Artikelen bij COM(2007)605 - Bescherming van kwetsbare mariene ecosystemen op volle zee tegen de nadelige effecten van bodemvistuig

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1 - Werkingssfeer

1. Deze verordening is van toepassing op communautaire vissersvaartuigen die op volle zee visserijactiviteiten met bodemvistuig uitoefenen.

2. Deze Verordening is niet van toepassing op communautaire vissersvaartuigen die actief zijn in gebieden:

1. die vallen onder de verantwoordelijkheid van een regionale organisatie of regeling voor visserijbeheer met regelingsbevoegdheid voor dergelijke visserijactiviteiten;

2. waarvoor momenteel een regionale organisatie voor visserijbeheer wordt opgericht, als de betrokkenen overgangsmaatregelen zijn overeengekomen om kwetsbare mariene ecosystemen te beschermen tegen de destructieve effecten van het gebruik van bodemvistuig.

Artikel 2 - Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(a) 'marien ecosysteem': een dynamisch complex van levensgemeenschappen van planten, dieren en micro-organismen en hun niet-levende omgeving die met hun wisselwerkingen een functionele eenheid vormen;

(b) 'kwetsbaar marien ecosysteem': een marien ecosysteem waarvan de specifieke structuur en functie volgens de beste beschikbare wetenschappelijke informatie en het voorzorgsbeginsel kunnen worden aangetast door een belasting als gevolg van fysiek contact met bodemvistuig tijdens visserijactiviteiten, zoals onder andere riffen, onderzeese bergen, warmwaterkraters, koudwaterkoralen en koudwatersponsriffen;

(c) 'bodemvistuig': bodemtrawls, dreggen, geankerde kieuwnetten, grondbeugen, korven en vallen.

Artikel 3 - Speciaal visdocument

1. Voor de uitoefening van de in artikel 1, lid 1, bedoelde visserijactiviteiten moeten communautaire vissersvaartuigen over een speciaal visdocument beschikken.

2. Het speciale visdocument wordt afgegeven overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad, onder de bij de onderhavige verordening vastgestelde voorwaarden.

Artikel 4 - Voorwaarden inzake de afgifte

1. Aanvragen voor een speciaal visdocument in de zin van artikel 3, lid 1, gaan vergezeld van een gedetailleerd visserijplan waarin met name het volgende wordt vermeld:

3. de geplande locatie van de activiteiten,

4. de doelsoorten,

5. de diepte waarop het vistuig zal worden gebruikt en

6. de configuratie van het bathymetrische profiel van de zeebodem op de visgronden waar de activiteiten zijn gepland.

2. De bevoegde autoriteiten geven een speciaal visdocument af wanneer uit een evaluatie van de potentiële effecten van de geplande visserijactiviteiten van de vaartuigen kan worden geconcludeerd dat deze activiteiten wellicht geen significante nadelige effecten op kwetsbare mariene ecosystemen zullen hebben.

3. Voor de uitvoering van de in lid 2 bedoelde evaluatie baseren de bevoegde autoriteiten zich op de beste beschikbare wetenschappelijke informatie over de locatie van kwetsbare mariene ecosystemen in de gebieden waar de betrokken vissersvaartuigen voornemens zijn te vissen. Deze informatie bevat, voor zover deze voorhanden zijn, wetenschappelijke gegevens op basis waarvan de kans op aanwezigheid van dergelijke ecosystemen kan worden ingeschat.

4. Bij de in lid 2 bedoelde evaluatie passen de bevoegde autoriteiten voorzorgscriteria toe. Bij twijfel over de ernst van de nadelige effecten gaan zij ervan uit dat de vermoedelijke nadelige effecten die uit het verstrekte wetenschappelijke advies naar voren komen, significant zijn.

