Artikelen bij COM(2000)281-2 - Europese Bureau voor wederopbouw

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2000)281-2 - Europese Bureau voor wederopbouw.
document COM(2000)281 NLEN
datum 5 december 2000


Artikel 1

1. De Commissie kan de tenuitvoerlegging van de in artikel 1 van Verordening [CARDS] beoogde bijstand in eerste instantie in Kosovo, en wanneer de omstandigheden het toelaten ook in andere gebieden van de Federale Republiek Joegoslavië, aan een Bureau overdragen.

Te dien einde wordt het Europese Bureau voor wederopbouw opgericht, hierna 'Bureau' genoemd, dat ten doel heeft de in de eerste alinea bedoelde bijstand ten uitvoer te leggen.

2. Op voorstel van de Commissie besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid tot de uitbreiding van de activiteiten van het Bureau tot andere gebieden van de Federale Republiek Joegoslavië dan Kosovo, alsmede tot vaststelling van nadere bepalingen betreffende de aanwijzing van de in artikel 1, lid 2, van Verordening [CARDS] bedoelde instanties. In het licht van dit besluit kan het Bureau andere operationele centra oprichten.

Artikel 2

1. Ter verwezenlijking van de in artikel 1 bedoelde doelstelling verricht het Bureau, binnen de grenzen van zijn bevoegdheden en overeenkomstig de besluiten van de Commissie, de volgende taken:

a) het verzamelen, analyseren en doorgeven aan de Commissie van informatie over:

i) schade, behoeften in verband met de wederopbouw en de terugkeer van vluchtelingen, alsmede over activiteiten van de regeringen, de lokale en regionale overheden en de internationale gemeenschap op dit gebied;

ii) de dringende behoeften van de betrokken bevolkingsgroepen, daarbij rekening houdende met de situatie van ontheemden en de eventuele terugkeer van deze bevolkingsgroepen;

iii) prioritaire sectoren en geografische gebieden die dringend steun nodig hebben van de internationale gemeenschap;

b) het opstellen en indienen bij de Commissie, met het oog op de goedkeuring daarvan door de Commissie, overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening [CARDS], van voorstellen voor programma's voor de wederopbouw en de terugkeer van vluchtelingen naar Kosovo,

c) de zorg voor de uitvoering van de in artikel 1 bedoelde bijstand, voorzover mogelijk in samenwerking met de plaatselijke bevolking en, zo nodig, steunend op door middel van een aanbesteding geselecteerde actoren. Daartoe kan het Bureau door de Commissie worden belast met alle activiteiten die ter uitvoering van de programma's nodig zijn, in het bijzonder:

i) de opstelling van een taakomschrijving;

ii) de opstelling en evaluatie van oproepen tot het indienen van inschrijvingen;

iii) de ondertekening van contracten;

iv) het sluiten van financieringsovereenkomsten;

v) de toewijzing van opdrachten overeenkomstig het in deze verordening bepaalde;

vi) de evaluatie van projecten;

vii) de controle van de uitvoering van de projecten;

viii) het verrichten van betalingen.

2. Onverminderd eventueel medegefinancierde acties in het raam van de door artikel 1 aan het Bureau verleende bevoegdheden, kan het Bureau de programma's voor de wederopbouw en voor de terugkeer van vluchtelingen uitvoeren, die de lidstaten en andere donoren hem toevertrouwen, met name in het raam van de samenwerking die de Commissie heeft opgezet met de Wereldbank, de internationale financiële instellingen en de Europese Investeringsbank (EIB).

Voor de uitvoering van die programma's gelden de volgende voorwaarden:

a) de financieringen moeten integraal door deze andere donoren worden gewaarborgd;

b) de financieringen moeten de werkingskosten die er het gevolg van zijn dekken;

c) de duur van deze opdrachten moet met de in artikel 13 vastgestelde termijn voor de opheffing van het Bureau verenigbaar zijn.

