Artikelen bij COM(2003)828 - Instelling van het Gemeenschapsoctrooigerecht en beroepen bij het Gerecht van eerste aanleg

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Hoofdstuk I - Het Gemeenschapsoctrooigerecht

Artikel 1 - Instelling

Aan het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen wordt een rechterlijke kamer toegevoegd, 'Gemeenschapsoctrooigerecht' genoemd.

Het gemeenschapsoctrooigerecht heeft zijn zetel bij het Gerecht van eerste aanleg.

Artikel 2 - Toepassing van de bepalingen van het Verdrag

Behoudens bepalingen van dit hoofdstuk zijn de artikelen 241, 243, 244 en 256 van het Verdrag op het Gemeenschapsoctrooigerecht van toepassing.

Artikel 3 - Bepalingen in het statuut over rechterlijke kamers

De volgende Titel VI wordt aan het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie toegevoegd:

"Titel VI

RECHTERLIJKE KAMERS

Artikel 65

De bepalingen over de bevoegdheden, de samenstelling en de organisatie van ingevolge artikel 225 A van het Verdrag ingestelde rechterlijke kamers alsmede de procesvoering voor deze kamers zijn opgenomen in de bijlagen bij dit statuut."

Artikel 4 - Bijlage bij het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie

De volgende bijlage [II] wordt aan het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie toegevoegd:


"Bijlage [II]

Het Gemeenschapsoctrooigerecht

Artikel 1

Het Gemeenschapsoctrooigerecht is bij uitsluiting bevoegd, in eerste aanleg uitspraak te doen in geschillen betreffende de toepassing van Verordening (EG) nr. .../... van ... [betreffende het Gemeenschapsoctrooi] en Verordening (EG) nr. .../... van ... [betreffende het communautaire aanvullende beschermingscertificaat], voorzover het Hof van Justitie ingevolge artikel 229 A van het EG-Verdrag bevoegd is verklaard.

Artikel 2

Het Gemeenschapsoctrooigerecht bestaat uit zeven rechters die voor zes jaar worden benoemd. Om de drie jaar vindt een gedeeltelijke vervanging plaats, die beurtelings betrekking heeft op vier en drie rachters. De aftredende rechters zijn herbenoembaar.

De rechters worden gekozen uit de door de lidstaten voorgedragen kandidaten, die een aangetoond hoog niveau van juridische deskundigheid op het gebied van het octrooirecht bezitten. Zij worden door de Raad op grond van hun deskundigheid benoemd na raadpleging van een overeenkomstig artikel 3 in te stellen comité.

Artikel 3

Een hiertoe ingesteld raadgevend comité geeft, voordat de Raad tot benoeming besluit, een advies over de geschiktheid van het profiel van de kandidaten voor het ambt van rechter in het Gemeenschapsoctrooigerecht. Het kan zijn advies vergezeld doen gaan van een lijst van de kandidaten die het meest geschikte hoge niveau van juridische ervaring bezitten. Deze lijst bevat twee keer zoveel kandidaten als er rechters door de Raad moeten worden benoemd.

Het raadgevend comité bestaat uit zeven leden, die worden gekozen uit vroegere leden van het Hof van Justitie, het Gerecht van eerste aanleg, het Gemeenschapsoctrooigerecht of uit juristen met erkende bekwaamheid. De benoeming van de leden van het raadgevend comité en de vaststelling van zijn huishoudelijk reglement geschieden met gekwalificeerde meerderheid door de Raad op voorstel van de president van het Hof van Justitie.

Artikel 4

De rechters kiezen uit hun midden voor drie jaar de president van het Gemeenschapsoctrooigerecht. Hij is herkiesbaar.

Artikel 5

De artikelen 2 tot en met 7 en 13, 14 en 15, artikel 17, eerste, tweede en vijfde alinea, en artikel 18 van het statuut zijn op het Gemeenschapsoctrooigerecht en op zijn leden van toepassing.

De in artikel 2 van het statuut bedoelde eed wordt afgelegd voor het Hof van Justitie en de in de artikelen 3, 4 en 6 van het statuut bedoelde beslissingen worden door het Hof genomen, het Gerecht van eerste aanleg en het Gemeenschapsoctrooigerecht gehoord.

Artikel 6

Het Gemeenschapsoctrooigerecht benoemt zijn griffier en bepaalt diens positie. Artikel 3, vierde alinea, en de artikelen 10, 11 en 14 van het statuut zijn op de griffier van het Gemeenschapsoctrooigerecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7

Bij de behandeling van de zaak worden de rechters bijgestaan door technische deskundigen als toegevoegd rapporteur. Artikel 3, vierde alinea, en artikel 13 van het statuut zijn van toepassing.

