Artikelen bij COM(2004)728-1 - Wijziging van richtlijn 77/388/EEG met het oog op de vereenvoudiging van de BTW-verplichtingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1

Richtlijn 77/388/EEG wordt als volgt gewijzigd:

(1) Artikel 17, zoals dit luidt in artikel 28 septies, wordt als volgt gewijzigd:

(a) lid 4 wordt als volgt gewijzigd:

(i) in de eerste alinea, eerste streepje, wordt de verwijzing naar “Richtlijn 79/1072/EEG” vervangen door “Richtlijn xx/xxx/EG(*) van de Raad”;

(ii) in de tweede alinea wordt punt a) geschrapt;

(iii) in de tweede alinea, onder c), wordt de verwijzing naar Richtlijn “79/1072/EEG” vervangen door Richtlijn “xx/xxx/EG”;

(*) PB L van , blz. .

(b) Lid 6 wordt geschrapt.

(2) Het volgende artikel 17 bis wordt ingevoegd:

‘ Artikel 17 bis Beperkingen van het recht op aftrek

1. De lidstaten kunnen, onverminderd artikel 17, lid 5, het recht van een belastingplichtige om aan hem in rekening gebrachte BTW af te trekken, volledig of gedeeltelijk beperken ter zake van:

(a) weelde-uitgaven en uitgaven voor ontspanning of representatie;

(b) uitgaven voor reis, logies, spijzen of dranken, andere dan die welke door de belastingplichtige in de uitoefening van zijn bedrijf worden verricht bij het verstrekken van reizen, logies, spijzen of dranken onder bezwarende titel;

(c) uitgaven voor gemotoriseerde wegvoertuigen, met uitzondering van de voertuigen die tot de bedrijfsmiddelen en de handelsvoorraad van de belastingplichtige behoren en de voertuigen die worden gebruikt als taxi, als lesvoertuig door rijscholen dan wel als huur- of leaseauto.

(d) uitgaven voor schepen of luchtvaartuigen, met uitzondering van die welke uitsluitend zijn bestemd voor betaald vervoer van personen of goederen.

2. Voor de toepassing van lid 1 kunnen de lidstaten ter zake van gemotoriseerde wegvoertuigen een minimumpercentage voor het zakelijke gebruik vaststellen.

3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing op alle motorvoertuigen, andere dan landbouw- of bosbouwtractoren, die gewoonlijk worden gebruikt voor het vervoer van personen of goederen over de weg, met een maximaal toegelaten gewicht van niet meer dan 3500 kilogram en met niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurdersplaats niet inbegrepen.

De uitgaven in kwestie zijn die welke betrekking hebben op de aanschaf van een voertuig, daaronder begrepen contracten voor montage of soortgelijke werkzaamheden, vervaardiging, intracommunautaire verwerving, invoer, leasing of huur, ombouw, reparatie of onderhoud, alsook uitgaven voor de levering van goederen of diensten in verband met voertuigen of het gebruik ervan.’

(3) Lid 1, onder b), van artikel 21, zoals dit luidt in artikel 28 octies, wordt vervangen door:

‘(b) door de belastingplichtige ontvanger van een dienst als bedoeld in artikel 9, lid 2, onder e), of de voor BTW-doeleinden in het binnenland geïdentificeerde ontvanger van een goed als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a), tweede volzin, of van een dienst als bedoeld in artikel 9, lid 2, onder a) en c), of in artikel 28 ter, punten C, D, E en F, wanneer het goed of de dienst door een niet in het binnenland gevestigde belastingplichtige wordt geleverd;’

(4) Het volgende artikel 22 ter wordt ingevoegd:

‘ Artikel 22 ter Eénloketsysteem voor het vervullen van verplichtingen in lidstaten waar de belastingplichtige niet is gevestigd

A. Definities

Voor de toepassing van dit artikel gelden, onverminderd andere bepalingen in het Gemeenschapsrecht, de volgende definities:

“lidstaat van identificatie”: de lidstaat waar de in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd of over een vaste inrichting beschikt vanwaaruit de goederen of diensten worden geleverd of, indien de belastingplichtige buiten de Gemeenschap is gevestigd, de lidstaat van verbruik die hij verkiest te contacteren om opgave te doen van het begin van zijn activiteit als belastingplichtige op het grondgebied van de Gemeenschap;

“lidstaat van verbruik”: de lidstaat waar de levering van de goederen of diensten geacht wordt plaats te vinden overeenkomstig de artikelen 8, 9 en 28 ter.

