Artikelen bij COM(2025)571 - Bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2028-2034

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen

Artikel 1 - Meerjarig financieel kader

Bij deze verordening wordt het meerjarig financieel kader (“MFK”) voor de jaren 2028 tot en met 2034 vastgesteld.

Artikel 2 - Inachtneming van de maxima van het MFK

1. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (de “instellingen”) nemen tijdens elke begrotingsprocedure en tijdens de uitvoering van de jaarlijkse begroting van de Unie (“de begroting”) voor het desbetreffende begrotingsjaar de in de bijlage vastgestelde jaarlijkse maximumbedragen aan uitgaven (de “MFK-maxima”) in acht.

2. Indien een beroep moet worden gedaan op de middelen van de in de artikelen 6 en 8 bedoelde speciale instrumenten, worden in de begroting vastleggingskredieten en bijbehorende betalingskredieten opgenomen boven de desbetreffende MFK-maxima.

Indien een beroep moet worden gedaan op de middelen van het enkelvoudig marge-instrument als vastgelegd in artikel 7, worden in de begroting vastleggingskredieten en bijbehorende betalingskredieten opgenomen boven de desbetreffende MFK-maxima voor een bepaald jaar.

3. Indien gebruik moet worden gemaakt van een garantie voor financiële bijstand aan lidstaten die is goedgekeurd overeenkomstig artikel 223, lid 1, van het Financieel Reglement, wordt het benodigde bedrag ter beschikking gesteld boven de MFK-maxima.

Indien gebruik moet worden gemaakt van een garantie voor financiële bijstand aan Oekraïne die is goedgekeurd overeenkomstig artikel 223, lid 1, van het Financieel Reglement, wordt het benodigde bedrag ter beschikking gesteld boven de MFK-maxima.

Artikel 3 - Inachtneming van het maximum van de eigen middelen

1. Voor elk van de jaren waarop het MFK betrekking heeft, mag het totaalbedrag van de benodigde kredieten voor betalingen, na jaarlijkse bijstelling en met inachtneming van de aanpassingen, herzieningen en het bepaalde in artikel 2, leden 2 en 3, niet tot een hoger afroepingspercentage van de eigen middelen leiden dan het in het vigerende besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 311, derde alinea, VWEU (het “eigenmiddelenbesluit”) vastgestelde maximum.

2. Indien nodig worden de MFK-maxima verlaagd om ervoor te zorgen dat het in het eigenmiddelenbesluit vastgestelde maximum van de eigen middelen in acht wordt genomen.

Hoofdstuk 2
Aanpassing van het MFK en specifieke bepalingen

Artikel 4 - Technische aanpassingen

1. Elk jaar brengt de Commissie, voorafgaand aan de begrotingsprocedure van jaar n+1, de volgende technische aanpassingen aan in het MFK:

a) een herberekening, tegen de prijzen van jaar n+1, van de maxima en de totaalbedragen van de vastleggings- en betalingskredieten;

b) een berekening van de marge die onder het in het eigenmiddelenbesluit vastgestelde maximum van de eigen middelen beschikbaar blijft;

c) een berekening van de overkoepelende marge voor vastleggingen als bedoeld in artikel 7, lid 1, punt a);

d) een berekening van de aanpassing van het maximum voor betalingskredieten in het kader van de overkoepelende marge voor betalingen als bedoeld in artikel 7, lid 1, punt b);

e) een berekening van het maximumbedrag voor de marge voor onvoorziene uitgaven als bedoeld in artikel 7, lid 1, punt c);

f) een berekening van de bedragen die beschikbaar moeten worden gesteld voor het flexibiliteitsinstrument uit hoofde van artikel 8, lid 2, eerste alinea, punten a) en b).

2. De Commissie verricht de in lid 1 bedoelde technische aanpassingen als volgt, in overeenstemming met de ontwikkeling van het bruto binnenlands product en de prijzen en op basis van de meest recente beschikbare economische gegevens en prognoses:

(a)indien de inflatie in het jaar n+1 naar verwachting minstens 1 % en hoogstens 3 % zal bedragen, worden de technische aanpassingen verricht op basis van een vaste deflator van 2 % per jaar;

(b)indien de inflatie in het jaar n+1 naar verwachting minder dan 1 % of meer dan 3 % zal bedragen, worden de technische aanpassingen verricht op basis van de inflatieprognose.