De toegevoegde rapporteurs moeten een zeer grote deskundigheid op het desbetreffende technische gebied bezitten. Op voorstel van het Hof van Justitie worden zij voor zes jaar benoemd. Aftredende toegevoegde rapporteurs zijn herbenoembaar.

De toegevoegde rapporteurs moeten onder de in het het reglement voor de procesvoering neergelegde voorwaarden deelnemen aan de voorbereiding en de behandeling van de zaken en aan de beraadslagingen. Zij hebben het recht de partijen vragen te stellen. Zij hebben geen stemrecht.

Artikel 8

Het Gemeenschapsoctrooigerecht houdt zitting in kamers bestaande uit drie rechters.

In bepaalde door het reglement voor de procesvoering te bepalen zaken kan het Gemeenschapsoctrooigerecht in een uitgebreide samenstelling zitting houden of uit een rechter bestaan. Het reglement van de procesvoering bevat bepalingen over het quorum.

De president van het Gemeenschapsoctrooigerecht is president van een van de kamers bestaande uit drie rechters. Bovendien is hij president van het Gemeenschapsoctrooigerecht in uitgebreide samenstelling. De rechters kiezen uit hun midden voor drie jaar de presidenten van de andere kamers. Zij zijn herkiesbaar.

De samenstelling van de kamers en toewijzing van zaken aan de kamers worden geregeld in het reglement voor de procesvoering.

Artikel 9

De president van het Hof van Justitie of, in voorkomend geval, de president van het Gerecht van eerste aanleg bepaalt, in onderlinge overeenstemming met de president van het Gemeenschapsoctrooigerecht, de wijze waarop ambtenaren en andere personeelsleden van het Hof van Justitie of van het Gerecht van eerste aanleg, in het belang van de dienst hun diensten aan het Gemeenschapsoctrooigerecht verlenen. Bepaalde ambtenaren of andere personeelsleden ressorteren onder de griffier van het Gemeenschapsoctrooigerecht, onder het gezag van de president van het Gemeenschapsoctrooigerecht.

Artikel 10

Op de procedure voor het Gemeenschapsoctrooigerecht is titel III van het statuut van toepassing, met uitzondering van artikel 21, tweede alinea, de artikelen 22 en 23, artikel 40, eerste en derde alinea, en de artikelen 42 en 43, en behoudens de artikelen 11 tot en met 25 van deze bijlage.

De procedure voor het Gemeenschapsoctrooigerecht wordt, voor zover nodig, gepreciseerd en aangevuld door zijn reglement voor de procesvoering. Het reglement voor de procesvoering kan afwijken van artikel 40 van het statuut wanneer dat wegens de bijzonderheden van de geschillen op het gebied van Gemeenschapsoctrooien noodzakelijk is.

Artikel 11

De in artikel 19 van het statuut bedoelde advocaat kan worden bijgestaan door een Europees octrooigemachtigde die is ingeschreven op de door het Europees Octrooibureau met het oog op de juridische vertegenwoordiging voor het bureau aangehouden lijst en die onderdaan is van een lidstaat of van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte.

De Europees octrooigemachtigde heeft spreekrecht ter terechtzitting onder de voorwaarden die in het reglement voor de procesvoering zijn neergelegd.

Artikel 19, vijfde en zesde alinea, van het statuut zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

In afwijking van artikel 20, vierde, vijfde en zesde alinea, van het statuut gelden de volgende bepalingen:

De mondelinge behandeling omvat de presentatie van de belangrijkste kenmerken van de zaak door de rechter-rapporteur, het horen van de partijen door het Gemeenschapsoctrooigerecht en het onderzoek van het bewijsmateriaal.

Het Gemeenschapsoctrooigerecht kan overeenkomstig het reglement voor de procesvoering, de partijen gehoord, afzien van de mondelinge behandeling.

Het reglement voor de procesvoering kan bepalen dat de procedure geheel of gedeeltelijk langs elektronische weg kan geschieden en onder welke voorwaarden dit mogelijk is.

Artikel 13

In afwijking van artikel 24, eerste alinea, eerste volzin, van het statuut gelden de volgende bepalingen:

Ingeval een partij redelijkerwijs beschikbaar bewijsmateriaal heeft overgelegd dat voldoende is om haar vorderingen te ondersteunen en zij tot staving van haar vorderingen van belang zijnd bewijsmateriaal heeft genoemd dat zich in de macht van de wederpartij bevindt, kan het Gemeenschapsoctrooigerecht overlegging van dit bewijsmateriaal door de wederpartij gelasten, onder voorbehoud dat de bescherming van vertrouwelijke informatie wordt gewaarborgd.

