Artikelen bij COM(2002)410 - Wijziging van Richtlijn 92/81/EEG en Richtlijn 92/82/EEG tot vaststelling van een bijzondere belastingregeling voor als motorbrandstof voor commerciële doeleinden gebruikte gasolie en tot geleidelijke onderlinge aanpassing van de accijnzen op benzine en op gasolie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1

In Richtlijn 92/81/EEG wordt volgende punt II bis ingevoegd:

"II bis. Commerciële gasolie

Artikel 8ter

De lidstaten passen op commerciële gasolie in de zin van artikel 8 quater een bijzonder belastingtarief toe, voorzover het accijnstarief aan de in de artikelen 8 quinquies en 8 sexies gestelde voorwaarden voldoet.

Artikel 8 - quater

Onder 'commerciële gasolie' wordt verstaan gasolie die als motorbrandstof voor de volgende commerciële doeleinden wordt gebruikt:

a) het vervoer van goederen voor eigen rekening of voor rekening van derden met een motorvoertuig of een aantal aan elkaar gekoppelde voertuigen die uitsluitend voor het vervoer van goederen over de weg zijn bestemd en waarvan het hoogste toegelaten gewicht 16 ton of meer bedraagt;

b) het vervoer van personen, regelmatig of occasioneel, met een motorvoertuig van de categorieën M2 en M3 zoals omschreven in Richtlijn 70/156/EEG.

Artikel 8 - quinquies

Met ingang van 1 januari 2003 worden voor de accijns op commerciële gasolie een communautair spiltarief en rond dit tarief een fluctuatiemarge ingesteld.

Deze fluctuatiemarge wordt begrensd door een minimumwaarde en een maximumwaarde.

De fluctuatiemarge neemt in de tijd af.

Artikel 8 - sexies

In de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2009 kunnen de lidstaten onder belastingcontrole op door bepaalde voertuigen gebruikte motorbrandstoffen gedifferentieerde accijnstarieven toepassen wanneer een systeem van heffingen op het gebruik van wegeninfrastructuur wordt ingesteld dat de vergoeding beoogt van de kosten van het vervoer, zoals infrastructuurkosten, kosten van verkeersverstopping of milieukosten. Het bedrag van de aldus ingevoerde accijnsdifferentiatie mag het bedrag van de geïnternaliseerde bijkomende kosten niet overschrijden. Het geldende communautaire minimumtarief moet in acht worden genomen.

De in de eerste alinea bedoelde voertuigen zijn voertuigen van minder dan 16 ton van de categorieën N2 en N3 zoals omschreven in Richtlijn 70/156/EEG".

Artikel 2

Richtlijn 92/82/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. Het volgende artikel 4 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 4bis

Met ingang van 1 januari 2003 wordt het minimumaccijnstarief voor ongelode benzine op 360 euro per 1 000 liter vastgesteld.

Het minimumaccijnstarief voor ongelode benzine dient aan het accijnstarief voor gasolie als bedoeld in artikel 8 quater van Richtlijn 92/81/EEG, hierna 'commerciële gasolie' genoemd, te worden aangepast zodra dit laatste 360 euro overschrijdt."

2. Artikel 5, lid 1, wordt geschrapt.

3. Het volgende artikel 5 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 5bis

1. Met ingang van 1 januari 2003 wordt het in artikel 8 quinquies van Richtlijn 92/81/EEG bedoelde spiltarief voor commerciële gasolie op 350 euro per 1 000 liter vastgesteld. Op deze datum heeft de fluctuatiemarge rond het communautaire spiltarief een bovengrens van 100 euro en een benedengrens van 100 euro.

Onverminderd het bepaalde in lid 4 van dit artikel dient het door elke lidstaat toegepaste accijnstarief voor commerciële gasolie binnen de fluctuatiemarge van het communautaire spiltarief te worden vastgesteld.

Het minimumaccijnstarief voor commerciële gasolie voor een bepaald jaar is gelijk aan het spiltarief voor het betrokken jaar verminderd met de maximumafwijking van de overeenkomstige fluctuatiemarge.

2. Op 1 maart van elk jaar, met ingang van 1 maart 2004, wordt de fluctuatiemarge aangepast overeenkomstig de in de bijlage opgenomen tabel.

3. Op 1 maart van elk jaar, met ingang van 1 maart 2004, wordt het communautaire spiltarief aangepast aan het inflatiecijfer van het voorafgaande jaar dat wordt vastgesteld aan de hand van het Europese indexcijfer van de consumptieprijzen, zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad*.

Deze indexering is beperkt tot 2,5% indien het Europese indexcijfer van de consumptieprijzen van het voorafgaande jaar of de inflatieprognose voor het lopende jaar meer dan 2,5% bedraagt.

Op 1 februari van elk jaar, met ingang van 1 februari 2004, maakt de Commissie het communautaire spiltarief in de reeks 'C' van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend.

4. De lidstaten die in 2002 voor als motorbrandstof gebruikte gasolie een gemiddeld accijnstarief toepassen dat 1,5 maal hoger is dan het op 1 januari 2003 geldende spiltarief, mogen voor commerciële gasolie een accijnstarief vaststellen dat niet binnen de in lid 3 vastgestelde fluctuatiemarge ligt, op voorwaarde dat zij het communautaire minimumtarief in acht nemen.

Deze mogelijkheid is beperkt tot een periode van zeven jaar te rekenen vanaf 1 januari 2003.

De lidstaten die van deze mogelijkheid gebruik maken, stellen een convergentieprogramma op, dat erop gericht is het accijnstarief voor commerciële gasolie uiterlijk op 31 december 2009 binnen de voor de andere lidstaten geldende fluctuatiemarge vast te stellen.

5. Met ingang van 1 januari 2003 wordt het minimumaccijnstarief voor andere gasolie dan commerciële gasolie in de zin van artikel 8 quater van Richtlijn 92/81/EEG, hierna 'niet-commerciële gasolie' genoemd, op 302 euro per 1 000 liter vastgesteld.

Met ingang van 1 januari 2006 wordt het minimumaccijnstarief voor de genoemde gasolie op 360 euro per 1 000 liter vastgesteld.

Het minimumaccijnstarief voor niet-commerciële gasolie wordt aan het tarief voor commerciële gasolie aangepast, zodra het minimumaccijnstarief voor commerciële gasolie 360 euro overschrijdt.

6. Het door elke lidstaat voor niet-commerciële gasolie toegepaste accijnstarief mag niet lager zijn dan het door deze lidstaten voor commerciële gasolie toegepaste accijnstarief.

7. De lidstaten streven ernaar op termijn voor niet-commerciële gasolie en voor ongelode benzine dezelfde belasting toe te passen, rekening houdend met de milieuprestaties van deze motorbrandstoffen en met de motoren waarvoor zij bestemd zijn."

_____________

* PB L 257 van 27.10.1995, blz. 1."

4. De bijlage waarvan de tekst in de bijlage bij de onderhavige richtlijn is opgenomen, wordt toegevoegd.

Artikel 3

De lidstaten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om uiterlijk op 31 december 2002 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.