ontwikkeling van CO2-opslag- en vervoersinfrastructuur te bevorderen om de doelstellingen van de verordening voor een nettonulindustrie te verwezenlijken.
De bank voor decarbonisatie van de industrie, die naar 100 miljard EUR aan financiering streeft, zal ook een belangrijke rol spelen bij de investeringen van de EU in innovatie en schone technologieën, ter ondersteuning van het koolstofvrij maken van belangrijke industriële processen in verschillende sectoren.
Bij de uitvoering van de nationale energie- en klimaatplannen worden de lidstaten aangemoedigd verder rekening te houden met de synergieën en wisselwerkingen tussen de geplande maatregelen en milieuprioriteiten zoals luchtverontreiniging en circulariteit.
Hernieuwbare energie
Zoals uiteengezet in het kompas voor concurrentievermogen, is de EU strategisch gepositioneerd om haar leiderschap als mondiale koploper op het gebied van hernieuwbare energie te behouden, maar moet zij ervoor zorgen dat de ambitieuze vraag naar decarbonisatie gepaard gaat met leiderschap op het gebied van de technologieën die dit zullen leveren 35 .
De EU zet zich in voor haar streefcijfer voor hernieuwbare energie van ten minste 42,5 % en heeft de ambitie om tegen 2030 op 45 % uit te komen. Dit streefcijfer is niet alleen een pijler van de Europese Green Deal, maar staat ook centraal bij de uitvoering van het actieplan voor betaalbare energie van de Commissie. Door de uitrol van hernieuwbare energie te versnellen, wil de EU consumenten beschermen tegen volatiele prijzen van fossiele brandstoffen, de energierekeningen op lange termijn verlagen en haar energiesoevereiniteit versterken.
Tussen 2022 en 2024 hebben de lidstaten ongeveer 205 GW 36 aan hernieuwbare elektriciteitscapaciteit geïnstalleerd, wat meer is dan de toename tussen 2014 en 2022, waaruit de politieke wil blijkt om het energiesysteem te transformeren, de strategische afhankelijkheden te verminderen en zowel duurzame economische groei als innovatie te stimuleren. Hernieuwbare energie is niet alleen een klimaatvereiste. Hernieuwbare energiebronnen zijn een belangrijke hefboom om alle Europeanen betaalbare, veilige en in eigen land geproduceerde energie te leveren. Verwacht wordt dat elektriciteitsverbruikers in de EU in de periode 2021-2023 naar schatting 100 miljard EUR hebben bespaard dankzij extra elektriciteitsopwekking uit nieuw geïnstalleerde fotovoltaïsche en windenergiecapaciteit. De bijdragen van de lidstaten wijzen op een sterke inzet voor de uitrol van hernieuwbare energie, maar wijzen op een aandeel van 41 % 37 hernieuwbare energie 38 in het bruto eindenergieverbruik tegen 2030. Tegelijkertijd blijkt uit een meer optimistische beoordeling op basis van de prognoses van de lidstaten dat de EU een cijfer van 42,6 % zou kunnen bereiken, waaruit blijkt dat er nog steeds potentiële mogelijkheden zijn.
Dit betekent aanzienlijke vooruitgang ten opzichte van het verwachte aandeel hernieuwbare energie van 33,1 tot 33,7 % in de oorspronkelijke definitieve nationale energie- en klimaatplannen van 2019 en is ook hoger dan het totale aandeel dat voortvloeit uit de ontwerpen van geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen die in juni 2023 moesten worden ingediend. De realiteit blijft echter dat, hoewel meer dan twee derde van de lidstaten 39 zijn ambitieniveau aanzienlijk heeft verhoogd, er nog steeds een beperkte kloof is van 1,5 procentpunt ten opzichte van het streefcijfer van 42,5 %, en dat er dringend actie moet worden ondernomen om deze kloof te dichten. Als de lidstaten hun prognoses echter volledig waarmaken, zou er geen sprake zijn van een ambitiekloof bij het bereiken van het bindende streefcijfer van 42,5 %. Zelfs in het beste geval zullen de collectieve bijdragen echter nog steeds niet voldoen aan het ambitieuze EU-streefcijfer van 45 % hernieuwbare energie in het kader van de richtlijn hernieuwbare energie 40 , zoals gewijzigd. De uitdaging is nu om deze prognoses in de praktijk om te zetten door middel van concrete maatregelen en er zo voor te zorgen dat de EU en de lidstaten hun toezeggingen nakomen.
Veel lidstaten hebben verdere maatregelen geschetst om de vergunningverlening te versnellen en de stroomafnameovereenkomsten en de zelfconsumptie te verhogen, waarbij sommige landen plannen beschrijven om gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie in kaart te brengen. 22 lidstaten 41 hebben een streefcijfer voor hernieuwbare energie voor verwarming en koeling voor 2030 vastgesteld dat in overeenstemming is met de herziene richtlijn hernieuwbare energie 42 . Voorts hebben elf lidstaten 43 een specifiek streefcijfer vermeld voor hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong (RFNBO) voor de industrie. Daarnaast hebben sommige lidstaten hun geplande elektrolysecapaciteit tegen 2030 aangegeven, terwijl andere nog steeds de haalbaarheid van streefcijfers voor hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong in de industrie beoordelen.
Wat innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie betreft, hebben tien lidstaten 44 ambitieuze streefcijfers vastgesteld voor nieuw geïnstalleerde capaciteit tegen 2030, met als doel het indicatieve streefcijfer van 5 % te halen dat in de herziene richtlijn hernieuwbare energie 45 is vastgesteld. Hoewel de meeste lidstaten gevolg hebben gegeven aan de aanbevelingen van de Commissie inzake hernieuwbare energie in vervoer en bio-energie, ontbreekt het in de plannen echter nog steeds aan informatie over de binnenlandse voorziening met bosbiomassa voor energiedoeleinden, over de wijze waarop bosbiomassa zal worden gebruikt voor energieproductie en over de vraag of de lidstaten voldoen aan de desbetreffende verplichtingen uit hoofde van de LULUCF-verordening.
Tot slot hebben bijna alle lidstaten 46 gevolg gegeven aan de aanbevelingen van de Commissie inzake biomethaan en maatregelen voorgesteld voor biomethaan en biogas, die naar schatting zullen leiden tot een gecombineerde jaarlijkse productie van 25,85 miljard kubieke meter tegen 2030. Slechts zeven lidstaten hebben echter specifieke, afzonderlijke streefcijfers voor biomethaan vastgesteld. Zweden stelt financiële steun voor biomethaan voor, maar stelt geen specifiek streefcijfer vast.
Volgende stappen
Ondanks aanzienlijk hogere nationale ambities in vergelijking met de ontwerpen van geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen, is er nog steeds een kloof van 1,5 procentpunt ten opzichte van het EU-streefcijfer voor hernieuwbare energie voor 2030 van ten minste 42,5 % als de lidstaten hun ambitieuzere prognoses niet waarmaken. Hoewel het streefcijfer van 42,5 % dus kan worden gehaald, is het van cruciaal belang om de lidstaten te blijven ondersteunen bij het dichten van deze kloof en bij hun gemeenschappelijke doelstelling om tegen 2030 45 % te bereiken, en is er meer actie nodig om de uitrol van hernieuwbare energie te versnellen.
Het is niet het moment voor zelfgenoegzaamheid. De Commissie zal samen met de lidstaten de uitvoering van de definitieve plannen ondersteunen en nauwlettend volgen en zal alternatieven voor verdere actie onderzoeken om de meest ambitieuze prognoses van de lidstaten voor het dichten van de ambitiekloof te verwezenlijken. De Commissie zal beoordelen of verdere maatregelen nodig zijn om de collectieve verwezenlijking van het streefcijfer voor hernieuwbare energie te waarborgen, met inbegrip van het ambitieuze streefcijfer van 45 %.
Als uitgangspunt zullen de maatregelen in het actieplan voor betaalbare energie en in de Clean Industrial Deal de lidstaten aanzienlijk ondersteunen bij het verwezenlijken van hun doelstellingen en tegelijkertijd de energiekosten voor de Europese consumenten verlagen.
In het kader van een pakket voor het Europese net dat in het laatste kwartaal van 2025 wordt voorgesteld, zal de Commissie zich inspannen om de EU-wetgeving verder te stroomlijnen en te vereenvoudigen en de vergunningstermijnen te verkorten, onder meer door middel van gerichte actualiseringen van de milieuwetgeving, die van cruciaal belang zullen zijn voor het wegnemen van belemmeringen voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie, de ontwikkeling van infrastructuur en energieopslag. Dit zal met name relevant zijn voor de sectoren gebouwen en industrie. De nadruk zal liggen op het vergroten van de energieopslagcapaciteit om een gunstig kader te creëren voor investeringen in op hernieuwbare energie gebaseerde elektrificatie.
De Commissie zal de lidstaten blijven ondersteunen bij hun uitvoeringsinspanningen in het kader van het initiatief “Accele-RES”; dit omvat één-op-één-samenwerking met de lidstaten, de deskundigengroep inzake vergunningen, specifieke workshops en de gecoördineerde actie inzake de richtlijn hernieuwbare energie (CA-RES).
Wat de in het actieplan voor betaalbare energie uiteengezette maatregelen voor de middellange tot langere termijn betreft, zal het actieplan voor elektrificatie een systeembrede transformatie stimuleren om de elektrificatie te versnellen die nodig is om de streefcijfers te halen en het gebruik van hernieuwbare energie te ondersteunen. Dit omvat het opschalen van stroomafnameovereenkomsten (PPA’s), het ondersteunen van flexibiliteitsoplossingen zoals opslag en vraagrespons, en het lanceren van bewustmakingsinitiatieven zoals éénloketsystemen voor consumenten en bedrijven. Daarnaast zullen maatregelen om de elektriciteitsnetten te moderniseren en uit te breiden, en om grensoverschrijdende investeringen in onder meer schone-energie-infrastructuur te kanaliseren, een belangrijke rol spelen bij het dichten van de kloof. De Commissie zal verdere beleidsmaatregelen voorstellen om deze inspanningen te ondersteunen, en de nationale regeringen moeten deze onverwijld in hun energiestrategieën integreren.
Op korte termijn moeten de lidstaten hun inspanningen opvoeren om te zorgen voor een snelle en doeltreffende uitvoering en handhaving van vergunningsregels, zoals die welke in de herziene richtlijn hernieuwbare energie zijn uiteengezet, om de uitrol van projecten te versnellen.
