Artikelen bij COM(1995)543 - Wijziging van Richtlijnen 90/387/EEG en 92/44/EEG van de Raad met het oog op de aanpassing aan een door concurrentie gekenmerkte context in de telecommunicatie - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(1995)543 - Wijziging van Richtlijnen 90/387/EEG en 92/44/EEG van de Raad met het oog op de aanpassing aan een door concurrentie ... |
---|---|
document | COM(1995)543 ![]() ![]() |
datum | 6 oktober 1997 |
Inhoudsopgave
Artikel 1 - Wijziging van Richtlijn 90/387/EEG
1. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
a) Lid 2 komt als volgt te luiden:
"2. De in lid 1 bedoelde voorwaarden hebben tot doel de verschaffing van openbare telecommunicatienetwerken en/of openbare telecommunicatiediensten binnen en tussen Lid-Staten te vergemakkelijken, in het bijzonder de verrichting van diensten door ondernemingen, firma's of natuurlijke personen die in een andere Lid-Staat zijn gevestigd dan die van de onderneming, firma of natuurlijke persoon voor welke de diensten zijn bestemd.".
b) Het volgende lid 3 wordt toegevoegd:
"3. De voorwaarden voor Open Network Provision zijn gericht op het overal in de Gemeenschap:
- garanderen van de verlening van universele diensten op telecommunicatiegebied,
- garanderen van de beschikbaarheid van een minimumreeks van diensten,
- verzekeren van toegang tot en interconnectie van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten,
- bevorderen van de verlening van geharmoniseerde telecommunicatiediensten ten behoeve van de gebruikers, door op vrijwillige basis geharmoniseerde technische interfaces voor open en efficiënte toegang en interconnectie en de bijbehorende normen en/of specificaties vast te stellen en te bevorderen.".
2. Artikel 2 komt te luiden:
Artikel 2
1. 'gebruikers`: personen, waaronder consumenten, of organisaties die van openbare telecommunicatiediensten gebruik maken;
2. - 'telecommunicatienetwerk`: de transmissiesystemen en, voor zover van toepassing, schakelapparatuur en andere hulpmiddelen die het mogelijk maken signalen tussen welbepaalde aansluitpunten via draadverbindingen, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen over te brengen;
- 'openbaar telecommunicatienetwerk`: een telecommunicatienet dat onder meer voor het verrichten van openbare telecommunicatiediensten wordt gebruikt;
3. - 'telecommunicatiediensten`: diensten die geheel of gedeeltelijk in de transmissie en/of routering van signalen over telecommunicatienetwerken bestaan;
- 'openbare telecommunicatiedienst`: een telecommunicatiedienst die voor het publiek beschikbaar is;
4. 'universele dienst`: een welbepaalde minimumdienst of minimumreeks van diensten van een gespecificeerde kwaliteit die voor alle gebruikers overal en, in het licht van de bijzondere nationale omstandigheden, tegen een betaalbare prijs beschikbaar is;
5. 'netwerkaansluitpunt`: het fysieke punt waarop de gebruiker toegang tot een openbaar telecommunicatienet krijgt. Dit is het punt waarvoor technische interface-specificaties zijn gedefinieerd;
6. 'essentiële eisen`: niet economische redenen van algemeen belang die een Lid-Staat ertoe kunnen bewegen de toegang tot openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten te beperken. Deze redenen zijn de veiligheid van het functioneren van het netwerk, het behoud van netwerkintegriteit en, in gerechtvaardigde gevallen, de interoperabiliteit van diensten en de bescherming van gegevens.
Gegevensbescherming kan bestaan uit de bescherming van persoonlijke gegevens, het vertrouwelijke karakter van informatie die wordt doorgegeven en/of opgeslagen, alsmede de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
7. 'interconnectie`: het fysiek en logisch verbinden van de faciliteiten van organisaties die telecommunicatienetwerken en/of -diensten aanbieden om het de gebruikers van een organisatie mogelijk te maken te communiceren met gebruikers van een andere organisatie of toegang te hebben tot diensten die door een andere organisatie worden verleend;
8. 'voorwaarden voor Open Network Provision`: het geheel van de overeenkomstig deze richtlijn geharmoniseerde voorwaarden die betrekking hebben op open en efficiënte toegang tot en gebruik van openbare telecommunicatienetwerken en, indien van toepassing, openbare telecommunicatiediensten, hierna genoemd 'ONP-voorwaarden`.