B. Toepassingsgebied

De lidstaten staan iedere belastingplichtige die goederen of diensten levert ter zake waarvan hij tot voldoening van de BTW is gehouden in of meer lidstaten van verbruik waar hij niet de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd of over een vaste inrichting beschikt, toe om zijn verplichtingen te vervullen door toepassing van de bijzondere regeling waarin dit artikel voorziet, met uitzondering van de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen die elektronische diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen en daarbij gebruikmaken van de bijzondere regeling van artikel 26 quater.

C. Registratie

1. De belastingplichtige deelt de lidstaat van identificatie mee dat hij van het éénloketsysteem wil beginnen gebruik te maken. Deze mededeling gebeurt langs elektronische weg.

De belastingplichtige verstrekt de gegevens die vereist zijn om onder het éénloketsysteem te worden geregistreerd. Hij deelt ook mee of hij al voor BTW-doeleinden geïdentificeerd is in lidstaten waar hij niet is gevestigd noch over een vaste inrichting beschikt, en vermeldt in voorkomend geval het identificatienummer waaronder hij is geregistreerd.

2. De lidstaat van identificatie registreert de in lid 1 bedoelde belastingplichtige binnen een redelijke termijn. Hij gebruikt daarvoor het individuele nummer dat al aan de belastingplichtige werd toegekend voor het vervullen van zijn verplichtingen in het binnenland.

Belastingplichtigen met inrichtingen in meer dan een lidstaat mogen verzoeken dat iedere inrichting onder het éénloketsysteem wordt geregistreerd voor de door haar verrichte leveringen van goederen en diensten in de lidstaten waar de belastingplichtige niet over een inrichting beschikt.

3. De belastingplichtige deelt de lidstaat van identificatie iedere wijziging van de overeenkomstig lid 1 verstrekte registratiegegevens mee. Deze mededeling gebeurt langs elektronische weg.

4. De belastingplichtige deelt de lidstaat van identificatie mee wanneer hij niet langer van het éénloketsysteem wil gebruikmaken of zijn activiteiten in die mate wijzigt dat hij er niet langer voor in aanmerking komt. Deze mededeling gebeurt langs elektronische weg.

5. De lidstaat van identificatie schrapt onmiddellijk iedere belastingplichtige die niet langer aan de voorwaarden van het éénloketsysteem voldoet, uit het identificatieregister.

Met name in de volgende gevallen sluit de lidstaat van identificatie belastingplichtigen uit van toepassing van het éénloketsysteem:

(a) de belastingplichtige deelt de lidstaat van identificatie mee dat hij niet langer goederen of diensten levert in een andere lidstaat dan die van identificatie;

(b) het kan anderszins worden aangenomen dat de belastbare activiteiten van de belastingplichtige zijn beëindigd;

(c) de belastingplichtige voldoet niet langer aan de voorwaarden om het systeem te mogen toepassen;

(d) de belastingplichtige voldoet bij voortduring niet aan de voorschriften die gelden ter zake van de toepassing van het systeem.

D. Identificatie

Een belastingplichtige die onder het éénloketsysteem is geregistreerd, mag uitsluitend in de lidstaat waar hij is gevestigd, geïdentificeerd zijn in de zin van artikel 22, lid 1, onder c).

E. Aangiften en lijsten van afnemers

1. De onder het éénloketsysteem geregistreerde belastingplichtige dient bij de lidstaat van identificatie voor ieder kalenderkwartaal een BTW-aangifte in waarin hij alle leveringen van goederen en diensten vermeldt ter zake waarvan hij tot voldoening van de BTW is gehouden in lidstaten waar hij niet de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd of over een vaste inrichting beschikt. Indien de belastingplichtige niet in de Gemeenschap is gevestigd, worden in de aangifte ook de leveringen van goederen en diensten in de lidstaat van identificatie vermeld.

De aangifte, die langs elektronische weg geschiedt, wordt uiterlijk 20 dagen na het verstrijken van de periode waarop zij betrekking heeft, ingediend.

2. In de in lid 1 bedoelde aangifte worden voor iedere lidstaat van verbruik waar een BTW-schuld is ontstaan, alle gegevens opgevoerd die nodig zijn om voor de desbetreffende aangifteperiode het bedrag van de verschuldigde en in mindering te brengen belasting vast te stellen.

3. De in lid 1 bedoelde aangifte luidt in euro’s. De lidstaten van verbruik die de euro niet hebben aangenomen, kunnen eisen dat het gedeelte van de aangifte met betrekking tot de leveringen van goederen en diensten op hun grondgebied in hun nationale munteenheid luidt.