De lidstaten worden aangemoedigd specifieke maatregelen te ontwerpen die het gebruik van PPA’s vergemakkelijken door een ondersteunend wet- en regelgevingsklimaat te creëren en stabiele investeringssignalen te geven om investeringen in hernieuwbare energie te mobiliseren.
De lidstaten worden ook aangemoedigd om samenwerkingsmechanismen op basis van hernieuwbare energie te gebruiken om aan hun nationale bijdragen op het gebied van hernieuwbare energie te voldoen, zoals het financieringsmechanisme van de Unie voor hernieuwbare energie 47 . De voordelen voor de bijdragende landen zijn onder meer dat projecten op het gebied van hernieuwbare energie worden gefinancierd waar de lokale omstandigheden deze kosteneffectiever maken dan op eigen grondgebied, alsook toegang tot de productie van hernieuwbare energie die op hun eigen grondgebied schaars kan zijn, bijvoorbeeld niet aan zee grenzende landen die profiteren van offshore-windenergieprojecten. Voor de gastlanden bestaan de voordelen uit investeringen in lokale hernieuwbare-energieprojecten zonder druk op de nationale begroting, evenals lokale werkgelegenheid, lagere broeikasgasemissies, verbeterde luchtkwaliteit, modernisering van het energiesysteem en verminderde afhankelijkheid van invoer.
De lidstaten wordt verzocht de ontwikkeling van systemen voor hernieuwbare stadsverwarming en -koeling en de aanpassing van bestaande systemen verder te bevorderen om de energie-efficiëntie te verhogen en hernieuwbare-energieoplossingen zoals warmtepompen in de verwarmings- en koelingsnetwerken te integreren. De strategie betreffende verwarming en koeling zal aldus het gebruik van hernieuwbare energie in die sectoren verder stimuleren.
Energie-efficiëntie
Het bereiken van het bindende streefcijfer van de EU om het energieverbruik tegen 2030 48 met 11,7 % 49 te verminderen, is van cruciaal belang voor het concurrentievermogen, de veiligheid en de klimaatambities van Europa. Energie-efficiëntie verlaagt de energiekosten, vergroot de energiezekerheid doordat de EU minder afhankelijk wordt van ingevoerde fossiele brandstoffen en vergroot het concurrentievermogen. Met name het koolstofvrij maken van gebouwen zal de bouwsector en de sector schone technologie in de EU een impuls geven.
Het totale energieverbruik van de EU is sinds 2021 gedaald, waardoor het dichter bij de energie-efficiëntiedoelstellingen van de EU voor 2030 komt. In totaal hebben 15 lidstaten 50 hun ambities op het gebied van energie-efficiëntie voor het eindenergieverbruik verhoogd ten opzichte van de ontwerpplannen 51 .
Negen lidstaten 52 hebben hun nationale bijdragen afgestemd op het energie-efficiëntiestreefcijfer van de EU voor 2030 53 . Bovendien hebben verschillende lidstaten, zoals Ierland en Oostenrijk, nationale streefcijfers vastgesteld die ambitieuzer zijn dan hun eigen prognoses 54 , waaruit blijkt dat zij zich inzetten voor een verdere vermindering van het eindenergieverbruik.
Ondanks de vooruitgang in de richting van een efficiënter energieverbruik blijft er een kloof bestaan ten aanzien van de verwezenlijking van de energie-efficiëntiedoelstellingen van de EU voor 2030. De geaggregeerde bijdragen resulteren in een verwacht eindenergieverbruik van 794,1 Mtoe tegen 2030. Hoewel de ambitiekloof met 20 Mtoe is verkleind ten opzichte van de ontwerpen van geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen, blijven de definitieve bijdragen 47,3 Mtoe boven het streefcijfer voor primair energieverbruik van 992,5 Mtoe en 31,1 Mtoe boven het streefcijfer voor eindenergieverbruik van 763 Mtoe, wat neerkomt op een percentage van 8,1 %. Dit is een aanzienlijke kloof, die gelijk is aan het jaarlijkse eindenergieverbruik van België. Desondanks moet de kloof in de context worden gezien en weerspiegelen de huidige cijfers aanzienlijke vooruitgang ten opzichte van eerdere energie-efficiëntiedoelstellingen.
Wat gerichte beleidslijnen en maatregelen betreft, hebben veel lidstaten de meeste aanbevelingen van de Commissie ten minste gedeeltelijk opgevolgd. Hoewel de lidstaten de financieringsprogramma’s, steunmaatregelen en geplande beleidsmaatregelen gedetailleerd beschrijven, verstrekken verschillende lidstaten geen informatie over de uitvoering van het energie-efficiëntie-eerstbeginsel, noch kwantificeren zij de energiebesparingen die worden verwacht van de in hun plannen uiteengezette energie-efficiëntiemaatregelen. Daarnaast bevatten verschillende plannen beperkte informatie over de energie-efficiëntieverplichtingen voor de overheidssector.
Om gebouwen tegen 2050 volledig koolstofvrij te maken, moet het huidige energierenovatiepercentage worden verdrievoudigd. Niettemin hebben de meeste lidstaten de ambitie van hun nationale langetermijnrenovatiestrategieën voor 2020 55 gehandhaafd, waarbij zij soms verwijzen naar hun komende nationale plannen voor de renovatie van gebouwen, waarvan de ontwerpversies uiterlijk in december 2025 moeten worden ingediend. Slechts enkele lidstaten hebben de ambitie van hun langetermijnrenovatiestrategieën verhoogd 56 of ambitieuzere beleidsmaatregelen en maatregelen voor gebouwen ingevoerd 57 . ETS2 en het Sociaal Klimaatfonds zullen bijdragen tot de ondersteuning van de nationale inspanningen om gebouwen koolstofvrij te maken.
Volgende stappen
Ondanks een aanzienlijke verbetering ten opzichte van de ontwerpen van geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen blijft er een ambitiekloof van 31,1 Mtoe bestaan in de richting van het energie-efficiëntiestreefcijfer van de Unie van 763 Mtoe 58 in 2030, wat neerkomt op een vermindering van 8,1 %.
Nu 2030 nog maar een paar jaar verwijderd is, zijn verdere maatregelen nodig. De lidstaten moeten hun ambitie en uitvoeringsinspanningen dringend opvoeren. De Commissie lanceert een reeks operationele acties om de lidstaten te ondersteunen bij het dichten van de ambitiekloof en om ook toezicht te houden op de uitvoering van de definitieve plannen. De Commissie zal beoordelen of verdere maatregelen nodig zijn om de collectieve verwezenlijking van de energie-efficiëntiestreefcijfers te waarborgen.
Het actieplan voor betaalbare energie van de Commissie draagt concreet bij tot het dichten van de energie-efficiëntiekloof door te onderzoeken hoe een EU-brede markt voor energie-efficiëntie kan worden opgezet, met inbegrip van energiebesparingscertificaten. Het plan versterkt ook het toezicht op producten die niet voldoen aan de energie-efficiëntievereisten en verbindt de Commissie ertoe de EU-regels inzake energie-etikettering en ecologisch ontwerp te actualiseren.
Via de Europese Coalitie voor de financiering van energie-efficiëntie zal de Commissie de toegang tot kapitaal verbeteren en de beschikbaarheid van financiële instrumenten en stimulansen vergemakkelijken ter ondersteuning van marktdeelnemers die energie-efficiëntieoplossingen voor bedrijven aanbieden. De Commissie zal samen met de Europese Investeringsbank Groep (EIB-groep) onderzoeken hoe een EU-garantieregeling kan worden opgezet met als doel de energie-efficiëntiediensten te verdubbelen.
Om ervoor te zorgen dat de ambitiekloof zich niet vertaalt in een uitvoeringskloof, worden de lidstaten aangemoedigd om beleid en maatregelen uit te voeren, waaronder het bieden van aanvullende financieringsopties ter ondersteuning van energie-efficiëntieprojecten en -oplossingen, het verbeteren van de toegang tot kapitaal en het bieden van financiële stimulansen voor de particuliere sector. De Commissie zal de lidstaten bij deze inspanningen ondersteunen door aanvullende technische bijstand te onderzoeken, bijvoorbeeld via het LIFE-financieringsprogramma voor de transitie naar schone energie of het instrument voor technische ondersteuning.
De lidstaten wordt verzocht het tempo van de renovatie op te voeren en in hun nationale plannen voor de renovatie van gebouwen alomvattende investeringsplannen op te nemen om het gebouwenbestand tegen 2050 koolstofvrij te maken. De lidstaten wordt verzocht bij de indiening van hun nationale plannen voor de renovatie van gebouwen hun ambitieuze doelstellingen met betrekking tot de totstandbrenging van betaalbare en duurzame huisvesting aan te geven.
De lidstaten worden aangemoedigd maatregelen uit te voeren die de elektrificatie van het vervoer bevorderen en het openbaar vervoer aantrekkelijker maken.
De lidstaten worden ook aangespoord om ETS2 uit te voeren en robuuste sociale klimaatplannen voor te stellen die, in combinatie met aanvullend nationaal beleid, zullen helpen om de sectoren gebouwen en wegvervoer koolstofvrij te maken en de energie-efficiëntie in deze sectoren te vergroten.
De lidstaten wordt verzocht industrieën ertoe aan te zetten aanbevelingen inzake energie-efficiëntie aan te nemen die zijn vastgesteld door middel van energieaudits en energiebeheersystemen.
Investeringen aantrekken voor een concurrerende schone economie
Om de groene, digitale en sociale transitie te financieren zijn meer overheidsinvesteringen nodig en moet particulier kapitaal worden aangetrokken. Zoals uiteengezet in de mededeling “De weg naar het volgende meerjarig financieel kader” 59 zal de Commissie in 2025 een voorstel indienen voor een eenvoudigere, meer gerichte en langetermijnbegroting met meer impact die de prioriteiten van de EU op het gebied van de schone transitie verwezenlijkt en tegelijkertijd de toegang van begunstigden tot EU-financiering vergemakkelijkt en vereenvoudigt en de kloof in de investeringsbehoeften helpt overbruggen.