Onverminderd de toepassing ervan op een basis van geval per geval mogen die ONP-voorwaarden geharmoniseerde voorwaarden omvatten met betrekking tot:
- zo nodig, technische interfaces, met inbegrip van de benodigde definitie en implementatie van netwerkaansluitpunten,
- gebruiksvoorwaarden,
- tariefbeginselen,
- zo nodig, de toegang tot frequenties en nummers/adressen/namen;
9. 'technische specificaties`, 'normen` en 'eindapparatuur`: de in artikel 1 van Richtlijn 91/263/EEG (*) omschreven begrippen.
(*) PB nr. L 128 van 23. 5. 1991, blz. 1.".
3. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 3 wordt vervangen door:
"3. De ONP-voorwaarden mogen geen bijkomende beperkingen op het gebruik van het openbare telecommunicatienetwerk en/of de openbare telecommunicatiediensten toestaan met uitzondering van met het communautaire recht verenigbare beperkingen.";
b) lid 4 vervalt;
c) lid 5 komt te luiden:
"5. Onverminderd de specifieke richtlijnen die met betrekking tot Open Network Provision zijn vastgesteld, en voor zover de toepassing van de essentiële eisen op grond van lid 2 een Lid-Staat ertoe kan bewegen de toegang tot openbare telecommunicatienetwerken of -diensten te beperken, worden de regels voor een eenvormige toepassing van de essentiële eisen, in het bijzonder met betrekking tot de interoperabiliteit van diensten en de bescherming van gegevens, in voorkomend geval door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 10.".
4. Artikel 4 vervalt.
5. Artikel 5 komt te luiden:
"Artikel 5
1. In het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen wordt verwezen naar normen en/of specificaties die zijn opgesteld om als grondslag te dienen voor geharmoniseerde technische interfaces en/of geharmoniseerde kenmerken van diensten voor ONP en aan de vereisten van open en efficiënte toegang, interconnectie en interoperabiliteit voldoen, teneinde voor de gebruikers overal in de Gemeenschap de verlening van geharmoniseerde telecommunicatiediensten aan te moedigen.Indien nodig kan de Commissie, na overleg met het in artikel 9 bedoelde comité, Europese normalisatie-instituten verzoeken om normen op te stellen.
2. De Lid-Staten bevorderen het gebruik van overeenkomstig lid 1 in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen genoemde normen en/of specificaties voor de verschaffing van technische interfaces en/of netwerkfuncties.
Zo lang dergelijke normen en/of specificaties nog niet zijn vastgesteld of indien zij niet economisch zijn, bevorderen de Lid-Staten:
- normen en/of specificaties die door Europese normalisatie-instituten, zoals ETSI en CEN/ Cenelec zijn aangenomen.
of, bij ontstentenis van dergelijke normen en/of specificaties,
- internationale normen of aanbevelingen die door de Internationale Telecommunicatie-unie (ITU), de Internationale Organisatie voor normalisatie (ISO) of de Internationale Elektrotechnische Commissie (CEI) zijn aangenomen,
of, bij ontstentenis van dergelijke normen en/of aanbevelingen,
- normen en/of specificaties die door internationale industriële instanties, die over een breed draagvlak in de sector beschikken, zijn opgesteld,
of, bij ontstentenis van dergelijke normen en/of specificaties,
- nationale normen en/of specificaties met een breed draagvlak in de sector.
3. Indien de toepassing van de normen en/of specificaties in de zin van lid 1 ontoereikend blijkt om de interoperabiliteit van grensoverschrijdende diensten in een of meer Lid-Staten te garanderen, kan de toepassing van dergelijke normen en/of specificaties, voor zover zulks strikt noodzakelijk is om deze interoperabiliteit te garanderen en de vrije keuze van de gebruiker te verbeteren, volgens de procedure van artikel 10 verplicht worden gesteld, onverminderd de artikelen 85 en 86 van het Verdrag.