Artikel 3

Het Bureau heeft rechtspersoonlijkheid. Het Bureau beschikt in alle lidstaten over de ruimste juridische bevoegdheden die naar nationaal recht worden toegekend aan natuurlijke personen. Het Bureau kan in het bijzonder onroerende en roerende goederen verwerven of vervreemden en in rechte optreden. Het Bureau is een organisatie zonder winstoogmerk.

Het operationele centrum van het Bureau, dat ten aanzien van het beheer over een aanzienlijke mate van zelfstandigheid zal beschikken, wordt in eerste instantie in Pristina gevestigd, opdat bij de aanvang van de wederopbouwwerkzaamheden in Kosovo gebruik kan worden gemaakt van de algemene diensten van het Bureau in Thessaloniki, waar zich de zetel van het Bureau bevindt.

Artikel 4

1. Het Bureau heeft een Raad van bestuur, die uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat en twee vertegenwoordigers van de Commissie is samengesteld.

2. De vertegenwoordigers van de lidstaten worden door de betrokken lidstaten benoemd. Daarbij wordt rekening gehouden met hun kennis en ervaring op de gebieden die bij de activiteiten van het Bureau een belangrijke rol spelen.

Een van de twee vertegenwoordigers van de Commissie is een lid van de Commissie.

3. De vertegenwoordigers worden benoemd voor een periode van dertig maanden.

4. De Raad van bestuur wordt voorgezeten door de Commissie. De Raad van bestuur wordt gewoonlijk voorgezeten door een lid van de Commissie. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

5. De EIB wijst een waarnemer aan die niet aan de stemming deelneemt.

6. De Raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast.

7. De vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie beschikken in de Raad van bestuur elk over één stem.

De Raad van bestuur neemt zijn besluiten met een meerderheid van tweederde.

8. De Raad van bestuur stelt met eenparigheid van stemmen de taalregeling van het Bureau vast.

9. De voorzitter roept de Raad van bestuur eenmaal per maand bijeen. De Raad van bestuur kan ook worden bijeengeroepen op verzoek van de directeur van het Bureau of op verzoek van minstens een gewone meerderheid van de leden.

10. Op grond van een door de directeur van het Bureau ingediend voorstel onderzoekt de Raad van bestuur, in overleg met de Commissie, jaarlijks uiterlijk op 30 november het voorontwerp van het jaarlijkse werkprogramma voor het volgende jaar. De aanneming van het werkprogramma gebeurt aan het begin van het begrotingsjaar. Het programma kan, voorzover nodig, in de loop van het begrotingsjaar volgens dezelfde procedure worden aangepast, teneinde in het bijzonder rekening te houden met de door de Commissie goedgekeurde programma's.

De in het jaarlijks werkprogramma opgenomen maatregelen gaan gepaard met een schatting van de vereiste uitgaven.

11. De Raad van bestuur stelt de nodige beginselen vast voor de uitvoering van de wederopbouwprogramma's. Op voorstel van de directeur neemt de Raad van bestuur besluiten over de voornaamste vraagstukken waarmee het Bureau zich bezighoudt, met name over:

a) de bij de Commissie in te dienen voorstellen voor programma's;

b) de criteria voor de evaluatie en de goede uitvoering van de projecten;

c) de voorstellen voor eventueel door het Bureau uit te voeren programma's van andere donoren;

d) de vaststelling van een meerjarige contractuele raamregeling met de voor het bestuur van Kosovo verantwoordelijke overgangsautoriteit voor de uitvoering van de in artikel 1, lid 3, van Verordening [CARDS] bedoelde bijstand waartoe in het raam van artikel 8, lid 2, van genoemde verordening is besloten;

e) de bijwerking, de eventuele aanpassing en de uitvoering van de projecten;

f) de aanwezigheid op de bijeenkomsten van de Raad van bestuur van vertegenwoordigers, in de hoedanigheid van waarnemer, van de landen en organisaties die het Bureau hebben verzocht de uitvoering van hun programma's op zich te nemen.