Financiering en investeringen
Om de klimaat- en energiedoelstellingen van de EU voor 2030 te halen, moeten de totale investeringen in het energiesysteem in de periode 2021-2030 ongeveer 570 miljard EUR 60 per jaar bedragen. Hoewel het klimaatbestendig maken van energieprojecten door ontwerp 61 een absolute noodzaak is om een veerkrachtig, duurzaam en kostenefficiënt energiesysteem op te bouwen, kan dit de initiële investeringsbehoeften in de komende jaren vergroten. Aangezien de overheidsmiddelen beperkt zijn, moet particulier kapitaal strategisch als hefboom worden gebruikt, onder meer door risicobeperkende instrumenten te gebruiken om projectrisico’s te beperken, de financieringskosten voor kapitaaluitgaven vooraf te verlagen en bijgevolg de totale systeemkosten te verlagen.
Veel lidstaten hebben de robuustheid van hun investeringsramingen in hun definitieve plannen verbeterd, maar beleid en doelstellingen zijn niet altijd afgestemd op ramingen van de investeringsbehoeften. Bovendien ontbreken in verschillende plannen alomvattende strategieën voor het mobiliseren van publieke en private financiering. De meeste lidstaten hebben ten minste gedeeltelijk gevolg gegeven aan de aanbevelingen van de Commissie, met ramingen van de investeringsbehoeften per sector. Toch hebben slechts enkele lidstaten de financieringsbronnen gespecificeerd, het niveau van de benodigde overheidssteun beoordeeld en besproken hoe particuliere investeringen kunnen worden gemobiliseerd. De overige plannen bevatten geen robuuste ramingen van de totale investeringsbehoeften en/of investeringsbehoeften per sector. Dit is een gemiste kans om op lange termijn zichtbaarheid te geven aan geplande investeringen, wat van cruciaal belang is om particuliere financiering aan te trekken. Bovendien is in meer dan de helft van de beoordeelde definitieve nationale energie- en klimaatplannen geen gevolg gegeven aan de aanbeveling om de maatregelen volledig in overeenstemming te brengen met de nationale herstel- en veerkrachtplannen 62 .
Bovendien hebben slechts enkele lidstaten een degelijke beoordeling van de macro-economische gevolgen van het plan verstrekt. Aangezien een macro-economische beoordeling belangrijk is voor een doeltreffende afstemming van het economisch beleid ter ondersteuning van de uitvoering van de nationale energie- en klimaatplannen, zijn verdere inspanningen nodig.
De geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen is van essentieel belang om investeringen te heroriënteren naar de schone transitie en marktstimulansen af te stemmen op de klimaatdoelstellingen. Door subsidies voor fossiele brandstoffen geleidelijk af te schaffen en investeringen om te buigen naar alternatieve industrieën, kunnen overheden schonere energie bevorderen en innovatie stimuleren. Dit zal de economische veerkracht bevorderen en financiële middelen herschikken om gemeenschappen en werknemers te ondersteunen, en zo bijdragen tot een eerlijke en rechtvaardige transitie waarbij zowel milieu- als sociaal welzijn prioriteit krijgen (zie punt 5 hieronder).
Ongeveer de helft van de lidstaten heeft gedeeltelijk gevolg gegeven aan de aanbeveling van de Commissie over de geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen. De nadruk ligt vooral op het proces en de instellingen, met inbegrip van activiteiten in internationale fora, om deze doelstelling te bevorderen door financiële, fiscale en andere stimulansen te evalueren, in kaart te brengen en te catalogiseren 63 . Sommige lidstaten 64 wijzen op de noodzaak van bepaalde subsidies of pleiten voor een voorzichtige aanpak om deze geleidelijk af te schaffen, met name in bijzondere gevallen zoals kwetsbare huishoudens, verwarming en eilanden, om de kosten tot een minimum te beperken en het welzijn te waarborgen.
De lidstaten hebben het proces van de nationale energie- en klimaatplannen dan ook niet volledig benut om maatregelen te schetsen voor en prioriteit te geven aan de geleidelijke afschaffing van de subsidies voor fossiele brandstoffen. In feite hebben slechts enkele lidstaten een beschrijving opgenomen van hun subsidies voor fossiele brandstoffen, maar hebben zij geen sociaal-economische analyse verstrekt over de impact ervan en hebben zij evenmin beleid, maatregelen of tijdschema’s voor de geleidelijke afschaffing ervan vermeld 65 . Andere wijzen op het ontbreken van directe subsidies voor fossiele brandstoffen 66 of uiten twijfels over de vraag of hun belastingmaatregelen als zodanig zouden kunnen worden aangemerkt 67 .
Volgende stappen
Veel lidstaten hebben de robuustheid van hun investeringsramingen verbeterd, maar weinig lidstaten hebben de financieringsbronnen gespecificeerd en beoordeeld hoe particuliere investeringen kunnen worden gemobiliseerd. Slechts weinig lidstaten hebben het proces van de nationale energie-en klimaatplannen volledig benut om maatregelen te schetsen voor en prioriteit te geven aan de geleidelijke afschaffing van de subsidies voor fossiele brandstoffen.
Om de financierings- en investeringsuitdagingen van de klimaat- en energietransitie aan te pakken, wordt in de Clean Industrial Deal een reeks maatregelen voorgesteld ter ondersteuning van investeringen en innovatie, waarbij meer dan 100 miljard EUR wordt vrijgemaakt om schone productie in de EU te ondersteunen en synergieën tussen bestaande financieringsinstrumenten te versterken. De verhoging van de risicodragende capaciteit van InvestEU zal tot het einde van het huidige meerjarig financieel kader ongeveer 50 miljard EUR aan extra financiering mobiliseren.
Voortbouwend op de ervaring met de EU-begroting die bijdraagt aan klimaatrelevante acties ter ondersteuning van de Europese Green Deal, zal de Commissie het volgende meerjarig financieel kader naar voren schuiven als een belangrijke katalysator voor de schone transitie. Het geplande Fonds voor concurrentievermogen zal de innovatieve industrie in het volgende MFK aanzienlijk ondersteunen bij duurzame investeringen en zal via één loket vereenvoudigde toegang tot EU-financiering bieden. Het zal zich toespitsen op projecten met een Europese meerwaarde, zoals schone technologieën, en tegelijkertijd de decarbonisatie van de industrie ondersteunen. EU-financiering zal zorgen voor aanzienlijke verdere investeringen in infrastructuur en connectiviteit die nodig zijn om de energie-unie te voltooien. Om dit werk te ondersteunen, zal de Commissie een specifieke investeringsstrategie voor schone energie voor Europa voorstellen, met inbegrip van een risicobeperkingsinitiatief om in 2025 particulier kapitaal vrij te maken.
De lidstaten worden aangemoedigd actie te ondernemen en een duidelijk en geloofwaardig tijdschema vast te stellen voor de geleidelijke afschaffing van subsidies voor fossiele brandstoffen. De Commissie zal een routekaart ontwikkelen om subsidies voor fossiele brandstoffen verder af te bouwen en geleidelijk af te schaffen als onderdeel van onze werkzaamheden om de afhankelijkheid van Europa te verminderen, bijvoorbeeld in het kader van het Europees Semester 2025. Aanbevolen wordt vrijgemaakte middelen te gebruiken om een eerlijke en rechtvaardige klimaat- en energietransitie te ondersteunen, in overeenstemming met de energie- en klimaatdoelstellingen en met het oog op het opbouwen van een concurrerende schone industriële basis en het versterken van onze strategische autonomie.
De lidstaten wordt verzocht na te gaan hoe de beschikbare overheidsmiddelen (op nationaal en EU-niveau) kunnen worden gebruikt om de uitvoering van de nationale energie- en klimaatplannen te ondersteunen. Dit omvat de innovatie- en moderniseringsfondsen en de aanzienlijke inkomsten die zullen worden gegenereerd door de veiling van EU-ETS-rechten. Het innovatiefonds is een betrouwbaar instrument gebleken voor de EU-industrie om projecten voor het koolstofvrij maken van de industrie en de productie van schone technologie te financieren. De lidstaten worden met name aangemoedigd gebruik te maken van de door de Commissie aangeboden “veilingen als dienst” om de steun voor de door het innovatiefonds geselecteerde projecten op te schalen. De lidstaten moeten nagaan hoe de fondsen van het cohesiebeleid het best kunnen worden gebruikt om de energie- en klimaattransitie en een echte energie-unie te ondersteunen. Het recente voorstel van de Commissie om het cohesiebeleid te moderniseren in het kader van de tussentijdse evaluatie 68 bevat meer voorfinanciering in 2026 en medefinanciering (respectievelijk 30 % en maximaal 100 %) om investeringen in energie-interconnectoren en de bijbehorende transmissiesystemen te stimuleren. Het voorstel breidt ook het toepassingsgebied van de steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF) uit tot alle decarbonisatieprojecten waaraan in het kader van het innovatiefonds het soevereiniteitszegel is toegekend.
De lidstaten worden aangemoedigd om de investeringsbehoeften beter in kaart te brengen en meer omvattende strategieën te ontwikkelen om de publieke en private investeringen aan te trekken die nodig zijn om de uitvoering van het nationale energie- en klimaatplan te ondersteunen, onder meer door gebruik te maken van bijvoorbeeld de nationale hubs van de Europese Coalitie voor de financiering van energie-efficiëntie. Dit moet ook de prestaties van de nationale en EU-uitgaven in de context van het volgende MFK helpen verbeteren.
De Commissie zal de lidstaten aanbevelen belastingstelsels vast te stellen ter ondersteuning van de businesscase voor schone productie, hetgeen kan helpen bij het mobiliseren van financiering.
Voor de uitvoering van de nationale energie- en klimaatplannen kunnen de lidstaten gebruikmaken van het instrument voor technische ondersteuning, dat expertise op maat kan leveren om beleid en maatregelen uit te voeren en de belangrijkste financieringsbronnen in kaart te brengen en te mobiliseren.
Concurrentievermogen, onderzoek en innovatie
Europa heeft in het verleden al zijn succes aangetoond op het gebied van technologie en innovatie in schone energie. Het moet echter de randvoorwaarden verbeteren om innovatieve producten effectief op de markt te brengen en bedrijven in staat te stellen op te schalen, met een langetermijnvisie die rekening houdt met kwesties zoals afhankelijkheden. Dit is van essentieel belang voor bedrijven in de EU om de kansen van de wereldmarkt voor essentiële in massa geproduceerde schone technologieën te benutten, die naar verwachting tegen 2035 zal verdrievoudigen en een jaarlijkse waarde van ongeveer 1,9 biljoen EUR zal bereiken 9.