Alvorens de toepassing van de normen en/of specificaties overeenkomstig de eerste alinea verplicht wordt gesteld, nodigt de Commissie door middel van een kennisgeving in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen alle betrokken partijen uit tot het leveren van openbaar commentaar.
4. Wanneer een Lid-Staat of de Commissie van oordeel is dat de in lid 1 genoemde geharmoniseerde normen en/of specificaties niet aan de doelstelling van open en efficiënte toegang, interconnectie en interoperabiliteit, met name niet aan de basisbeginselen en de essentiële eisen zoals bedoeld in artikel 3, beantwoorden, legt de Commissie of de betrokken Lid-Staat de zaak onder opgave van de redenen daarvoor aan het in artikel 9 genoemde comité voor. Het comité brengt hierover onverwijld advies uit.
5. In het licht van het advies van het comité deelt de Commissie de Lid-Staten mede of het al dan niet nodig is verwijzingen naar die normen en/of specificaties in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen te schrappen.".
6. Het volgende artikel 5 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 5bis
1. De Lid-Staten kunnen toestaan dat de taken waarmee de nationale regelgevende instantie uit hoofde van de communautaire wetgeving belast is, door meer dan één lichaam worden uitgevoerd. In dat geval dienen de Lid-Staten duidelijk aan te geven met welke taken elk van die lichamen wordt belast.2. Teneinde de onafhankelijkheid van nationale regelgevende instanties te waarborgen, dienen:
- de nationale regelgevende instanties juridisch gescheiden en functioneel onafhankelijk te zijn van alle organisaties die telecommunicatienetwerken, -uitrusting of -diensten verschaffen;
- Lid-Staten die het eigendom behouden van of die een belangrijke mate van zeggenschap hebben over de organisaties die telecommunicatienetwerken en/of -diensten verschaffen, ervoor zorg te dragen dat er een daadwerkelijke structurele scheiding bestaat tussen de regelgevende functie en de met het eigendom of met de zeggenschap verband houdende activiteiten.
3. De Lid-Staten dragen ervoor zorg dat er op nationaal niveau geschikte mechanismen bestaan, zodat een partij die door een besluit van de nationale regelgevende instantie wordt geschaad, het recht heeft bij een onafhankelijk lichaam in beroep te gaan.".
7. De artikelen 6 en 7 vervallen.
8. Artikel 8 komt te luiden:
"Artikel 8
De Commissie gaat de werking van deze richtlijn na en brengt daarover bij de eerste gelegenheid, doch uiterlijk op 31 december 1999 verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad. Het verslag zal onder meer berusten op de informatie die de Lid-Staten aan de Commissie en aan het ONP-comité hebben verstrekt. Indien noodzakelijk, kunnen in dit verslag verdere maatregelen voor aanpassing van deze richtlijn worden voorgesteld, waarbij rekening dient te worden gehouden met in de richting van een volledig concurrentiële context wijzende ontwikkelingen.".9. In artikel 9, lid 1, tweede alinea, worden in plaats van het woord 'telecommunicatieorganisaties' de woorden 'organisaties die openbare telecommunicatienetwerken leveren en/of openbare telecommunicatiediensten verrichten', gelezen.
10. De bijlagen 1 en 3 komen te vervallen.
11. Bijlage 2 wordt vervangen door bijlage I van de onderhavige richtlijn.
Artikel 2 - Wijziging van Richtlijn 92/44/EEG
Richtlijn 92/44/EEG wordt als volgt gewijzigd:1. In de gehele richtlijntekst worden in plaats van het woord 'telecommunicatieorganisaties' de woorden 'organisaties die overeenkomstig artikel 11, lid 1 bis, zijn aangemeld' gelezen.
2. Aan artikel 1 worden de volgende alinea's toegevoegd:
"De Lid-Staten dragen ervoor zorg dat op elke plaats van hun grondgebied ten minste één organisatie onder de bepalingen van deze richtlijn valt.
Onverminderd de tweede alinea dragen de Lid-Staten ervoor zorg dat de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen niet aan organisaties die geen krachtige positie op de markt innemen, worden opgelegd.".