5. Wanneer uit de evaluatie zou blijken dat de overeenkomstig het ingediende visserijplan uitgevoerde activiteiten significante nadelige effecten op kwetsbare mariene ecosystemen zouden kunnen hebben, preciseren de bevoegde autoriteiten de geëvalueerde risico's en geven zij de aanvrager de gelegenheid het visserijplan te wijzigen om deze risico's te voorkomen. Wordt het plan niet gewijzigd, dan wordt het aangevraagde speciale visdocument niet afgegeven.

Artikel 5 - Geldigheidsvoorwaarden

1. Het in artikel 3, lid 1, bedoelde speciale visdocument blijft geldig gedurende de hele uitvoering van het overeenkomstig artikel 4, lid 1, ingediende visserijplan, mits de visserijactiviteiten te allen tijde in overeenstemming zijn met dit plan.

2. Wanneer het ingediende plan door omstandigheden buiten de wil van de voor de activiteiten verantwoordelijke persoon moet worden gewijzigd, stelt deze persoon de bevoegde autoriteiten daarvan onverwijld in kennis, met vermelding van de voorgenomen wijzigingen. De bevoegde autoriteiten bestuderen deze wijzigingen en bevestigen de geldigheid van het document alleen dan wanneer de wijzigingen geen verplaatsing van de activiteiten inhouden naar gebieden waar kwetsbare mariene ecosystemen voorkomen of kunnen voorkomen.

Artikel 6 - Dieptegrens

Het gebruik van bodemvistuig op een diepte van meer dan 1 000 m is verboden.

Artikel 7 - Onverwacht aantreffen van kwetsbare mariene ecosystemen

1. Wanneer een vaartuig tijdens visserijactiviteiten een kwetsbaar marien ecosysteem aantreft, wordt de visserij onmiddellijk stopgezet of wordt afgezien van visserijactiviteiten in het betrokken gebied. De activiteiten mogen pas worden hervat wanneer binnen het in het visserijplan als bedoeld in artikel 4, lid 1, vastgestelde gebied een alternatieve plaats is bereikt op een afstand van ten minste 5 zeemijl van de plaats waar het ecosysteem werd aangetroffen.

2. Wordt op de in lid 1 bedoelde alternatieve plaats opnieuw een ecosysteem aangetroffen, dan worden de activiteiten overeenkomstig de voorschriften van genoemd lid verplaatst tot een plaats wordt bereikt waar geen kwetsbare mariene ecosystemen voorkomen.

3. Telkens wanneer een kwetsbaar marien ecosysteem wordt aangetroffen, wordt dit onverwijld aan de bevoegde autoriteiten gemeld met nauwkeurige informatie over de aard, de locatie, het tijdstip en andere relevante gegevens.

Artikel 8 - Sluiting van gebieden

1. De lidstaten stellen op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke informatie over de aanwezigheid of de vermoedelijke aanwezigheid van kwetsbare mariene ecosystemen in het gebied waar hun vaartuigen actief zijn, de gebieden vast die voor de visserij met bodemvistuig worden gesloten. De lidstaten leggen deze sluitingen onverwijld ten uitvoer voor hun vaartuigen en dienen overeenkomstig artikel 13 een verslag in bij de Commissie.

2. Onverminderd artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad bestudeert de Commissie deze informatie en dient zij in voorkomend geval bij de Raad voorstellen in voor de vaststelling van communautaire maatregelen ter bescherming van deze gebieden. De Commissie overweegt in voorkomend geval ook de vaststelling van dergelijke maatregelen op eigen initiatief.

Artikel 9 - Satellietvolgsysteem

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie meldt de kapitein van het vissersvaartuig, wanneer de aan boord geïnstalleerde satellietvolgapparatuur defect of anderszins gestoord is, zijn geografische positie om de twee uur aan de vlaggenlidstaat.

2. Na afloop van de zeereis mag het vaartuig niet opnieuw uitvaren voordat het systeem weer naar tevredenheid van de bevoegde autoriteiten functioneert.