4. Indien een belastingplichtige krachtens artikel 28 bis, lid 5, onder b), gegevens moet verstrekken overeenkomstig artikel 22, lid 6, onder b), is het nummer als bedoeld in artikel 22, lid 6, onder b, derde alinea, tweede streepje, gelijk aan het nummer als bedoeld in het eerste streepje van die alinea. De belastingplichtige geeft in de lijst van afnemers duidelijk op in welke lidstaat de verwerving heeft plaatsgevonden.

F. Betaling en teruggaaf

1. De belastingplichtige voldoet de BTW op het moment dat de BTW-aangifte wordt ingediend. De betaling gebeurt rechtstreeks op de bankrekening en in de munteenheid van iedere lidstaat van verbruik in kwestie.

2. Wanneer de in een bepaald kalenderkwartaal in mindering te brengen belasting groter is dan de verschuldigde belasting, kunnen de lidstaten hetzij het overschot doen overbrengen naar de volgende periode hetzij het overschot teruggeven overeenkomstig de door hen krachtens artikel 18, lid 4, vastgestelde regeling.

G. Specifieke bepalingen met betrekking tot niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen

De lidstaat van identificatie identificeert, in de zin van artikel 22, lid 1, onder c), een niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige op hetzelfde ogenblik als wanneer hij de in onderdeel C, punt 2, van dit artikel bedoelde maatregelen neemt.’

(5) Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

(a) De leden 2, 3 en 4 worden vervangen door:

‘2. De lidstaten mogen vrijstelling verlenen aan belastingplichtigen wier jaaromzet niet hoger ligt dan een drempelbedrag dat maximaal op 100 000 euro mag worden vastgesteld of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid tegen de omrekeningskoers van 1 juli 2006. Zij mogen een of meer drempelbedragen toepassen, die in ieder geval niet hoger mogen liggen dan 100 000 euro of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid op 1 juli 2006.

De lidstaten kunnen de door hen toegepaste drempelbedragen elk jaar herzien. Bij die jaarlijkse herziening mag het maximale drempelbedrag van 100 000 euro of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid op 1 juli 2006 alleen worden verhoogd om de reële waarde van deze drempelbedragen te handhaven.

De lidstaten die hebben gebruikgemaakt van de in artikel 14 van Richtlijn 67/228/EEG vastgestelde mogelijkheid om vrijstellingen of degressieve belastingverminderingen in te voeren, mogen deze alsmede de desbetreffende uitvoeringsbepalingen handhaven, indien zij in overeenstemming zijn met het BTW-stelsel.

3. De vrijstelling waarin lid 2 voorziet, geldt niet voor de volgende handelingen:

(a) incidenteel verrichte handelingen als bedoeld in artikel 4, lid 3;

(b) leveringen van nieuwe vervoermiddelen in overeenstemming met de in artikel 28 quater, A, genoemde voorwaarden;

(c) leveringen van goederen en diensten door een belastingplichtige die niet is gevestigd in de lidstaat waar de BTW is verschuldigd.

4. De omzet die als maatstaf dient voor de toepassing van de in lid 2 vastgestelde regeling, wordt gevormd door de volgende bedragen, BTW niet inbegrepen:

(a) het bedrag van de leveringen van goederen en diensten, voorzover deze belast zijn, met inbegrip van de handelingen die krachtens artikel 28, lid 2, zijn vrijgesteld met recht op aftrek van voorbelasting;

(b) het bedrag van de krachtens artikel 15 vrijgestelde handelingen;

(c) het bedrag van de handelingen met betrekking tot onroerende goederen, van financiële handelingen bedoeld in artikel 13, B, onder d), en van verzekeringsdiensten, tenzij die handelingen het karakter van bijkomstige handelingen bezitten.

De overdracht van lichamelijke of onlichamelijke investeringsgoederen van de onderneming wordt evenwel niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van de omzet.’

(b) De leden 8 en 9 worden geschrapt.

(6) Artikel 24 bis wordt geschrapt.

(7) Lid 2 van artikel 28 ter, B, wordt vervangen door:

‘Lid 1 is niet van toepassing op leveringen van goederen die worden verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat dan die van de leverancier, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a) de geleverde goederen zijn geen accijnsproducten;

(b) het totale bedrag van de leveringen, BTW niet inbegrepen, in eenzelfde kalenderjaar is niet hoger dan 150 000 euro of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid;

(c) het totale bedrag, BTW niet inbegrepen, van de leveringen van andere goederen dan accijnsproducten in het voorafgaande kalenderjaar is niet hoger dan 150 000 euro of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid.’

Artikel 2

1. De lidstaten dragen zorg voor vaststelling en bekendmaking uiterlijk op 30 juni 2006 van de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 juli 2006.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.