3. Artikel 2 komt te luiden:
"Artikel 2 - Definities
1. De definities van Richtlijn 90/387/EEG gelden, voor zover dienstig, eveneens voor de onderhavige richtlijn.2. In deze richtlijn wordt voorts verstaan onder:
- huurlijnen: de telecommunicatiefaciliteiten met behulp waarvan transparante transmissiecapaciteit tussen aansluitpunten van het netwerk wordt geboden, zonder 'on demand switching` (schakelfuncties waarover gebruikers kunnen beschikken als onderdeel van de geleverde huurlijn),
- ONP-comité: het in de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 90/387/EEG bedoelde comité,
- nationale regelgevende instantie: het lichaam zoals bedoeld in artikel 5 bis van Richtlijn 90/387/EEG.".
4. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
a) De tweede zin van lid 1 komt te luiden:
"Wijzigingen in bestaande en informatie over nieuwe aanbiedingen worden zo spoedig mogelijk bekendgemaakt. De nationale regelgevende instantie kan een passende termijn voor kennisgeving vastleggen.".
b) Lid 3 vervalt.
5. Artikel 4, tweede streepje, eerste alinea, komt te luiden:
"- de standaardleveringstermijn, waaronder wordt verstaan de termijn, gerekend vanaf de dag waarop de gebruiker formeel een aanvraag voor een huurlijn heeft ingediend, waarbinnen 95 % van alle huurlijnen van hetzelfde type ter beschikking van de klanten is gesteld.".
6. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
a) Lid 1 komt te luiden:
"1. De Lid-Staten dragen ervoor zorg dat, wanneer de toegang tot en het gebruik van huurlijnen beperkt is, deze beperkingen slechts erop gericht zijn te waarborgen dat de met de communautaire wetgeving verenigbare essentiële eisen worden nageleefd en dat deze door de nationale regelgevende instanties door middel van wettelijke bepalingen worden opgelegd.
Voor de interconnectie van huurlijnen onderling noch voor de interconnectie tussen huurlijnen en openbare telecommunicatienetwerken worden technische beperkingen ingevoerd of gehandhaafd.".
b) Lid 4, eerste alinea, komt te luiden:
"4. Met eindapparatuur verband houdende toegangsvoorwaarden worden geacht te zijn vervuld indien de eindapparatuur voldoet aan de goedkeuringsvoorwaarden voor de aansluiting ervan op het netwerkaansluitpunt van het betrokken type huurlijn, overeenkomstig Richtlijn 91/263/EEG (*) of Richtlijn 93/97/EEG (**).
*(*) PB nr. L 128 van 23. 5. 1991, blz. 1.
(**) PB nr. L 290 van 24. 11. 1993, blz. 1.".
7. Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
a) Het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:
"2 bis. De Lid-Staten bevorderen de verschaffing van de in bijlage III vermelde aanvullende typen huurlijnen, waarbij met de marktvraag en met de ontwikkelingen op het gebied van de normalisatie rekening dient te worden gehouden.".
b) Lid 3 komt te luiden:
"3. De wijzigingen die nodig zijn om de bijlagen II en III aan nieuwe technische ontwikkelingen en veranderingen van de marktvraag aan te passen, waaronder de eventuele schrapping van bepaalde typen huurlijnen uit de bijlagen, rekening houdend met de stand van ontwikkeling van de nationale netwerken, worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 10 van Richtlijn 90/387/EEG.".
8. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
a) Lid 2 komt te luiden:
"2. De nationale regelgevende instantie draagt ervoor zorg dat de organisaties die overeenkomstig artikel 11, lid 1 bis, zijn aangemeld, het beginsel van non-discriminatie bij de verschaffing van huurlijnen aanvoeren. In het bijzonder dienen deze organisaties aan anderen huurlijnen te verschaffen onder dezelfde voorwaarden en van dezelfde kwaliteit als die welke zij aan hun eigen diensten of aan diensten van hun dochterondernemingen of partners bieden.".
b) Het volgende lid 4 wordt toegevoegd:
"4. De Lid-Staten dragen ervoor zorg dat organisaties die huurlijnen verschaffen, worden verplicht de informatie te verstrekken die nodig is om de organisaties te bepalen waarop deze richtlijn van toepassing is.".