Artikel 14

Het Gemeenschapsoctrooigerecht kan de nodige voorlopige maatregelen gelasten ongeacht of de procedure ten gronde reeds bij hem aanhangig is gemaakt.

Wanneer reeds voordat een procedure ten gronde is ingesteld, een aantoonbaar gevaar bestaat dat bewijsmateriaal wordt vernietigd, kan het Gemeenschapsoctrooigerecht in geval van een inbreuk of dreigende inbreuk op een gemeenschapsoctrooi toestemming verlenen voor, op elke plaats, hetzij de gedetailleerde beschrijving, met of zonder het nemen van monsters, hetzij de werkelijke inbeslagneming van de litigieuze goederen en van, in daartoe passende gevallen, de desbetreffende documenten.

In de gevallen waarin voorlopige maatregelen of maatregelen ter bescherming van bewijsmateriaal zijn herroepen, gelast het Gemeenschapsoctrooigerecht de verzoeker aan de verweerder, op verzoek van deze laatste, een passende vergoeding voor de door deze maatregelen veroorzaakte schade te verlenen.

Artikel 15

Artikel 39 van het statuut betreffende speciale beschikkingen in een summiere procedure is ook van toepassing op maatregelen ter bescherming van bewijsmateriaal. Het reglement voor de procesvoering bepaalt wie bevoegd is de beschikkingen te geven.

Artikel 16

Onverminderd artikel 41 van het statuut is een bij verstek gewezen arrest mogelijk tegen de partij die, ofschoon regelmatig in het geding geroepen, bij de mondelinge behandeling niet verschijnt.

Artikel 17

In afwijking van artikel 44, eerste alinea, van het statuut geldt de volgende bepaling:

"Een verzoek tot herziening van een arrest mag bij uitzondering bij het Gemeenschapsoctrooigerecht worden ingediend wanneer een feit wordt ontdekt dat van beslissende invloed zou zijn geweest en dat toen het arrest werd gewezen, de partij die om herziening verzoekt, onbekend was, doch alleen op grond van een fundamentele procedurefout of van een handeling die door een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing als strafrechtelijke inbreuk is aangemerkt."

Artikel 18

De partijen kunnen op elk tijdstip tijdens de procedure hun zaak door een bij een beslissing van het Gemeenschapsoctrooigerecht bevestigde schikking beëindigen. De schikking kan de geldigheid van een Gemeenschapsoctrooi niet aantasten.

Artikel 19

Artikel 54, eerste en tweede alinea, van het statuut is van overeenkomstige toepassing op het Gemeenschapsoctrooigerecht.

Artikel 20

Wanneer bij het Hof van Justitie een zaak aanhangig wordt gemaakt die dezelfde vraag van uitlegging betreft of wanneer bij het Gerecht van eerste aanleg een zaak aanhangig wordt gemaakt waarin de geldigheid van hetzelfde Gemeenschapsoctrooi in geding is, kan het Gemeenschapsoctrooigerecht, de partijen gehoord, de behandeling van de bij hem aanhangige zaak schorsen, totdat het Hof van Justitie of het Gerecht van eerste aanleg arrest heeft gewezen.

Wanneer bij het Europees Octrooibureau verzet wordt ingesteld tegen de verlening van een Europees octrooi waarbij de Gemeenschap is aangewezen, kan het Gemeenschapsoctrooigerecht, wanneer bij hem een vordering tot nietigverklaring aanhangig is, de partijen gehoord, de behandeling schorsen totdat een eindbeslissing over het verzet is gegeven.

Artikel 21

Artikel 55 van het statuut is van toepassing, onder voorbehoud dat aan de lidstaten en de instellingen van de Gemeenschap die geen partij bij de zaak zijn en ook niet in de zaak zijn tussengekomen, alleen de eindbeslissing van het Gemeenschapsoctrooigerecht ontvangen.

Artikel 22

Eindbeslissingen van het Gemeenschapsoctrooigerecht vormen een executoriale titel wanneer geen beroep meer mogelijk is. Het beroep heeft schorsende werking. Het Gemeenschapsoctrooigerecht kan haar beslissingen echter direct uitvoerbaar verklaren en aan de tenuitvoerlegging eventueel de voorwaarde verbinden dat zekerheid wordt gesteld.

De formule van tenuitvoerlegging wordt door het Gemeenschapsoctrooigerecht aangebracht. Beslissingen zijn ook direct uitvoerbaar tegen lidstaten.

