Artikelen bij COM(2005)261 - Belasting van personenauto’s

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2005)261 - Belasting van personenauto’s.
document COM(2005)261 NLEN
datum 5 juli 2005

Hoofdstuk I - ONDERWERP EN DEFINITIES

Artikel 1 - Onderwerp

In deze richtlijn worden de regels vastgesteld voor de berekening van de belastingen op personenauto’s op basis van hun CO2-uitstoot.

Voorts wordt voorzien in de afschaffing van de registratiebelasting en in een systeem voor de restitutie van betaalde registratiebelasting onder bepaalde omstandigheden.

Tot slot wordt een restitutiesysteem voor de jaarlijkse motorrijtuigenbelasting ingesteld.

Artikel 2 - Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder “personenauto” verstaan een voertuig van categorie M1, zoals omschreven in bijlage II, onder A, bij Richtlijn 70/156/EEG van de Raad .

Hoofdstuk II - JAARLIJKSE MOTORRIJTUIGENBELASTING

Afdeling 1 - Grondslag en differentiatie van de belasting


Artikel 3 - Algemene bepaling

1. Een lidstaat die een specifieke en periodieke belasting heft ter zake van het gebruik van een personenauto op zijn grondgebied, die dezelfde of soortgelijke kenmerken heeft als de in bijlage I genoemde belastingen (hierna “jaarlijkse motorrijtuigenbelasting” genoemd), berekent deze belasting naar rata van de gebruiksduur van deze auto op zijn grondgebied over een periode van twaalf maanden.

2. Alleen de lidstaat waar een personenauto is geregistreerd, mag een jaarlijkse motorrijtuigenbelasting op dit voertuig heffen.

3. Met het oog op de heffing van de jaarlijkse motorrijtuigenbelasting wordt de lidstaat van registratie geacht de lidstaat te zijn waar het gebruik van de auto een permanent karakter heeft, hetzij omdat de eigenaar er zijn gewone verblijfplaats heeft in de zin van artikel 6 van Richtlijn 83/183/EEG van de Raad, hetzij omdat de auto er meer dan 185 dagen wordt gebruikt in een periode van twaalf maanden.

Artikel 4 - Differentiatie volgens CO 2 - uitstoot

Bij de berekening van het bedrag van de jaarlijkse motorrijtuigenbelasting wordt de belasting gedifferentieerd volgens het aantal gram CO 2 dat een personenauto per kilometer uitstoot.

Artikel 5 - Minimale opbrengst uit de gedifferentieerde belasting

1. Tegen 31 december 2008 moet ten minste 25% van de totale opbrengsten van de jaarlijkse motorrijtuigenbelasting door de CO 2-parameter van deze belasting worden gegeneerd.

2. Tegen 31 december 2010 moet ten minste 50% van de totale opbrengsten van de jaarlijkse motorrijtuigenbelasting door de CO2-parameter van deze belasting worden gegenereerd.

Afdeling 2 - Restitutiesysteem


Artikel 6 - Restitutie van jaarlijkse motorrijtuigenbelasting

De jaarlijkse motorrijtuigenbelasting die in de lidstaat van registratie is betaald voor een personenauto die vervolgens buiten het grondgebied van de Gemeenschap wordt uitgevoerd of naar het grondgebied van een andere lidstaat wordt overgebracht om daar permanent te worden gebruikt in de zin van artikel 3, lid 3, wordt door de lidstaat van registratie terugbetaald ten belope van het resterende belastingbedrag, dat wordt berekend overeenkomstig artikel 3, lid 1.

Hoofdstuk III - AFSCHAFFING VAN REGISTRATIEBELASTING Verbod op instelling

Artikel 7

Met ingang van […] mogen de lidstaten geen enkele belasting meer instellen die betrekking heeft op de registratie van personenauto’s waarbij deze tot de openbare weg worden toegelaten, en die dezelfde of soortgelijke kenmerken heeft als de in bijlage II genoemde belastingen (hierna “registratiebelasting” genoemd).

Artikel 8 - Verbod op handhaving

Met ingang van 1 januari 2016 mogen de lidstaten niet langer een registratiebelasting heffen.