9. Artikel 9 vervalt.
10. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
a) In lid 2, onder b), komt punt iii) te luiden:
"iii) indien voor het toerekenen van de kostencategorie directe noch indirecte maatstaven kunnen worden gevonden, wordt een algemene toerekeningsfactor gehanteerd, welke wordt berekend op basis van de verhouding van alle uitgaven die direct worden toegeschreven of toegerekend aan, enerzijds, huurlijnen en, anderzijds, andere diensten.".
b) Het volgende lid 4 wordt toegevoegd:
"4. De nationale regelgevende instantie past de in lid 1 genoemde vereisten niet toe indien een organisatie in een bepaald geografisch gebied voor een specifiek huurlijnenaanbod geen krachtige positie op de markt inneemt.".
11. Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
a) Lid 1 komt te luiden:
"1. De Lid-Staten delen de Commissie de nationale regelgevende instantie, respectievelijk instanties, mede die met de uitvoering van de in deze richtlijn omschreven taken is, respectievellijk zijn, belast.
Zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van elke, zich bij hun nationale regelgevende instanties voordoende verandering.".
b) Het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:
"1 bis. De nationale regelgevende instanties delen de Commissie de namen mede van de huurlijnen verschaffende organisaties die aan de vereisten van deze richtlijn zijn onderworpen. Deze mededeling omvat in voorkomend geval de typen huurlijnen die elke organisatie in elk geografisch gebied dient te verschaffen teneinde aan de vereisten van artikel 1 en de uit hoofde van artikel 10, lid 4, verleende uitzonderingen te voldoen.".
c) Lid 2, tweede alinea, komt te luiden:
"De nationale regelgevende instantie houdt de gegevens ter beschikking, die zij de Commissie desgevraagd verstrekt, betreffende gevallen waarin de toegang tot of het gebruik van huurlijnen is beperkt, alsook de bijzonderheden van de getroffen maatregelen en de redenen daarvoor.".
12. Artikel 14 komt te luiden:
"Artikel 14 - Verslag
De Commissie gaat de werking van deze richtlijn na en brengt daarover bij de eerste gelegenheid, doch uiterlijk op 31 december 1999, verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad. Het verslag zal onder meer berusten op de informatie die de Lid-Staten aan de Commissie en aan het ONP-comité hebben verstrekt. Het verslag bevat een beoordeling van de noodzaak om de richtlijn te verlengen, rekening houdend met de in de richting van een volledig door concurrentie gekenmerkte context wijzende ontwikkelingen. Indien nodig kunnen in het verslag verdere maatregelen worden voorgesteld om deze richtlijn aan te passen.".13. Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
a) Voetnoot (¹) komt te luiden:
"(¹) PB nr. L 109 van 26. 4. 1983, blz. 8. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/10/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB nr. L 100 van 19. 4. 1994, blz. 30).".
b) In onderdeel D vervallen de punten 1, 2, 3, 5 en 6.
c) Onderdeel E komt te luiden:
"E. Voorwaarden voor aansluiting van eindapparatuur
De informatie over de aansluitingsvoorwaarden omvat een volledig overzicht van de eisen waaraan de aan de betrokken huurlijn aan te sluiten eindapparatuur overeenkomstig Richtlijn 91/263/EEG of Richtlijn 93/97/EEG moet voldoen.".
14. Bijlage II van de onderhavige richtlijn wordt toegevoegd als bijlage III.
Artikel 3 - Omzetting
Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.
2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 4 - Inwerkingtreding
Artikel 5 - Geadresseerden
(1) PB nr. L 192 van 24. 7. 1990, blz. 1.
(2) PB nr. L 165 van 19. 6. 1992, blz. 27. Richtlijn gewijzigd bij Beschikking 94/439/EG van de Commissie (PB nr. L 181 van 15. 7. 1994, blz. 40).
(3) PB nr. C 213 van 6. 8. 1993, blz. 1.
(4) PB nr. C 379 van 31. 12. 1994, blz. 4.
(5) PB nr. C 150 van 31. 5. 1993, blz. 39.
(6) PB nr. C 258 van 3. 10. 1995 blz. 1.