Uit de definitieve plannen blijkt dat de lidstaten zich meer richten op het ondersteunen van het concurrentievermogen van de industrie tijdens de hele schone transitie. De plannen bevatten een lijst van nationale strategieën en maatregelen ter ondersteuning van onderzoek en innovatie, maar in de meeste plannen 69 ontbreken nog steeds financieringsdoelstellingen met specifieke trajecten tot 2030, bijvoorbeeld met betrekking tot overheidsuitgaven voor onderzoek en ontwikkeling voor energie- en klimaatprogramma’s. In de plannen wordt evenmin naar 2050 gekeken om de ontwikkeling en productie van schone-energietechnologieën te versnellen en de transitie naar een nettonuleconomie te bevorderen.
In de meeste plannen wordt gevolg gegeven aan de aanbevelingen van de Commissie met duidelijke maatregelen ter bevordering van de ontwikkeling van nettonulprojecten en schone technologieën, waarvan sommige met bijzondere aandacht voor energie-intensieve industrieën 70 . De geschetste maatregelen omvatten steun voor investeringen en acties om de vergunningverlening 71 voor de bouw van infrastructuur of projecten op het gebied van schone technologie te versnellen.
Wat concurrerende en veerkrachtige toeleveringsketens voor schone-energietechnologieën betreft, weerspiegelen de plannen, op enkele uitzonderingen na 72 , niet echt specifieke maatregelen om de productie van schone-energietechnologieën, -apparatuur en -componenten op te schalen en de veerkracht van de toeleveringsketens van de lidstaten te waarborgen. De meeste lidstaten nemen echter in hun plannen strategieën en maatregelen voor de circulaire economie op die nodig zijn om de afhankelijkheid te verminderen en de toegang tot grondstoffen te waarborgen. Deze maatregelen zijn niet allemaal even gedetailleerd en de werkelijke effecten ervan (economisch, in termen van emissiereductie) worden zelden gekwantificeerd.
De digitalisering van het energiesysteem speelt een sleutelrol in veel plannen, waarbij verschillende lidstaten duidelijke maatregelen plannen om de digitalisering van de netwerkinfrastructuur te versterken 73 , en andere 74 prioriteit geven aan de digitalisering van de uitrol van zonne-energietechnologie in de bouwsector.
De meeste plannen zijn ook gericht op samenwerking op het gebied van innovatie 75 . De lidstaten nemen deel aan EU-brede initiatieven zoals het onlangs vernieuwde Europees strategisch plan voor energietechnologie (SET-plan) om innovatie te bevorderen, hun onderzoeksagenda’s op elkaar af te stemmen en beste praktijken uit te wisselen. Ondanks uitdagingen zoals hoge innovatiekosten en belemmeringen op het gebied van regelgeving, en in hun streven om vooruitgang te boeken, maken de lidstaten gebruik van EU-financieringsmechanismen zoals Horizon Europa, het innovatiefonds en de herstel- en veerkrachtfaciliteit, en bevorderen zij publiek-private partnerschappen. EU-programma’s vormen een aanvulling op nationale en regionale financiering.
Tot slot is de ontwikkeling van de beroepsbevolking een steeds hogere prioriteit, aangezien de transitie naar een nettonuleconomie nieuwe vaardigheden vereist. Slechts enkele lidstaten 76 hebben echter daadwerkelijk doelstellingen voorgesteld met specifieke financiering om de lacunes in vaardigheden aan te pakken die zijn vastgesteld in strategische sectoren zoals schone-energietechnologie.
Volgende stappen
Uit de definitieve plannen blijkt dat meer aandacht wordt besteed aan innovatie en concurrentievermogen, aan de ontwikkeling van toeleveringsketens en aan vaardigheden voor de transitie. Op enkele uitzonderingen na ontbreken in de plannen echter voldoende specifieke en uitvoerbare doelstellingen op deze gebieden.
De Commissie zal door de uitvoering van de Clean Industrial Deal verdere maatregelen nemen om het concurrentievermogen van de Europese schonetechnologie- en energie-intensieve sectoren te stimuleren. De wetgeving inzake een versnelling van industriële decarbonisatie zal veerkracht- en duurzaamheidscriteria invoeren om een schone Europese energievoorziening voor energie-intensieve sectoren te bevorderen en zal een vrijwillig label voor de koolstofintensiteit van industriële producten ontwikkelen. Deze kunnen ook door de lidstaten worden gebruikt om fiscale stimulansen en andere steunregelingen op te zetten die in overeenstemming zijn met de staatssteunregels. De Commissie zal nagaan hoe het concurrentievermogen van de sector energie-efficiëntie, die zich voornamelijk in Europa bevindt, kan worden versterkt, wat betekent dat de EU een duidelijk concurrentievoordeel heeft.
De Commissie zal ook nauw samenwerken met de lidstaten om het ontwerp van nieuwe belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI’s) te versnellen, zodat het instrument ter ondersteuning van het koolstofvrij maken van de industrie en de productie van schone technologie in de EU efficiënter wordt.
De lidstaten worden aangemoedigd om de nationale vraag naar schone producten te stimuleren en het aanbod van kritieke grondstoffen te diversifiëren, in combinatie met maatregelen voor de circulaire economie. Dit zal innovatie en commercialisering van energieopwekking met nettonultechnologie bevorderen, de industrie, het vervoer en gebouwen helpen koolstofvrij te maken en onze afhankelijkheid verminderen, en de vervanging van fossiele grondstoffen door duurzame koolstof aanmoedigen.
De EU-lidstaten moeten de nieuwe digitale hulpbronnen van de EU en gegevensproducten uit het ruimtevaartprogramma van de EU gebruiken om hernieuwbare energie te stimuleren, de netefficiëntie te verbeteren en geavanceerde decarbonisatiestrategieën te ondersteunen.
De lidstaten moeten het vergunningsproces voor zowel productiecapaciteiten als de bouw van projecten blijven vereenvoudigen en een betrouwbaar en gedetailleerd tijdschema voor veilingen voor projecten op het gebied van schone energie handhaven, waardoor veerkracht, veiligheid en ecologische duurzaamheid worden gewaarborgd.
De lidstaten moeten nagaan hoe relevante financiering, zoals het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en het JTF, het best kan worden gebruikt in het kader van de tussentijdse evaluatie van de fondsen van het cohesiebeleid om tekorten aan vaardigheden voor de klimaat- en energietransitie aan te pakken.
De Commissie zal de vaardigheidsunie 77 uitvoeren om mensen uit te rusten met de vaardigheden die nodig zijn om de kansen te grijpen die de schone transitie biedt.
Interne energiemarkt en interconnectiviteit
Een goed geïntegreerde markt is het sterkste instrument van de EU om op lange termijn veilige, concurrerende en betaalbare energie te leveren aan consumenten en de industrie. Verdere marktintegratie is een essentiële voorwaarde voor de totstandbrenging van een robuuste energie-unie en zal ons helpen de doelstelling van het actieplan voor betaalbare energie met betrekking tot de verlaging van de energiekosten te verwezenlijken. Zo kan de geproduceerde schone energie naadloos worden getransporteerd naar waar deze het meest nodig is en worden de juiste prijssignalen gegeven om investeringen in groene energie en technologieën te begeleiden. De recente energiecrises hebben aangetoond waar verdere versterking van onze infrastructuur en een diepere marktintegratie van de energiemarkt van de EU nodig zijn en de nationale energie- en klimaatplannen helpen de lidstaten om toe te werken naar deze meer geïntegreerde en functionele energiemarkt.
In verschillende nationale energie- en klimaatplannen wordt de noodzaak onderstreept om hardnekkige marktbelemmeringen weg te nemen en te zorgen voor gelijke kansen voor nieuwkomers en diverse flexibiliteitsoplossingen op de energiemarkten. In de meeste plannen wordt gewezen op het belang van flexibiliteit en vraagrespons voor een snelle penetratie van hernieuwbare energie, terwijl verschillende lidstaten 78 vraagrespons, energieopslag en de ontwikkeling van netcapaciteit bevorderen, maar slechts enkele lidstaten duidelijke streefcijfers, plannen of tijdschema’s voor de uitvoering ervan vaststellen.
Investeringen in de infrastructuur van het elektriciteitsnet en de optimalisering van een goed geïntegreerd Europees energiesysteem zijn van cruciaal belang voor een kostenefficiënte transitie van schone energie van transmissie- naar distributieniveau. Hoewel lidstaten als Luxemburg, Slovenië, Letland en Hongarije de interconnectiviteitsdoelstelling van de EU van 15 % voor 2030 al ruim overschrijden, schieten sommige landen zoals Spanje, Griekenland, Italië en Frankrijk aanzienlijk tekort, wat wijst op een aanhoudende kloof bij de ontwikkeling van grensoverschrijdende verbindingen door de lidstaten. Er zijn meer inspanningen nodig om te zorgen voor voldoende investeringen in infrastructuur op alle spanningsniveaus om aan zowel nationale als grensoverschrijdende behoeften te voldoen. Het Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) heeft vastgesteld dat 32 GW aan grensoverschrijdende capaciteit die tegen 2030 nodig is, onvervuld blijft 79 .
Consumenten staan vaak centraal in de energie- en klimaatambities en de meeste lidstaten nemen maatregelen om concurrerendere detailhandelsmarkten te ontwikkelen en meer mogelijkheden te creëren voor consumenten om actief deel te nemen aan energiemarkten als actieve afnemers, via aggregatie of energiegemeenschappen. De meeste lidstaten nemen ook dynamische prijsstelling en de uitrol van slimme meters op om de betrokkenheid van de consument bij de energietransitie te bevorderen.
Hoewel de meeste lidstaten energiearmoede aanpakken in hun definitieve geactualiseerde nationale energie- en klimaatplan, doen zij dit in verschillende mate. Veel lidstaten beschrijven structurele of inkomenssteunmaatregelen met de nadruk op energie-efficiëntie, renovatie van gebouwen en decarbonisatie. Sommige lidstaten passen maatregelen toe om de meest kwetsbare groepen te helpen. Slechts enkele lidstaten 80 geven echter duidelijke definities van energiearmoede of stellen specifieke reductiedoelstellingen vast. De bepalingen inzake energiearmoede 81 zijn momenteel nog maar gedeeltelijk omgezet. Voor effectieve vooruitgang is het van cruciaal belang om te zorgen voor samenhang met de voorbereiding van de sociale klimaatplannen in het kader van het Sociaal Klimaatfonds, dat in samenwerking met het EU-ETS2 is opgericht.