12. De Raad van bestuur stelt de beginselen vast betreffende de gunning van de contracten door aanbesteding.

13. De Raad van bestuur dient jaarlijks uiterlijk op 31 maart bij de Commissie een ontwerp in van het jaarverslag over de activiteiten van het Bureau in het voorgaande jaar en de financiering daarvan.

De Commissie keurt het jaarverslag goed en legt dit voor aan het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 5

1. De directeur van het Bureau wordt op voorstel van de Commissie door de Raad van bestuur voor een periode van dertig maanden benoemd. Hij kan volgens dezelfde procedure uit zijn functie worden ontzet.

De directeur is belast met:

a) de voorbereiding en de organisatie van de werkzaamheden van de Raad van bestuur, met name de voorbereiding van het werkprogramma van het Bureau;

b) het dagelijks bestuur van het Bureau;

c) de voorbereiding van de staat van ontvangsten en uitgaven en de uitvoering van de begroting van het Bureau;

d) de voorbereiding en de publicatie van de in deze verordening bedoelde verslagen;

e) alle personeelsvraagstukken;

f) de uitvoering van het in artikel 4, lid 10, bedoelde jaarprogramma;

g) de uitvoering van de besluiten van de Raad van bestuur en de richtsnoeren voor de activiteiten van het Bureau.

2. De directeur legt de Raad van bestuur verantwoording af over het beheer en is aanwezig op de bijeenkomsten van de Raad van bestuur.

3. De directeur vertegenwoordigt het Bureau op juridisch vlak.

4. De directeur oefent de bevoegdheden uit van het tot aanstelling bevoegde gezag.

5. De directeur dient eenmaal in de drie maanden bij het Europees Parlement een verslag in over de activiteiten van het Bureau.

Artikel 6

1. Voor alle uitgaven en ontvangsten van het Bureau worden voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, ramingen opgesteld. De uitgaven en ontvangsten worden opgenomen in de begroting van het Bureau, die tevens een overzicht van de personeelsbezetting bevat.

2. De ontvangsten en uitgaven van de begroting van het Bureau moeten in evenwicht zijn.

3. De ontvangsten van het Bureau omvatten, afgezien van eventuele andere ontvangsten, een in de algemene begroting van de Europese Unie opgenomen subsidie, betalingen verricht ter vergoeding van verleende diensten, alsmede uit andere bronnen afkomstige middelen.

4. De begroting omvat tevens nauwkeurige gegevens over de middelen die door de begunstigde landen zelf zijn bestemd voor projecten die in aanmerking komen voor financiële bijstand van het Bureau.

Artikel 7

1. De directeur stelt jaarlijks een ontwerpbegroting voor het Bureau vast, teneinde de huishoudelijke uitgaven te dekken. De directeur stelt ook het operationele programma voor het volgende begrotingsjaar vast. Hij dient het ontwerp in bij de Raad van bestuur.

2. Op grond hiervan neemt de Raad van bestuur jaarlijks uiterlijk op 15 februari de ontwerpbegroting van het Bureau aan. Deze wordt de Commissie voorgelegd.

3. De Commissie onderzoekt de ontwerpbegroting van het Bureau, rekening houdende met de prioriteiten die zij heeft vastgesteld en de algemene financiële richtsnoeren voor de steun ten behoeve van de wederopbouw van Kosovo.

Zij stelt, op deze grondslag en binnen de grenzen die worden voorgesteld voor het totaalbedrag dat nodig is voor de steun ten behoeve van Kosovo, de jaarlijkse bijdrage vast ten behoeve van de begroting van het Bureau, die in het voorontwerp van de begroting van de Europese Unie dient te worden opgenomen.