(1) PB nr. C 205 van 25. 7. 1994, blz. 551.
(2) PB nr. C 48 van 16. 2. 1994, blz. 1.
(3) PB nr. C 263 van 10. 10. 1995, blz. 6.
(1) PB nr. L 128 van 23. 5. 1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/68/EEG (PB nr. L 220 van 30. 8. 1993, blz. 1).
(2) PB nr. L 290 van 24. 11. 1993, blz. 1.
(3) PB nr. L 281 van 23. 11. 1995, blz. 31.
BIJLAGE I
"BIJLAGE
Referentiekader voor de toepassing van de ONP-voorwaarden
Bij de toepassing van de ONP-voorwaarden zoals omschreven in artikel 2, punt 8, dient te worden uitgegaan van het volgende referentiekader, met inachtneming van de relevante bepalingen van het Verdrag:
1. Geharmoniseerde technische interfaces en/of netwerkfuncties
Voor het opstellen van ONP-voorwaarden moet bij het definiëren van specificaties voor technische interfaces en/of netwerkfuncties het volgende schema in aanmerking worden genomen:
- voor de huidige diensten en netwerken moeten bestaande specificaties voor interfaces worden gebruikt;
- voor geheel nieuwe diensten of verbetering van bestaande diensten moeten, voor zover doenlijk, eveneens bestaande specificaties voor interfaces worden gebruikt. Indien de bestaande interfaces niet volstaan, zullen uitbreidingen van deze specificaties en/of nieuwe specificaties voor interfaces moeten worden opgesteld;
- voor netwerken die nog niet zijn geïntroduceerd, maar waarvoor een normalisatieprogramma reeds is begonnen, dient bij de specificering van nieuwe interfaces en netwerkfuncties met de ONP-voorwaarden in de zin van artikel 3 rekening te worden gehouden.
De ONP-voorstellen moeten steeds, waar mogelijk, overeenstemmen met de werkzaamheden die bij Europese normalisatie-instituten, met name het ETSI, gaande zijn; tevens moet rekening worden gehouden met de werkzaamheden van andere internationale normalisatie-instituten, zoals de ITU-T.
2. Geharmoniseerde verschaffings- en gebruiksvoorwaarden
In de verschaffings- en gebruiksvoorwaarden moeten, voor zover nodig, de voorwaarden inzake toegang en terbeschikkingstelling van diensten worden geïdentificeerd:
a) verschaffingsvoorwaarden hebben betrekking op de voorwaarden waaronder diensten aan gebruikers worden aangeboden. Zij mogen inhouden:
- typische levertijd,
- typische reparatietijd,
- kwaliteit van de dienstverlening, met name de beschikbaarheid, en de kwaliteit van de transmissie,
- onderhoud en netwerkbeheer.
b) gebruiksvoorwaarden hebben betrekking op de voorwaarden die van toepassing zijn op de gebruikers, zoals:
- voorwaarden voor de toegang tot het netwerk,
- voorwaarden voor gemeenschappelijk gebruik,
- zo nodig voorwaarden betreffende de bescherming van persoonlijke gegevens en vertrouwelijkheid van mededelingen.
3. Geharmoniseerde tariefbeginselen
De tariefbeginselen moeten in overeenstemming zijn met de in artikel 3, lid 1, neergelegde beginselen.
Deze beginselen houden met name het volgende in:
- de tarieven moeten op objectieve criteria gebaseerd en in beginsel op de kostprijs georiënteerd zijn, met dien verstande dat de vaststelling van het eigenlijke tariefniveau een zaak van de nationale wetgeving blijft en geen deel uitmaakt van de ONP-voorwaarden. Indien een organisatie niet langer over een krachtige positie op de betreffende markt beschikt, kan het vereiste van kostprijsgerichtheid door de bevoegde nationale regelgevende instantie buiten werking worden gesteld. Een van de doelstellingen is het vaststellen van efficiënte tariefbeginselen in de gehele Gemeenschap, met een gewaarborgde universele dienstverlening voor een ieder;
- de tarieven moeten doorzichtig zijn en op passende wijze worden bekendgemaakt;
- om de gebruikers de keuze te laten tussen de verschillende onderdelen van de dienstverlening, en voor zover de techniek zulks mogelijk maakt, moeten de tarieven voldoende worden opgesplitst in overeenstemming met de mededingingsregels van het Verdrag: in het bijzonder moeten bijkomende voorzieningen die aangewend worden om sommige aanvullende specifieke diensten te verlenen, in beginsel onafhankelijk van de inclusieve dienstverlening en van het eigenlijke transport in rekening worden gebracht;
- de tarieven mogen geen discriminerend karakter hebben en moeten gelijkheid van behandeling waarborgen.