3. De Commissie deelt de resultaten van de in lid 1 bedoelde technische aanpassingen en de eraan ten grondslag liggende economische prognoses mee aan het Europees Parlement en aan de Raad.

4. Onverminderd de artikelen 9 tot en met 12 worden er geen andere technische aanpassingen aangebracht ten aanzien van het betrokken jaar, noch tijdens het begrotingsjaar, noch bij wijze van correctie achteraf in latere jaren.

Artikel 5 - Bepalingen inzake maatregelen die verband houden met een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting

1. Indien maatregelen worden vastgesteld tot opschorting van vastleggingen in de begroting met betrekking tot middelen van de Unie overeenkomstig artikel 5, lid 1, punt b), i) en ii), van Verordening (EU, Euratom) 2020/2092, worden de opgeschorte vastleggingskredieten automatisch overgedragen naar de begroting van de volgende jaren.

2. Vastleggingen van boekjaar n mogen niet verder dan jaar n+2 in de begroting worden overgedragen.

Hoofdstuk 3
Speciale instrumenten

Artikel 6 - Reserve voor Oekraïne

1. De reserve voor Oekraïne mag uitsluitend worden gebruikt voor de financiering van uitgaven voor Oekraïne in het kader van [Verordening (EU) XXXX/XX] [Europa in de wereld].

2. De reserve voor Oekraïne mag voor de periode 2028-2034 maximaal 88,9 miljard euro bedragen in prijzen van 2025. Het jaarlijkse bedrag dat in een bepaald jaar uit de reserve voor Oekraïne beschikbaar wordt gesteld, mag maximaal 13,5 miljard euro bedragen in prijzen van 2025. Het ongebruikte deel van het jaarlijks bedrag in een bepaald jaar mag worden gebruikt tot en met 2034.

3. Het Europees Parlement en de Raad kunnen middelen uit de reserve voor Oekraïne ter beschikking stellen in het kader van de in artikel 314 VWEU beschreven begrotingsprocedure.

Artikel 7 - Enkelvoudig marge-instrument

1. Het enkelvoudig marge-instrument omvat:

a) vanaf 2029, de bedragen die overeenstemmen met beschikbare marges onder de MFK-maxima voor vastleggingskredieten van jaar n-1, die beschikbaar zullen worden gesteld boven de maxima voor MFK-vastleggingskredieten voor de jaren 2029 tot en met 2034 (de “overkoepelende marge voor vastleggingen”);

b) vanaf 2029, de bedragen die gelijk zijn aan het verschil tussen de uitgevoerde betalingen en het MFK-betalingsmaximum voor jaar n-1, om het maximum van de betalingen voor de jaren 2029 tot en met 2034 naar boven bij te stellen (de “overkoepelende marge voor betalingen”);

c) als laatste redmiddel, aanvullende bedragen die in een bepaald jaar boven de MFK-maxima beschikbaar kunnen worden gesteld voor vastleggings- of betalingskredieten, of beide, naargelang het geval, mits deze bedragen, wat betreft de vastleggingskredieten, volledig worden verrekend met de marges in een of meer rubrieken van het MFK voor het lopende begrotingsjaar of de toekomstige begrotingsjaren, en wat betreft de betalingskredieten, volledig worden verrekend met de marges onder het maximum voor betalingen voor toekomstige begrotingsjaren (de “marge voor onvoorziene uitgaven”).

2. Het Europees Parlement en de Raad kunnen middelen uit de overkoepelende marge voor vastleggingen ter beschikking stellen in het kader van de in artikel 314 VWEU beschreven begrotingsprocedure.

3. De opwaartse aanpassingen in het kader van de overkoepelende marge voor betalingen worden met ingang van 2029 door de Commissie uitgevoerd als onderdeel van de in artikel 4 bedoelde technische aanpassing.

Opwaartse aanpassingen in het kader van de overkoepelende marge voor betalingen worden volledig gecompenseerd door een overeenkomstige verlaging van het betalingsmaximum voor het jaar n-1.

4. Het Europees Parlement en de Raad kunnen middelen uit de marge voor onvoorziene uitgaven ter beschikking stellen in het kader van de in artikel 314 VWEU beschreven begrotingsprocedure, als laatste redmiddel om te reageren op onvoorziene omstandigheden.

Er kunnen alleen bedragen in het kader van de marge voor onvoorziene uitgaven beschikbaar worden gesteld als de op grond van lid 1, punten a) en b), beschikbare bedragen, naargelang het geval, ontoereikend zijn.