Het Gemeenschapsoctrooigerecht kan een dwangsom opleggen in geval van niet-nakoming van zijn beslissingen of beschikkingen die een verplichting tot handelen of tot nalaten inhouden. De dwangsom kan bestaan uit een eenmalige of een periodieke boete. De boete moet evenredig zijn aan het belang van de zaak en mag een bedrag van EUR 50 000 niet overschrijden.

Artikel 23

Voor gedingen voor het Gemeenschapsoctrooigerecht worden passende proceskosten in rekening gebracht.

De Raad stelt met gekwalificeerde meerderheid, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en het Hof van Justitie, dan wel op verzoek van het Hof van Justitie en na raadpleging van het Europees Parlement en de Commissie, een tarief vast.

De proceskosten moeten vooraf worden betaald. Een partij die de voorgeschreven proceskosten niet heeft betaald, kan van verdere deelname aan de procedure worden uitgesloten.

Artikel 24

Het Gemeenschapsoctrooigerecht kan terechtzittingen houden in een andere lidstaat dan die waar het is gevestigd.

Artikel 25

De procedures voor het Gemeenschapsoctrooigerecht worden gevoerd in de officiële EU-taal van de lidstaat waar de verweerder zijn woonplaats heeft, dan wel, wanneer een lidstaat twee of meer officiële EU-talen heeft, naar keuze van de verweerder in een van deze talen. Wanneer de verweerder zijn woonplaats niet in een lidstaat heeft, wordt het geding voor het Gemeenschapsoctrooigerecht gevoerd in de officiële EU-taal waarin het Gemeenschapsoctrooi is verleend.

Op verzoek van de partijen kan met instemming van het Gemeenschapsoctrooigerecht iedere officiële EU-taal als procestaal worden gekozen.

In overeenstemming met het reglement voor de procesvoering kan het Gemeenschapsoctrooigerecht de partijen in persoon, de getuigen en de deskundigen horen in een andere taal dan de procestaal. De griffier laat in dat geval alles wat gedurende de mondelinge behandeling wordt gezegd, vertalen in de procestaal en op verzoek van een partij in de taal die door die partij in overeenstemming met het reglement voor de procesvoering wordt gebruikt.

Het Gemeenschapsoctrooigerecht kan in overeenstemming met het reglement voor de procesvoering de overlegging van in een andere taal dan de procestaal gestelde begeleidende documenten toestaan. Het kan de betrokken partij op elk tijdstip gelasten een vertaling van dergelijke documenten in de procestaal te verschaffen.

Artikel 26

Tegen een eindbeslissing van het Gemeenschapsoctrooigerecht kan binnen twee maanden, te rekenen vanaf de betekening van de bestreden beslissing, bij het Gerecht van eerste aanleg beroep, hogere voorziening daaronder begrepen, worden ingesteld.

Tegen een beslissing van het Gemeenschapsoctrooigerecht uit hoofde van artikel 243 of artikel 256, vierde alinea, van het Verdrag, dan wel van artikel 14, tweede alinea, van deze bijlage kan uiterlijk binnen twee maanden, te rekenen vanaf de betekening van die beslissing, bij het Gerecht van eerste aanleg hogere voorziening worden ingesteld. Indien de beschikking evenwel is gegeven zonder dat eerst de in het ongelijk gestelde partij is gehoord, kan deze verzet instellen bij het Gemeenschapsoctrooigerecht, tegen welks beslissing hogere voorziening bij het Gerecht van eerste aanleg openstaat.

Tegen een beslissing van het Gemeenschapsoctrooigerecht om een verzoek tot tussenkomst af te wijzen, staat binnen twee weken, te rekenen vanaf de betekening ervan, bij het Gerecht van eerste aanleg hogere voorziening open.

In het reglement voor de procesvoering kan worden bepaald in welke situaties en onder welke voorwaarden hogere voorziening openstaat tegen procedurele beslissingen die het Gemeenschapsoctrooigerecht in de loop van de procedure neemt.

Beroep of hogere voorziening uit hoofde van de eerste tot en met vierde alinea, staat open voor iedere partij die geheel of gedeeltelijk in het ongelijk is gesteld. Van de in de tweede en derde alinea bedoelde hogere voorziening wordt kennis genomen en er wordt over beslist volgens de in artikel 39 van het statuut bedoelde procedure.

Artikel 27

Hogere voorziening of een beroep kan op respectievelijk rechtsvragen en feitelijke gronden zijn gebaseerd.