Indien kosten voor toegang tot netwerkhulpmiddelen of -diensten in rekening worden gebracht, moet worden voldaan aan bovengenoemde beginselen en aan de mededingingsregels van het Verdrag en moet ook rekening worden gehouden met het beginsel van een eerlijke verdeling van de totale kosten van de gebruikte hulpmiddelen en met de noodzaak van een redelijk rendement van de gedane investeringen.
Er mogen verschillende tarieven worden ingesteld om rekening te houden met overmatig verkeer tijdens piekuren en gering verkeer tijdens daluren, op voorwaarde dat de tariefverschillen commercieel gerechtvaardigd en niet met de bovenstaande beginselen in strijd zijn.
4. Geharmoniseerde benadering van nummering/adressering/naamgeving
De nummering/adressering vormt het belangrijkste onderdeel van ieder telecommunicatieprotocol en bij iedere telecommunicatiedienst die voor de selectie van de bestemming, respectievelijk bestemmingen, zorg draagt.
De telecommunicatiediensten die via het vaste openbare telefoonnetwerk worden aangeboden, zijn thans volledig gebaseerd op nummering voor het identificeren van de bestemming(en) van een oproep. Andere telecommunicatiediensten zijn gebaseerd op het algemenere concept van adressering. Bij sommige van deze telecommunicatiediensten speelt, naast adressering, naamgeving een rol, bij voorbeeld bij Message Handling Systems, overeenkomstig de aanbevelingen uit de reeks X.400; de mogelijkheid bestaat dat naamgeving op den duur als aanvulling op nummering/adressering bij alle telecommunicatiediensten zal worden gebruikt.
Derhalve dient een groot belang te worden gehecht aan een geharmoniseerde benadering van nummering/adressering en, waar van toepassing, naamgeving, om een transeuropese eind-tot-eindverbinding tussen gebruikers, alsmede interoperabiliteit van diensten te garanderen. Bovendien dient de toewijzing van nummers/adressen/namen eerlijk te geschieden en te voldoen aan de vereisten voor gelijke toegang.
Om dit te bereiken is het noodzakelijk dat:
- de terbeschikkingstelling overeenkomstig geharmoniseerde beginselen voor geschikte nummerings- en adresseringsreeksen, en, waar van toepassing, geschikte naamgeving, voor alle openbare telecommunicatiediensten geschiedt;
- nationale standpunten in internationale organisaties en platforms waar beslissingen over nummering/adressering/naamgeving worden genomen, worden gecooerdineerd, waarbij rekening dient te worden gehouden met mogelijke toekomstige ontwikkelingen op Europees niveau op het gebied van nummering/adressering/naamgeving;
- de betreffende nationale telecommunicatieplannen voor nummering/adressering/naamgeving onder toezicht staan van de nationale regelgevende instantie, teneinde de onafhankelijkheid van de organisaties die openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten verschaffen, te garanderen;
- de procedures voor de toewijzing van individuele nummers/adressen/namen en/of adresserings/nummeringsreeksen transparant, billijk en punctueel zijn en dat de toewijzing op een objectieve, transparante en niet discriminerende wijze geschiedt;
- de nationale regelgevende instanties de mogelijkheid krijgen de voorwaarden voor het gebruik van bepaalde prefixen of korte codes in nummer/adressenplannen vast te stellen, met name wanneer deze worden gebruikt voor diensten van algemeen openbaar belang (b.v. gidsdiensten, hulpdiensten), of voor het waarborgen van gelijkwaardige toegang.". BIJLAGE II
"BIJLAGE III
>RUIMTE VOOR DE TABEL>