4. Na in kennis te zijn gesteld van het advies van de Commissie stelt de Raad van bestuur, aan het begin van elk begrotingsjaar, de begroting van het Bureau vast, alsmede het werkprogramma, waarbij hij dit aanpast aan de verschillende bijdragen die aan het Bureau zijn toegewezen, alsmede aan de middelen die uit andere bronnen afkomstig zijn. In de begroting wordt nauwkeurig vermeld hoeveel personeelsleden het Bureau in het betrokken begrotingsjaar heeft en in welke rang en categorie zij werkzaam zijn.

Artikel 8

1. De directeur is belast met de uitvoering van de begroting van het Bureau.

2. De financiële controle wordt verricht door de financieel controleur van de Commissie.

3. De gedetailleerde rekeningen over alle ontvangsten en uitgaven van het voorgaande begrotingsjaar worden door de directeur jaarlijks uiterlijk op 31 maart aan de Commissie, de Raad van bestuur en de Rekenkamer voorgelegd.

De Rekenkamer onderzoekt deze rekeningen, overeenkomstig artikel 248 van het Verdrag. Zij stelt jaarlijks een verslag op over de activiteiten van het Bureau..

4. Het Europees Parlement geeft op aanbeveling van de Raad de directeur kwijting over de uitvoering van de begroting van het Bureau.

Artikel 9

De Raad van bestuur neemt, in overleg met de Commissie en na raadpleging van de Rekenkamer, het financieel reglement van het Bureau aan, waarbij met name nauwkeurig de te volgen procedure voor de vaststelling en de uitvoering van de begroting van het Bureau wordt vermeld, met inachtneming van artikel 142 van het Financieel Reglement dat van toepassing is op de algemene begroting van de Europese Unie.

Artikel 10

Voor het personeel van het Bureau gelden dezelfde voorschriften en regelingen als voor de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen. De Raad van bestuur stelt, in overleg met de Commissie, de noodzakelijke uitvoeringsbepalingen vast.

Het personeel van het Bureau is samengesteld uit een beperkt aantal door de Commissie of de lidstaten voor managementfuncties benoemde of gedetacheerde ambtenaren. De overige personeelsleden worden door het Bureau aangeworven voor een periode die overeenstemt met de periode waarin het Bureau hen nodig heeft.

Artikel 11

De Raad van bestuur besluit tot toetreding van het Bureau tot het Interinstitutionele akkoord betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF). Hij treft de nodige maatregelen voor de interne onderzoeken van het OLAF.

De financieringsbesluiten, alsmede alle contracten of uitvoeringsinstrumenten die uit die besluiten voortvloeien, bepalen uitdrukkelijk dat de Rekenkamer en het OLAF indien nodig bij de begunstigden van middelen uit het Fonds en bij de tussenpersonen die deze middelen verdelen, tot controle ter plaatse kunnen overgaan.

Artikel 12

1. De contractuele aansprakelijkheid van het Bureau wordt beheerst door de wet welke op het betrokken contract van toepassing is.

2. Inzake de niet-contractuele aansprakelijkheid moet het Bureau overeenkomstig de algemene beginselen welke de rechtsstelsels der lidstaten gemeen hebben, de schade vergoeden die door het Bureau of door zijn personeelsleden in de uitoefening van hun functies is veroorzaakt.

Het Hof van Justitie is bevoegd inzake geschillen betreffende de vergoeding van dergelijke schade.

3. De persoonlijke aansprakelijkheid der personeelsleden jegens het Bureau wordt geregeld bij de bepalingen die van toepassing zijn op het personeel van het Bureau.

Artikel 13

De Commissie dient bij de Raad een voorstel betreffende de opheffing van het Bureau in, indien zij van mening is dat het Bureau zijn in artikel 1 genoemde opdracht heeft voltooid. De Commissie dient in elk geval en uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van deze verordening bij de Raad een voorstel betreffende de status van het Bureau in.

Artikel 14

De voor het functioneren van het Bureau noodzakelijke vertaaldiensten worden in beginsel verricht door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

Artikel 15

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

De verordening is van toepassing tot en met 31 december 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.