Volgende stappen
De lidstaten hebben in hun definitieve plannen maatregelen opgenomen om de flexibiliteit te bevorderen, de markten te stabiliseren en de penetratie van hernieuwbare energiebronnen te vergemakkelijken, zij het met verschillende mate van gedetailleerdheid. De plannen omvatten over het algemeen maatregelen om consumenten mondiger te maken en energiearmoede in verschillende mate aan te pakken. Er zijn aanvullende maatregelen nodig om grensoverschrijdende verbindingen te ontwikkelen en de markten verder te integreren.
Het actieplan voor betaalbare energie van de Commissie omvat kortetermijnmaatregelen om de energiekosten te verlagen, de energie-unie te voltooien, investeringen aan te trekken en zich voor te bereiden op potentiële energiecrises. Een volledig geïntegreerde energiemarkt die voortbouwt op een robuust geïntegreerd energienetwerk is van het grootste belang om de voordelen voor alle Europese consumenten te vergroten.
Zoals aangekondigd in dit plan, is de Commissie voornemens om het energiesysteem te versterken en de marktintegratie van de EU te verdiepen, een witboek over verdere integratie van de elektriciteitsmarkt uit te brengen, een taskforce voor de energie-unie op te richten en een dialoog over de toekomst van de markt op gang te brengen.
Het pakket voor het Europese net zal relevante wetgevende en niet-wetgevende maatregelen omvatten om het beleidskader voor trans-Europese energienetwerken te vereenvoudigen, te zorgen voor geïntegreerde grensoverschrijdende planning, in het bijzonder wat interconnectoren betreft, en de vergunningverlening te stroomlijnen. Het zal ook gericht zijn op een betere planning van distributienetten, digitalisering en innovatie stimuleren waarbij prioriteit wordt gegeven aan de toeleveringsbehoeften van de productie, terwijl wordt voortgebouwd op acties van het actieplan voor netten. De tweede Unielijst van projecten van gemeenschappelijk belang (PGB’s) en projecten van wederzijds belang (PWB’s) zal in het vierde kwartaal van 2025 worden vastgesteld en zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2026 in werking treden.
De lidstaten worden aangemoedigd bestaande marktbelemmeringen die de deelname van aanbieders van vraagrespons, opslag, congestiebeheer en ondersteunende diensten aan groothandelsmarkten verhinderen, aan te pakken door de EU-regels inzake markttoegang op deze gebieden toe te passen. Ook worden de lidstaten aangemoedigd om flexibiliteit op de detailhandelsmarkt te bevorderen en consumenten de mogelijkheid te bieden aan de markt deel te nemen.
De lidstaten wordt eveneens verzocht hun grensoverschrijdende verbindingen 82 verder te ontwikkelen en hun interne netwerken te versterken en te zorgen voor voldoende infrastructuurinvesteringen op alle spanningsniveaus voor een volledige integratie van hernieuwbare energiebronnen in het elektriciteitssysteem.
Tot slot zal de uitvoering van het actieplan voor betaalbare energie door verlaging van de energieprijzen huishoudens en consumenten in energiearmoede helpen die met hoge energierekeningen worden geconfronteerd, evenals industrieën die worstelen met hoge productiekosten. De Commissie zal energiearmoede ook blijven aanpakken door middel van het energiepakket voor burgers, dat zal zorgen voor een eerlijke en inclusieve energietransitie, en ook door haar steun aan de lidstaten om de wettelijke bepalingen en maatregelen in verband met energiearmoede om te zetten en uit te voeren.
Regionale samenwerking
Regionale samenwerking draagt bij tot een efficiëntere grensoverschrijdende infrastructuur en een concurrerender gebruik van de gemeenschappelijke natuurlijke hulpbronnen van de EU, wat leidt tot een veiliger en geïntegreerd Europees energiesysteem. Het is dan ook positief dat verschillende lidstaten in hun definitieve plannen meer informatie verstrekken over het gebruik van regionale samenwerking bij de verwezenlijking van hun energie- en klimaatdoelstellingen, onder meer door hun betrokkenheid bij politieke groepen op hoog niveau 83 .
Tegelijkertijd leggen slechts enkele lidstaten 84 uit hoe zij voornemens zijn een kader voor samenwerking inzake gezamenlijke projecten met een of meer lidstaten tot stand te brengen overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn (EU) 2018/2001 85 , zoals gewijzigd.
De beoordeling van solidariteitsovereenkomsten op het gebied van gas laat een gemengd plaatje zien. Sommige lidstaten 86 hebben in vergelijking met hun ontwerpplannen ten minste ietwat nieuwe informatie verstrekt over de voortgang, de intenties of de ondertekening van solidariteitsovereenkomsten op het gebied van gas met hun buurlanden, terwijl andere dat niet hebben gedaan.
Volgende stappen
De lidstaten maken over het algemeen gebruik van de bestaande fora voor regionale samenwerking, zij het in verschillende mate. Weinig lidstaten verstrekken informatie over specifieke overeenkomsten met buurlanden, zoals gezamenlijke projecten of gassolidariteitsovereenkomsten.
De nieuwe taskforce voor de energie-unie, die door het actieplan voor betaalbare energie van de Commissie is voorgesteld, zal onder meer de transparantie, coördinatie en systeemintegratie helpen verbeteren en zo de beleids- en netplanning in de hele EU versterken.
De lidstaten worden aangemoedigd ten volle gebruik te blijven maken van bestaande fora voor regionale samenwerking, met name groepen op hoog niveau.
DE EU AUTONOMER EN VEILIGER MAKEN
De decarbonisatie, het concurrentievermogen en de groei van Europa zijn onlosmakelijk verbonden met onze veiligheid en autonomie, waarbij de energiecrisis opnieuw de aandacht vestigt op de doelstellingen om het verbruik te verminderen, onze levering van fossiel gas te diversifiëren en klaar te zijn voor potentiële energiecrises. De EU heeft de vraag naar gas tussen augustus 2022 en november 2024 al met 18 % verminderd 87 . Ook heeft de EU haar gasvoorziening gediversifieerd, waarbij de invoer van Russisch gas tussen 2021 en 2023 met 70 % is gedaald (van 150 miljard kubieke meter tot 43 miljard kubieke meter). Dit onderstreept de noodzaak van nationale strategieën op middellange termijn om de uitfasering van Russische fossiele brandstoffen te voltooien en onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen op lange termijn te verminderen.
Na de energiecrisis van 2022/2023 zijn in de definitieve nationale energie- en klimaatplannen de nationale strategieën om de energiezekerheid in het snel veranderende energiesysteem van de EU te waarborgen, verder uitgewerkt. De definitieve plannen beantwoorden — zij het in verschillende mate — aan de aanbevelingen van de Commissie met betrekking tot doelstellingen inzake energiezekerheid en maatregelen op het gebied van gas, elektriciteit, olie, kernenergie en aanpassing aan de klimaatverandering. Verscheidene lidstaten verstrekken geactualiseerde prognoses voor de vraag naar gas, waarbij de overgrote meerderheid de komende decennia een aanzienlijke daling voorspelt. Alleen Luxemburg heeft concrete plannen om de vraag naar gas tegen 2030 te verminderen. Evenzo verstrekken weinig lidstaten details over hun verdere diversificatie-inspanningen en wordt onvoldoende aandacht besteed aan de vraag of hun gasinfrastructuur en, in voorkomend geval, die van nieuwe exploitatieprojecten verenigbaar is met de decarbonisatiedoelstellingen.
Elektrificatie, variabele hernieuwbare energiebronnen en inspanningen om de invoer van fossiele brandstoffen uit Rusland geleidelijk af te schaffen, onderstrepen het belang van een veerkrachtiger elektriciteitssysteem. Een belangrijke mijlpaal in de richting van een grotere veerkracht op het gebied van elektriciteit was de synchronisatie van Estland, Letland en Litouwen met continentaal Europa in februari 2025, waarmee een potentiële kwetsbaarheid voor Rusland werd opgelost. De herziene opzet van de elektriciteitsmarkt 88 vereist dat de lidstaten hun behoeften en doelstelling beoordelen in termen van niet-fossiele flexibiliteit, met inbegrip van de specifieke bijdrage van energieopslag en vraagrespons. De Commissie heeft in 2023 ook een aanbeveling aangenomen over de belangrijkste regelgevingsbelemmeringen voor energieopslag 89 .
Hoewel het een belangrijk onderdeel is van een veerkrachtiger energiesysteem, hebben maar weinig lidstaten specifieke doelstellingen voor energieopslag. Sommige lidstaten verstrekken nadere details 90 over het opslagbeleid en slechts weinig lidstaten verstrekken informatie over streefcijfers 91 . De gegevens volstaan niet voor een coherent en vergelijkbaar beeld van de uitrol van opslag in alle lidstaten.
Hoewel de olie-invoer in de EU meer gediversifieerd is dan voorheen, is er in de definitieve nationale energie- en klimaatplannen beperkte informatie te vinden over nationale strategieën om de olie-infrastructuur aan te passen aan een koolstofvrij energiesysteem. Russische olie vertegenwoordigt momenteel slechts 3 % van de invoer dankzij EU-sancties om de Russische invoer van ruwe olie over zee sinds december 2022 en geraffineerde aardolieproducten vanaf februari 2023 te verbieden. Hoewel verschillende lidstaten meer informatie verstrekken over hun prognoses op het gebied van olie, hebben slechts enkele lidstaten 92 de toereikendheid van de infrastructuur voor fossiele brandstoffen op lange termijn doeltreffend beoordeeld (met inbegrip van raffinaderijen, pijpleidingen, voorraden), rekening houdend met de verwachte daling van de vraag en de overgang naar koolstofarmere alternatieven in de komende decennia, op weg naar klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050.
Wat kernenergie betreft, hebben verscheidene lidstaten updates over hun programma’s verstrekt, waarin verlengingen van de levensduur van bestaande reactoren en nieuwe installaties worden aangekondigd. In deze programma’s wordt kernenergie in aanmerking genomen voor de levering van schone en flexibele elektriciteit en warmte voor huishoudelijk en industrieel gebruik, met inbegrip van de productie van waterstof.
Op langere termijn zouden grootschalige kernreactoren, op basis van de informatie in de definitieve nationale energie- en klimaatplannen, in 2050 tot 110 GWe aan nettocapaciteit voor de opwekking van elektriciteit kunnen leveren, hoewel er een grote mate van onzekerheid bestaat over de verlenging van de levensduur van bestaande reactoren en over plannen voor nieuwe reactoren waarover nog geen definitief investeringsbesluit is genomen. De Commissie zal nadere bijzonderheden over de geaggregeerde resultaten en gevoeligheidsanalyses, met de daarmee verband houdende investeringsbehoeften, presenteren in het komende indicatieve programma voor kernenergie (PINC) dat momenteel wordt voorbereid overeenkomstig artikel 40 van het Euratom-Verdrag.