De marge voor onvoorziene uitgaven mag in een bepaald jaar niet meer bedragen dan 0,04 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie, zoals berekend in de in artikel 4 bedoelde jaarlijkse technische aanpassing. 

De verrekende middelen mogen niet verder binnen het MFK worden aangewend.

5. Het gebruik van het enkelvoudig marge-instrument in een bepaald jaar is in overeenstemming met de in het eigenmiddelenbesluit vastgestelde maxima voor de eigen middelen.

Artikel 8 - Flexibiliteitsinstrument

1. Het flexibiliteitsinstrument kan worden gebruikt voor de financiering, voor een bepaald begrotingsjaar, van specifieke, onvoorziene uitgaven in vastleggingskredieten en de overeenkomstige betalingskredieten die niet op een andere wijze kunnen worden gefinancierd binnen de grenzen van de voor een of meer andere MFK-rubrieken beschikbare maxima.

2. Het flexibiliteitsinstrument wordt beschikbaar gesteld boven de maxima die in het MFK voor de jaren 2028 tot en met 2034 zijn vastgesteld, en omvat een jaarlijks bedrag van 2 000 miljoen euro in prijzen van 2025 en, vanaf 2029, de volgende aanvullende bedragen: 

a) een bedrag gelijk aan de in de begroting voor het jaar n-2 opgenomen ontvangsten uit door instellingen van de Unie opgelegde boetes, andere dwangsommen en sancties en eventueel rente of andere daardoor gegenereerde inkomsten, als bedoeld in artikel 107, lid 2, van het Financieel Reglement, na aftrek van het bedrag voor het jaar n-2 als bedoeld in artikel 141, lid 1, van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie;

b) een bedrag gelijk aan vrijmakingen van andere kredieten dan externe bestemmingsontvangsten in het jaar n-2, met uitzondering van de bedragen aan vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld overeenkomstig specifieke regels voor de wederopvoering van kredieten, zoals vermeld in artikel 15 van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 en Verordening [(EU) XXXX/XX] [Fonds voor nationaal en regionaal partnerschap].

De Commissie berekent jaarlijks, in het kader van de in artikel 4 bedoelde technische aanpassingen, de bedragen die beschikbaar zijn op basis van de eerste alinea, punten a) en b), van dit lid.

3. Het Europees Parlement en de Raad kunnen middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter beschikking stellen in het kader van de in artikel 314 VWEU beschreven begrotingsprocedure.

Het ongebruikte deel van het bedrag dat in een bepaald jaar beschikbaar is, mag worden gebruikt in de volgende jaren, tot en met 2034.

Hoofdstuk 4
Herziening van het MFK

Artikel 9 - Herziening van het MFK om ervoor te zorgen dat het maximum van de eigen middelen in acht wordt genomen

1. Onverminderd de artikelen 10, 11 en 12, indien nodig overeenkomstig artikel 3, lid 2, kan het MFK worden herzien om te garanderen dat wordt voldaan aan de in het eigenmiddelenbesluit vastgestelde maxima voor de eigen middelen.

2. Als algemene regel wordt een voorstel tot herziening van het MFK overeenkomstig lid 1 vóór het begin van de begrotingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar of het eerste van de betrokken begrotingsjaren ingediend en goedgekeurd.

3. Bij een herziening van het MFK overeenkomstig lid 1 wordt een passende verhouding tussen vastleggings- en betalingskredieten gehandhaafd.

Artikel 10 - Herziening in geval van een herziening van de Verdragen

In geval van een herziening van de Verdragen met gevolgen voor de begroting, wordt het MFK dienovereenkomstig herzien.

Artikel 11 - Herziening in geval van toetreding van nieuwe lidstaten tot de Unie

Indien nieuwe lidstaten tot de Unie toetreden, wordt het MFK dienovereenkomstig herzien krachtens de relevante toetredingsverdragen, om rekening te houden met de uitgaven die voortvloeien uit die toetredingen tot de Unie.

Artikel 12 - Herziening in geval van de hereniging van Cyprus

In geval van de hereniging van Cyprus wordt het MFK herzien om rekening te houden met de integrale regeling van de kwestie-Cyprus en de bijkomende financieringsbehoeften die uit de hereniging voortvloeien.

Hoofdstuk 5
Slotbepalingen

Artikel 13 - Overgang naar het volgend MFK

Uiterlijk op 1 juli 2033 dient de Commissie een voorstel in voor een nieuw MFK.

Artikel 14 - Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2028.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.