Artikelen bij COM(2007)181 - Sluiting van de Overeenkomst betreffende de voorlopige toepassing van het protocol tot vaststelling, voor de periode van 16 september 2006 tot en met 15 september 2012, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de visserijovereenkomst met Kiribati

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling betreffende de voorlopige toepassing van het protocol tot vaststelling, voor de periode van 16 september 2006 tot en met 15 september 2012, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kiribati wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De in het protocol bij de overeenkomst vastgestelde vangstmogelijkheden worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

- vaartuigen voor de visserij met de ringzegen | Frankrijk: Spanje: | 27 % van de beschikbare vergunningen 73 % van de beschikbare vergunningen |

- vaartuigen voor de visserij met de beug | Spanje: Portugal: | 6 vaartuigen 6 vaartuigen |

Indien met de door deze lidstaten ingediende vergunningaanvragen niet alle in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, kan de Commissie vergunningaanvragen van andere lidstaten in aanmerking nemen.

Artikel 3

De lidstaten waarvan de vaartuigen in het kader van de in artikel 1 bedoelde overeenkomst vissen, melden de in de visserijzone van Kiribati gevangen hoeveelheden van elk bestand aan de Commissie op de wijze zoals bepaald bij Verordening (EG) nr. 500/2001 van de Commissie van 14 maart 2001 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad wat betreft de controle op de vangsten van de communautaire vissersvaartuigen in de wateren van derde landen en in volle zee.

Artikel 4

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling te ondertekenen teneinde daardoor de Gemeenschap te binden.