Veerkrachtige toeleveringsketens voor kernenergie worden voor uitdagingen gesteld door lage Russische prijzen en ontwikkelingen in het verleden. Rusland levert producten en diensten aan EU-klanten in verband met de hele splijtstofkringloop, maar de lidstaten doen intrede op dit gebied zoals gepresenteerd in hun definitieve plannen. De afhankelijkheid is het grootst in de vijf lidstaten 93 met door Rusland ontworpen VVER-reactoren die van oudsher afhankelijk zijn van brandstof van een Russische leverancier. De afgelopen jaren hebben de exploitanten in deze lidstaten maatregelen genomen om hun splijtstofvoorziening te diversifiëren en er is aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het sluiten van leveringscontracten voor alternatieve splijtstoffen. Bovendien investeert de Europese industrie in de uitbreiding van haar capaciteit in de splijtstofkringloop. Het is belangrijk deze inspanningen voort te zetten en de diversificatie te versnellen in overeenstemming met de routekaart voor de beëindiging van de invoer van Russische energie 94 .
De dreigingen voor de fysieke veiligheid en de cyberbeveiliging van infrastructuur nemen zowel in frequentie als in omvang toe en vormen steeds grotere risico’s voor de autonomie, de veiligheid en het concurrentievermogen van Europa. Hybride dreigingen, waaronder sabotage en cyberaanvallen, vormen een toenemend risico voor de werking van de kritieke infrastructuur van Europa.
De fysieke gevolgen van klimaatverandering vormen ook een groot risico op ontwrichtende, chronische gevolgen voor essentiële systemen en fungeren als katalysator die andere risico’s gevaarlijker maakt. Uit de Europese klimaatrisicobeoordeling van 2024 en het verslag-Niinistö blijkt dat deze gevolgen voor de energiesector onderschat worden. Het effect van droogte op de energievoorziening was duidelijk in de zomer van 2022, toen de energieproductie en -distributie werden bedreigd door waterschaarste en hoge temperaturen. De lidstaten hebben een begin gemaakt met het uitwerken van wetgeving om de fysieke en digitale veiligheid van de energie-infrastructuur in de EU te waarborgen, ook al laten de verschillende nationale energie- en klimaatplannen uiteenlopende vooruitgang zien bij het aanpakken van klimaatbestendigheid en -adaptatie binnen het energiesysteem. 95
Volgende stappen
De energiezekerheid wordt versterkt door een lager verbruik van fossiel gas en een meer gediversifieerde energievoorziening, maar de definitieve nationale energie- en klimaatplannen voorzien onvoldoende in de behoeften aan veerkrachtigere infrastructuurplanning, met name om zich aan te passen aan het dalende olieverbruik, meer elektrificatie op basis van variabele hernieuwbare energiebronnen en snel veranderende bedreigingen zoals klimaatverandering.
Het actieplan voor betaalbare energie van de Commissie bevat maatregelen die het gebruik van fossiele brandstoffen in het algemeen kunnen verminderen, bijvoorbeeld door de productie en het verbruik van concurrerende hernieuwbare elektriciteit te bevorderen. Dit is ook het doel van het aangekondigde actieplan voor elektrificatie, dat in het eerste kwartaal van 2026 zal worden gepubliceerd.
De Commissie zal begin 2026 een wetsvoorstel indienen voor een herziening van het huidige EU-regelgevingskader inzake energiezekerheid. De herziening zal lessen uit de energiecrisis integreren en het beveiligingskader actualiseren, met aandacht voor opkomende risico’s, waaronder hybride dreigingen zoals cyberaanvallen en klimaatrisico’s, en tegelijkertijd de veiligheid en veerkracht van de infrastructuur en de kansen in verband met een steeds koolstofvrijer energiesysteem waarborgen.
Er wordt bij de lidstaten op aangedrongen de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te blijven verminderen, de energievoorziening te diversifiëren en oplossingen voor schone energie van eigen bodem te ontwikkelen. Met een grotere afhankelijkheid van hernieuwbare energiebronnen worden de lidstaten aangemoedigd om te investeren in een geoptimaliseerd energiesysteem op zowel transmissie- als distributieniveau. Verbeterde veiligheid vereist investeringen in flexibiliteitsoplossingen zoals opslag en vraagrespons om infrastructuur aan te passen aan decentralisatie en decarbonisatie. Het vereist ook de bevordering van veerkrachtigere energie-infrastructuur om zich voor te bereiden op de steeds sneller optredende klimaat- en andere risico’s.
RECHTVAARDIGE TRANSITIE EN ALLE BETROKKENEN MOBILISEREN
Het is van cruciaal belang dat alle betrokkenen worden gemobiliseerd voor een rechtvaardige transitie naar een klimaatneutrale economie. Dit betekent dat de sociale en economische gevolgen van de transitie moeten worden aangepakt door de nadruk te leggen op de regio’s, industrieën en werknemers die voor de grootste uitdagingen staan.
De meeste lidstaten leggen hun toezeggingen voor de geleidelijke uitfasering van vaste fossiele brandstoffen uit in de definitieve nationale energie- en klimaatplannen. In sommige gevallen zijn de tijdschema’s voor de uitfasering van fossiele brandstoffen in de plannen echter niet volledig afgestemd op de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie 96 .
In de meeste plannen worden de gevolgen van de transitie naar klimaatneutraliteit voor de werkgelegenheid en vaardigheden besproken. De diepgang van de analyse van de gevolgen op sociaal en op werkgelegenheidsgebied van de klimaat- en energietransitie varieert echter aanzienlijk, met name wat betreft kwetsbare bevolkingsgroepen en regio’s. Bovendien bevatten de plannen vaak geen maatregelen om deze gevolgen te beperken of aan te pakken. Hoewel de plannen over het algemeen weerspiegelen hoe het Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF) de lidstaten ondersteunt, bieden zij weinig aanvullende informatie over de andere middelen ter ondersteuning van een rechtvaardige transitie.
Wat de bouwsector en het wegvervoer betreft, bevatten weinig plannen informatie die kan worden gebruikt als onderliggende analyse voor de voorbereiding van de sociale klimaatplannen 97 . De lidstaten moeten verdere inspanningen leveren om de effecten van ETS2 in te schatten, kwetsbare groepen in kaart te brengen en te beoordelen hoe het in de nationale energie- en klimaatplannen vastgestelde beleidskader zal bijdragen tot de ontwikkeling van sociale klimaatplannen, die uiterlijk op 30 juni 2025 moeten worden opgesteld.
Openbare raadpleging
De transitie naar een koolstofarme samenleving met een schoner en veiliger energiesysteem vereist de tijdige, transparante en doeltreffende deelname van alle actoren. Bij de uitvoering van het energie- en klimaatbeleid moeten niet alleen de lidstaten, maar ook regio’s, lokale overheden, belanghebbenden en burgers worden betrokken.
De meeste lidstaten leggen in meer detail dan in hun ontwerp van nationaal energie- en klimaatplan uit hoe de raadplegingsprocedures het publiek in staat stelden deel te nemen aan de voorbereiding van de definitieve geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen 98 . Veel lidstaten hebben gebruikgemaakt van een combinatie van online-instrumenten en specifieke fora voor openbare raadpleging. Sommige lidstaten zorgden voor een inclusieve aanpak waarbij alle burgers betrokken waren 99 . In verschillende gevallen begon de raadpleging over de definitieve nationale energie- en klimaatplannen echter relatief dicht bij 100 of zelfs na de indieningsdatum 101 . Een langere termijn zou betere openbare raadplegingen mogelijk hebben gemaakt gezien de lengte van de plannen en de ingrijpende wijzigingen tussen de ontwerpversies en de definitieve nationale energie- en klimaatplannen.
In sommige gevallen waren de raadplegingsprocedures niet specifiek voor de plannen zelf, maar hadden zij veeleer betrekking op de onderliggende beleidslijnen en maatregelen 102 , of waren zij gebaseerd op een verkorte versie van het plan of op een vragenlijst 103 . Sommige definitieve nationale energie- en klimaatplannen 104 bevatten geen samenvatting van de standpunten van de verschillende deelnemers en slechts enkele lidstaten 105 geven een overzicht van de wijze waarop de resultaten van de raadplegingen in het definitieve nationale energie- en klimaatplan in aanmerking zijn genomen en behandeld.
Volgende stappen
In de definitieve plannen werd meer nadruk gelegd op een rechtvaardige transitie en de uitfasering van vaste fossiele brandstoffen. Bovendien bieden de meeste plannen een duidelijker overzicht van de openbare raadpleging. De inspraakprocedures hadden inclusiever en doeltreffender kunnen zijn, met meer informatie en langere raadplegingstermijnen.
De Commissie zal met de lidstaten blijven samenwerken om te zorgen voor doeltreffende en tijdige inspraak van het publiek, ondersteund door voldoende informatie, in overeenstemming met het Verdrag van Aarhus. Bij de uitvoering van hun plannen worden de lidstaten verzocht de participatieve openbare raadplegingen voort te zetten.
De Commissie zal met de lidstaten blijven samenwerken om ervoor te zorgen dat het beleid inzake een rechtvaardige transitie doeltreffend wordt uitgevoerd. In dit verband zal de Commissie de uitvoering door de lidstaten van de aanbeveling van de Raad over het waarborgen van een eerlijke transitie naar klimaatneutraliteit (goedgekeurd in 2022) beoordelen en de resultaten in de tweede helft van 2025 publiceren.
De Commissie zal bijzondere aandacht besteden aan de toezeggingen van de lidstaten om steenkool, turf en olieschalie uit te faseren en zal hen ondersteunen bij het analyseren en beperken van de gevolgen op sociaal- en werkgelegenheidsgebied in de getroffen regio’s. Het Fonds voor een rechtvaardige transitie blijft in dit verband krachtige steun verlenen om regio’s te helpen hun economische activiteiten te diversifiëren en om te buigen. De Commissie moedigt de lidstaten ook aan om nationale en regionale strategieën voor een rechtvaardige transitie op elkaar af te stemmen, met bijzondere aandacht voor de territoriale plannen voor een rechtvaardige transitie 106 .
De Commissie moedigt de lidstaten aan snel uitvoering te geven aan de herstel- en veerkrachtplannen, die een sleutelrol spelen bij de verwezenlijking van de klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030.
