Artikelen bij COM(1998)394-3 - Instelling van een Raadgevend Comité voor het vrije verkeer en de sociale zekerheid van gemeenschappelijke werknemers - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(1998)394-3 - Instelling van een Raadgevend Comité voor het vrije verkeer en de sociale zekerheid van gemeenschappelijke werknemers. |
---|---|
document | COM(1998)394 ![]() ![]() |
datum | 22 juli 1998 |
Artikel 1
Artikel 2
a) twee regeringsvertegenwoordigers, waarvan één lid van de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers bedoeld in artikel 80 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en één lid van het Technisch Comité voor het vrije verkeer van werknemers bedoeld in artikel 32 van Verordening (EEG) nr. 1612/68;
b) twee vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties;
c) twee vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties.
Voor elke in de eerste alinea bedoelde categorie wordt per lidstaat één plaatsvervangend lid benoemd.
2. De gewone en de plaatsvervangende leden worden benoemd door de lidstaten, die ten aanzien van de vertegenwoordigers van de werknemers- en de werkgeversorganisaties ernaar streven bij de samenstelling van het comité tot een billijke vertegenwoordiging van de verschillende belanghebbende sectoren te komen.
Elke lidstaat deelt de Commissie de lijst van de gewone en de plaatsvervangende leden mee.
3. De lidstaten streven ernaar bij de samenstelling van het comité een evenwichtige bezetting uit mannen en vrouwen te waarborgen.
4. Het mandaat van de gewone en van de plaatsvervangende leden bestrijkt vier jaar. Hun mandaat kan worden verlengd. Na afloop van hun mandaat blijven de gewone en de plaatsvervangende leden in functie, totdat in hun vervanging of in de verlenging van hun mandaat is voorzien.
Artikel 3
2. Het comité komt ten minste eenmaal per jaar bijeen. Het wordt door zijn voorzitter bijeengeroepen, hetzij op diens initiatief, hetzij op een schriftelijk, door ten minste een derde van de leden aan de voorzitter gericht verzoek. Dit verzoek dient concrete voorstellen betreffende de agenda te bevatten.
3. Op voorstel van zijn voorzitter kan het comité, bij wijze van uitzondering, besluiten eenieder of elke vertegenwoordiger van een organisatie te horen die een uitgebreide ervaring op het gebied van het vrije verkeer van werknemers of op dat van de sociale zekerheid heeft.
4. De adviezen en voorstellen van het comité worden met redenen omkleed. Zij worden vastgesteld bij volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen; zij gaan op verzoek van de minderheid vergezeld van een nota waarin het door haar uitgebrachte oordeel is vervat.
Artikel 4
a) de behandeling van met het vrije verkeer en de sociale zekerheid van de werknemers verbonden vraagstukken, in het bijzonder die betreffende de banden tussen de werknemersmobiliteit en het nationale werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten en die betreffende de weerslag van de mobiliteit op dat beleid;
b) de bestudering, in het algemeen, van de gevolgen van de toepassing van de communautaire regels inzake het vrije verkeer van werknemers en van de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en van eventuele aanvullende bepalingen;
c) de eventuele indiening bij de Commissie van met redenen omklede voorstellen tot herziening van de communautaire regels inzake het vrije verkeer en inzake de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels;
d) het uitbrengen, op verzoek van de Commissie of uit eigen beweging, van adviezen over algemene of principiële vraagstukken, in het bijzonder over de uitwisseling van gegevens betreffende de arbeidsmarktontwikkeling, over het werknemersverkeer tussen de lidstaten, over de programma's of maatregelen die de beroepskeuzevoorlichting en de beroepsopleiding kunnen bevorderen en voor het vrije verkeer en de tewerkstelling meer mogelijkheden kunnen scheppen, en over elke vorm van bijstand ten behoeve van de werknemers en hun familie, met inbegrip van de sociale zorg voor en de huisvesting van de werknemers;
e) de behandeling van de algemene of principiële vraagstukken en de problemen die voortvloeien uit de toepassing van de verordeningen die in het raam van artikel 51 van het Verdrag zijn vastgesteld;
f) de behandeling van de vraagstukken die met de rechten en verplichtingen in de lidstaten van werknemers die onderdaan van een derde land zijn en in de Gemeenschap wonen, zijn verbonden.
Artikel 5
2. De gewone leden van het Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers en die van het Raadgevend Comité voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers worden als gewone leden van het onderhavige comité beschouwd.
Aan de vergaderingen van het comité kunnen voor elk van de in artikel 2, lid 1, bedoelde categorieën slechts twee gewone leden deelnemen. Tenzij een lidstaat iets anders aangeeft, nodigt de Commissie voor elke vergadering de twee wat anciënniteit betreft oudste leden voor elke categorie uit, waaronder in elk geval een vertegenwoordiger van het voormalige Raadgevend Comité voor het vrije verkeer van werknemers en een vertegenwoordiger van het voormalige Raadgevend Comité voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers wordt gekozen. Indien meer dan twee leden dezelfde anciënniteit hebben, geschiedt de keuze naar alfabetische volgorde.
Voor de bijeenroeping van de vertegenwoordigers van de werknemers- en werkgeversorganisaties draagt de Commissie ervoor zorg dat, onafhankelijk van de criteria anciënniteit en alfabetische volgorde, de onderscheiden belanghebbende sectoren evenwichtig vertegenwoordigd zijn.
3. Indien bijeengeroepen gewone leden verhinderd zijn, kunnen de overige gewone leden hen vervangen. Wanneer ook de overige gewone leden zijn verhinderd, kunnen zij door de plaatsvervangende leden van het Technisch Comité voor het vrije verkeer van werknemers en door die van het Raadgevend Comité voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers worden vervangen.
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 8
(1) PB L 257 van 19.10.1968, blz. 2.
(2) PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2.
(3) PB L 209 van 25.7.1998, blz. 1.