Hogere voorziening betreffende rechtsvragen moet gegrond zijn op middelen ontleend aan onbevoegdheid van het Gemeenschapsoctrooigerecht, onregelmatigheden in de procedure voor deze kamer waardoor de belangen van de verzoeker afbreuk is gedaan, dan wel schending van het Gemeenschapsrecht door het Gemeenschapsoctrooigerecht.

Een beroep betreffende de feiten moet strekken tot herbeoordeling van de feiten en het bewijsmateriaal die aan het Gemeenschapsoctrooigerecht zijn voorgelegd. Nieuwe feiten en nieuw bewijs kunnen alleen worden aangevoerd indien indiening ervan gedurende de procedure in eerste aanleg redelijkerwijs niet van de betrokken partij had kunnen worden verwacht.

Een hogere voorziening kan niet uitsluitend betrekking hebben op de verwijzing in of het bedrag van de proceskosten.

Artikel 28

In geval van gegrondheid van het beroep of van de hogere voorziening verklaart het Gerecht van eerste aanleg de beslissing van het Gemeenschapsoctrooigerecht nietig en doet het de zaak zelf af. Het Gerecht van eerste aanleg kan in uitzonderlijke omstandigheden en in overeenstemming met het reglement voor de procesvoering de zaak voor afdoening verwijzen naar het Gemeenschapsoctrooigerecht.

Indien de zaak wordt terug verwezen, is het Gemeenschapsoctrooigerecht gebonden aan de beslissing van het Gerecht van eerste aanleg over de rechtsvragen.

Artikel 29

Het reglement voor de procesvoering van het Gemeenschapsoctrooigerecht bevat alle bepalingen die nodig zijn om deze bijlage toe te passen en zo nodig aan te vullen."

Hoofdstuk II - Beroepsprocedure bij het Gerecht van eerste aanleg

Artikel 5 - Aantal rechters van het Gerecht van eerste aanleg

Artikel 48 van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie komt als volgt te luiden:

"Artikel 48

Het Gerecht bestaat uit 18 rechters."

Artikel 6 - Beroepsprocedure op het gebied van het Gemeenschapsoctrooi

Het volgende artikel 61 bis wordt in het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie ingevoegd:

"Artikel 61bis

Een gespecialiseerde octrooikamer van het Gerecht van eerste aanleg met drie rechters neemt kennis van beroepen, hogere voorziening daaronder begrepen, tegen beslissingen van het Gemeenschapsoctrooigerecht.

Onverminderd artikel 17, vijfde alinea, en artikel 50 worden de rechters van de beroepskamer voor octrooizaken gekozen uit kandidaten die een aangetoond hoog niveau van juridische deskundigheid op het gebied van het octrooirecht bezitten. Zij worden benoemd op grond van hun deskundigheid.

Artikel 7 en de artikelen 10 tot en met 23 van bijlage [II] bij het statuut zijn van overeenkomstige toepassing op de beroepsprocedure bij de octrooikamer van het Gerecht van eerste aanleg. De lidstaten en de Instellingen van de Europese Gemeenschap hebben het recht zich in overeenstemming met artikel 40, eerste alinea, in het geding te voegen.

De procestaal in beroepszaken is de taal waarin de zaak voor het Gemeenschapsoctrooigerecht is behandeld. De in artikel 25, tweede, derde en vierde alinea, van bijlage [II] bij het statuut zijn van toepassing."

Hoofdstuk III - Slotbepalingen

Artikel 7 - Overgangsbepalingen

De eerste president wordt op dezelfde wijze als de leden van het Gemeenschapsoctrooigerecht voor drie jaar benoemd. De Raad kan evenwel besluiten dat de procedure van artikel 4 van bijlage [II] bij het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie van toepassing is.

Onmiddellijk nadat alle leden van het Gemeenschapsoctrooigerecht de eed hebben afgelegd, gaat de voorzitter van de Raad over tot aanwijzing, bij loting, van de rechters wier ambtstermijn aan het einde van de eerste periode van drie jaar afloopt.

Artikel 8 - Inwerkingtreding

Na de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie treedt dit besluit, in werking op de dag volgende op de kennisgeving door de laatste lidstaat van zijn aanvaarding van de ingevolge artikel 229 A van het EG-Verdrag vastgestelde bepalingen van Besluit 2003/.../... houdende toekenning aan het Hof van Justitie van de bevoegdheid uitspraak te doen in geschillen betreffende het Gemeenschapsoctrooi.

Artikel 1 van bijlage [II] bij het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie is van toepassing op de dag van inwerkingtreding van Besluit 2003/.../... houdende toekenning aan het Hof van Justitie van de bevoegdheid uitspraak te doen in geschillen betreffende het Gemeenschapsoctrooi.