Het initiatief voor steenkoolregio’s in transitie zal technische ondersteuning blijven bieden aan de zwaarst getroffen gemeenschappen in de hele EU. Het zal hen meer inzicht geven in hun decarbonisatie, hun industrieel en concurrentiepotentieel en voortbouwen op gedeelde kennis over de transitietrajecten om dit potentieel te ontwikkelen zodat de zwaarst getroffen gemeenschappen niet achterblijven.
Het platform voor een rechtvaardige transitie zal alle belanghebbenden die betrokken zijn bij de uitvoering van het JTF verder helpen door richtsnoeren, informatie en kennis te verstrekken ter ondersteuning van een rechtvaardige transitie naar een klimaatneutrale economie.
De lidstaten worden aangemoedigd om de dialoogprocessen op alle niveaus van de samenleving in stand te houden en te verbeteren om een doeltreffende uitvoering te waarborgen en de effecten van kostenefficiënte en zinvolle beleidslijnen en maatregelen gericht op het bereiken van onze doelstellingen voor 2030 en klimaatneutraliteit te maximaliseren.
De lidstaten worden aangemoedigd relevante, doeltreffende, efficiënte en coherente sociale klimaatplannen op te stellen om een sociaal rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit te waarborgen door de gevolgen van ETS2 voor kwetsbare groepen aan te pakken. De Commissie zal nauw blijven samenwerken met de lidstaten om de voltooiing en uitvoering van deze plannen te ondersteunen.
CONCLUSIE EN VOLGENDE STAPPEN
De verwezenlijking van de doelstellingen van het energie- en klimaatbeleid van de EU voor 2030 is van essentieel belang voor het concurrentievermogen, de veiligheid en het koolstofvrij maken van de EU. De volledige uitvoering van het beleidskader voor 2030 is van cruciaal belang om een echte energie-unie tot stand te brengen, de weg vrij te maken voor de nodige investeringen voor 2030 en 2040 en tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken. De afgelopen jaren hebben de lidstaten hun energie- en klimaattransitie versneld met steun uit de EU-begroting, die naar verwachting de uitgavendoelstelling van 30 % voor klimaatmainstreaming zal overschrijden 107 . Met de definitieve nationale energie- en klimaatplannen hebben de lidstaten hun beleids- en investeringsagenda’s voor 2030 aangescherpt en nu moeten alle inspanningen worden gericht op een robuuste uitvoering om ervoor te zorgen dat Europa ten volle profiteert van de transitie.
De nationale energie- en klimaatplannen sturen de broodnodige investeringen voor de klimaat- en energietransitie en helpen particuliere en overheidsuitgaven te mobiliseren. Zij zijn van groot belang voor het in kaart brengen van hervormingen en investeringen in het kader van instrumenten zoals de herstel- en veerkrachtfaciliteit en de fondsen van het cohesiebeleid. Deze plannen vormen een aanvulling op het Europees Semester en zijn belangrijke instrumenten bij het vaststellen van nationale prioriteiten om de gemeenschappelijke energie- en klimaatdoelstellingen van de EU in het kader van de huidige en toekomstige EU-begrotingen te verwezenlijken. Zij helpen synergieën met andere sectorale prioriteiten, zoals het milieu, in kaart te brengen. Sommige beleidslijnen en maatregelen en investeringen die in de nationale energie- en klimaatplannen zijn vastgesteld, dienden ook als input voor de structurele begrotingsplannen voor de middellange termijn in het kader van het herziene EU-kader voor economische governance. Bij het plannen van de manier waarop de investeringen moeten worden ondersteund die nodig zijn om de ambitie van de schone transitie te verwezenlijken, zal het van essentieel belang zijn om zorgvuldig te beoordelen welke financierings- en risicobeperkingsinspanningen nodig zijn om publieke en particuliere investeringen te mobiliseren.
De lidstaten hebben hun blijvende engagement aangetoond door middel van aanzienlijk verbeterde definitieve plannen. Niettemin zijn er nog verdere maatregelen nodig om de resterende lacunes te dichten en het juridisch bindende kader voor 2030 volledig te verwezenlijken. In het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie heeft de Commissie de definitieve nationale energie- en klimaatplannen individueel beoordeeld en specifieke gebieden voor aanvullende maatregelen op het niveau van de lidstaten vastgesteld om de uitvoering te vergemakkelijken en, in voorkomend geval, de nodige ambitie op te schalen.
De lidstaten hebben een collectieve verantwoordelijkheid om de bindende energie- en klimaatdoelstellingen van de EU voor 2030 te verwezenlijken. De Commissie lanceert een reeks operationele acties om alternatieven te onderzoeken om de ambitiekloof te dichten en om toezicht te houden op de uitvoering van de definitieve plannen. De Commissie zal beoordelen of verdere maatregelen nodig zijn om ervoor te zorgen dat de collectieve streefcijfers worden gehaald, met name op het gebied van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie.
De Commissie zal ook de nationale uitvoeringsinspanningen blijven ondersteunen en het niveau van regionale samenwerking blijven verbeteren, onder meer door middel van uitvoeringsdialogen met de lidstaten en met de relevante belanghebbenden. De Commissie moedigt de lidstaten aan de vooruitgang en het beleid regelmatig met alle belanghebbenden te bespreken, met name om knelpunten in de uitvoering op te sporen en weg te werken. De tweejaarlijkse voortgangsverslagen over het nationale energie- en klimaatplan zijn belangrijke instrumenten om de balans op te maken en transparantie, voorspelbaarheid en verantwoordingsplicht te bevorderen om gezamenlijk de doelstellingen te verwezenlijken.
Als governance-instrument zullen de nationale energie- en klimaatplannen voor de periode na 2030 worden geëvalueerd in het kader van de komende herziening van de verordening inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie. Voortbouwend op de lessen die zijn getrokken uit de evaluatie en uitvoering van de verordening, zal het nieuwe kader de prioriteiten van de Clean Industrial Deal en het kompas voor concurrentievermogen integreren om de doelstelling voor 2040 van een bloeiende en autonome economie op weg naar klimaatneutraliteit te verwezenlijken en een betere veerkracht en paraatheid tegen klimaatrisico’s te bevorderen. De Commissie zal ernaar streven de nationale energie- en klimaatplannen te vereenvoudigen en te heroriënteren om ze om te zetten in echte investeringsplannen die investeerders voorspelbaarheid op lange termijn en belanghebbenden een transparant kader voor samenwerking bieden.
(1)
Draghi-rapport – De toekomst van het Europese concurrentievermogen, september 2024.
(2)
COM(2025) 30 final.
(3)
COM(2025) 85 final.
(4)
De Commissie heeft de doelstelling aanbevolen in haar mededeling “Onze toekomst veiligstellen – De klimaatdoelstelling voor Europa voor 2040 en de weg naar klimaatneutraliteit tegen 2050 met het oog op de totstandbrenging van een duurzame, rechtvaardige en welvarende samenleving”, COM(2024) 63 final.
(5)
COM(2025) 79 final.
(6)
Vereist krachtens Verordening (EU) 2018/1999 van 18 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie.
(7)
Op basis van gegevens van Eurostat Gross domestic product (GDP) and main components (output, expenditure and income) .
(8)
COM(2023) 796 final en individuele aanbevelingen aan de lidstaten.
(9)
In artikel 14 van de governanceverordening is bepaald dat elke lidstaat uiterlijk op 30 juni 2024 bij de Commissie een actualisering van het laatst ingediende geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan indient.
(10)
Onverminderd verdere stappen van de Commissie met betrekking tot het niet indienen van een definitief nationaal energie- en klimaatplan.
(11)
In artikel 13 van de governanceverordening is bepaald dat de Commissie met name beoordeelt of de doelstellingen, streefcijfers en bijdragen volstaan om de collectieve doelstellingen van de energie-unie en de streefcijfers van het klimaat- en energiekader van de Unie voor 2030 te bereiken,; en of de plannen voldoen aan de vereisten van de artikelen 3 tot en met 12 en de lidstaten terdege rekening hebben gehouden met de aanbevelingen van de Commissie op grond van artikel 34.
(12)
Met het definitieve geactualiseerde nationale energie- en klimaatplan van Slowakije, dat pas op 15 april 2025 is ingediend, is in deze mededeling slechts ten dele rekening gehouden. België, Estland en Polen hebben hun definitieve geactualiseerde nationale energie- en klimaatplan nog niet ingediend. De Commissie is voornemens de individuele beoordelingen van de plannen van deze lidstaten kort na de indiening ervan bekend te maken.
(13)
Totale nettobroeikasgasemissies (met inbegrip van de LULUCF-put), met inbegrip van ramingen van de Commissie van de emissies van internationaal vervoer die onder het EU-recht vallen. In de raming is rekening gehouden met voorlopige informatie die is gedeeld door Estland en Polen, die nog geen definitief nationaal energie- en klimaatplan hebben ingediend. Zie de bijlage voor nadere informatie.
(14)
Verordening (EU) 2023/857 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/842.
(15)
Verordening (EU) 2023/839 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/841.
(16)
Totale nettobroeikasgasemissies (met inbegrip van de LULUCF-put) en met inbegrip van ramingen van de Commissie van de emissies van internationaal lucht- en zeevervoer die onder het EU-recht vallen. In de ramingen is rekening gehouden met voorlopige informatie die is gedeeld door Estland en Polen, die nog geen definitief nationaal energie- en klimaatplan hebben ingediend. Zie de bijlage voor nadere informatie.
(17)
In de raming is rekening gehouden met voorlopige informatie van Estland en Polen, die nog geen definitief nationaal energie- en klimaatplan hebben ingediend. Zie de bijlage voor nadere informatie.
(18)
BG, CZ, EL, ES, HR, LV, LT, LU, HU, RO, SI, PT.
(19)
DK, FR, NL, AT, FI, SE.
(20)
DE, IE, IT, CY, MT. Deze lidstaten verwachten dat zij hun ESR-streefcijfer voor 2030 niet halen, zelfs niet met gebruikmaking van beschikbare binnenlandse flexibiliteit.
(21)
De ESR biedt de lidstaten flexibiliteitsinstrumenten om een deel van de emissies te compenseren door emissies in andere niet-ESR-sectoren of in voorgaande jaren te reduceren. Bij de analyse van de flexibiliteit voor deze beoordeling wordt geen rekening gehouden met de mogelijke handel in jaarlijkse emissieruimten tussen de lidstaten.
