Artikelen bij COM(2025)524 - Wijziging van Verordening (EU) 2021/1119 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)524 - Wijziging van Verordening (EU) 2021/1119 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit. |
---|---|
document | COM(2025)524 ![]() ![]() |
datum | 2 juli 2025 |
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EU) 2021/1119
Verordening (EU) 2021/1119 wordt als volgt gewijzigd:
1) aan artikel 1, tweede alinea, wordt de volgende zin toegevoegd:
“Deze verordening bevat ook een bindende klimaatdoelstelling op Unieniveau voor 2040.”;
2) in artikel 4 worden de leden 3, 4 en 5 vervangen door:
“3. Om de in artikel 2, lid 1, vastgestelde doelstelling inzake klimaatneutraliteit te bewerkstelligen, is de bindende klimaatdoelstelling van de Unie voor 2040 een reductie van nettobroeikasgasemissies (emissies na aftrek van verwijderingen) van 90 % in 2040 ten opzichte van de niveaus van 1990.
4. Met het oog op de periode na 2030 evalueert de Commissie relevante Uniewetgeving om de verwezenlijking van de in lid 3 van dit artikel vastgestelde doelstelling en de in artikel 2, lid 1, genoemde doelstelling inzake klimaatneutraliteit mogelijk te maken en neemt zij, indien passend, de nodige maatregelen op basis van een gedetailleerde effectbeoordeling, overeenkomstig de Verdragen.
Hoewel sommige faciliterende beleidsmaatregelen al zijn uitgevoerd en de impact ervan al zichtbaar is, is dit nog niet voor al die maatregelen het geval. De Commissie streeft ernaar het faciliterend kader te versnellen en te versterken om ervoor te zorgen dat de voorwaarden vervuld zijn om de Europese industrie en burgers gedurende de gehele transitie te ondersteunen, met volledige inachtneming van het EU-recht.
In het kader van de in de eerste alinea bedoelde evaluatie zorgt de Commissie, om de verwezenlijking van de in lid 3 van dit artikel vastgestelde doelstelling te vergemakkelijken, ervoor dat de volgende elementen op passende wijze in de wetgevingsvoorstellen worden weerspiegeld:
a) vanaf 2036 een mogelijke beperkte bijdrage aan de doelstelling voor 2040 van hoogwaardige internationale credits uit hoofde van artikel 6 van de Overeenkomst van Parijs van 3 % van de netto-emissies in de EU van 1990 ter ondersteuning van de EU en derde landen bij het verwezenlijken van trajecten voor nettobroeikasgasreductie die verenigbaar zijn met de doelstelling van de Overeenkomst van Parijs om inspanningen te leveren om de stijging van de wereldwijde gemiddelde temperatuur ruim onder 2 °C te houden en inspanningen te blijven leveren om de temperatuurstijging te beperken tot 1,5 °C boven de pre-industriële niveaus — de oorsprong, kwaliteitscriteria en andere voorwaarden voor de verwerving en het gebruik van dergelijke credits worden gereguleerd in het Unierecht;
b) de rol van permanente verwijderingen in de Unie in het kader van het systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie (“EU-ETS”) ter compensatie van resterende emissies van sectoren die hun emissies moeilijk kunnen verminderen;
c) meer flexibiliteit tussen sectoren om de verwezenlijking van de doelstellingen op kosteneffectieve wijze te ondersteunen;
d) de doelstellingen en inspanningen van de lidstaten voor de periode na 2030 moeten kostenefficiëntie en solidariteit weerspiegelen, rekening houdend met de nationale situatie;
e) het beste beschikbare en meest recente wetenschappelijke bewijs, met inbegrip van de meest recente rapporten van de IPCC en de adviesraad;
f) de sociale, economische en milieueffecten;
g) de kosten van het uitblijven van maatregelen en de voordelen van maatregelen op middellange tot lange termijn;
h) de noodzaak van een billijke en sociaal rechtvaardige transitie voor iedereen;
i) vereenvoudiging, technologieneutraliteit, kosteneffectiviteit, economische efficiëntie en economische veiligheid;
j) klimaatactie als aanjager van investeringen en innovatie;
k) de noodzaak om het mondiale concurrentievermogen van de economie van de Unie te versterken, met name van kleine en middelgrote ondernemingen en industriële sectoren die het meest aan het risico op koolstoflekkage zijn blootgesteld, teneinde eerlijke concurrentie te waarborgen;
l) beste beschikbare kosteneffectieve, veilige en schaalbare technologieën;
m) betaalbaarheid van energie, voorzieningszekerheid, energie-efficiëntie en het “energie-efficiëntie-eerstbeginsel”;
n) rechtvaardigheid en solidariteit tussen en binnen de lidstaten;
o) de noodzaak om de ecologische doeltreffendheid voor het milieu en de vooruitgang in de loop van de tijd te waarborgen;
p) de noodzaak om natuurlijke putten op lange termijn in stand te houden, te beheren en te verbeteren, de biodiversiteit te beschermen en te herstellen, en rekening te houden met onzekerheden, met name in verband met de gevolgen van de klimaatverandering in de sector van het landgebruik;
q) investeringsbehoeften en -kansen, met inbegrip van toegang tot publieke en particuliere financiering;
r) internationale ontwikkelingen en inspanningen om de langetermijndoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs en de uiteindelijke doelstelling van het UNFCCC te verwezenlijken, alsook de steun van de Unie aan haar partners bij het aanpakken van klimaatverandering en de gevolgen ervan.”.
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.