Artikel 10 - Ernstige inbreuken

1. Bij niet-naleving van het in artikel 4, lid 1, bedoelde visserijplan in andere dan de in artikel 5, lid 2, genoemde omstandigheden vervalt de geldigheid van het aan het betrokken vissersvaartuig afgegeven speciale visdocument. Visserijactiviteiten die worden uitgeoefend nadat het vaartuig is afgeweken van zijn visserijplan, worden beschouwd als uitoefening van de visserij zonder visdocument in de zin van punt C, eerste streepje, van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1447/1999.

2. Het herhaaldelijk niet naleven van de in de artikelen 6, 7 en 9 vermelde verplichtingen wordt beschouwd als een gedraging die een ernstige inbreuk vormt op de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid in de zin van Verordening (EG) nr. 1447/1999 van de Raad.

Artikel 11 - Vissersvaartuigen die op diepzeebestanden vissen

Voor in artikel 1, lid 1, genoemde communautaire vissersvaartuigen die op diepzeebestanden vissen, gelden de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 2347/2002 van 16 december 2002.

Artikel 12 - Waarnemers

1. Elke lidstaat wijst wetenschappelijke waarnemers aan voor de vissersvaartuigen waaraan een speciaal visdocument in de zin van artikel 3, lid 1, is afgegeven. De waarnemers observeren de visserijactiviteiten van het vaartuig gedurende de hele uitvoering van het visserijplan als bedoeld in artikel 4, lid 1.

2. De wetenschappelijke waarnemer

7. registreert onafhankelijk in een logboek de in artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde vangstgegevens;

8. registreert elke wijziging van het in artikel 5, lid 2, bedoelde visserijplan;

9. documenteert elk onverwacht aantreffen van kwetsbare mariene ecosystemen als bedoeld in artikel 7, en verzamelt gegevens die van nut kunnen zijn voor de bescherming van de locatie;

10. registreert de diepten waarop het vistuig wordt gebruikt;

11. dient binnen 20 dagen na afloop van de waarnemingsperiode bij de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat een verslag in. Een kopie van dit verslag wordt 30 dagen na ontvangst van een schriftelijk verzoek aan de Commissie gezonden.

23. De wetenschappelijke waarnemer:

12. mag geen verwant zijn van de kapitein of een andere officier van het vaartuig waaraan de waarnemer is toegewezen;

13. mag niet in dienst zijn van de kapitein van het vaartuig waaraan hij is toegewezen;

14. mag niet in dienst zijn van de vertegenwoordiger van de kapitein;

15. mag niet in dienst zijn van een door de kapitein of zijn vertegenwoordiger gecontroleerd bedrijf;

16. mag geen verwant zijn van de vertegenwoordiger van de kapitein.

Artikel 13 - Gegevensverstrekking

1. De lidstaten dienen bij de Commissie voor elk half kalenderjaar uiterlijk drie maanden na afloop van dat halve kalenderjaar een verslag in met:

17. bovenop de in artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde gegevens, de door de in artikel 1 bedoelde vissersvaartuigen gedane vangsten, vastgesteld op basis van de in de logboeken geregistreerde gegevens, inclusief de volledige registratie van de visdagen buiten de haven en de verslagen van de wetenschappelijke waarnemers, opgesplitst per kwartaal, soort vistuig en vissoort;

18. gegevens betreffende de naleving van de visserijplannen en de vereisten van de artikelen 6, 7 en 8 door de in artikel 1, lid 1, bedoelde vissersvaartuigen, en de maatregelen en sancties die zijn getroffen in gevallen van niet-naleving en ernstige inbreuken in de zin van artikel 10;

19. gegevens betreffende de tenuitvoerlegging van artikel 8.

2. De Commissie zendt de in het in lid 1 bedoelde verslag vermelde gegevens onverwijld door aan de bevoegde wetenschappelijke instanties.

Artikel 14 - Follow-up

De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad vóór 30 juni 2010 een verslag voor over de tenuitvoerlegging van deze verordening. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze verordening.

Artikel 15 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.