(22)
Vergeleken met het jaargemiddelde van de emissies en verwijderingen in LULUCFR in de referentieperiode 2016-2018.
(23)
DK, EE, EL, LT, LU, NL, AT, PL, SI.
(24)
Bijvoorbeeld DE, FR, IT.
(25)
BG, DK, EL, FR, HR, IT, LT, NL, AT, PT, RO, SE hebben een aantal plannen of projecten voor CCUS vóór 2030 geschetst.
(26)
Zie artikel 21, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1735.
(27)
European Climate Risk Assessment (EUCRA) .
(28)
Safer Together – Strengthening Europe’s Civilian and Military Preparedness and Readiness, oktober 2024, verslag van Sauli Niinistö, voormalig president van de Republiek Finland en speciaal adviseur van de voorzitter van de Europese Commissie.
(29)
IE, EL, ES, HR, AT, SI, FI.
(30)
EL, ES, FR, HR, IT, PT.
(31)
SI, CZ, DK, ES, HR, CY, LV, LT, HU, NL, RO en SE.
(32)
Overeenkomstig Richtlijn 2009/28/EG en de Verordeningen (EU) 2023/1805 en (EU) 2023/2405.
(33)
Verordening (EU) 2024/3012.
(34)
COM(2024) 62 final.
(35)
Draghi-rapport – De toekomst van het Europese concurrentievermogen.
(36)
Gegevens van Eurostat, WindEurope en Solar Power Europe.
(37)
Vergeleken met een aandeel van 38,6 % tot 39,3 % in de EU-brede beoordeling van de ontwerpen van geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen, COM(2023) 796 final.
(38)
Zie bijlage II over de methodologie.
(39)
IE, IT, LV, LT, LU, HU, AT, PL, PT, RO, SI, FI, SE.
(40)
Richtlijn (EU) 2023/2413 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001, Verordening (EU) 2018/1999 en Richtlijn 98/70/EG wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft, en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad.
(41)
IE, IT, LV, LT, LU, HU, AT, PL, PT, RO, SI, FI, SE.
(42)
In overeenstemming met de jaarlijkse gemiddelde toename overeenkomstig artikel 23 van Richtlijn (EU) 2023/2413 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001, Verordening (EU) 2018/1999 en Richtlijn 98/70/EG wat de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen betreft, en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad .
(43)
BG, CZ, DK, ES, IT, LV, LU, NL, SI, FI, SE.
(44)
BG, DK, DE, FR, IT, LV, NL, PT, SI, FI.
(45)
ES en CY stellen geen specifiek streefcijfer vast, maar stellen dat zij ernaar streven de nodige maatregelen te nemen om het indicatieve streefcijfer voor innovatieve technologieën op het gebied van hernieuwbare energie tegen 2030 te halen.
(46)
Het definitief nationaal energie- en klimaatplan van BG bevat geen kwantitatieve plannen voor de productie van biomethaan.
(47)
Voor de tweede oproep die in maart 2025 werd afgesloten, neemt Luxemburg deel als bijdragend land en draagt het vrijwillig 52,4 miljoen EUR bij aan het mechanisme. De gastlanden zijn Finland en Estland. De toegekende projecten zullen een totale capaciteit van 445,65 MW aan installaties voor hernieuwbare energie toevoegen en zullen naar verwachting tussen 2027 en 2028 in gebruik worden genomen.
(48)
In overeenstemming met het streefcijfer dat is vastgesteld in Richtlijn (EU) 2023/1791 (herschikking van de energie-efficiëntierichtlijn).
(49)
In vergelijking met de prognoses in het EU-referentiescenario 2020.
(50)
BG, DK, DE, IE, EL, HR, CY, HU, NL, AT, PT, RO, SI, SK, FI.
(51)
De beoordeling is gebaseerd op het ambitieniveau van de 24 lidstaten.
(52)
CZ, DK, DE, IE, FR, CY, NL, PT, RO. De beoordeling is gebaseerd op het ambitieniveau van de 24 lidstaten.
(53)
Zie bijlage II bij deze mededeling.
(54)
In sommige gevallen zijn de prognoses “met aanvullende maatregelen” 10 % hoger dan de aangemelde bijdrage van de lidstaten.
(55)
Analyse van de langetermijnrenovatiestrategieën, SWD(2022) 375 final.
(56)
CZ, EL, ES, CY, LV, LU, NL.
(57)
BG, DE, LV, HU, MT, NL, PT, Sl, FI.
(58)
Verminderd eindenergieverbruik in vergelijking met het verwachte energieverbruik voor 2030 op basis van het referentiescenario voor 2020.
(59)
EUR-Lex - 52025DC0046 - NL - EUR-Lex
(60)
Voortgangsverslag 2024 over klimaatactie in de EU, COM(2024) 498 final. In dit cijfer zijn de uitgaven voor vervoer niet inbegrepen.
(61)
In overeenstemming met de eis van de Europese klimaatwet om voortdurend vooruitgang te boeken bij het vergroten van het aanpassingsvermogen, het versterken van de veerkracht en het verminderen van de kwetsbaarheid voor klimaatverandering, met de oproep in het kompas voor concurrentievermogen van de Commissie (COM(2025) 30 final) en met de aanbeveling van de Europese Rekenkamer (Klimaatadaptatie in de EU – Actie houdt geen gelijke tred met ambitie, Speciaal verslag 15/2024).
(62)
De lidstaten hebben specifieke nieuwe hoofdstukken over herstel- en veerkrachtplannen ingediend waarin hervormingen en investeringen worden beschreven om de veerkracht, veiligheid en duurzaamheid van het energiesysteem van de EU te vergroten (26 REPowerEU-hoofdstukken die eind 2024 zijn ingediend en goedgekeurd). Tot dusver hebben de lidstaten in totaal 184,7 miljard EUR toegewezen aan energiegerelateerde maatregelen in het kader van hun nationale herstel- en veerkrachtplannen en REPowerEU-hoofdstukken.
(63)
DE, DK, IE, EL, ES, IT, LU, MT, NL, AT, PT, SI.
(64)
EL, LT, HU, MT, NL.
(65)
CZ, RO.
(66)
BG, DK, CY, NL.
(67)
FI, SE.
(68)
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1058 en Verordening (EU) 2021/1056 wat betreft specifieke maatregelen voor het aanpakken van strategische uitdagingen in het kader van de tussentijdse evaluatie (COM(2025) 123).
(69)
CZ, HU, MT, AT.
(70)
BG, DK, EL, ES, CY, LT, AT, SE.
(71)
BG, DK, FR, CY, LU, NL.
(72)
EL, ES, FR, CY, LU, HU, AT, SE.
(73)
EL, ES, FR, IT, LT, LU, HU, FI.
(74)
LV, NL.
(75)
CZ, IT, CY.
(76)
DE, IT, LV, LT, NL, PT.
(77)
COM(2025) 90.
(78)
AT, ES, IT, HU, PT, FI, SE.
(79)
Electricity infrastructure development to support a competitive and sustainable energy system; ACER, december 2024.
(80)
Voorbeeld van LT en RO.
(81)
Richtlijn (EU) 2023/1791 betreffende energie-efficiëntie (herschikking) en Richtlijn (EU) 2024/1275 betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking) bevatten bepalingen over energiearmoede.
(82)
In het actieplan voor betaalbare energie (actie 2) wordt gewezen op de rol van netwerken en interconnectoren als aanjagers van de energietransitie en het koolstofvrij maken van de industrie en worden vier voorbeelden gegeven van ontbrekende vlaggenschipprojecten op regionaal en EU-niveau, waaronder een offshorenetwerk in de noordelijke zeeën, versterking van de integratie van de Baltische staten met Midden-Europa, verhoging van de interconnecties tussen het Iberisch schiereiland met Midden-Europa en de noodzaak om de interconnectiviteit tussen Zuidoost- en Midden-Europa te vergroten.
(83)
De Europese Commissie heeft vier groepen op hoog niveau opgericht om strategische sturing te geven en beleidsrichtsnoeren te verschaffen voor de ontwikkeling van regelgeving en infrastructuur en om de voortgang van projecten van gemeenschappelijk belang in prioritaire regio’s te monitoren. Dit zijn: de Noordzee-energiesamenwerking (North Seas Energy Cooperation — NSEC);
interconnecties voor Zuidwest-Europa; interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied (Bemip); energieconnectiviteit
voor Centraal- en Zuidoost-Europa (Cesec).
(84)
DE, FR, SI.
(85)
Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen.
(86)
DK, IT, LU, NL, PT, SI.
(87)
Vergeleken met de referentieperiode, die wordt gedefinieerd als het gemiddelde van de voorgaande vijf jaar voor de periode augustus 2022 tot en met mei 2023 (zoals vastgelegd in de verordening voor de vermindering van de vraag naar gas). Daarom wordt voor augustus-december verwezen naar 2017-2021, maar voor januari-mei naar 2018-2022.
(88)
Verordening 2024/174.
(89)
Aanbeveling van de Commissie van 14 maart 2023 inzake energieopslag — ter ondersteuning van een koolstofvrij en veilig energiesysteem in de EU (2023/C 103/01).
(90)
BG, CZ, DK, DE, EL, IT, CY, LV, LU, HU, PT, SI, FI.
(91)
IE, LT, MT, RO.
(92)
IE, FR, NL, FI.
(93)
BG, CZ, HU, SK, FI.
(94)
COM(2025) 440 final van 6.5.2025.
(95)
Richtlijn (EU) 2022/2555 betreffende maatregelen voor een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging in de Unie, met betrekking tot elektriciteit, stadsverwarming en -koeling, olie, gas en waterstof, en Richtlijn (EU) 2022/2557 betreffende de weerbaarheid van kritieke entiteiten, met betrekking tot de energiesector.
(96)
BG, EL, IT, CY, LV, HU, RO.
(97)
Verordening (EU) 2023/955 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot oprichting van een sociaal klimaatfonds en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1060.
(98)
MT, AT, RO hebben erg weinig informatie verstrekt.
(99)
ES, NL, PT.
(100)
DK, IT, CY, FI.
(101)
DE, IE, EL.
(102)
FR, DK, DE, IE, MT, FI, SE.
(103)
CZ, EL, HU, MT.
(104)
DE, LU, HU, AT, RO.
(105)
DK, IE, ES, NL, PT, FI, SE.
(106)
Verordening (EU) 2021/1056.
(107)
https://commission.europa.eu/strategy-and-policy/eu-budget/performance-and-reporting/horizontal-priorities/green-budgeting/climate-mainstreaming_en .