Hoofdstuk IV - RESTITUTIESYSTEEM VOOR DE REGISTRATIEBELASTING

Artikel 9 - Algemene bepaling

De registratiebelasting die in een lidstaat is betaald voor een personenauto die vervolgens buiten het grondgebied van de Gemeenschap wordt uitgevoerd of naar het grondgebied van een andere lidstaat wordt overgebracht om daar permanent te worden gebruikt in de zin van artikel 3, lid 3, wordt door eerstgenoemde lidstaat terugbetaald ten belope van het resterende belastingbedrag, dat wordt berekend overeenkomstig artikel 10, lid 1.

Artikel 10 - Berekening van de resterende registratiebelasting

1. De overeenkomstig artikel 9 voor een personenauto te restitueren registratiebelasting hangt rechtstreeks samen met de restwaarde van die auto en is gelijk aan het resterende bedrag aan registratiebelasting dat in deze restwaarde besloten ligt.

2. Voor de vaststelling van de restwaarde van een personenauto met het oog op de toepassing van lid 1 mogen de lidstaten verschillende methoden hanteren, zoals taxaties, expertises of het gebruik van een vaste afschrijvingstabel.

3. De lidstaten mogen de te gebruiken tabel bij wettelijke of bestuursrechtelijke maatregel vaststellen, mits de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a) de tabel wordt vastgesteld op basis van algemene en objectieve criteria, die worden vastgelegd;

b) de tabel wordt ter kennis van het publiek gebracht;

c) auto-eigenaren kunnen het door een lidstaat genomen besluit in toepassing van de tabel bij een onafhankelijke instantie betwisten.

Hoofdstuk V - TIJDELIJKE BEPALINGEN

Artikel 11 - Algemene bepaling

Wanneer een personenauto definitief wordt overgebracht in de zin van artikel 3, lid 3, naar het grondgebied van een lidstaat die zijn registratiebelasting heeft gehandhaafd, berekent deze lidstaat de registratiebelasting overeenkomstig artikel 12.

Artikel 12 - Berekening van registratiebelasting

1. Tot 31 december 2015 wordt het te innen bedrag aan registratiebelasting berekend op basis van de dan geldende waarde van een soortgelijke nieuwe personenauto, waarbij rekening wordt gehouden met de werkelijke waardevermindering van de betrokken personenauto.

2. Voor de toepassing van lid 1 worden onder meer het merk, het model, de kilometerstand, het type aandrijving en de technische staat van het voertuig in aanmerking genomen.

3. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder “nieuwe personenauto” verstaan iedere personenauto die voordien uitsluitend met het oog op de wederverkoop of levering ervan is verkocht en derhalve nog nooit tot de weg is toegelaten.

4. Voor de berekening van de registratiebelasting is het bepaalde in artikel 10, leden 2 en 3, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13 - Registratiebelasting

Tot 31 december 2015 wordt de registratiebelasting, voorzover zij werd gehandhaafd, gedifferentieerd volgens het aantal gram CO2 dat een personenauto per kilometer uitstoot.

Artikel 14 - Minimale opbrengst uit de gedifferentieerde belasting

1. Tegen 31 december 2008 moet ten minste 25% van de totale opbrengsten van de registratiebelasting door de CO 2-parameter van deze belasting worden gegenereerd.

2. Tegen 31 december 2010 moet ten minste 50% van de totale opbrengsten van de registratiebelasting door de CO2-parameter van deze belasting worden gegenereerd.

Hoofdstuk VI - SLOTBEPALINGEN

Artikel 15 - Mededelingen

De lidstaten delen de Commissie de grondslag en de hoogte van de registratiebelasting en de jaarlijkse motorrijtuigenbelasting mee die van toepassing zijn op 1 januari van elk jaar, alsook na iedere wijziging in de nationale wetgeving.

Artikel 16 - Verslagen

Uiterlijk op 1 januari 2011 en vervolgens om de vijf jaar brengt de Commissie, na raadpleging van de lidstaten, bij de Raad en het Europees Parlement verslag uit over de toepassing van deze richtlijn.

Artikel 17 - Omzetting

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2006 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 18 - Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 19 - Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.